rijbewijs op school - EPYC for e-Learning
rijbewijs op school - EPYC for e-Learning
rijbewijs op school - EPYC for e-Learning
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
2012/2013<br />
<strong>rijbewijs</strong> <strong>op</strong> <strong>school</strong><br />
leidraad theorie voor de leerling
Inhoud<br />
1 Inleiding 2<br />
1.1 Basisbegrippen 2<br />
1.2 Voertuigen 3<br />
1.3 Toebehoren en documenten 5<br />
1.4 De bestuurder 7<br />
2 Openbare weg 10<br />
2.1 Delen van de <strong>op</strong>enbare weg 10<br />
2.2 Gebieden en wegen aangeduid door 12<br />
verkeersborden<br />
2.3 Gebruik van de <strong>op</strong>enbare weg 15<br />
2.4 Plaats <strong>op</strong> de <strong>op</strong>enbare weg 15<br />
3 Verkeerstekens 18<br />
3.1 Verkeerslichten 18<br />
3.2 Verkeersborden 23<br />
3.3 wegmarkeringen 41<br />
4 Bevelen en overtredingen 46<br />
4.1 Bevoegde personen 46<br />
4.2 Rangorde van de verkeersvoorschriften 48<br />
4.3 Overtredingen 49<br />
5 Voorangsregels 55<br />
5.1 Algemene regel: voorrang aan rechts 55<br />
5.2 Uitzonderingen <strong>op</strong> de algemene regel 55<br />
5.3 Voorrang bij een wegversmalling 56<br />
5.4 Gedrag aan kruispunten 57<br />
6 Snelheid 58<br />
6.1 Relatieve snelheidsbeperkingen 58<br />
6.2 Absolute snelheidsbeperkingen 59<br />
6.3 Remmen 60<br />
7 Manoeuvres en bewegingen 62<br />
7.1 Manoeuvres 62<br />
7.2 bewegingen 62<br />
8 Zwakke weggebruiker 67<br />
8.1 Fietsers en bromfietsers 67<br />
8.2 Voetgangers 68<br />
9 Autosnelwegen en autowegen 70<br />
9.1 Autosnelwegen 70<br />
9.2 Autowegen 71<br />
9.3 Gebruik van de retroreflecterende 71<br />
veiligheidsvest<br />
10 Verlichting en signalen 72<br />
10.1 Lichten 72<br />
10.2 Bijzondere lichten 74<br />
10.3 Geluidssignalen 74<br />
11 Lading 75<br />
11.1 Algemene regels 75<br />
11.2 Afmetingen 75<br />
11.3 Speciale ladingen 76<br />
12 Stilstaan en parkeren 77<br />
12.1 Algemene regels 77<br />
12.2 Stilstaan- en parkeerverbod 78<br />
12.3 Parkeerverbod 79<br />
12.4 Parkeerbeperkingen 80<br />
12.5 Achterlaten van voertuigen 82<br />
13 Ongeval en veiligheid 83<br />
13.1 Stoffelijke schade 83<br />
13.2 Gewonden of doden 83<br />
13.3 Eur<strong>op</strong>ees aanrijdings<strong>for</strong>mulier 84<br />
13.4 Hulp aan gewonden 85<br />
13.5 Vluchtmisdrijf 87<br />
13.6 Tunnels 87<br />
14 Technische kennis 89<br />
14.1 Controlehandelingen 89<br />
14.2 Banden 89<br />
14.3 Remmen 91<br />
14.4 Motorolie 91<br />
14.5 Koelvloeisof 91<br />
14.6 Remvloeistof 92<br />
14.7 k<strong>op</strong>peling 92<br />
14.8 katalysator 92<br />
14.9 accu 92<br />
14.10 verlichting 92<br />
14.11 De luchtfilter 93<br />
14.12 Winternazicht 93
2<br />
1 INLEIDING<br />
1.1 Basisbegrippen<br />
Weggebruiker: elke persoon die van de <strong>op</strong>enbare weg gebruik maakt als voetganger of als bestuurder.<br />
Voetganger: een persoon die zich te voet verplaatst.<br />
Worden gelijkgesteld met voetgangers:<br />
• personen <strong>op</strong> een voortbewegingstoestel die zich even snel verplaatsen als een voetganger;<br />
• personen die een kruiwagen, een kinderwagen, een rolstoel of een ander voertuig zonder motor dat geen bredere<br />
dan de voor de voetgangers vereiste ruimte nodig heeft, aan de hand leiden;<br />
• personen die een fiets of een tweewielige bromfiets aan de hand leiden.<br />
Bestuurder: iedereen die een voertuig bestuurt of trek-, last- of rijdieren of vee geleidt of bewaakt.<br />
Begeleider: de persoon die een leerling-bestuurder begeleidt bij het besturen van een voertuig.<br />
Openbare weg: een weg die ter beschikking wordt gesteld voor de weggebruikers in het algemeen.<br />
Openbare plaats:<br />
• een <strong>op</strong>enbare weg;<br />
• een <strong>op</strong>enbaar terrein dat vrij toegankelijk is voor het publiek (bv. een parking bij een warenhuis);<br />
• een niet-<strong>op</strong>enbaar terrein dat toegankelijk is voor bepaalde personen (bv. betalenden voor een privéparking of een<br />
afgesloten voetbal- of crossterrein).<br />
Het verkeersreglement geldt eigenlijk <strong>op</strong> de <strong>op</strong>enbare weg, maar wordt meestal ook toegepast <strong>op</strong> een <strong>op</strong>enbaar of niet<strong>op</strong>enbaar<br />
terrein. Strafrechtelijk wordt een verkeersinbreuk <strong>op</strong> een <strong>op</strong>enbaar of niet-<strong>op</strong>enbaar terrein niet vervolgd,<br />
behalve als er wordt gereden onder invloed van alcohol, bij vluchtmisdrijf, als er een ongeval met gewonden wordt veroorzaakt<br />
of als het voertuig niet verzekerd is.<br />
Stilstaand voertuig: een voertuig dat niet langer stilstaat dan nodig is voor het in- of uitstappen van personen of voor<br />
het laden of lossen. Het heeft daarbij geen belang hoelang dat precies duurt.<br />
Geparkeerd voertuig: een voertuig dat wel langer stilstaat dan nodig is voor het in- of uitstappen van personen of voor<br />
het laden of lossen. Het heeft daarbij geen belang of de bestuurder wel of niet aanwezig is.<br />
Gest<strong>op</strong>t voertuig: een voertuig dat omwille van omstandigheden in het verkeer, zoals een rood licht, een overstekende<br />
voetganger of een stilstaande file, halt moet houden.
1.2 Voertuigen<br />
Voertuigen zonder een motor kunnen niet <strong>op</strong> eigen kracht rijden, zoals rijwielen. Voertuigen met een motor, bedoeld om<br />
<strong>op</strong> eigen kracht te rijden, zoals bromfietsen of auto’s, zijn motorvoertuigen.<br />
1.2.1 Massa<br />
Elk voorwerp, dus ook elk voertuig, heeft een bepaalde massa. Ook de lading, of die nu bestaat uit personen of uit zaken,<br />
heeft een massa.<br />
Massa Definitie<br />
Eigen massa (bv. 1 300 kg) De massa van een rijklaar voertuig, zonder bestuurder, passagiers of lading.<br />
Ledige massa (bv. 1 200 kg) De massa van een voertuig, zonder brandstof, bestuurder, passagiers of lading.<br />
Laadvermogen (bv. 1 800 kg) De massa van de in het voertuig toegelaten lading. Het laadvermogen mag nooit<br />
overschreden worden.<br />
Maximale toegelaten massa<br />
(MTM) (bv. 3 100 kg)<br />
Massa in beladen toestand (MBT)<br />
(bv. bij vervoer van 500 kg zand:<br />
1 870 kg)<br />
De hoogst toegelaten massa van een voertuig, met bestuurder, passagiers en<br />
lading inbegrepen, bepaald door de constructeur van het voertuig.<br />
De massa van een voertuig, met bestuurder, passagiers en lading inbegrepen.<br />
1.2.2 Overzicht van voertuigen die met het <strong>rijbewijs</strong> B bestuurd mogen worden<br />
Voertuigen die met het <strong>rijbewijs</strong> B bestuurd mogen worden, hebben een MTM van hoogstens 3 500 kg en ten hoogste 8<br />
zitplaatsen, bestuurder niet inbegrepen.<br />
Voertuig Omschrijving<br />
Personenauto<br />
Auto voor dubbel gebruik<br />
Minibus<br />
Lichte vrachtauto<br />
Kampeerauto<br />
Driewieler met motor<br />
Vierwieler met motor<br />
Voertuig voor traag vervoer<br />
voor vervoer van personen<br />
ten hoogste acht zitplaatsen, bestuurder niet inbegrepen<br />
voor vervoer van personen en zaken<br />
MTM hoogstens 3 500 kg<br />
ten hoogste acht zitplaatsen, bestuurder niet inbegrepen<br />
voor vervoer van personen<br />
ten hoogste acht zitplaatsen, bestuurder niet inbegrepen<br />
carrosserie van hetzelfde type als van een lichte vrachtauto of autobus<br />
voor vervoer van zaken<br />
MTM hoogstens 3 500 kg<br />
voor vervoer en verblijf van ten hoogste acht personen, bestuurder niet inbegrepen<br />
binneninrichting blijvend aan koetswerk bevestigd<br />
MTM hoogstens 3 500 kg<br />
driewielig motorvoertuig dat geen bromfiets is<br />
ledige massa hoogstens 1 000 kg<br />
vierwielig motorvoertuig dat geen bromfiets is<br />
ledige massa hoogstens 400 kg (of 550 kg voor goederenvervoer)<br />
maximumsnelheid van 40 km/u<br />
landbouwtrekker of bosbouwtrekker<br />
MTM hoogstens 3 500 kg<br />
3
4<br />
1.2.3 Aanhangwagens<br />
Aanhangwagen voertuig om door ander voertuig te worden voortbewogen<br />
Caravan aanhangwagen waarin men kan overnachten<br />
1.2.4 Zitplaatsen en veiligheidsgordels<br />
• De bestuurder van een auto moet over een breedte van ten minste 55 cm beschikken.<br />
• Personen naast de bestuurder moeten elk over een breedte van ten minste 40 cm beschikken.<br />
• In een auto mogen niet meer personen zitten dan het aantal zitplaatsen met veiligheidsgordel of een ander bevestigingssysteem.<br />
• De bestuurder en alle passagiers van auto’s die aan het verkeer deelnemen, moeten de veiligheidsgordel dragen <strong>op</strong><br />
de plaatsen die ermee uitgerust zijn.<br />
• Kinderen tot 18 jaar moeten worden vervoerd in een aangepast kinderbeveiligingssysteem of moeten de gordel<br />
dragen.<br />
• Elk kind, kleiner dan 1,35 m, moet in een aangepast systeem worden vervoerd, zoals een babyzitje (tegen de rijrichting<br />
in), een kinderzitje of een verhogingskussen.<br />
• Wanneer een derde kinderbeveiligingssysteem niet mogelijk is omdat er al twee systemen geplaatst zijn, mag een<br />
derde kind, kleiner dan 1,35 m en ouder dan 3 jaar, de gordel dragen als het niet voorin het voertuig zit.<br />
• Bij incidenteel vervoer over korte afstand, als er geen of onvoldoende kinderbeveiligingssystemen beschikbaar zijn,<br />
mogen kinderen van 3 jaar of ouder en kleiner dan 1,35 m <strong>op</strong> de achterbank(en) worden vervoerd, indien zij de<br />
veiligheidsgordel dragen. Dit geldt niet voor kinderen waarvan een ouder het voertuig bestuurt.<br />
• De veiligheidsgordel en de bevestigingssystemen moeten <strong>op</strong> correcte wijze worden gedragen en gebruikt.<br />
Wie moet de veiligheidsgordel niet dragen?<br />
• Bestuurders die achteruitrijden.<br />
• Bestuurders van taxi’s, als zij een klant vervoeren.<br />
• Beambten van de Post, bij postbedeling en post<strong>op</strong>haling <strong>op</strong> plaatsen die kort bij elkaar gelegen zijn.<br />
• Bestuurders en passagiers van prioritaire voertuigen, als de aard van hun <strong>op</strong>dracht het rechtvaardigt.<br />
• Personen met een vrijstelling <strong>op</strong> grond van gewichtige medische tegenindicaties. Die vrijstelling moet <strong>op</strong> verzoek<br />
van een bevoegd persoon worden getoond.<br />
1.2.5 Banden<br />
De tekening van de hoofdgroeven van autobanden moet ten minste 1,6 mm diep zijn, behalve voor voertuigen voor traag<br />
vervoer. In de meeste banden is een slijtage-indicator aangebracht. Het linnen mag <strong>op</strong> geen enkele plaats zichtbaar zijn.<br />
Heringesneden banden zijn verboden <strong>op</strong> personenauto’s en auto’s voor dubbel gebruik. De twee banden <strong>op</strong> dezelfde as van<br />
personenauto’s en auto’s voor dubbel gebruik moeten van dezelfde structuur zijn.<br />
Elk merk vermeldt voor elk soort band en elk type voertuig de gewenste specifieke bandendruk. Die moet steeds zo goed<br />
mogelijk worden behouden. De druk moet in koude toestand gecontroleerd worden. Laat de bandendruk in geval van ijzel<br />
of sneeuw onveranderd, maar verhoog de druk voor je vertrekt voor een lange rit (meer dan een uur, ± 120 km/u) of bij<br />
een zwaardere lading (volle belasting). Overschrijd nooit de toegelaten maximumdruk. Lees daarom aandachtig het instructieboekje<br />
of kijk naar de aanduidingen <strong>op</strong> je voertuig. Bij sommige auto’s staat de bandendruk aangegeven <strong>op</strong> de klep<br />
van de brandstoftank of <strong>op</strong> de deur van de bestuurder.<br />
Sneeuwkettingen mag je alleen bij sneeuw of ijzel gebruiken, spijkerbanden enkel van 1 november tot 31 maart. Je maximumsnelheid<br />
is dan 60 km/u <strong>op</strong> gewone wegen en 90 km/u <strong>op</strong> autosnelwegen of wegen met vier of meer rijstroken.<br />
1.2.6 Toestand van het voertuig<br />
Auto’s <strong>op</strong> de <strong>op</strong>enbare weg<br />
• moeten voldoen aan de voorschriften van het verkeersreglement en van het technisch reglement van auto’s;<br />
• moeten in goede staat verkeren, en goed onderhouden zijn;<br />
• mogen aan de buitenkant geen gevaarlijke versieringen hebben en geen beschadigingen vertonen die de gevolgen<br />
van een ongeval kunnen verergeren.
