02.09.2013 Views

CLAIRLIEU - Canons Regular Blog

CLAIRLIEU - Canons Regular Blog

CLAIRLIEU - Canons Regular Blog

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

1<br />

Dr. P. VAN DEN<br />

<strong>CLAIRLIEU</strong><br />

A, DEBLON, Les < ^roisiers i<br />

). SCHJiERDBS, t<br />

Diest<br />

TIJDSCHRIFT GEWIJD A AN DE<br />

GESCHIKDENIS DER KRUISHEREN-<br />

BOSCH , Dc • ,;<br />

>e Famili<br />

DRIEENDERTIGSTE<br />

19 7 5<br />

.j A A R G A<br />

LIGHT LAND — DIE<br />

I<br />

i Schantier<br />

p. 31


<strong>CLAIRLIEU</strong><br />

TIJDSCHRIFT GEWIJD AAN DE<br />

GESCHIEDENIS DER KRUISHEREN<br />

DRIEENDERTIGSTE<br />

1975<br />

JAARGANG<br />

LICHTLAND — DIEST


DE PRIORIJ SINT HELENA<br />

TE SCHARMER, 1489-1596<br />

Tot op heden weten we zeer weinig over het Kruisherenklooster,<br />

dat eens in het dorp Scharmer in de Nederlandse provincie Gronin-<br />

gen gevestigd was en over de Kruisheren, die daar geleefd en<br />

gewerkt hebben. De oorzaak hiervan is, dat van dit klooster slechts<br />

enkele historische bescheiden bewaard gebleven zijn. Juist omdat<br />

er van dit klooster zelf zo weinig documenten beschikbaar zijn,<br />

hebben we een andere weg gekozen om onze kennis aangaande dit<br />

klooster aan te vullen. We zijn gaan zoeken in de archieven van<br />

bestuurs- en gerechtelijke instanties, die vroeger in de provincie<br />

Groningen bestonden, o.a. die van de Stad en Landen, van de<br />

Ommelanden, van de Hoge Justitiekamer en andere gewestelijke<br />

rechterlijke instellingen van de Zijlvestenijen en dijkrechten en<br />

zelfs ook in de huisarchieven van bekende families zoals de families<br />

Ewsum en Farmsum. Het resultaat van dit onderzoek was van die<br />

aard, dat we nu van alles iets weten, maar van alles toch te weinig<br />

om een gedegen en verantwoorde geschiedenis van het Kruisheren<br />

klooster te Scharmer te schrijven. Het onderzoek heeft echter toch<br />

weer zoveel opgeleverd, dat het ons nuttig leek hiervan mededeling<br />

te doen. We menen, dat we, nu we wat meer gegevens over het<br />

klooster te Scharmer hebben, in staat zijn ons enigszins een beeld<br />

van het doen en laten van de Kruisheren te vormen, die zo ver<br />

verwijderd van alle andere Ordeshuizen leefden.<br />

DE STICHTING<br />

Tijdens de vergadering van het Generale Kapittel der Kruis<br />

heren te Hoei in het jaar 1470 droegen de prior-generaal en zijn


4 DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596<br />

vier definitoren aan de prioren van de Kruisherenkloosters te<br />

Bentlage en Ter Apel, respectievelijk Everhardus van Orsoy en<br />

Henricus van den Berghe, op een zorgvuldig onderzoek in te<br />

stellen naar de ligging van de kerk en de huizen in het dorp<br />

Scharmer, die door Johannes Tynkar de Post aan de orde der<br />

Kruisheren aangeboden waren om daar een nieuw klooster te<br />

kunnen stichten. Indien deze prioren het aanbod van Johannes<br />

Tynkar de Post gunstig beoordeelden, m.a.w. als zij konden vast-<br />

stellen dat in Scharmer de nodige voorwaarden voor een klooster-<br />

stichting aanwezig waren, mochten zij de aangeboden kerk en<br />

huizen voor de orde aanvaarden en konden zij zelfs verdere maat-<br />

regelen nemen, namelijk een prior of rector voor de nieuwe stich-<br />

ting benoemen en tegelijkertijd enige Kruisheren uit hun eigen<br />

kloosters daarheen verplaatsen1.<br />

Uit de opdracht van het bestuur van de orde aan de prioren van<br />

Bentlage en Ter Apel blijkt, dat het initiatief om een Kruisheren-<br />

klooster te Scharmer te stichten uitgegaan was van Johannes<br />

Tynkar de Post en dat deze zich tot de Kruisheren gewend had;<br />

dat het derhalve niet de Kruisheren waren, die in Scharmer een<br />

nieuwe nederzetting zochten.<br />

Johannes Tynkar de Post zal de Kruisheren van Ter Apel<br />

hebben leren kennen. Ter Apel lag niet zo ver van Scharmer af.<br />

De Kruisheren hadden zich daar sinds 1466 gevestigd en er een<br />

klooster gebouwd2.<br />

De prioren van Bentlage en Ter Apel zullen zeker hun opdracht<br />

goed vervuld hebben. Tot een kloosterstichting zijn ze toen echter<br />

niet overgegaan. Pas achttien jaar later, in 1488, kwam het<br />

Generate Kapittel der Kruisheren terug op de aanbiedingen van<br />

Johannes Tynkar de Post. In dat jaar vertrouwde het Generale<br />

Kapittel aan de prior van Ter Apel en aan zijn medebroeders toe,<br />

de plaats in de buurt van Groningen (uit het vervolg blijkt dat het<br />

dorp Scharmer bedoeld is), aan de orde aangeboden door de voort-<br />

varende heer Johannes Renghers, miles capitaneus in Scharmer, te<br />

aanvaarden, mits alle voorwaarden vervuld en met het vereiste<br />

1 A. van de Pasch, Definities der generale kapittels van de Orde van het<br />

H. Kruis 1410-1786, Brussel 1969, p. 135-136 (afgekort: Def.)<br />

2 A. T. Schuitema Meijer, Het klooster Ter Apel, Groningen 1966.


DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596 5<br />

zegel bekrachtigd werden8. In die tijd was Jacob van Winckel<br />

prior van Ter Apel.<br />

Tijdens hetzelfde Generate Kapittel waren de kapittelvaders<br />

bereid op twee andere aanbiedingen voor een kloosterstichting in<br />

te gaan, maar bij geen van de twee aanbiedingen werden dergelijke<br />

voorwaarden als bovengenoemde gesteld.<br />

In het jaar 1487 resigneerde een zekere Johannes Strieker als<br />

pastoor van Scharmer4. Het is mogelijk, dat deze pastoor eerst<br />

niet wilde aftreden en derhalve een sta-in-de-weg voor de klooster<br />

stichting in Scharmer was. Johannes Renghers wilde immers te<br />

Scharmer onder meer ook de parochie en de parochiekerk aan de<br />

Kruisheren overdragen, zoals blijkt uit de akte van 1489, waarin<br />

hij tenslotte zijn aanbod aan de Kruisheren schriftelijk vastlegde5.<br />

Hoewel in de besluiten van het Generale Kapittel in het jaar<br />

1470 sprake is van Johannes Tynkar de Post, in die van het jaar<br />

1488 van Johannes Renghers en in de akte van het jaar 1489 van<br />

Johannes Renghers van den Post moet hier toch een en dezelfde<br />

persoon bedoeld zijn, namelijk Johannes Renghers tot Scharmer en<br />

Dijksterhuis.<br />

Hij was de zoon, van Ditmar Renghers van Oldenhuis en Post,<br />

hoveling te Den Post, Scharmer, Helium, Schildwolde en Iddeburen.<br />

Hissa Ackinga van Woltersum was zijn moeder. Zijn vader<br />

was van 1420 tot 1430 burgemeester van de stad Groningen en<br />

werd in 1431 ook nog genoemd als proost van Farmsum6. Vooral<br />

uit die laatste functie : proost van Farmsum blijkt, dat Ditmar<br />

Renghers een machtig man is geweest.<br />

Om de invloed van de familie Renghers ten Post in het vroegere<br />

Groningen en de wereld, waarin de Kruisheren terecht kwamen,<br />

te doorgronden en te onderkennen, is het nodig, dat we van de<br />

wereldlijke en kerkelijke verhoudingen in Groningen gedurende<br />

de vijftiende en zestiende eeuw op de hoogte zijn.<br />

De huidige provincie Groningen vormde vroeger allerminst een<br />

eenheid. Behalve de stad Groningen waren er vijf gouwen, ook<br />

s Def., p. 178.<br />

4 M. Schoengen, Monasticum Batavum, Amsterdam 1941-1942, dl. II, p. 168.<br />

5 C. R. Hermans, Annales canonicorum regular/urn S. Augustini ordinis Sanctae<br />

Crudes, Silvaeducis 1858, p. 425-428 (afgekort: Annales) ; H. O. Feith, Register<br />

van het archief van Groningen, Groningen 1853-1858, dl. I, p. 236.<br />

6 Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek, dl. Ill, kol. 1070.


6 DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596<br />

wel de vijf Friese gouwen of kwartieren genoemd, namelijk Wes-<br />

terkwartier, Hunsingo, Fivelgo, Oldambt en Westerwolde. Ge-<br />

raakte Oldambt onder de invloed van de stad Groningen, drie van<br />

de kwartieren: Westerkwartier, Hunsingo en Fivelgo vormden<br />

zich in de vijftiende eeuw hoe langer hoe meer tot een bestuurlijke<br />

eenheid: De Ommelanden. Deze samenwerking ontstond vooral<br />

omdat deze kwartieren de steeds maar toenemende macht en in<br />

vloed van de stad Groningen wilden beperken7. De bisschop van<br />

Utrecht noch enig andere wereldlijke vorst konden in deze gebie-<br />

den hun gezag doen gelden. In het jaar 1536 kon keizer Karel V,<br />

Heer der Nederlanden, zich van de Groningse landen meester<br />

maken, al zou het hem, zoals verder zal blijken, in de toekomst<br />

niet meevallen zijn macht ook daadwerkelijk uit te oefenen.<br />

In kerkelijk opzicht was de provincie Groningen vroeger in drie<br />

stukken verdeeld. De stad Groningen stond onder de jurisdictie<br />

van de bisschop van Utrecht. De bovengenoemde gouwen of<br />

kwartieren behoorden bij het bisdom Miinster, uitgezonderd<br />

Westerwolde. Dit gebied, waarin o.a. het Kruisherenklooster Ter<br />

Apel lag, stond onder de jurisdictie van de bisschop van Osna-<br />

briick8.<br />

Voor ons doel is alleen het Miinsterse gedeelte belangrijk.<br />

De bisschop van Miinster had over dit gebied een aartsdiaken<br />

aangesteld, meestal een lid van het domkapittel in deze stad.<br />

Deze aartsdiaken had tot taak toezicht te houden op de levens-<br />

wandel van de geestelijken en leken, parochies op te richten, de<br />

kerkgebouwen te wijden, parochiegeestelijken te benoemen en<br />

tenslotte ook te zorgen, dat op gestelde tijden synoden gehouden<br />

werden.<br />

Zijn ambtsgebied, het aartsdiakonaat Frisia, was verdeeld in zes<br />

dekenaten.<br />

Twee van deze dekenaten lagen in de gouw Fivelgo, een van de<br />

drie Ommelanden, waarin o.a. het dorp Scharmer lag en dat zo<br />

7 R. Fruin-H. T. Colenbrander, Geschiedenis der Staatsinstellingen in Nederland<br />

tot den val der Republiek, 's-Gravenhage 1922, p. 96-99 ; W. J. Forsma, De<br />

wording van de Staten van Stad en Lande tot 1536, Assen 1930.<br />

8 R. R. Post, Kerkelijke verhoudingen in Nederland voor de Reformatie van<br />

ca. 1500 tot ca. 1580, Utrecht-Antwerpen 1954 ; J. G. C. Joosting, De bisdommen<br />

Miinster en Osnabriick, in Geschiedkundige Atlas van Nederland, De kerkelijke<br />

indeling omstreeks 1550, tevens kloosterkaart, Den Haag 1921, dl. II.


DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596 7<br />

genoemd werd omdat de Fivel er doorheen stroomde. Het waren<br />

de dekenaten Loppersum (het westelijk deel van Fivelgo waarin<br />

Scharmer lag) en Farmsum (het oostelijk deel). Tot de gouw<br />

Fivelgo behoorden ook de plaatsen Delfzijl, Appingedam, Sloch-<br />

teren en Garrelsweer.<br />

De aartsdiaken beperkte zoals in zovele bisdommen ook hier<br />

in de Groninger landen de macht van de bisschop, zodat deze in<br />

de loop van de vijftiende eeuw een officiaal aanstelde, die proberen<br />

moest de macht van de bisschop te herstellen.<br />

Nu deed zich in het Groningerland nog iets merkwaardigers<br />

voor, wat we nergens zullen aantreffen, namelijk dat gewoonlijk<br />

gehuwde leken als dekens optraden ; leken, die zich zelf in de<br />

loop van de veertiende eeuw de titel proost gaven. De titel van<br />

de aartsdiaken was archiprepositus. Deze gehuwde dekens behoor<br />

den tot de machtigste families in het Groningse gebied. Zij ont-<br />

vingen him ambt als beneficium van de bisschop zelf en probeerden<br />

de dekenale functie voor hun familie te behouden. Het ging him<br />

niet alleen om de inkomsten van de goederen, die aan de proostdij<br />

of het dekenaat verbonden waren, maar natuurlijk ook om de<br />

rechtsmacht, die hieraan verbonden was, waardoor zij de bisschop,<br />

de aartsdiaken en later ook zijn officiaal naar hun hand konden<br />

zetten; want zonder hun medewerking konden de hoge geeste-<br />

lijken hun arbeid en hun taak niet verrichten. Zij voorzagen soms<br />

in vacante pastoorsplaatsen, hielden toezicht op de kerkelijke<br />

goederen, visiteerden kerken en hielden het seendgerecht voor<br />

leken, wanneer deze leken de vrede in kerken en op kerkhoven<br />

geschonden hadden, geestelijken gewond of gedood hadden, of<br />

alleen maar kerkelijke feestdagen verstoord hadden. Ze konden de<br />

daders straffen opleggen. In de loop van de vijftiende eeuw pro<br />

beerden zowel de wereldlijke rechters als de bisschop van Miinster<br />

de macht van de proosten zoveel mogelijk te beperken, zodat hun<br />

macht aan twee kanten uitgehold werd. Maar hun functie werd<br />

nog in een bulle van Paus Alexander V uit het jaar 1492 kerkelijk<br />

erkend. In het begin van de zestiende eeuw was hun macht echter<br />

drastisch verminderd9.<br />

9 M. Hartgerink-Koomans, De Proostdijen van Miinsters Friesland, in Bijdragen<br />

voor de Geschiedenis der Nederlanden, dl. VII (1953), p. 1-31.


8 DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596<br />

Ditmar Renghers, de vader van Johannes Renghers, was proost<br />

in Farmsum en zal nog veel te vertellen hebben gehad. In ver-<br />

scheidene plaatsen was hij bovendien hoveling of hoofdeling. Dat<br />

betekende dat hij in al deze plaatsen een aantal jaren wereldlijk<br />

rechter geweest is. Hij kon dus en als kerkelijk rechter en als<br />

wereldlijk rechter optreden. Hij kon als hoofdeling slechts gekozen<br />

worden, wanneer hij in deze plaatsen eigenerfde was ofwel bezitter<br />

van een of meerdere heerden of saten (een heerde was dertig<br />

grazen groot ofwel vijftien bunder of hectaren land). Iedere eigen<br />

erfde kwam aan de beurt om, op grond van zijn eigendom,<br />

gedurende een jaar rechter te zijn. Pas wanneer het zo'n eigenerfde<br />

gelukt was in een aantal jaren gekozen te worden (en aan rijke<br />

families gelukte dat nog wel eens), kon hij de titel hoofdeling<br />

voeren. Zijn grondbezit gaf Ditmar Renghers ook het recht deel<br />

te nemen aan bijeenkomsten, die in het Groningerland werden<br />

bijeengeroepen om hetzij politieke, hetzij economische aangelegenheden<br />

te bespreken10.<br />

Was vader Ditmar Renghers een invloedrijk man, de zoon<br />

Johannes was het niet minder, al blijkt hij niet zoveel grondbezit<br />

gehad te hebben als zijn vader. Hij zal niet het hele erfdeel van<br />

zijn vader verkregen hebben. Van Johannes Renghers weten we,<br />

dat ook hij van 1459 tot 1476 burgemeester in de stad Groningen<br />

is geweest. Hij is zelfs uitverkoren tot ridder van het Gulden-<br />

vlies11. Hij was dus zeker een machtige en belangrijke persoonlijkheid,<br />

die zelfs buiten Groningen als zodanig erkend werd. Of<br />

hij echter ergens proost was, zoals zijn vader, b.v. te Farmsum<br />

is ons niet bekend.<br />

In het besluit van het Generale Kapittel der Kruisheren uit het<br />

jaar 1488 werd hij miles capitaneus genoemd. Miles capitaneus<br />

was de latijnse naam voor hoofdeling.<br />

Deze titel of functie gaf hem toch niet het recht om een parochie<br />

en een parochiekerk te vergeven. Ook al zou hij proost van Farm-<br />

sum geworden zijn, m.a.w. zijn vader opgevolgd zijn, deze functie<br />

gaf hem niet het recht over de parochie Scharmer te beschikken,<br />

daar dit dorp in het andere dekenaat van Fivelgo lag, namelijk in<br />

10 Fruin-Colenbrander, Geschiedenis der Staatsinstellingen, p. 97 en 133 ;<br />

A. S. de Blecourt-H. F. W. D. Fischer, Kort begrip van het Oud-Vaderlands<br />

Burgerlijk recht, Groningen 1959, p. 23.<br />

11 Nieuw Ned. Biogr. Woordenboek, dl. Ill, kol. 1070.


DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596 9<br />

het dekenaat Loppersum, waar een andere familie de functie van<br />

proost vervulde12.<br />

In de akte van 21 September van het jaar 1489, waarin Johannes<br />

Renghers tesamen met zijn vrouw Agneza van Laer, zijn tweede<br />

vrouw, en zijn zoons Dethmar Renghers en diens vrouw Eylke<br />

Onste Ode en Melchior Johan Jaspar Renghers de parochie van<br />

Scharmer, de parochiekerk en andere bezittingen aan de Kruisheren<br />

overdroeg, noemde hij zich zelf Ritter, Here toe Scharmer.<br />

Volgens de kroniek van Emo was de kerk van Scharmer in het<br />

jaar 1231 als beneficium aan de Praemonstratenserabdij Bloemhof<br />

te Wittewierum, in de onmiddellijke nabijheid van Scharmer,<br />

geschonken. Deze schenking werd toentertijd door de dekens of<br />

proosten betwist, omdat ze buiten hun medewerking tot stand<br />

gekomen was 13.<br />

Hoe dan ook, in het jaar 1489 blijkt Johannes Renghers ten<br />

Post zich het recht verworven te hebben de parochie en de paro<br />

chiekerk te Scharmer en tevens de kapel te Lutteke Harkstede te<br />

kunnen vergeven en hij deed dat aan de Kruisheren. Hij heeft daar<br />

blijkbaar zoveel grondgebied verworven, dat hij er alles voor het<br />

zeggen had. De prior van het nieuwe klooster en zijn opvolgers<br />

zouden daar pastoor worden.<br />

Het Generale Kapittel der Kruisheren in het jaar 1490 was in<br />

ieder geval over de gang van zaken in Scharmer tevreden en incorporeerde<br />

het nieuwe klooster bij de orde. Het klooster verkreeg in<br />

dat jaar officieel de H. Helena tot patrones 14. In het jaar 1494<br />

herdacht het Generale Kapittel de dood van Johannes Renghers,<br />

daar hij de stichter van het klooster te Scharmer was. Hij werd<br />

participans ut frater, m.a.w. hij werd deelgenoot aan de gebeden<br />

van de Kruisheren, die zij voor iedere gestorven confrater jaarlijks<br />

verrichtten15. We mogen verder veronderstellen, dat het Generale<br />

Kapittel van de Kruisheren niet tot incorporate overgegaan was,<br />

12 In 1430 was de halve proosdij in bezit van de familie Ewsum en Ripperda<br />

in 1494 in bezit van een zekere Sijlrent en in 1498 in bezit van Alfert Sybrandi •<br />

zie Hartgerink-Koomans, De Proostdijen, p. 17.<br />

13 Kronijken van Emo en Menko, uitg. door Feit-Acker Stratingk, Utrecht 1866<br />

p. 155. De Kerk van Scharner is in 1296 gebouwd en afgebroken in het jaar 1824 ;<br />

F. P. Tresling, De voormalige kerk van Scharmer, in Groninger Volksalmanak 1839*<br />

p. 172 e.v. '<br />

14 Def., p. 183-184.<br />

15 a.w., p. 198.


10 DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596<br />

zonder dat de kerkelijke autoriteiten hun toestemming hiervoor<br />

verleend hadden. Deze goedkeuringen zijn ons, zover we weten,<br />

niet overgeleverd.<br />

Volgens het besluit van het Generale Kapittel uit het jaar 1488<br />

was het de prior van Ter Apel en zijn convent opgedragen het<br />

nieuwe klooster te bevolken. Bij de oprichting van nieuwe kloosters<br />

kwam het nog al eens voor, dat het Generale Kapittel zelf een<br />

aantal Kruisheren benoemde. Dit is niet gebeurd voor het klooster<br />

te Scharmer.<br />

Het lijkt ons, dat in feite niet alleen het klooster Ter Apel,<br />

maar ook het klooster Bentlage, en wellicht meer nog dan Ter<br />

Apel, een groot aandeel had in de stichting van het klooster te<br />

Scharmer en meegeholpen heeft het klooster te bevolken, en wel<br />

om twee redenen.<br />

Uit het jaar 1489, 11 november, dus het jaar van de stichting,<br />

is een brief bekend, waarin de stichters van het klooster te<br />

Scharmer, Johannes Renghers en zijn vrouw Agneza van Laer,<br />

verklaarden, dat zij honderd Rijnse gulden ontvangen hadden, die<br />

vanwege een erfenis eigenlijk aan het klooster te Scharmer toekwamen.<br />

Zij beloofden daarom vijf Rijnse gulden rente per jaar<br />

te betalen en binnen drie jaar hun schuld af te lossen. Merkwaardig<br />

is het, dat zij toezegden hun schuld te zullen betalen aan de prior<br />

van Bentlage, en niet aan de Kruisheren van Scharmer16. We<br />

menen hieruit te mogen besluiten, dat de prior van Bentlage de<br />

supervisie over de financiele status van het klooster te Scharmer<br />

aan zich behouden had. Dit kwam in de orde der Kruisheren<br />

meer voor17. De erfenis bekwamen de Kruisheren van Scharmer<br />

van Ghesen van Renen, de weduwe van Hakens van Renen. Het<br />

is zelfs mogelijk, dat de erflaters uit de stad Rheine afkomstig<br />

waren en dat zij aan de stichting van het Kruisherenklooster hebben<br />

willen bijdragen. Het klooster Bentlage lag in de nabijheid van<br />

de stad Rheine. De eerste procurator van het Scharmerse klooster<br />

heette Egbertus Renis18. Hij kwam wellicht ook uit Rheine en<br />

zal voordat hij naar Scharmer vertrok in het klooster te Bentlage<br />

ingetreden zijn. Misschien was hij nauw verwant aan de erflaters.<br />

16 Annales, dl. II, p. 436-437 ; Feith, Register, dl. I, p. 236.<br />

17 Def., p. 88 : de prior van Roermond b.v. verkreeg de supervisie over Marienfrede.<br />

18 a.w., p. 201.


DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596 11<br />

Een tweede reden, waarom we menen, dat het klooster Bentlage<br />

in het begin de supervisie over het klooster Scharmer behouden<br />

had is, dat in het jaar 1494 aan het convent van Bentlage door het<br />

Generale Kapittel opgedragen werd een rector en twee Kruisheren<br />

uit Bentlage naar Scharmer te zenden 19. Een zware slag had het<br />

nieuwe klooster getroffen : def prior, de procurator en vier andere<br />

conventualen stierven in het jaar 1494 aan de pest. In het jaar<br />

1495 herdacht het Generale Kapittel dan ook de dood van een<br />

aantal gestorven medebroeders te Scharmer, namelijk : de prior<br />

Johannes Petri, de procurator Egbertus Renis en de donaten Her-<br />

mannus, Theodoricus, Ullitus en Wilhelmus20.<br />

Johannes Petri is ongetwijfeld de eerste prior of rector geweest<br />

en we kunnen hem vereenzelvigen met Johannes Poortvliet, die<br />

volgens Schoengen circa 1490 prior te Scharmer was. De tweede<br />

prior was Wigboldus van Rheine. Hij zal in het jaar 1495 vanuit<br />

Bentlage naar Scharmer gegaan zijn21.<br />

HET GRONDBEZIT VAN HET KLOOSTER TE SCHARMER<br />

Behalve dat de overdracht van de parochie en kerk te Scharmer<br />

aan de Kruisheren op juridisch juiste wijze plaats vond, zullen het<br />

Generale Kapittel en de prioren, die namens dit Kapittel naar<br />

Scharmer reisden, ervan overtuigd geweest zijn, dat de Kruisheren<br />

in him nieuwe woonplaats ook een verantwoord bestaan leiden<br />

konden. We lezen in de stichtingsbrief van het jaar 1489, dat<br />

Johannes Renghers en zijn vrouw Agneza van Laer met goed-<br />

vinden van hun kinderen Dethmar Renghers en diens vrouw Eylke<br />

Onste Ode, en Melchior Johan Jaspar Renghers, en zelfs met<br />

goedvinden van de eigenerfden in Scharmer, niet alleen de bezittingen,<br />

die bij de kerk behoorden schonken, zoals: wedemen<br />

19 U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, Diest 1962-1963, S. 137. Deze<br />

opdracht is niet te vinden in Van de Pasch, Definities.<br />

20 Def., p. 201-202.<br />

21 Schoengen, Monasticon Batavum, dl. II, pag. 168, noemde als eerste rector<br />

Johannes Poortvliet. Hij zal ongetwijfeld een goede bron hiervoor gehad hebben ;<br />

we hebben helaas deze bron niet kunnen opsporen. Wigboldus van Renen of<br />

Rheine werd genoemd in een koopakte uit het jaar 1497, waarbij hij een stuk grond<br />

te Scharmer kocht van het Fraterhuis te Groningen ; zie Inventaris van de Archieven<br />

van het Klerken- of Fraterhuis te Groningen en de daarmee samenhangende stichtingen,<br />

uitg. door A. F. Schuitema Meyer-E. van Dijk, Groningen 1973, reg. 225.


12 DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596<br />

(pastorie), costerien, vicarien met al het land, bossen, hooilanden<br />

en venen, het z.g. kerkeland, maar ook uit eigen bezit enkele<br />

stukken grond, die bij de grond rondom de kerk aansloten, waardoor<br />

zij de Kruisheren in de gelegenheid stelden een klooster nabij<br />

de kerk te bouwen. Bovendien gaven zij een windmolen, nabij<br />

Scharmer gelegen. Verder werden de Kruisheren een aantal meren<br />

toegewezen, waar ze konden vissen. Tenslotte beloofden Johannes<br />

Renghers en zijn familie de Kruisheren te helpen bij het optrekken<br />

van een kerktoren22.<br />

De Kruisheren hebben in de loop der jaren hun grondbezit<br />

kunnen uitbreiden. We beschikken over slechts een klein aantal<br />

documenten, waarin aan- of verkoop of verpachten van stukken<br />

grond door de Kruisheren van Scharmer vermeld staan23.<br />

Tesamen met de prior van Ter Apel, Jacob van Winckel, kocht<br />

de prior van Scharmer, genaamd Johannes, in het jaar 1500 een<br />

huis in de stad Groningen, namelijk in de Oosterstraat24.<br />

De Kruisheren, die buitenaf hun klooster hadden, waren gewoon<br />

om in een stad in de nabijheid van het klooster een huis te kopen.<br />

Deze huizen dienden voor hen als een soort refugium. Het platteland<br />

was bovendien nu eenmaal voor verscheidene aankopen op<br />

een stad aangewezen.<br />

Toen de Kruisheren in 1597 uit Scharmer verdreven waren,<br />

bedroeg hun landbezit ca, 560 deimten (jukken of grazen) ofwel<br />

280 hectaren. Dit was het landbezit, dat zij verpacht hadden.<br />

Voor eigen gebruik bezaten ze ca. 184 deimten ofwel 92 hectaren.<br />

Allesi bij elkaar bedroeg hun landbezit ca. 372 hectaren.<br />

22 Zie noot 5.<br />

23 De eerste bekende koop was in 1497, zie noot 21 ; een verkoop had plaats in<br />

1528. In deze acte werden vier Kruisheren genoemd : Henricus van Deventer, prior,<br />

Gerardus van der Neyerkerken, supprior, Everardus Campis, procurator, Gerardus<br />

Stralen, senior. Zij traden op namens alle conventualen van het klooster te Scharmer.<br />

In 1538 verkocht prior Henricus Hasecamp grond ; zie voor beide akten : C. P. L.<br />

Rutgers, Inventaris van het jamilie-archief van het geslacht Ewsum, Den Haag 1899,<br />

resp. reg. nr. 188a en 255 ; in het jaar 1538 kocht prior Henricus Hasekamp een<br />

jaarrente, zie hiervoor W. J. Formsma, De Arch/even van de Hoge Justitiekamer<br />

in Groningen en andere gewestelijke rechterlijke instellingen tot 1811, Groningen<br />

z.j., p. 243, nr. 115 ; verder zijn nog enkele akten bekend uit de jaren 1575, 1582,<br />

1592 ; zie hiervoor : Annales, dl. II, p. 488, 489, 491 en Feith, Register van het<br />

archief van Groningen, torn. II, p. 373-374. Aan enkele van deze akten hangt het<br />

zegel van het klooster; zie hiervoor Annales, I (1), p. 149 en 180.<br />

24 C. H. Peters, Het Klooster Ter Apel, m Nieuwe Drenthsche Volksalmanak,<br />

jg. 16 (1908), p. 113-193 ; zie p. 147-148.


DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596 13<br />

Het Kruisherenklooster Ter Apel bezat in diezelfde tijd ca.<br />

500 hectaren. Het Cistercienserklooster Aduard bezat ca. 5510<br />

hectaren en het Benedictijnerklooster Thesinge ca. 1400 hectaren 25.<br />

Daar het klooster der Kruisheren in de gouw Fivelgo lag, is het<br />

opvallend, dat het in de loop van zijn honderdjarig bestaan nog<br />

zoveel grondgebied verwerven kon. Juist in de gouw Fivelgo im-<br />

mers waren wetten uitgevaardigd, waardoor het kloosterlingen en<br />

kloosters moeilijk gemaakt was grondgebied te verwerven. Zo<br />

mocht volgens de Fivelgoer Seendbrief van 1406 een eigenerfde<br />

in zijn testament slechts een Olde Marck aan de kerk vermaken<br />

en volgens het Fivelgoer erfrecht mocht een kloosterling niet van<br />

een wereldlijke persoon erven. De Constitutie van de Oosterwarf,<br />

het rechtsgebied in de Oostelijke Ommelanden, dat derhalve ook<br />

voor Fivelgo gold, bepaalde, dat indien een kerk, een kloosterling<br />

of een geestelijk persoon ,,erfachtig * goed kocht of anderszins<br />

verkreeg, hij dat moest teruggeven aan de vroegere eigenaar tegen<br />

het betaald geld. Blijkbaar hield men zich niet altijd aan deze<br />

voorschriften of wetten. Het Kruisherenklooster Ter Apel, waar<br />

dergelijke wetten ook uitgevaardigd waren, verkreeg b.v. na het<br />

jaar 1530 slechts een schenking, maar het klooster kocht vanaf<br />

het jaar 1540 tot het jaar 1562 eenentwintig maal een stuk grond.<br />

Waarschijnlijk waren dit verkapte schenkingen, want het klooster<br />

beschikte niet over zoveel kapitaal, dat het in staat was zoveel te<br />

kopen 26.<br />

De weldoeners van het Kruisherenklooster te Scharmer, die<br />

grondgebied schonken onder voorwaarde, dat de kloostergemeenschap<br />

voor hun zieleheil zou bidden, hebben wel een weg gevonden<br />

om hun voorgenomen schenkingen doorgang te laten vinden.<br />

25 J. A. Feith, Over de rijkdom der kloosters in Stad en Lande, in Groningse<br />

volksalmanak, 1902, p. 1-36; zie p. 22-23 ; E. H. Roelfsema, De klooster- en<br />

proostdijgoederen in de provincie Groningen, Groningen 1928, p. 22 ; R. R. Post,<br />

Kerkelijke Verhoudingen, p. 192-196 ; in de Catalogus van de Tentoonstelling Ter<br />

Apel 1966 is een kaart van de goederen van het klooster te Scharmer weergegeven.<br />

26 Roelfsema, De klooster- en Proostdijgoederen, p. 17-22.


14 DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596<br />

FUNCTIES NAAR BUITEN<br />

Vanwege hun grondbezit dienden de prioren van het Kruisheren-<br />

klooster te Scharmer naar buiten op te treden en waren o.a. be-<br />

trokken in allerlei landsaangelegenheden.<br />

Het gewest Groningen bestond voornamelijk uit polders. Het<br />

was belangrijk, dat de waterstand goed geregeld werd door aanleg<br />

van dijken en aanbrengen van sluizen. Tesamen met andere grond-<br />

bezitters in het dorp Scharmer was de prior van het klooster<br />

namens zijn convent lid van de Schepperij Scharmer. Zoals de<br />

meeste dorpen in het Groningerland had het dorp Scharmer een<br />

schepperij. Deze schepperij had de zorg voor het onderhoud van<br />

dijken, de aanleg van kanalen en sluizen en het bouwen van brug-<br />

gen. Aan de leiding van de schepperij stond een schepper, die<br />

voor een aantal jaren door de leden van de schepperij gekozen<br />

werd. Hij werd in Scharmer bijgestaan door een zijlrechter (zijl =<br />

sluis), die bij eventuele geschillen recht sprak. Hij was ook werk-<br />

zaam als schotgaarder (belastinginner).<br />

De schepperij Scharmer had zich met de omliggende scheppe-<br />

rijen Ten Boer, Woltersum, Groote Harkstede en Oosterstads-<br />

hamrik verenigd tot het Scharmerzijlvest. De scheppers uit deze<br />

vijf schepperijen vormden het bestuur van het Scharmerzijlvest,<br />

waarvan de oudste in rang het presidium voerde.<br />

Evengoed als de schepperijen gemeenschappelijke belangen<br />

hadden, was dat ook het geval met de zijlvesten of zijlvestenijen<br />

in de Groningse landen. Vandaar dat drie Zijlvesten, t.w. het<br />

Slochterzijlvest, Het Dorpmannen- of Dorpsterzijlvest en het Schar<br />

merzijlvest zich verbonden tot behartiging van hun gemeenschap<br />

pelijke belangen : Het Generate Zijlvest der Drie Delfzijlen. Zij<br />

loosden o.a. hun water langs de Delf en de Fivel in de Buiten-Ems.<br />

Het bestuur van het Generate Zijlvest der Drie Delfzijlen werd<br />

wederom gevormd door een aantal scheppers, die de drie verbonden<br />

zijlvesten vertegenwoordigden. Ca. het jaar 1445 was hun aantal<br />

zes, namelijk twee uit iedere zijlvest, maar later ca. het jaar 1550<br />

was hun aantal dertien, uit ieder schepperij een afgevaardigde. De


DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596 15<br />

abt van het Praemonstratenserklooster te Wittewierttm was altijd<br />

opperste schepper27.<br />

We hebben enige documenten gevonden, waaruit blijkt, dat ook<br />

de prior van Scharmer in een van de genoemde functies optrad.<br />

Op 30 augustus van het jaar 1530 waren de prior van Scharmer,<br />

Henricus, waarschijnlijk Henricus van Deventer, en de abt van<br />

Wittewierum dedingslieden (rechters) aangaande een scheiding<br />

van goederen van de familie van Renghers ten Post., De prior en<br />

de abt traden hier op als rechters namens het Generale Zijlvest<br />

der Drie Delfzijlen 28. Dit houdt in, dat de prior van Scharmer<br />

niet alleen in het bestuur van het Generale Zijlvest der Drie<br />

Delfzijlen zat, maar ook schepper van de schepperij Scharmer en<br />

van het Scharmerzijlvest was.<br />

In het jaar 1548 was prior Henricus Hasekamp een van de<br />

dertien scheppers, die het bestuur van het Generale Zijlvest der<br />

Drie Delfzijlen vormden. De scheppers sloten een overeenkomst<br />

met de abdis van Essen en haar convent over een uitwatering in het<br />

zijlvest der Drie Delfzijlen29.<br />

In het jaar 1553 is de prior, - zijn naam wordt niet genoemd,<br />

maar waarschijnlijk is het Gerardus Renis of Ahues, - een van de<br />

drie afgevaardigde scheppers van het Generale Zijlvest der Drie<br />

Delfzijlen, die met de stad Groningen moesten onderhandelen<br />

over elkaars rechten en competenties 30.<br />

In het jaar 1574 is de prior, waarschijnlijk Lambertus Stapperus,<br />

een van de afgevaardigden, die buiten de Steentelpoerte van de<br />

stad Groningen het verlaat gaan visiteren 31.<br />

De prioren, die in de jaren 1548, 1553 en 1574 aan het hoofd<br />

van het Kruisherenklooster te Scharmer stonden waren eveneens<br />

scheppers van de schepperij Scharmer en van het Scharmerzijlvest.<br />

27 Catalogus der Inventarissen van de Archieven der voormalige Zijlvestenijen en<br />

Dijkrechten in de provincie Groningen, samengesteld door J. A. Feith, Groningen-<br />

Den Haag 1901 ; W. J. Forsema, Vnventaris der Ommelander Archieven, Den Haag<br />

1962 ; Roelfsema, Klooster- en Proostdijgoederen, p. 1-84 ; R. R. Post, Het Sint<br />

Bernardsklooster te Aduard, in Arch. Aartsbisdom Utrecht, dl. 48 (1923), p. 1-237.<br />

28 Inventaris van het Huisarchief Farmsum, bewerkt door C. Rutgers, Den Haag<br />

1902, p. 622, nr. 305.<br />

29 a.w., p. 638, nr. 366.<br />

30 Diarium van Egbert Alting 1553-1594, uitg. door W. J. Formsma-R. van Royen,<br />

Den Haag 1964, p. 2.<br />

31 a.w., p. 260.


16 DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596<br />

We mogen veronderstellen, dat zij enige kennis omtrent de waterbouwkunde<br />

hadden, zoals hun medebroeders in het klooster<br />

Bentlage, die een dam en een sluis in de Ems bouwden om over-<br />

stromingen te voorkomen32.<br />

DE KRUISHEREN VAN SCHARMER<br />

IN DE STRip TUSSEN STAD EN OMMELANDEN<br />

Keizer Karel V, Heer der Nederlanden onderwierp in het jaar<br />

1536 de stad Groningen en de Ommelanden. Voortaan zouden<br />

stad en Ommelanden als een gewest deel uitmaken van de Neder<br />

landen en bestuurd worden door een stadhouder, die Keizer<br />

Karel V vertegenwoordigde. De stadhouder liet zich op zijn beurt<br />

vrijwel altijd door een luitenant vervangen.<br />

Zoals in de overige Nederlandse gewesten had zich ook in het<br />

gewest Groningen reeds voor het jaar 1536 een Statencollege ge-<br />

vormd, waarin vertegenwoordigers van de stad en Ommelanden<br />

samen kwamen om zich te beraden over hun wederzijdse belangen<br />

en naderhand ook over hun houding ten aanzien van de Heer der<br />

Nederlanden, in het bijzonder over de door hem gevraagde financiele<br />

bijdragen.<br />

Op de vergaderingen - hier in Groningen landdagen genoemd -<br />

kwamen uit de Ommelanden vertegenwoordigers van de geestelijkheid,<br />

o.a. de abten van de grote abdijen en vertegenwoordigers<br />

van de belangrijkste families. Uit de stad kwamen vertegenwoor<br />

digers van het stadsbestuur.<br />

Vooral na het jaar 1536 voelden de Ommelanders zich hoe langer<br />

hoe meer bedreigd door de overheersing van de stad Groningen<br />

over hun gebieden33. Door haar stapelrecht trachtte de stad al<br />

lang de Ommelanden economisch onder druk te zetten. Nu streefde<br />

de stad er naar de Ommelanden ook op het gebied van de recht-<br />

32 A. Fuehrer, Geschichte der Stadt Rheine, Rheine 1927, S. 102 : Kap. 22 :<br />

Das Kloster Bentlage.<br />

33 W. J. Forsma, De Ommelander Strijd voor zelfstandigheid in de zestiende<br />

eeuw (1556-1594), Assen 1938 ; id., De Wording van de Staten van Stad en Lande<br />

tot 1536, Assen 1930 ; id., Inventaris der Ommelander Archieven, Den Haag 1962 ;<br />

F. Ros, Rennenberg en de Groningse Malcontenten, Assen 1964 ; C. P. L. Rutgers,<br />

De gevangenschap der Ommelander Heren, in Groningse Volksalmanak 1896,<br />

p. 192-223.


DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596 17<br />

spraak aan zich te onderwerpen. Onder leiding van de luitenant,<br />

de plaatsvervanger van de stadhouder, trok op last van Keizer<br />

Karel V de Hoofdmannenkamer de rechtspraak in geheel het<br />

gewest Groningen aan zich. De vier Hoofdmannen werden door<br />

de stad Groningen aangesteld. De Ommelanden, die op het gebied<br />

van de rechtspraak veelal zelfstandig opgetreden waren - men had<br />

daar twee rechtscolleges : de Westerwarf en de Oosterwarf -<br />

voelden steeds meer de druk van de stad.<br />

Ter verdediging van de Ommelandervrijheden namen hun vertegenwoordigers<br />

in het jaar 1558 een aantal besluiten, waardoor<br />

zij zich tegenover de stad Groningen zelfstandig opstelden en de<br />

grondslag legden voor een eigen bestuurscollege. Zij waren apart<br />

gaan vergaderen en deden het voortaan zelfs zeer veelvuldig, waaruit<br />

blijkt, dat er voor hen steeds gewichtige kwesties aan de orde<br />

waren. Op hun landdagen waren veelal de zg. vier lidmaten aanwezig,<br />

namelijk de geestelijken, de edelen, de eigenerfden en de<br />

volmachten. De volmachten waren vertegenwoordigers van de<br />

kerspelen, waar geen eigenerfden woonden. De landdagen werden<br />

gehouden Ten Broeren, namelijk in het Minderbroedersklooster<br />

in de stad Groningen. De belangrijkste man op deze Ommelanderlanddagen<br />

was de abt van het Cistercienserklooster Aduard.<br />

Sinds het jaar 1558 hadden de Ommelanders ook een eigen<br />

syndicus (pensionaris of secretaris) aangesteld en ze hadden<br />

belastingen uitgeschreven om zo een eigen kas te vormen en over<br />

eigen geldmiddelen te kunnen beschikken. Om de Hoofdmannenkamer<br />

de voet dwars te zetten verenigden het Westerwarf en het<br />

Oosterwarf zich tot een college van rechters.<br />

Dit Ommelanderbestuur werd natuurlijk niet erkend door de<br />

stad Groningen. De Ommelanders streefden naar een volledige<br />

afscheiding, waar de stad niets voor voelde. De stad Groningen<br />

kon het maar moeilijk verhinderen ; evenmin was het centrale<br />

bestuur in de Nederlanden bij machte een dergelijk optreden van<br />

de Ommelanders te verbieden.<br />

Zo werd de kloof tussen de stad Groningen en de Ommelanden<br />

steeds groter.<br />

Voor vele afgevaardigden van de Ommelanden was het veel<br />

vuldig vergaderen soms erg bezwaarlijk. Vandaar dat zij b.v. in<br />

het jaar 1575 het aantal afgevaardigden wilden terugbrengen tot


18 DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596<br />

vijftien : drie personen uit de geestelijke stand en twaalf uit de<br />

lekenstand. Voor gewichtige besluiten zou men dan toch meerdere<br />

afgevaardigden bijeen kunnen roepen. Men heeft dit besluit uit het<br />

jaar 1575 dan ook niet zo strikt doorgevoerd.<br />

Juist in de zeventiger jaren werd de strijd tussen de stad en de<br />

Ommelanden hoe langer hoe feller. Daarvoor zijn verscheidene<br />

redenen aan te geven.<br />

In het jaar 1572 kwamen vele Nederlandse steden in opstand<br />

tegen koning Philips II, die sinds 1555 het bestuur over de Nederlanden<br />

van zijn vader Keizer Karel V overgenomen had. De stad<br />

Groningen bleef aan de kant van de koning, daar zij door Spaanse<br />

troepen bezet gehouden werd. De Ommelanden daarentegen stel-<br />

den zich aari de kant van de opstandelingen. Vanuit de stad Gro<br />

ningen probeerden de Spanjaarden ook dit gebied te onderwerpen,<br />

maar zo werd de strijd tegen de stad Groningen voor de Omme<br />

landen ook een strijd tegen de Spaanse overheersing.<br />

Een tweede reden, waarom de Ommelanden verontrust waren,<br />

was de nieuwe kerkelijke indeling, die een aantal jaren tevoren<br />

gemaakt was. Zo werd op 12 mei 1559 door de bulle : Super<br />

universi orbis ecclesia van Paus Paulus IV het bisdom Groningen<br />

opgericht en werden op 7 augustus 1561 door de breve: Regimini<br />

universalis van Paus Pius IV de grenzen van het nieuwe bisdom<br />

omschreven. De Groninger Ommelanden, die eerst onder de juris-<br />

dictie van de bisschoppen van Miinster en Osnabriick vielen, wer<br />

den nu onder de jurisdictie van de bisschop van Groningen gesteld.<br />

De Cistercienserabdij Aduard en de Praemonstratenserabdij te<br />

Wittewierum werden ingelijfd bij het bisdom om de nieuwe bis<br />

schop en zijn kapittel de nodige inkomsten te verschaffen. Op<br />

8 augustus 1561 werd de Minderbroeder Johannes Knijff tot<br />

bisschop van Groningen benoemd en op 5 december 1563 werd<br />

deze te Brussel tot bisschop gewijd. De abt van Aduard, een van<br />

de invloedrijkste leden van het Ommelanderbestuur verzette zich<br />

natuurlijk fel tegen deze nieuwe kerkelijke indeling en in het<br />

bijzonder tegen de inlijving van het bezit van Aduard bij de<br />

bisschoppelijke stoel van Groningen. Hij werd hierbij volop gesteund<br />

door de Ommelander geestelijken en wereldlijke heren.<br />

Alsof er niets veranderd was, rapporteerde de officiaal van de


DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596 - 19<br />

bisschop van Miinster, Gerardus Werninck, nog in het jaar 1566<br />

aan zijn bisschop over de kerkelijke toestanden in zijn gebied,<br />

o.a. over de beeldenstorm, die in de Groninger Ommelanden<br />

plaatsgevonden had.<br />

Pas op de tweede October 1568 werd de nieuwe bisschop van<br />

Groningen, Johannes Knijff, in zijn stad ingehaald. Hij kon daarna<br />

acht jaar lang, dank zij de hulp van de hertog van Alva, de landvoogd<br />

van koning Philips II, tot aan zijn dood op 1 October 1576<br />

zijn bisdom besturen 34.<br />

In datzelfde jaar, een maand na de dood van de bisschop, op<br />

8 november werd de Pacificatie van Gent getekend. De tegen<br />

Spanje opgestane gewesten en de nog trouw gebleven gewesten<br />

sloten met elkaar vrede. Bij deze Pacificatie van Gent werd o.a.<br />

bepaald, dat de oude privileges, vrijheden en gewoonten hersteld<br />

zouden worden. De Ommelanderleiders meenden nu, dat o.a. ook<br />

de oude kerkelijke toestand hersteld zou moeten worden, niet<br />

zozeer omdat bij hen enige godsdienstige motieven de doorslag<br />

gaven, maar zuiver en alleen om onafhankelijk van de stad Gronin<br />

gen te worden en om weer de zelfstandigheid op kerkelijk gebied<br />

te verkrijgen. De bovengenoemde Gerardus Werninck, pastoor te<br />

Middelstum, die vanaf het jaar 1564 tot de komst van de nieuwe<br />

bisschop van Groningen, officiaal van de bisschop van Miinster<br />

geweest was, werd door het Ommelanderbestuur verzocht naar<br />

Miinster te reizen om daar te bewerken, dat alles tot het oude<br />

teruggebracht en hij zelf weer in zijn functie van officiaal hersteld<br />

zou worden. In Miinster trof hij bij het Domkapittel een welwillende<br />

houding aan en zo keerde Gerardus Werninck met deze<br />

gunstige berichten naar de Ommelanden terug. Op 7 mei 1577<br />

werd hij door de Ommelander Staten als officiaal aanvaard. Hij<br />

werd echter niet erkend door de aartsdiaken van Groningen, die<br />

het bisdom bestuurde zolang er nog geen nieuwe bisschop aldaar<br />

benoemd was, en natuurlijk ook niet door de magistraat van de<br />

stad Groningen.<br />

De Ommelanden konden tenslotte hun zin niet doorzetten,<br />

omdat na de muiterij van de Spaanse soldaten in 1576 de stad-<br />

34 D. van Heel, De Minderbroeder Johannes Knijff, Bisschop van Groningen<br />

in Arch. Aartsbisd. Utrecht, dl. 57 (1933), p. 211-388 ; M. Dierickx, De oprichtin*<br />

der nieuwe bisdommen in de Nederlanden, Antwerpen-Utrecht 1950. "


20 DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596<br />

houder van Willem van Oranje, George Lalaing, graaf van Rennen-<br />

berg, de macht in Groningen overnam en de Ommelanden naar<br />

zijn hand zette.<br />

De kroniekschrijver Abel Eppens oordeelde niet zo gunstig over<br />

het zedelijk leven van de officiaal Gerardus Werninck. Hij wist<br />

echter ook te vertellen, dat Gerardus Werninck, voordat hij pastoor<br />

te Loppersum en daarna pastoor te Middelstum werd, uit Bentlage<br />

kwam en eerst monnik in het Kruisherenklooster te Scharmer<br />

geweest was35. In Bentlage was een Kruisherenklooster en zoals<br />

gezegdt de Kruisheren van Bentlage hebben er veel toe bijgedragen,<br />

dat een klooster te Scharmer gesticht werd. Het zou natuurlijk<br />

kunnen, dat Gerardus Werninck eerst in het klooster Bentlage<br />

verbleef, daarna naar Scharmer vertrokken is en van uit Scharmer<br />

pastoor geworden is in Middelstum, een dorp niet ver van Scharmer.<br />

Tot op heden is nog geen document gevonden, waaruit blijkt, dat<br />

Gerardus Werninck eens Kruisheer te Bentlage of Scharmer was.<br />

Juist van het klooster Bentlage zijn vele historische bescheiden<br />

bewaard gebleven. Ook in de Definities van de Generale Kapittels<br />

werd hij niet vernoemd. We vinden zijn naam wel in de Catalogus<br />

benefactorum Canoniae Bentlagensis. Daarin lezen we, dat op<br />

10 februari te Bentlage ieder jaar een anniversarium werd gehou-<br />

den voor Gerardus Werninck, en bij zijn naam staat genoteerd,<br />

dat hij eens rector van de school te Rheine was 36. Ook op 13 juni<br />

werd ieder jaar een anniversarium voor Gerardus Werninck ge-<br />

houden en hierbij staat vermeld, dat hij eens pastoor te Middelstum<br />

was37. We houden het er voor, dat hij geen Kruisheer geweest is,<br />

maar dat hij goede relaties met de Kruisheren zowel van Bentlage<br />

als van Scharmer onderhield. Hij was een weldoener van de<br />

Kruisheren. De Gerardus Werninck, wiens anniversarium op<br />

10 februari te Bentlage gehouden werd, was wellicht zijn vader.<br />

De data van het overlijden van beide Wernincks zijn in de<br />

Catalogus niet aangegeven.<br />

35 J. W. Formsma, Een poging tot herstel van het geestelijk gezag van de<br />

bisschop van Miinster over de Ommelanden, in Tijdschrift voor Geschiedenis, jg. 74<br />

(1961), p. 405-412 ; De Kroniek van Ebel Eppens tho Equart, uitg. door J. A.<br />

Feith-H. Brugmans, Amsterdam 1911, dl. II, p. 155.<br />

36 H. U. Weiss, Die Kreuzherren in Westjalen, S. 256.<br />

37 a.w.t S. 262.


DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596 21<br />

Met steun van Rennenberg ging de stad Groningen ten aaimen<br />

van de Ommelanden tot harde maatregelen over. De stadsmagistraat<br />

nam op 1 november 1578 een aantal afgevaardigden<br />

van de Ommelanden tijdens hun vergadering ten Broeren in de<br />

stad Groningen gevangen o.a. de abten van de Benedictijnerabdijen<br />

van Thesinge, Rottum, Selwerd en Oldenklooster bij den<br />

Dam. De abt van Thesinge had zich intussen ontwikkeld tot leider<br />

van de Ommelanders en was een van de felste tegenstanders van<br />

de stad Groningen en het Spaanse gezag. Er is overgeleverd, dat<br />

de stadhouder te Groningen, Caspar de Robles (1573-1576), op<br />

een gegeven ogenblik de abt van Thesinge een schop met de vbet<br />

gaf38. Deze abt heette Gerardus Ahues en was tot het jaar 1556<br />

prior van het Kruisherenklooster te Scharmer. Volgens een schriftelijk<br />

verslag werd hij op 7 maart 1556 tot abt van thesinge<br />

gekozen, een Benedictijns dubbelklooster, waar in die dagen vier<br />

monniken en zestien zusters waren. Op 17 april werd zijn keuze<br />

door de bisschop van Miinster bevestigd39. Het was waarschijnlijk<br />

niet de bedoeling van de monniken en de zusters, die hem kozen,<br />

dat hij de Benedictijnse geest of splritualiteit zou handhaven;<br />

wellicht zochten zij een goede ieider op materieel en geestelijk<br />

gebied. De keuze van een niet-Benedictijn tot abt van een Benedictijnerklooster<br />

was niet zo ongewoon in de Groninger landen.<br />

Er zijn daar meerdere Benedictijnerabdijen bekend, waar de kloosterlingen<br />

iemand uit een niet-Benedictijnse orde tot abt kozen 40.<br />

Gerardus Ahues is zeer lang abt gebleven, zevenendertig jaar!<br />

Hij stierf kort voor 1 maart 1613 en moet een hoge puderdom<br />

bereikt hebben41.<br />

De naam Gerardus Ahues is tot nu toe niet uit een door de<br />

Kruisheren nagelaten document bekend. Volgens de definities<br />

van het Generale Kapittel uit het jaar 1552 werd door de<br />

prior-generaal en zijn definitoren Gerardus Renis (van Rhelne)<br />

ontslagen uit zijn functie van supprior in het Kruisherenklooster<br />

Marienfrede in het Rijnland en tot prior van het Kruisherenklooster<br />

38 C. Damen, Geschiedenis van de Benediktijnerkloosters in de provinvie Gron'ingen,<br />

Assen 1972, p. 207-208.<br />

39 a.w., p. 123-124, 132 en 207; Staatsarchiv Miinster: StAMUFsmMtt 3381<br />

(keuze), Bissch. Dioz. Archiv Munster: BAMii Domarch. IX A3, fol 22V (bevestiging).<br />

40 Damen, a.w., p. 131-132.


22 DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596<br />

te Scharmer benoemd. In dat jaar 1552 was de prior van Scharmer,<br />

een zekere Lubbertus, gestorven. Ook de supprior, Everhardus, was<br />

gestorven42. Men had blijkbaar in Scharmer een goede prior nodig.<br />

In de jaren 1552 tot 1556 werd Gerardus Renis niet gememoreerd<br />

als gestorven, ook werd in die jaren geen nieuwe prior benoemd.<br />

Het is goed mogelijk, dat we in Gerardus Renis en in Gerardus<br />

Ahues een en dezelfde persoon moeten zien. Ahues ligt niet zover<br />

van Rheine af. In ieder geval in het schriftelijk verslag van het<br />

bisdom Minister uit het jaar 1556 werd over de prior van het<br />

Kruisherenklooster te Scharmer gesproken. Gerardus Ahues kan<br />

toen nog niet zo oud geweest zijn.<br />

De niet-gevangen genomen leden van de Ommelander Staten<br />

gingen voortaan niet meer in de stad Groningen vergaderen, maar<br />

riepen hun vergaderingen in het Dominicanerklooster te Winsum<br />

bijeen. Echter niet alle afgevaardigden kwamen naar Winsum ;<br />

de abt van Aduard, de commandeuren van de Johannitercomman-<br />

derijen van Warffum, Wijtwerd en Oosterwierum b.v. waren be-<br />

reid deel te nemen aan de vergaderingen van de Staten van<br />

Groningen op het raadhuis in de stad Groningen. De reden van<br />

hun gematigdheid en toegevendheid was, dat de afgevaardigden<br />

van de Ommelanden, die te Winsum bijeenkwamen, de z.g.<br />

Winsumer factie, zich veel meer dan de burgers te Groningen tot<br />

de Reformatie aangetrokken voelden.<br />

De beide groepen van de Ommelander Staten hebben elkaar<br />

toch weergevonden, namelijk op de landdag van 9 februari van<br />

het jaar 1579. De gevangen genomen prelaten waren intussen op<br />

22 december 1578 vrijgelaten. Zij zullen het wel geweest zijn, die<br />

de gematigde abten en prelaten toch weer zover gekregen hebben,<br />

dat zij gezamenlijk met de Winsumer factie vergaderen wilden.<br />

Juist betreffende de landdag van 9 februari 1579 is een akte<br />

uit het Kruisherenklooster van Scharmer bewaard gebleven, name<br />

lijk van 3 februari 1579. In deze akte wordt vermeld, dat Johannes<br />

Greven, abt te Aduard, Henricus Lontzenius, abt te Selwerd,<br />

Gerardus Ahues, abt te Thesinge, Lutgerus van Lynden, comman-<br />

deur te Warffum, Bernardus Buntlage, commandeur te Wijtwerd,<br />

Bernardus Menssens, vanwege Felwerd anders Oldencloester,<br />

42 Defintttes, p. 353.


DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596 23<br />

Hieronymus Eizinga, commandeur te Oosterwierum en Hermannus<br />

Leodiensis (van Luik), prior te Scharmer, afspraken gezamenlijk<br />

op de landdagen te komen43.<br />

Het is zeker, dat een aantal geestelijken enige tijd niet op de<br />

landdagen te Winsum kwamen, hetzij omdat zij in de stad gevan-<br />

gen zaten, hetzij omdat zij bereid waren geweest op het raadhuis<br />

te Groningen te vergaderen. Volgens de genoemde akte waren ze<br />

alle weer van plan op de landdagen te Winsum te verschijnen.<br />

De prior van het Kruisherenklooster te Scharmer wordt in de<br />

boeken en artikelen over de strijd tussen de stad Groningen en de<br />

Ommelanden nooit genoemd. We hebben aanvankelijk gedacht,<br />

daar genoemde akte uit de nalatenschap van de Kruisheren in het<br />

archief van Groningen terecht gekomen is, dat de abten en com-<br />

mandeurs de prior overgehaald hebben om ook naar Winsum te<br />

komen, omdat het een belangrijke landdag zou worden, opdat<br />

de prelaten zoveel mogelijk stemmen aan hun kant zouden hebben.<br />

Gezien er onder de in de akte van 3 februari 1579 genoemde<br />

prelaten drie waren, die in Groningen gevangen genomen waren<br />

en vier, die in dezelfde tijd bereid waren geweest tesamen met de<br />

burgers van Groningen op het raadhuis aldaar te vergaderen,<br />

wordt de indruk gewekt, dat de prelaten hier eerder een geschil<br />

bijgelegd hebben en tot een akkoord gekomen zijn, en dat het hun<br />

er niet zozeer om ging de prior van Scharmer over te halen ook<br />

naar de landdag te komen. Bovendien blijkt uit een bewaarde lijst<br />

van aanwezige leden op de Ommelander landdagen over de jaren<br />

1575-1577, dat de prior van Scharmer in die jaren tweemaal aan-<br />

wezig was : 2 januari 1576 en 8 augustus 1576 44. Behalve dat de<br />

prioren van Scharmer belangrijke functies in het Generale Zijlvest<br />

der Drie Delfzijlen vervulden, bewogen zij zich ook op politiek<br />

vlak.<br />

Op de landdag van 9 februari 1579 kwam het ook tot een ver-<br />

zoening tussen de edelen, de z.g. Winsumer factie, en de prelaten,<br />

zowel de Groninger factie als de gevangen genomen groep. De<br />

edelen betreurden het, dat de prelaten weggebleven waren. Hun<br />

43 Hermans, Annales, II, p. 489 ; Feith, Register, dl. Ill, p. 31-32.<br />

44 Formsma, Inventaris der Ommelander Archieven, p. 27, nr. 65. Hierbij hartelijk<br />

dank aan Dr. A. T. Schuitema Meijer, archivaris der gemeente Groningen, die voor<br />

ons de lijst van de aanwezige leden op de Ommelander landdagen over de jaren<br />

1575-1577 geraadpleegd heeft.


24 DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-15%<br />

deelname werd door hen zeker op prijs gesteld, daar ze altijd<br />

trouwe lidmaten van de Ommelander Staten geweest waren. Op<br />

15 december 1578 hadden de edelen wel een aantal afgevaardigden<br />

gekozen, waaronder de geestelijken ontbraken, maar zij verzekerden,<br />

dat volgens hen zeker uit ieder kwartier ook een prelaat<br />

gekozen moest worden.<br />

Een tweede verrassend besluit was, dat de Ommelanders zich<br />

weer tot de bisschop van Miinster zouden wenden om hem te<br />

vragen de jurisdictie over de Ommeianden te aanvaarden en een<br />

officiaal voor hun gebied te benoemen. De geestelijken en de<br />

edelen besloten nogmaals hun vrijheden te verdedigen en zich op<br />

godsdienstig en politiek gebied aan de Pacificatie van Gent en de<br />

Generale Unie te houden.<br />

Reeds voor deze landdag was de Unie van Utrecht gesloten op<br />

9 januari 1579. Het is vanzelfsprekend, dat de Ommelanders, die<br />

zich altijd tegen de Spaanse overheersing verklaard hadden, zich<br />

op hun volgende landdag van 5 maart 1579 er over beraadden, of<br />

zij tot de Unie van Utrecht zouden toetreden. De prelaten verzetten<br />

zich heftig, daar de artikels dertien tot en met vijftien van de<br />

Unie van Utrecht tot doel hadden het katholicisme te verbieden<br />

en de kloosters te vernietigen. De edelen beloofden de prelaten,<br />

dat aan de katholieke kerk en aan de kloosters in de Ommeianden<br />

volledige vrijheid gelaten zou worden. De prelaten zagen toen in<br />

de Unie van Utrecht geen bedreiging meer en stemden er mee in,<br />

dat de Ommeianden zich bij de Unie van Utrecht aansloten.<br />

In het jaar 1580 kwam weer een grote verandering in de situatie.<br />

Graaf van Rennenberg, eerst aan de zijde van Willem van Oranje,<br />

liep over naar de Spaanse koning en daarmee werd de stad Groningen<br />

weer Spaans. De Ommeianden bleven trouw aan Willem van<br />

Oranje. Om geld bijeen te verzamelen voor hun strijd tegen de<br />

stad Groningen stonden een aantal prelaten toe, dat kelken en<br />

sieraden uit de kloosters tot dit doel werden afgestaan. De Omme<br />

ianden konden tegenover graaf Rennenberg en diens opvolger<br />

Francesco de Verdugo weinig beginnen. Een aantal prelaten o.a.<br />

de abt van Aduard, Selwerd en Oldenkloostei* in de Marne en de<br />

cotnmandeur van Oosterwierum zochten hun toevlucht binnen de<br />

stad Groningen, andere prelaten zoals de abt van Thesinge, Rottum<br />

eh Oldenklooster in de Ham vluchtten met de edelen het land uit.


DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596 25<br />

Gerardus Ahues, de abt van Thesinge, is later teruggekomen. Hij<br />

wenste toch als monnik verder te leven. Hij sloot vrede met Fran<br />

cesco de Verdugo. De stad Groningen, waar hij zich vestigen<br />

wilde, weigerde hem toe te laten. Dank zij de steun van Verdugo<br />

kon hij in de Ommelanden terugkomen en rustig verder leven tot<br />

aan zijn dood in het jaar 1613 45.<br />

Francesco de Verdugo kon zich handhaven tot het jaar 1594.<br />

In dat jaar veroverde Prins Maurits de stad Groningen en de<br />

Ommelanden. De katholieke godsdienst werd verboden en dat<br />

betekende ook het einde van de kloosters.<br />

Wanneer hebben de Kruisheren hun klooster te Scharmer verlaten<br />

?<br />

De laatste visitatie zal door de prior van Bentlage nog in de<br />

jaren 1585-1586 verricht zijn46. De laatste prior is wel Albertus<br />

van Emmen geweest. Hij werd nog in een akte van het jaar 1592<br />

genoemd47. In het jaar 1595 kwamen de goederen van het klooster<br />

Scharmer nog niet voor in de rekeningen van de rentmeester van<br />

het gewest Groningen. Blijkbaar waren ze toen nog niet geconfiskeerd.<br />

Dat was wel het geval in het jaar 1597. Daarom zullen we<br />

het einde van het Kruisherenklooster te Scharmer in de jaren<br />

1595-1596 moeten plaatsen*8.<br />

DE KLOOSTERGEMEENSCHAP VAN SCHARMER<br />

Uit de aanwas van de kloostergoederen gedurende het honderdjarig<br />

bestaan van het klooster te Scharmer mogen we besluiten,<br />

dat voor vele families in de omgeving van Scharmer de kloostergemeenschap<br />

toch iets te betekenen heeft gehad. Uit hoeveel leden<br />

bestond deze gemeenschap en op welke activiteiten hebben zij zich<br />

toegelegd ? Het zal altijd maar een gissen en veronderstellen<br />

blijven. Uit de besluiten van de Generate kapittels der Kruisheren<br />

van het jaar 1489 tot het jaar 1576 zijn ons een antal namen van<br />

45 Damen, a.w.} p. 175.<br />

46 Definities, p. 409-<br />

47 Annales, I (1), p. 151 ; in 1590 verbleef een Kruisheer Albertus van Emmen<br />

in het klooster Ter Apel en was daar senior. In 1593 was hij echter niet meer in<br />

Ter Apel; Annales, II, p. 505.<br />

48 W. J. Formsma, inventoris van de Archieven der Staten van Stad en Lande,<br />

1594-1798, nrs. 2302-2306 ; Roelfsema, De Klooster en Proosdijgoederen, p. 34.


26 DE PRIORIJ S1NT HELENA TE SCHARMER 1489-1596<br />

Kruisheren bekend, die in het klooster Scharmer gestorven zijn.<br />

Hieraan kunnen nog toegevoegd worden de namen, die ons uit<br />

andere documenten bekend zijn. Met de hulp van deze namen is<br />

het ons enigszins mogelijk te bepalen, hoeveel Kruisheren in de<br />

loop van de honderd jaren in het klooster Scharmer gewoond<br />

hebben. Bewoonden in het jaar 1594 ca. vijf Kruisheren het kloos<br />

ter, na het jaar 1520 tot ongeveer het jaar 1560 moet de klooster-<br />

gemeenschap toch uit ca. tien tot twaalf Kruisheren bestaan<br />

hebben4>9. Afgezien van de eerste jaren en het rampjaar 1494 zijn<br />

tot het jaar 1560 slechts zelden Kruisheren uit andere kloosters<br />

naar Scharmer verplaatst; wel zijn er, wat veel gewichtiger is, uit<br />

Scharmer naar elders verplaatst. Na het jaar 1560 gebeurde het<br />

meer als daarvoor, dat Kruisheren uit andere kloosters naar<br />

Scharmer verplaatst werden. Blijkbaar was er na dat jaar een tekort<br />

aan Kruisheren te Scharmer50. In het jaar 1552, het jaar waarin<br />

het Generale Kapittel Gerardus Renis of Ahues tot prior van<br />

Scharmer benoemde, werd Bernardus Northorn uit het klooster<br />

Ter Apel te Scharmer aangesteld als magister juvenum 51. Aan<br />

deze Kruisheer werd m.a.w. de opdracht gegeven te%Scharmer de<br />

jonge Kruisheren te leiden, een taak, die dikwijls in handen van<br />

de supprior lag.<br />

Juist in het jaar 1552 was de supprior van Scharmer, genaamd<br />

Lubbertus, gestorven.<br />

Buiten hun dagelijks koorgebed zullen de Kruisheren van Schar<br />

mer ieder hun eigen werk gehad hebben. De prior was pastoor<br />

van de parochie Scharmer en moest, zoals vermeld, namens het<br />

convent een aantal maatschappelijke functies vervullen. In de<br />

zeventiger jaren was het vervullen van beide werkzaamheden de<br />

prior blijkbaar te veel, want in het jaar 1572 werd Johannes, de<br />

supprior van het klooster te Emmerich, van zijn functie ontheven<br />

en tot supprior en pastoor te Scharmer benoemd 52. De supprior<br />

49 In een akte van het jaar 1528 worden vier Kruisheren van Scharmer genoemd<br />

(zie noot 23) ; in de jaren van 1529 tot 1535 stierven zes Kruisheren te Scharmer;<br />

deze overledenen werden niet in de akte van 1528 genoemd ; bovendien werd in het<br />

jaar 1534 een Kruisheer uit Scharner naar Franeker verplaatst. In de jaren van<br />

1540 tot 1560 stierven te Scharmer tien Kruisheren ; bovendien zijn door andere<br />

gegevens nog zeven namen van Kruisheren van Scharmer bekend.<br />

50 Zie hiervoor de lijst achteraan.<br />

51 Definities, p. 353.<br />

52 a.w., p. 388.


DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596 27<br />

zal voor de interne aangelegenheden van het klooster gezorgd<br />

hebben, zoals de liturgie en de geestelijke leiding van de jonge<br />

Kruisheren. De procurator had het beheer over het grondbezit.<br />

Aan een van de priesters zal de zorg van de kapel te Lutteke<br />

Harkstede opgedragen zijn. Een andere priester zal als terminarius<br />

rondgetrokken zijn om overal te prediken. Nog in het jaar 1575<br />

werd Petrus Moyck uit het klooster Sint Agatha te Scharmer<br />

benoemd als predicator 53. De bewerking van de negentig hectaren<br />

grond, die de Kruisheren voor eigen gebruik behielden, zal voor-<br />

namelijk het werk van de broeders en donaten geweest zijn.<br />

Binnen de orde traden de prioren van Scharmer niet op de voor-<br />

grond. Nooit werd een prior tot definitor gekozen, slechts eenmaal<br />

werd de prior visitator, namelijk van het klooster Ter Apel in het<br />

jaar 154454.<br />

Tenslotte volgen hier twee lijsten : een lijst van de prioren van<br />

Scharmer, die met het nodige voorbehoud gegeven wordt, en een<br />

lijst van Kruisheren, waarin zijn opgenomen de namen van de<br />

Kruisheren, die in Scharmer gestorven zijn, en van Kruisheren, die<br />

van of naar Scharmer verplaatst zijn.<br />

Lijst van Prioren van Scharmer55<br />

1489-1495 : Johannes Petri (Johannes Poortvliet), gestorven in<br />

1495 56.<br />

ca. 1497 : Wigboldus van Renen of Rheine57.<br />

ca. 1500 : Johannes ; in 1517 stierf prior Johannes58,<br />

ca. 1520 : Gijsbertus Biscop. Na zijn prioraat in Scharmer werd<br />

hij prior van Franeker en stierf in 1532 5t\<br />

ca. 1528-1530 : Henricus van Deventer60.<br />

53 a.w., p. 390.<br />

54 a.w., p. 337.<br />

55 Voor deze lijst is vooral Van de Pasch, Definhies, benut. Andere bronnen<br />

worden in de noten aangegeven.<br />

56 Zie noot 21.<br />

57 Misschien kunnen we deze prior vereenzelvigen met Wybbel, die in het jaar<br />

1531 stierf en eens prior van Scharmer was.<br />

58 Zie noot 24.<br />

59 Voor het jaar 1520 hebben we geen enkel gegeven. Deze prior stierf in het jaar<br />

1532 en was eens prior van Scharmer en Franeker geweest.<br />

60 Zie de noten 23 en 28. Mogelijk werd hij in het jaar 1530 tot prior van<br />

Osterberg gekozen en in het jaar 1538 tot prior van Hoei en generaal van de orde.


28 DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596<br />

ca. 1535 : Mathias Grave. Hij was prior te Franeker van 1554 tot<br />

1560. Hij stierf in 1560 61.<br />

ca. 1538-1548: Henricus Hasekamp. Hij stierf in 1551 e2.<br />

ca. 1549-1552 : Lubbertus. Hij stierf in 1552.<br />

ca. 1552-1556: Gerardus Renis of Ahues. Hij werd gekozen tot<br />

Abt van Thesinge 63<<br />

ca. 1560 : Petrus van Gladbach. Hij stierf in 1572 6\<br />

ca. 1565-1568 : Hubertus van Hasselt. Hij stierf in 1568.<br />

ca. 1568-1570 : Everardus. Hij stierf in 1570.<br />

ca. 1570-1572 : Johannes van Groningen65.<br />

ca. 1575 : Lambertus Stapperus66.<br />

ca. 1579: Hermanus van Luik67.<br />

ca. 1592 : Albertus van Emmen68.<br />

Lijst van Kruisheren van Scharmer<br />

1495 : gestorven: Egbertus Renis, Procurator; Hermannus, Theodoricus,<br />

Ullitus, Wilhelmus, donaten.<br />

1502 : gestorven : Joannes Stenvordie, donaat.<br />

1508 : gestorven : frater Gerhardus.<br />

1509 : verplaatst: Godefridus van Uffel, donaat van Maastricht,<br />

naar Scharmer.<br />

1512 : verplaatst: Nicolaus van Scharmer naar Falkenhagen.<br />

1516 : gestorven : Henricus, supprior van Scharmer.<br />

1523 : gestorven : Martinus Anlo.<br />

1524 : verplaatst: De procurator (Nicolaus ?) in Scharmer ontheven<br />

uit zijii functie en verplaatst naar Schiedam ; Mau<br />

ritius van Schiedam naar Scharmer; Mathias van Scharmer<br />

naar Nijenwerve.<br />

1529 : gestorven : Bernardus.<br />

61 Voor het jaar 1535 hebben we geen enkel gegeven. Tussen de jaren 1538-1560<br />

kan hij maar moeilijk prior van Scharmer geweest zijn.<br />

62 Zie noten 23 en 29.<br />

63 Zie noot 39.<br />

64 Voor het jaar 15(50 is er geen gegeven. Hij kan later geen prior geweest zijn.<br />

65 In het jaar 1580 was hij te Franeker en was toen reeds prior van Scharmer<br />

geweest. Zie hiervoqr: A. J. j. Hoogland, Conscripth exulum Frisiae. De Friese<br />

vlugtelingen in 1580, in Arcbiej Aartsbisdom Utrecht, jg. 16 (1888), p. 349.<br />

66 Annales I (1), p. 149.<br />

67 Zie noot 43.<br />

68 Zie noot 46.


1531<br />

1532<br />

1534<br />

1535<br />

1539<br />

1541<br />

DE PRIORIJ SINT HELENA TE SCHARMER 1489-1596 29<br />

gestorven: Helpericus, conversus.<br />

gestorven : Cornelis van Harderwijk, presbyter,<br />

verplaatst: Nicolaus, junior van Scharmer naar Franeker<br />

als terminarius.<br />

gestorven : Henricus, donaat.<br />

gestorven : frater Wilhelmus ; Gerardus de Nova Ecclesia,<br />

supprior *°.<br />

gestorven : Georgius, donaat; Wycholdus, donaat; Gerar<br />

dus Stralen, presbyter 70.<br />

verplaatst: Nicolaus Lap, van Scharmer naar Franeker.<br />

1543 : verplaatst: Johannes Grave, van Roermond naar Scharmer.<br />

1546: verplaatst: Nicolaus de procurator keert van Franeker<br />

terug naar Scharmer.<br />

1547 : verplaatst: Symon van Groetloon, van Kerniel naar Schar<br />

mer ; benoemd tot kok.<br />

1551 : verplaatst: Theodoricus Onnonis, supprior van Scharmer<br />

naar Emmerich.<br />

1552: gestorven: Everhardus, supprior71.<br />

verplaatst: Bernardus Northorn, van Ter Apel naar Schar<br />

mer en benoemd tot magister juvenum.<br />

1554 : gestorven : Nicolaus, donaat.<br />

1556 : gestorven : Nicolaus, presbyter ; Johannes, donaat.<br />

1557 : verplaatst: Reinoldus, donaat, van Luik naar Scharmer.<br />

1559 : verplaatst: Gwylhelmus, van Schiedam naar Scharmer.<br />

1560 : verplaatst: Gualterius Balen, van Osterberg naar Scharmer.<br />

1561 : verplaatst: Johannes Geilenkirchen naar Scharmer ; Hen<br />

ricus van Dortmund, van Beyenburg naar Scharmer72 ;<br />

Johannes van Sneek naar Scharmer.<br />

1572 : verplaatst: Johannes, supprior van Emmerich van zijn<br />

functie ontheven en benoemd tot supprior en pastoor te<br />

Scharmer.<br />

1575 : verplaatst: Petrus Moyck van Sint-Agatha naar Scharmer<br />

en benoemd tot predicator.<br />

Dr. P. van den Bosch, O.S.C.<br />

69 Genoemd in het jaar 1528 als supprior, zie noot 23.<br />

70 Zie noot 68.<br />

71 Misschien was hij in het jaar 1528 procurator; zie noot 23.<br />

72 Hij werd later pastoor te Beyenburg en prior te Maaseik.


KAPITTELBESLUITEN VAN HET<br />

KRUISHERENKLOOSTER TE KEULEN<br />

1679-1789<br />

In het Historische Archiv der Stadt Koln bevindt zich onder<br />

Akten 34, liber conclusionurn capitularium, een boek waarin een<br />

secretaris de besluiten van het kloosterkapittel der Keulse Kruis-<br />

heren noteerde. Het loopt over de jaren 1679-1789. De eerste<br />

secretaris werd gekozen 18 april 1680. Toen deze, Winandus Vest,<br />

prior gekozen was in Glindfeld, werd Jacobus Holthausen met<br />

algemene instemming secretaris. Toen deze prior gekozen werd in<br />

Helenenberg, werd 30 april 1683 de nieuwe subprior Johannes<br />

Schmitz ook secretaris van het kapittel. Deze heeft verreweg de<br />

meeste aantekeningen gemaakt.<br />

Het prioraat van Theodorus Degens 1 ga£ hiertoe ook de meeste<br />

aanleiding, vanwege diens strijd met de generaal. Behalve enkele<br />

besluiten over financien, gaat het verder meest over het aannemen<br />

van candidaten voor de inkleding en gewoonlijk, nadat de novice<br />

ongeveer een jaar in gemeenschappelijk noviciaat is geweest, over<br />

het aannemen voor de professie2. Terwijl het oorspronkelijk alleen<br />

maar een lijst is geweest van aannemingen voor noviciaat of pro<br />

fessie, komt men er van 1771 tot 1781 toe, in deze namenlijst ook<br />

de overledenen te vermelden.<br />

1 Zelf ondertekent hij met Degens, zoals ook in de doopboeken van Geldern de<br />

familienaam geschreven wordt. In officiele stukken staat meerdere malen Deghens.<br />

2 In 1620 was het gemeenschappelijk noviciaat in Hohenbusch, in 1624 in<br />

Schwarzenbroich, in 1631 in St Agatha, in 1648 in Emmerich, in 1655 in Schwarzenbroich<br />

(in quo officium tarn nocturnum, quam diurnum, juxta praescriptum ordinarii<br />

cantari volumus), in 1677 en 1679 in Hohenbusch. C. R. Hermans, Annales canonicorum<br />

regularium S. Augustini ordinis S. Cruets, Silvae-Ducis, 1858 (bij verdere<br />

verwijzingen aangegeven met Ann.) Ill, 354 ; A. van de Pasch, Definities der<br />

generate kapittels van de orde van het H. Kruis, 1410-1786, Brussel, 1969. (Bij<br />

verdere verwijzingen aangegeven met Def.) 439, 443, 455, 471, 480, 502.


32 KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789<br />

Liber conclusionum capitularium verduidelijkt het beeld van<br />

Theodorus Degens. Behalve een beeld van de situaties in zijn<br />

tijd vinden we er ook een paar staaltjes in van de expansiepolitiek<br />

van Lodewijk XIV en een hele rij namen van Keulse kruisheren<br />

van 1679-1789.<br />

THEODORUS DEGENS<br />

Theodorus Degens werd 16 april 1661 te Keulen priester<br />

gewijd3. Het generaal kapittel van 15-17 mei 1661 bepaalde, dat<br />

in Briiggen philosophie zou gedoceerd worden en benoemde daarvoor<br />

Theodorus Degens als lector4. Hoelang hij daar geweest is,<br />

is niet bekend. In 1664 doceerde hij te Emmerich. In 1670 wilden<br />

in Emmerich enkele confraters beweren, dat de keuze van prior<br />

Johannes van der Cuil ongeldig geweest was. De provinciaal,<br />

Wilh. Xhneumont, consulteerde hierover Theodorus Degens, die<br />

in Emmerich theologie gedoceerd had, toen, zes jaar tevoren, in<br />

1664 dus, de priorkeuze plaats had. Theodorus Degens was overtuigd<br />

van de geldigheid der keuze5.<br />

Het waren de theologiestudenten van het klooster te Emmerich,<br />

die dankbaar hun vereerde professor in 1668, bij diens promotie,<br />

met een gedrukte felicitatie van 22 bladzijden, vereerden. Uit deze<br />

felicitatie blijkt, dat Theodorus Degens kort van te voren in<br />

Emmerich, en nu in het convent te Keulen waar hij ingetreden<br />

was, theologie doceerde, dat hij promoveerde aan de universiteit<br />

3 Hist. Archiv des Erzbistums Koln, Protocolla suffraganeatus.<br />

4 Def. 487.<br />

5 L. Sips, De canonie Marienbongerd te Emmerik, in de reeks Cruciferana, 16,<br />

St.-Agatha, 1953, 30-31. Het archief van St Agatha heeft een tekst, die de moeilijkheid<br />

over de geldigheid van de priorkeuze van 1664 in Emmerik als een casus met<br />

Titius en Caius geeft. fr Theodorus Deghens S.T.D. et professor publicus Can.<br />

Reg. S. Cruets Colon, en fr Joannes Schweitzer Ord. Erm. B. P. Augustint, S.T.D.<br />

et professor ordinarius behandelen deze casus uitvoerig met meerdere verwijzingen<br />

naar het Corpus juris en verschillende auteurs. De vier aanklagers moeten alle<br />

bezwaren schriftelijk indienen ; onder eed verklaren, dat ze menen dat ze waar zijn<br />

en dat ze ze kunnen bewijzen. Als sinds de keuze geen bezwaar is ingediend bij de<br />

generaal of provinciaal, moeten ze als rustverstoorders gestraft worden. De kiezers<br />

hoeven op de vragen van de klagers niet te antwoorden. Het moet gaan over iets,<br />

wat ze v66r de keuze niet wisten. Als ze hun bezwaren niet kunnen bewijzen^<br />

moeten perturbatores gestraft worden. De gekozene is algemeen erkend, heeft zelfs<br />

stemmen gehad bij de keuze der definitoren. De twee professoren van Keulen, Th.<br />

Deghens en J. Schweitzer waren blijkbaar als commissarissen door de generaal<br />

aangewezen.


KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789 33<br />

van Keulen en dat de Dominicaan Prof. Anthonius van der Cloes<br />

zijn promotor was6. Merkwaardig, dat hier reeds eximius bij zijn<br />

naam staat; zoals later ook herhaaldelijk in officiele teksten7,<br />

misschien omdat hij toen professor was.<br />

Theodorus Candidus (Le Blanc) feliciteerde Degens in een<br />

gedicht, dat gedrukt werd in zijn boek Altera clavis 8, waarin pag.<br />

249 staat: Es Martialis. Martia civitas / in lucis auras, Geldriadum<br />

decus I Venlona ceu Bellona fudit, / Martis alumna dedit papillas<br />

I Primam Palaestram (Gymnasium Crucis). Theodorus Degens is<br />

dus een leerling geweest van de latijnse school te Venlo, die toen<br />

door de kruisheren geleid werd. Wellicht hebben ook anderen,<br />

zoals de generaal Johannes Georgius Hachten, uit het hertogdom<br />

Gelder waartoe ook Venlo behoorde, er hun eerste opleiding gehad<br />

en daar de kruisheren leren kennen. Vermoedelijk zijn Theodorus<br />

Degens en J. G. Hachten beiden uit de stad Geldern 9.<br />

Als voorwoord op Altera clavis schreef Petrus van Streithagen,<br />

een kanunnik van Heinsberg, een gedicht op bekende kruisheren.<br />

Van Degens wordt hier gezegd: emensum vix ter denas aetatis<br />

aristas / laurea doctorem te cingit Agrippea, ~10. Hij was dus<br />

nauwelijks dertig jaar, toen hij te Keulen promoveerde.<br />

Het Hist. Archiv des Erzbistums Koln heeft in Protocolla Vicariatus,<br />

1678, Reg. 761, N. 5 een concept van een getuigschrift van<br />

23 januari 1678, waarin verklaard wordt, dat Theodorus Degens<br />

geschikt is om generaal te worden T1. Een vreemd geval: generaal<br />

6 Sapientia simplex coronata ..., zie nota in Clairlieu, VI, 1948, 96.<br />

7 Def. 504.<br />

8 Altera clavis coeli mis ericordia, she eleemosyna clavis S. Joannis Eleemosynarii ;<br />

titulis ex ejus vita decerptis: 25 stimulis, pulcherrimisque sententiis et exemplis<br />

commendata, nee non selectiora poemata miscellanea, praeteritis annis conscripta, ac<br />

admodum reverendis, perillustribus, amplissimis, clarissimis, consultissimis viris ac<br />

dominis, qua ecclesiasticis, qua civHi bus, urbis mosacensis rectoribus, aliisque viris<br />

illustribus oblata. Ab admodum R. P. Theodoro Candido, ord. S. Crucis turn temporis<br />

Mosaci priore, ac scholarum praefecto: modo ad S. Agatham ditionis Cuyckensis<br />

pnore: nunc primum in usum studiosae juventutis edita. Ruraemundae typis Leonards<br />

Ophovii, curiae Geldriensis typographi jurati, 1676, 249-252.<br />

9 Hun namen zijn in de moeilijk leesbare doopboeken van Geldern nog niet<br />

gevonden, maar wel komen de namen Hachten (20.2.1633 ; 13.1.1638) en Degens<br />

(19.11.1631 ; 14.1.1633 ; 28.3.1638) meerdere malen voor.<br />

10 Ann. I, 2, 106.<br />

11 Universis et singulis, ad quos spectat seu hoe nostrae litterae pervenerint, noturn<br />

ftdemque jacimus adm. reverendum et eximium in Christo Patrem Theodorum<br />

Deghens sacri et canonici ordinis S. Crucis, domus Coloniensis professum sacerdotem<br />

et in nonum annum priorem necnon capituli generalis definitorem, necnon eiusdem


34 KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789<br />

del Hanneffe was 30 juli 1677 gestorven. Zijn opvolger, Johannes<br />

Georgius Hachten, geboortig uit Geldern, geprofest te Roermond,<br />

lector te Hoei en te Namen, moet in augustus 1677 gekozen zijn.<br />

De nieuwe generaal maakte in October 1677 het provinciaal kapittel<br />

te Keulen mee, en stierf, op de terugreis van een visitatie der<br />

franse kloosters, te Namen op 21 October 1678.. Hoe kan Degens<br />

aan dit getuigschrift van 23 januari 1678 gekomen zijn ? Is het<br />

nog een weerklank van een zekere kiescampagne, die bewijzen<br />

moet, dat hij toch wel een geschikte candidaat was geweest ? Of<br />

is de nieuwe, eerst 44-jarige generaal zo ziek, dat men spoedig<br />

met zijn dood en met een nieuwe keuze rekenen moet ? Zou een<br />

zieke zo'n visitatiereis naar Caen, Parijs, Toulouse enz. gewaagd<br />

hebben ? In het regest staat: Rdus et Eximius P. Theodorus De-<br />

ghens ... petiit et obtinuit testimonium idoneitatis ... In het con<br />

cept van de aanbevelingsbrief blijkt niet, wie daarom gevraagd<br />

heeft. De eenvoudigste oplossing zou zijn, dat het antwoord op<br />

de aanvraag van begin augustus 1677 eerst gegeven werd op<br />

23 januari 1678. Deze merkwaardige aanbevelingsbrief werd gege<br />

ven in het negende jaar van zijn prioraat en in het zevende van<br />

zijn provincialaat. Dus werd Theodorus Degens prior in 1669 en<br />

provinciaal in 1671. Wilhelmus Xhneumont, prior te Duisburg,<br />

werd op het generaal kapittel van 1669 benoemd tot provinciaal<br />

van de Rijnprovincie12, en op het volgende generaal kapittel in<br />

1673 bleef Theodorus Degens provinciaal der Rijnprovincie13.<br />

Wilhelmus Xhneumont was aanwezig op de vergadering der<br />

definitoren van 5-7 mei 1670, in plaats van de gestorven definitor<br />

Petrus du Mont, prior van Namen14. Dat Theodorus Degens na<br />

de dood van W. Xhneumont, als diens opvolger, provinciaal werd<br />

benoemd in 1671, zal wel juist zijn. In het document van 15 juni<br />

1671, waarmee keizer Leopold I de privileges en bescherming, in<br />

1456 door keizer Frederik III, en voor Keulen in 1547 door keizer<br />

ordinis provinciae Coloniensis in 7 annum provincialem, Ss. Theologiae doctorem<br />

et eiusdem in universitate Coloniensi professorem ordinarium, de vitae morumque<br />

integritate, aliisque laudabilium virtutum mentis plurimum commendabilem quoad<br />

aetatem, scientiam, aliasque requisitas habilem atque idoneum esse, qui ad supremam<br />

eiusdem s. ordinis dignitatem generalatus promoveatur, universoque ordini in caput<br />

et magistrum generalem praeficiatur, prout nos praevio diligenti examine dignum et<br />

idoneum esse dignoscimus per presentes. In fidem. 25 Januarii 1678.<br />

12 Def. 494.<br />

13 prov. Rhenanum Theod. Degens continuamus; Def. 499.<br />

14 Ann. Ill, 327 ; Def. 495.


KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789 35<br />

Karel V toegezegd, opnieuw bevestigde, wordt Theodorus Degens<br />

alleen prior van Keulen en nog niet provinciaal genoemd.<br />

't Is wel een bewijs voor de bekwaamheid van Th. Degens, dat<br />

hij tijdens het generaal kapittel opdracht kreeg om te proberen<br />

te bereiken, dat de keizer vroeger gegeven gunsten weer zou her-<br />

nieuwen. Het ging hier om een zeker-niet-verouderd, maar nu-<br />

geldend document, dat aanspraak op afgenomen goederen wettigde.<br />

Op 29 juni 1672 schreef magister generaal Nic. de Hanneffe<br />

aan Wilh. Beeck, provinciaal der Maasprovincie, en aan Theodorus<br />

Degens, provinciaal der Rijnprovincie, dat vanwege de oorlog geen<br />

generaal kapittel kon gehouden worden. Er zou, vanwege moeilijkheden<br />

door oorlogen, en om te beraadslagen wat gedaan zou<br />

kunnen worden om verloren kloosters of in beslag genomen goe<br />

deren weer terug te krijgen, een provinciaal kapittel worden ge<br />

houden 15. Op dit kapittel, in juli 1672, is men vol hoop wegens de<br />

overwinning, welke Lodewijk XIV en de prinsbisschop van Miinster<br />

in de Nederlanden behaald hadden 16. Lodewijk XIV was met een<br />

machtig leger langs de Rijn opgetrokken en tot de waterlinie<br />

doorgedrongen ; de troepen uit Miinster kwamen tot voor Groningen.<br />

In bezet gebied werden alle kerken aan de katholieken teruggegeven.<br />

In de dom te Utrecht en in de St. Jan te 's Hertogenbosch<br />

werden weer plechtige katholieke godsdienstoefeningen gehou<br />

den 17. Op het provinciaal kapittel te Keulen werden enige paters<br />

aangewezen, die moesten proberen in de diverse gebieden, kloosters<br />

of kloosterlijke goederen terug te krijgen18.<br />

Bij de resten van het archief van het opgeheven klooster van<br />

Osterberg in Tecklenburg en van het beheer van de bij Osnabriick<br />

overgebleven goederen van Osterberg, is ook een afschrift van<br />

het document van keizer Leopold I. Voor die goederen bij Osna<br />

briick werd pacht betaald, tot ze in 1794 voor 2198 Reichstaler<br />

werden verkocht19.<br />

15 Ann. Ill, 339.<br />

16 per victoriosa Christianissimi Galliarum Regis et illustrissimi Prmcipis et<br />

Episcopi Monasteriensis arma; Ann. Ill, 340.<br />

17 J. Kleintjes, De Nederlanden, I4e druk, Wassenaar, z.j., 113.<br />

18 Bij de Franse bezetting waren dit de prioren van Duisburg en Dulken, bij de<br />

Munsteranen Chr. Schilgen, subprior van Marienfrede, Adolphus Priem en Petrus<br />

Rulandt; Ann. Ill, 340.<br />

19 Handschriften und Akten des historischen Vereins zu Osnabriick, Verkoopacte<br />

van 3 Nov. 1794.


36 KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789<br />

Degens had, om dat keizerlijke document te krijgen, onkosten<br />

moeten maken. Hij zal naar Wenen gereisd zijn, om daar de<br />

nodige relaties en wegen te vinden. Die onkosten werden vergoed<br />

met de pacht van de overgebleven goederen van Osterberg en met<br />

nog 200 imperiales, waarvan de magister generaal met de kloosters<br />

van het franse taalgebied20, volgens besluit van het generaal<br />

kapittel van 1673, er 75 en de Maas- en Rijnprovincie'21 er 125<br />

zouden betalen.<br />

Degens is dezelfde weg nog eens gegaan. In het archief der<br />

parochie Wickrath is eenzelfde beschermingsbrief aanwezig van<br />

keizer Leopold I van 4 maart 1677. Deze is gegeven op verzoek<br />

van de generaal der orde, Nic. de Hanneffe, van Theodorus<br />

Degens, prior te Keulen en Petrus Heithausen, prior te Wickrath,<br />

bijzonder voor de kloosters van Hoei, Keulen en Wickrath. Hier<br />

ging het om een al lang lopende strijd met de landsheren van<br />

Wickrath, Freiherren von Quadt, die, sinds 1555 protestant ge<br />

worden, in him klein gebiedje de hervorming wilden doorvoeren.<br />

Op 14 april 1681 kwam een overeenkomst tot stand22.<br />

Nog een andere opdracht, aan Degens gegeven, is bekend ge-<br />

bleven. Op het provinciaal kapittel van 1675 kwam men tot het<br />

besluit, dat Degens het geschil in Helenenberg zou oplossen,<br />

door er zelf heen te gaan of door afgevaardigden. Als het nodig<br />

zou zijn om confraters, die van Helenenberg naar een ander kloos-<br />

ter verplaatst waren, terug te roepen, zou hij dat doen 23. Het lijkt,<br />

dat gebeurde verplaatsingen aanleiding tot onenigheid geworden<br />

waren.<br />

RELATIES<br />

De magister generaal had in Rome om bevestiging der privileges<br />

gevraagd ; de kardinaal, die de leiding had van de hiervoor aan-<br />

gewezen congregatie, vroeg inlichtingen over de orde aan Maxi-<br />

20 cum suis conventibus adjacentibus et provincia Parisiensis; Def. 499.<br />

21 utraque Germaniae provincia; ibid.<br />

22 R. Brandts, Inventor des Archivs der Pfarrkirche St Antonius in Wickrath,<br />

Diisseldorf, 1959, 69, 70, Urk. 140. R. Haass, Die Kreuzherren in den Rheinlanden,<br />

Bonn, 1932, 209-211.<br />

23 Ann. Ill, 351.


KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789 37<br />

milianus Henricus, hertog van Beieren, aartsbisschop van Keulen,<br />

tevens bisschop van Luik en Hildesheim. Deze heeft zijn vicaris<br />

generaal in geestelijke zaken speciaal laten informeren en dan<br />

7 juni 1675 geantwoord : dat de kruisheren een waarlijk kanonieke<br />

orde zijn, dat ze contemplatief en actief zijn, ijverig preken,<br />

in verschillende huizen in Duitsland het katholieke geloof verdedigen<br />

en bewaren, professoren hebben aan de universiteit in<br />

Keulen en in sommige plaatsen door een gymnasium voor de jeugd<br />

zorgen, dat de orde exempt is geworden door Johannes XXII (in<br />

1318), als zodanig bevestigd door Innocentius VIII24, en dat hij<br />

wegens zijn achting voor hun levenswijze, naar het voorbeeld van<br />

zijn twee voorgangers te Luik, zeer gaarne de bevestiging van hun<br />

privileges wil aanbevelen *5.<br />

Op relaties wijst ook het feit, dat Theodorus Degens op 9 februari<br />

1675, in opdracht van de nuntius te Keulen, Opizio Pallavicini,<br />

een kapel, een huisje van Loreto, buiten Thorn (L.) gewijd<br />

heeft26. De kanonikes Clara Elisabeth, gravin von Manderscheidt-<br />

Blanckenheim had dit laten bouwen, uit dankbaarheid voor haar<br />

genezing.<br />

Later heeft Theodorus Degens nog een altaar geconsacreerd.<br />

Toen in augustus 1956 bij de restauratie der kerk te Ehrenstein<br />

(Amt Asbach, Kr. Neuwied) de neo-gotische bekleding van het<br />

altaar werd weggenomen, bleek het martelaarsgraf in de stipes van<br />

het altaar los te zijn. Bij de relikwieen lag een strookje perkament,<br />

waarop stond : MDCLXXXII die 1. Mrtii Ego Fr Theodorus<br />

Degens prior et provincialis S + Coloniensis consecravi altare hoc<br />

in honorem SSmae et individue Trinitatis et reliquias sanctorum<br />

martyrum Thebaeorum in eo inclusi, ex commissione lllmii D.<br />

Nuntii apostolid. Nuntius in Keulen was toen Ercole Visconti27.<br />

Er was een nieuwe hoge barokke retabel op het altaar geplaatst,<br />

die twee wijdingskruisjes bedekte. Er zijn twee nieuwe bijgehou-<br />

24 1488. A. Ramaekers, De privileges der kruisheerenorde vanaf boat ontstaan<br />

tot aan het concilie van Trente, in Clairlieu, L 1943 75<br />

25 Ann. Ill, 347-349.<br />

26 capellam she ecclesiam ... una cum altari in eadem erecto: zie Clairlieu VI<br />

1948, 80. '<br />

27 Handbuch des Erzbisturns Koln, Bd. I, 1966, 51.


38 KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789<br />

wen voor de retabel. Men heeft toen dus gemeend, dat een nieuwe<br />

consecratie nodig was.<br />

De protocolla vicariatus in Historisches Archiv des Erzbistums<br />

Koln geven enige data over Theodorus Degens : op 17 September<br />

1670 heeft hij jurisdictie-examen afgenomen van fr Everhardus<br />

Latum, conventuaal van Duisburg ; op 11 november 1670 kreeg<br />

hij opdracht om jurisdictie-examen en professio jidei af te nemen<br />

van R. P. Johannes Holthausen te Dusseldorf, waar Degens eerst-<br />

daags heen zou gaan ; op 19 november 1670 kreeg hij dezelfde<br />

opdracht voor het eigen klooster; op 24 maart 1672 kreeg hij<br />

jurisdictie voor Zusters ; op 8 juli 1672 werd hij visitator van de<br />

Cellezusters in de Achterstrasse in Keulen ; op 5 juni 1684 kreeg<br />

hij als provinciaal de opdracht, om bij de aanstaande visitatie van<br />

het convent van Glindfeld de conventualen van Glindfeld, die in<br />

parochies in het gebied van Medebach in de zielzorg stonden28,<br />

ook omtrent hun pastorale taak te visiteren en daar verslag over<br />

uit te brengen ; op 17 September 1685 moest hij jurisdictie-examen<br />

en professio fidei afnemen van fr Bernardus zum Sandt Het laatste<br />

protokol, dat Degens vermeldt, is van 2 januari 1686. De nieuwe<br />

prior van Glindfeld, Winandus Vest, werd op verzoek van het<br />

convent als deken van Medebach benoemd. Theodorus Degens<br />

ondertekende een door hem eigenhandig geschreven verklaring,<br />

dat Winandus Vest S. Theologiae licentiatus was, philosophie en<br />

theologie gedoceerd had en prior geweest was in Helenenberg. De<br />

professio fidei en de gebruikelijke eed zou W. Vest afleggen voor<br />

Emmericus, abt van Grafschaft.<br />

STUDIE<br />

Het generaal kapittel van 1661 liet in drie huizen een cursus in<br />

philosophie beginnen, in Briiggen, Emmerich en Bentlage, en een<br />

cursus in theologie in Dusseldorf. Daar er veel studenten voor<br />

philosophie waren, moesten de provinciaals 29 er voor zorgen, dat<br />

28 Medebach, Winterberg, Eppe, Dudinghausen. H. U. Weiss, Die Kreuzherren<br />

in Westfalen, in Clairlieu, XX-XXI, 1962-1963, 181-187.<br />

29 provinciates staat in het meervoud, dus van Maas- en Rijnprovincie. Briiggen<br />

behoorde tot de Maasprovincie. Ann. Ill, 185.


KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789 39<br />

ze passend verdeeld werden. Vergoeding voor de studenten kon<br />

geschieden door uitwisseling van personen of op een andere<br />

manier, zoals de prioren dat onder elkaar konden regelen. Als<br />

leider der philosophic in Briiggen werd Degens benoemd. In de<br />

zin van het testament, dat de novice Nicolaus von Grote voor zijn<br />

professie in 1657 maakte30, bepaalde hetzelfde generaal kapittel,<br />

dat in Keulen een studie in de scholastieke theologie aan de univer-<br />

siteit zou beginnen, waarvoor degenen zich zouden inschrijven die<br />

het aankonden, terwijl in het klooster de cursus, zoals voorheen,<br />

doorging onder leiding van Winandus Vest, conventuaal van<br />

. 32<br />

Keulen31. Winandus Vest was in 1669 prior in Helenenberg5<br />

Degens kwam in 1667 terug naar Keulen : 17 maart 1667 kreeg<br />

hij jurisdictie in het aartsbisdom Keulen33. Als hij volgens de<br />

laudatio der theologanten van Emmerich bij zijn promotie, nu in<br />

Keulen doceerde, kan hij de cursus van W. Vest hebben overge-<br />

nomen. In 1669 werd Antonius Colckmans benoemd in seminario<br />

Coloniensi34. Dat is het jaar, waarin Theodorus Degens prior werd.<br />

Zo is het waarschijnlijk, dat Antonius Colckmans zijn lessen moest<br />

overnemen. Het generaal kapittel van 1673 noemt Th. Degens<br />

professor publkus en in de aanbevelingsbrief voor het generalaat<br />

en in het relict van het generaal kapittel van 1682 staat bij zijn<br />

naam : in universitate Coloniensi professor ordinarius35.<br />

Het provinciaal kapittel van 1677 wilde, dat goede studenten<br />

uit andere huizen van de Maas- en Rijnprovincie naar het generale<br />

studium in Keulen zouden gestuurd worden ; met verlof van de<br />

provinciaal en van de plaatselijke prior konden ze dan graden<br />

halen36. Dat woord generale studium zou van Degens kunnen<br />

zijn. Er moeten in die tijd meerdere kruisheren aan de universiteit<br />

30 Haass, o.c, 83.<br />

31 Def. 487.<br />

32 Staatsarchiv Koblenz, Abt. 94, Akten Nr 110, 4.<br />

33 Hist. Archiv des Erzbistums Koln, Protocolla vicariatus.<br />

34 Def. 493.<br />

35 Def. 496. Theodorus Candidus (Du Blan), Altera clavis coeli misericordia<br />

she elemosyna, Ruraemundae 1676, heeft achterin fol. lr de goedkeuring van fr<br />

Theodorus Degens S. T. Doctor, eiusdemque in universitate Coloniensi professor<br />

ordinarius, capituli generalis definitor, ad Rhenum provincialis et prior Coloniae, en<br />

van fr Antonius Colckmann S. T. Doctor, eiusdemque in universitate et domo<br />

Coloniensi professor ordinarius Can. Reg. O. S. Crucis.<br />

36 In 1624 was voor het halen van een graad nog verlof van het generaal kapittel<br />

nodig. Def. 443.


40 KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789<br />

gestudeerd hebben. V66r de promotie van Degens schreef Wilhel-<br />

mus Portz, conventuaal van Keulen, een moraal-theologisch werk :<br />

Morodochium universi sen cura septem peccatorum mortaliumz\<br />

dat in 1687 verscheen, maar goedkeuringen heeft van 29 november<br />

en 3 december 1666. Er moeten er wel meer geweest zijn, toen<br />

het generaal kapittel van 1673 bepaalde dat doctoren in de theo-<br />

logie, die inderdaad gedoceerd hebben of nog doceren, in het<br />

klooster hun plaats hebben volgens professie, buiten het klooster<br />

onmiddellijk op de prior volgen38. Er moet een reden geweest zijn,<br />

waarom de aartsbisschop van Keulen, Maximilianus Henricus in<br />

1675 in zijn bericht over de kruisheren aan Rome schreef, dat de<br />

orde artium magistros et professores publicos heeft, in alma universitate<br />

mea Coloniensi39.<br />

Enkele namen zijn bewaard: behalve Degens is Antonius<br />

Colckmans bekend als doctor theologiae et professor publicus en<br />

als ordinarius40. Winandus Vest, P. Buschman 41, Petrus Heithau-<br />

sen 42, Joannes Petrus Weiler43 en Joannes Glauw waren licentiaat<br />

in de theologie.<br />

ARMOEDE<br />

Liber conclusionum capitularium heeft drie berichten over finan-<br />

cieel beheer van Theodorus Degens. Het zijn geen besluiten van<br />

het conventskapittel, maar de secretaris heeft ze opgetekend om<br />

deze mededelingen, in het kapittel gedaan, vast te leggen.<br />

Op 29 april 1682 heeft de generaal met de definitoren zijn<br />

goedkeuring gegeven voor drie anniversaria perpetuis futuris ternporibus<br />

servanda, die door het gehele convent aanvaard en voldoen-<br />

37 Ann. I, 2, 116.<br />

38 Def. 498.<br />

39 Ann. Ill, 348.<br />

40 Def. 493, 501. Zie boven, noot 35. Th. van den Elsen wees op de bibliotheek<br />

van St Agatha vier juridische boeken aan, die volgens een inscriptie afkomstig zijn<br />

van Antonius Colckman, eveneens Joannis Bonae Horologium Asceticum, et:<br />

Testamentum Bonum, op 18 Febr 1679 goedgekeurd door Antonius Colckman,<br />

S.T.D. in universitate Coloniensi professor ordinarius, Domus Montis Orient is<br />

Ordinis S. Crucis prior, uitgegeven in: Joannis Bonae Opera Omnia, Tom. I,<br />

Colonae 1683, 798-1002.<br />

41 Ann. I, 2, 140.<br />

42 Def. 501.<br />

43 Ann. I, 2, 139 ; Def. 536.


KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789 41<br />

de belegd werden. Het tweede jaargetijde is voor de paters en<br />

broeders van het klooster te Keulen, gesticht door Eximius P. Prior<br />

noster Theodorus Degens, uit accidentalia, die hem door de over-<br />

heid der orde en volgens oude gewoonte van het huis waren<br />

toegestaan.<br />

Op 15 februari 1683 is een gebouw, eigenlijk het seminarie der<br />

studenten, voltooid, waarvoor de prior 186 imperiales betaalde,<br />

weer ex accidentalibus suis. Ze moeten hem dankbaar zijn, dat hij<br />

zo vriendelijk is, dit te doen. Of de prior iets daarvan gezegd<br />

heeft, toen hij dit aan het kapittel meedeelde ? De secretaris<br />

schrijft achter de mededeling : oretur pro eo. In October 1683 is de<br />

kleine gastenkamer vernieuwd en van moderne stoelen 44 voorzien,<br />

weer betaald uit de accidentalia van de prior.<br />

Het is niet denkbaar, dat hij de constituties, zoals ze, aangevuld<br />

met wet-geworden bepalingen uit de generale kapittels, in 1660<br />

in Keulen bij Petrus Metternich waren gedrukt, niet zou gekend<br />

hebben. Daar staat pag. 53, Dist. I, cap. 18. n. 21, dat die quomodocumque<br />

proprietatis lepra se contaminaverint, praeter poenam<br />

gravioris culpae, biennali privatione vocis activae et passivae<br />

puniantur, nee interea ad altare admittantur, et si (quod Deus<br />

avertat) in ilia mori contingat, ecclesiastica careant sepultura. Op<br />

de margo wordt daar verwezen naar het concilium Tridentinum,<br />

Sess. 25, cap. 2 (twee jaar geen actief of passief stemrecht) en<br />

naar de generale kapittels van 1606 en 1639. In 1661 en 1669 werd<br />

dit op het generaal kapittel nog eens herhaald en in 1679 en 1682<br />

werd nog eens verduidelijkt dat dit ook geldt de minima quanti-<br />

tate 45. Het is wellicht daarom, dat de secretaris van het kapittel in<br />

1682 bij de stichting van het jaargetijde, als een rechtvaardiging,<br />

erbij schreef, dat hij voor zijn accidentalia verlof had van de overheid,<br />

volgens oud gebruik van dit huis46. Als men zich beroept<br />

op de gewoonten van een huis, zal dat wel niet alleen voor de prior<br />

geweest zijn. lets dergelijks is ook bekend van een andere prior en<br />

definitor, Arnold Hertzworms, die een schuld hielp aflossen met<br />

honderd gulden ex suis nummis 47. Dat de tijdsgeest de tria essen-<br />

44 coreaceis >- met leer overtrokken ?<br />

45 Def. 487, 492, 502, 505.<br />

46 ex accidentalibus sibi a superioribus ordinis secundum antiquam huius domus<br />

observantiam permissis.<br />

47 L. Heere, Het Kruisherenklooster te Venlo, in Publications de la societe bistorique<br />

et archeologique dans le Limbourg, XCIV-XCV, 1958-1959, 213.


42 KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789<br />

tialia van het gemeenschapsleven kon uithollen, zal voor hen wel<br />

een verontschuldiging zijn. Deterrimum vitium heet het op het<br />

generaal kapittel van 171848.<br />

AUTEUR VAN EEN STATUTENCOMMENTAAR ?<br />

Maken de accidentalia van Degens het vermoeden onaanne-<br />

melijk, dat hij de auteur zou zijn van een commentaar op de statu-<br />

ten, die geschreven werd na 1679 en voor 1682, en bewaard wordt<br />

te St.-Agatha ?4* De auteur moet een professor zijn, die meerdere<br />

theologische tractaten schreef, die naar veel meer boeken verwijst<br />

als een kloosterbibliotheek bieden kan, en dus een universiteits-<br />

bibliotheek tot zijn beschikking moet hebben gehad. Hij spreekt<br />

met gezag en is op de hoogte van wat er in andere huizen gaande<br />

is. Keulen lag daarbij het meest voor de hand. Dat paste allemaal<br />

voor Theodorus Degens, doctor in de theologie, professor te Keu<br />

len, provinciaal der Rijksprovincie en prior te keulen. Waarom<br />

zouden zijne accidentalia een bezwaar zijn tegen zijn auteurschap ?<br />

Het is toch mogelijk, dat een professor zegt, dat de jure communi<br />

quidquid acquirit monachus, acquirit monasterium, en tevens meent,<br />

dat het volgens plaatselijk gewoonterecht ook anders kan, zonder<br />

aan de tria essentialia afbreuk te doen. Anders had hij er toch wel<br />

iets van gezegd, evenzeer als de secretaris van het kapittel dat doet<br />

in liber conclusionum capitularium 50.<br />

Maar er is meer wat pleit voor het auteurschap van Antonius<br />

Colckmans. Degens en hij zijn van dezelfde tijd. Op dezelfde dag<br />

dat Th. Degens priester gewijd werd, 16 april 1661, werd Ant.<br />

Colckmans (Kolckmans) diaken gewijd 51. Men hoeft geen provin<br />

ciaal of visitator te zijn, om van toestanden in andere huizen op de<br />

hoogte te zijn. Th. Degens kwam in 1667 van Emmerich naar<br />

Keulen om daar theologie te doceren. Hij werd in 1669 prior en<br />

op het generaal kapittel van 1669 kreeg Antonius Colckmans de<br />

leiding van de theologische studies te Keulen 52. Op het kapittel<br />

« Def. 517 : 2.<br />

49 A. van DE Pasch, Een commentaar op de statuten, in Clairlieu, VII, 1949,<br />

51-53.<br />

50 1682 : 29 Aprilis ... secundum anttquam hulus domus observantiam.<br />

51 Hist. Archiv des Erzbistums Koln, Protocolla suffraganeatus.<br />

52 Def. 493.


KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789 43<br />

van 1679, waar hij definitor werd, en bij zijn naam staat S. T. D. et<br />

professor publicus 53, bleef hem deze taak opgedragen. Dat bete-<br />

kende de wetenschappelijke en de geestelijke leiding der theolo-<br />

ganten54. De auteur van de commentaar laat in zijn cursus, na het<br />

tractaat de legibus, een digressio over de orde volgen, waarin als<br />

§ 10, Tractatulus de conventualitate van Joannes Spyck is opge-<br />

nomen. Het is moeilijk aan te nemen, dat Degens, na 1679, dit in<br />

zijn voorlezingen zou gedaan hebben, terwijl het zeer begrijpelijk<br />

is, dat Colckmans dit voor zijn studenten, zijn jongere confraters,<br />

gedaan heeft.<br />

HOLLANDSE MISSIE<br />

Zoals de secretaris van het kapittel optekende, betaalde Th.<br />

Degens uit zijn accidentalia 186 imperiales voor het afwerken van<br />

een gebouw, dat in een andere tijd seminarie voor de studenten<br />

was 55. Dat kan een gedeelte van het klooster geweest zijn, waar<br />

de eigen theologanten woonden ; maar het kan ook goed verstaan<br />

worden voor het gedeelte, waar van 1603-1613 het hollandse<br />

college, dus de bovenmoerdijkse priestercandidaten of studenten<br />

der hollandse missie56 waren ondergebracht. Dit was de betegelde<br />

ruimte van de eerste graanzolder of graankamer, met de kamer<br />

daarnaast en de verdieping daaronder, behalve de ziekenkamer.<br />

Mogelijk is deze verbouwing gebeurd om opnieuw plaats te bieden<br />

aan het hollands college, want in het jaar daarop, 1684, kreeg de<br />

apostolische vicaris van Neercassel bericht, dat het seminarie der<br />

hollandse missie te Keulen ondergebracht was in het klooster der<br />

Kruisheren 57. Th. Degens kende de apostolische vicaris van Neer<br />

cassel persoonlijk, uit de jaren dat hij te Emmerich doceerde. Van<br />

Neercassel was in zijn jeugd een leerling van de latijnse school te<br />

St.-Agatha geweest58. Degens had hem uitgenodigd bij zijn promo-<br />

53 Def. 501.<br />

54 ... suos discipulos, tam in disciplina quam studio formandos. Ann. Ill, 324.<br />

55 alias pro seminario studiosorum deputatum.<br />

56 Sinds 1622 viel Holland weer onder de S. Congregatio de propaganda fide. Dit<br />

gebied viel onder de nuntius van Keulen. Vanaf 1727 werd de Hollandse missie<br />

vanuit Brussel bestuurd. Lexikon fur Theologie und Kirche, 1965 : Utrecht.<br />

57 L. Heere, 'n Hollands college ,,ten Cruysenbroederen tot Colen", in Clairlieu,<br />

VII, 1949, 101-108.<br />

58 Ann. I, 2, 102.


44 KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789<br />

tie aanwezig te zijn ". In december 1684 schreef Degens, dat hij<br />

het werk van de apostolische vicaris Van Neercassel, Amor poenitens,<br />

grotendeels had gelezen en niets bezwaarlijks tegengekomen<br />

was ; dat hij het boek aan de deken van de faculteit, de Augustijn<br />

Schweitzer (Sweitzer) had doorgegeven, die echter zijn goedkeu-<br />

ring niet wilde geven voordat hij hem de folia desiderata zou<br />

hebben laten zien. Dat moeten de nieuwe drukproeven zijn, want<br />

het gaat om een tweede uitgave. Wei heeft hij gehoord, dat de<br />

Dominicanen in Rome er tegen zijn60. De eerste uitgave, d.i. van<br />

1683, stond onder invloed van de Jansenisten Arnauld en Quesnel,<br />

en werd in 1690 verboden donee corrigatur. Als Degens de nieuwe<br />

drukproeven heeft gezien, maakt hij op 9 februari 1685 enige<br />

bezwaren, waarin hij wijst op enkele pauselijke documenten en in<br />

het algemeen op het leergezag der kerk en geeft dan 15 maart 1685<br />

als per civitatem et archidiocesim Coloniensem librorum censor<br />

ordinarius zijn goedkeuring *\<br />

Van het convent van Keulen is een kruisheer bekend, die werkzaam<br />

geweest is in de hollandse missie. De secretaris van het<br />

kapittel noteerde op 31 mei 1684, dat Hermannus Hanssen uit<br />

Zevenaar tot de kleding was toegelaten. Deze Herman Josef werd<br />

in 1709 door de nuntius te Keulen J. B. Bussi62 naar de Blokkers<br />

gezonden, om de zieke pastoor te helpen en op te volgen. Van<br />

1709 tot 1710 bediende hij de parochie Westerblokker, Oosterblokker<br />

en Schellinkhout; hij werd er zo geplaagd door verdachtmakingen,<br />

dat hij daar wegging en pastoor werd in Bovenkarspel,<br />

waar hij in 1722 stierf63. In 1698 was de apostolische vicaris<br />

Petrus Codde het er niet mee eens, dat een kruisheer van de Wai<br />

zich zolang in Amersfoort ophield en het waagde aldaar voor het<br />

volk, op ongewone wijze bijeengekomen (extra ordinem congre-<br />

59 Balthasar Wevelinchoven, neef en secretaris van de apostolische vicaris, eveneens<br />

oud-leerling van de Latijnse school te St Agatha, dankt voor deze uitnodiging.<br />

Algemeen Rijksarchief te 's Gravenhage : Archief der oud-bisschoppelijke Clerezij,<br />

256. Lijst van oud,-leerlingen der Latijnse school te St Agatha, zover W. Wijnantz<br />

ze kon terugvinden, Archief te St Agatha. Vgl. De godsdienstvr'tend, XXX, 1833,<br />

288-289.<br />

60 Aphosc 1042.<br />

61 Archief der oud-bisschoppelijke Clerezij, 120. Aphosc 1034 ; Clairlieu, XIV-XV,<br />

1957-58, 219.<br />

62 Giambattista Bussi, nuntius te Keulen 1706-1712.<br />

63 L. Emond, Toen ons land nog missieland was. Kruisheeren-missionarissen in<br />

de Nederlanden, in Kruistriomf, XII, 1932-33, 225-228, 260-267, 291-292. R. Haass,<br />

o.c, 89.


KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789 45<br />

goto), te celebreren. Mogelijk is dit Henricus van; de Wai, die in<br />

1692 in het klooster te Keulen 2ijn professie deed*4.<br />

STRIJD MET DE GENERAAL<br />

De secretaris van het kapittel noteerde in liber conclusionum<br />

capitularium, dat ze een novice-convers (Wilhelmus Chor) wilden<br />

aannemen voor de professie en daarvoor volgens de statuten verlof<br />

van de generaal hadden gevraagd ; deze wilde echter geen con-<br />

versen in wit habijt toestaan, zodat de candidaat nog een jaar<br />

noviciaat in zwart habijt moest maken. Daarop volgde 12 juli 1684<br />

een brief van de conventualen aan hun prior, Theodorus Degens,<br />

waarin gezegd wordt, dat de generaal zijn toestemming niet wilde<br />

geven, tenzij na een proeftijd van meerdere jaren in zwart habijt,<br />

wat in strijd is met de statuten, met de besluiten van de generale<br />

kapittels en zelfs met het Tridentinum. Daarom verzoeken ze de<br />

prior (Exim. Paternitatem vestram), door welke bevoegde instantie<br />

ook, te bewerken, dat de bedoelde broeder zijn professie kan doen<br />

in hun wit habijt (in habitu albo conversorum). Ze vinden goed<br />

wat hij doet en zullen hem met de middelen van het huis verdedigen.<br />

Ze ondertekenden : F. Joannes Schmitz, subprior, F. Arnoldus<br />

Grommelius, senior, f. Christianus Altendall, f. Joannes<br />

Beckers, f. Fredericus Gimmenich, f. Petrus Wijnen, f. Adolphus<br />

Thomae, f. Joannes Glaw, f. Hubertus Casteel, f. Frandscus<br />

Therlaw, f. Petrus Weiler.<br />

Krachtens deze opdracht van het conventskapittel en ook in<br />

naam van de prior van Diisseldorf, die wegens eenzelfde geval<br />

gei'nteresseerd is, werd 11 October 1684 aan de Paus om commissa-<br />

rissen gevraagd, die het geschil zouden kunnen oplossen. Prior in<br />

Diisseldorf was toen Petrus Heithausen. De novice, over wie de<br />

strijd begonnen was, verliet het klooster.<br />

Men moet hier het onderscheid tussen conversen en donaten niet<br />

vergeten. Van de donaten, ,,leecken oft donaetbroeders" was het<br />

habijt ,,eenvoudich grauwe oft swert" (vestis unicolor sit et grisea<br />

vel nigra) 65. In 1634 was in enkele huizen toegestaan, dat de<br />

64 Alg. Rijksarchief te Den Haag : Archief der Oud-bisschoppelijke-Clerezij. Inv.<br />

190. Aphosc 1041.<br />

65 Ann. II, 239, 243.


46 KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789<br />

leken of donaten op zon- en feestdagen in de kerk en in plechtige<br />

processies het habijt der conversen dragen mochten66. In 1658 werd<br />

dit verlof ingetrokken67. Als het kapittel van 1609 spreekt van<br />

een proeftijd van een of twee jaar voor de inkleding en het kapittel<br />

van 1673 van een proeftijd van meerdere jaren voor de professie,<br />

dan betreft dat de donaten 68. In de statuten van 1660 wordt in het<br />

hoofdstuk de converses de kleur van het habijt niet genoemd69.<br />

In alle geval, op 29 januari 1685 verklaarden de prior en de<br />

priesters-conventualen voor een notaris en twee getuigen, dat ze<br />

het eens waren met wat bij de romeinse kurie en bij de officiaal<br />

van Luik, als judex en commissarius, voorgelegd was. Ze protes-<br />

teerden vanwege de onkosten, die ze hadden moeten maken, omdat<br />

onrechtvaardig verlof geweigerd was voor het aannemen van<br />

conversen in wit habijt en zwart scapulier met kruis, en vanwege<br />

de ergernis. Ze vroegen de prior en provinciaal, dat hij zijn actie<br />

tegen de generaal zou voortzetten.<br />

Op 23 juni 1685 herhaalde de generaal, Lambertus Feron, zijn<br />

vraag van 1683, of ze wilden gehoorzamen aan de bullen van<br />

Innocentius IV, Eugenius IV en Innocentius VIII, in zoverre deze<br />

niet opgeheven waren door het Tridentinum. De kruisheren van<br />

Keulen antwoordden 30 juni 1685, dat het ongehoord was, dat<br />

provinciale kapittels of afzonderlijke huizen bullen aanvaardden,<br />

voordat ze op een generaal kapittel waren gepromulgeerd en<br />

aanvaard.<br />

Op 30 juni 1685 vroegen zij de toestemming van de generaal<br />

voor de professie van Hermannus Hanssen en Matthias Schops.<br />

Toen ze 19 augustus nog geen antwoord hadden, vroegen ze de<br />

prior, Th. Degens, toch de professie af te nemen.<br />

De spanningen gaan snel omhoog. Misschien heeft de ergernis<br />

over de vorderingen en eventuele plunderingen door de troepen<br />

van Lodewijk XIV, vooral toen de verwachtingen van 1672 tegen-<br />

vielen, een antipathie tegen de frans-sprekenden bevorderd. Het<br />

ziet er ook naar uit, dat de leiding in de orde een te grote zelf-<br />

66 gratia ad nutum Reverendissimi revocabili. Def. 457.<br />

67 laicalis sine scapulari et cruce. Def. 484, 492.<br />

68 Def. 431 ; Def. 496: quod laid annis aliquot ante professionem probari<br />

debeant.<br />

69 In 1248 ook niet.


KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789 47<br />

standigheid der Maas- en Rijnprovincie vreesde. In 1679 had het<br />

generaal kapittel bepaald dat de provinciaals voortaan kanoniek<br />

gekozen zouden worden ; in 1682 dat hun titel niet meer provin<br />

ciatesj maar vicarii generates zou zijn70. Als de Keulse kruisheren<br />

niet zo geergerd geweest waren, had wellicht iemand zich herin-<br />

nerd, dat in de aanvullingen van 1496 op de statuten stond, dat<br />

een prior, die een candidaat aanneemt zonder verlof, ipso facto<br />

van zijn ambt ontslagen is 71.<br />

Op 25 augustus vroegen ze de toestemming van de generaal<br />

voor de professie van Joannes Zimmer. Deze moge hen niet in<br />

moeilijkheden brengen, zoals in Hohenbusch, omdat ze ingekleed<br />

hebben met toestemming van de prior, zolang deze provinciaal was<br />

en is, en omdat ze voor de kleding nooit verlof van de generaal<br />

gevraagd hebben, die dit geweten heeft en ook ondertekend. Deze<br />

brief is weer medeondertekend door alle capitulares. Op 4 Septem<br />

ber 1685 besloten de capitulares 72, daar de generaal niet geant-<br />

woord had, dat de professie van Joannes Zimmer toch door zou<br />

gaan.<br />

Op 29 augustus 1685 heeft de generaal aan de superior en<br />

patres te Keulen nog eens de brief gestuurd, die hij 8 juli al<br />

gestuurd had : in 1669 is wel gezegd73, dat voor de kleding toe<br />

stemming nodig is van de provinciaal en voor de professie toestem<br />

ming van de generaal, maar een bepaling van slechts een kapittel<br />

is nog geen statuut, en in de statuten staat, dat geen prior iemand<br />

kan aannemen in canonicum vet conversum tenzij met verlof van<br />

de prior van Hoei of diens visitator. Derhalve dragen wij uw prior<br />

op om binnen tien dagen naar Hoei te komen om zich te verant-<br />

woorden ; overeenkomstig zijn afgelegde verantwoording, kan hij<br />

u dan onze toestemming meebrengen.<br />

Hierop antwoorden de capitulares, dat het ongehoord is, dat<br />

een prior naar Hoei moet komen, omdat hij volgens besluiten van<br />

generate kapittels novicen kanoniek heeft ingekleed. Als het nodig<br />

is, dat hij als visitator naar Hoei komt, volgens de benoeming op<br />

70 Def. 502, 506.<br />

71 Ann. II, 310, 311.<br />

72 Dezelfde namen als boven, 12 juli 1684. De drie laatste namen : fr Franciscus<br />

Ter Lauw, fr Joannes Adolphus Buschman, fr Joannes Petrus Weiler.<br />

73 Def. 492.


48 KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789<br />

het laatste generaal kapittel, dan sture men passend reisgeld, en<br />

hij komt.<br />

Op 20 november 1685 verscheen fr Joannes Schmitz, subprior,<br />

en fr Joannes Glauw, S. Theologiae licentiates, lector, voor een<br />

notaris en twee getuigen om een officiele acte van appel, instru-<br />

mentum appellationis, te laten opstellen, daar de hoogwaardigste<br />

Pater Generaal Lambertus Feron ten onrechte bezwaren maakte<br />

tegen prior en convent te Keulen wegens het aannemen van novi-<br />

cen, en de prior Th. Degens, naar Hoei geroepen had om zich<br />

daarover te verantwoorden. Het appel was gericht aan de Paus of<br />

aan de Prins-Bisschop van Keulen.<br />

Of op dit tweede appel, dat de aanneming van clerici betreft,<br />

nog een andere judex en commissarius is benoemd, of dat dit ook<br />

aan de officiaal van Luik is doorgegeven is niet bekend. Ook een<br />

antwoord van deze of een andere door de romeinse kurie aange-<br />

wezen bemiddelaar, is niet bekend. Maar welke eindbeslissing werd<br />

genomen komt duidelijk uit in de besluiten van het generale<br />

kapittel, dat een half jaar later, in mei 1686, werd gehouden. Daar<br />

staat de oplossing aldus : ,,Daar de generaal zijn gezag heeft van<br />

del apostolische Stoel, kunnen noch de definitoren, nodi het gene<br />

raal kapittel dit afnemen of verminderen zonder goedkeuring van<br />

de Paus. Daarom verklaren wij ongeldig en nietig wat hiertegen<br />

geschied is, bijzonder wat betreft het aannemen van novicen zonder<br />

toestemming en voorafgaand verlof van de hoogw. Pater Gene<br />

raal ; zoals ook voor de professie, welke wij nietig verklaren, als<br />

zijn toestemming niet gegeven is, zoals verklaard is in 1624 7\<br />

Wat de visitatoren of vicarissen-generaal van de hoogw. Pater<br />

Generaal betreft: deze hebben geen andere macht, als die welke<br />

in hun opdracht door de hoogw. Pater Generaal of door het<br />

generaal kapittel, voor een bepaald huis of voor bepaalde gevallen<br />

zal worden aangegeven" 75. Dit werd in de twee volgende kapittels,<br />

van 1698 en 1715, gehandhaafd76.<br />

Dat het gezag van de generaal teruggaat op de apostolische<br />

Stoel werd op de generale kapittels van 1721, 1727, 1730 en 1733<br />

herhaald77; dat voor inkleding en voor professie toestemming van<br />

74 Def. 443.<br />

75 Def. 509 : 6, 7, 8.<br />

76 Def. 511 : 4, 5, 6; 514.<br />

77 Def. 519, 523, 526, 529.


KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789 49<br />

de generaal nodig is, nogmaals in 1730 78. Voortaan worden op de<br />

generale kapittels vicarissen aangesteld, eenmaal (1721) een commissarius,<br />

pro districtu Renano en pro districtu Mosano (1715) of<br />

super Rhenum en super Mosam (1724, 1727, 1730, 1733, 1736),<br />

ad tractum Rheni en ad tractum Mosae (1739, 1749, 1756, 1764,<br />

1767, 1770, 1779). Akten van provincial kapittels komen niet<br />

meer voor. De naam van Theodorus Degens wordt verder niet<br />

meer vermeld. Het enigste is, dat Wilhelmus Wijnantz, in zijn<br />

lijst van de gemijterde generaals, bij de datum van de dood van<br />

mag. gen. Michael Lambrecht, 6 november 1695, er aan toevoegt:<br />

quo circa tempore concessit (ad requiem, ut speramus, aeternam)<br />

ordinis S. Cruets vicarius generalis ad Rhenum, Theodorus Degens,<br />

prior Coloniensis, in universitate S. T. D. et per dioecesim librorum<br />

censor79.<br />

PETRUS HEITHAUSEN (Heithuysen)<br />

Op het generaal kapittel van 1686 werd de nieuwe prior van<br />

Keulen, Petrus Heithausen, tot definitor gekozen80. In Keulen<br />

kende men hem, minstens van de provinciate kapittels van 1672,<br />

1675 en 1677. Op het provinciaal kapittel van 1672 werd hij, als<br />

prior van Dulken (1671-1673) met Henricus Helraedt, prior vaji<br />

Duisburg, aangewezen om te proberen van de franse bezetting de<br />

door de Hollanders verloren kloostergoederen weer terug te krijgen81.<br />

Het provinciaal kapittel van 1675 maakte hij mee als prior<br />

van Wickrath 82. In 1677, toen het provinciaal kapittel ook definitoren<br />

voor de provincie koos, werd hij, als prior van St. Agatha,<br />

een der definitoren83. In 1679 is hij, als oud-prior van Wickrath,<br />

met de nieuwe prior, Lotharius Schorn, naar Keuleix gegaan voor<br />

een bespreking met de keizerlijke legaat Straetman over de reeds<br />

lang lopende strijd met de protestantse Freiherr von Quadt84. In<br />

die tijd kwam onverwacht de generaal in St. Agatha om visitatie te<br />

78 Def. 526.<br />

79 Ann. Ill, 592, 593.<br />

80 Def. 509.<br />

81 Ann. Ill, 340.<br />

82 Ibid. 352. Prior in Wickrath 1674-1677. Haass, o.c. 208<br />

83 Ann. Ill, 355.<br />

84 Haass, o.c. 210.


50 KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789<br />

houden. Toen de prior thuis kwam vond hij het visitatierelict van<br />

2 October 1679, waarin hem ten laste gelegd werd, dat hij de halve<br />

tijd niet thuis was, en als hij thuis was, nog niet altijd in het koor<br />

aanwezig was. Op straffe van anders ontslagen te worden, moest<br />

hij zich hierin beteren en binnen tien dagen verantwoording afleggen<br />

over de financien. Daar kwam nog bij, dat de burgemeester<br />

van Grave de prior liet roepen en er zich over beklaagde, dat hij<br />

eerst achteraf had moeten horen, dat de generaal acht dagen in<br />

St. Agatha geweest was, en daar voor recreatie op jacht was gegaan,<br />

wat tegenover de heren der Staten zeer riskant was85. Er was<br />

daardoor wel wat veel publiciteit geweest over het bezoek van de<br />

generaal. Van de kant der Staten-generaal was het ,,admodiatiecontract"<br />

van 1653, het verlof om te mogen blijven wonen tegen<br />

betaling van jaarlijks f. 1200, al een gunst.<br />

Bij de brief van het kapittel aan zijn prior, Th. Degens, van<br />

12 juli 1684, met het verzoek voor het eerste appel, tekent de<br />

secretaris in liber conclusionum hierbij aan, dat het appel geschiedt<br />

mede in naam van de prior van Diisseldorf, die wegens een der-<br />

gelijk geval daaraan geinteresseerd is86. Deze prior is Petrus<br />

Heithausen, die in 1681 van St. Agatha naar Diisseldorf kwam,<br />

daar dit convent, waar hij ingetreden was, hem tot prior gekozen<br />

had. Deze nieuwe prior moet dus wel voor Th. Degens geweest<br />

zijn, maar heeft niet veel kunnen opponeren, omdat het antwoord<br />

van een gedelegeerde van de Paus zo duidelijk was.<br />

GELD IN OORLOGSTIJD<br />

Slechts een paar keer is in liber conclusionum een kapittelbesluit<br />

opgetekend, dat gaat over geld. In 1679 werden twee novicen voor<br />

de professie aangenomen. Daaraan werd dit besluit toegevoegd,<br />

dat het geld dat zij binnenbrachten, moest gebruikt worden om<br />

het kapitaal, dat door oorlogsschade verloren gegaan was, weer<br />

aan te vullen.<br />

In 1685 is daarbij, van Matthias Schops uit Neuss, een schuldbrief<br />

van de aartsbisschop, van Keulen, groot 425 imperiales voor<br />

ss Ann. Ill, 361-363. .<br />

86 shut et nomine Patris Prioris Dusseldorpiensis in simtlt casu mteressatt.


KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789 51<br />

het ouderlijk huis, dat in 1672 tijdens de ,,£ranse oorlog' was<br />

afgebroken. Dat gebeurde bij de aanval van Lodewijk XIV op<br />

Holland. De keurvorst-aartsbisschop van Keulen had zich verplicht<br />

18000 soldaten op de been te brengen voor deze veldtocht<br />

van Lodewijk XIV en zijn land open te stellen voor de franse<br />

troepen. Als pand voor een geldgeschenk stond hij aan de Fransen<br />

voor drie jaar zijn vesting Neuss af87.<br />

Op 24 januari 1689 besloot het conventskapittel 200 imperiales<br />

te lenen om de buitengewone vorderingen van het franse leger te<br />

kunnen betalen. Er werd gedreigd, dat anders hun huizen in brand<br />

gestoken zouden worden. De 28e januari konden ze dit geld lenen<br />

van de zusters ,,in der Cellen" tegen 3 1/2 ;%. In de protokollen<br />

van het generaalvicariaat te Keulen staat op 8 juli 1672, dat<br />

Theodorus Degens, prior der Kruisheren te Keulen, visitator was<br />

van het Celletinenklooster, ,,in der Achterstrasse" 88. Einde 1688<br />

hadden de Fransen rechts van de Rijn twee millioen livres aan<br />

contributies gevorderd ®°.<br />

Op 1 maart 1689 besloot het kapittel nog weer 200 imperiales<br />

te lenen. Onder bedreiging van een militaire actie werd hun instemming<br />

geeist, met een gift van 4000 imperiales van de clerus<br />

binnen de stad aan kardinaal von Fiirstenberg voor caritatieve<br />

ondersteuning. Maximiliaan Heinrich von Bayern was 3 juni 1688<br />

gestorven. De fransgezinde kardinaal Wilhelm von Fiirstenberg,<br />

lange jaren de machtige minister van de keurvorst, regeerde verder.<br />

Eerst in 1691 kwam de nieuwe keurvorst, Joseph Clemens von<br />

Bayern in het aartsbisdom 90.<br />

87 R. Holtzmann, Gebhardts Handbucb der Deutschen Geschichte, I, Stuttgart,<br />

88 Mededeling van Dr. J. Torsy. A. Herzworms heeft zijn Alter she novus<br />

Josephus (cfr Ann. I, 2, 113) in 1670 opgedragen aan Theodorus Deghens en<br />

breidt daarbij diens titels uit met: ,,a Sede apostolica ordinis Cellitarum in Germania<br />

commissario perpetuo deputato." Volgens een bijzonder net geschreven visitatie-relict,<br />

(Hist. Archiv der Stadt Koln, Kreuzbriider, Akten 1.) was in 1619 ,,fr Joannes<br />

Anthonius Alcmarianus prior tzo den Crutzbruederen binnen Collen, visitator der<br />

Cellebruederen."<br />

89 K. Lamprecht, Deutsche Geschichte, Bd. 7 (2), 3 Aufl. Berlin, 1911, 498.<br />

90 E. Podleck, Geschichte der Erzdozese Ku'ln. Mainz, 1879, 436-453. Handbucb<br />

des Erzbistums Koln. 26 Ausg. 1966, Bd I, 46.


52 KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789<br />

CONVENTUALEN VAN KEULEN<br />

De meeste besluiten in liber conclusionum capitularium betreffen<br />

het aannemen van candidaten voor de inkleding of voor de<br />

professie. Vandaar de volgende lijst.<br />

In 1679, 15 november aangenomen voor de professie Franciscus<br />

Terlaw uit Utrecht, neef van Antonius Terlaw, kanunnik der<br />

Apostelenkerk te Keulen en van pastoor Terlaw in Isselstein. In<br />

1695 werd Therlauw geschreven.<br />

Op 28 november aangenomen voor de professie Adolphus Busch-<br />

man uit Koblenz91. In 1698 zal hij, zodra de cursus in Briiggen<br />

geeindigd is, een nieuwe cursus beginnen in Schwarzenbroich92.<br />

Hij is S. Theologiae licentiatus93.<br />

In 1680 aangenomen voor de professie Joannes Petrus Weiler.<br />

Deze ondertekent als laatste van de capitulares in 1684 ; hij werd<br />

als prior van Beyenburg in 1721 definitor94. De verdere data voor<br />

J. P. Weiler moeten een andere van dezelfde naam betreffen.<br />

Het gebruik van enkele of dubbele voornaam wisselt af. De andere<br />

Joannes Petrus Weiler, S. Theologiae licentiatus, begon in 1749<br />

een cursus in theologie95, opponeerde, als prior van Keulen, mee<br />

in de kwestie der nieuwe statuten in 176596, was definitor in<br />

1767 97, en stierf als jubilaris in 177198.<br />

In 1681 aangenomen voor de professie Arnoldus Drolshagen,<br />

donaat.<br />

In 1683 aangenomen voor de professie Jodocus Massburgis uit<br />

Mayen.<br />

Op 7 maart aangenomen voor de inkleding Wilh. Chor uit Diiren,<br />

convers.<br />

Op 30 april, omdat Jac. Holthausen prior gekozen was in Helenenberg,<br />

werd Joannes Schmitz subprior en secretaris van het kapittel.<br />

Johannes Schmitz was in 1644 naar Maaseik verplaatst voor de<br />

91 Confluentia, Coblenz, ligt aan de samenstroming van Rijn en Moesel.<br />

92 Def. 513.<br />

93 Ann. I, 2, 140.<br />

94 Ann. Ill, 429. Def. 518.<br />

95 Ann. Ill, 453. Def. 536.<br />

96 Ann. Ill, 502.<br />

97 Ann. Ill, 459. Def. 541.<br />

98 Ann. I, 2, 139.


KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789 53<br />

latijnse school" en werd in 1647 aangewezen om de grammatica te<br />

geven100.<br />

Op 29 februari 1684 werd Wilhelmus Chor, alsconversus, door<br />

het kapittel aangenomen voor de professie. De generaal gaf zijn<br />

goedkeuring niet.<br />

Op 31 mei werd voor de kleding aangenomen Hermannus Hanssen<br />

uit Zevenaar en Matthias Schops (Scops) uit Neuss.<br />

Op 12 juli stelde het kloosterkapittel een brief op aan de prior<br />

met verzoek en opdracht te protesteren, ondertekend door de<br />

capitulares : F. Joes Schmitz, subprior, f. Arnoldus Grommelius,<br />

senior, f. Christianus Altemdall, f. Joes Beckers, f. Fridericus Gimmenich,<br />

£. Petrus Wynen, f. Adolphus Thomae, f. Joes Glaw101,<br />

f. Hubertus Casteel102, f. Franciscus Therlaw, f. Petrus Weiler.<br />

In 1685, 2 mei als clericus aangenomen Joannes Koll uit Keulen.<br />

De fundatie van een jaargetijde voor Hermannus von Mylius in<br />

1701 is ondertekend door fr Petrus Rolandt prior, fr Joannes<br />

Beckers, subprior, fr Joannes Schmitz, fr Fridericus Gimmenich,<br />

fr Petrus Wynen, fr Bernardus Fontein, fr Joannes Koll, procu<br />

rator 103. Petrus Rolandt (Roulandt, Rulandt) was een van de drie,<br />

die op het provinciaal kapittel van 1672 werden aangewezen, om<br />

bij de Munsteranen te proberen verloren kloostergoederen in het<br />

bezette gebied van Holland weer terug te krijgen104. In 1673 werd<br />

hij benoemd om philosophie te doceren in Glindfeld105, in 1679 en<br />

1682 voor theologie in Roermond106. Van 1689-1694 neemt P.<br />

Rolandt, als prior van Keulen, voor St. Agatha rente in ontvangst,<br />

tot 1690 van consul Verhorst, daarna van diens zoon en erfgenaam,<br />

Joannes Petrus Verhorst, episcopus Arbensis, wijbisschop van Trier<br />

(1688-1708) 107. Joannes Koll (Coll), in 1701 procurator, werd<br />

in 1715, als prior van Keulen, benoemd tot vicaris generaal voor<br />

het Rijngebied108.<br />

99 Ann. Ill, 217.<br />

100 Ann. Ill, 720 ; De Kruisheren te Maaseik, 1476-1797, 1855-1955, 69, 87.<br />

101 Waarschijnlijk dezelfde als R. P. Clau, professor in philosophie in Keulen in<br />

1679. Def. 504.<br />

102 Hubertus Castrel (Casteel ?) was prior van Schwarzenbroich, definitor in<br />

1718; Ann. Ill, 427; Def. 516.<br />

103 Hist. Archiv. der Stadt Koln, Kreuzbriider, Rep. u. Handsch. N. 5 fol 217v<br />

104 Ann. Ill, 340.<br />

105 Def. 499. Weiss, o.c. 56.<br />

106 Def. 504, 507.<br />

107 Archief St Agatha, Inv. 25.<br />

10* Def. 515.


34 KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789<br />

Op 10 november aangenomen voor de professie Joannes Frederici<br />

Longerich.<br />

In 1691 aangenomen voor de professie Antonius Holthausen.<br />

In 1692 item Fredericus Cluitman, organist; Hildebrandus Alden-<br />

hoven, Henricus van de Wai. In 1692 schreef prior Rolandt van<br />

Keulen aan prior Penekamp van St. Agatha, dat daar, nadat een<br />

novice met algemene stemmen in het kapittel voor de professie<br />

was aangenomen, een paar confraters daags daarna aan de generaal<br />

geschreven hadden, dat ze uit vrees toegestemd hadden. Toen de<br />

prior daarna de generaal geinformeerd had, had deze zijne toe-<br />

stemming gegeven109.<br />

In 1693, 1 maart, aangenomen voor de professie Thomas Schneit<br />

en Matthias Engels uit Bornheim.<br />

In 1695, 29 augustus, ingekleed Henricus Reeder, kleermaker.<br />

P. Schmitz trekt zich terug, omdat hij niet goed meer ziet. Het<br />

kapittel koos Petrus Wynen als secretaris.<br />

In 1701 aangenomen voor de professie Petrus Nuwech ; 4 Sep<br />

tember item Joannes Melchior Hall. Deze was in 1722 subprior<br />

en 1740-1747 prior.<br />

In december 1705, aangenomen voor de professie Franciscus Meull<br />

(Meul). Deze werd priester gewijd 23 februari 1709 lli0, werd in<br />

1718 leider der theologie in Keulen, was in 1722 prior, als prior<br />

van Keulen definitor in 1727, 1733 en 1739 in ; gaf1 in 1734 met<br />

de prior van Wickrath, Henricus Golt, zijn goedkeuring voor de<br />

uitgave van Controversiae ecclesiastico historicae ... van Gerardus<br />

Casteel, prior van Duisburg. In 1736 werd hij vicaris generaal<br />

voor het Rijnland112.<br />

In 1706, 25 augustus, aangenomen voor de professie Henricus<br />

Wolters. Deze ondertekent als capitularis in 1722.<br />

In 1709 : Wilhelmus Pellen subprior.<br />

In 1710 aangenomen voor de professie Joannes Meinardus Blocker<br />

en Henricus Hollschutt.<br />

In 1713 item Christianus Rhundorff, Hermannus Josephus Orley,<br />

Joannes Arnoldus Spiekernagel, Joannes Volbergh, Joannes Graas,<br />

Gerardus Simons. Johannes Arnoldus Spiekernagel (Spykernagel)<br />

109 Archief St Agatha, Inv. 25.<br />

110 Hist. Archiv. des Erzbistums Koln, Protocolla sufjraganeatus.<br />

111 Def. 517, 522, 528, 532.<br />

112 Def. 532. Haass, o.c. 90.


KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789 55<br />

gaf omstreeks 1725 tot 1730 de rhetorica aan de latijnse school te<br />

Venlo. Hij had succes, daar hij een uitstekende paedagoog en<br />

leraar in latijn was. De stad schreef in 1730 aan de generaal om<br />

Spiekernagel in Venlo te laten en een nieuwe cursus te laten begin-<br />

nen. Drie jaar later was hij nog leraar te Venlo113.<br />

In 1714 aangenomen voor de professie Jonnes Lohn.<br />

In 1719, 28 augustus, item Reinerus Casteel.<br />

In 1725. Item Petrus Kirsch.<br />

In februari 1726 item Joannes Petrus Leonardus Coenen. Hier is<br />

bijgeschreven : 22 maii fuit electus in priorem huius domus et post<br />

17 annorum regimen pie obiit 24 ]anuarii 1764. Als prior was hij<br />

definitor in 1749, vicaris generaal voor het Rijnland in 1756114.<br />

In 1730 aangenomen voor inkleding Daniel Evergislus Causs uit<br />

Keulen.<br />

Op 28 augustus 1731 item Joannes Jacobus Tils uit Keulen, als<br />

sacrista gestorven in 1763 ; Joannes Wilhelmus Kannengiesser uit<br />

Diiren, als cellarius en senior gestorven in 1779.<br />

In 1732 aangenomen voor inkleding Joannes Wilhelmus Kramer<br />

(Cramer). Bijgeschreven : 1764 electus prior, postquam in annum<br />

octavum praefuerat domui nostrae Dusseldorpiensi. In 1764 is hij,<br />

als prior van Keulen, definitor. De prioren, die moeilijkheden of<br />

wensen hadden voor de redactie van de nieuwe statuten, moesten<br />

deze indienen bij H. Seulen, prior van Luik, of bij J. W. Kramer,<br />

prior van Keulen. In 1765 hadden deze de aanmerkingen in de<br />

redactie verwerkt en vroegen ze de generaal deze te laten drukken.<br />

In hetzelfde jaar is J. W. Kramer gestorven 115. Het protest, bij de<br />

nuntius te Keulen in 1765, is reeds mede ondertekend door Petrus<br />

Wyler116. De oppositie in het convent van Keulen moet niet sterk<br />

geweest zijn, want als H. Franck O.P., professor in Keulen, die de<br />

opponenten verdedigde, einde 1768 eigenaardig jubelde over de<br />

overwinning der Germanen en vroeg het bericht door te geven<br />

aan de verschillende huizen, schreef hij : Der (sic) Coloniensis non<br />

meretur nominari, uti patebit ex actis117.<br />

Op 21 October 1749 aangenomen voor de inkleding Joannes<br />

113 Heere, Venlo. Publications XCIV-XCV, 225, 294.<br />

114 Def. 533, 539. Haass, o.c. 90.<br />

115 Ann. I, 2, 139.<br />

116 Ann. Ill, 502.<br />

117 L. Heere, Dokumenten uit de statutenstrijd, in Clairlieu, XVIII, I960, 79.


56 KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789<br />

Arnoldus Odendahl. Deze was, als prior van Keulen, definitor<br />

in 1779118 en is gestorven op 16 mei 1781.<br />

In 1771 aangenomen voor de professie Joannes Jacobus Alden uit<br />

Ahrweiler en Joannes Henricus Giemenich uit Keulen.<br />

In 1772 aangenomen voor de inkleding Everhardus Franciscus<br />

Bourell uit Keulen.<br />

In 1773 item Joannes Everhardus Thelen van Jiilich uit Stockheim.<br />

Van 1771 tot 1781 schreef iemand bij deze lijst ook de namen<br />

der overledenen. Behalve de reeds vermelde sterfdata, zijn er nog<br />

de volgende :<br />

Op 25 november 1771 stierf £. D. Joannes Georgius Langendorf,<br />

vroeger seculier priester, in het nog niet voleinde eerste jaar zijner<br />

professie. Zijn inkleding en professie zijn niet vermeld, zoals ook<br />

van anderen inkleding of professie niet vermeld worden. Deze<br />

lijst is dus zeker onvolledig.<br />

In 1774 : obiit Gerhardus Langen aetatis 76, professionis 58, sacerdotii<br />

52, jubilaei 8vo.<br />

In 1779 overleed de kok, Mathias Kayser.<br />

Op 15 augustus 1781 Godefridus Muller, op 25 September Ludo-<br />

vicus Schoppen.<br />

In 1782 Nic. Jansen prior.<br />

In 1783 Capitulares: Hermann Joseph Henrichs, prior, Adam<br />

Joseph Vercum, senior, Max Ant. Ignat Schaep, Petrus Andreas<br />

Konig, Eugenius Alex von Mylius, Joannes David Krakamp.<br />

Het Hist. Archiv der Stadt Koln heeft twee brieven aan Her<br />

mann Joseph Henrichs, met de reactie van de vicaris generaal<br />

Johann Philipp von Horn-Goldschmidt en van de aartsbisschop<br />

keurvorst Maximilian Franz von Osterreich. Deze zijn een duidelijk<br />

symptoom van de febroniaanse idees, van het episcopalisme van<br />

die tijd1*9. Magister generaal Dubois zond een oproep voor het<br />

generaal kapittel van 14 mei 1786. Heeft de prior deze brief aan<br />

het generaalvikariaat voorgelegd ? De aartsbisschop keurvorst<br />

wenst, dat ze niet gaan en dat ze de definitoren maar schriftelijk<br />

us Def. 545, 547.<br />

119 Febronius 1763. Emser Punktation : es sollen s'dmtliche Kloster der bischoflichen<br />

Jurisdiction unterstellt werden. Rogier, Aubert, Knowles, Geschicbte der<br />

Kirche, Benziger, 1966, IV, 74, 76.


KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789 57<br />

moeten kiezen12


58 KAPITTELBESLUITEN TE KEULEN 1679-1789<br />

PRIOREN<br />

Voor de tijd van liber conclusionum capitularium, d.i. van<br />

Theodorus Degens tot aan de opheffing van het klooster, kan<br />

volgende lijst van de prioren samengesteld worden :<br />

Theodorus Degens 1669-1685.<br />

Petrus Heithausen 1686.<br />

Petrus Rolandt 1689, 1701.<br />

Joannes Koll 1715.<br />

Franciscus Meull 1721, 1739.<br />

Joannes Melchior Hall 1740-1747.<br />

Joannes Petrus Leonardus Coenen 1747-1764.<br />

Joannes Wilhelmus Kramer 1764-1765.<br />

Joannes Petrus Weiler 1765, 1771.<br />

Joannes Arnoldus Odendahl 1779.<br />

Nicolaus Jansen 1782.<br />

Hermann Josef Henrichs 1783, 1788.<br />

Dr. A. van de Pasch O.S.C.


LES CROISIERS ORDONNES A LIEGE<br />

AUX 17e ET 18e SIECLES<br />

L'ordre des Croisiers est, on le sait, le seul que le pays de Liege<br />

ait donne a l'Eglise1. Sa fondation s'inscrit dans le contexte des<br />

fondations de chanoines reguliers aux XIe et XIP siecles2, mais<br />

ses origines restent encore entourees de beaucoup d'obscurites 3.<br />

Le point de depart en fut peut-etre une chapelle ou un hopital4.<br />

II est vraisemblable que la finalite de cet ordre soit liee au mouvement<br />

des croisades. En effet, il semble bien que le soin des pelerins<br />

et la devotion a la croix en soient des caracteres specifiques originels.<br />

En 1248 le nouvel ordre qui est apparu aux environs de Huy,<br />

voit ses statuts approuves par Rome. Ceux-ci sont assez influences<br />

par les constitutions dominicaines: une des caracteristiques de<br />

l'ordre est que chaque couvent constitue un prieure autonome,<br />

l'ordre tout entier se trouvant sous Tautorite d'un prieur general5.<br />

L'ancien diocese de Liege comptait un nombre assez eleve de<br />

maisons de Croisiers. Des le XIIP siecle, on en trouve a Huy6 et a<br />

1 J. P. R. Stephany, Memoires pour servir a I'histoire monastique du pays de<br />

Liege, Liege, 1876, t. I, p. 152-164. M. Vinken, art. Croisiers, dans Diet. hist, geogr,<br />

eccl, t. XIII, 1956, col. 1042-1062.<br />

2 Ch. Dereine, art. Chanoines, dans Diet. hist, geogr. eccl., t. XII, 1953, col.<br />

353-405.<br />

3 H. van Rooijen, Les origines des Croisiers, dans Bull. Soc. art et hist. dioc.<br />

Liege, t. XLII, 1961, p. 63-86.<br />

4 P. van den Bosch, De orde van de Kruisheren in het verleden een hospitaalorde<br />

? dans Fed. arch. hist. Belg. Annales XL1 Congres, Malines, 1971, p. 173-180.<br />

A. van de Pasch, De tekst van de Constitutes der Kruisheren van 1248, dans<br />

Bull. Com. R. Hist., t. CXVII, 1952, p. 1-96.<br />

5 Les ouvrages de base sur l'ordre des Croisiers sont: C. R. Hermans, Annales<br />

canonicorum regularium S. Augustini ordinis S. Crucis, Bois-le-Duc, 1858, 3 vol.<br />

A. van de Pasch, Definities van de generale kapittels van de orde van het H. Kruis<br />

1410-1786, C.R.H., serie in -4°, Bruxelles, 1969. On trouvera une bibliographic<br />

detaillee dans ce dernier ouvrage, p. 16-21.<br />

6 E. Fontaine, La fin de Clairlieu, dans Clair-Lieu, t. IX, 1951, p. 6-42.<br />

A. van de Pasch, Monastere des Croisiers de Huy, dans Monasticon beige, t. II,<br />

1955, p. 405-413.


60 LES CROISIERS ORDONN£S a LIEGE aux lie et 18e siecles<br />

Liege7, au XIVe siecle a Hohenbusch {Altinemoris, pres de Erke-<br />

lenz) et a Aix-la-Chapelle. Le XVe siecle voit la fondation de<br />

maisons a Brandebourg8, Briiggen (domus Pontis Coeli), Dinant,<br />

Kerniel (domus Mariae Laudis vulgo Colen) 9, Maaseik10, Maas<br />

tricht11 et Wickrath. Au XVIP siecle, sont encore fondes les<br />

convents de Uden et de Wegberg. Quant aux couvents de Ruremonde<br />

12, Sainte-Agathe (Kuijk) et Venlo, ils se situent apres 1559<br />

en dehors des limites du diocese de Liege, tel qu'il est reduit par<br />

l'erection de l'eveche de Ruremonde.<br />

Apres des siecles d'efflorescence et d'expansion l'ordre des Croisiers<br />

semble connaitre a partir de la fin du XVIP siecle une certaine<br />

decadence : les chapitres generaux ne sont plus tenus regulierement,<br />

des tendances separatrices se manifestent entre les provinces, T autorite<br />

du maitre general se voit contestee13. Les tensions les plus<br />

vives se produiront ouvertement lorsque le maitre general Fisen<br />

(1741-1776) voulut restaurer la situation de maniere autoritaire<br />

par Introduction de nouveaux statuts14.<br />

Le relachement de la discipline au cours de la seconde moitie<br />

du XVIII6 siecle parait assez general dans les diverses maisons de<br />

l'ordre15. Le recrutement des Croisiers parait avoir souffert de cette<br />

situation, tout au moins si Ton en juge d'apres le nombre des religieux<br />

qui se presentent a Liege pour y recevoir les ordres1


LES CROISIERS ORDONNES a LIEGE aux 17e et 18e sidles 61<br />

effet ce nombre est en baisse au XVIII6 siecle par rapport au siecle<br />

precedent. Toutefois il faut noter que la periode du XVIP siecle<br />

pour laquelle nous possedons des listes de promotions aux ordres<br />

majeurs, est trop breve pour que la comparaison puisse etre parfaitement<br />

concluante. D'autre part, pour le XVIIP siecle, la base de<br />

notre documentation est essentiellement constitute par les registres<br />

des tonsures et des ordres mineurs. Or le maitre general revendiquait<br />

la faculte de conferer ces ordres. Tous les religieux ne sont<br />

done pas passes par Liege. D'ailleurs l'ordinaire de Liege etait<br />

repute conciliant, plus que celui de Ruremonde par exemple, et des<br />

lettres dimissoriales pouvaient sans doute etre facilement obtenues<br />

en vue de se presenter a l'ordination dans un diocese voisin 17. Ainsi<br />

s'expliquerait le fait que certains religieux dont la presence est<br />

attestee aux couvents de Huy et de Liege au moment de la suppres<br />

sion, ne se retrouvent pas dans les listes que nous publions ci-des-<br />

sous.<br />

A Liege les ordres sacres etaient habituellement conferes par<br />

l'eveque auxiliaire, nomme suffragant ou vicarius generalis in<br />

spzrztualtbus18, car le prince-eveque etait assez souvent depourvu<br />

du caractere episcopal. C'est done dans les archives des suffragants<br />

que Ton retrouve les noms des ordinands 19. Ces archives sont fort<br />

reduites ao. Nous avons collationne ces registres et nous publions<br />

ci-dessous par ordre alphabetique et en deux series chronologiquement<br />

distinctes en fonction des sources, le nom des Croisiers,<br />

ordonnes a Liege de 1642 a 1652 21 et de 1729 a 1794 22.<br />

Augustin Heuskin, prieur de 1780 a 1786. A. van de Pasch, dans Monasticon Beige,<br />

II, p. 421.<br />

17 A. van de Pasch, Het klooster Clairlieu, p. 48.<br />

18 Sur les suffragants, voir U. Berliere, Les eveques auxiliaires de Liege, dans<br />

Revue Benedictine, t. XXXI, 1914-1919, que l'on completera par G. Simenon,<br />

Charles-Antoine de Grady, suffragant de Liege, dans Leodium, t. 12, 1913, p. 1-7. *-<br />

L. E. Halkin, Jean-Baptiste Gillis, eveque auxiliaire de Liege, dans Leodium, t. 54,<br />

1967, p. 48-49. - F. Bovy-Lienaux, Pierre-Louis Jacquet, eveque auxiliaire de Ltege,<br />

dans Annuaire d'histoire liegeoise, t. 13, 1972, n° 37, p. 105-225.<br />

19 Les registres d'ordinations utilises pour la presente publication sont les<br />

suiyants: A. E. L., Vicariat general, reg. 4, fol. 1-100 : promotions aux ordres<br />

majeurs 1642-1653. - A. £v. L., Suffragants: registre des promotions a la tonsure et<br />

aux ordres mineurs 1729-1794, reg. F VI 10, F VI 11, F VI 12,<br />

20 Outre les registres d'ordinations signales a la note precedente, il faut encore<br />

mentionner le journal tenu par le secretaire du suffragant et dont subsistent quelques<br />

volumes : A. £. L., Diocese, reg. 1. - A. £. H., Ville de Huy, n° 450. - A £v L<br />

reg. F VI 15. ' ''<br />

21 Le suffragant est a ce moment Richard Pauli Stravius. Sur ce personnage voir<br />

U. Berliere, op. cit., p. 45-54. J. Daris, Histoire de la bonne ville, de I'eglise et


62 LES CROISIERS ORDONN^S a LIfiGE aux 17e et 18e siecles<br />

L'orthographe des noms est parfois incertaine. Dans certains<br />

cas, on constate des erreurs de copies de la part du secretaire du<br />

suffragant23. Nous avons retenu la forme des noms telle qu'elle<br />

est enregistree et donnons entre parentheses les variantes ou lectures<br />

douteuses.<br />

Les differents ordres sont representes par un sigle : T pour la<br />

tonsure, M pour les ordres mineurs, SD pour le sous-diaconat, D<br />

pour le diaconat, P pour la pretrise. L'abreviation dim. signifie<br />

que les dimissoriales ont ete accordees a la date indiquee en vue<br />

de la reception de l'ordre envisage, dans un diocese etranger ;<br />

l'abreviation disp. signifie que le candidat a la pretrise, n'ayant<br />

pas Tage canonique requis de 24 ans, a du beneficier d'une dispen<br />

se d'age24.<br />

Grace aux nombreuses etudes qui existent deja sur les Croisiers,<br />

il a ete possible d'identifier un certain nombre de religieux 25. Le<br />

R.P. Dr. P. van den Bosch, archiviste de l'Ordre, nous a fourni<br />

les notes concernant les couvents d'Aix, de Briiggen, de Maaseik,<br />

d'Uden et de Wickrath 26. Qu'il en soit remercie !<br />

des comtes de Looz, suivie de biographies lossaines, Liege, 1865, t. II, p. 35-43.<br />

J. Paquay, La preconisation des eveques des provinces beiges au consistoire 1559-<br />

1833 d'apres les archives de la Consistoriale rattachees aux Archives vaticanes,<br />

Lummen, 1930, p. 34. W. Brulez, Correspondance de Richard Pauli-Stravius (1634-<br />

1642), dans Analecta Vaticano-Belgica, 2° serie : Nonciature de Flandre, vol X<br />

Bruxelles, 1955.<br />

22 Se succedent comme suffragants au cours de cette periode: Jean-Baptiste Gillis<br />

(1729-1736), Pierre-Louis Jacquet (1737-1763), Charles-Antoine de Grady (1762-<br />

1767), Charles-Alexandre d'Arberg (1767-1786), Frangois Antoine Marie Constantin<br />

de Mean (1786-1792).<br />

23 Outre des confusions dans les prenoms, il faut encore relever des oublis. Ainsi<br />

le Pere Francken, tonsure le 19 mai 1769 et ordonne sous-diacre le lendemain, ne<br />

figure pas parmi les minores dont la liste est consigne a la date du 19 mai. Le<br />

meme cas se presente pour le Pere Custer. Or aucune raison ne peut justifier ces<br />

lacunes. Par contre lorsque la date de la tonsure n'est pas indiquee, cela peut<br />

s'expliquer par une reception de la tonsure anterieure a 1'entree au couvent, ou par<br />

la collation des mains du general.<br />

24 La discipline traditionnelle de l'Eglise quant a la reception des ordres sacres,<br />

apres le Concile de Trente, est presentee notamment par L. Ferraris, Prompta<br />

bibliotheca canonica, Naples, 1853, t. V, p. 837-902. En ce qui concerne plus<br />

precisement le diocese de Liege, on consultera G. Simenon, he sacrement de l'Ordre<br />

dans Vancien droit ecclesiastique, dans Revue ecclesiastique de Liege, mars 1924,<br />

t. XV, ri° 5, p. 265-282.<br />

25 Les references a ces travaux seront donnees sous une forme abregee par la<br />

mention du seul nom de l'auteur et par l'indication de la page.<br />

2G Les ouvrages utilises sont les suivants : R. Haass, Die Kreuzherren in den<br />

Rheinlanden, Bonn, 1932. B. Rottgen, Briiggen und Born im Schwalmtal, Kempen-<br />

Rhein, 1934. L. Heere, Het Kruisherenklooster te Maaseik voor de Franse Revolutie,<br />

dans De Kruisheren te Maaseik, Maaseik, 1955, p. 9-77. M. Colson, Het Kruisheren-


LES CROISIERS ORDONNfiS a LlfiGE aux 17e et 18e sihdes 63<br />

Nous croyons rendre service a Thistoire ecclesiastique en publiant<br />

ces listes d'ordinations et esperons qu'un chercheur de l'ordre<br />

pourra poursuivre ce travail et entreprendre une enquete plus<br />

approfondie sur le recrutement des Croisiers aux siecles passes.<br />

I. 1642-1652 - FRATRES ORDINIS CRUCIGERORUM<br />

Fr Petrus BAYART 27, conventus Dionantensis, P 20-12-1642.<br />

Fr Joannes BONGART 28, conventus Pontis Coeli, D 28-2-1643, P 19-12-1643.<br />

Fr Joannes BONGART29, conventus Altinemoris, SD 12-3-1644, D 26-3-1644, P<br />

21-9-1647.<br />

Fr Thomas BUCHLERUS, conventus de Wickrath, D 28-2-1643, P 19-9-1643.<br />

Fr Waltherus BYLL30, conventus Altinemoris, SD 23-9-1651.<br />

Fr Stephanus CANTERT (CANTERS) 31, conventus Agathensis, Ruraemundensis<br />

dioecesis vigore dimissorialium, SD 27-2-1649, D 3-4-1649.<br />

Fr Oliverus CORBION 32, conventus Brandeburgensis, SD 20-12-1642, D 28-2-1643,<br />

dim. P 30-5-1643.<br />

Fr Gaspar COX 33, conventus Colensis, SD 6-4-1647, D 21-9-1647, P 6-6-1648.<br />

Fr Gerardus CROISET, conventus Leodiensis, SD 24-2-1646, D 31-3-1646, P 16-3-<br />

1647.<br />

Fr Jacobus GOESIN, conventus Leodiensis, SD 4-3-1651, D 24-2-1652.<br />

Fr Theodorus GODDIN34, conventus Traiectensis, SD 17-12-1644, D 11-3-1645,<br />

dim. P 10-6-1645, P 23-9-1645.<br />

klooster te Maaseik tijdens de Frame Revolutie, dans De Kruisheren te Maaseik,<br />

Maaseik, 1955, p. 141-214. L. Heere, Het obituarium der Kruisheren van Roermond,<br />

dans Publications ... dans le Limbourg, t. XC-XCI, 1955, p. 51-125. J. Francino,<br />

Onder Maria's Bescherming, dans In cruce vita, Uden, 1936, p. 61-95. R. Brandts,<br />

tnventar des Archivs der Pfarrkircbe St. Antonius in Wickrath, Diisseldorf, 1957.<br />

27 Le Pere Petrus Bayart, sacerdos Dionantensis, est renseigne parmi les defunts<br />

au chapitre de 1652. van de Pasch, Definities, All (abreviation Def.).<br />

28 Un Pere Joannes Bongarts est designe pour le couvent de Wickrath lors du<br />

chapitre de 1673. Def. 499. - Est-ce le meme qui est charge vers 1684 par le prieur<br />

de Briiggen de diriger la paroisse de Dilckrath ? Rottgen, 268.<br />

2{> Le Pere Joannes Bongardt, religieux de Hohenbusch, adresse une supplique au<br />

general en 1679. II est designe pour le couvent de Schwarzenbroich au chapitre de<br />

1679. Def. 499.<br />

30 Le Pere Waltherus Byl, prieur de Hohenbusch, est definiteur au chapitre de<br />

1679. II est confirme dans sa charge de prieur lors du chapitre de 1682. II apparait<br />

dans la meme qualite aux chapitres de 1686 et de 1698. Def. 501, 504, 509, 511.<br />

31 Le Pere Stephanus Canter etudia vers 1630 au gymnase de S. Agathe. II mourut<br />

entre 1659 et 1664. Hermans, I (2) 64; II 134.<br />

32 Le Pere Olivier de Corbion ou Corbillon est fils de Jean Olivier de Corbion.<br />

Ses parents lui constituerent le 19 juillet 1642 devant la Cour de Clermont, une dot<br />

pour entrer au couvent. A. Domken, Histoire de Clermont-sur-Berwtnne, Liege, 1913,<br />

p. 211. >- Le chapitre de 1652 le designe comme sous-prieur. Def. All.<br />

33 Le Pere Coxs est designe pour le couvent de Colen lors du chapitre de 1682.<br />

Def. 507.<br />

34 Le Pere Theodore Godding est ne a Emael le 17 avril 1614 de Theodore<br />

Godding et de Hedwige Pauli. Entre au couvent de Maastricht, il fut procureur de


64 LES CROISIERS ORDONNfiS a LIfiGE aux 17e et 18e siedes<br />

Fr Joannes de GROOT, conventus Altinemoris, SD 25-5-1652.<br />

Fr Jordanus ab HERCK, conventus Huensis, SD 21-12-1647, D 11-6-1650, P 17-12-<br />

1650.<br />

Fr Arnoldus HERTZWORMS 35, conventus Altinemoris, SD 3-6-1651, D 23-9-1651.<br />

Fr Petrus HODEIGE, conventus Huensis, SD 17-12-1644, D 23-9-1645, P 15-6-1647.<br />

Fr Augustinus HOUBART, conventus de Colen, D 20-9-1642, P 20-12-1642.<br />

Fr Antonius INGENHUYS 36, conventus Ruraemundensis, vigore dimissorialium, P<br />

25-3-1651.<br />

Fr Henricus JANSSENS37, dioecesis Ruraemundensis vigore dimissorialium, SD<br />

20-3-1649.<br />

Fr Laurentius MAREE, conventus Dionantensis, SD 21-12-1652.<br />

Fr Petrus MARIOT, conventus Huensis, SD 20-2-1644, P 22-12-1646.<br />

Fr Augustinus MATHIAS 38, conventus Masecensis, SD 25-3-1651, D 8-4-1651.<br />

Fr Joannes MEYERS 39, conventus Traiectensis, SD 29-5-1649, D 18-12-1649.<br />

Fr Hieronimus PAGGIUS, conventus Altinemoris, SD 20-3-1649, D 18-9-1649, P<br />

3-6-1651.<br />

Fr Joannes Augustinus PAULI, conventus Altinemoris, SD 20-9-1643, D 12-3-1644,<br />

P 26-3-1644.<br />

Fr Ludovicus PAULI40, conventus Traiectensis, P 21-3-1643.<br />

Fr Martinus PRION41, conventus Huensis, dim. P 10-6-1645.<br />

Fr Joannes PULLEN, conventus Pontis Coeli, SD 20-3-1649, D 3-4-1649, P 18-9-<br />

1649.<br />

Fr Lambertus PYROUL, conventus Brandeburgensis, P 23-12-1651.<br />

Fr Petrus RAMPEN, conventus Huensis, SD 20-3-1644, D 23-9-1645, P 6-4-1647.<br />

Fr Garardus RHEDERS, conventus Pontis Coeli, P 28-2-1643.<br />

Fr Nicolaus RICKMAN, Namurcensis dioecesis, sede episcopali vacante, P 16-3-1652.<br />

Fr Jacobus a VALLE 42, conventus Traiectensis, SD 25-5-1652.<br />

son couvent de 1652 a 1658 et de 1665 a 1671. II occupa egalement le poste de<br />

prieur. Devenu aveugle, il demissionna et vecut encore jusqu'en juin 1684.<br />

van Hasselt, 48, 54.<br />

35 Le Pere Arnoldus Hertzworms, originaire de Weisweiler, fit sa profession au<br />

couvent de Schwarzenbroich. Le chapitre de 1655 le de"signe comme professeur de<br />

theologie au couvent de Briiggen. II est vicaire a Wegberg en 1658. II participe au<br />

chapitre de 1669 comme definiteur et prieur de Schwarzenbroich. Il est prieur a<br />

Maaseik de 1671 a 1691 et a Venlo de 1691 a 1693. II participe aux chapitres<br />

de 1677 a 1682 et meurt en 1693. Def. 480, 491, 505.<br />

36 Le Pere Antonius Ingenhuis fut envoye en 1647 a Hohenbusch pour y etudier<br />

la philosophic II est cite parmi les defunts au chapitre de 1655. Heere, Obituarium,<br />

73. Def. 482.<br />

37 Le Pere Henricus Jansens, diaconus Ruraemundensis, decede le 8 mai 1650,<br />

est cite parmi les defunts, au chapitre de 1655. Def. 478.<br />

38 Le Pere Augustinus Mathias, cite a Maaseik en 1651, est cure a Heppeneert de<br />

1654 a 1662 ; il est senior en 1677 et il mourut en 1701. Heere, Maaseik, 72.<br />

39 Le Pere Joannes Meyers fut cure a Waltwilder. En 1669 il est cite comme<br />

recteur des soeurs tertiaires a Peer. II est prieur du couvent de Maastricht le 6 mai<br />

1679. II est decede en 1682. van Hasselt, 48.<br />

40 Le Pere Ludovicus Pauly, entre au couvent des croisiers a Maastricht en juillet<br />

1637, etait sous-prieur de ce couvent en 1665. van Hasselt, 52.<br />

41 Le Pere Martinus Prion, sacerdos Huyensis, est cite parmi les defunts au<br />

chapitre de 1652. Def. All.<br />

42 Le Pere Jacobus Vallee, dit Hautain, vetu le 27 juillet 1650, fut sous-prieur du<br />

couvent de Maastricht de 1676 a 1690, ainsi que de 1694 a 1714, annee de sa mort.<br />

van Hasselt, 52.


