inseminatiestal - Varkens

topigs-topmanagement
Inseminatiemanagement
Met de inseminatie legt u de basis voor goede resultaten op uw zeugenbedrijf.
Deze handleiding biedt u informatie over de biologische aspecten die bij de vruchtbaarheid van
de zeugen een rol spelen. Daarnaast krijgt u tips voor het uitvoeren van de inseminatie.
De eicellen
• Het aantal bevruchte eicellen per inseminatie
hangt af van het aantal eicellen dat ovuleert
en het bevruchtingspercentage van deze
eicellen.
• Het aantal eicellen dat ovuleert hangt samen
met de genetische aanleg van de zeug en
vooral een goed management in de kraamen
inseminatiestal.
• Het management op het bedrijf bepaalt voor
maar liefst 83% het aantal biggen dat een zeug werpt.
De ovulatie
• De ovulatie is in het laatste derde deel van de bronst.
• De ovulatie duurt 1-3 uur.
• Na ongeveer tweederde van de staflex vindt de ovulatie plaats.
Het inseminatiemoment
• De bevruchting van de eicellen gebeurt in de eileider. Op het moment dat
de eicellen ovuleren moet het sperma al in de eileiders zijn. Eicellen kunnen
24 uur overleven, sperma 24 tot 30 uur.
• Inseminaties 0-24 uur voor de ovulatie en tot 6 uur na de ovulatie zijn het
meest succesvol.
• Insemineren na de ovulatie verhoogt het risico op baarmoederontstekingen
en witvuilen.
inseminatiestal
Het sperma
• Om de kwaliteit van het sperma te
bewaken, is het verstandig niet meer
sperma mee te nemen naar de
inseminatiestal dan nodig.
• Bewaar het sperma ook in de stal liefst
donker en bij een temperatuur van
17 graden Celsius.
Algemeen
• Gebruik bij het insemineren een kar waarop u alle benodigde materialen kwijt kunt:
- Pipetten
- Koelbox voor sperma
- Handschoenen
- Glijmiddel, enzovoort.
• Gebruik een notitieboek om alle bijzonderheden van het inseminatiecentrum
vast te leggen. Zo kunt u bij problemen altijd terugkijken of er bijzonderheden
bij het insemineren waren. Denk daarbij aan:
- Vaccinaties van de zeugen
- Extreme weersomstandigheden
- Veranderingen in de voeding
- Kwaliteit stareflex bij de zeugen
- Andere opvallende zaken.
05 . 2011.DZM . 2 .03

Inseminatiemanagement
Insemineren in 6 stappen
1
2
3
Stap 1: Stareflex oproepen
• Roep de stareflex op door
stimulering met een beer.
• Plaats een dekbeugel op de rug
van de zeug.
• Bepaal met zekerheid dat de zeug
tijdens het insemineren, minimaal
10 minuten lang een goede
stareflex heeft.
Stap 2: Hygiëne
• Was uw handen voordat u met insemineren
begint. Werk hygiënisch met schone kleding en
wegwerpartikelen.
• Reinig indien nodig, de vulva van de zeug met
schoon, droog papier.
Stap 3. Voorbereiden van de pipet
• Gebruik een nieuwe
wegwerppipet
• Doseer glijmiddel op het voorste
deel van de pipet
.
4
5
6
Stap 4: Invoeren van de pipet
• Houd met één hand de vulva van de zeug open en voer de pipet met de
andere hand langzaam naar binnen. Geleid de pipet daarbij langs de
bovenzijde zodat deze niet in de blaas van de zeug kan komen.
- Spiraalvormige pipetten: draai deze tegen de klok in, totdat u een
sterke tegenstand voelt. De kop van de pipet zit dan in de cervix. Trek
nu de pipet een klein stukje terug om te voelen of de pipet goed
vastzit in de cervix.
- Knopvormige pipetten: schuif of draai deze op de juiste plaats in de
cervix.
Stap 5: Sperma inbrengen
• Plaats de spermatube op de pipet en zet hem vast met een klem.
• De klem hangt met een elastiek aan de lijn bovenlangs de
inseminatieboxen.
• Laat de zeug het sperma in alle rust opnemen.
Stap 6. Inseminatie afsluiten
• Stimuleer de zeugen nog 15 minuten lang. Laat de beren zolang voor de
zeugen staan.
• Haal de pipet uit de zeug en neem de dekbeugel af.
• Noteer de inseminatie met zeugnummer, datum en beernummer (samen
met eventuele bijzonderheden) in het zeugenmanagementsysteem.
inseminatiestal