Het is verboden<br />
• olie of brandstof <strong>op</strong> de <strong>op</strong>enbare weg te laten vallen;<br />
• door overdreven lawaai het publiek te hinderen of dieren te doen schrikken;<br />
• overdreven rook te veroorzaken;<br />
• overdreven luchtverontreinigende gassen te verspreiden;<br />
• de motor in vrijlo<strong>op</strong>stand herhaaldelijk te versnellen;<br />
• de motor in vrijlo<strong>op</strong>stand te laten draaien tenzij dat noodzakelijk is, bv. bij rood licht, in de file ...<br />
1.2.7 Slepen<br />
Een motorvoertuig mag alleen gesleept worden als<br />
• het niet meer <strong>op</strong> eigen kracht kan rijden;<br />
• het niet meer alle veiligheidswaarborgen biedt.<br />
Een nood- of hulpk<strong>op</strong>peling mag alleen gebruikt worden om het voertuig naar de plaats van herstelling te brengen, met<br />
een snelheid van hoogstens 25 km/u. Een voertuig dat met een nood- of hulpk<strong>op</strong>peling gesleept wordt, mag niet <strong>op</strong> de<br />
autosnelweg. Bevind je je daar toch, dan moet je de autosnelweg bij de eerste afrit verlaten. Als de afstand tussen het<br />
trekkend en het getrokken voertuig groter is dan 3 meter, moet de k<strong>op</strong>peling gesignaleerd worden door een rode lap of, als<br />
het voertuig verlicht moet zijn, door verlichting of een van <strong>op</strong>zij zichtbaar oranje licht.<br />
1.3 Toebehoren en documenten<br />
Een gevarendriehoek, een brandblustoestel, een verbandetui, een veiligheidsvest en een aantal documenten zijn verplicht<br />
in een auto. Zij moeten <strong>op</strong> verzoek getoond worden aan een bevoegd persoon. Bij elk voertuig horen ook andere zaken die<br />
niet verplicht maar wel nuttig zijn, zoals een reservewiel en een toestel voor handenvrij bellen.<br />
1.3.1 Toebehoren<br />
Gevarendriehoek<br />
In elke auto moet een gevarendriehoek aanwezig zijn. Een tweede gevarendriehoek wordt aanbevolen. De gevarendriehoek<br />
wordt gebruikt als het voertuig of de lading een gevaar betekent voor de andere weggebruikers:<br />
• bij een defect voertuig,<br />
• bij een ongeval,<br />
• bij geheel of gedeeltelijk verlies van lading.<br />
De gevarendriehoek moet geplaatst worden vóór het voertuig in de richting van het naderend verkeer,<br />
• <strong>op</strong> ten minste 100 meter <strong>op</strong> autosnelwegen,<br />
• <strong>op</strong> ten minste 30 meter <strong>op</strong> gewone wegen en autowegen,<br />
• binnen de bebouwde kom <strong>op</strong> plaatsen waar de afstand van 30 meter niet mogelijk is, <strong>op</strong> een kleinere afstand en<br />
eventueel zelfs <strong>op</strong> het voertuig;<br />
en zo dat hij zichtbaar is van <strong>op</strong> een afstand van ten minste 50 meter.<br />
Verbandetui<br />
In elke auto moet een verbandetui aanwezig zijn. In een taxi moet een verbandkist aanwezig zijn.<br />
Brandblustoestel<br />
In elke auto moet er zich een goedgekeurd brandblustoestel binnen het bereik van de bestuurder bevinden.<br />
Het moet <strong>op</strong> een in het oog vallende en gemakkelijk te bereiken plaats worden aangebracht en het moet altijd bedrijfsklaar<br />
zijn. De geldigheidsdatum <strong>op</strong> het blusapparaat mag niet zijn verstreken.<br />
Retroreflecterende veiligheidsvest<br />
In een auto moet een retroreflecterende veiligheidsvest aanwezig zijn.<br />
5
6<br />
1.3.2 Documenten<br />
De volgende, originele, documenten moeten bij het voertuig bewaard worden en getoond worden <strong>op</strong> vraag van een bevoegd<br />
persoon.<br />
Het gelijkvormigheidsattest<br />
Bij elke auto hoort een gelijkvormigheidsattest. De verk<strong>op</strong>er van een nieuw of gebruikt voertuig moet dit attest <strong>op</strong> het<br />
ogenblik van de verko<strong>op</strong> aan de k<strong>op</strong>er overhandigen.<br />
Het verzekeringsbewijs<br />
Elk motorvoertuig moet tegen derden verzekerd zijn. De bestuurder kan dit bewijzen door middel van zijn door de verzekeringsmaatschappij<br />
uitgereikte, internationale groene verzekeringskaart. Dit document moet altijd bij het voertuig aanwezig<br />
zijn. Een aanhangwagen met een MTM van meer dan 500 kg heeft een eigen verzekeringsbewijs nodig.<br />
Het kentekenbewijs of inschrijvingsbewijs<br />
Bij elke auto en bij elke aanhangwagen met een MTM van meer dan 750 kg, moet een kentekenbewijs aanwezig zijn, dat<br />
bewijst dat het voertuig bij de Dienst voor Inschrijving van de Voertuigen (DIV) is ingeschreven.<br />
Bij verlies of diefstal moet onmiddellijk aangifte bij de politie worden gedaan. Bij verandering van woonplaats moeten de<br />
nodige wijzigingen bij de gemeentelijke administratie worden aangevraagd. Bij verko<strong>op</strong> blijft het bewijs bij het voertuig.<br />
De kentekenplaat<br />
Elke auto en elke aanhangwagen met een MTM van meer dan 750 kg moet achteraan zijn uitgerust met een eigen kentekenplaat.<br />
Auto’s moeten vooraan uitgerust zijn met een reproductie ervan. Aanhangwagens met een MTM van minder dan<br />
750 kg moeten achteraan zijn uitgerust met een reproductie van de kentekenplaat van het trekkend voertuig.<br />
De kentekenplaat is persoonlijk en wordt uitgereikt <strong>op</strong> naam van de persoon die de inschrijving van het voertuig aanvraagt.<br />
Zij kan door de houder niet worden afgestaan aan een ander persoon.<br />
Bij verko<strong>op</strong> van het voertuig moet de eigenaar de kentekenplaat terugsturen naar de Dienst voor Inschrijving van de Voertuigen<br />
(DIV), als hij zich binnen vier maanden geen ander voertuig aanschaft. Bij verlief of diefstal moet hij onmiddellijk<br />
aangifte doen bij de politie. De kentekenplaat mag niet overdekt worden, zelfs niet door een doorzichtige stof.<br />
Het autokeuringsbewijs<br />
Bij elk voertuig dat aan de technische controle is onderworpen en <strong>op</strong> de <strong>op</strong>enbare weg rijdt, moet een geldig keuringsbewijs<br />
zijn.<br />
Het keuringsvignet<br />
Een keuringsvignet vermeldt de geldigheidsduur van het keuringsbewijs voor bedrijfsvoertuigen. Dit vignet moet rechts <strong>op</strong><br />
de binnenzijde van de voorruit worden aangebracht, of voor aanhangwagens in de nabijheid van de kentekenplaat.
1.4 De bestuurder<br />
1.4.1 Vereiste minimumleeftijd<br />
Rijbewijs Voor bestuurders Minimumleeftijd<br />
/<br />
/<br />
/<br />
A3<br />
G<br />
/<br />
B voorl<strong>op</strong>ig<br />
B voorl<strong>op</strong>ig<br />
B<br />
B<br />
B, C1, C of G<br />
B<br />
• van rijdieren, als ze begeleid worden<br />
door een ruiter van minstens<br />
21 jaar<br />
• van niet-ingespannen trekdieren<br />
• van last- of rijdieren of van vee<br />
• van bromfietsen zonder passagier<br />
• van landbouwtractoren met een<br />
MTM van ten hoogste 20 ton<br />
• van bespannen voertuigen<br />
• die houder zijn van een voorl<strong>op</strong>ig<br />
<strong>rijbewijs</strong> met begeleider<br />
• die houder zijn van een voorl<strong>op</strong>ig<br />
<strong>rijbewijs</strong> zonder begeleider<br />
• van personenauto’s<br />
• van driewielers of vierwielers met<br />
motor<br />
• van alle landbouwtractoren<br />
• van auto’s voor bezoldigd vervoer<br />
van personen, zoals taxi’s<br />
12 jaar<br />
14 jaar<br />
16 jaar<br />
17 jaar<br />
18 jaar<br />
21 jaar<br />
Om hun leeftijd te kunnen bewijzen, moeten alle bestuurders en voetgangers die ouder dan 15 jaar zijn, <strong>op</strong> de <strong>op</strong>enbare<br />
weg steeds in het bezit zijn van hun identiteitskaart. Zij moeten dit document tonen <strong>op</strong> verzoek van elk bevoegd persoon.<br />
1.4.2 Rijbewijs<br />
Wie moet in het bezit zijn van een Belgisch <strong>rijbewijs</strong>?<br />
• De bestuurder die <strong>op</strong> de <strong>op</strong>enbare weg een motorvoertuig bestuurt en ingeschreven is in een Belgische gemeente.<br />
• De bestuurder die in het buitenland woont en in België rijdt, zonder buitenlands nationaal of internationaal <strong>rijbewijs</strong>.<br />
De bestuurder moet het <strong>rijbewijs</strong> steeds bij zich hebben en het tonen <strong>op</strong> verzoek van elk bevoegd persoon. Het <strong>rijbewijs</strong><br />
moet geldig zijn voor de categorie waartoe het bestuurde voertuig behoort. Bij verlies of diefstal moet de houder onmiddellijk<br />
aangifte doen bij de politie, die hem een bewijs uitreikt waarmee een duplicaat kan worden afgehaald. Dit bewijs<br />
(van verlies of diefstal) verleent echter geen toestemming om het bewuste motorvoertuig te besturen. De Belgische rijbewijzen<br />
zijn internationaal erkend.<br />
Moeten niet in het bezit zijn van een <strong>rijbewijs</strong> B:<br />
• de leerling-bestuurder van een lesvoertuig van een erkende rij<strong>school</strong> die wordt bijgestaan door een instructeur;<br />
• de leerling-bestuurder met een voorl<strong>op</strong>ig <strong>rijbewijs</strong>;<br />
• de bestuurder die de <strong>op</strong>leiding volgt in een politie<strong>school</strong>;<br />
• de bestuurder van een legervoertuig met een militair <strong>rijbewijs</strong>.<br />
Geldigheid van rijbewijzen<br />
Categorie B is geldig<br />
• voor auto’s met een MTM van ten hoogste 3 500 kg en met ten hoogste 8 zitplaatsen, de plaats van de bestuurder<br />
niet inbegrepen. Aan deze voertuigen mag een lichte aanhangwagen (MTM hoogstens 750 kg) gek<strong>op</strong>peld worden.<br />
7
8<br />
Aan deze voertuigen mag ook een zwaardere aanhangwagen worden gek<strong>op</strong>peld <strong>op</strong> voorwaarde dat de MTM van<br />
het samenstel (trekkend voertuig en aanhangwagen) niet meer dan 3 500 kg bedraagt en de MTM van de aanhangwagen<br />
niet groter is dan de ledige massa van het trekkend voertuig (bv. een jeep met een ledige massa van 1 700<br />
kg en een MTM van 2 200 kg plus een aanhangwagen met MTM van 1 300 kg).<br />
• voor drie- en vierwielers met motor (trikes en quads).<br />
• voor motorfietsen met een maximale cilinderinhoud van 125 cm 3 en een maximaal vermogen van 11 kW,<br />
• indien het <strong>rijbewijs</strong> afgegeven is sinds ten minste twee jaar (voor bestuurders die hun <strong>rijbewijs</strong> hebben behaald<br />
vóór 19 januari 2011);<br />
• indien het <strong>rijbewijs</strong> afgegeven is sinds ten minste twee jaar, de bestuurder een <strong>op</strong>leiding van vier uur heeft gevolgd<br />
en de code ‘372’ naast de categorie B is aangebracht <strong>op</strong> het <strong>rijbewijs</strong> (voor bestuurders die hun <strong>rijbewijs</strong><br />
hebben behaald vanaf 19 januari 2011).<br />
• voor het leren besturen van voertuigen van categorieën B+E, C, C1 of D, D1 onder bepaalde voorwaarden.<br />
• voor bromfietsen klasse B.<br />
Het <strong>rijbewijs</strong> met de vermelding “automatisch” is slechts geldig voor het besturen van voertuigen uitgerust met een automatische<br />
versnelling.<br />
Categorie B+E is geldig voor auto’s van categorie B plus een aanhangwagen met een MTM van meer dan 750 kg, die niet<br />
onder de hiervoor genoemde regel vallen.<br />
Rijgeschiktheidsattest<br />
De volgende personen moeten een geneeskundig onderzoek ondergaan en krijgen een <strong>rijbewijs</strong> van beperkte duur voor<br />
bezoldigd personenvervoer:<br />
• taxibestuurders,<br />
• bestuurders van voertuigen verhuurd met chauffeur,<br />
• bestuurders van een ziekenwagen,<br />
• bestuurders van voertuigen voor leerlingenvervoer,<br />
• instructeurs voor praktisch onderricht in rijscholen.<br />
Bij het verstrijken van de geldigheid van het <strong>rijbewijs</strong> van beperkte duur (meestal 5 jaar) moet de houder een nieuw<br />
geneeskundig onderzoek ondergaan, waarna hij een nieuw <strong>rijbewijs</strong> krijgt dat geldig is voor de duur die is vermeld <strong>op</strong> het<br />
door de geneesheer uitgereikte attest.<br />
Voorl<strong>op</strong>ig <strong>rijbewijs</strong><br />
Het voorl<strong>op</strong>ig <strong>rijbewijs</strong> is alleen geldig in België. Een kandidaat-bestuurder<br />
• moet de letter ‘L’ achter <strong>op</strong> zijn voertuig aanbrengen;<br />
• mag geen aanhangwagen trekken;<br />
• mag geen goederen in commercieel verband vervoeren;<br />
• mag niet rijden tussen 22.00 uur en 6.00 uur:<br />
• <strong>op</strong> vrijdag, zaterdag en zondag,<br />
• <strong>op</strong> de avond en de vooravond van een feestdag;<br />
• mag <strong>op</strong> de autosnelweg rijden.<br />
1.4.3 Lichamelijke geschiktheid<br />
Elke bestuurder moet in staat zijn te sturen en de vereiste lichaamsgeschiktheid bezitten. Hij moet in staat zijn alle nodige<br />
rijbewegingen uit te voeren. Een bestuurder - vooral van een motorvoertuig - mag niet lijden aan volgende kwalen:<br />
• onvoldoende gezichtsvermogen,<br />
• bewustzijnsverlies,<br />
• duizeligheid,<br />
• geestesziekten,<br />
• hartkwalen,<br />
• grote moeilijkheden bij bewegingen.<br />
Als bij een bestuurder een van deze kwalen geconstateerd wordt, zoals epilepsie, moet hij uit eigen beweging zijn <strong>rijbewijs</strong><br />
inleveren. Een bestuurder kan ook tijdelijk lichamelijk ongeschikt zijn om te sturen wegens:<br />
• te veel alcohol- of druggebruik,<br />
• een overdosis geneesmiddelen,<br />
• vermoeidheid,<br />
• <strong>op</strong>winding,<br />
• ziekte,<br />
• ...