LES CROISIERS ORDONNfiS a LIfiGE aux 17e et 18e siecles 65<br />

Fr Conrardus WAROTTE, conventus Leodiensis, SD 19-12-1648.<br />

Fr Lambertus WARNOTTE, conventus Leodiensis, D 29-5-1649, P 11-6-1650.<br />

Fr Arnoldus WYNCKENS 43, conventus Masecensis, SD 25-3-1651, D 8-4-1651.<br />

II. 1729-1794 - CANONICI REGULARES ORDINIS<br />

SANCTAE CRUCIS<br />

Fr Henricus Josephus ADENEWER44, conventus Huensis, SD 19-12-1772, D 18-12-<br />

1773.<br />

Fr Joannes Josephus ANCIAUX 45, conventus apud Huum, SD 19-12-1767, D 28-5-<br />

1768, P 17-12-1768.<br />

Fr Wilhelmus BAUMAN 46, domus Altinemorensis vulgo Hohenbusch, T 17-2-1758<br />

M 17-2-1758.<br />

Fr Jacobus Antonius Josephus BEISSEL47, domus Aquensis, M 11-6-1745.<br />

Fr Joannes (Hermannus) BERGMANS48, conventus Mosacensis, M 18-12-1772,<br />

SD 19-12-1772, D 18-12-1773, P 23-12-1775.<br />

Fr Petrus Franciscus BERTHO49, domus Leodiensis, M 6-4-1764, SD 14-4-1764<br />

D 16-6-1774, P 22-9-1764.<br />

Fr Mathias Wilhelmus BETTENDORF, domus Aquensis, M 20-2-1739.<br />

Fr Mathaeus Christophorus BILLIARD50, conventus Leodiensis, T 13-3-1767 M<br />

13-3-1767, SD 14-3-1767, D 27-2-1768, P 18-2-1769.<br />

Fr Joannes BOET2KES51, conventus Julio-bruggensis, T 5-3-1773, M 5-3-1773<br />

SD 6-3-1773, D 28-5-1774, P 11-3-1775.<br />

Fr Joannes Franciscus Adrianus BREWER, domus Wickradiensis, T 12-6-1767 M<br />

12-6-1767, SD 3-6-1767, D 20-5-1769, P 9-6-1770.<br />

43 Le Pere Arnoldus Wynckens, cite a Maaseik en 1651, y est sous-prieur vers<br />

1665. Heere, Maaseik, 70.<br />

44 Le Pere Henri Joseph Adenauer est cite en 1783 religieux du couvent de<br />

Brandebourg. II fut condamne a la deportation. II mourut a Raeren le 4 ianvier<br />

1818. Buchet, 35.<br />

45 Le Pere Jean Joseph Anciaux, originaire de Neerheilissem, faisait partie de la<br />

communautS de Huy en 1778. II en fut boursier jusqu'en 1785. En 1787 il devint<br />

pneur de Colen. II mourut a Heilissem le 26 juillet 1803 a l'age de 58 ans Daris<br />

412, 413. Fontaine, Mgr Dubois, 27.<br />

46 Le Pere Wilhelmus Bauman prit part en 1763 a une dispute theologique. II est<br />

cite parmi les defunts du couvent de Hohenbusch lors du chapitre de 1786. Hermans<br />

I (2) 134. Def. 548. '<br />

47 Le Pere Anton Beysele, du couvent d'Aix, est cite parmi les defunts lors du<br />

chapitre de 1786. Def. 548.<br />

48 Le Pere Jean Bergmans est cite comme conventuel de Maaseik. Colson 147<br />

49 Le Pere Francois Bertho, de la communaute de Liege, s'oppose en'1775 au<br />

projet de secularisation de ce couvent. II fut nomme par le general Jacques Dubois<br />

pneur du couvent de Liege, le 25 aout 1787, en remplacement du Pere Billard'<br />

demissionnaire. II mourut vers 1793. Fontaine, Mgr Dubois, 12, 35 44<br />

50 Le Pere Mathieu Billard emit sa profession le 5 octobre 1763. Elu'le 27 juin<br />

1786 pneur du couvent de Liege, il fut demis de ses fonctions en 1787 II etait<br />

membre du cercle l'Emulation. II refusa de preter le serment de haine. Le 13 avril<br />

1806, il prononca en chaire contre les francs-macons, des propos qu'il dut retracter<br />

le 20 avril suivant sur ordre de l'eveque Zaepffel. Fontaine, Mgr Dubois, 35 • Le<br />

couvent de Liege, 19, 32. > *> > -^ ,<br />

51 Le Pere Jean Boetzkes fut elu en 1797 prieur de Briiggen. II est vicaire a<br />

Elmpt en 1812. Rottgen, 260, 261. Hermans, I (2) 170 ; III 599.


66 LES CROISIERS ORDONN^S a Ll£GE aux 17e et 18e siedes<br />

Fr Petrus Paulus BUNDTGENS (BUNGENS), conventus Aquensis, M 13-6-1783,<br />

SD 14-6-1783, D dim. 5-7-1783, P 21-9-1783.<br />

Fr Matthaeus BURY52, domus Leodiensis, SD 23-12-1786, D 2-6-1787, P (disp.)<br />

22-9-1787.<br />

Fr Laurentius BYNEN, domus Ruremundensis, vigore dimissorialium, T 7-6-1743,<br />

M 7-6-1743.<br />

Fr Christianus CANTERS, domus Mariae Laudis vulgo Colen, P 20-5-1780.<br />

Fr Petrus Josephus CARDAUM, domus Aquensis, T 23-9-1757, M 23-9-1757.<br />

Fr Christianus CEULERS53, domus Mariae Laudis vulgo Colen, T 17-12-1779,<br />

M 17-12-1779, SD 18-12-1779, D 19-2-1780.<br />

Fr Jacobus CHORUS 54, conventus Aquensis, T 29-5-1744.<br />

Fr Carolus CHORUS, conventus Aquensis, M 29-5-1744.<br />

Fr Mathias CHORUS, conventus Aquensis, M 28-2-1749.<br />

Fr (Joannes) Petrus Heribertus Nicolaus CLASSEN55, conventus Wickradiensis, T<br />

19-5-1769, M 19-5-1769, SD 20-5-1769, D 22-9-1770, P 14-3-1772.<br />

Fr Petrus Arnoldus COOPMANS 5


LES CROISIERS ORDONN^S a LlBGE aux 17e et 18e sidles 67<br />

Fr Lambertus Alphonsus DEVENNE 61, domus Leodiensis, M 22-12-1752.<br />

Fr Joannes DEWERDT, domus Udensis, T 12-3-1756, M 12-3-1756.<br />

Fr Bernardus DOEMEN (DOMEN) 62, conventus Mariae Laudis vulgo Colen, T<br />

15-6-1764, M 15-6-1764, SD 16-6-1764, D 9-12-1764, P 21-9-1765.<br />

Fr Petrus Andreas DRACK, conventus Wickradiensis, T 19-5-1769, M 19-5-1769,<br />

SD 20-5-1769, D 9-6-1770, P 25-5-1771.<br />

Fr Jacobus Gisbertus DUBOIS 63, domus Leodiensis, T 22-12-1752, M 22-12-1752.<br />

Fr (Jacobus) Franciscus DUJARDIN 64, domus oppidi Huensis, SD dim. 14-3-1764,<br />

D 18-6-1764, P 22-9-1764.<br />

Fr Petrus DUNGELOEFF65, conventus Trajectensis, T 5-3-1773, M 5-3-1773, SD<br />

6-3-1773, D 26-2-1774, P 24-9-1774.<br />

Fr Andreas DUGONCHET, domus Huensis, SD 20-9-1760.<br />

Fr Gaspar Constant du VERNAY, conventus Calniacensis 66, vigore dimissorialium<br />

Noviomensium, T 20-3-1769, M 20-3-1769, SD 10-3-1770, D 22-9-1770, P<br />

22-12-1770.<br />

Fr Joannes Henricus ESSER67, conventus Julio-bruggensis, M 22-9-1769, SD 23-9-<br />

1769, D 10-3-1770.<br />

Fr Godefridus Lambertus FABRY, conventus Pontis Coeli vulgo Bruggen, T 17-6-<br />

1749.<br />

Fr Joannes FELTEN, domus Altinemorensis, T 7-6-1743, M 7-6-1743.<br />

Fr Joannes Franciscus FEY, domus Leodiensis, M 23-9-1740.<br />

Fr Petrus Hubertus FOSSOUL68, domus Leodiensis, M 22-12-1752.<br />

suppression du couvent et se retira a Tongres en 1797. II refusa de prSter le serment<br />

de haine. Fontaine, La fin de Clairlieu, 26.<br />

61 Le Pere Devenne, croisier de Liege, s'oppose au projet de secularisation du<br />

couvent. II n'est plus cite" parmi les membres de la communaut6 de 1796. Fontaine,<br />

Mgr Dubois, 12.<br />

62 Le Pere Bernard Domen, sous-prieur de Colen en 1792, occupe encore la meme<br />

fonction lors de la suppression en 1796. II mourut a Tongres le 1 novembre 1797<br />

a l'age de 55 ans. Daris, 412, 414.<br />

63 Le Pere Jacques Gisbert Joseph Dubois est n€ a Liege le 19 decembre 1730<br />

comme cadet des enfants de Jean Francois Dubois et de Jeanne Cologne. II fit sa<br />

profession au couvent des croisiers de sa ville natale en 1751. II enseigna la<br />

philosophic et la the"ologie avant de devenir prieur de Colen en 1763. Le 18<br />

fevrier 1778, il fut elu sup£rieur general de l'ordre. II mourut a Liege le 21 decembre<br />

1796. Daris, 412. Fontaine, Mgr Dubois. van de Pasch, Clairlieu en zijn priorengeneraal,<br />

66-70.<br />

64 Le Pere Jacques Dujardin fut confirme par le general comme prieur de Lannoy<br />

le 6 septembre 1784. Fontaine, Mgr Dubois, 32 note 1.<br />

65 Le Pere Petrus Dungelhoeff fut baptise a Venlo le 12 mars 1749. Ses parents,<br />

Petrus Dungelhoeff et Anna Barbara Francisca Schauwenbergh s'etaient maries a.<br />

Maastricht le 9 octobre 1735. II fit profession chez les croisiers au couvent de<br />

Maastricht en decembre 1772. II est cite parmi les membres de la communaute lors<br />

de la suppression du couvent en 1797. II preta serment le 28 fevrier 1798. II mourut<br />

a Venlo ie 24 Janvier 1814. van Hasselt, 61. Def. 95-96.<br />

66 II s'agit du couvent de Chauny, au diocese de Noyon (France). Identification<br />

du R. P. van den Bosch.<br />

67 Le Pere Jean Esser est cite en 1812 a Niederempt. Rottgen, 261.<br />

68 Le Pere Pierre Hubert Fossoul, originaire de Liege, emit sa profession chez les<br />

croisiers le 19 octobre 1751. Vers la fin 1793, il devint prieur du couvent de Liege,<br />

fonction qu'il exerce jusqu'a la suppression. Fontaine, Les croisiers de Liege, 19.<br />

van de Pasch, Monastere a Liege, 422.


68 LES CROISIERS ORDONNfiS a LIfiGE aux 17e et 18e siecles<br />

Fr Augustinus FRANCK69, conventus Julio-Brugensis, T 19-5-1769, SD 20-5-1769,<br />

D 9-6-1770, P 13-6-1772.<br />

Fr Josephus FRANS, domus Leodiensis, T 22-2-1782, M 22-2-1782, SD 23-2-1782,<br />

D 21-9-1784, P 17-12-1785.<br />

Fr Joannes FRANSSEN70, conventus Trajectensis, M 8-6-1781, SD 9-6-1781, D 25-5-<br />

1782, P 14-6-1783.<br />

Fr Georgius FROIDCOURT71, conventus Brandeburgensis, M 23-9-1729.<br />

Fr Jacobus GENTIS, filius Philippi GENTIS, conventus Aquensis, T 23-9-1729,<br />

M 23-9-1729.<br />

Fr Martinus Robertus GERMEAU72, conventus apud Huum, SD 19-12-1767, D<br />

27-2-1768, P 28-5-1768.<br />

Fr Joannes GHYSENS 73, conventus Mariae Laudis vulgo Colen, M 15-6-1764, SD<br />

16-6-1764, D 22-12-1764, P (disp.) 1-6-1765.<br />

Fr Gasparus GIELEN 74, domus Mosacensis, T 14-3-1755, M 14-3-1755.<br />

Fr Petrus Joannes GIELEN75, domus Brugensis, T 20-9-1765, M 20-9-1765, SD<br />

21-9-1765, D 20-9-1766, P 16-8-1767.<br />

Fr Maria Aloysius GILLY, in Hohenbusch, T M SD dim. 31-8-1787, D 22-12-1787,<br />

P 17-5-1788.<br />

Fr Carolus GILMAN76, domus Mosacensis, T 21-9-1764, M 21-9-1764, SD 9-12-<br />

1764, D 22-12-1764, P 2-3-1765.<br />

Fr Marcellus GOFFIN77, domus Mariae Laudis vulgo Colen, T 17-12-1779, M<br />

17-12-1779, SD 18-12-1779, D 23-12-1780, P (disp.) 23-2-1782.<br />

Fr Leonardus GOETZENS (GOTZENS) 78, domus Julio-brugensis, M 9-3-1770,<br />

SD 10-3-1770, D 9-6-1770, P 22-12-1770.<br />

Fr Joannes Petrus GRAFF, domus Aquensis, M 20-12-1754.<br />

Fr Theodorus GRASSEN, domus Altinemorensis, T 4-6-1751, M 4-6-1751.<br />

Fr Antonius GROBBIC (GROBLIC, GROBBRE), domus Udensis, T 17-9-1790,<br />

SD 18 9-1790, D 24-9-1790.<br />

Fr Lambertus GUILLAUME 79, conventus Brandeburgensis, M 23-9-1729.<br />

69 Le Pere Augustin Francken, ne a Glimbach pres de Linnich, etait cure" a Born<br />

en 1790. II est decide le 28 avril 1812 a 64 ans. Rottgen, 203-205.<br />

70 Le P£re Andre Fransen, cite comme religieux de Colen en 1792, est mort a<br />

Tongres le 30 septembre 1795 a 1'Sge de 33 ans. Daris, 412, 414.<br />

71 Ce religieux n'est pas cite par A. Buchet.<br />

72 Le Pere Martin Germeau, ne a Grandville le 24 mars 1752, fit profession che2<br />

les croisiers a Huy en 1770. Elu prieur de Suxy, il fut confirme dans cette charge<br />

par le general le 19 octobre 1781. II residait a Noiseaux en 1803. Fontaine, Mgr<br />

Dubois, 27, 32 ; La fin de Clairlieu, 27.<br />

73 Le Pere Jean Baptiste Ghysens fut design^ comme professeur de theologie a<br />

Colen par le chapitre en 1767. II mourut a Hasselt le 3 Janvier 1822 a l'age de<br />

79 ans. Daris, 412, 414. Def. 542.<br />

74 Le Pere Caspar Gielen, de Maaseik, est cite parmi les defunts au chapitre de<br />

1786. II est decede en 1782. Def. 549. Heere, 74.<br />

75 Le Pere Petrus Joannes Gielen est cure a Born en 1772 et maitre des novices en<br />

1794. Rottgen, 203, 258.<br />

76 Le Pere Carolus Gilman, de Cornelimunster, est decede* en 1789. Heere, 74.<br />

77 Le Pere Marcel Goffin est cite comme religieux de Colen en 1792. II mourut<br />

a Aalst le 16 octobre 1800 a l'age de 41 ans. Daris, 4l4.<br />

78 Le P£re Leonardus Goetaens est ne a Kaldenkirchen en 1746. II fut cure a<br />

Dilkrath de 1792 a 1824 et y est decede le 5 mars 1831. Rottgen, 261, 270.<br />

79 Ce religieux n'est pas cite par A. Buchet.


LES CROISIERS ORDONNSS a LIfiGE aux 17e et 18e siecles 69<br />

Fr Joannes Guilielmus HAENEN (HAANEN) 8°, conventus Mosae Trajectensis<br />

M 20-9-1765, SD 21-9-1765, D 20-9-1766, P (disp.) 16-8-1767.<br />

Fr Joannes Franciscus Josephus HAUTPAS81, conventus Huensis, SD 18-9-1773,<br />

conventus Mosacensis, D 24-9-1774, P dim. 26-7-1775.<br />

Fr Lambertus HAYWEGHEN82, canoniae Huensis, SD 24-9-1774, D 10-6-1775<br />

P dim. 15-9-1775.<br />

Fr (Joannes) Petrus Josephus HEECKER (HECKER), conventus Wickradiensis<br />

T 13-8-1767, M 13-8-1767, SD 16-8-1767, D 20-5-1769, P 22-9-1770.<br />

Fr Andreas HELLINXS 83, domus Mosae Trajectensis, T 17-12-1762, M 17-12-1762<br />

SD 18-12-1762, D 16-6-1764, P (disp.) 22-12-1764.<br />

Fr Henricus HENRICHS, domus Altinemorensis vulgo Hohenbusch, T 17-9-1773<br />

M 17-9-1773, SD 18-9-1773, D 28-5-1774, P 1-8-1776.<br />

Fr Joannes Henricus HENRICHS (HENDRICHS) **, domus Altinemorensis, T<br />

12-6-1778, M 12-6-1778, SD 13-6-1778, D 29-5-1779, P dim. 21-4-1780.<br />

Fr Henricus Wericus HERKENRODE 85, canoniae Mosacensis, M 21-12-1787, SD<br />

22-12-1787, D 17-5-1788, P 21-12-1788.<br />

Fr Adamus HAUPTS 86, domus Altinemorensis, M 19-9-1749.<br />

Fr Joannes Mathias Theodorus HOCKS87, conventus Huensis, SD 23-12-1769, D<br />

9-6-1770, domus Nigropaludanae vigore dimissorialium P 22-9-1770.<br />

Fr Wilhelmus HOVELS 88, domus Altinemorensis vulgo Hohenbusch T 17-2-1758<br />

M 17-2-1758.<br />

Fr Joannes HUT2EN (HUYT2EN) *», domus Altinemorensis, T 19-9-1760, M<br />

80 Le Pere Johannes Haenen, religieux du couvent de Maastricht, celebra sa<br />

premiere messe le 15 aout 1768. II est encore cite au moment de la suppression<br />

van Hasselt, 60.<br />

81 Le Pere Jean Francois Joseph Hautpas, profes du couvent de Huy, participe a<br />

une dispute theologique en 1773. II signe un document avec ses confreres du couvent<br />

de Huy en 1779. Le 3 octobre 1787, le vicariat general de Liege donne execution au<br />

bref de secularisation en faveur de Jean Andre Hautpas, chanoine regulier de S Croix<br />

du couvent de Huy. Def. 12. A. Ev. L.<br />

82 Le Pere Lambert Hayweghen, ne a Looz le 31 juillet 1753, emit sa profession<br />

au couvent des Croisiers de Huy en 1774. II fit partie du groupe des religieux<br />

opposes a Faction du general Jacques Dubois. A la suppression du couvent, il se<br />

retira a Huy. Vers 1801 il transporta a Looz la chasse de sainte Odile qu'il confia<br />

ensuite a Kerniel. II est decide a Looz le 20 juillet 1835. Fontaine, Mgr Dubois<br />

28, 97, 102. La fin de Clairlieu, 28.<br />

83 Le Pere Andreas Hellincx, croisier de Maastricht, celebra sa premiere messe<br />

a Noel 1764. II fut sous-prieur de ce couvent de septembre 1778 a 1783. II n'est<br />

plus cite lors de la suppression, van Hasselt, 52.<br />

84 Le Pere Johannes Henricus Hendrichs devint cure de Groessen (NL) en 1786<br />

II est de"cede en 1815. Haass, 69. '<br />

85 Le Pere Henri Weric Herkenroode etait originaire de Tongres. II devint<br />

croisier au couvent de Maaseik. Recteur a Kinrooi a partir de 1803, il mourut le<br />

28 septembre 1826, Colson, 148 ; De rapporten, 37.<br />

86 Le Pere Adam Haupts fut confirme par le general Jacques Dubois comme<br />

pneur de Hohenbusch le 20 aout 1785. II mourut le 20 Janvier 1794. Fontaine<br />

Mgr Dubois, 32 note 1. Hermans, I (2) 165 ; III 576.<br />

87 Le Pere Joannes Hochs, de Schwarzenbroick (Nigropaludanus) est cite parmi<br />

les defunts lors du chapitre de 1786. Def. 549.<br />

88 Le P£re Wilhelmus Hovels prit part a une dispute theologique en 1763.<br />

89 Le Pere Jean Teodore Hutzen prit part a une dispute theologique en 1763<br />

Hermans, I (2) 134.


70 LES CROISIERS ORDONNfiS a LIfiGE aux 17e et 18e siecles<br />

19-9-1760, SD 20-9-1760, D 19-9-1761, P 5-6-1762.<br />

Fr Wilhelmus JACOBS90, conventus Altinemorensis, T 15-6-1749, M 4-6-1751.<br />

Fr Christianus JANSENS91, domus Wickradiensis, T 3-6-1757, M 3-6-1757.<br />

Fr Joannes Franciscus JEROME92, canoniae Huensis, SD 13-6-1778, D 19-9-1778,<br />

P 17-2-1779.<br />

Fr Petrus KEVERS 93, domus Leodiensis, T 14-3-1794, SD 15-3-1794.<br />

Fr Joannes KIEVET (KIEVITS) 94, domus Udensis, T 16-5-1788, M 16-5-1788,<br />

SD 17-5-1788, D 20-9-1788, P 6-6-1789.<br />

Fr Edmundus KLANTEN, domus Wickradiensis, T 26-3-1751, M 26-3-1751.<br />

Fr Gerardus KLEEF 95, domus Mosacensis, T 4-6-1751, M 4-6-1751.<br />

Fr Gerardus KNIPS, domus Altinemorensis vulgo Hohenbusch, T 20-9-1765, M<br />

20-9-1765, SD 21-12-1765, D 13-6-1767, P 28-5-1768.<br />

Fr Joannes Henricus KYCK, domus Altinemorensis, P dim. 8-11-1789-<br />

Fr Joannes Josephus LACROIX96, canoniae Huensis, SD 2-3-1776, D 22-2-1777,<br />

P 28-12-1777.<br />

Fr Xaverius LAHAYE, conventus Aquensis, T 18-12-1789, SD 19-12-1789, D 18-9-<br />

1790, P (disp) 18-6-1791.<br />

Fr Joannes Renerus Josephus LAUMEN, conventus Altinemorensis, M 16-12-1785,<br />

SD 17-12-1785, D 23-12-1786, P dim. 14-8-1787.<br />

Fr Ludovicus LEGRAND, oppidi Huensis, SD 16-6-1764, D 22-9-1764, P 22-12-<br />

1764.<br />

Fr Leonardus Josephus LELOUP, domus Brandeburgensis, T 7-6-1754, M 7-6-1754.<br />

Fr Joannes Henricus LEMMENS, domus S. Jacobi oppidi Mosacensis, T 22-9-1786,<br />

M 22-9-1786, SD 23-9-1786, D 23-12-1786, P 3-3-1787.<br />

Fr Ludovicus LEMMENS, domus Mosacensis, T 15-6-1764, M 15-6-1764, SD 16-6-<br />

1764, D 22-9-1764, P 20-9-1766.<br />

Fr Wilhelmus LEMMENS, domus S. Jacobi oppidi Mosacensis, T 21-9-1787, M<br />

21-9-1787, SD 22-9-1787, D 17-5-1788, P (disp.) 21-12-1788.<br />

Fr Josephus LEURS97, domus Trajectensis, SD 25-5-1771, D 19-12-1772, P 18-12-<br />

1773.<br />

90 Le P£re Wilhelmus Jacobs est nomme* professeur de philosophic a Hohenbusch<br />

aux chapitres de 1756 et de 1762. II est prieur du couvent de Maastricht de 1766<br />

a 1778. Le 24 aout 1778, il est elu prieur de Schwarzenbroick. II est definiteur au<br />

chapitre de 1789. van Hasselt, 49. Fontaine, Mgr Dubois, 99. Def. 539, 543.<br />

Haass, 103, 105, 182. .<br />

91 Le Pere Jansens fut le dernier prieur de Manenfrede. Haass, 146.<br />

92 Le P£re Jean Francois Jerosme, fils de Gregoire Jerosme et de Marie Anne<br />

Colmet, naquit a Avennes le 31 Janvier 1753. II fit profession au couvent des<br />

croisiers a Huy en 1778. II etait sacristain a la suppression. Apres avoir reside a<br />

Braives, il mourut a Liege le 11 juin 1828. Fontaine, La fin de Clairlieu, 28-29.<br />

93 Le Pere Pierre Kevers, originaire de Fouron-le-Comte, fit profession le 12 septembre<br />

1793 au couvent de Liege. II avait 28 ans au moment de la suppression.<br />

Fontaine, Les croisiers de Liege, 19.<br />

9* Le Pere Kievit est decede en 1814 a l'age de 48 ans. Hermans, II 336.<br />

95 Le P£re Gerardus van Kleeft, originaire de Laveld pres de Hinsbergen, est<br />

decede en 1791. Heere, 74. . .<br />

96 Le Pere Jean Joseph Lacroix fit profession a Huy en 1778. II devint prieur du<br />

couvent de Virton en 1787. II est encore en vie en 1824 et demeure a Longuyon.<br />

Fontaine, Mgr Dubois, 28, 54 ; La fin de Clairlieu, 29.<br />

97 Le Pere Joseph Leurs, fils de Laurent Leurs, echevin de Sittard, fut e*lu prieur<br />

du couvent de Maastricht le 24 aout 1778. II conserva cette charge jusqu'a la<br />

suppression en 1796. II se retira dans sa famille puis au couvent de Sainte-Agathe


LES CROISIERS ORDONNfiS a LIfiGE aux 17e et 18e socles 71<br />

Fr Henricus LHOEST98, conventus Huensis, SD 16-6-1764, D 2-3-1765, P 21-9-1765.<br />

Fr Gerardus LISMONT", domus Mariae Laudis vulgo Colen, T 18-3-1791, SD<br />

19-3-1791, D 3-3-1792, P dim. 21-9-1792.<br />

Fr Petrus Philippus Josephus Bernardus LONCIN100, canoniae Huensis, SD 13-6-<br />

1778, D 17-2-1779, P (disp.) 18-12-1779.<br />

Fr Joannes Gasparus LOUVRIER, domus Trajectensis, M 22-9-1747.<br />

Fr Franciscus LOVERIX, conventus Embricensis101, vigore dimissorialium, T 3-6-<br />

1746, M 3-6-1746 102.<br />

Fr Joannes Mathias LUCAS103, filius Joannes LUCAS, conventus Mosacensis, T<br />

23-5-1730, M 2-6-1730.<br />

Fr Petrus Franciscus LUCAS, conventus Mosacensis, M 29-8-1730.<br />

Fr Mathias MARRES 104, conventus Wickradiensis, M 24-3-1730.<br />

Fr Franciscus Hermannus Conrardus MAUS, conventus Wickradiensis, T 11-6-1756,<br />

M 11-6-1756.<br />

Fr Petrus MEEVISSEN105, domus Mosacensis, T 29-2-1760, M 29-2-1760, P 20-12-<br />

1760.<br />

Fr Thomas MEYER106, domus Altinemorensis, vulgo Hohenbusch, T 4-3-1757, M<br />

4-3-1757.<br />

Fr Henricus Joannes Lambertus MEYERS107, domus Leodiensis, M 22-9-1752.<br />

Fr Constantinus Theodorus Hubertus MICHELS (MICHIELS), conventus Wickradiensis,<br />

T 24-5-1782, M 24-5-1782, SD 25-5-1782, D 14-6-1783, P (disp.)<br />

21-9-1783.<br />

Fr Nicolaus MOESTAERT, domus Leodiensis, T 20-2-1739, M 20-2-1739.<br />

ou il mourut comme comissaire general de l'ordre le 23 avril 1806 a 1'age de 56 ans.<br />

van Hasselt, 49.<br />

98 Le Pere Henri Lhoest, originaire de Waremme, fit profession au couvent de<br />

Huy en 1763. II abandonna le couvent le 20 novembre 1795 pour resider a Huy et<br />

jouir d'une pension de 900 livres. Fontaine, Mgr Dubois, 27 note 2.<br />

99 Le Pere Gerard Lismont est cite parmi les religieux de Colen en 1792. II<br />

racheta le couvent de Colen en 1796 et y mourut le 11 avril 1802 a l'age de 33 ans.<br />

Daris, 412, 414.<br />

100 Le Pere Pierre Philippe Joseph Bernard Loncin, fils de Pierre de Loncin et<br />

de Marie Isabelle Hoyoux, est ne a Villers-le-Temple le 17 Janvier 1757. H fit<br />

profession au couvent de Huy en 1778. Il reside a Huy apres la suppression et Ton<br />

perd sa trace apres septembre 1797. Fontaine, La fin de Clairlieu, 29.<br />

101Emmerich, Republique federale d'Allemagne, Nordrhein-Wesfalen, Kreis Rees.<br />

102 Le Pere Loverix, prieur du couvent de Sainte-Agathe et definiteur, est decede<br />

le 24 octobre 1793. Fontaine, Mgr Dubois, 43.<br />

103 Le Pere Lucas, originaire de Elen, est decede en 1768. Heere, 73.<br />

104 Un Pere Mares est mort a Maaseik en 1741. Heere, 72.<br />

105 Le Pere Meevissen, de Maaseik, est cite parmi les defunts lors du chapitre de<br />

1786. II etait originaire de Hinsbergen et mourut en 1780. Def., 549. Heere, 74.<br />

106 Le Pere Thomas Meyer prit part a une dispute theologique en 1762. Hermans,<br />

I (2) 134.<br />

107 Le Pere Lambert Meyers, conventuel de Liege et notaire apostolique, participe<br />

comme definiteur au chapitre de 1773. II portait le titre de prieur de Mont-Orient,<br />

titre honorifique decerne a des lecteurs en theologie. En 1775, il s'£tait montr£<br />

favorable au projet de secularisation. Le 30 octobre 1789, il fut recu chanoine de<br />

Saint-Denis. Dans la suite, il conserve des liens avec ses anciens confreres puisqu'il<br />

obtient un passeport pour aller rechercher les objets emportes par les croisiers<br />

emigres a Duisbourg. Fontaine, Mgr Dubois, 13, 14, 99, 108, 118. Def. 543.


72 LES CROISIERS ORDONNfiS a LIfiGE aux 17e et 18e siecles<br />

Fr Joannes Jacobus MOSTARD108, filius Jacobi MOSTARD (MOSTART), con-<br />

ventus Aquensis, T 8-10-1729, M 8-10-1729.<br />

Fr Antonius MULCKENS109, domus Trajectensis, M 11-11-1767, SD 15-11-1767,<br />

D 19-12-1767, P 27-2-1768.<br />

Fr Theodorus MUSCHEN, domus Mosacensis, M 4-6-1751.<br />

Fr Joannes Maria Georgius NOLDEN, conventus Wickradiensis, M SD dim. 29-5-<br />

1781, D 25-5-1782, P 21-9-1783.<br />

Fr Conrardus OHOVEN 110, conventus Wickradiensis, M 12-6-1767, SD 13-6-1767,<br />

D 16-8-1767, P dim. 5-9-1767.<br />

Fr Henricus PETERS111, conventus Udensis, T 21-9-1764, M 21-9-1764, SD 9-12-<br />

1764, D 22-12-1764, P 2-3-1765.<br />

Fr Joannes PETERS112, domus Trajectensis, SD 11-3-1780, D 23-9-1780, P 23-12-<br />

1780.<br />

Fr Andreas Franciscus PHILIPPART 113, domus Leodiensis, M 22-9-1752.<br />

Fr Deodatus Lambertus PIRONET114, domus Huensis, D 20-9-1760, P 16-5-1761.<br />

Fr (Mathias) Leonardus PLOUM115, domus Aquensis, T 17-12-1790, SD 18-12-<br />

1790, D 19-3-1791, conventus de Rulandt, P dim. 19-10-1792.<br />

Fr Gisbertus PLUGERS116, conventus Mosacensis, T 17-9-1773, M 17-9-1773, SD<br />

18-9-1773, D 24-9-1774, P 23-12-1775.<br />

Fr Wilhelmus Andreas PORTEN, conventus Aquisgranensis, T 24-5-1782, M 24-5-<br />

1782, D dim. 15-6-1782, P dim. 6-9-1782.<br />

Fr Petrus Ignatius Joseph POSWICK, filius Guilielmi POSWICK (POSTWICK),<br />

conventus Aquensis, T 8-10-1729, M 8-10-1729.<br />

Fr Joannes PRINZEN (PRINCEN) 117, domus Udensis, T 21-2-1777, M 21-2-1777,<br />

SD 22-2-1777, D 14-3-1778, P 19-12-1778.<br />

108 Un Pere Jacobus Mostart, d'Aix, est cite parmi les defunts lors du chapitre<br />

de 1786. Def. 548.<br />

109 Le Pere Antonius Mulcken entra chez les croisiers le 20 septembre 1766. II<br />

celebra sa premiere messe le 11 mars 1767. II est encore cite lors de la suppression<br />

du couvent de Maastricht. Condamne a la deportation le 23 Janvier 1798 avec le<br />

prev6t et deux chanoines de Saint-Servais, il fut remis en liberte, apres un sejour en<br />

France, a Intervention de Roemers le 23 decembre 1798. van Hasselt, 61.<br />

Publications, LXXII, 1936, 239.<br />

no Le Pere Conrard Ohoven fut elu prieur du couvent de Wickrath le 14 juin<br />

1784 et de celui de Hohenbusch le 19 juillet 1794. Fontaine, Mgr Dubois, 32<br />

note 1, 46. Haass, 209.<br />

111 Le Pere Henricus Peters, prieur de Briiggen de 1763 a 1797, participa comme<br />

definiteur aux chapitres de 1770 et de 1779. II est d&rede en 1797. Hermans, I (2)<br />

166 ; III 460, 501-503. Def. 542, 547.<br />

112 Le Pere Petrus Johannes Peters est cite lors de la suppression du couvent de<br />

Maastricht en 1797. van Hasselt, 61.<br />

113 Le Pere Andre Philippart est cite comme conventuel de Liege en 1775.<br />

Hermans, III 551.<br />

114 Le pere Dieudonne Lambert Pironet (Pironnet) participe a une dispute<br />

theologique en 1764. II devint prieur a Dinant en 1775. Hermans, I (2) 134 ; III<br />

576. II est decede a Liege le 3 juillet 1826 a l'age de 88 ans. E. Koninckx, Le<br />

clerge du diocese de Liege, not. 3476.<br />

us Le pere Leonard Ploum participe en 1792 a une dispute theologique a Aix. II<br />

devint cure a Wegberg en 1802. Hermans, II 156. Haass, 112, 115, 232.<br />

116 Le Pere Gisbert Plugers est sous-prieur du couvent de Maaseik de 1789 a 1797.<br />

Colson, 145, 147.<br />

117 Ce religieux est peut-e*tre a identifier avec le sacrista Princen. Hermans,<br />

III 543.


LES CROISIERS ORDONNfiS a LIfiGE aux 17e et 18e socles 73<br />

Fr Wilhelmus PRINSEN118, monasterii Udensis, SD 28-5-1768, D 24-9-1768, P<br />

17-12-1768.<br />

Fr Joannes Mathias REESEN 119, domus Trajectensis, T 21-12-1742, M 21-12-1742.<br />

Fr Joannes Bertramus (Bertrandus) REINARTZ, domus Altinemorensis vulgo<br />

Hohenbusch, M 24-5-1782, SD 25-5-1782, D 14-6-1783, P 27-3-1784.<br />

Fr Bertramus REINERS, SD dim. 29-8-1775, D 12-9-1775, conventus Wegbergensis,<br />

P 23-12-1775.<br />

Fr Petrus Henricus RENARDI120, conventus civitatis Leodiensis, M 20-12-1765,<br />

SD 21-12-1765, D 14-3-1767, P 14-6-1767.<br />

Fr Joannes Conrardus Leonardus REULANDT121, domus Aquensis, T 20-12-1765,<br />

M 20-12-1765, SD 21-12-1765, D dim. 2-12-1766.<br />

Fr Joannes Henricus RICK, conventus Altinemorensis vulgo Hohenbusch, T 1-8-1787,<br />

M 1-6-1787, SD 2-6-1787, D 17-5-1788.<br />

Fr Petrus RICK122, domus Brugensis, T 18-12-1761, M 18-12-1761, SD 19-12-1761,<br />

D 18-12-1762.<br />

Fr Petrus RICHTERS (RIGTERS), domus Udensis, T 18-2-1780, M 18-2-1780,<br />

SD 19-2-1780, D 20-5-1780, P 9-6-1781.<br />

Fr Joannes ROMER (ROMER) 123, conventus Brandeburgensis, T 15-6-1764, M<br />

15 6-1764, SD 16-6-1764, D 9-12-1764, P 22-12-1764.<br />

Fr Josephus Antonius ROZZOLI124, conventus Wickradiensis, M 19-5-1755.<br />

Fr Josephus RUTTEN125, conventus Brugensis, T 21-12-1770, M 21-12-1770, SD<br />

22-12-1770, D 19-8-1772, P 19-3-1774.<br />

Fr Guilielmus RYKEN (RYKEL) 126, domus Udensis, T 21-9-1770, M 21-9-1770,<br />

SD 22-9-1770, D 22-12-1770, P 23-2-1771.<br />

Fr Jacobus SCHILLER 12\ domus Altinemorensis, vulgo Hohenbusch, T 4-3-1757,<br />

M 4-3-1757.<br />

Fr Jacobus SCHMITZ, domus Altinemorensis vulgo Hohenbusch, T 9-3-1759, M<br />

9-3-1759, D 20-9-1760, P 19-9-1761.<br />

Fr Ludovicus SCHMITZ128, domus Brandeburgensis, T 18-9-1744, M 18-9-1744.<br />

118 Un religieux Wilhelm Prins est cite. Hermans, III 627.<br />

119 Le Pere Joannes Mathias Reesen est cite en 1751 au couvent de Maastricht<br />

oii il meurt le 23 decembre 1764. van Hasselt, 60.<br />

120 Le Pere Pierre Henri Renardi est cite comme conventuel de Liege en 1775.<br />

Hermans, III 551.<br />

121 Le Pere Reulandt fut le dernier prieur d'Aix et devint chanoine de la cathedrale<br />

d'Aix en 1802. Hermans, III 157.<br />

122 Le Pere Petrus Rick est vicaire a Born en 1762. Rottgen, 214.<br />

123 Le Pere Jean Romer, ne a Eupen le 28 aout 1739, est decede a Eupen le<br />

23 novembre 1820. Bucket, 35.<br />

124 Le Pere Joseph Antoine Rozzoli, originaire de Born, fut professeur a l'ecole<br />

conventuelle. Haass, 212-213.<br />

125 Le Pere Rutten est cite comme pretre a Briiggen. Rottgen, 273.<br />

126 Le pere Guillaume Ryken, originaire de Wychen, fut professeur de theologie.<br />

II fut professeur a l'ecole latine a Uden de 1773 a 1787. Il mourut le 11 fevrier<br />

1826. Hermans, I (2) 175, 177 ; II 333 ; III 627. Francino, 87-88.<br />

127 Le Pere Jacobus Schiller, de Hohenbusch, fut nomme professeur de theologie<br />

a Briiggen lors du chapitre de 1764. Def. 541.<br />

128 Le Pere Schmitz, de Brandebourg, est cite* parmi les defunts au chapitre de<br />

1786. Def. 548.


74 LES CROISIERS ORDONNSS a LIEGE aux 17e et 18e siedes<br />

Fr Joannes Mathias SCHUNK129, conventus Wickradiensis, M 24-5-1782, SD 25-5-<br />

1782, D 14-6-1783, P (disp.) 21-9-1783.<br />

Fr Joannes Henricus SEULEN, conventus Brugensis, M 21-9-1764, SD 9-12-1764,<br />

D 22-12-1764, P 23-3-1765.<br />

Fr Joannes SIMENONCQ (SIMON) 130, conventus Mariae Laudis vulgo Colen,<br />

M 20-9-1765, SD 21-9-1765, D 20-9-1766, P 16-8-1767.<br />

Fr Constantinus SIMONS, domus vulgo Hohenbusch, T 17-9-1773, M 17-9-1773,<br />

SD 18-9-1773, D 28-5-1774, P 10-6-1775.<br />

Fr Gerardus SMEETS, domus S. Jacobi oppidi Mosacensis, M 22-12-1786, SD 23-12-<br />

1786, D 3-3-1787, P 24-3-1787.<br />

Fr Adrianus SMITS131, conventus Udensis, patriae Ravensteniensis, T 21-9-1764,<br />

M 21-9-1764, SD 22-9-1764, D 9-12-1764, P 2-3-1765.<br />

Fr Christianus SPEUMAN, domus Leodiensis, M 30-5-1777.<br />

Fr Edmundus Cornelius STARTZ 132, domus Aquensis, T 23-5-1777, M 23-5-1777,<br />

SD 24-5-1777, D 13-6-1778, P 29-5-1779.<br />

Fr Gerardus STRATH (STERARTH, STRERATH) 133, conventus Wickradiensis,<br />

T 18-2-1780, M 18-2-1780, SD 19-2-1780, D 20-5-1780, P 23-9-1780.<br />

Fr Antonius STREEL134, domus Leodiensis, T 21-12-1781, M 21-12-1781, SD 22-12-<br />

1781, D 23-2-1782, P 25-5-1782.<br />

Fr Jacobus STREINARS, conventus Wickradiensis, M 24-3-1730.<br />

Fr Henricus THOMAS 135, domus Leodiensis, T 22-2-1782, M 22-2-1782, SD 23-2-<br />

1782, D 15-3-1783, P (disp.) 20-12-1783.<br />

Fr Lambertus Theodorus TILLE 136, conventus apud Huum, SD 19-12-1767, D 17-12-<br />

1786, P (disp.) 23-12-1769.<br />

Fr Jacobus Josephus TILMAN137, canoniae Huensis, SD 23-12-1775, D 2-3-1776,<br />

P 21-9-1776.<br />

129 Le Pere Mathias Schunk, croisier de Wickrath, est cite en 1795. Fontaine,<br />

Mgr Dubois, 49.<br />

130 Le pere jean Simonon, conventuel de Colen, partipe a. une dispute the'ologique<br />

en 1767. Hermans, I (2) 135.<br />

181 Le Pere Adrien Smits fut elu prieur d'Uden le 27 mai 1783. Fontaine,<br />

Mgr Dubois, 32 note 1.<br />

132 Le Pere Edmond Corneil Startz vivait encore en 1829. Hermans, II 156.<br />

133 Le Pere Gerardus Henricus Steerath, originaire de Wickrath, fut cure a<br />

Beyenburg de 1789 a 1804. Haass, 57.<br />

134 Le pere Antoine Streel, de Noville, emit sa profession chez les croisiers de<br />

Liege le 29 octobre 1781. A la suppression du couvent, il se retira a Fexhe-le-Haut-<br />

Clocher ou il est attache a l'eglise du lieu. II mourut a Hamoir le 30 novembre<br />

1835, a l'age de 80 ans. Fontaine, Les croisiers de Liege, 19, 31.<br />

135 Le Pere Thomas Henri Sebastien Thomas, originaire de Chaineux, emit sa<br />

profession le 29 October 1781. Il etait proviseur du couvent de Liege au moment<br />

de la suppression. Fontaine, Les croisiers de Liege, 19. •- En 1826, Henri Thomas,<br />

ancien croisier de Liege, ne a Chameux le 19 Janvier 1761, est renseigne dans la<br />

paroisse Saint-Jacques a Liege comme pretre n'exerc.ant pas de fonctions pastorales<br />

ni vicariales. A. Ev. L.<br />

136 Le Pere Lambert Theodore Tille, ne a Liege le 10 decembre 1746, fit profes<br />

sion au couvent de Clairlieu en 1767. Il est encore membre de la communaute en<br />

1796 lors de la suppression. II fit le 11 septembre 1802, devant notaire, acte<br />

d'adhesion au concordat. Fontaine, La fin de Clairlieu, 30.<br />

137 Le Pere Jacques Tilman, originaire de Huy, fit profession au couvent de<br />

Clairlieu en 1776. Il est encore membre de la communaute en 1796. En 1803, il<br />

reside a. Huy ou il fit la promesse de fidelite. Fontaine, La fin de Clairlieu, 30. *-


LES CROISIERS ORDONN^S a LIfiGE aux 17e et 18e sidles 75<br />

Fr Joannes Henricus VAASSEN138, conventus Julio-Bruggensis, T 18-3-1791, SD<br />

19-3-1791, D 2-6-1792, P 21-9-1793.<br />

Fr Jacobus Cornelius van (von) ACHTEN 139, domus Aquensis, T 16-12-1757, M<br />

16-12-1757, P 20-12-1760.<br />

Fr Joannes VAN BEEK140, conventus Udensis, T 21-9-1781, M 21-9-1781, SD<br />

22-9-1781, D 23-9-1782, P 25-5-1782.<br />

Fr Franciscus Arnoldus VANBRABANT141, domus Trajectensis, T 8-6-1770, M<br />

8-6-1770, SD 9-6-1770, D 22-12-1770, P 21-9-1771.<br />

Fr Michael VAN CRONSVELT142, conventus Ruremundensis, vigore dimissorialium,<br />

T 7-6-1743, M 7-6-1743.<br />

Fr Nicolaus VAN CRUCHTEN, domus Wickradiensis, T 14-6-1749.<br />

Fr Mathias VAN DAEL143, conventus Altinemorensis, T 15-6-1749, M 22-5-1750.<br />

Fr Michael VANDERBUYTEN, conventus Udensis, T 22-9-1786, M 22-9-1786,<br />

SD 23-9-1786, D 23-12-1786, P 2-6-1787.<br />

Fr Antonius VANDER HORST, conventus Mosacensis, M 28-2-1749.<br />

Fr Franciscus VAN DER LINDEN144, domus Udensis, T 17-12-1745, M 17-12-1745.<br />

Fr Henricus VANLANGENACKER (LANGENACKER) 145, domus Mariae Laudis<br />

vulgo Colen, T 17-9-1790, SD 18-9-1790, D 24-9-1791, P 2-6-1792.<br />

Fr Jacobus VANLIEMDT, conventus Udensis, T M SD dim. 15-12-1775, D 2-3-<br />

1776, P dim. 11-8-1776.<br />

Fr Antonius VANROY (VANRAY, VANRAEY) 146, conventus Mosacensis, T 21-9-<br />

1764, M 21-9-1764, SD 9-12-1764, D 21-12-1765, P 16-8-1767.<br />

Fr Henricus VAN ROOY147, conventus Udensis, T 18-9-1778, M 18-9-1778, SD<br />

19-9-1778, D 18-9-1779, P dim. 5-5-1780.<br />

II est dit ne le 16 octobre 1750, domicilie a Huy et renseigne comme pensionnaire<br />

ecclesiastique n'exergant aucun ministere en 1808. A. Ev. L.<br />

138 Le pere jean Henri Vaassen est cite pretre a Briiggen ; il est a Merzenich en<br />

1812. ROTTGEN, 258, 261.<br />

139 Le Pere Henri Corneil Van Achten, prieur, decede le 10 mai 1779, est signale<br />

parmi les de"funts au chapitre de 1786. Hermans, II 157. Def. 548.<br />

140 Le Pere Joannes Van Beek, de Veghel, fut professeur a l'ecole latine d'Uden<br />

de 1787 a 1810. Hermans, I (2) 175 ; II 334 ; III 627. Francino, 88.<br />

141 Le Pere Franciscus Van Brabant emit sa profession le 28 avril 1770. II<br />

ceiebra sa premiere messe en septembre 1771. II est encore cite en 1797 lors de la<br />

suppression du couvent. van Hasselt, 61.<br />

142 Le Pere Michel Consvelt fut envoye en 1742 de Venlo a Ruremonde pour<br />

y suivre les cours de philosophie au seminaire. Heere, Het Roermondse Kruisherenklooster,<br />

247, 249.<br />

143 Le Pere Van Dael est designe comme professeur de philosophie au chapitre<br />

de 1756. II figure parmi les defunts au chapitre de 1786 comme prieur de<br />

HohenBusch. Hermans, III 457. Def. 539, 548.<br />

144 Le Pere Franciscus vander Linden fut professeur a l'ecole latine de 1748 a sa<br />

mort survenue en 1763. Hermans, III 333.<br />

145 Le Pere Henri van Langenacker est cite comme religieux de Colen en 1792.<br />

En 1797, il prit part au rachat du couvent. II mourut a. Tongres le 6 juillet 1856<br />

a l'age de 87 ans. Daris, 412, 4l4.<br />

146 Le Pere Antoine Van Ray, originaire de Maaseik, mourut en 1772 a. 29 ans.<br />

Heere, 74.<br />

147 Le Pere Henricus Van Rooij, ne le 27 aout 1757, fut professeur a l'ecole<br />

latine de 1778 a 1829. II fut president du couvent d'Uden de 1816 a 1838. Il<br />

mourut le 15 decembre 1838. Hermans, I (2) 157, 187, 191, 195, 196, 198, 209,<br />

215 ; II 333, 334, 339 ; III 627, 635. Francino, 88-89.