1.4.4 Kennis en rijvaardigheid<br />
Elke bestuurder moet de nodige kennis en rijvaardigheid bezitten om te kunnen sturen. Hij moet voortdurend zijn voertuig<br />
of zijn dieren goed in de hand hebben.<br />
Het volstaat niet het verkeersreglement goed te kennen. De bestuurder moet ook het voertuig voldoende kennen en beheersen.<br />
Hij moet de belangrijkste delen en onderdelen van het voertuig die rechtstreeks of onrechtstreeks invloed hebben<br />
<strong>op</strong> het goed besturen kunnen bedienen en naargelang de omstandigheden kunnen handelen. Dat is niet alleen noodzakelijk<br />
tijdens het afleggen van de examens om het <strong>rijbewijs</strong> te verkrijgen, maar ook telkens hij een voertuig bestuurt.<br />
De bestuurder mag zich tijdens het rijden niet laten afleiden.<br />
Tips • Weet wat je doet in het verkeer: autorijden als je ziek bent, je niet goed voelt, verward bent … is geen goed idee.<br />
Je denkt misschien dat je wel <strong>op</strong> automatische piloot kunt functioneren, maar net daarin schuilt het gevaar.<br />
• Leg het retroreflecterend veiligheidsvestje altijd binnen handbereik in je auto, zodat je het al in je voertuig kunt<br />
aandoen bij pech of een noodgeval.<br />
• Rijden met de foute bandenspanning verhoogt het brandstofverbruik alleen maar. Controleer de spanning<br />
daarom regelmatig en pomp indien nodig extra lucht in je banden. Dat kan gratis bij de meeste pompstations.<br />
9
10<br />
2 Openbare weg<br />
2.1 Delen van de <strong>op</strong>enbare weg<br />
Rijbaan<br />
Rijstrook<br />
Verkeersgeleider<br />
Middenberm<br />
Fietspad<br />
Fietssuggestiestrook<br />
Trottoir<br />
Gelijkgrondse berm<br />
Verhoogde berm<br />
Het verharde deel dat voor het verkeer van voertuigen in het algemeen is ingericht.<br />
De verharding kan bestaan uit asfalt of beton, maar ook uit sintels, grind of<br />
as.<br />
Elk deel van een rijbaan die in haar langsrichting is verdeeld door een of meer<br />
doorl<strong>op</strong>ende of onderbroken witte strepen.<br />
Een inrichting die <strong>op</strong> de rijbaan is aangebracht en die bestemd is om het verkeer te<br />
kanaliseren.<br />
Elke aanleg in de lengterichting om de rijbanen te scheiden, behalve wegmarkeringen.<br />
Het deel van de <strong>op</strong>enbare weg dat voor het verkeer van fietsen en tweewielige<br />
bromfietsen klasse A is voorbehouden.<br />
Het fietspad wordt aangeduid door<br />
• verkeersbord D7,<br />
• verkeersbord D9,<br />
• twee evenwijdige witte onderbroken strepen <strong>op</strong> het wegdek.<br />
Het fietspad maakt geen deel uit van de rijbaan, je mag er niet met de auto <strong>op</strong><br />
rijden.<br />
Een strook <strong>op</strong> de rand van de rijbaan in een andere wegbekleding of kleur die de<br />
plaats voor fietsers en bromfietsers aanduidt.<br />
De fietssuggestiestrok maakt deel uit van de rijbaan en moet door autobestuurders<br />
gebruikt worden om <strong>op</strong> te rijden.<br />
Het deel van de <strong>op</strong>enbare weg, al dan niet verhoogd aangelegd ten <strong>op</strong>zichte van<br />
de rijbaan, ingericht voor het verkeer van voetgangers. Het trottoir is verhard en<br />
de scheiding ervan met de andere gedeelten van de <strong>op</strong>enbare weg is duidelijk herkenbaar<br />
voor alle weggebruikers. Het feit dat het verhoogd trottoir over de rijbaan<br />
doorlo<strong>op</strong>t, verandert niets aan zijn bestemming.<br />
De ruimte, <strong>op</strong> gelijke hoogte met de rijbaan, tussen de rijbaan en een sloot, een<br />
talud of de grenzen van eigendommen.<br />
De ruimte, hoger dan de rijbaan, tussen de rijbaan en een sloot, een talud of grenzen<br />
van eigendommen.<br />
Kruispunt Plaats waar twee of meer <strong>op</strong>enbare wegen samenkomen.<br />
Overweg<br />
D7 D9<br />
Verhoogde inrichting<br />
A14 F87<br />
Hele of gedeeltelijke kruising van een <strong>op</strong>enbare weg met een of meer buiten de<br />
rijbaan aangelegde sporen.<br />
Snelheidsremmer bestaande uit een plaatselijke rijbaanverhoging om bestuurders<br />
te vertragen tot een snelheid van hoogstens 30 km/u.<br />
Ze wordt vooraf aangekondigd door verkeersbord A14, uitgezonderd in een<br />
zone 30.<br />
Bevindt de verhoogde inrichting zich niet <strong>op</strong> een kruispunt, dan wordt verkeersbord<br />
F87 bij de verhoogde inrichting geplaatst.
Rotonde<br />
Plein<br />
Pad<br />
Aardeweg<br />
Straat<br />
D5 B1 B5<br />
Openbare weg<br />
• waar<strong>op</strong> het verkeer in één richting geschiedt rond een aangelegd middeneiland,<br />
gesignaleerd met verkeersborden D5;<br />
• waarvan de toegangswegen voorzien zijn van verkeersbord B1 of B5.<br />
Een <strong>op</strong>en ruimte<br />
• waar<strong>op</strong> een <strong>op</strong>enbare weg uitkomt of meerdere <strong>op</strong>enbare wegen samenkomen;<br />
• waar de plaatsgesteldheid het mogelijk maakt dat het verkeer en andere activiteiten<br />
er tezamen georganiseerd worden.<br />
Smalle <strong>op</strong>enbare weg die alleen verkeer toelaat van<br />
• voetgangers,<br />
• voertuigen die niet meer ruimte dan de voetgangers nodig hebben.<br />
Openbare weg die breder is dan een pad, maar die niet voor verkeer van voertuigen<br />
in het algemeen is ingericht, omdat het wegdek niet is verhard.<br />
De aardeweg blijft een aardeweg als hij enkel bij zijn aansluiting met een andere<br />
<strong>op</strong>enbare weg is verhard.<br />
Een <strong>op</strong>enbare weg in een bebouwde kom die geheel of gedeeltelijk omgeven is met<br />
bebouwing en met toegang tot activiteiten langs de weg. Een straat is gekenmerkt<br />
door het gedeeld gebruik van de ruimte door verschillende soorten weggebruikers.<br />
De wegen die gelegen zijn in een zone 30, ofwel in een woonerf of erf, zijn straten.<br />
11
12<br />
2.2 Gebieden en wegen aangeduid door verkeersborden<br />
Bebouwde kom<br />
Erf en woonerf<br />
Zone met beperkte snelheid<br />
Schoolomgeving<br />
Autosnelweg<br />
F1 F1a F1b<br />
F3 F3a F3b<br />
F12a F12b<br />
A23 + F4a F4b<br />
F5 F7<br />
Gebied met bebouwing waarvan de in- en uitvalswegen<br />
met verkeersborden F1 en F3 zijn aangegeven.<br />
Een of meer speciaal ingerichte <strong>op</strong>enbare wegen<br />
waarvan de toegangen en de uitgangen met de<br />
verkeersborden F12a en F12b aangegeven zijn.<br />
Binnen de erven en woonerven:<br />
• mogen de voetgangers de ganse breedte van de<br />
<strong>op</strong>enbare weg gebruiken;<br />
• is spelen toegelaten;<br />
• mogen de voetgangers het verkeer niet nodeloos<br />
hinderen;<br />
• mogen de bestuurders de voetgangers niet in<br />
gevaar brengen of hinderen, indien nodig moeten<br />
zij st<strong>op</strong>pen;<br />
• moeten bestuurders dubbel voorzichtig zijn ten<br />
<strong>op</strong>zichte van kinderen;<br />
• is de snelheid beperkt tot 20 km/u;<br />
• is het parkeren verboden, behalve:<br />
• <strong>op</strong> de plaatsen waar de letter P <strong>op</strong> de<br />
grond aangebracht is,<br />
• <strong>op</strong> de plaatsen waar een verkeersbord het<br />
toelaat;<br />
• mogen de stilstaande of geparkeerde voertuigen<br />
rechts of links ten <strong>op</strong>zichte van hun rijrichting<br />
<strong>op</strong>gesteld worden.<br />
Gebied waar de snelheidsbeperking geldt en dat<br />
afgebakend is met verkeersborden, bijvoorbeeld zone<br />
50.<br />
Het begin van een <strong>school</strong>omgeving met snelheidsbeperking<br />
tot 30 km/u wordt aangeduid door verkeersborden<br />
F4a en A23, het einde van een <strong>school</strong>omgeving<br />
met F4b.<br />
De <strong>op</strong>enbare weg waarvan het begin of de <strong>op</strong>rit met<br />
het verkeersbord F5 en het einde met het verkeersbord<br />
F7 is aangegeven.
Autoweg<br />
Weg voor voetgangers, fietsers<br />
en ruiters<br />
Weg voor landbouwvoertuigen<br />
voetgangers, fietsers en ruiters<br />
F9 F11<br />
F99a<br />
F99b<br />
F101a<br />
F101b<br />
F99c F101c<br />
Deel van de <strong>op</strong>enbare weg<br />
voorbehouden voor het<br />
verkeer van voetgangers en<br />
fietsers D10<br />
Verplichte weg voor voetgangers<br />
D11<br />
De <strong>op</strong>enbare weg waarvan het begin met het verkeersbord<br />
F9 en het einde met het verkeersbord F11<br />
is aangegeven.<br />
Deze wegen zijn voorbehouden voor voetgangers,<br />
fietsers en/of ruiters naargelang het symbool <strong>op</strong> het<br />
bord.<br />
Een gedeelte van de weg is voorbehouden voor<br />
voetgangers, fietsers en/of ruiters naargelang het<br />
symbool <strong>op</strong> het bord.<br />
Mogen deze wegen ook gebruiken:<br />
• prioritaire voertuigen,<br />
• bestuurders die houder zijn van een vergunning<br />
voor<br />
• voertuigen voor toezicht, controle en<br />
onderhoud van de wegen,<br />
• voertuigen voor vuil<strong>op</strong>haling,<br />
• bewoners van aangrenzende eigendommen en<br />
hun leveranciers.<br />
De weggebruikers mogen elkaar niet in gevaar<br />
brengen of hinderen of het verkeer nodeloos belemmeren.<br />
Bestuurders moeten extra voorzichtig zijn voor kinderen,<br />
want <strong>op</strong> deze wegen is spelen toegelaten.<br />
Deze wegen zijn voorbehouden voor landbouwvoertuigen,<br />
voetgangers, fietsers en/of ruiters naargelang<br />
het symbool <strong>op</strong> het bord.<br />
Mogen deze wegen ook gebruiken:<br />
• voertuigen van en naar de aangrenzende percelen,<br />
• niet-gemotoriseerde drie- en vierwielers,<br />
• voertuigen voor onderhoud, vuil<strong>op</strong>haling, toezicht<br />
en hulpverlening,<br />
• prioritaire voertuigen.<br />
Voetgangers, fietsers en ruiters mogen de hele<br />
breedte van de weg gebruiken, maar mogen het<br />
verkeer niet nodeloos belemmeren. De weggebruikers<br />
mogen elkaar niet in gevaar brengen en niet<br />
hinderen. Het gemotoriseerd verkeer moet dubbel<br />
voorzichtig zijn voor voetgangers, fietsers en ruiters.<br />
Voetgangers en fietsers moeten dit deel van de<br />
<strong>op</strong>enbare weg volgen. Ook bestuurders van voortbewegingstoestellen,<br />
zoals skaters en rolschaatsers,<br />
moeten hier rijden, ongeacht hun snelheid.<br />
Voetgangers moeten deze weg volgen, net zoals<br />
bestuurders van voortbewegingstoestellen als ze niet<br />
sneller dan stapvoets rijden.<br />
13
14<br />
Voetgangerszone<br />
Speelstraat<br />
F103 F105<br />
SPIELSTRASSE<br />
Deze zones zijn voorbehouden voor voetgangers.<br />
Mogen deze voetgangerszones ook gebruiken:<br />
• prioritaire voertuigen,<br />
• voertuigen voor toezicht, controle en onderhoud<br />
van deze zones en voor vuil<strong>op</strong>haling,<br />
• voertuigen voor geregelde diensten van gemeenschappelijk<br />
vervoer (trams en bussen),<br />
• voertuigen met een vrije doorgangskaart, bv.<br />
voor garages, toeristische doeleinden, medische<br />
verzorging.<br />
Mogen deze voetgangerszones ook gebruiken als de<br />
verkeersborden het toelaten:<br />
• taxi’s als ze passagiers laten in- of uitstappen,<br />
• voertuigen die moeten laden of lossen,<br />
• fietsers.<br />
In de voetgangerszones mogen voetgangers de volledige<br />
breedte van de <strong>op</strong>enbare weg volgen.<br />
Bestuurders moeten stapvoets rijden, de doorgang<br />
voor de voetgangers vrij laten en indien nodig<br />
st<strong>op</strong>pen. Ze mogen de voetgangers niet in gevaar<br />
brengen of hinderen.<br />
Fietsers moeten, als ze deze zones mogen gebruiken,<br />
van hun fiets stappen als het drukke voetgangersverkeer<br />
hen de doorgang bemoeilijkt.<br />
Spelen in deze zones is toegelaten.<br />
Parkeren is verboden.<br />
In speelstraten is de hele breedte van de <strong>op</strong>enbare<br />
weg voorbehouden om te spelen. Spelende kinderen<br />
worden gelijkgesteld met voetgangers.<br />
Mogen deze speelstraten ook gebruiken:<br />
• bestuurders van motorvoertuigen die in een<br />
speelstraat wonen of er een garage hebben,<br />
• prioritaire voertuigen,<br />
• voertuigen met een vergunning,<br />
• fietsers.<br />
Bestuurders moeten stapvoets rijden, de doorgang<br />
vrij laten voor spelende voetgangers en indien nodig<br />
st<strong>op</strong>pen.<br />
Bestuurders mogen de voetgangers niet in gevaar<br />
brengen of hinderen en moeten extra voorzichtig<br />
zijn voor kinderen.<br />
Fietsers moeten indien nodig afstappen.
2.3 Gebruik van de <strong>op</strong>enbare weg<br />
De weggebruikers moeten zich zo gedragen <strong>op</strong> de <strong>op</strong>enbare weg dat ze geen hinder of gevaar veroorzaken voor<br />
• andere weggebruikers,<br />
• het personeel dat werkt aan de uitrusting en het onderhoud van de wegen,<br />
• de diensten voor toezicht,<br />
• de prioritaire voertuigen.<br />
Het is verboden het verkeer te hinderen of onveilig te maken<br />
• door voorwerpen of zwerfvuil <strong>op</strong> de <strong>op</strong>enbare weg te werpen of achter te laten,<br />
• door rook of stoom te verspreiden,<br />
• door een obstakel aan te brengen.<br />
De weggebruiker moet alle maatregelen treffen waardoor beschadiging van de weg kan vermeden worden. Daarom moeten<br />
bestuurders, indien nodig<br />
• hun snelheid matigen,<br />
• de lading van hun voertuig verminderen,<br />
• een andere weg volgen.<br />
Het is verboden <strong>op</strong> de <strong>op</strong>enbare weg snelheids- of sportwedstrijden te houden zonder speciale toelating van de overheid.<br />
2.4 Plaats <strong>op</strong> de <strong>op</strong>enbare weg<br />
2.4.1 Algemene regel<br />
Als de <strong>op</strong>enbare weg een rijbaan heeft, dan moet een bestuurder die rijbaan volgen. Elke bestuurder die de rijbaan volgt,<br />
moet zo dicht mogelijk bij de rechterrand blijven. Rechts rijden is namelijk de belangrijkste <strong>op</strong>dracht in het verkeer. Vele<br />
andere verkeersregels zijn hier<strong>op</strong> gebaseerd, zoals rechts kruisen, links inhalen, links en rechts afslaan. Op basis van de<br />
hoofdregel – rechts rijden – krijgt een regelmatig weggebruiker een wettelijke plaats <strong>op</strong> de <strong>op</strong>enbare weg en wettelijke<br />
bescherming. Als hij van deze plaats afwijkt, wordt hij een onregelmatige weggebruiker en is hij veel minder beschermd.<br />
Blijf ook <strong>op</strong> autosnelwegen en wegen met meerdere rijstroken zoveel mogelijk in de rechterrijstrook. Dat zorgt voor een<br />
vlot en veilig verkeer.<br />
Er zijn vier grote uitzonderingen waarbij je niet zo rechts mogelijk moet blijven rijden:<br />
• Op pleinen en rotondes<br />
• Bij de verkeersborden F13 en F15<br />
• Bij rijstrookkeuze binnen de bebouwde kom<br />
• Bij druk verkeer<br />
Pleinen en rotondes<br />
• Op een plein waar het verkeer niet door verkeersborden of wegmarkeringen wordt gereglementeerd, moet je niet<br />
zo dicht mogelijk bij de rechterrand van de rijbaan rijden.<br />
• Ook <strong>op</strong> een rotonde moet de bestuurder niet zo dicht mogelijk bij de rechterrand van de rijbaan rijden, tenzij een<br />
gedeelte van de <strong>op</strong>enbare weg voor hem is voorbehouden. Hij moet wel de markeringen die de rijstroken afbakenen,<br />
in acht nemen, maar hij mag de rijstrook volgen die het best aan zijn bestemming beantwoordt.<br />
15
16<br />
Verkeersborden F13 en F15<br />
F13 F15<br />
Bij de verkeersborden<br />
• F13, keuze van rijstrook,<br />
• F15, keuze van richting,<br />
moet je de rijstrook of richting kiezen die je wilt volgen. Als je deze aanwijzingen<br />
hebt <strong>op</strong>gevolgd, moet je je plaats rechts <strong>op</strong>nieuw innemen, zodra de omstandigheden<br />
het toelaten.<br />
Rijstrookkeuze<br />
Binnen een bebouwde kom mogen bestuurders de rijstrook volgen die het best aan hun bestemming beantwoordt:<br />
• <strong>op</strong> rijbanen met eenrichtingsverkeer in rijstroken verdeeld,<br />
• <strong>op</strong> rijbanen met tweerichtingsverkeer, verdeeld in vier of meer rijstroken, waarvan er ten minste twee zijn bestemd<br />
voor iedere rijrichting (2 x 2 rijstroken).<br />
Druk verkeer<br />
Bij druk verkeer mag in meerdere files gereden worden:<br />
• <strong>op</strong> rijbanen met tweerichtingsverkeer verdeeld in vier of meer rijstroken, <strong>op</strong> voorwaarde dat alleen wordt gereden<br />
<strong>op</strong> de rijstroken bestemd voor het verkeer in de gevolgde rijrichting (meestal rijbanen met 2 x 2 rijstroken, soms<br />
ook 3 + 1),<br />
• <strong>op</strong> rijbanen met eenrichtingsverkeer verdeeld in rijstroken,<br />
• <strong>op</strong> rijbanen met eenrichtingsverkeer zonder verdeling in rijstroken,<br />
• <strong>op</strong> rijbanen verdeeld in rijstroken waarboven verkeerslichten in de vorm van groene naar beneden gerichte pijlen<br />
zijn aangebracht.<br />
2.4.2 Meerdere rijbanen<br />
Als de <strong>op</strong>enbare weg twee of meer rijbanen omvat die duidelijk van elkaar gescheiden zijn, bijvoorbeeld door een effen<br />
grond, een niet voor voertuigen toegankelijke ruimte, of een verschil in niveau, dan mogen de bestuurders de ten <strong>op</strong>zichte<br />
van hun rijrichting links gelegen rijbaan niet volgen, behoudens plaatselijke reglementering.<br />
D1<br />
2.4.3 Verkeersgeleiders<br />
Je moet dus de rechtse rijbaan kiezen, wat ter verduidelijking door verkeersbord D1<br />
kan worden aangegeven.<br />
Je moet de inrichtingen bestemd om het verkeer te leiden, zoals verkeersgeleiders en zuilen, rechts voorbijrijden, behalve<br />
als<br />
• verkeersbord D1 een andere richting verplicht,<br />
• verkeersbord F21 een andere richting toelaat.<br />
D1 F21<br />
2.4.4 Busstrook<br />
Je moet ook de vluchtheuvels rechts voorbijrijden, tenzij de behoefte van het verkeer<br />
het rechtvaardigt om ze links voorbij te rijden. Verkeersbord D1 kan een bepaalde<br />
richting verplichten.<br />
Een busstrook is een rijstrook voor autobussen, taxi’s en voertuigen voor leerlingenvervoer. Mogen deze busstrook ook<br />
gebruiken:<br />
• prioritaire voertuigen wanneer hun <strong>op</strong>dracht het rechtvaardigt,<br />
• fietsers, bromfietsers, motorfietsers en autocars als het bord F17 of een onderbord hen vermeldt met een symbool,<br />
• andere voertuigen om:<br />
• van richting te veranderen,<br />
• omheen een hindernis <strong>op</strong> de rijbaan te rijden,<br />
• een aangrenzende parkeerplaats of eigendom te verlaten<br />
of te bereiken,<br />
• een kruispunt dwars over te steken.<br />
F17
2.4.5 Bijzondere overrijdbare bedding<br />
Een bijzondere overrijdbare bedding, afgebakend door één of twee brede witte doorl<strong>op</strong>ende strepen of dambordmarkeringen,<br />
is voorbehouden voor trams en autobussen. Mogen deze bedding ook gebruiken:<br />
• taxi’s als het bord F18 het woord TAXI vermeldt,<br />
• fietsers, bromfietsers, motorfietsers en autocars als het bord F18 of een onderbord hen vermeldt met een symbool;<br />
• prioritaire voertuigen wanneer hun <strong>op</strong>dracht het rechtvaardigt;<br />
• andere voertuigen om:<br />
• rond een hindernis <strong>op</strong> de rijbaan te rijden,<br />
• een aangrenzende parkeerplaats of eigendom te verlaten of te bereiken,<br />
• een kruispunt dwars over te steken.<br />
F18<br />
2.4.6 Carpoolstrook<br />
Deze rijbaan of rijstrook is alleen toegankelijk voor voertuigen met ten minste twee of drie inzittenden, volgens de vermelding,<br />
en voor autobussen.<br />
De andere voertuigen mogen deze rijstrook enkel volgen<br />
• om de <strong>op</strong>- en afritten te gebruiken,<br />
• om van richting te veranderen,<br />
• om een aanpalend eigendom te bereiken of te verlaten.<br />
Tips<br />
• Blijf zoveel mogelijk aan de rechterkant of <strong>op</strong> de rechterrijstrook rijden, en blijf niet <strong>op</strong> de linkerrijstrook hangen, als<br />
dat niet nodig is.<br />
• Zo rechts mogelijk rijden wil niet zeggen dat je rakelings langs de rechterrand van de rijbaan of de boordsteen moet<br />
rijden. Hou rekening met andere weggebruikers, zoals fietsers en voetgangers, met bomen en struiken, stilstaande of<br />
geparkeerde voertuigen …<br />
17
18<br />
3 Verkeerstekens<br />
3.1 Verkeerslichten<br />
Verkeerslichten<br />
• regelen het verkeer<br />
• aan kruispunten,<br />
• aan oversteekplaatsen voor voetgangers en fietsers;<br />
• boven de rijstroken van een rijbaan geven aan in welke richting <strong>op</strong> elke rijstrook mag worden gereden.<br />
Driekleurige cirkelvormige lichten staan rechts van de rijbaan. Driekleurige pijlvormige lichten staan rechts of boven de<br />
rijbaan.<br />
3.1.1 Driekleurige verkeerslichten<br />
Een rood licht betekent dat het verboden is<br />
• de st<strong>op</strong>streep,<br />
• als er geen st<strong>op</strong>streep is, het verkeerslicht zelf,<br />
voorbij te rijden.<br />
Een vast oranjegeel licht betekent dat het verboden is<br />
• de st<strong>op</strong>streep,<br />
• als er geen st<strong>op</strong>streep is, het verkeerslicht zelf,<br />
voorbij te rijden, tenzij de bestuurder bij het aangaan van het licht zo<br />
dicht is genaderd, dat hij niet meer <strong>op</strong> voldoende veilige wijze kan st<strong>op</strong>pen.<br />
Als dit licht bij een kruispunt staat, mag de bestuurder die de st<strong>op</strong>streep<br />
of het licht in die omstandigheden is voorbij gereden, het kruispunt<br />
slechts oversteken, <strong>op</strong> voorwaarde dat hij de andere weggebruikers niet<br />
in gevaar brengt.<br />
Een groen verkeerslicht mag worden voorbijgereden.