76 LES CROISIERS ORDONNliS a LIfiGE aux 17e et 18e siecles<br />

Fr Adrianus VANSANTVOORT148, monasterii Udensis, SD 28-5-1768, D 24-9-<br />

1768, P 17-12-1768.<br />

Fr Joannes Franciscus VANSON, domus Udensis, T 8-3-1743, M 8-3-1743.<br />

Fr Joannes VANUTRECHT149, conventus Trajectensis, M 21-2-1766, SD 22-2-1766,<br />

D 14-3-1767, P (disp.) 19-12-1767.<br />

Fr Nicolaus VANVINKENSTYN 15°, conventus Udensis, T 30-6-1765, M 20-9-<br />

1765, SD 21-9-1765, D 18-5-1766, P 24-5-1766.<br />

Fr Joannes Quintinus VAN WINDE, conventus Mariae Laudis vulgo Colen, T 3-6-<br />

1735, M 3-5-1735.<br />

Fr Balduinus VERACHTEN, domus Huensis, SD 29-5-1779, domus Dionantensis,<br />

D 20-5-1780, P (disp.) 10-3-1781.<br />

Fr Gasparus VERVOST, domus Udensis, T 3-6-1757, M 3-6-1757.<br />

Fr Petrus Christianus VINCKENS, conventus Wickradiensis, M 4-8-1732.<br />

Fr Andreas VLASSELOIR 15\ domus Mariae Laudis vulgo Colen, T 6-4-1764, M<br />

6-4-1764, SD 14-4-1764, D 16-6-1764, P (disp.) 2-3-1765.<br />

Fr Franciscus Antonius VOGELS, domus Wickradiensis, T 23-3-1742, M 23-3-1742.<br />

Fr Fredericus von KLADT (KLAD), conventus Altinemorensis vulgo Hohenbusch,<br />

T M SD dim. 29-7-1789, D dim. 13-7-1790, P dim. 13-5-1791.<br />

Fr Joannes VRINDTS 152, domus Trajectensis, M 11-6-1756.<br />

Fr Wilhelmus VUYS (VUGS), domus Udensis, T 18-12-1778, M 19-12-1778, SD<br />

19-12-1778, D 17-2-1779, P 18-9-1779.<br />

Fr Petrus Lambertus WARNOTTE153, canoniae Huensis, SD 24-9-1774, D 10-6-<br />

1775, P dim. 16-9-1775.<br />

Fr Joannes WEERENS, domus Aquensis, SD 19-12-1789, D 27-2-1790.<br />

Fr Antonius WEINGARTS (WYNGART2), conventus Altinemorensis vulgo Hohen<br />

busch, T 19-9-1788, SD 20-9-1788, D dim. 14-10-1789, P dim. 9-4-1790.<br />

148 Le Pere Adrien Vansantvoort, originaire de Veghel, fut professeur a l'ecole<br />

latine de 1775 a 1778. II est decede le 22 mars 1789. Hermans, II 333.<br />

149 Le Pere Johannes van Utrecht, entre dans l'ordre des croisiers le 8 decembre<br />

1763, celebra sa premiere messe le 6 Janvier 1767 au couvent de Maastricht.<br />

van Hasselt, 60.<br />

iso Le Pere van Vinkenstyn est cite comme conventuel a Uden. Hermans, III<br />

627. Francino, 88.<br />

151 Le Pere Andre Vlasseloir fut elu prieur de Colen le 12 mars 1778. Daris, 412.<br />

152 Le Pere Petrus Caspar Vrindts, ne a Herderen, fils aine de Theodore Vrindts<br />

et de Catherine Lysens, fut baptise a Riempst le 15 juin 1730. Novice chez les<br />

croisiers, il rec.ut de sa mere, veuve, une part du patrimoine et il fit son testament<br />

le 10 mars 1756 en faveur de son frere Joannes Vrindts. II devint procureur du<br />

couvent de Maastricht le 15 avril 1762. En 1797, il occupait toujours cette charge.<br />

II mourut a Herderen le 19 avril 1810 comme religieux pensionne. van Hasselt, 55.<br />

Clair-Lieu, XVIII, I960, 90-91.<br />

153 Le Pere Pierre Lambert Warnotte, fils de Jean Warnotte et d'Elisabeth<br />

Brassine, naquit a Remicourt le 22 juin 1751. II fit profession au couvent de<br />

Clairlieu en 1774. II est boursier du couvent en 1785. Lors des invasions franchises<br />

en 1792 et 1794, il accompagna en exil le prieur general qu'il soutint contre les<br />

preventions du chapitre de Clairlieu. II fut charge d'aller rechercher les objets du<br />

couvent emportes a Duisbourg. Il est signale comme fugitif en 1798 et rentra en<br />

1802 au pays. Le 9 juin de cette annee, il fit la promesse de fidelite. II reside a<br />

Remicourt ou il meurt le 4 septembre 1804. Fontaine, La fin de Clairlieu, 31 ;<br />

Mgr Dubois, passim.


LES CROISIERS ORDONNSS a LIJ&GE aux 17e et 18e siedes 77<br />

Fr Wilhelmus Josephus WEITZ 154, canoniae Altinemorensis, T 13-6-1783, M 13-6-<br />

1783, SD 14-6-1783, D 27-3-1784, P 12-3-1785.<br />

Fr Nicolaus Theodorus WERY 155, conventus Mosacensis, M 29-8-1730.<br />

Fr Mathaeus Bertramus Aloysius WIEGELS, conventus Wickradiensis, SD 25-5-1782<br />

D 5-4-1783, P 14-6-1783.<br />

Fr Godefridus WILLEMS 156, domus Trajectenssis, T 11-3-1780, M 11-3-1780, SD<br />

11-3-1780, D 23-9-1780, P (disp.) 23-12-1780.<br />

Fr Fredericus Leonardus WOLTERS, domus Wickradiensis, T 14-6-1749, M 26-3-<br />

1751.<br />

Fr Jacobus 2EGUER (ZEGUERS) 157, domus Leodiensis, T 13-3-1767, M 13-3-1767,<br />

SD 14-3-1767, D 14-6-1767, P (disp.) 28-5-1768.<br />

Fr Stephanus ZELIS 158, domus Trajectensis, T 22-9-1780, M 22-9-1780, SD 23-9-<br />

1780.<br />

Andre Deblon<br />

154 Le Pere Weitz, de Hohenbusch, est cite parmi les defunts lors du chapitre<br />

de 1786. Def. 548.<br />

155 Le Pere Wery, de Maaseik, est decede en 1778. Heere, 74.<br />

156 Le pere Godefridus Willems, cite lors de la suppression du couvent de<br />

Maastricht, mourut a Wijk le 21 decembre 1835. van Hasselt, 61.<br />

157 Le Pere Jacques Zeguers e"tait prieur du couvent de Liege au moment de la<br />

tentative de secularisation (1775-1780). Revoque, il renonca au priorat moyennant<br />

une pension de 1000 florins. II est prevenu d'emigration en 1796. Fontaine, Mgr<br />

Dubois, 12, 15 note 6. van de Pasch, Couvent de Liege, 421. Daris, Histoire du<br />

diocese, I 58.<br />

iss i^ P£re stephanus de Zelis (ou de Selys), de Maastricht, est cit6 parmi les<br />

defunts au chapitre de 1786. Def. 549.


DE FAMILIE DI MARTINELLI<br />

EN DE KRUISHEREN TE DIEST<br />

De geschiedenis van de betrekkingen tussen de familie Di<br />

Martinelli en de kruisheren te Diest vertoont een wisselend en<br />

bijwijlen sterk bewogen verloop. Het spanningselement beheerst<br />

de laatste dertig jaren van de vorige eeuw. Grafisch voorgesteld,<br />

is het als een golvende lijn, met ineens een paar uitschietende<br />

toppen. Een woordkunstenaar zou in staat zijn er, al naar gelang<br />

zijn muzische bevlogenheid, een historische roman of een tragicomedie<br />

over te schrijven. Iemand als Honore de Balzac bijvoorbeeld<br />

had ex stof gevonden voor een verhaal waarin al te menselijke<br />

tegenstellingen hun rol spelen. De ene partij tracht zich<br />

daarbij te verschuilen achter kortzichtige heimelijkheden, misreke-<br />

ningen en uitvluchten, die ten slotte toch tot niets zullen leiden.<br />

Het enige dat ermee bereikt wordt is de tegenpartij de wapens in<br />

de handen te spelen. Deze van haar kant is intelligent genoeg om<br />

die onhandige manoeuvres weldra te doorzien en juridisch ook<br />

bekwaam om de andere tot volledig kapituleren te dwingen.<br />

Het hoogtepunt van de dramatische spanning ligt hier in de<br />

jaren 1870-1872. De ontknoping zal gelukkig een verzoenend en<br />

voor beiden bevredigend einde brengen. De tragiek bestaat in dit<br />

geval in de volkomen overbodigheid van jarenlang wantrouwen<br />

en ongenoegen, die mensen die eerst vrienden waren verdeeld<br />

hield en van elkaar vervreemdde. Bij wat ruimer begrip voor<br />

wederzijdse bedoelingen en belangen en wat meer openhartigheid<br />

en soepelheid had dit allemaal niet hoeven te gebeuren. Gelukkig<br />

hebben ten slotte prior Honhon en vrederechter Di Martinelli de<br />

wijste weg gekozen. Door openhartig en met onderlinge toegeeflijkheid<br />

te onderhandelen hebben zij dit conflict tot een voor beide


80 De Familie Dr MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

partijen aanvaardbare oplossing weten te brengen en zodoende de<br />

vrede en vriendschap weer hersteld.<br />

De Di Martinelli's waren een van oorsprong italiaanse en goed<br />

katholieke familie, die zich rond 1695 te Diest heeft gevestigd.<br />

Van nature bedrijvig en ondernemend, hebben zij een beduidende<br />

rol weten te spelen in het godsdienstig en politiek leven van hun<br />

tweede vaderland en in de magistratuur van Diest. Juist omdat het<br />

hier een kleine stad gold, was hun plaatselijke invloed en aanzien<br />

des te groter. Een van hen zal later de genationalizeerde augus-<br />

tijnerkerk van St. Barbara kopen. De Di Martinelli's hebben die<br />

kerk tijdens de inlijving van Belgie door de franse revolutionairen<br />

en ook daarna in ongeschonden toestand weten te bewaren, het<br />

interieur ervan behouden, en haar in 1845 tegen voordelige voor-<br />

waarden aan de kruisheren verkocht. Als naaste buren waren zij<br />

trouwe bezoekers en weldoeners van de St. Barbara en verschillen-<br />

den van hen waren oud-leerling van het college van het H. Kruis ;<br />

voldoende redenen om een goede verstandhouding te bevorderen<br />

en te bewaren.<br />

Bij wijze van proloog zal daarom een korte voorgeschiedenis<br />

van de Di Martinelli's sedert 1695 voorafgaan. Zij heeft de charme<br />

van een boeiend stukje familiegeschiedenis, maar werpt tevens enig<br />

licht op politieke, maatschappelijke en ook godsdienstige beleve-<br />

nissen, die zo heel anders zijn dan de onze.<br />

Zelfs wie alleen maar wil trachten de personen te identificeren<br />

van dit geslacht, die op een of andere wijze een rol spelen in het<br />

verleden van de St. Barbarakerk en van het latere kruisheren-<br />

klooster, voelt zich aanvankelijk als in een doolhof. En wel om<br />

verschillende redenen. Om te beginnen, de gezinnen van de Di<br />

Martinelli's waren zeer uitgebreid ; een ervan telde veertien, en<br />

verschillende andere tien kinderen. Vervolgens bezaten de meesten<br />

van hen drie voornamen, maar hadden vaak de tweede, soms de<br />

derde als roepnaam, die zij ook bij handtekeningen bij wijze van<br />

voorletter gebruikten. Wij zullen daarom telkens de roepnaam<br />

cursiveren. Daar komt nog bij, dat er een zekere voorliefde blijkt<br />

te hebben bestaan voor namen als Frederik en Leopold, die dan<br />

ook dikwijls werden aangewend om heel verschillende personen


De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 81<br />

aan te duiden. Dat alles maakt het onderscheid tussen personen en<br />

zelfs generaties in de familie niet gemakkelijker.<br />

Een goed uitgangspunt hierbij leverde de familiestamboom,<br />

vervaardigd door mevrouw M. Eeman-Mathy \ Doop- en overlijdensboeken<br />

van de St. Sulpitiuskerk, registers van de burgerlijke<br />

stand en de gegevens van de volkstellingen te Diest stellen verder<br />

in staat de betreffende personen historisch beter te plaatsen, de<br />

gezinnen te ontdekken waartoe zij behoorden en de leeftijd die zij<br />

op dat ogenblik hadden bereikt. Maar ook deze bronnen blijken<br />

dikwijls onvolledig te zijn. Bovendien wordt in de burgerlijke<br />

stand en in geval van volkstellingen vaak slechts een voornaam<br />

vermeld, die dan ook nog de roepnaam blijkt te zijn.<br />

Een ander probleem is de moeilijkheid om de personen te localiseren.<br />

Bij volkstellingen was het namelijk de gewoonte met een<br />

willekeurig huis in een of andere straat als nummer een te beginnen,<br />

en men telde dan van daaruit verder. Ook de routes die<br />

daarbij werden gevolgd, zijn telkens andere. Het kwam voor, dat<br />

eerst de huizen aan de ene zijde van de straat werden geteld en<br />

daarna die van de overzijde, maar ook dat dit over en weer<br />

gebeurde. Zodoende wisselde per volkstelling het huisnummer.<br />

Bovendien geven deze volkstellingen aanvankelijk zelden straatnamen<br />

aan. Het was dus een nogal onoverzichtelijke methode ; er<br />

zat weinig of geen systeem in. Alles bijeengenomen levert het<br />

identificeren een ingewikkelde puzzel op. Om het de lezer te<br />

* Mevrouw Marguerite Eeman-Mathy te Brussel is in het bezit van een omvangn,ke<br />

verzamehng van histonsche familiestukken der Di Martinelli's. Zij is een<br />

tfv'ul n-V947 ,rrHen Weduwe van dr- Louis Ma%> mevrouL M ?<br />

f IwSiM^r ?* WaS,deZe de °fdste dochter vrederechter mi<br />

L K-l • Dl,Martme.11- Tot genoemde verzameling behoren, behalve schilderijen<br />

meubilair, aarde- en zilverwerk, ook de vakbibliotheek en het grootste gedeelte vTri<br />

iikefen en "^ft ^.^ &"*»*«, in de V0 hSnSfK<br />

artkelen en een uitgebreide collectie historische aantekeningen en persoonliike<br />

correspondent* van de vrederechter. Mevrouw Eman-Mathy heeft er jarenkng 3e<br />

3.8 uh ea}KKn de mh0ud 2eer S°ed °P de h0°gte gesteld. Voor eer!<br />

ander en klemer deel berustte het archief van de vrederechter bij diens zoon RodoW<br />

hUrJSr^rX? Daar is het> als gevols van beschadi8ing d°°;<br />

Mevrouw Eeman-Mathy heeft verder verschillende voor de geschiedenis van Diest<br />

vJr aJ^ CeT belkanS")ke documenten afgestaan aan het stadsarchief aldaar<br />

Voor deze en andere benutte gegevens wordt telkens verwezen naar de volgende<br />

BSD ;:T 6f kT^Knkl^ter te Diest^ SAD-: stadsarchiff te<br />

B.S.D. registers van de burgerlijke stand te Diest; V.D. : volkstellineen<br />

it-; £anuhearchlef: schriftelijke nalatenschap van vrederechter F T W<br />

Martmelh te Borgerhout, berustend bij mevrouw M. Eeman-Mathy te Brussel!


GULIELMUS CAROLUS DI MARTINELLI X WILHELMINA VAN KAKERCKEN<br />

1661-1710 (11 kinderen) 1663-1728<br />

1) Cecila 3) Antonio<br />

2) Jacobo- 1687-1748<br />

Ludovico X<br />

Maria Elisa<br />

Mathijs<br />

Jean Antoine Guillaume, oudste van 10 kinderen<br />

1730-1818<br />

X<br />

Maria Christina de Weerdt<br />

14 kinderen<br />

1) Marie Agnes<br />

2) Jean Guillaume<br />

1757-1821<br />

3) Jean Leopold<br />

4) Anna Christina<br />

5) Vincent<br />

6) Catherine Therese<br />

7) Anne Elisabeth<br />

1) Jean Louis Guill.<br />

1799-1870<br />

2) Theodore Frederic Guill.<br />

3) Pierre Paul<br />

1801-1872<br />

1803-1870<br />

4) Marie ° 1804<br />

5) Fran goise-Adelaide<br />

Frederik<br />

1876-1900<br />

4) Jacobo Gulielmo 5) Maria 6) Joannes 7) Barbara 8) Genoveva<br />

X 9) Ysabella Elisa<br />

Elisabeth Van Es 10) Joanna Theresia<br />

11) Ysabella Clara<br />

8) Michel Joseph<br />

X<br />

Coleta Goedts<br />

Felix-Theod. Adrien<br />

X<br />

Anna M. Vanderveken<br />

Thomas<br />

Marguerite J. M. V.<br />

1878-1947<br />

X<br />

Louis Mathy<br />

Marguerite Eeman-<br />

Mathy<br />

9) Guillaume Antoine<br />

1770-1825<br />

X<br />

Anne-Marie Peeters<br />

7 kinderen<br />

6) Guillaume Leopold<br />

1808-1872<br />

X<br />

Catherine Wellens<br />

1804-1890<br />

Marie Pierre Fr. Leopold<br />

1835-1912 1840-1893<br />

Albert<br />

Rodelolf<br />

1889-1958 1881-1933<br />

X<br />

Mathilde Appels<br />

!<br />

Paula Berchmans-<br />

Di Martinelli<br />

Frederik Jan Willem<br />

1842-1903<br />

X<br />

Julie M. Jos Viet. Delvaux<br />

1855-1895<br />

10) Franchise Sophie<br />

1771-1847<br />

X<br />

J. F. B. Schenaerts<br />

11) Carlo Jos. Leop.<br />

12) Joseph Leop.<br />

13) Albert Vincent<br />

14) ?<br />

7) Anne-Marie (uit 2ehuw.)<br />

1811-1884<br />

X<br />

Jean Fr. Noel<br />

1813-1880<br />

Anna<br />

Henriette Marie Paul<br />

1883-1962<br />

X<br />

1885-1969 1889-1908<br />

Leon de Hasque<br />

Gabrielle de Roode<br />

Hasque


De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 83<br />

vergemakkelijken, geven we op de bladzijde hiernaast de gedeeltelijke<br />

stamboom van de Di Martinelli's.<br />

Bijzondere dank is verschuldigd aan mevrouw M. Eeman-Mathy,<br />

die steeds bereid bleek de nodige inlichtingen te verschaffen, fotocopieen<br />

te laten vervaardigen en een drukke correspondentie te<br />

voeren betreffende haar familieleden. Vervolgens ook aan de stadsarchivarissen<br />

G. van der Linden en E. Peeters en him medewerkers,<br />

en aan de hoofdambtenaar van de burgerlijke stand te Diest voor<br />

hun herhaalde en belangeloze medewerking.<br />

DE DI MARTINELLI'S IN DEN HAAG<br />

De eerste van de Di Martinelli's die zich in Diest zou vestigen,<br />

vinden wij aangeduid als Guillelmus Carolus2. Geboortig uit<br />

Gent, moet hij al op vrij jeugdige leeftijd naar den Haag zijn<br />

gekomen. Op 21-jarige leeftijd huwt hij daar met een twee jaar<br />

jonger meisje uit Noord-Brabant3. In de betreffende documenten<br />

wordt haar familienaam, evenals de zijne, op verschillende wijze<br />

geschreven ; bovendien verwisselt zij daarin van voornaam.<br />

Op 6 augustus 1682 werd dan in de huiskapel van de franse<br />

gezant in den Haag door de augustijnerpater Carol Limojon het<br />

huwelijk ingezegend tussen Guillelmus Carolus Martinely en<br />

Guillelmina van Kakerque4. De bruidegom staat vermeld als zoon<br />

van Carolus en als Gandavensis, dus in Gent geboren. De bruid is<br />

de dochter van de weduwe Peternella van Deyck, afkomstig uit<br />

2 Volgens de familieoverlevering moet een Di Martinelli, afkomstig uit Genua<br />

kapelmeester zijn geweest aan het Engelse hof en is het geslacht dus van Italiaanse<br />

oorsprong Opmerkelijk is wel, dat Guglielmo Carlo nog op een van zijn composities<br />

schreer : ,,Itahano per la vita", en dat hij aan zijn kinderen Italiaanse voornamen gaf<br />

d In het doopboek van de parochie Sint-Michiels-Zuid te Gent staat Gulielmus<br />

Carolus Martinel, tweede kind van Carolus Martinel en Maria De Meyer, ingeschreven<br />

als geboren op 12 juni 1661. Aldus de inlichting van stadsarchivaris te Gent<br />

J. Decavele, op 5.2.1975. Bij zijn huwelijk moet Gulielmus Carolus dus 21 jaar zijn<br />

geweest; waarschijnhjk zijn bij de huwelijksinschrijving bij vergissing de leeftijden<br />

van bruid en bruidegom met elkaar verwisseld, daar hij daar als 19-jarige zii als<br />

21-jarige vermeld staat. ' }<br />

4 Dit zal wel een van die gevallen zijn geweest, waarin de kapelaan, meestal een<br />

buitenlandse regulier, van een der gezantschappen van de katholieke mogendheden<br />

een pastoorsfunctie uitoefende ten gunste van de katholieken der stad Dit tot groot<br />

ongenoegen van de pastoors der staties en ondanks de herhaalde afkeuring van de<br />

Propaganda Fide. Zie : P. Polman, Katholiek Nederland in de 18e eeuw, Hilversuro<br />

1968, I, biz. 232. '


84 De Famiiie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

oppidi Scaick in regione Rauestin, dat is het dorp Schayk in het<br />

Land van Ravestein.<br />

Zelf schreef Guglielmo Carlo op een muziekblad de namen van<br />

zijn kinderen op, in de volgorde van hun geboorte. Als eerste geeft<br />

hij aan ,,Cecila" ; zij staat in de Haagse doopboeken niet vermeld.<br />

Bij dit kind, evenals bij drie andere, wordt door hem alleen de<br />

voornaam opgegeven en ontbreken verdere bijzonderheden. Bij de<br />

overigen geeft hij bovendien de geboortedatum aan en de kerk<br />

waar zij gedoopt zijn; soms tevens de namen van de peter en<br />

meter. In het geheel zouden het volgens dat document 10 kin<br />

deren zijn. Het doopboek van de St. Sulpitiuskerk te Diest bevat<br />

echter nog een elfde, Joanna Theresia, gedoopt op 29 december<br />

1697. Misschien is dit kind reeds vroeg overleden. Van de overige<br />

te Diest geboren kinderen worden daar echter geen namen vermeld.<br />

Mogelijk was Gulielmus Carolus naar een andere parochie te Diest<br />

of in de omtrek verhuisd. Dit lijkt aannemelijk, omdat ook de<br />

sterfdatum van hemzelf in 1710 en die van zijn echtgenote in 1728<br />

in de overlijdensboeken van de St. Sulpitius niet staan vernoemd.<br />

Bij wat hij noemt het tiende kind, ,,Ysabella Clara", geeft hij aan :<br />

,,gedoopt in de St. Jacobkerke, op 10 mei 1702" (te Leuven).<br />

Thans over de gegevens in de Haagse doopboeken. Op 25 juli<br />

1686 werd in de z.g. oud-katholieke kerk gedoopt Jacob Ludovicus,<br />

zoon van Gulielmus Martinelli en Willemyna. Deze kerk is de<br />

seculiere statie St. Augustinus aan de Juffrouw-Idastraat, waarvan<br />

de pastoor in de eerste helft der 18e eeuw voor de oud-katholieke<br />

kerk zal kiezen5.<br />

Op 30 augustus 1687 werd in de katholieke kerk aan de Nobel-<br />

straat, de statie van de jezuieten in den Haag, gedoopt Antonius,<br />

zoon van Guilielmus Martinelli en Wilmina van Kakercken. Op<br />

1 juni 1689 Jacobus Guilielmus, zoon van Guilielmus Martinelli<br />

en Catharina van Cakerkcen, en op 7 juni 1692 Maria, dochter van<br />

Carolus Martinelli en Petronella van Kakerken. Deze twee kin<br />

deren werden ook in de statie aan de Nobelstraat gedoopt6.<br />

5 Zie L. J. Rogier, Geschiedenis van het Katholicisme in Noord-Nederland in de<br />

16e en lie eeuw, A'dam, 1946, II, biz. 390.<br />

6 Inlichtingen van H. M. Mensonides, gemeente-archivaris te Den Haag, op<br />

2.1.1975. Dat in elk van die gevallen met de ouders steeds dezelfde personen zijn<br />

bedoeld blijkt wel uit het doopboek van de St. Sulpitius te Diest, waar zij op<br />

29 december 1697 worden genoemd als Wilhelmus Carolus Di Martinelli en


De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 85<br />

Omtrent het beroep van Gulielmus Carolus Di Martinelli in<br />

den Haag bezitten wij de volgende aanwijzingen. Er bestaat een<br />

notariele akte, verleden voor notaris Samuel Favon, bijna een jaar<br />

na de huwelijkssluiting van Guilielmus Carolus met Guillelmina<br />

van Kakerque. Hierin komt Augustin Fleury, mr. de Musique icy<br />

a la Haye, die van de Prins van Oranje (Willem III) toestemming<br />

heeft ontvangen om in zijn Theadre de la Commedie een opera<br />

en musique op te voeren, overeen met Sr. Charle Martinelli, aussi<br />

Mr. de Musique icy a la Haye, om over de gezamenlijke opvoering<br />

van deze opera en de financiele aspecten daarvan een overeen-<br />

komst aan te gaan7.<br />

Ook meerdere auteurs vermelden hem. ,,In 1682 zag den Haag<br />

een eigen opera, die reeds spoedig zelfs den steun van den Stad-<br />

houder kreeg. De leider was Ch. Martinelli, aanvankelijk met<br />

A. Fleury, die zich echter na een paar maanden terugtrok. Zij<br />

speelden niet altijd op het Buitenhof, maar in de tot schouwburg<br />

omgebouwde kaatsbaan in de Casuarisstraat. Het is echter niet<br />

zeker, of Martinelli het heeft kunnen bolwerken gedurende de drie<br />

jaren, waarvoor hij vergunning had. In 1688 was er tenminste een<br />

andere troep, die onder leiding van een zekere Des Bosses, van<br />

den Haag uit, ook voorstellingen in Amsterdam gaf" 8. En verder :<br />

,,De oudste notitie, die wij vonden, is uit het jaar 1682. Pastoor<br />

Moulart noteerde: Den 2 april an Mr. Hacquart gegeven 3 duca-<br />

tons. Het vermoeden is waarschijnlijk, dat deze man de organist<br />

was toen de zolder der oude pastorie nog als kerk dienst deed. In<br />

de maand October 1682 ontving de genoemde organist voor het<br />

laatst zijn honorarium, want de pastoor schrijft in zijn kasboek:<br />

en van hem afscheid genomen. Daarop laat hij volgen : Den 2<br />

November 1682 ben ik in accoord getreden met Mr. Martinelli<br />

voor 4 rijksdaalders per maand alles inbegrepen, ordinaria en extra-<br />

ordinaria (de gewone en de buitengewone diensten)"*.<br />

Wilhelmina van Kakerken. Op het reeds vernoemde muziekblad, bewaard in het<br />

familiearchief, vermeldt Guglielmo Carlo bij het vierde kind, Jacobo, dat deze<br />

muzikant is in Leuven en gehuwd met Elisabeth Van Es. Evenzo bij het zesde,<br />

Joannes, dat hij muzikant is in Parijs. Deze overleed in 1726 ; zijn muziekstukken<br />

worden in de archieven te Parijs bewaard.<br />

7 Den Haag : Notarieel Archief, 734, biz. 97.<br />

8 H. E. Van Gelder, s*Gravenhage in zeven eeuwen, A'dam, 1937, biz. 186.<br />

9 A. R. Heyligers, De Geschiedenis der Oud-Katholteke Gemeente van s'Gravenhage,<br />

1937, het hoofdstuk Het Orgel en de Organisten. W. Moulart kwam uit een<br />

adellijke familie geboren in Overijsel, bij Zwolle. Overleed te Den Haag 16 november


86 De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

DE DI MARTINELLI'S IN DIEST<br />

Wanneer heeft Guilielmus Carolus Di Martinelli zich te Diest<br />

gevestigd ? Tot nu toe zijn er na 1692 geen verdere aantekeningen<br />

beschikbaar over zijn verblijf in den Haag.<br />

In het Resolutienboek van de stad weth en de raedt van Diest<br />

staat op bladzijde 147 v. het volgende : ,,Op den 8 me mey 1695<br />

is mr Guilielmus Carolus Di Martinelli bij pluraliteyt van voisen<br />

bij weth ende raedt gecosen tot rector van de scholen, om het selve<br />

voor den tijds van drij iaeren te bedienen, naer welcken tijds die<br />

van weth ende Raedts van iaer tot iaer hem opsegghen sullen<br />

hebben, op conditie dat den voorss. mr martinelli twee coralen sal<br />

leeren spelen op de violonce, ende voorts op de conditien, waer op<br />

die mrs van Erp en Bonckers sijn aengenomen, ende andere noch<br />

naerder op te stellen, ende in cas die stadts het rectorschap quame<br />

te separeren van het sanghmeesterschap, of eenen assistens te<br />

stellen, sal die gagie van het rectorschap vermindert worden ter<br />

somme van vijfentwintich pattacons".<br />

Daaruit blijkt in, ieder geval, dat Di Martinelli zich in 1695 te<br />

Diest moet hebben bevonden10.<br />

In het Poirtersboek van Diest komt evenwel de naam van<br />

Guilielmus Carolus Di Martinelli niet voor n. Afgezien nog van<br />

het feit, dat de jaren tussen 1688 en 1703 niet bij het opschrift<br />

van dit boek staan vermeld, behoeft dit ook voor het overige niet<br />

te verwonderen. Het was namelijk gewoonte, dat de stad aan<br />

bepaalde vooraanstaande personages, zoals dokters of apothekers,<br />

of aan personen die een ambacht uitoefenden, dat in de stad nog<br />

niet vertegenwoordigd was en in een behoefte voorzag, gratis het<br />

poorterrecht verleende. In zulk een geval staan zij niet in het<br />

poortersboek opgetekend, omdat dit boek vooral een fiscale functie<br />

had. Er moest namelijk een bepaalde som worden gestort ter verkrijging<br />

van het poorterschap en bovendien een borgtocht worden<br />

1686. In 1682 werd hij door de apostolische vicaris J. Van Neercassel aangesteld<br />

tot pastoor-missionaris te Den Haag in de Juffrouw-Idastraat. Hij was een vriend<br />

van Hugo Van Heussen, die hem dan ook hoog prijst om zijn ijver en arbeid, zijn<br />

welsprekendheid en vriendelijkheid. Hij overleed vroegtijdig na vier of vijf jaar<br />

pastoraat. Nieuw Ned. B'togr. Woordenb., VIII, 1184-1185.<br />

10 S.A.D., nr. 7, folio.<br />

11 Poirtersboek van Diest, 1684-1687 ; 1704-1743 ; 1743-1784 ; 1783-1790.


De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 87<br />

betaald of een waarborg worden gegeven, dat men in geval van<br />

ziekte niet tot last kwam van de stad. Wie gratis poorterrecht<br />

verkreeg, was van deze verplichtingen vrijgesteld.<br />

Volgens de klapper op het register Geboortens 1385-1796 van<br />

de St. Sulpitiuskerk te Diest staat op 29 december 1696 de geboorte<br />

ingeschreven van Joanna Theresia ; in het doopboek zelf staat<br />

echter 29 december 1697, zodat Di Martinelli minstens in 1697<br />

inwoner van Diest moet zijn geweest12.<br />

Wei staat zijn zoon Antonio in het bovengenoemde Poirtersboek<br />

van Diest opgetekend. ,,Antonius di Martinelli gebortich van<br />

s'gravenhage getraut met Maria Matthijs van Diest heeft de Eedt<br />

gedaen als poirter deser stad en heeft gestelt zijn woonhuys tot<br />

assurantien als in het schepenregister. act 14 december 1734" 13.<br />

Hij was op 25 augustus 1728 gehuwd met Maria Elisa Matthijs<br />

uit Diest. Van deze Antonio, de tweede zoon van Guilielmus<br />

Carolus stamt rechtstreeks de familietak af, waarvan er verschillenden<br />

een belangrijke rol zullen spelen in het openbare leven te<br />

Diest en ook in de geschiedenis van de kerk en het klooster, die in<br />

1845 in het bezit zouden komen van de kruisheren. Van zijn tien<br />

kinderen werd Jean Antoine Guillaume als oudste op 27 juli 1730<br />

geboren. Hij zou ruim 88 jaar oud worden en gedurende vieren-<br />

zestig jaar notaris te Diest zijn. Hij huwde 24 juli 1755 met de<br />

eenentwintigjarige Maria Christina Deweerdt, die hem veertien<br />

kinderen zou schenken. Dertien ervan staan vermeld in de klapper<br />

op het geboorteregister van de St. Sulpitius. Op Maria Agnes<br />

volgde 15 September 1757 Jean Guillaume ; beiden zouden ongehuwd<br />

blijven. Jean Guillaume was een bekwaam man en goed<br />

katholiek, die in bewogen tijden grote diensten zou bewijzen aan<br />

zijn medeburgers. Hij was een belangrijke figuur in de politiek<br />

12 Zoals bekend, had de Franse Revolutie door de wet van 20 September 1792<br />

alle bewijskracht ontzegd aan de tot dan toe door de geestelijkheid gehouden<br />

registers. Bovendien schreef de Code Napoleon (1804) voor, dat er openbare<br />

registers van de burgerlijke stand zouden worden gehouden. In 1840, dus nadat<br />

Belgie zich in 1839 officieel had afgescheiden van het verenigde koninkrijk der<br />

Nederlanden, wilde het zijn eigen registers van de burgerlijke stand opbouwen. Aan<br />

de pastoors werd daartoe opgedragen om klappers te vervaardigen op de oude<br />

kerkelijke doop-, trouw- en overlijdensregisters. Dit tijdrovende en secure werk moest<br />

aanvankelijk kosteloos worden verricht; zodoende bleef het gewoonlijk achterwege.<br />

Naderhand werd overgegaan tot het geven van een vergoeding. De klappers van de<br />

St. Sulpitiuskerk, de hoofdkerk van Diest, zijn omstreeks 1850 ontstaan<br />

13 biz. 79.


88 De Familie Dr MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

tijdens de Brabantse Omwenteling. Gedurende de inlijving van<br />

Belgie bij Frankrijk vertegenwoordigde hij zijn stad en zijn vaderland<br />

op verantwoordelijke en hoge posten. In 1777 ging hij naar<br />

de universiteit van Leuven, waar hij op 23 augustus 1784 de<br />

doctorsbul in de beide rechten behaalde. Daarna bleef hij er enkele<br />

jaren als repetitor werkzaam. In een brief van 21 September 1784<br />

schreef zijn vroegere professor in het kerkelijk recht, M. Goossens,<br />

dat hij van plan was aan de regering voor te stellen, dat Di<br />

Martinelli zijn middaglessen zou overnemen. Jean werd een van<br />

de voormannen der politieke beweging, die gericht was tegen het<br />

despotisme van keizer Jozef II, die ook de universiteit van Leuven<br />

naar zijn hand wou zetten. Met de meeste stemmen kwam hij in<br />

het bestuur van de verzetsgroep, gevormd op 2 december 1792 en<br />

bestaande uit vijfentwintig personen : hoogleraars, priesters en<br />

anderen. Toch keerde hij weldra naar Diest terug; zijn familieleden<br />

en zijn geboorteplaats hebben hem steeds na aan het hart<br />

gelegen. Ook als advocaat te Diest begaf hij zich in de politiek als<br />

tegenstander van de oostenrijkse regering onder Jozef II. Zijn<br />

staatkundige opvattingen waren die van de Vonckisten : democratisch,<br />

liberaal. Dit in tegenstelling tot de Nootisten of Etatisten,<br />

die wel hun vaderland van de oostenrijkse overheersing wilden<br />

bevrijden, maar als ideaal nastreefden om daarin de oude staten-<br />

regering te herstellen. De Vonckisten echter eisten in de staats-<br />

regeling een ruim aandeel van de derde stand, in overeenstemming<br />

met de politieke opvattingen van Montesquieu en met de begin-<br />

selen van vrijheid, gelijkheid en medezeggingschap die in de<br />

Franse Revolutie hadden gezegevierd. In politiek opzicht hebben<br />

zij daarom aanvankelijk de Fransen als de bevrijders van Belgie<br />

beschouwd. Zijn aanhang vond het Vonckisme vooral onder de<br />

intellectuelen : dokters, apothekers, advocaten, en onder de koop-<br />

lieden. Zij waren republikeinsgezind en werden ook wel volks-<br />

gezinden of progressisten genoemd.<br />

De kopstukken zowel van de Nootisten als van de Vonckisten<br />

weken uit naar Noord-Brabant en Zeeland en bereidden daar de<br />

strijd tegen Oostenrijk voor. In mei 1789 werd te Breda een<br />

monsterverbond gesloten tussen de Etatisten en de Democraten,<br />

dat door wezenlijk verschil in staatkundige opvattingen niet lang<br />

stand zou houden. Er werd nu een leger van vrijwilligers gevormd.


De Familie Dt MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 89<br />

De bekwame en ervaren beroepsmilitair Jan Andries van der<br />

Meersch, die als luitenant-kolonel het oostenrijkse leger verliet,<br />

werd tot opperbevelhebber aangesteld, met de rang van generaal-<br />

majoor. Eind October viel dit leger de Kempen binnen, en in een<br />

paar weken waren de Oostenrijkers uit Belgie gevlucht of ver-<br />

jaagd14.<br />

In juli van datzelfde jaar ontstond te Diest een zogenaamd<br />

,,patriottenkorps", dat bewapend en geoefend werd en eigen uni-<br />

formen droeg. Het doel ervan was om in die roerige tijden de<br />

rust en de veiligheid van de inwoners te beschermen tegen de<br />

,,quaetwilligen". Het bataljon was 80 man sterk. Men zou het als<br />

een soort burgerwacht kunnen beschouwen, welke zorgde voor de<br />

openbare rust en de bezittingen van de burgers beschermde. Er<br />

valt echter niet aan te twijfelen dat zij onder de ,,quaetwilligen"<br />

ook Jozef II en zijn aanhangers rekenden. Dit blijkt duidelijk<br />

wanneer, bij het uitbreken van de Brabantse Omwenteling, zich<br />

leden van dit korps aansluiten. Op 24 november 1789 veroverde<br />

generaal van der Meersch Diest, waar hij tot 26 november bleef.<br />

Zijn doel was, de bevolking van Diest aan te zetten tot de opstand<br />

tegen Oostenrijk. Op 2 december keerde hij in de stad terug, die<br />

hij op 13 december weer verliet. Twee broers van Jean Guillaume<br />

Di Martinelli sloten zich bij het leger van Van der Meersch aan:<br />

Jean Leopold en Vincent. Hun namen staan in het geboorteregister<br />

van de St. Sulpitius ingeschreven, respectievelijk op 19 augustus<br />

1759 en op 9 September 1762. In het stadsmuseum van Diest<br />

bevindt zich een fraai portret van Jean Leopold. Hij is ten voeten<br />

uit geschilderd, in het uniform van onder- of tweede luitenant der<br />

dragonders van Diest. Op 22 december 1789 vertrok Vincent met<br />

17 man naar Leuven om zich bij hun compagnie te voegen 15. Deze<br />

compagnie stond onder bevel van zijn latere zwager Jan Frans<br />

Bartel Schenaerts 16. Schenaerts was tweede kapitein geweest in het<br />

14 D. Dubois, Het oude Diest, Diest, 1934, biz. 230-231. Biographie nationale,<br />

Brussel, 1897, t. XIV, col. 590-596 : ,,Mersch (Jean Andre Van Der)".<br />

15 F. J. W. Di Martinelli, Diest in den Patriottentijd, Gent-Diest, 1892, biz.<br />

88-93, en 98.<br />

16 J. F. B. Schenaerts, geb. te Aarle-Rixtel 20 September 1759 is overleden te<br />

Diest 29 januari 1840. Van 1830-1836 was hij burgemeester van Diest. Hij was<br />

gehuwd met Franchise Sophie Agnes Di Martinelli, die volgens het bevolkingsregister<br />

te Diest 1846-1866(7) op 30 december 1847 als zijn weduwe is overleden.