3.1.2 Ontruimingspijl <strong>op</strong> een kruispunt<br />
3.1.3 Tweekleurige verkeerslichten voor voetgangers<br />
Rode, oranjegele of groene pijlen hebben dezelfde betekenis als de<br />
ronde lichten, maar het verbod of de toelating geldt voor de richtingen<br />
die door de pijlen worden aangegeven.<br />
Als de lichten het silhouet van een fiets voorstellen, dan gelden ze alleen<br />
voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen.<br />
Rood of vast oranjegeel licht met één of meer groene pijlen: alleen<br />
in de door de groene pijlen aangegeven richtingen mag worden voortgereden,<br />
<strong>op</strong> voorwaarde dat voorrang wordt verleend aan de bestuurders<br />
die <strong>op</strong> regelmatige wijze uit andere richtingen komen en aan voetgangers.<br />
Deze ontruimingspijl is een naar links gerichte groene pijl, afzonderlijk<br />
geplaatst bij het verlaten van een kruispunt.<br />
De pijl geeft aan dat het tegemoetkomende verkeer wordt tegengehouden<br />
door een rood licht, om het ontruimen van het kruispunt te vergemakkelijken.<br />
Een rood licht betekent dat voetgangers zich niet <strong>op</strong> de rijbaan mogen<br />
begeven.<br />
19
20<br />
3.1.4 Tweekleurige verkeerslichten aan een overweg<br />
3.1.5 Verkeerslichten boven de rijstroken<br />
Bij groen licht mogen voetgangers zich wel <strong>op</strong> de rijbaan begeven. Het<br />
einde van deze toelating kan door knipperen van het groene licht aangekondigd<br />
worden.<br />
Een maanwit knipperlicht aan een overweg betekent dat het signaal<br />
mag worden voorbijgereden of -gegaan.<br />
Twee beurtelings knipperende rode lichten aan een overweg betekenen<br />
dat geen enkele weggebruiker de st<strong>op</strong>streep of, als er geen st<strong>op</strong>streep<br />
is, het verkeerslicht zelf mag voorbijrijden of -gaan.<br />
Een naar beneden gerichte groene pijl boven een rijstrook betekent dat je<br />
<strong>op</strong> deze rijstrook mag rijden.<br />
Een rood kruis boven een rijstrook betekent dat je niet <strong>op</strong> deze rijstrook<br />
mag rijden.
3.1.6 Oranjegele knipperlichten<br />
3.1.7 Bijzondere verkeerslichten<br />
Een oranjegele, 45° schuin naar beneden gericht pijl, al dan niet knipperend,<br />
boven een rijstrook betekent dat je deze rijstrook zo snel mogelijk<br />
moet verlaten in de richting van de pijl.<br />
Oranjegele knipperlichten moet je uiterst voorzichtig voorbijrijden. Ze<br />
veranderen niets aan de voorrangsregels, de borden betreffende de<br />
voorrang blijven gelden.<br />
De verkeerslichten in de vorm van balken, cirkels en driehoeken regelen het verkeer van trams, trolley- en autobussen,<br />
meestal <strong>op</strong> een overrijdbare bedding. Je moet de betekenis van deze lichten kennen, want als je de bedding mag of moet<br />
gebruiken, moet je ook de aanwijzingen van deze lichten <strong>op</strong>volgen.<br />
Een horizontale balk heeft dezelfde betekenis als een rood licht.<br />
Een cirkel heeft dezelfde betekenis als een vast oranjegeel licht.<br />
21
22<br />
Een driehoek heeft dezelfde betekenis als een groen licht.<br />
Bij een verticale balk mag je enkel rechtdoor rijden.<br />
Bij een 45° schuin naar rechts gerichte balk mag je enkel naar rechts<br />
doorrijden, bij een schuin naar links gerichte alleen naar links.
3.2 Verkeersborden<br />
De verkeersborden zijn onderverdeeld in zes categorieën:<br />
A gevaarsborden<br />
B borden betreffende de voorrang<br />
C verbodsborden<br />
D gebodsborden<br />
E borden betreffende het stilstaan en parkeren<br />
F aanwijzingsborden<br />
Onderborden kunnen de betekenis beperken of aanvullen.<br />
3.2.1 Categorie A: gevaarsborden<br />
De gevaarsborden staan rechts of hangen boven de rijbaan, <strong>op</strong> ongeveer 150 m vóór de gevaarlijke plaats.<br />
A1a<br />
A1c<br />
A3<br />
A7a<br />
A7c<br />
Rijbaanversmalling<br />
Soms staan ze <strong>op</strong> een andere afstand, die dan met een onderbord aangeduid wordt.<br />
De lengte van een gevaarlijk gedeelte van de <strong>op</strong>enbare weg kan ook met een onderbord aangeduid<br />
worden.<br />
Gevaarlijke bocht naar links<br />
Meerdere bochten, de eerste naar links<br />
Gevaarlijke daling<br />
Rijbaanversmalling langs rechts<br />
A1b<br />
A1d<br />
A5<br />
A7b<br />
Gevaarlijke bocht naar rechts<br />
Meerdere bochten, de eerste naar rechts<br />
Steile helling<br />
Rijbaanversmalling langs links<br />
23
24<br />
A9<br />
A13<br />
A15<br />
A19<br />
A21<br />
A25<br />
A27<br />
A31<br />
A33<br />
A37<br />
Beweegbare brug<br />
Overdwarse uitholling of ezelsrug<br />
Glibberige rijbaan (slipgevaar)<br />
Vallende stenen<br />
Oversteekplaats voor voetgangers<br />
Oversteekplaats voor fietsers en bestuurders<br />
van tweewielige bromfietsen of plaats waar<br />
de bestuurders van een fietspad <strong>op</strong> de rijbaan<br />
komen<br />
Overstekend groot wild<br />
Werk in uitvoering<br />
Verkeerslichten<br />
Zijwind<br />
A11<br />
A14<br />
A17<br />
A23<br />
A29<br />
A35<br />
A39<br />
Uitweg <strong>op</strong> kaai of een oever<br />
Verhoogde inrichting(en)<br />
Kiezelprojectie<br />
Plaats waar vooral veel kinderen komen<br />
Doortocht van vee<br />
Overvliegen van vliegtuigen <strong>op</strong> geringe<br />
hoogte<br />
Verkeer toegelaten in beide richtingen na een<br />
gedeelte van de rijbaan met eenrichtingsverkeer<br />
(tegenliggers)
A41<br />
A45<br />
A49<br />
A51<br />
B1<br />
B5<br />
B9<br />
B13<br />
Overweg met slagbomen<br />
Overweg met enkel spoor<br />
Kruising van een <strong>op</strong>enbare weg door één of<br />
meer in de rijbaan aangelegde sporen<br />
Gevaar dat niet door een speciaal symbool<br />
wordt bepaald. Een onderbord duidt de aard<br />
van het gevaar aan.<br />
Gevaar: uitrit vrachtauto’s<br />
3.2.2 Categorie B: borden in verband met de voorrang<br />
Deze verkeersborden staan rechts.<br />
Voorrang verlenen<br />
St<strong>op</strong>pen en voorrang verlenen<br />
Voorrangsweg<br />
Bord dat verkeersbord B11 aankondigt <strong>op</strong> de<br />
benadering aangegeven afstand<br />
A43<br />
A47<br />
B3<br />
B7<br />
B11<br />
Overweg zonder slagbomen<br />
Overweg met twee of meer sporen<br />
Gevaar: uitrit fabriek<br />
Voertuig voor leerlingenvervoer<br />
Bord dat verkeersbord B1 aankondigt <strong>op</strong> de<br />
bij benadering aangegeven afstand<br />
Bord dat verkeersbord B5 aankondigt <strong>op</strong> de<br />
bij benadering aangegeven afstand<br />
Einde van voorrangsweg<br />
25
26<br />
B15a<br />
B15c<br />
B17<br />
B19<br />
C5<br />
C7<br />
Voorrangskruispunt met aansluiting links en<br />
rechts<br />
Voorrangskruispunt met aansluiting rechts<br />
Kruispunt waar de regel rechts heeft voorrang<br />
geldt<br />
Smalle doorgang, gebod voorrang te verlenen<br />
ten <strong>op</strong>zichte van de bestuurders die<br />
uit de tegenovergestelde richting komen<br />
3.2.3 Categorie C: verbodsborden<br />
Deze verkeersborden staan rechts, of hangen soms boven de rijbaan.<br />
3<br />
Verboden toegang voor bestuurders van<br />
motorvoer tuigen met meer dan twee wielen<br />
en van motorfietsen met zijspan<br />
Verboden toegang voor bestuurders van<br />
motorfietsen (met of zonder zijspan)<br />
B15b<br />
B15d<br />
B21<br />
Voorrangskruispunt met schuine aansluiting<br />
rechts<br />
Een onderbord van dit model mag de verkeersborden B1,<br />
B3, B5, B7, B9 en B15 aanvullen om het tracé van de<br />
weg aan te geven waar<strong>op</strong> bestuurders aan het volgende<br />
kruispunt voorrang hebben.<br />
C9<br />
Voorrangskruispunt met aansluiting links<br />
Smalle doorgang, voorrang ten <strong>op</strong>zichte van<br />
de bestuurders die uit de tegenovergestelde<br />
richting komen<br />
Een verbodsbord mag worden aangekondigd door een gelijkaardig bord, aangevuld met een onderbord dat<br />
bij benadering de afstand aangeeft waar<strong>op</strong> het verbod begint, bv. 300 meter.<br />
Verboden richting voor iedere bestuurder<br />
C1 C3<br />
C6<br />
Verboden toegang, in beide richtingen, voor<br />
iedere bestuurder<br />
Verboden toegang voor bestuurders van<br />
motorvoer tuigen met vier wielen, geconstrueerd<br />
voor onverhard terrein, met een <strong>op</strong>en<br />
carrosserie, een stuur als <strong>op</strong> een motorfiets<br />
en een zadel (quad)<br />
Verboden toegang voor bestuurders van<br />
bromfietsen (twee-, drie- of vierwielig)
C11<br />
C15<br />
C19<br />
C22<br />
C24b<br />
C25<br />
C29<br />
C31a<br />
Verboden toegang voor fietsers en andere<br />
rijwielen<br />
Verboden toegang voor ruiters<br />
Verboden toegang voor voetgangers<br />
Verboden toegang voor bestuurders van<br />
autocars<br />
Een onderbord kan het verbod beperken tot<br />
voertuigen waarvan de massa in beladen<br />
toestand hoger is dan de aangeduide massa.<br />
Verboden toegang voor bestuurders van<br />
voertuigen die bepaalde gevaarlijke ontvlambare<br />
of ontplofbare goederen vervoeren<br />
Verboden toegang voor bestuurders van<br />
voertuigen of slepen waarvan de lengte,<br />
lading inbegrepen, groter is dan de aangegeven<br />
lengte<br />
Verboden toegang voor bestuurders van<br />
voertuigen waarvan de hoogte, lading inbegrepen,<br />
groter is dan de aangegeven hoogte<br />
Verbod aan het volgende kruispunt naar links<br />
af te slaan<br />
Een onderbord kan het verbod beperken tot<br />
voertuigen waarvan de massa in beladen<br />
toestand hoger is dan de aangeduide massa.<br />
C13<br />
C17<br />
C21<br />
C23<br />
C24a<br />
C24c<br />
C27<br />
C31b<br />
C33<br />
Verboden toegang voor bestuurders van<br />
gespannen<br />
Verboden toegang voor bestuurders van<br />
handkarren<br />
Verboden toegang voor bestuurders van<br />
voertuigen waarvan de massa in beladen<br />