90 De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

Diesterse patriottenkorps en thans kapitein in het leger van ,,Bra-<br />

bant en de Verenigde Staten van BelgJe".<br />

De veldtocht verliep snel en voorspoedig, en de Verenigde Staten<br />

van Belgie werden uitgeroepen. Toch zou die vrijheid en onafhan-<br />

kelijkheid maar van korte duur zijn. Oorzaak van deze mislukking<br />

was op de eerste plaats de diepe onderlinge verdeeldheid tussen de<br />

Nootianen en de Vonckisten over de regeringsvorm van de nieuwe<br />

republiek. Bovendien wilden de mogendheden — Engeland, Pruisen<br />

en Noord-Nederland - de Zuidelijke Nederlanden veilig in oosten-<br />

rijkse hand zien, als een nieuwe barriere tegen een dreigend revo-<br />

lutionair Frankrijk en kozen daarom de partij van Oostenrijk.<br />

Omstreeks 7 december 1790 was dit weer volkomen meester in<br />

Belgie. Vijf dagen later werd er een accoord met de opstandigen<br />

uitgevaardigd. De oude orde, het federalisme, werd hersteld. De<br />

Statisten of Nootianen kregen dus hun zin. Maar de Vonckisten<br />

bleven zich als democraten daartegen verzetten en het volk koos<br />

steeds meer hun partij ; er volgden hevige relletjes in februari<br />

1791.<br />

De Di Martinelli's vallen dus als aanhangers van de democra<br />

tische idealen te beschouwen. Wei moet hierbij rekening worden<br />

gehouden met het feit, dat er onder de democraten veel verscheidenheid<br />

van opvattingen voorkwam. Nadat de richting van de<br />

Vonckisten of democraten de nederlaag had moeten lijden tegen<br />

die van de traditionalisten of statisten, weken verschillenden, die<br />

behoorden tot de radicale vleugel van de democraten, naar Frank<br />

rijk uit. Zij bleven ook na eind 1790 vasthouden aan hun ideaal<br />

van een democratische belgische republiek en werden op de duur<br />

voorstanders van annexatie bij Frankrijk van de Zuidelijke Neder<br />

landen. Het democratische revolutionaire beginsel, ongetwijfeld<br />

ook geradicaliseerd tijdens de emigratie, had bij hen de voorrang<br />

gekregen boven het nationale beginsel17.<br />

De Di Martinelli's hebben een dergelijke opvatting allerminst<br />

gedeeld. Wanneer zij de politieke ideeen van de Verlichting aan-<br />

hingen, dan was dit alleen in zoverre de verwezenlijking daarvan<br />

zou kunnen bijdragen om hun vaderland te bevrijden van het<br />

oostenrijkse despotisme en het tot een zelfstandige en democra-<br />

17 Dr. Max Lamberty, Twintig Eeuwen Vlaanderen, Hasselt, 1973, dl. IV,<br />

biz. 22.


De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 91<br />

tische republiek te maken. Bovendien waren zij overtuigde en<br />

vrome katholieken, die het antigodsdienstig optreden van de<br />

Franse Revolutie volstrekt afwezen.<br />

DE DI MARTINELLI'S TIJDENS DE INLIJVING<br />

VAN BELGIE (1795-1813)<br />

De Nationale Conventie heeft op 1 October 1795 Belgie ingelijfd<br />

bij de Franse Republiek. Samen met het groothertogdom Luxem<br />

burg, nederlands Limburg en Zeeuws-Vlaanderen vormde het<br />

tegenwoordige Belgie het zogenaamde ,,veroverde land". Het om-<br />

vatte 9 departementen, die elk weer onderverdeeld waren in<br />

kantons. Diest lag in het departement van de Dijle, dat Brussel<br />

als hoofdstad kreeg. De gemeenten werden bestuurd door een<br />

municipaliteit en een agent of commissaris van het uitvoerend<br />

bewind. Advocaat Jean Guillaume Di Martinelli werd te Diest in<br />

deze laatste functie aangesteld. Als tijdgenoot heeft dokter Jans-<br />

sens, die toen geneesheer was te Diest, een dagboek geschreven,<br />

dat waardevolle inlichtingen bevatte over al wat zich ter plaatse<br />

in die jaren van plundering en verdrukking, vooral op godsdienstig<br />

gebied, heeft afgespeeld. Jammer genoeg blijkt dit dagboek, on-<br />

danks veelvuldige nasporingen van de vorige stadsarchivaris G. van<br />

der Linden, al geruime tijd spoorloos te zijn. Gelukkig heeft F. J.<br />

W. Di Martinelli in zijn boek Diest in den Sansculottentijd daaruit<br />

veel geciteerd, zodat wij ons een vrij goed beeld kunnen vormen<br />

van de sympathieke rol die zijn voorgeslacht gedurende die bewo-<br />

gen jaren in Diest heeft gespeeld.<br />

Al spoedig werd duidelijk, dat de franse revolutionairen in de<br />

veroverde landen geen rekening wilden houden met de godsdien-<br />

stige gevoelens van de mensen en dezelfde antigodsdienstige maat-<br />

regelen met dwang en geweld doorvoerden als in hun eigen land.<br />

Ook in Belgie werden de kerken gesloten, de religieuzen verdreven,<br />

de kloosters en hun bezittingen verbeurd verklaard en<br />

openbaar verkocht. Op straffe van deportatie werd van de priesters<br />

de eed op de grondwet en daarmee op de Constitution du Clerge<br />

gevergd.<br />

In Diest waren er toen, behalve de kerk op het begijnhof, drie<br />

parochiekerken : die van St. Sulpitius, St. Jan de Doper en O. L.


92 De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

Vrouw, waarvan de twee eerste collegiaal-kerken waren. Tot het<br />

concordaat van 1801 zou de hoofdkerk, de St. Sulpitius, bediend<br />

worden door de reguliere kanunniken van Tongerloo; de St. Jan<br />

was aan seculiere kanunniken toevertrouwd. Verder waren er nog<br />

de kloosters van de Alexianen, de Augustijnen, de Begarden, de<br />

Minderbroeders, de Celzusters en de zusters van het begijnhof.<br />

De sansculotte Delander werd 6 October 1795 tot commissaris<br />

over de kloosters benoemd door het middenbestuur18. Zijn taak<br />

was de roerende goederen van de kloosters te inventariseren, colla-<br />

tioneren en daarna verzegelen. Daarbij werd hij terzijde gestaan<br />

door Pottier, eveneens een franse sansculotte, die in de herfst van<br />

1794 vanuit Rijsel naar Diest was gekomen en daar als magazijn-<br />

bediende was aangesteld. Er was hem blijkbaar alles aan gelegen<br />

om bi] zijn superieuren in het gevlei te komen en zo promotie te<br />

maken. Dat is hem door dienstklopperij, afpersing van de bevol-<br />

king en meedogenloos jacht maken op de insermentes dan ook<br />

gelukt. Vanwege de onrust en de verontwaardiging, die de maat-<br />

regelen tegen de kloosters te Diest veroorzaakten, durfde men pas<br />

in de zomer van 1796 tot de verdrijving van de kloosterlingen<br />

overgaan.<br />

Tijdens dit schrikbewind hebben de Di Martinelli's zich moedig<br />

gedragen. Een voorbeeld voor de zijnen was daarbij notaris Jean<br />

Antoine Guillaume (1730-1818). Ofschoon reeds een man op<br />

jaren, nam hij het voor zichzelf en zijn gezin niet geringe risico om<br />

twee norbertijnen, die aan de St. Sulpitius verbonden waren, in zijn<br />

huis verborgen te houden, zodat zij in het geheim hun dienstwerk<br />

konden uitoefenen. Zijn neef Pieter Dominicus Alen, kanunnik<br />

van het St. Janskapittel te Diest, die geweigerd had de gevorderde<br />

eed af te leggen, heeft hij door zijn tussenkomst voor deportatie<br />

weten te behoeden w. Pottier, die te Diest de drijfjacht organiseer-<br />

de tegen priesters die de eed afwezen, schrijft aan N. Rouppe, zijn<br />

superieur bij het middenbestuur: ,,Op 19 juni (1796) heb ik mij,<br />

vergezeld van gendarmen, begeven naar het woonhuis van ge-<br />

noemde Dominicus Alen, gewezen kanunnik der parochie van<br />

18 Onder de door de Fransen ingevoerde bestuursvormen was het middenbestuur<br />

de instantie, die stond boven het kantonaal beheer. Het zetelde in de hoofdplaats<br />

van het departement van de Dijle (= Brabant).<br />

19 F. J. W. Di Martinelli, Diest in den Sansculottentijd, Gent-Diest, 1900,<br />

biz. 251-252.


De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 93<br />

St. Jan, onbeedigd priester, waar ik wist dat hij zich gewoonlijk<br />

bevond. Wij hebben hem inderdaad ontdekt in zijn kamer, op het<br />

St. Jansveld. Zijn neef burger Di Martinelli is mij komen betogen,<br />

dat die man zeer ziek was en daarenboven volkomen onbekwaam<br />

door een gezwollen been om naar Brussel vervoerd te worden".<br />

Deze bemiddeling heeft Pottier hem zeker niet in dank afgenomen.<br />

De belangrijkste figuur onder de Di Martinelli's is wel de reeds<br />

eerder genoemde Jean Guillaume, oudste zoon van de notaris. In<br />

november 1794 werd hij benoemd tot lid van het arrondissementsbestuur<br />

van Brabant te Brussel. Maar hij aanvaardde dit voorname<br />

ambt niet; hij gaf er de voorkeur aan om in zijn vaderstad te<br />

blijven. Na de annexatie van Belgie door Frankrijk werd hij tot<br />

commissaris van het uitvoerend directorium bij de municipaliteit<br />

van Diest benoemd en was als zodanig de voornaamste vertegenwoordiger<br />

in de stad van het nieuwe gouvernement. Dit stelde<br />

hem in staat zijn medeburgers goede diensten te bewijzen en, voor<br />

zover dat tenminste nog in zijn vermogen lag, hen tegen de franse<br />

willekeur te beschermen. Volgens de volkstelling van 1796 bedroeg<br />

het aantal inwoners van Diest toen 5653.<br />

Diest was een oud vestingstadje met een lang en interessant<br />

verleden. Vanaf de lie eeuw had het een eigen dynastie, het ,,Huis<br />

van Diest", nauw verbonden met de opkomst van de stad, waarvan<br />

het wapen thans nog het stadswapen is. In de tweede helft van de<br />

15e eeuw kwam de Baronie van Diest, Stad en Landen in het bezit<br />

van het Huis van Nassau en bleef dat tot aan de Franse Revolutie.<br />

Hendrik VIII van Nassau was, als kapitein-generaal, de bijzondere<br />

ambassadeur en de vertrouweling van keizer Karel V. Hij bouwde<br />

te Diest een nieuwe burcht, waarvan nog een derde is bewaard<br />

gebleven. In de 15e eeuw was Diest een bedrijvig stadje en wedijverde<br />

het met Leuven in de lakenhandel. Daaraan herinnert de<br />

schone Lakenhal, in gothische stijl, en enkele grote, I6e-eeuwse<br />

huizen in vakwerkbouw. Door de concurrentie van Engeland in de<br />

lakenhandel en door de godsdienstige troebelen in de I6e eeuw<br />

volgde een periode van economische achteruitgang en verval. Op<br />

27 mei 1602 werd Filips Willem, oudste zoon van Willem de<br />

Zwijger, feestelijk als Heer van Diest ingehaald. Hij nam zijn<br />

intrek in de ,,Burcht" of het ,,Hof van Nassau", aan de ingang


94 De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

van de Warande. Niet alleen op godsdienstig, maar ook op sociaal<br />

en economisch gebied heeft Filips Willem veel gedaan voor de<br />

heropbloei van Diest20. Van die hernieuwde welvaart getuigen nog<br />

de vele oude en fraaie gevels die, relatief gesproken, te Diest het<br />

talrijkst zijn van heel Belgie. Ook tijdens het oostenrijks bewind<br />

bloeide handel en nijverheid in Diest weer op. Verschillende<br />

18e-eeuwse gevels van herenhuizen en brouwerijen herinneren<br />

daaraan21.<br />

Geen wonder, dat de Di Martinelli's £ier waren op het verleden<br />

van hun vaderstad, waarvan zij als mensen van ontwikkeling en<br />

smaak op de hoogte waren en genoten. Ofschoon ambtsbezigheden<br />

weldra zijn verblijf te Parijs en te Brussel noodzakelijk maakten,<br />

toch bleef Jean Guillaume di Martinelli zijn eigen huis en tuin te<br />

Diest in stand houden. Telkens, wanneer zijn bezigheden dit maar<br />

enigszins toelieten, keerde hij weer graag terug. Ook in den<br />

vreemde onderhield hij voortdurend contact met Diest, liet zich<br />

inlichten over de plaatselijke gebeurtenissen en behartigde de<br />

belangen van de inwoners.<br />

Op 13 april 1798 schreef Nicolas Jean Rouppe, commissaris van<br />

de uitvoerende macht bij de municipaliteit van Brussel, aan zijn<br />

ambtgenoot te Diest, advocaat Jean Guillaume Di Martinelli:<br />

,,Met waar genoegen herinner ik u onze vriendschap door u aan<br />

te kondigen, dat de kiesvergadering van dit departement (de Dijle)<br />

u zo even met een overgrote meerderheid, vertegenwoordiger van<br />

het volk bij de Raad van Vijfhonderd heeft benoemd,... in de<br />

hoop dat ge mij te Brussel zult komen bezoeken alvorens naar<br />

Parijs te gaan, geef ik u de kus der republikeinse broederlijk-<br />

heid" 22.<br />

Het officiele bericht van zijn benoeming ontving hij van het<br />

middenbestuur op 30 april 1798. De 4e mei, toen hij zijn post<br />

20 G. Van der Linden, Diest Oranjestadje, Diest, 1972.<br />

21 Voor fotomateriaal en vakkundige beschrijvingen van deze gevels en gebouwen,<br />

zie Bouwen door de eeuwen been, Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen.<br />

Architectuur, dl. 1, Provincie Brabant - Arrondissement Leuven, Luik, 1971, biz.<br />

56-99-<br />

22 De Franse grondwet heeft in 1795 aan alle Franse burgers een uitgebreid<br />

kiesrecht toegekend : zij mochten volgens het censuskiesrecht niet alleen hun vertegenwoordigers<br />

kiezen in de wetgevende macht, bestaande uit twee Kamers : de<br />

Raad der Ouden (250 leden) en de Raad der 500, maar ook hun ambtenaren en<br />

rechters. - Dat recht kregen de inwoners van Belgie eindelijk in januari 1797. Zij<br />

mochten voor de eerste maal kiezen op 21 maart 1797 (Gesch. van Vlaanderen,<br />

dl. VI, biz. 31).


De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 95<br />

moest gaan bekleden te Parijs, vergaderde de municipaliteit van<br />

Diest in buitengewone zitting. Op de dag van zijn vertrek werd hem<br />

met een dertiental rijtuigen uitgeleide gedaan tot Leuven. Tevoren<br />

had men te Diest drie dagen achtereen te zijner ere een bal gehou-<br />

den, de eerste keer voor rekening van de municipaliteit. Pektonnen<br />

werden ontstoken, en de Toeterstoren23 stond vol pekfakkels. Het<br />

bal, waartoe alleen bijzondere persoonlijkheden waxen uitgenodigd,<br />

werd voorafgegaan door een concert. Aldus dokter Janssen in zijn<br />

Dagboek24.<br />

Voor een katholieke stad als Diest betekende het vertrek van<br />

advocaat Di Martinelli een groot verlies. Onmiddellijk daarna<br />

begaf Pottier zich naar Brussel en verzocht als diens opvolger tot<br />

commissaris van het uitvoerend bewind der municipaliteit van<br />

Diest te worden benoemd. Op 22 mei kon hij zijn benoemingsbrief<br />

als zodanig te Diest aanbieden. Deze sansculotte zou van dan af<br />

ongestraft zijn afpersingen bedrijven en met veel animo de op-<br />

drachten uitvoeren van de godsdienstvervolgers die zijn superieuren<br />

waren.<br />

De staatsgreep van 18 Brumaire jaar VIII (9 november 1799)<br />

was oorzaak van een ontijdig einde aan de wetgevende loopbaan<br />

van Jean Guillaume. Als voorzitter van de Raad van Vijfhonderd<br />

redde Lucien Bonaparte de staatsgreep van zijn broer door de<br />

vergadering van de Raad te St. Cloud, die de vogelvrijverklaring<br />

van Napoleon eiste, met militair geweld uiteen te jagen. In december<br />

werd Napoleon eerste consul en daarmee praktisch dictator. In<br />

zijn brieven schrijft Jean Guillaume enkel, dat de wet van 19 Bru<br />

maire, waardoor de Raad werd ontbonden, hem ten onrechte treft.<br />

De beweegreden hiertoe was immers, dat velen van zijn collega's<br />

zich schuldig zouden hebben gemaakt aan buitensporigheden en<br />

aanslagen in de zitting van de vorige dag. Maar zelf bevond Jean<br />

Guillaume zich toen te Diest. Naar Parijs teruggekeerd, verbleef<br />

hij er nog tot mei of juni 1800. Zoals hij schrijft, gaf hij er de<br />

23 In de l4e eeuw werd Diest omringd door bolwerken. Het waren aarden wallen<br />

met acht poorten en dertig schutstorens. De grootste en sterkste daarvan was de<br />

Toeterstoren, gebouwd in 1356. Hij stond op de Kakenberg, tussen de Leuvense en<br />

de Allerheiligenpoort. Bij de aanleg van de citadel in november 1843 moest de<br />

toren met buskruit worden ondermijnd, eer hij instortte. D. Dubois, Het oude Diest,<br />

biz. 26 ; F. Di Martinelli, Diest in den Patriottentijd, biz. 12.<br />

24 F. Di Martinelli, Diest in den Sansculottentijd, biz. 117-120.


96 De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

voorkeur aan Parijs te verlaten, ondanks het vooruitzicht op een<br />

gunstiger benoeming die hij er zou kunnen krijgen, en bij zijn<br />

familie te Diest terug te keren.<br />

Op 6 juli 1800 werd hij tot rechter benoemd bij het hof van<br />

appel van de Dijle te Brussel; in het begin van de jaren 1800 tot<br />

lid der algemene raad van het departement de Dijle en van de<br />

bestuursraad der bijzondere rechtsschool te Brussel. Vervolgens<br />

ontving hij 30 april 1811 zijn aanstelling tot raadsheer bij het<br />

heringerichte keizerlijk gerechtshof, waar hij 20 mei voor de<br />

eerste maal zetelde. Hij weigerde het ambt van procureur-generaal<br />

bij het keizerlijk hof te Den Haag, waartoe hij 18 October 1811<br />

vanuit Parijs in een zeer vertrouwelijk en geheim schrijven was<br />

uitgenodigd door Beyts, de eerste voorzitter van het keizerlijk hof<br />

te Brussel. Na de val van Napoleon was hij raadsheer bij de Hoge<br />

Raad te Brussel en lid van de commissie tot wetsherziening. Uit<br />

dit alles blijkt duidelijk, hoe zeer zijn juridische bekwaamheid, ook<br />

door de franse regering, werd op prijs gesteld.<br />

In tegenstelling tot vele anderen heeft hij zijn katholieke beginselen<br />

nooit aan zijn carriere opgeofferd. Hij heeft gedaan wat in<br />

zijn vermogen lag om de godsdienstige belangen van zijn geloofsgenoten<br />

te behartigen ; geen wonder, dat hij onder de priesters<br />

vele vrienden telde. Zijn ambtsbezigheden noodzaakten hem te<br />

Brussel te blijven wonen. Maar zijn vacantie bracht hij steeds te<br />

Diest door. Hij genoot er van zijn fraaie huis, van de prachtige<br />

tuin met uitheemse gewassen, bomen en bloemen die hij er had<br />

aangelegd en van zijn kwekerijen in Webbecom en Gestel-Lummen.<br />

Op 8 October 1821 zou hij op vierenzestigjarige leeftijd te Brussel<br />

overlijden.<br />

DE DI MARTINELLI'S EN DE KERK VAN ST. BARBARA<br />

TE DIEST<br />

Evenals alle andere kerken en kloosters te Diest, werd ook die<br />

van de augustijnen in 1796 ,,genationaliseerd". Het procesverbaal<br />

daarvan is gedateerd op 1 Vendemiaire jaar V der republiek (22<br />

September 1796). Kort daarna werden zowel de kerk als het klooster<br />

publiek verkocht. Wegens de uitgestrektheid van het geheel


De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 97<br />

werd dit in verschillende percelen verdeeld, die afzonderlijk in<br />

veiling werden gebracht25. De publieke verkoper was M. Delander,<br />

commissans van de franse republiek. Het klooster werd verkocht<br />

aan J. J. Beu te Brussel voor 7500 francs ; de grote tuin en de<br />

aangrenzende gebouwen van de, augustijnen voor 6750 francs aan<br />

een zekere Incolle te Brussel, die ook het refugiehuis van de<br />

abdij van Averbode te Diest had gekocht26. Ofschoon de municipahteit<br />

van plan was om de kerk als decadaire tempel te gebruiken<br />

werd zij toch door het middenbestuur te koop aangeboden Delan<br />

der zelf heeft van deze kans gebruik willen maken ; voor welk<br />

bedrag is met bekend. In ieder geval blijkt hij er zich aan te hebben<br />

vergaapt; op de gestelde tijd was hij niet in staat de koopsom te<br />

betalen. Volgens de wet van 17 november 1798 verloor hij zodoende<br />

het eigendomsrecht. De kerk werd opnieuw geveild en aangekocht<br />

door advocaat Th. Di Martinelli27. Volgens inlichtingen<br />

van mevrouw M. Eeman-Mathy zou deze advocaat Felix Theodore<br />

heten en de zoon zijn van een jongere broer van Jean Guillaume<br />

In diens opdracht zou hij de kerk hebben gekocht28. Aangezien<br />

Jean Guillaume 8 november 1821 is overleden, zou de kerk dus<br />

voor die datum moeten zijn gekocht. Dat dit door een Di Martinelli<br />

gebeurde, was een gelukkige omstandigheid. Immers, gewoonlijk<br />

lieten de kopers zulk een kerk ofwel afbreken, ofwel er een<br />

paardenstal of pakhuis van maken, en het kerkmeubilair verwijderen,<br />

verkopen of vernielen. Aan de Di Martinelli's is het te<br />

, .2S.Het Plan routier de la ville de Diest, 1786, een getekende en met de hand<br />

bijgekleurde kaart, geeft duidelijk de toenmalige begrenzingen aan ^an het Lrdn<br />

delijk de toenmalige begrenzingen aan ^an het Lrdn<br />

SH^T1^11 ^T !?ebehoorde- Deze kaa« kaa« bevindt bevindt zich in het het stadsarchitf<br />

stadsarchitf<br />

van fenh^ ft**' 7£",**, °PPervlakte **» *" booster 214 roeden<br />

^Tra! ! h 114 roeden De kerk was 1155 voet lang en 50 voet breed.<br />

BntfSflTffi S^lttT^ tT^ °P °P he' V°°rmdi V°°rmdig A'^l Au^'y"^l^r te te Diest,<br />

J?A hT 'fT** U35 S«kere bescneede aengaende die kapelle van Sint Barbara nu<br />

zynde de kerke van de Paters Augustynen", gedateerd in 1699, staat te leze^ ' d"e<br />

va^1Sr^nt!n?erannenth(>ek va^1Sr^t!n?rnt def ^teIstraet' ^' eerti*ds *ds Ys^erkt Ys^erkt S^ S^ endi endi<br />

wJndeTc*ZfrA- JZf reIlenstfet eIltt tt0,e lS*"le, ll en wederom tot op der. hoek vande<br />

Warande tot over die Coremerkt, ende so voorts tot aen de Vuylbeek in weder zyde"<br />

F. J. Raymaekers, a.w., biz. 15. De Vuylbeek is gedempt bit de aanlee van de<br />

meuwe vestingwerken in de veertiger jaren van de vorige eeuw S<br />

2b F. Di Martinelli, Diest in den Sansculottentijd, biz 134<br />

1945 biz 192 ERS"°" VAN DER LlNDEN> De Kruish^ren te Diest 1845-1945, Diest,<br />

DerL^AlT de kCrk vo/mde" de t^n en ook het huis aan de Koestraat een<br />

IT wj" mevrouw Eeman-Mathy in haar correspondentie van 29.3.1974 en


98 De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

danken, dat deze fraaie Barokkerk ook inwendig geen schade leed.<br />

Bovendien heeft advocaat Di Martinelli, daarmee ongetwijfeld<br />

handelend in de geest van zijn oom, de kerk weer opengesteld<br />

voor de katholieke eredienst Enkele jaren later werd zij echter<br />

opnieuw gesloten. Bij gelegenheid van het eeuwfeest der kerkwijding<br />

werd ze op 8 augustus 1825 door de erfgenamen van<br />

Di Martinelli geopend. Al werd er geen kerkelijke dienst gehouden,<br />

toch is zij die dag door de Diestenaren druk bezocht. 's Avonds<br />

werden er zelfs in de wijk vreugdevuren ontstoken2*.<br />

Op 26 februari 1845 werd bij notariele akte de kerk met grond<br />

en toebehoren aan de kruisheren verkocht en overgedragen voor de<br />

som van 12000 francs. Dit geschiedde door een kleinzoon van notaris<br />

Jean Antoine Guillaume Di Martinelli. Deze heette Theodore<br />

Frederic Guillaume (1801-1872), maar ondertekende als F. G. Di<br />

Martinelli. Blijkens de akte behoorde de kerk hem toe en was aan<br />

hem in deling toegevallen op 21 augustus 1839 30. Uit deze akte<br />

wordt ook duidelijk, dat de kerk toen nog volledig gemeubileerd<br />

was. Er is namelijk sprake van drie altaren, een communiebank, zes<br />

biechtstoelen, preekstoel, knielbanken, kerkstoelen, doxaal, orgel-<br />

kast, orgel, koorbanken, kasten, nog twee biechtstoelen, een troon,<br />

beelden, schilderijen, vergulde tafel met marmeren blad en verdere<br />

ornamenten van kerk en altaar31.<br />

Van hun kant verplichtten de kruisheren zich tot het houden van<br />

jaarlijks dertien plechtige jaargetijden voor de afgestorvenen van<br />

de familie Di Martinelli.<br />

Daags tevoren, 25 februari 1845, hadden de kruisheren reeds het<br />

oud-augustijnenklooster voor 17000 francs gekocht. Dit behoorde<br />

niet toe aan de Di Martinelli's, maar aan Theresia Maes, echtgenote<br />

van Nicolaas Rogge te Diest. Volgens de notariele akte van<br />

die datum verkocht zij aan de kruisheren ,,zekere gebouwen met<br />

den gronde op welke dezelve zijn getimmert, gestaen en gelegen<br />

binnen Diest, en paelende aan de voormalige kerk der Augustijnen<br />

of erfgenaemen Di Martinelli, aen de heer Franciscus Maes-repre-<br />

sentanten, aen Laurentius Coninckx, en aen de erfgenaemen Di<br />

Martinelli voornoemd ten Westen, aen Di Martinelli ten Noorden,<br />

29 F. Di Martinelli, a.w., biz. 110 ; 281.<br />

30 F. Di Martinelli, a.w., biz. 90-100.<br />

31 Voor een gei'llustreerde beschrijving van de St. Barbarakerk en haar thans<br />

nog aanwezige kunstschatten, zie De Kruisheeren te Diest 1845-1945, biz. 183-229.


De Familie DT MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 99<br />

aen de kattestraat en aen de nieuwe Graenmerkt ten Zuyden,<br />

en aen de Vrouwe comparante met haere behoudene Gebouwen en<br />

erven ten Oosten" 32. Het klooster lag dus van alle kanten ingesloten,<br />

en gebiedsuitbreiding was uitgesloten; wanneer dit wenselijk<br />

of nodig werd, zou het in een onvoordelige positie verkeren.<br />

Juist in verband hiermee zou het feit, dat het grondgebied van de<br />

Di Martinelli's ten westen en ten oosten grensde aan dat van het<br />

klooster, moeilijkheden veroorzaken, zoals wij nog zullen zien. De<br />

tuin en het huis grensende aan de Koestraat bleven in het bezit van<br />

de Di Martinelli's.<br />

DE KWESTIE OVER HUIS EN TUIN<br />

DER DI MARTINELLI'S IN DE JAREN 1870-1872<br />

Bij wijze van voorafgaande algemene opmerking dient er op<br />

gewezen, dat in die tijd de erfenissen onverdeeld bleven in de<br />

familie Di Martinelli33. Dit hield dus in, dat wat zij aan onroerend<br />

goed door erfenis verkregen, het bezit van hen alien tesamen was,<br />

tenzij bij notariele akte tot deling werd overgegaan. Dit kan<br />

hetgeen thans volgt beter verklaren. Het zal een voorname rol<br />

spelen in het geschil tussen de Di Martinelli's en de kruisheren,<br />

dat in 1870 ontstond en eerst dertig jaren later op een voor beide<br />

partijen bevredigende manier werd opgelost.<br />

Zoals steeds bij bezitsconflicten, had ook deze kwestie haar<br />

voorgeschiedenis. Guillaume Antoine Di Martinelli, in 1770 geboren,<br />

was het negende kind van notaris Jean Antoine Guillaume.<br />

Negenentwintig jaar oud, huwde hij op 29 april 1799 met Anne<br />

Marie Peeters, die bij de volkstelling van 1810 als reeds overleden<br />

wordt vermeld. De kinderen uit dit gezin, die bij deze gelegenheid<br />

worden opgenoemd, zijn : Frederic, 9 jaar ; Paul, 7 jaar ; Leopold,<br />

2 jaar ; Marie, 6 jaar. Het oudste kind, Jean Louis Guillaume, dat<br />

16 mei 1820 zou overlijden, ontbreekt hier ; misschien verbleef het<br />

toen elders. In de familiestamboom staat verder een Frangoise<br />

Adelaide als dochter van Guillaume Antoine, zonder nadere gegevens<br />

over de datums van geboorte en overlijden. Ten slotte komt<br />

32 A.K.D., 06.1. : 28. De Kruisheeren te Diest 1845-1943, biz. 80-87.<br />

33 Brief van mevrouw Eeman-Mathy, gedateerd op 12.4.1974.


100 De Familie Dl MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

in die stamboom nog een Anne Marie voor, die geboren is op<br />

25 maart 1811. Wij weten, dat Guillaume Antoine hertrouwd is ;<br />

het moet dus het eerste kind uit zijn tweede huwelijk zijn. Anne<br />

Marie trouwde met Jean Francois Noel34. Als diens weduwe zal<br />

zij 16 februari 1884 te Diest overlijden.<br />

De kinderen van Guillaume Antoine, die zo vroeg hun moeder<br />

moesten missen, werden door zijn ongehuwde zuster Anne Elisa<br />

beth (1766-1850) opgevoed in het huis aan de Koestraat. Ook als<br />

volwassene zal Frederik daar voor zijn huwelijk blijven wonen.<br />

Huis en tuin waren een erfenis van advocaat Jean Guillaume, die<br />

zoals reeds gezegd 8 november 1821 ongehuwd te Brussel is<br />

gestorven. In dit huis, toen bewoond door twee van zijn ongehuw<br />

de zusters, werden de kinderen opgenomen. Bij de volkstelling van<br />

1 januari 1841 staan, als wonende in een huis, opgegeven : de twee<br />

tantes Anne Christine (79 jaar) en Anne Elisabeth (74) ; en<br />

verder: Frederic Guillaume, 39 jaar en candidaat-notaris ; Pierre<br />

Paul, 36 jaar en schrijnwerker; Guillaume Leopold, 31 jaar en<br />

zonder beroep. Dit laatste klinkt wel merkwaardig, aangezien<br />

Guillaume Leopold gehuwd was met Catherina Wellens en in 1840<br />

reeds twee kinderen had. Bij de volkstelling van 1846 staat als zijn<br />

beroep aangegeven dat van landbouwer ; ook dat hij gehuwd is<br />

met Catharina Wellens en drie kinderen heeft: Marie, 11 jaar ;<br />

Pierre Leopold, 6 jaar, en Frederic, 4 jaar oud.<br />

In 1870 zal er een geschil ontstaan tussen de Di Martinelli's en<br />

de prior van de kruisheren, Herman van Giersbergen. De oorzaak<br />

daarvan was als volgt. Theodore Frederic Guillaume, Pierre Paul en<br />

Anne Marie Noel-Di Martinelli waren gezamenlijk eigenaars van<br />

het huis en de tuin. Tante Anne Elisabeth had, voor haar overlijden<br />

in 1850, het huis en de tuin aan hen geschonken als legaat. Buiten<br />

medeweten en instemming van de anderen heeft Theodore Frederic<br />

Guillaume nu op 20 mei 1870 huis en tuin verkocht aan Herman<br />

van Giersbergen, derde prior van de kruisheren te Diest (1869-<br />

1886). Volgens de akte van verkoop moest daarvoor de som van<br />

17000 francs worden betaald en namen de kruisheren de verplichting<br />

op zich tot het houden van vier jaargetijden voor de familie-<br />

34 Jean Francois Noel, geboren te St. Denis, 18.2.1813 ; overleden te Diest,<br />

20.9.1880. Lakenhandelaar.


De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 101<br />

leden en voor dokter Bollekens, een vriend, van de familie, tegen<br />

een bedrag van 500 francs kapitaal35.<br />

Jammer genoeg is er een hiaat in, de kloosterkroniek van Diest<br />

van 1858 tot 1923. Het zou namelijk interessant zijn te weten,<br />

welke lezing prior van Giersbergen eventueel van dit geval heeft<br />

gegeven. Ook andere aanwijzingen daaromtrent ontbreken in het<br />

archief van Diest. In ieder geval is het zeker, dat de kruisheren<br />

van Diest grote geldzorgen hadden en dat de Orde weinig of niets<br />

kon doen om deze te verlichten. Van de drie priesters, die in 1845<br />

de nieuwe stichting waren begonnen, was in 1870 het aantal bewo-<br />

ners van het klooster uitgegroeid tot ongeveer twintig : 15 priesters<br />

en 4 broeders, nog niet meegerekend degenen, die wegens assistentie<br />

buitenshuis vertoefden. Er was niet alleen gebrek aan geld,<br />

maar ook aan ,,Lebensraum". Wegens primitieve behuizing van<br />

het bestaande college van het H. Kruis en het steeds groeiend<br />

aantal leerlingen moest noodzakelijk nieuw gebouwd worden,<br />

hetgeen dan ook al in 1871 zou geschieden. Een deel van de aangekochte<br />

tuin werd daarbij als ruimte voor de uitbreiding van de<br />

gebouwen gebruikt.<br />

Wij kunnen ons voorstellen met welke gevoelens van opluchting<br />

en vreugde magister-generaal Van den Wijmelenberg deze gun-<br />

stige oplossing begroette. Vanuit Rome, waar hij als generaal van<br />

een exempte orde het eerste Vaticaansi concilie bijwoonde, gaf hij<br />

bij herhaling daarvan blijk. Het was het mooiste geschenk dat<br />

hem, bij het zilveren bestaansfeest van het klooster, als stichter<br />

ervan kon worden aangeboden.<br />

In het archief van het klooster bevindt zich een exemplaar van<br />

een afzonderlijke overeenkomst, die eveneens op 20 mei 1870<br />

gesloten werd tussen prior Van Giersbergen en candidaat-notaris<br />

Frederic Di Martinelli36. Zij betreft de verkoop van de tuin door<br />

Frederic Di Martinelli aan prior Van Giersbergen. Deze zal met<br />

ingang van 1 januari 1872 in het bezit komen hiervan, aan 300<br />

35 A.K.D., 06.25.3. : 12.<br />

36 A.K.D., 06.17. : 3. De tuin zou per 1 januari 1872 in het bezit van de<br />

kruisheren komen. De verkoper zal echter zijn leven lang ongestoord het gebruik<br />

ervan mogen behouden. Volgens L. Honhon was de tuin tevoren het eigendom<br />

geweest van F. Di Martinelli, maar had deze de kruisheren toegestaan er gebruik<br />

van te maken.


102 De Famiiie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

francs per jaar. De verkoper zal echter zijn leven lang ongestoord<br />

het gebruik van de tuin mogen behouden37.<br />

Natuurlijk werd de magister-generaal H. Van den Wijmelenberg<br />

aanstonds op de hoogte gesteld van dit heugelijk nieuws. Er was<br />

een resultaat bereikt, waarover reeds maandenlang onderhandeld<br />

was. Uit zijn brief van 5 maart 1870 blijkt immers, dat; Van den<br />

Wijmelenberg reeds voor zijn vertrek naar Rome de prior van<br />

Diest en de heer Di Martinelli te St. Agatha had verwacht; hij<br />

hoopt na zijn terugkomst nog die eer te hebben38.<br />

Op 12 juni 1870 schrijft hij aan prior van Giersbergen als volgt:<br />

,,Dank zij UHE. voor de mededeeling en bemerking van het groote<br />

Diestersche Kruisheeren-nieuws, van den aankoop van het groote<br />

huis, klein huis, schuren, stallen, achterstal, bakkerij, waschhuis,<br />

poort en geheel den hof, alsook van de quitancie van 25 jaren<br />

- huur van den hof ~ Dank zij ook aan Mijn Heer F. Dimartinelli<br />

voor diens schoonen en zekeren act, die en voor hem en voor ons<br />

geruststellend en voordeelig is ; ik heb reeds op de graven der<br />

Apostelen gebeden en zal het nog doen, vooral op den 3 July, op<br />

den feestdag van het H. Bloed van onzen Zaligmaker, opdat de<br />

kracht van dat allerheiligst bloed de kracht zijns levens vermeer-<br />

dere en zegene ; ik geef hierom ook volgaarne toe aan de commu-<br />

niteit om op dien dag in zijn huis iets op zijne gezondheid te<br />

gebruiken op voorwaarde dat de confraters op dien dag hem in<br />

hunne gebeden gedachtig zijn en hem voorop in mijnen naam<br />

feliciteren; feliciteer hem ook over de goede gesteldheid zijns<br />

broeders P. Dimartinelli, die reeds een begin van zegen heeft aan-<br />

gebragt en zeg hem dat wij zullen bidden dat deze meer en meer<br />

moge toenemen ; herinner hem nog eens aan de exter, die hij voor<br />

25 jaren in den boom van den tuin had zien zitten, met haren<br />

staart buigdew (sic) en hem door haar geluid scheen toe te spre-<br />

ken: 'Hier op deze plaats moeten Heeren komen in het wit en<br />

zwart gekleed, zorg daarvoor', en nu wordt dit alles zoo schoon<br />

en sprekend bewezen !"OT.<br />

Een brief van Van den Wijmelenberg van 19 juli 1870, waarin<br />

hij zijn plannen voor de terugkeer naar St. Agatha meldt, eindigt<br />

37 Idem.<br />

38 A.K.D., 06.25.3. : 9/.<br />

39 A.K.D., 06.25.3. : 13.


De Familie Dt MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 103<br />

aldus: ,,Bid goed voor ons op onze reis, groet alle confraters en<br />

vooral den Heer F. Dimartinelli, en zeg hem dat ik op den 3 July<br />

eenen gezondheids-schok gevoeld heb en dat ik hen alien bij de<br />

graven der H.H. Apostelen zal indachtig zijn" *°.<br />

Toch zou de vreugde maar van korte duur zijn. Advocaat en<br />

candidaat-notaris te Diest Frederik Jan Willem Di Martinelli<br />

(1842-1903) kwam namelijk ruim een half jaar later door toeval<br />

tot de ontdekking van hetgeen zich op 20 mei had afgespeeld41.<br />

Tijdens een onderhoud, dat Frederik op het registratiebureau te<br />

Diest had met ontvanger Henry, bracht de laatste het gesprek op<br />

oom Frederic. Zonder iets kwaads te vermoeden vertelde hij, dat<br />

hij de oom sinds lang niet meer had gezien, inzonderheid sinds hij<br />

de minuut der koopakte van het huis ter registratie had gebracht.<br />

Hoe dit gesprek zich verder ontwikkelde, geeft Frederik als volgt<br />

weer: ,,Van welk huis ?", vroeg ik. ,,Van het huis waar hij<br />

woont", antwoordde mijnheer Henry, ,,weet ge niet, dat hij het<br />

aan de kruisheeren heeft verkocht ?." ,,Ik moet u bekennen, dat ik<br />

er geen steek van weet", was mijn antwoord. ,,Welnu", hernam<br />

de ontvanger, ,,omdat mijn loslippigheid bijna volledig is, wil ik<br />

haar voltooien. Kijk", voegde hij er aan toe, terwijl hij een register<br />

opende, ,,ziehier het verslag van de registrering ; het huis met zijn<br />

tuin en alle verdere ap-en dependenties is verkocht aan Mijnheer<br />

van Giersbergen, prior van de Kruisheeren, tegen de som van<br />

zeventienduizend francs, contant betaald, en vier jaargetijden voor<br />

familieleden en dokter Bollekens getaxeerd op 500 francs kapitaal,<br />

volgens een akte die 20 mei 1870 gepasseerd is voor mijnheer<br />

Julien Verreydt, notaris te Diest".<br />

Dit interessante citaat uit een ongedateerd, door Frederik op-<br />

gesteld memorandum in het frans, dat maar liefst twaalf folio-<br />

bladzijden telt, vormt er het begin van42. Behalve deze onaange-<br />

name ontdekking, beschrijft het ook de onverkwikkelijkheden, die<br />

er op volgden.<br />

40 A.K.D., 06.25.3. : 14.<br />

41 Hij was een voorstander van de Vlaamse beweging en schreef daarom zijn<br />

voornamen, evenals later die van zijn kinderen, in het Nederlands, en niet in het<br />