toestand hoger is dan de aangeduide massa<br />
Verboden toegang voor bestuurders van<br />
voertuigen, gebruikt voor het vervoer van<br />
zaken<br />
Verboden toegang voor bestuurders van<br />
voertuigen die bepaalde gevaarlijke goederen<br />
vervoeren<br />
Verboden toegang voor bestuurders van<br />
voertuigen die bepaalde gevaarlijke verontreinigende<br />
goederen ver voeren<br />
Verboden toegang voor bestuurders van<br />
voertuigen waarvan de breedte, lading inbegrepen,<br />
groter is dan de aangegeven breedte<br />
Verbod aan het volgende kruispunt naar<br />
rechts af te slaan<br />
Verbod te keren vanaf het bord tot en met<br />
het volgende kruispunt<br />
27
28<br />
C35<br />
C39<br />
C43<br />
C46<br />
C47<br />
2<br />
Vanaf het bord tot het volgende kruispunt<br />
verboden een gespan of een voertuig met<br />
meer dan twee wielen, links in te halen<br />
Vanaf het bord tot het volgende kruispunt<br />
verboden voor bestuurders van voertuigen of<br />
slepen, gebruikt voor het vervoer van zaken<br />
waarvan de MTM meer dan 3 500 kg bedraagt,<br />
een gespan of een voertuig met meer<br />
dan twee wielen links in te halen<br />
Vanaf het bord tot het volgende kruispunt<br />
verboden te rijden met een hogere snelheid<br />
dan de aangegeven snelheid<br />
Einde van elk plaatselijk verbod <strong>op</strong>gelegd aan<br />
voertui gen in beweging<br />
Tolpost. Verboden voorbij te rijden zonder te<br />
st<strong>op</strong>pen.<br />
Een <strong>op</strong>schrift <strong>op</strong> een onderbord beperkt het<br />
verbod tot de bestuurders van voertuigen<br />
waarvan de maximale toegelaten massa<br />
hoger is dan de aangeduide massa.<br />
Begin en einde van een zone waar<br />
het verboden is een gespan of een<br />
voertuig met meer dan twee wielen<br />
links in te halen<br />
C37<br />
C41<br />
C45<br />
C48<br />
C49<br />
Einde van het verbod <strong>op</strong>gelegd door bord C35<br />
Einde van het verbod <strong>op</strong>gelegd door bord C39<br />
Einde van de snelheidsbeperking <strong>op</strong>gelegd<br />
door bord C43<br />
Vanaf het verkeersbord tot het volgend<br />
kruispunt, verbod de cruise control of kruissnelheidsregelaar<br />
te gebruiken<br />
Einde van het verbod <strong>op</strong>gelegd door verkeersbord<br />
C48<br />
Begin en einde van een zone waar een<br />
snelheids beperking geldt
3.2.4 Categorie D: gebodsborden<br />
Deze verkeersborden staan waar ze het best zichtbaar zijn. Ze kunnen aangekondigd worden door een gelijkaardig bord,<br />
aangevuld met een onderbord dat bij benadering de afstand aangeeft tot het gebod.<br />
D1 D1 D1 D1 D1 D1 D1<br />
D3<br />
D5<br />
D7<br />
D10<br />
D13<br />
Verplichting één van de door de pijlen aangegeven<br />
richtingen te volgen<br />
Verplicht rondgaand verkeer<br />
Verplicht fietspad<br />
Deel van de <strong>op</strong>enbare weg voorbehouden<br />
voor het verkeer van voetgangers en fietsers<br />
Verplichte weg voor ruiters<br />
3.2.5 Categorie E: borden in verband met stilstaan en parkeren<br />
Er zijn vijf soorten:<br />
• parkeer- en stilstandverbod,<br />
• beurtelings parkeren,<br />
• parkeertoelating of -regeling,<br />
• beurtelings parkeren in heel de bebouwde kom,<br />
• zonale geldigheid.<br />
Borden betreffende parkeer- en stilstandverbod<br />
Verplichting de door de pijl aangegeven richting te<br />
volgen<br />
D4<br />
D9<br />
D11<br />
Verplichting voor voertuigen die gevaarlijke<br />
goederen vervoeren om de door de pijl aangeduide<br />
richting te volgen<br />
Deel van de <strong>op</strong>enbare weg voorbehouden<br />
voor het verkeer van voetgangers, fietsers en<br />
tweewielige bromfietsers klasse A (verplicht<br />
fietspad links, voetgangers rechts)<br />
Verplichte weg voor voetgangers<br />
Borden E1 en E3 gelden <strong>op</strong> de rijbaan en <strong>op</strong> de berm aan de kant van de <strong>op</strong>enbare weg waar zij staan, vanaf het bord tot<br />
het volgende kruispunt of tot waar een andere parkeerreglementering begint.<br />
29
30<br />
E1<br />
E5<br />
E9a<br />
E9c<br />
E9e<br />
E9g<br />
Parkeerverbod<br />
Een <strong>op</strong>schrift mag een periode aangeven.<br />
Het verbod geldt van 7 tot 19 uur.<br />
Borden betreffende beurtelings parkeren<br />
Parkeerverbod vanaf de 1ste tot de 15de van<br />
de maand<br />
Parkeren toegelaten<br />
Parkeren uitsluitend voor vrachtauto’s en<br />
lichte vrachtauto’s<br />
Verplicht parkeren <strong>op</strong> de berm of <strong>op</strong> het<br />
trottoir<br />
Verplicht parkeren <strong>op</strong> de rijbaan<br />
E3<br />
van maandag<br />
tot vrijdag<br />
du lundi<br />
au vendredi<br />
von Montag<br />
bis Freitag<br />
E7<br />
E9b<br />
E9d<br />
E9f<br />
Stilstaan en parkeren verboden<br />
Het verbod geldt van maandag tot vrijdag.<br />
Borden E5 en E7 gelden <strong>op</strong> de rijbaan aan de kant van de <strong>op</strong>enbare weg waar zij staan, vanaf het bord tot het volgende<br />
kruispunt.<br />
Het veranderen van kant moet gebeuren <strong>op</strong> de laatste dag van elke periode tussen 19.30 uur en 20 uur.<br />
Een onderbord waarbij de parkeerschijf is<br />
afgebeeld, geeft aan dat de parkeertijd is<br />
beperkt aan de kant waar parkeren toegelaten<br />
is en dat de schijf moet worden<br />
gebruikt.<br />
Borden die parkeren toelaten of regelen<br />
Parkeerverbod vanaf de 16de tot het einde<br />
van de maand<br />
Borden E9a tot E9i gelden aan de zijde van de <strong>op</strong>enbare weg waar zij staan, vanaf het bord tot het volgende kruispunt of<br />
tot waar een andere parkeerreglementering begint.<br />
E9h E9i<br />
Parkeren uitsluitend voor motorfietsen,<br />
personenauto’s, auto’s voor dubbel gebruik<br />
en minibussen<br />
Parkeren uitsluitend voor autocars<br />
Verplicht parkeren, gedeeltelijk <strong>op</strong> de berm of<br />
gedeeltelijk <strong>op</strong> het trottoir<br />
E9h Parkeren uitsluitend voor kampeerauto’s<br />
E9i Parkeren uitsluitend voor motorfietsen
Opschriften en symbolen<br />
30 min<br />
maximum<br />
Een <strong>op</strong>schrift of onderbord kan het volgende<br />
vermelden:<br />
• de maximumduur, bv. 30 minuten of<br />
van 9 tot 12 uur;<br />
• een parkeerbeperking, bv. uitgezonderd<br />
maandag van 7 tot 19 uur;<br />
• de categorie van voertuigen waarvoor<br />
het parkeren voorbehouden is, bv.<br />
taxi’s of 5T max.<br />
Een rolstoel geeft aan dat parkeren is<br />
voorbehouden voor voertuigen die door<br />
personen met een handicap worden gebruikt,<br />
als de speciale kaart is aangebracht tegen de<br />
binnenkant van de voorruit of, als er geen<br />
voorruit is, <strong>op</strong> het voorste gedeelte van het<br />
voertuig.<br />
Parkeerplaatsen voor fietsen en bromfietsen<br />
Een onderbord met een fiets duidt<br />
de plaatsen aan waar fietsen mogen worden<br />
geplaatst.<br />
BETALEND<br />
PAYANT<br />
ZAHLBAR<br />
De vermelding ticket of betalend duidt een<br />
geheel van parkeerplaatsen aan waar<strong>op</strong><br />
parkeren slechts is toegelaten volgens de<br />
voorwaarden ter plaatse (gebruik van een<br />
ticket of een betaalparkeerkaart).<br />
Een parkeerschijf geeft aan dat de parkeertijd<br />
is beperkt en dat de schijf moet worden<br />
gebruikt. Bij de vermelding uitgezonderd<br />
bewoners mag de bewonerskaart in plaats<br />
van de parkeerschijf worden gebruikt.<br />
Een onderbord met een fiets en bromfiets<br />
duidt de plaatsen aan waar fietsen en tweewielige<br />
bromfietsen mogen worden geplaatst.<br />
Een onderbord met “autodelen”, “bewoners” of “parkeerkaart” duidt aan dat het<br />
parkeren voorbehouden is voor voertuigen waarin respectievelijk de parkeerkaart<br />
voor autodelen, de bewonerskaart of de gemeentelijke parkeerkaart is aangebracht.<br />
Voorgaande borden in verband met stilstaan en parkeren kunnen worden aangevuld met de volgende pijlen:<br />
begin van de reglementering einde van de reglementering<br />
reglementering over een lange afstand<br />
(verlenging tussen begin en einde reglementering)<br />
reglementering over een korte afstand<br />
31
32<br />
Beurtelings parkeren in heel de bebouwde kom<br />
E11<br />
Dit bord staat boven borden F1, F1a en F1b.<br />
Borden betreffende parkeren met een zonale geldigheid<br />
Begin van een zone waar parkeren verboden<br />
is van 9 tot 12 uur<br />
van 9 tot 12 u van 9 tot 12 u<br />
Begin van een zone met beperkte parkeertijd<br />
(blauwe zone)<br />
Het gebruik van de parkeerschijf is verplicht.<br />
Begin van een zone waar parkeren voorbehouden<br />
is voor voertuigen met een MTM van<br />
hoogstens 3,5 ton<br />
Begin van een zone waar parkeren toegelaten<br />
BETALEND BETALEND is <strong>op</strong> voorwaarde dat er wordt betaald BETALEND BETALEND<br />
Halfmaandelijks parkeren in heel de bebouwde<br />
kom.<br />
Het parkeren <strong>op</strong> de rijbaan is van de 1ste tot de<br />
15de van de maand enkel toegelaten langs de<br />
kant van de gebouwen met oneven nummers en<br />
van de 16de tot het einde van de maand, langs<br />
de kant van de gebouwen met even nummers.<br />
Het veranderen van kant moet gebeuren <strong>op</strong> de<br />
laatste dag van elke periode tussen 19.30 uur en<br />
20 uur.<br />
Einde van een zone waar parkeren verboden<br />
is van 9 tot 12 uur<br />
Einde van een zone met beperkte parkeertijd<br />
(blauwe zone)<br />
Einde van een zone waar parkeren voorbehouden<br />
is voor voertuigen met een MTM van<br />
hoogstens 3,5 ton<br />
Einde van een zone waar parkeren toegelaten<br />
is <strong>op</strong> voorwaarde dat er wordt betaald<br />
De zonale reglementering geldt in heel de afgebakende zone, behalve <strong>op</strong> plaatsen waar door verkeerstekens een andere parkeerregeling<br />
is voorzien.
3.2.6 Categorie F: aanwijzingsborden<br />
Deze borden staan <strong>op</strong> de plaatsen die het meest geschikt zijn.<br />
F1<br />
F3<br />
F4a<br />
F5<br />
F8<br />
F9<br />
F12a<br />
F13<br />
F14<br />
Begin van een bebouwde kom<br />
Einde van een bebouwde kom<br />
30<br />
Begin van een zone met een snelheidsbeperking<br />
van 30 km/u<br />
Begin of <strong>op</strong>rit van een autosnelweg<br />
Tunnel met een lengte van meer dan<br />
500 meter<br />
Begin van een autoweg<br />
Begin van een woonerf<br />
Bord dat pijlen <strong>op</strong> de rijbaan aankondigt<br />
en de keuze van een rijstrook voorschrijft<br />
(voorsorteren)<br />
Opstelvak voor fietsers en bestuurders van<br />
tweewielige bromfietsen<br />
F1a F1b<br />
F3a F3b<br />
30<br />
F4b<br />
F7<br />
F11<br />
F12b<br />
F13b<br />
Begin van bebouwde kom. Deze verkeersborden<br />
kunnen met of zonder plaatsnaam<br />
voorkomen.<br />
Einde van bebouwde kom. Deze verkeersborden<br />
kunnen met of zonder plaatsnaam<br />
voorkomen.<br />
Einde van een zone met een snelheidsbeperking<br />
van 30 km/u<br />
Einde van een autosnelweg<br />
Einde van een autoweg<br />
Einde van een woonerf<br />
Bord dat bij het naderen van een kruispunt<br />
voorsorteringsstroken voor fietsers en<br />
bestuurders van tweewielige bromfietsen<br />
aankondigt<br />
33
34<br />
F17<br />
F19<br />
F23a<br />
F23c<br />
F25<br />
F29<br />
F33a<br />
F15<br />
Aanduiding van rijstroken van een rijbaan<br />
met een rijstrook voorbehouden voor autobussen<br />
Nummer van een gewone weg<br />
Nummer van een internationale weg<br />
Voorwegwijzer<br />
Wegwijzer<br />
F18<br />
Openbare weg met eenrichtingsverkeer Rechts of links voorbijrijden toegelaten<br />
F21<br />
Bewegwijzeringsbord <strong>op</strong> afstand: luchthaven,<br />
univer sitair centrum, kliniek en ziekenhuis,<br />
beurs- of tentoonstellingshal, haven, wijk,<br />
ring, bedrijf, industriepark en commercieel<br />
centrum<br />
Politie/Police<br />
F34a F34a<br />
Bord dat de keuze van een richting aangeeft.<br />
• Neerwaarts gerichte pijlen hebben betrekking <strong>op</strong><br />
doorgaande richtingen.<br />
• Het aantal pijlen bepaalt het aantal rijstroken.<br />
• Schuin <strong>op</strong>waarts gerichte pijlen hebben betrekking <strong>op</strong><br />
afslaande richtingen.<br />
F23b<br />
F23d<br />
F27<br />
F31<br />
Aanduiding van een bijzondere overrijdbare<br />
bedding, voorbehouden voor het verkeer<br />
van voertuigen van geregelde diensten voor<br />
gemeenschappelijk vervoer<br />
Nummer van een autosnelweg<br />
Nummer van een ring<br />
Voorwegwijzer<br />
De reisweg gaat over een autosnelweg<br />
De afstand in km kan <strong>op</strong> de wegwijzer aangeduid worden.<br />
Bewegwijzeringsbord in de nabijheid van inrichtingen die<br />
<strong>op</strong>enbaar zijn of van algemeen belang<br />
bv. luchthaven, bibliotheek, post- en telefoonkantoor, treinstation,<br />
brandweer, museum, politiediensten, begraafplaats,<br />
televisieomroep ...<br />
De afstand in km kan <strong>op</strong> de wegwijzer aangeduid worden.
F39<br />
F43<br />
F45<br />
F49<br />
F50 bis<br />
Tervuren<br />
F34b1<br />
F34c1<br />
F35<br />
F37<br />
F57<br />
F34b2<br />
F34c2<br />
Voorwegwijzer die een wegomlegging aankondigt<br />
Plaatsnaambord (verschilt van F1)<br />
Doodl<strong>op</strong>ende weg<br />
Oversteekplaats voor voetgangers<br />
Bord dat de bestuurders die van richting veranderen<br />
wijst <strong>op</strong> fietsers en bestuurders van<br />
tweewielige bromfietsen en/of voetgangers<br />
die dezelfde <strong>op</strong>enbare weg volgen<br />
Wegwijzer met de aanbevolen reisweg voor bepaalde categorieën<br />
van weggebruikers<br />
Wegwijzer met de aanbevolen reisweg naar een toeristische<br />
bestemming voor bepaalde categorieën van weggebruikers<br />
De afstand in km kan <strong>op</strong> de wegwijzer aangeduid worden.<br />
Wegwijzer naar sportcentrum, plaats met een toeristisch of<br />
ontspannend karakter, recreatie- of pretpark, cultureel park,<br />
monument, merkwaardig landschap of VVV<br />
Wegwijzer naar jeugdherberg, restaurant en vakantiedorp,<br />
overnachtingsgelegenheden, kampeer- of caravanterrein<br />
Waterlo<strong>op</strong><br />
F50<br />
F41<br />
Wegwijzer via een omleggingsweg<br />
Wegwijzer naar een alternatieve route die voertuigen met<br />
bepaalde gevaarlijke goederen best volgen<br />
F47<br />
Einde van de werken<br />
Oversteekplaats voor fietsers en bestuurders<br />
van tweewielige bromfietsen<br />
35
36<br />
F51 F51<br />
F52 bis<br />
F55<br />
F59<br />
F61<br />
F63<br />
F67<br />
F71<br />
F75<br />
F79<br />
Ondergrondse of bovengrondse oversteekplaats<br />
voor voetgangers<br />
Vluchtroute: aankondiging van de dichtstbijzijnde<br />
nooduitgang, in de aangeduide<br />
richting in tunnels<br />
Hulppost<br />
Aankondiging van een parking<br />
Telefoon<br />
Tankstation<br />
Restaurant<br />
Kampeerterrein<br />
Jeugdherberg<br />
Voorwegwijzer die de vermindering van het<br />
aantal rijstroken aankondigt<br />
F52<br />
F53<br />
F56<br />
F60<br />
F62<br />
F65<br />
F69<br />
F73<br />
F77<br />
F81<br />
Aankondiging van een nooduitgang in tunnels<br />
Verplegingsinrichting<br />
Brandblusapparaat<br />
Aankondiging van een overdekte parking<br />
Noodtelefoon<br />
Hotel of motel<br />
Drankgelegenheid<br />
Caravanterrein<br />
Vereniging tot bevordering van het<br />
vreemdelingen verkeer (VVV), trefpunt voor<br />
toeristische in<strong>for</strong>matie<br />
Voorwegwijzer die een uitwijking aankondigt
F83<br />
F87<br />
F89<br />
F93<br />
F97<br />
F99a<br />
F99c<br />
F101a<br />
F101c<br />
F103<br />
Voorwegwijzer die een doorsteek van de<br />
middenberm aankondigt<br />
Verhoogde inrichting(en)<br />
Voorwegwijzer die een gevaar of een<br />
verkeersregel aankondigt die slechts van<br />
toepassing is <strong>op</strong> één of meer rijstroken van<br />
een rijbaan met verschillende rijstroken in<br />
dezelfde richting<br />
Radio-omroep die verkeersin<strong>for</strong>matie verstrekt<br />
Verkeersbord dat een versmalling aangeeft<br />
die de omvang van een rijstrook heeft<br />
Weg voorbehouden voor het verkeer van<br />
voetgangers, fietsers en ruiters<br />
Weg voorbehouden voor landbouwvoertuigen,<br />
voetgangers, fietsers en ruiters<br />
Einde van de weg voorbehouden voor het<br />
verkeer van voetgangers, fietsers en ruiters<br />
Einde van de weg voorbehouden voor het<br />
verkeer van landbouwvoertuigen, voetgangers,<br />
fietsers en ruiters<br />
Begin van een voetgangerszone<br />
F85<br />
F91<br />
F95<br />
F98<br />
F99b<br />
F101b<br />
Verkeer toegelaten in beide richtingen <strong>op</strong> een<br />
deel van de rijbaan met eenrichtingsverkeer<br />
Verkeersbord dat een gevaar aangeeft of<br />
een verkeersregel voorschrijft die slechts van<br />
toepassing is <strong>op</strong> één of meer rijstroken van<br />
een rijbaan met verschillende rijstroken in<br />
dezelfde richting<br />
Noodst<strong>op</strong>strook<br />
Vluchthaven<br />
Weg voorbehouden voor het verkeer van<br />
voetgangers, fietsers (en ruiters) met aanduiding<br />
van het deel bestemd voor de soorten<br />
weggebruikers<br />
F99a, F99b en F99c mogen aangepast worden volgens de<br />
categorieën van weggebruikers die zijn toegelaten.<br />
Einde van de weg voorbehouden voor het<br />
verkeer van voetgangers, fietsers (en ruiters)<br />
F101a, F101b en F101c mogen aangepast worden volgens<br />
de categorieën van weggebruikers die zijn toegelaten.<br />
Uitgezonderd laden<br />
en lossen<br />
van tot u<br />
F105<br />
Einde van een voetgangerszone<br />
37
38<br />
F107<br />
Vanaf dit bord tot aan het bord F 109 is het<br />
voor de bestuurders van voertuigen en slepen<br />
gebruikt voor het vervoer van zaken met een<br />
MTM van meer dan 3,5 ton toegelaten om<br />
een gespan, een 2-wielig motorvoertuig of<br />
een voertuig met meer dan twee wielen links<br />
in te halen.<br />
F109<br />
3.2.7 Onderborden voor of in verband met tweewielers<br />
E9a + M1<br />
uitgezonderd<br />
C3 + M3<br />
F19 + M5<br />
verboden<br />
D7 + M7<br />
B17 + M9<br />
Parkeerplaatsen bedoeld voor fietsen<br />
Verboden toegang in beide richtingen voor<br />
iedere bestuurder, uitgezonderd voor fietsers<br />
en bestuurders van tweewielige bromfietsen<br />
klasse A<br />
Eenrichtingsverkeer voor alle bestuurders<br />
maar tweerichtingsverkeer voor fietsers en<br />
bestuurders van tweewielige bromfietsen<br />
klasse A<br />
Fietspad verboden voor tweewielige<br />
bromfietsen klasse B<br />
Opgelet voor fietsers die in de twee rijrichtingen<br />
<strong>op</strong> de dwarsl<strong>op</strong>ende weg rijden, waaraan<br />
je voorrang aan rechts moet verlenen.<br />
uitgezonderd<br />
C1 + M2<br />
F19 + M4<br />
verplicht<br />
D7 + M6<br />
E9a + M8<br />
B1 + M10<br />
Einde van de toelating om links in te halen<br />
Verboden richting voor iedere bestuurder,<br />
uitgezonderd voor fietsers<br />
Eenrichtingsverkeer voor alle bestuurders<br />
maar tweerichtingsverkeer voor fietsers<br />
Fietspad verplicht voor tweewielige<br />
bromfietsen klasse B<br />
Parkeerplaatsen bedoeld voor fietsen en<br />
bromfietsen<br />
Opgelet voor fietsers en tweewielige bromfietsers<br />
die in de twee rijrichtingen <strong>op</strong> de<br />
dwarsl<strong>op</strong>ende weg rijden en waaraan je<br />
voorrang moet verlenen.
3.2.8 Andere onderborden<br />
Het onderbord duidt de afstand aan. Het onderbord duidt de lengte van een gevaarlijk<br />
gedeelte van de weg aan.<br />
C23 C31<br />
C39 C43<br />
2<br />
C48<br />
Het gevaar wordt nader bepaald<br />
E9a<br />
Het onderbord samen met verkeersbord C23 of C31 beperkt<br />
het verbod tot voertuigen waarvan de massa in beladen toestand<br />
hoger is dan de aangeduide massa.<br />
Het onderbord samen met verkeersbord C39, C43, C48 of<br />
E9a beperkt het verbod tot voertuigen waarvan de maximale<br />
toegelaten massa (MTM) hoger is dan de aangeduide massa.<br />
Uitgezonderd plaatselijk verkeer of<br />
plaatselijke bediening: duiden <strong>op</strong> een <strong>op</strong>enbare weg<br />
die slechts toegankelijk is voor de voertuigen van de bewoners<br />
van die straat en van hun bezoekers, de voer tuigen voor levering<br />
inbegrepen; ook voertuigen voor onderhoud en toezicht,<br />
de prioritaire voertuigen en fietsers en ruiters, hebben er<br />
toegang.<br />
Uitgezonderd 3+ (of uitgezonderd 2+): duidt het minimum<br />
aantal inzittenden van het voertuig aan.<br />
De rijbaan of de rijstrook is slechts toegankelijk voor<br />
voertuigen met ten minste 2 of 3 inzittenden, naargelang de<br />
vermelding.<br />
IJzel of sneeuw Opspattend water, spoorvorming, aquaplaning<br />
Uitrit fabriek Uitrit vrachtauto’s<br />
39
40<br />
F17 F18<br />
3.2.9 Veranderlijke signalisatie<br />
Wanneer hun symbool <strong>op</strong> het verkeersbord F17 of F18 of <strong>op</strong><br />
een onderbord wordt vermeld, mogen fietsers, bromfietsers,<br />
motorfietsers en autocars de busstrook of de bijzondere<br />
overrijdbare bedding gebruiken.<br />
Als een verkeersbord slechts betrekking heeft <strong>op</strong> een uitrit<br />
rechts van de rijbaan die in rijstroken is verdeeld, wordt het<br />
met dit onderbord aangevuld.<br />
Het onderbord met de letter B, C, D of E samen met verkeersbord<br />
C24a of D4 beperkt het verbod of de verplichting<br />
tot voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren en<br />
waarvoor de toegang tot wegtunnels van respectievelijk<br />
categorie B, C, D of E verboden is, zoals voorzien in het ADRreglement.<br />
Verkeersborden kunnen ook <strong>op</strong> een signalisatiebord weergegeven<br />
worden. Donkere en lichte kleuren worden dan vaak omgewisseld, maar<br />
rode symbolen en randen blijven onveranderd.<br />
De betekenis van de borden verandert natuurlijk niet.