Frans.<br />

42 Zie hiervoor de fotocopie van het ongedateerde eerste memorandum van<br />

F. J. W. Di Martinelli. - Het origineel berust in het familiearchief.


104 De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

De jonge Di Martinelli was verbijsterd, want noch zijn oom,<br />

noch de kruisheren waarvan hij een oud-leerling was en waannee<br />

hij goede betrekkingen onderhield, hadden hem er ooit een woord<br />

van gezegd. Hij vraagt zich dan af, wanneer de verkoop had plaats<br />

gehad. Zou dat niet de 20e mei geweest zijn, toen de prior zijn<br />

oom Paul, die doodziek was, was komen biechthoren ? De oom,<br />

Pierre Paul (1803-1870) was intussen op 13 juni 1870 overleden.<br />

Frederik vermoedt, dat de vroegere gouvernante, die een grote<br />

afkeer van de kinderen Di Martinelli had, en bij wie zijn oom<br />

Frederic onder de plak zit, hem dit geleverd heeft. Onze advocaat<br />

zet deze oom nu de duimschroeven aan, die hij steeds vaster aandraait.<br />

Oom houdt zich eerst, alsof hij van niets weet, maar valt<br />

ten slotte toch door de mand. Hij zegt dan, dat hij gehandeld<br />

heeft volgens de wil van de tantes.<br />

Oom Frederic zou zelf op 7 mei 1872 overlijden. Reeds voor<br />

diens begrafenis zeide de gouvernante tot Frederik, dat zij niet<br />

geloofde, dat er een testament bestond. Frederik schrijft daarover :<br />

,,Het niet bestaan van een testament moest ten nadele zijn van ons,<br />

omdat wij drieen, mijn broer43, mijn zuster44 en ik, evenveel zouden<br />

krijgen als ons achternichtje alleen, een kind dat toch al rijk<br />

was. Toen hij tegenover de gouvernante er zijn verbazing over<br />

uitsprak, dat zij hem niet eerder gewaarschuwd had, antwoordde<br />

zij, dat hij haar nooit daarover ondervraagd had. Ook prior Van<br />

Giersbergen zeide dat, voor zover hij er persoonlijk iets van wist,<br />

hij niet geloofde aan het bestaan van een testament. Ook dat was<br />

na het overlijden van de oom.<br />

Toen, bij het verbreken van de zegels, de papieren onderzocht<br />

werden, werd, onder andere, het ontwerp van de bewuste koopakte<br />

van 20 mei 1870 ontdekt. Het wekte de voorstelling, alsof de<br />

17000 francs contant betaald waren. Maar darna kwam een geheime<br />

akte voor de dag, die aan oom Frederic het recht toekende<br />

om gedurende zijn leven het huis te bewonen zonder huur te<br />

betalen, maar op voorwaarde van bijdragen. En ten slotte verscheen<br />

nog het origineel van een geheime akte, gedateerd op 28 mei 1870,<br />

waarin prior Van Giersbergen erkende op 20 mei, de dag van de<br />

verkoop, van oom Frederic een lening te hebben ontvangen van<br />

43 Pieter Frans Leopold, geboren 9.7.1840.<br />

44 Marie, geboren 3 September 1835.


t)e Familie DT MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 105<br />

17000 francs, zonder interest. Deze lening zou op het eerste verzoek<br />

tien jaren na de dag der verkoping aan de oom of, na zijn<br />

overlijden, aan de erfgenamen moeten worden terugbetaald 45. Deze<br />

akte beschouwt Frederik als klaarblijkelijk een gesimuleerde geheime<br />

akte.<br />

Op 12 mei 1872, dus enkele dagen na de dood van zijn oom op<br />

7 mei, had Frederik een onderhoud met prior Van Giersbergen.<br />

Hij vroeg deze wat hij van plan was te doen met het bewuste huis<br />

en de erbij behorende schuur. De prior antwoordde, dat de bedoeling<br />

was er vier woningen van te maken. Frederik informeerde<br />

vervolgens, of hij dus niet het plan had om het te gebruiken ten<br />

behoeve van het college. ,,Neen, had de prior geantwoord, het<br />

nieuwe gebouw dat wij hebben opgetrokken, is geheel en al voldoende<br />

voor ons". Frederik voegt er nog terloops aan toe, dat dit<br />

nieuwe gebouw zich voor de helft bevindt op een deel van het<br />

terrein dat kort tevoren van zijn oom is gekocht en dat, niettegenstaande<br />

deze laatste onbescheidenheid van de troffel, de prior zich<br />

niet heeft verwaardigd om ook maar een woord over de verkoop<br />

te zeggen. Wei vroeg hij Frederik, of hij soms zin had het huis<br />

van de oom te kopen. ,Ja", had deze geantwoord, ,,evengoed als<br />

de schuur en het deel van de tuin dat niet langs uw eigendom<br />

loopt". ,,Dat is dan een andere zaak", zeide de prior, ,,gij zijt de<br />

neef van de overledene, wij zouden elkaar daarover kunnen verstaan".<br />

Hij beloofde dit verlangen aan de magister-generaal mee<br />

te delen en voegde er aan toe, dat hij zelf veel, zo niet alles in<br />

deze zaak vermocht. Van Giersbergen herhaalde, dat hij reeds voor<br />

de dood van de oom geloofde aan het niet bestaan van een testa<br />

ment en voegde er aan toe, dat hij er met deze persoonlijk nooit<br />

over gesproken had: ,,Hij had de zaken vergeten ... van de<br />

anderen". Vervolgens bedoelt het memorandum inzicht te geven<br />

in de lange reeks van onderhandeiingen, uitvluchten, gemarchandeer<br />

over de prijs en over de omvang van het af te stane gedeelte.<br />

Ten slotte liet de prior een brief van Van den Wijmelenberg<br />

bezorgen, gedateerd op 9 October 1872. Dit gebeurde door broeder<br />

Jan Maes ; klaarblijkelijk bleef de prior zelf liever buiten schot,<br />

al had hij dan het adres van Frederik op de envelop geschreven.<br />

45 A.K.D., 06.25.3. : 12.


106 De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

In die brief werd meegedeeld, dat volgens het eenparig gevoelen<br />

van het definitorium niet tot verkoop aan de door Frederik opgegeven<br />

prijs mocht worden overgegaan. Het daarbij gehanteerde<br />

argument, dat zij volgens de kerkelijke wetten verplicht waren ,,de<br />

goederen der orde tot derzelver voordeel te besturen" zal Di<br />

Martinelli allerminst overtuigend in de oren hebben geklonken.<br />

De brief eindigde met de kennisgeving, dat zij het huis waarschijnlijk<br />

publiek zouden verkopen. Bovendien beschuldigt Frederik<br />

supprior Kuypers, dat deze als biechtvader betreffende deze zaak<br />

gewetensdruk heeft uitgeoefend op zijn oude en zieke vader. Deze<br />

zou 14 december van datzelfde jaar overlijden.<br />

De zaak liep nu hoog op. Frederik verklaarde aan de prior, dat<br />

de familie zich met alle wettelijke middelen zou verzetten tegen<br />

diens speculaties. Op verzoek van Frederik begaf de vrederechter<br />

zich naar Van Giersbergen om aan te dringen op een minnelijke<br />

schikking, maar tevergeefs. Toen wendde Frederik zich tot advo-<br />

caat Jacobs, met het verzoek om schriftelijk aan de prior heel de<br />

ernst van de zaak uiteen te zetten. Wat hem bijzonder stak was,<br />

dat Van Giersbergen in de verkoopakte uitdrukkelijk had beweerd,<br />

dat het bezit van huis en tuin onontbeerlijk was voor het klooster.<br />

Zonder dat, schrijft Frederik, had men waarschijnlijk na veel<br />

inspanningen het gedeelte van de tuin kunnen verwerven dat aan<br />

het klooster grenst. Maar nooit, nooit in der eeuwigheid zouden<br />

de kruisheren eigenaar geworden zijn van het gedeelte dat zij zich<br />

voorstellen publiek te verkopen en dat helemaal niet onontbeerlijk<br />

voor hen is. In de onderhandelingen over dit niet onontbeerlijk<br />

gedeelte hebben zij hun toevlucht genomen tot een weinig open-<br />

hartige, weinig eerlijke handelwijze, welke de rede en het hart<br />

afkeuren. En hij besluit: ,,Samenvattend, ons belang en ons gewe-<br />

ten protesteren tegen de kwalijke handelwijzen van de Prior en<br />

zijn bondgenoten, tegen een systeem van manoeuvres die voor alien<br />

hatelijk zijn, maar vooral noodlottig voor religieuzen die jegens<br />

mij gebruik maken van en hun toevlucht nemen tot een echte daad<br />

van verraad" 46.<br />

Alles bij elkaar genomen is dit een vrij onverkwikkelijke historie,<br />

ook al zijn we niet in staat om, bij gebrek aan bewijsmateriaal, ook<br />

de andere partij te horen. Wei blijft het natuurlijk mogelijk, dat


De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 107<br />

prior Van Giersbergen, bij het sluiten van de koop op 20 mei 1870,<br />

gemeend heeft, dat Frederic als gemachtigde handelde van de<br />

overige Di Martinelli's die mede-eigenaars waren. Maar zelfs afgezien<br />

daarvan, maakt het spel dat daarna met Frederik gespeeld<br />

werd, een weinig sympathieke en elegante indruk.<br />

Di Martinelli was intussen niet van plan om 20 maar over zich<br />

heen te laten lopen. Hij vorderde in ieder geval de 17000 francs<br />

terug, het bedrag van de koopsom, die de prior van Frederic bleek<br />

geleend te hebben. Van Giersbergen schijnt eieren voor zijn geld<br />

gekozen te hebben. Dit wordt duidelijk uit een tweetal documenten<br />

in het kloosterarchief. Het ene is op 22 november 1872 geschreven<br />

door Frederik Di Martinelli, als bewijs dat hij van de prior de som<br />

van 8500 francs heeft ontvangen, de helft van het geleende geld.<br />

Dit geld moet, volgens overeenkomst, dadelijk betaald worden op<br />

eerste verzoek van zijn vader. Frederik tekent als volgt: ,,Als<br />

lasthebber mijns vaders, F. Di Martinelli, Griffier" 47. Het tweede<br />

briefje, eveneens geschreven door Frederik en gedateerd op 22<br />

September 1872, behelst een verklaring van Van Giersbergen, dat<br />

hij zich bij deze verplicht om aan de heer Noel-Di Martinelli,<br />

koopman in lakens te Diest (dus de zwager van Frederik) op<br />

diens eerste verzoek de som van 8500 francs uit te betalen, de<br />

helft van de som die hij op 28 mei 1870 te leen had ontvangen.<br />

Alleen de handtekening is in het handschrift van Van Giersber<br />

gen48.<br />

Ten slotte heeft Frederik Di Martinelli op 22 november 1872<br />

huis en tuin teruggekocht van prior Van Giersbergen49. In een<br />

brief aan prior L. Honhon zal hij later op 16 januari 1899 schrijven,<br />

dat de toeeigening van het huis hem destijds zeker rond de<br />

10.000 francs heeft gekost. In een gezamenlijke verklaring op<br />

12 december 1875, ondertekend door de heer Frederik Di Marti<br />

nelli, vrederechter te Diest, en prior H. Van Giersbergen, worden<br />

zeer gedetailleerd de juiste begrenzingen vastgesteld van hun<br />

respectievelijke eigendommen 50. Een begrijpelijke en verstandige<br />

maatregel, na al wat er was voorgevallen.<br />

46 A.K.D., 06.25.3. : 10.<br />

47 A.K.D., 06.25.3. : 21.<br />

4* A.K.D., 06.25.3. : 22.<br />

49 A.K.D., 011.2. : 8.<br />

50 A.K.D., 06.25.3. : 26. Exemplaar van een in duplo geschreven stuk, in het<br />

handschrift van Frederik Di Martinelli.


108 De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

VERDERE LEVENSLOOP EN ACTIVITEIT VAN F. J. W. DI<br />

MARTINELLI ALS BURGER TE DIEST (TOT EIND 1887)<br />

Uit hetgeen hier volgt zal blijken, dat Frederik Jan Willem niet<br />

alleen een hoogstaand en godsdienstig, maar ook een bekwaam,<br />

veelzijdig en bedrijvig man was.<br />

Een heel belangrijke datum in zijn leven was wel die van zijn<br />

gelukkig huwelijk met Julie Marie Josephine Victoire Delvaux, op<br />

28 October 1875. Op het menu van hun bruiloftsmaal staan, in een<br />

cirkeltje van de rechterbovenhoek de namen ,,Frederik en Victoria"<br />

gedrukt51. Het lijkt daarom aannemelijk, dat haar vierde voornaam<br />

als roepnaam werd gebruikt. Zij was van waalse afkomst en 13 mei<br />

1855 te Bergen (Mons) geboren uit het huwelijk van Edmon<br />

Delvaux en Victoire Dubois. Haar moeder stierf 12 januari 1856 ;<br />

het kind was toen nog slechts acht maanden oud en werd opgevoed<br />

door een zuster van haar moeder, Henriette, die gehuwd was met<br />

haar voile neef, Armand Alestienne, kapitein in het leger, met als<br />

garnizoensplaats Diest. Hij woonde eveneens in de Koestraat,<br />

ook nog na zijn pensionering. Vanuit het huis van haar tante is<br />

Victoire gehuwd met Frederik Di Martinelli. Zij leerde zelf<br />

vlaams, voedde haar kinderen daarin op en droeg de vlaamse zaak<br />

een warm hart toe. Vijf van hun zeven kinderen zijn te Diest<br />

geboren52. Volgens het bevolkingsregister van Diest 1866-1880<br />

woonde Frederik voor zijn verhuizing naar Borgerhout in October<br />

1887 op Veemarkt nr. 7.<br />

Zoals gezegd, zijn de Di Martinelli's in de 18e en 19e eeuw<br />

een vooraanstaande katholieke familie geweest, die een belangrijke<br />

en vaak leidende rol heeft gespeeld in het openbaar en godsdien<br />

stig leven van Diest. Zij hielden van hun stad, woonden er graag,<br />

leefden mee met haar wel en wee en toonden zich bereid zich als<br />

burgers ervoor in te zetten. Velen van hen behoorden als advocaat<br />

en notaris tot de magistratuur. Van notaris Jean Antoine Guillaume<br />

51 S.A.D. : farde met opschrift ,,Frederik Di Martinelli".<br />

52 Deze kinderen waren : Frederik Maria Henri : 25.7.1876 - 10.4.1900 ; Margue<br />

rite Jeanne Marie Victoire : 22.1.1878 - 19.2.1947. Zij huwde op 2.1.1900 met dr.<br />

L. Mathy en was de moeder van mevrouw M. Eeman-Mathy; Albert Leopold :<br />

7.11.1879 - 30.6.1958 ; Rodolf Marie Theodoor: 1.5.1881 - 30.10.1933 ; Anna<br />

Louise Jeanne Marie: 25.4.1883 - 30.6.1962; Henriette Marie: 29-3.1885 -<br />

12.2.1969 ; Paul : 8.4.1889 - 23.1.1908.


De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 109<br />

was reeds sprake. Diens zoon Vincent (1762-1833) werd, evenals<br />

zijn vader, in 1801 notaris benoemd en op 18 maart 1808 tot<br />

adjunct-maire van de stad. Volgens een overlevering in de familie<br />

had hij in 1813 de moed om zich, met zijn ambtsjerp om, naar het<br />

stadhuis te begeven en er, na een gesprek in het latijn met een<br />

officier van de kozakken, de boeken van de burgerlijke stand en<br />

andere archieven te redden. Hij was dezelfde die zich in december<br />

1789 had aangesloten bij het leger van generaal Van der Meersch.<br />

Zijn notariaat heeft hij overgedaan aan zijn oomzegger Felix<br />

Theodore Di Martinelli, die het in 1862 zou overbrengen naar<br />

Leuven.<br />

Zoals ook uit zijn boeken over Diest blijkt, leefde Frederik Jan<br />

Willem sterk vanuit de traditie van zijn voorgeslacht. Hij was een<br />

markante figuur, die advocaat, candidaat-notaris, en later ook<br />

griffier en vrederechter te Diest was. Zeven jaar nadat hij de stad<br />

reeds had verlaten sclireef men over hem : ,,Ruim 25 jaren hanteerde<br />

hij de zweep tegen alles wat in taal en zeden, bestuur of<br />

wat ook naar verfransing zweemde. Zeventien jaar zetelde hij in<br />

het gerecht van Diest" 53.<br />

In de Gazet van Diest schreef hij regelmatig onder verschillende<br />

schuilnamen : Burger Jan, XXX, of abonne. Hij was niet gewoon<br />

een blad voor de mond te nemen en was een levendig polemist.<br />

Ook Pieter Frans Leopold (1840-1893), de ongehuwde, twee<br />

jaar oudere broer van Frederik, maakte zich zeer verdienstelijk voor<br />

het kerkelijk en maatschappelijk leven van Diest. Zijn beroep was<br />

dat van landmeter. Hij fungeerde als secretaris-penningmeester<br />

van de kerkfabriek van St Sulpitius, penningmeester van de Katholieke<br />

Kring, secretaris van de fanfare St Cecilia, bestuurslid van de<br />

Werkmansbond, lid van het comite der katholieke scholen, van de<br />

Katholieke Associatie, de oud-studentenbond van het kruisherencollege,<br />

van het Davidsfonds, van St Vincentius a Paulo, het<br />

Lyrische Zanggenootschap en de Cleynaertskring34. In het openbare<br />

leven trad hij minder op de voorgrond dan Frederik ; hij was<br />

een van die weinig opvallende, maar sociaal voelende mensen, die<br />

altijd klaar staan voor anderen en elke goede zaak willen steunen.<br />

53 Vlaamsch en Vrij, jg. 3, nr. 43, zondag 3 november 1895.<br />

54 S.A.D. : farde ,,Frederik Di Martinelli", doodsprentje van P. F. L. Di<br />

Martinelli.


110 De Familie DT MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

F. DI MARTINELLI TE BORGERHOUT (1887-1903) EN ZIJN<br />

CONTACTEN MET DE KRUISHEREN<br />

Volgens de officiele gegevens zijn Frederik en zijn gezin op<br />

22 October 1887 verhuisd naar Borgerhout, de voornaamste voor-<br />

stad van Antwerpen, waar hij vrederechter werd in het pas opge-<br />

richte kanton. Hij zal er zich goed op zijn plaats hebben gevoeld,<br />

want het had een vlaamse vierschaar en een vlaamse rechter.<br />

Daar werd hij zwaar beproefd in wat hem het dierbaarst was. Op<br />

8 augustus 1895 verloor hij onverwachts zijn echtgenote, die twintig<br />

jaar lang met zoveel opgewektheid, genegenheid en toewijding<br />

lief en leed met hem had gedeeld. Zij stierf al te vroeg, nog pas<br />

veertig jaar oud. Van hun zeven kinderen was het oudste toen 19,<br />

het jongste 6 jaar. De omstandigheden waaronder zij overleed,<br />

maakten dit verlies des te tragischer. Zij was reeds geruime tijd<br />

ziekelijk en voelde zich afwisselend nu eens wat beter, dan weer<br />

minder goed, zonder dat haar toestand gevaarlijk leek. Die dag<br />

had zij het bed moeten houden. Frederik en zijn oudste zoon<br />

bevonden zich te Diest, op bezoek bij zijn zuster Marie. De oudste<br />

dochter was in retraite op haar kostschool te Gent. Alleen de vier<br />

jongste kinderen waren thuis. De twee dochtertjes, Anna (12 j.)<br />

en Henriette (10 j.), die haar na het avondeten gezelschap hadden<br />

gehouden en waarmee zij opgewekt had gepraat, had zij naar hun<br />

kamer laten gaan om hun nachtgoed aan te trekken. Toen zij terug-<br />

kwamen om haar goede nacht te wensen, troffen zij haar levenloos<br />

op bed aan. De opgewektheid was van toen af verdwenen uit het<br />

prachtige huis, dat Frederik had laten bouwen in hun nieuwe<br />

woonplaats. Er bestaat een groepsfoto van het gezin, met in hun<br />

midden een groot portret van de gestorven echtgenote en moeder,<br />

versierd met een zijden lint. Het verzinnebeeldt, hoe zij in hun<br />

gedachten en genegenheid blijvend aanwezig was 55.<br />

55 Dit portret bevindt zich in het familiearchief. Zijn boek Diest in de lie en<br />

18e eeuwen, Gent-Diest, 1897, draagt hij aan haar nagedachtenis op. Op de eerste<br />

bladzijde staat een portretje van haar in ovaalvorm. Daaronder een doodskruisje. Dan<br />

volgt deze tekst:<br />

U, LleVe EChtgenoote<br />

Victoria JULIa Marie Josepha DeLVaUX<br />

zoo goed als Vrouw en Moeder<br />

die ons aloude Diest liefhad<br />

en,


De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 111<br />

Een zware slag trof Frederik eveneens, toen zijn oudste zoon<br />

Frederik op 10 april 1900 na een langdurige ziekte overleed, nog<br />

geen 24 jaar oud. Veel zorg baarden hem de grilligheden van zijn<br />

zoon Rodolf, die vaak onaangenaamheden in de huiselijke kring<br />

veroorzaakten. Diens huwelijk in november 1901 met een meisje<br />

ver beneden zijn stand, leidde er ten) slotte toe, dat Frederik hem<br />

de toegang tot zijn huis weigerde. Al hield Frederik veel van zijn<br />

kinderen, hij probeerde steeds meer afleiding te zoeken in drukke<br />

werkzaamheden, om zo het gevoel van leegte en eenzaamheid te<br />

verzetten dat hem vervulde. De kinderen zagen hem door de dag<br />

zelden ; een groot deel van zijn vrije tijd bracht hij door op zijn bureel,<br />

bezig met de voorstudie en het schrijven van zijn boeken. Diest<br />

lag hem nog na aan het hart; hij keerde er dikwijls terug en onderhield<br />

een levendig contact met oude bekenden daar. De geschiedenis<br />

van Diest had zijn grote belangstelling. Daaraan danken wij<br />

de drie historische werken over zijn vaderstad 56. Daarnaast leverde<br />

hij ook nog bijdragen aan tijdschriften en kranten ; hij was van<br />

nature een publicist. Ook was hij een actief lid van verschillende<br />

verenigingen. Hij behoorde tot het hoofdbestuur van het Davidsfonds,<br />

was lid van de Zuidnederlandse Maatschappij van Letterkunde,<br />

stichter van de plaatselijke afdeling van het Davidsfonds<br />

en lid van de Cleynaertskring te Diest. Om zijn velerlei verdiensten<br />

werd hij in 1901 tot ridder in de Leopoldsorde verheven. Ook<br />

werd hij vereerd met de medalje eerste klasse Pro Ecclesia et<br />

Pontifice.<br />

Op een van zijn visitekaartjes staat een kort, maar hartelijk<br />

briefje, gedateerd 7 november 1896. Het is gericht aan een van<br />

in *t Walenland geboren,<br />

onze Vlaamsche taal<br />

van jongs af leerdet lezen en spreken,<br />

worden deze bladzijden<br />

Als de innigste hulde des herten,<br />

tot zalig aandenken<br />

opgedragen.<br />

De eerste twee regels vormen een chronicon van het jaar, waarin het boek werd<br />

uitgegeven : 1897.<br />

56 Diest in de zeveniiende en achttiende eeuwen. Geschiedkundige bijdrage, Gent-<br />

Diest, 1897, 398 biz. ; Diest in den Patriotten tijd. Geschiedkundige bijdrage, Gent-<br />

Diest, 1892, 252 biz. ; Diest in den Sansculottentijd. Geschiedkundige bijdrage,<br />

Gent-Diest, 1900, 384 biz. In het familiearchief bevindt zich verder een niet uit<br />

gegeven handschrift, getiteld Keizer Karel. Het bestaat uit vier schrijfboeken, samen<br />

263 biz. en is gedateerd 18 januari 1902,


112 De Familie Dr MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

zijn dochters, die op pensionaat is en daar maar moeilijk kan wen-<br />

nen. Typerend is dit briefje, hoe haastig en kort ook, zowel voor<br />

zijn vaderlijke belangstelling en genegenheid, als voor de herinne-<br />

ring aan Diest, die in deze familiekring bewaard bleef. Frederik<br />

belooft, haar nog voor de helft van de maand te komen bezoeken ;<br />

in het begin van de week zullen zij haar een en ander sturen. Dan<br />

vertelt hij haar de laatste nieuwtjes over Diest, waar hij van<br />

maandag- tot donderdagavond is geweest; onder andere, dat de<br />

straten er thans verlicht zijn door ,,lichtmaaikens" 57. Hij' eindigt :<br />

,,Bid goed voor maman" 58.<br />

In 1898 schreef hij een tweede memorandum over de aangelegenheid,<br />

die zich in de jaren 1870-1872 afspeelde tussen de familie<br />

Di Martinelli en de kruisheren 59. Ditmaal telt het vier bladzijden,<br />

formaat 21 X 12 cm. Het is gedateerd op 24 april en eveneens in<br />

het frans geschreven. Hij heeft het eerste er nog eens op nagelezen.<br />

De indruk, die hem van die lectuur is bijgebleven is, dat de kruis<br />

heren op zijn minst met de grootste onhandigheid zijn opgetreden.<br />

Als zij er de voorkeur aan hadden gegeven om... discreet te<br />

handelen tijdens het leven van zijn oom, na diens dood, en vooral<br />

nadat Frederik het verlangen had te kennen gegeven om te kopen,<br />

dan hadden zij hem openhartig moeten verwittigen.<br />

De geheime akte, dus die van 28 mei 1870, maakte een onmiddellijke<br />

verklaring noodzakelijk. Waarom moesten immers de<br />

17000 francs pas tien jaar na de dood van oom Frederic betaald<br />

worden, en zonder interest ? Hij noteert daarbij, dat in het ontwerp<br />

van erkenning, opgemaakt door advocaat Versluyser, met<br />

geen woord gekikt wordt over de verplichting tot het opdragen<br />

van de missen.<br />

Uit dit memorandum valt op te maken, dat tien jaar nadien, dus<br />

in 1880, Frederik Di Martinelli, zijn advocaat mr. Jacobs en prior<br />

57 De nieuwe straatverlichting door middel van gas ; gloeikousjes.<br />

58 Op de eerste bladzijde van zijn boek Diest in den Patriottentijd staat de<br />

volgende opdracht afgedrukt:<br />

Onze Kinderen :<br />

Frederik, Marguerite, Albert, Rodolf,<br />

Anna, Henriette, Paul<br />

ter aanwakkering<br />

om immer houwe en trouwe Christenen en Burgers te zijn,<br />

Vaderlijk Opgedragen.<br />

59 Familiearchief.


De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 113<br />

Van Giersbergen zijn samengekomen ten huize van mr. Smolders,<br />

de advocaat van de kruisheren, als een laatste poging tot verzoe-<br />

ning. Bij die gelegenheid haalde prior Van Giersbergen een papier-<br />

tje te voorschijn, waarop in zijn handschrift stond : ,,Eene dagelijksche<br />

lezende mis tot intentie van de gever (f. 2.00) gedurende<br />

negen achtereenvolgende jaren : te beginnen den 7 Mei 1800 drie<br />

en zeventig". Frederik vindt dit maar benepen en vraagt zich bovendien<br />

af, waarom dit nooit aan de erfgenamen is meegedeeld, noch<br />

door de oom, noch door de kruisheren. Toch zou dit juist geschikt<br />

zijn geweest om de gemoederen tot bedaren te brengen.<br />

Naar zijn mening moeten de kruisheren de fout voelen die zij<br />

hebben begaan. Die fout verschafte Frederik het wapen van artikel<br />

911 van de Code Civil60. Welnu, die incapable was de orde van de<br />

kruisheren. Onbetwistbaar is, dat zij het alleen aan hem te danken<br />

hebben als zij heden nog eigenaars zijn van hun tuin en van de<br />

gebouwen aan de achterkant bij de uitgang aan de zijde van de<br />

Veemarkt. Vervolgens zou hij willen weten, of de missen die aan<br />

zijn oom zijn beloofd, ook werkelijk gelezen zijn, op welke voorwaarden<br />

en tegen welk stipendium. Hij gaat er van uit, dat een<br />

godsdienstig man als zijn oom, behalve de vier bedongen jaargetijden,<br />

het celebreren van die missen moet, of minstens kan gewild<br />

hebben. Dit is voldoende reden om een accoord te sluiten met het<br />

oog op de uitvoering van die laatste wil. Frederik is hiertoe<br />

bereid61.<br />

ONDERHANDELINGEN OVER DE TERUGKOOP DOOR<br />

DE KRUISHEREN VAN HET HUIS AAN DE KOESTRAAT<br />

(1899-1901)<br />

In het kloosterarchief te Diest bevindt zich een uitvoerige<br />

correspondentie tussen prior L. Honhon, die in 1893 prior te Diest<br />

60 ,,Toute disposition au profit d'un incapable sera nulle, soit qu'on la deguise<br />

sous la forme d'un contrat onereux, soit qu'on la fasse sous le nom de personnes<br />

interposees".<br />

61 Al eerder had Di Martinelli een verzoenend gebaar gemaakt. In 1892 stuurde<br />

hij een exemplaar van zijn pas uitgekomen boek, Diest in den Patriottentijd aan de<br />

kruisheren van Diest. Op de bianco pagina die aan het titelblad voorafgaat, heeft<br />

hij de volgende woorden geschreven :<br />

Aan 7 Klooster der W.E. Kruisheeren.<br />

Hulde des schrijvers F. Di Martinelli.


114 De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

was geworden, en vrederechter Frederik Di Martinelli te Borger-<br />

hout. Uiteraard zijn de meeste ervan door de laatste geschreven ;<br />

copieen van hun brieven werden er destijds door de kruisheren<br />

maar zelden gemaakt, wel concepten wanneer dat van belang werd<br />

geacht. Het resultaat van die onderhandelingen zou worden, dat<br />

althans het woonhuis opnieuw in het bezit van de kruisheren kwam.<br />

Het verzoek om het huis aan hen te verkopen is waarschijnlijk van<br />

prior L. Honhon uitgegaan. In een brief van 11 januari 1899 aan<br />

de prior schrijft Frederik : ,,Ik heb u de redenen opgegeven waarom<br />

ik tot de bedoelde verkooping zou kunnen besluiten. Deze zou<br />

evenwel moeten gebeuren op zulke wijze, dat ik, tegenover mijne<br />

kinderen, op eenen voldoenden prijs zou kunnen wijzen ; boven-<br />

dien, dat mijne zuster, als bewoonster, vrede zou hebben met de<br />

overeenkomst" 62. De prior schijnt nogal bezwaar te hebben tegen<br />

de gevraagde prijs. Frederik wijst er dan op, dat hij, behalve de<br />

koopprijs in 1872, rond de 10.000 francs besteed heeft aan onder-<br />

houd en herstel van het huis63.<br />

Uit een brief van de vrederechter, gedateerd op 16 januari 1899,<br />

blijkt, dat hij het huis indertijd heeft teruggekocht en dat de<br />

toeeigening alleen al 10.000 francs heeft gekost; hij vraagt er nu<br />

15.000 francs voor. De prior schijnt nogal een zwaar hoofd te<br />

hebben gehad in het rendement van goede burgerwoningen te<br />

Diest. Die vermoedens lijken Di Martinelli al te somber. Het huis<br />

is een goed en geriefelijk renteniershuis waarmee hij te Borgerhout<br />

volkomen tevreden zou zijn. Het ligt op een gunstig punt en een<br />

dergelijke woning wordt te Diest nog zeer gemakkelijk verhuurd.<br />

Vooral interessant is het slot van deze brief : ,,Mijn schrijven<br />

strekte om ons wat nader bij elkander te brengen, en werd een<br />

mondelingsch onderhoud verlangd, dan zou ik trachten dezer<br />

dagen naar Diest te gaan". Hieruit wordt al duidelijk, dat Frederik<br />

oprecht verlangt de goede relaties van weleer met de kruisheren<br />

van Diest te herstellen ; hij had het huis evengoed aan anderen<br />

62 Marie Di Martinelli is 3 September 1835 te Diest geboren als eerste kind van<br />

Guillaume Leopold Di Martinelli en Catharina Wellens. Zij bleef ongehuwd. In het<br />

bevolkingsregister 1846-1866 staat bij haar naam vermeld, dat zij op 19 december<br />

1859 naar Doornik was verhuisd. Naderhand is zij weer naar Diest teruggekeerd ;<br />

in 1872 woonde zij in ieder geval in het huis aan de Koestraat aldaar. Zij was een<br />

zeer vrome dame die, weer of geen weer, elke morgen al om zes uur voor de<br />

kruisherenkerk stond te wachten, tot de koster de deur openmaakte.<br />

63 A.K.D., 011.2. : 11.


De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 115<br />

kunnen verkopen. Hoezeer hem dit ernst was, zal in het vervolg<br />

steeds meer blijken64.<br />

Op 22 januari 1900 vangt hij zijn brief aldus aan : ,,Zeer vertrouwelijk<br />

wil ik U.E. schrijven waarover ik een onderhoud verlangde.<br />

Het huis met aanhoorigheden door mijne zuster bewoond,<br />

is thans haar eigendom. Daarom heb ik evenwel niet afgezien van<br />

't ontwerp waar wij eens over gesproken hebben : een middel te<br />

vinden om dat huis weer bij het klooster te voegen. Desaangaande<br />

heb ik mijne zuster gepolst, en ik verneem verstaan te hebben, dat<br />

wij in grondbegin eens zijn". Zijn zuster heeft het huis overgenomen<br />

tegen 14.000 francs. Hij stelt dan voor, dat de prior het voor<br />

hetzelfde bedrag overneemt, maar 10.000 francs daarvan zouden<br />

dan betaald worden in goede werken ; tegen de jaarlijkse interest<br />

zouden er dan, ten eeuwigen dage, een aantal missen tot intentie<br />

van de familie Di Martinelli worden gelezen. Zijn zuster, die<br />

69 jaar is geworden, zou het huis dan tot haar dood mogen blijven<br />

bewonen en alleen de grondlasten hoeven te betalen... Het innigste<br />

verlangen naar eene overeenkomst bezielt mij" 65.<br />

In een schrijven van 24 januari 1900 laat magister generaal<br />

H. Hollmann aan Honhon de beslissing over tot het al of niet<br />

aankopen van het huis, maar onder beding van zijn goedkeuring66.<br />

Het kloosterarchief bevat ook het ongedateerde concept van wat<br />

Honhon aan Di Martinelli heeft teruggeschreven. De prior is van<br />

mening dat, door elkander een weinig tegemoet te komen, zij wel<br />

tot een accoord zullen geraken. Als hij het goed begrepen heeft,<br />

behoeven er slechts 4000 francs betaald te worden. Wel heeft hij<br />

bezwaren tegen de wijze waarop Frederik hem voorstelt de betaling<br />

van de overige 10.000 francs aan de kruisheren kwijt te schelden.<br />

Op deze manier immers schijnt deze dit bedrag als eeuwigdurend<br />

servituut op het huis te willen leggen, om namelijk voor de interesten<br />

missen te lezen. Dit zou in een andere vorm gedaan moeten<br />

worden. Anders komt de eigendom nooit vrij en kan door niemand<br />

naar verkiezing gebruikt worden. De prior stelt voor, dat Di<br />

Martinelli een fundatie maakt, bij voorbeeld voor zichzelf en zijn<br />

nakomelingen. Dan konden de kruisheren de verplichting op zich<br />

64 A.K.D., 011.2. : 17.<br />

65 A.K.D., 011.2. : 10.<br />

66 A.K.D., 011.2. : 16.


116 De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

nemen om een deel van de som te beleggen in een binnenlands<br />

fonds. Tegen de percenten daarvan zouden de missen gelezen<br />

kunnen worden op gestelde dagen. Di Martinelli zou dan zelf het<br />

stuk kunnen kiezen. Het risico zou dan komen te liggen op het<br />

stuk, en niet bij de kruisheren. In dat geval zou die kwestie een<br />

afzonderlijk contract vormen buiten het koopcontract om en wor<br />

den afgedaan door een eenvoudige kwitantie, zoals dat altijd<br />

gebeurt. Voor Di Martinelli zou dat hetzelfde zijn en voor de<br />

prior niet zo lastig. Tegen het vrij wonen van mejuffrouw Marie<br />

zal weinig bezwaar zijn, mits het huis goed wordt onderhouden.<br />

Graag zou de prior nog wat uitstel hebben, om te kunnen overleg-<br />

gen met procurator F. De Bie, die wegens familieomstandigheden<br />

afwezig is. De voornaamste reden die de prior beweegt om een<br />

bod te doen op het huis, is de vrees dat bij vertrek van mejuffrouw<br />

Marie er soms een familie of zaak in komt, die1 voor het klooster<br />

lastig of ontstichtend zou zijn. Hij biedt aan naar Antwerpen te<br />

komen om alles mondeling te bespreken. Ook troost hij de vrede-<br />

rechter bij het verlies van diens oudste zoon Frederik, die kort<br />

te voren was overleden. De brief moet dus kort na 10 april 1900<br />

zijn geschreven. Hij eindigt met de wens : ,,God geve dat wij<br />

beiden Zijn Wil mogen volbrengen, tot beider blijdschap en tevre-<br />

denheid" 67.<br />

Uit alles blijkt, dat de verhouding tussen beide partijen een<br />

volkomen openhartige en zelfs vriendschappelijke was geworden.<br />

Per brief van 27 September 1901 ontvangt de prior het ontwerp<br />

van een zogenaamde contre-lettre68, dat Di Martinelli, zoals hij<br />

schrijft, stante pede et currente calamo heeft gemaakt. Hij verzoekt<br />

Honhon het na te kijken en met zijn opmerkingen terug te sturen,<br />

en tekent dan met de meeste achting. Wat deze geheime akte<br />

inhield, wordt duidelijk uit een stuk, geschreven door de vrede-<br />

rechter zelf, waarin Lambert Honhon, prior van 't klooster der<br />

kruisheren te Diest, en Frans De Bie, kruisheer te Diest, verklaren :<br />

,,dat zij bij deze uit handen van den Heer Frederik Di Martinelli,<br />

Vrederechter te Borgerhout, ontvangen hebben de som van veer-<br />

tienduizend frank, zijnde de koopprijs van het huis in de Koestraat,<br />

67 A.K.D., 011.2. : 15.<br />

68 Een geheime akte, waardoor men afwijkt van datgene wat bedongen is in een<br />

openlijk contract.


De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST 117<br />

te Diest, waarvan de koopacte overlegd is geworden voor meester<br />

Paul Deckers, notaris te Borgerhout, op heden vierentwintig Octo<br />

ber negentienhonderd en een" e9. Verder behoudt dan Marie Di<br />

Martinelli tijdens haar leven het vruchtgebruik van het huis. De<br />

twee bovengenoemde ondergetekenden verplichten zich van hun<br />

kant om, bij het overlijden van Maria Di Martinelli of wanneer<br />

zij het bedoelde huis niet meer zou bewonen, aan Frederik Di<br />

Martinelli of zijn rechthebbenden 4000 francs te betalen, waarmee<br />

zij de voile beschikking over het huis hebben. Van zijn kant<br />

verbindt de vrederechter zich het enkel te laten bewonen door zijn<br />

zuster en het aan niemand anders te verhuren. Dan volgen de<br />

bepalingen omtrent het geschonken bedrag van 10.000 francs om<br />

missen voor te lezen ". Volgens de akte van verkoop was het huis<br />

met de erbij behorende gebouwen 4 aren en 80 centiaren groot71.<br />

Door openhartig overleg en wederzijdse inschikkelijkheid en<br />

begnp, die zowel prior Honhon als vrederechter Di Martinelli<br />

eer aandoen, kwam er zodoende een glukkig einde aan de jarenlange<br />

verwijdering en onenigheid ". Het is de niet geringe verdienste<br />

van prior Honhon, die het toch wel wat gewaagde initiatief<br />

heeft willen nemen tot het opheffen van deze wantoestand, een<br />

gebaar ovengens, dat de vrederechter van harte en met een grote<br />

edelmoedigheid heeft beantwoord. Beiden waren even gelukkie<br />

met het bereikte resultaat en het klooster heeft daar wel bij gevaren<br />

Dit bewogen drama vond dus een blij eindigende ontknopine<br />

dank zij de voortreffelijke tegenspelers, die graag van vijanden<br />

vnenden werden.<br />

De kruisheren van Diest hebben zich zo spoedig mogelijk van<br />

hun geldehjke verplichting aan mejuffrouw Maria Di Martinelli<br />

gekweten. Een gezegelde verklaring, gedateerd te Diest 11 juli<br />

1904 en ondertekend door Maria Di Martinelli, prior L Honhon<br />

en procurator F. De Bie, toont aan, dat van de 4000 francs die deze<br />

twee kruisheren zich verplicht hadden na haar dood te storten op<br />

28 October 1901 drieduizend francs en op 25 juni 1902 duizend<br />

francs waren betaald. En verder, dat onmiddellijk na haar over-<br />

69 A.K.D., 011.2.: 6.<br />

70 Familiearchief.<br />

71 A.K.D., 011.2. : 8.


118 De Familie DI MARTINELLI en de KRUISHEREN te DIEST<br />

lijden er 500 missen tot haar intentie zouden worden gelezen73.<br />

Toen zij op 27 februari 1912 stierf, kwamen de kruisheren dus in<br />

het volledig bezit van het huis en hadden zij aan de financiele<br />

voorwaarden daartoe reeds lang voldaan.<br />

Frederik Jan Willem Di Martinelli was intussen reeds op 10 augustus<br />

1903 te Borgerhout overleden. Op de rouwcirculaire staat,<br />

onder de namen van zijn kinderen en hun echtgenoten, ook die<br />

van mevrouw Armand Alestienne. Dit getuigt van de blijvende<br />

vriendschap en dankbaarheid voor de tante, in wier huis zijn<br />

echtgenote van kindsbeen a£ was opgevoed en tot haar huwelijks-<br />

dag mocht verblijven.<br />

Er zijn nog drie kleindochters van vrederechter Frederik Jan<br />

Willem Di Martinelli in leven ; madame Marguerite Eeman-Mathy,<br />

kind van zijn oudste dochter Marguerite ; madame Gabrielle De<br />

Roo-De Hasque te Leuven, kind van zijn tweede dochter Anna ;<br />

madame Paula Berchmans-Di Martinelli te Diest, kind van zijn<br />

derde zoon Rodolf.<br />

Hiermee is de schets beproefd van een conflict, dat gedurende<br />

enkele tientallen jaren zijn invloed heeft uitgeoefend op het gedragspatroon<br />

van de Diesterse kruisheren. Het is een niet altijd<br />

even stichtelijk, maar wel een heel menselijk verhaal. En als<br />

zodanig staat het niet alleen. Wie historisch verantwoord wil<br />

schrijven, is nu eenmaal aangewezen op de bestaande bronnen. De<br />

raadpleging ervan kan soms wel wat teleurstellende ervaringen<br />

opleveren, waar we het anders zouden wensen en ook verwachten.<br />

In feite zullen dergelijke documenten ons nooit in staat stellen het<br />

verleden volledig te herscheppen en het gebeurde alzijdig te belichten.<br />

Toch vormen zij de enige waarborg om de waarheid daaromtrent,<br />

zo goed als tenminste menselijkerwijze mogelijk is, te<br />

achterhalen. En daarom gaat het in de geschiedschrijving. Ook<br />

hierin kennen wij slechts ten dele en blijft dit weten vatbaar voor<br />

nieuwere inzichten en ontdekkingen.<br />

J. SCHEERDER, O.S.C<br />

73 A.K.D., 011.2.: 5. Toen na de tweede wereldoorlog vele van de bestaande<br />

fundaties bij de kruisheren vanwege te geringe opbrengst werden gereduceerd (dit<br />

met verlof van Rome en na overleg met de overlevende familieleden), bleven de<br />

17 jaargetijden van de familie Di Martinelli, uit dankbaarheid, onaangeroerd (zie<br />

boek der fundaties van het klooster).


DRUK N.V. VONKSTEEN<br />

MARKTPLEIN 33<br />

8920 LANGEMARK


<strong>CLAIRLIEU</strong><br />

Tijdsfhrift gswijd geschiedenh van de Kni'isheren<br />

r.icbijiii r op sngei . • blad<br />

in eenmadl op<br />

/ tils dubbele faafsctng op minslei wndefd bla<br />

Artikels ■ .■ elingen cum de redakl'te, gel/eve wen ie zenden aan .'<br />

s.c, Sint-OdiliaLiew 30, B-3581 Athel (Belgie),<br />

V')': I E :<br />

Voor NEDERLAND :<br />

ADRESSEN VAN DE MliDKWERKERS :<br />

Kr/ttg ,,Cla'trlieu"<br />

loosf, • Achel.<br />

ckemalaan 10, NL<br />

. lairlieu, Achel.<br />

Adminislmteur Clahiieu, Amenjoort.<br />

P. VAN DEN BOSCH, Kreuzherrenklpstet St Odilia, Kreugherren-<br />

gtrasse 55, DL-53 Bonn-Beucl 1.<br />

A. VAN DE PASCH, Kluosterla.in 26, I r<br />

A. B Archives de J'Evti. I ['Evsche<br />

J. SCHEERDER, Kniiulierenhioosler, Da; inalaan 10, NL -

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!