3.3 wegmarkeringen<br />
3.3.1 Witte of oranje strepen die de rijstroken aangeven<br />
Doorl<strong>op</strong>ende witte streep <strong>op</strong> de rijbaan:<br />
• je mag deze streep niet overschrijden;<br />
• je mag niet links van deze streep rijden als ze de twee rijrichtingen<br />
scheidt.<br />
Onderbroken witte streep <strong>op</strong> de rijbaan:<br />
• je mag deze streep niet overschrijden, behalve om<br />
• in te halen,<br />
• links af te slaan,<br />
• te keren,<br />
• van rijstrook te veranderen.<br />
Als de strepen van de onderbroken streep korter zijn en dichter bij elkaar<br />
getrokken, dan kondigen zij het naderen van een doorl<strong>op</strong>ende streep aan.<br />
Als een doorl<strong>op</strong>ende en een onderbroken streep naast elkaar zijn getrokken,<br />
dan moet de bestuurder alleen rekening houden met de streep die<br />
zich het dichtst aan zijn zijde bevindt.<br />
Als bij werken oranje doorl<strong>op</strong>ende of onderbroken strepen worden getrokken, gelden zij in plaats van de witte strepen.<br />
Deze voorl<strong>op</strong>ige strepen hebben dezelfde betekenis als de witte strepen. Zij kunnen ook gevormd worden door oranje<br />
spijkers.<br />
lll lll lll lll lll<br />
lllllllllllllllllll<br />
= onderbroken streep<br />
= doorl<strong>op</strong>ende streep<br />
41
42<br />
3.3.2 Witte of gele strepen <strong>op</strong> de rand van de rijbaan<br />
3.3.3 Dwarse strepen<br />
3.3.4 Fietspad<br />
3.3.5 Opstelvak voor fietsers en bromfietsers<br />
Een witte doorl<strong>op</strong>ende streep <strong>op</strong> de werkelijke rand van de rijbaan, <strong>op</strong> de<br />
trottoirband of <strong>op</strong> de boordsteen van een verhoogde berm verbiedt niets.<br />
Ze wordt alleen aangebracht om de rand beter zichtbaar te maken.<br />
Een brede witte doorl<strong>op</strong>ende streep <strong>op</strong> de rijbaan geeft de denkbeeldige<br />
rand van die rijbaan aan. Het deel van de <strong>op</strong>enbare weg aan de andere<br />
zijde van deze streep is voorbehouden voor stilstaan en parkeren, behalve<br />
<strong>op</strong> autosnelwegen en autowegen.<br />
Een st<strong>op</strong>streep is een witte doorl<strong>op</strong>ende streep, haaks <strong>op</strong> de rand van de<br />
rijbaan. Ze duidt de plaats aan waar de bestuurders wegens verkeersbord<br />
B5 of een verkeerslicht moeten st<strong>op</strong>pen en voorrang verlenen.<br />
Een dwarsstreep gevormd door witte driehoeken, haaks <strong>op</strong> de rand van<br />
de rijbaan, duidt de plaats aan waar bestuur ders indien nodig moeten<br />
st<strong>op</strong>pen om voorrang te verlenen wegens verkeersbord B1.<br />
Het deel van de <strong>op</strong>enbare weg dat afgebakend is door twee evenwijdige<br />
witte onderbroken strepen en dat niet breed genoeg is voor het autoverkeer,<br />
is een fietspad.<br />
Een <strong>op</strong>stelvak voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen<br />
is de plaats waar zij zich mogen <strong>op</strong>stellen als het verkeerslicht <strong>op</strong> rood<br />
staat.
3.3.6 Oversteekplaatsen<br />
3.3.7 Busstrook<br />
3.3.8 Bijzondere overrijdbare bedding<br />
Oversteekplaatsen voor voetgangers worden afgebakend door evenwijdig<br />
met de as van de rijbaan getrokken witte banden.<br />
De oversteekplaatsen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen<br />
worden afgebakend door twee onderbroken strepen, bestaande<br />
uit witte vierkanten of parallellogrammen.<br />
Let <strong>op</strong> het verschil met een doorl<strong>op</strong>end fietspad, dat uit onderbroken<br />
strepen bestaat, en niet uit vierkanten of parallellogrammen.<br />
Een brede onderbroken witte streep <strong>op</strong> de rijbaan met het woord BUS<br />
bakent een busstrook af.<br />
Een of meer brede witte strepen bakenen een bijzondere overrijdbare<br />
bedding af.<br />
Ook dambordmarkeringen duiden de bijzondere overrijdbare bedding<br />
aan, meestal <strong>op</strong> de plaatsen waar ze de rijbaan kruist.<br />
43
44<br />
3.3.9 Voorsorteringsstroken<br />
3.3.10 Pijlen<br />
3.3.11 Verkeersgeleiders en verdrijvingsvlakken<br />
3.3.12 Halte van <strong>op</strong>enbaar vervoer<br />
Witte voorsorteringspijlen duiden de rijstrook aan die de bestuurders<br />
moeten volgen om in de door de pijlen aangegeven richting te rijden. Op<br />
het kruispunt moeten bestuurders een van de richtingen volgen die zijn<br />
aangegeven <strong>op</strong> de rijstrook waar<strong>op</strong> zij zich bevinden.<br />
Voorsorteringsstroken voorbehouden voor fietsers en tweewielige bromfietsers<br />
worden aangegeven door het symbool van een fiets en pijlen die<br />
de te volgen richting aanduiden.<br />
De onderbroken streep die het naderen van een doorl<strong>op</strong>ende witte streep<br />
aankondigt, mag met witte rijstrookverminderings pijlen worden aangevuld.<br />
Deze pijlen kondigen een vermindering van het aantal rijstroken<br />
aan die in de gevolgde richting mogen worden gebruikt.<br />
Verkeersgeleiders, aangeduid door witte evenwijdige schuine strepen,<br />
moet je rechts voorbijrijden, tenzij een verkeersbord andere richtingen<br />
toelaat of verplicht.<br />
Verdrijvingsvlakken worden ook aangeduid door witte evenwijdige<br />
schuine strepen.<br />
Aan een halte voor autobus, trolleybus of tram kan de zone waar het<br />
parkeren verboden is, aangeduid worden door witte <strong>op</strong>schriften.
3.3.13 Verhoogde inrichting<br />
Tips<br />
Korte en lange witte strepen <strong>op</strong> de hellingen maken een verhoogde<br />
inrichting beter zichtbaar.<br />
Zorg ervoor dat je de betekenis van de verkeerstekens goed kent. Ze geven je heel wat nuttige in<strong>for</strong>matie, niet alleen<br />
voor je veiligheid, maar ook voor je eigen com<strong>for</strong>t en ten voordele van het milieu. Enkele voorbeelden:<br />
• Zie je een bord dat een gevaarlijke bocht aankondigt, dan weet je dat je het gaspedaal al kunt lossen en je auto<br />
kunt laten vertragen <strong>op</strong> de motor, in versnelling. Zo spaar je je remmen én bespaar je brandstof.<br />
• Ook een bord dat een verhoogde inrichting aankondigt, waarschuwt je dat je best vertraagt. Doe dat zoveel<br />
mogelijk <strong>op</strong> voorhand door <strong>op</strong> de motor te remmen.<br />
• Een verkeerslicht dat al een tijdje <strong>op</strong> groen staat, kan elk moment <strong>op</strong> oranje springen. Anticipeer daar zoveel<br />
mogelijk <strong>op</strong>, <strong>op</strong>nieuw door indien nodig het gaspedaal los te laten.<br />
• Een gevaarlijke daling rij je best af in dezelfde versnelling als je de helling omhoog zou rijden, zodat je <strong>op</strong> de<br />
motor remt en er tegelijkertijd voor zorgt dat je remmen niet oververhitten.<br />
45
46<br />
4 BEVELEN EN OVERTREDINGEN<br />
4.1 Bevoegde personen<br />
Bevoegde personen kunnen het verkeer regelen en bevelen geven waaraan je onmiddellijk gevolg moet geven. Dit zijn de<br />
belangrijkste:<br />
Een arm of beide armen horizontaal uitgestrekt:<br />
• weggebruikers vóór en achter de agent moeten st<strong>op</strong>pen;<br />
• weggebruikers links en rechts van de agent mogen doorrijden<br />
of -l<strong>op</strong>en.<br />
Een arm recht <strong>op</strong>gestoken:<br />
• alle weggebruikers die zich nog niet <strong>op</strong> het kruispunt bevinden,<br />
moeten st<strong>op</strong>pen;<br />
• alle weggebruikers die zich <strong>op</strong> het kruispunt bevinden, moeten<br />
dat zo vlug mogelijk vrijmaken.<br />
Heen en weer zwaaien met een rood licht: de bestuurders naar wie<br />
het licht is gericht, moeten st<strong>op</strong>pen.
De belangrijkste bevoegde personen:<br />
• de federale en lokale politie;<br />
• de brugwachters van de in de <strong>op</strong>enbare weg liggende bruggen, voor wat het verkeer <strong>op</strong> en in de nabijheid van de<br />
brug betreft;<br />
• de douanebeambten tijdens de uitoefening van hun dienst;<br />
• de spoorwegpolitie binnen haar territoriale bevoegdheid;<br />
• de Belgische militaire politie als zij tijdens de uitoefening van de dienst het verkeer regelt;<br />
• bevoegd personeel van het <strong>op</strong>enbaar vervoer voor het vaststellen van verkeersovertredingen in verband met:<br />
• parkeren <strong>op</strong> minder dan 15 meter aan weerszijden van een bord dat een halte aangeeft,<br />
• parkeren <strong>op</strong> plaatsen waar de doorgang van spoorvoertuigen kan worden belemmerd,<br />
• bijzondere verkeerslichten,<br />
• carpoolstroken,<br />
• busstroken,<br />
• bijzondere overrijdbare beddingen en dambordmarkeringen;<br />
• de leden van brandweer en civiele bescherming die tussenkomen bij een ongeval, als er geen leden van de politie<br />
aanwezig zijn.<br />
Sommige personen mogen het verkeer niet regelen zoals een bevoegd persoon, maar kunnen wel aanwijzingen geven<br />
waaraan je ook gevolg moet geven:<br />
• gemachtigde militairen <strong>op</strong>gesteld bij verplaatsingen van legercolonnes;<br />
• gemachtigde signaalgevers bij sportwedstrijden;<br />
• gemachtigde <strong>op</strong>zichters <strong>op</strong>gesteld om kinderen, scholieren, personen met een handicap of senioren veilig te laten<br />
oversteken;<br />
• wegkapiteins <strong>op</strong>gesteld om de veiligheid van groepen fietsers en groepen motorrijders te verzekeren;<br />
• groepsleiders die waken over het goede verlo<strong>op</strong> van de tocht van een groep voetgangers of ruiters;<br />
• werf<strong>op</strong>zichters die waken over de veiligheid van het personeel van werken <strong>op</strong> de <strong>op</strong>enbare weg;<br />
• begeleiders en verkeerscoördinatoren bij uitzonderlijk vervoer.<br />
Deze personen maken gebruik van een verkeersbord C3 om het verkeer stil te leggen.<br />
Weggebruikers moeten de door deze personen gegeven aanwijzingen <strong>op</strong>volgen.<br />
47
48<br />
4.2 Rangorde van de verkeersvoorschriften<br />
De verkeersvoorschriften hebben een hiërarchische volgorde:<br />
1. bevelen van een bevoegd persoon<br />
2. verkeerslichten<br />
3. verkeersborden<br />
4. verkeersregels<br />
De verkeersregels zijn van toepassing.<br />
De verkeersborden zijn van toepassing, zij gaan boven de verkeersregels.<br />
De verkeerslichten zijn van toepassing, zij gaan boven de verkeersregels.<br />
De verkeerslichten zijn van toepassing, zij gaan boven de verkeersborden.<br />
De bevelen van de agent zijn van toepassing, zij gaan boven de verkeerslichten<br />
en de verkeersborden.
4.3 Overtredingen<br />
4.3.1 Sancties<br />
Als een bevoegd persoon een overtreding vaststelt, dan kan hij<br />
• een onmiddellijke inning voorstellen,<br />
• een proces-verbaal <strong>op</strong>stellen.<br />
Onmiddellijke inning:<br />
Politieagenten kunnen bij het vaststellen van een verkeersovertreding de inning van een vastgestelde geldsom voorstel-<br />
len. Het innen van de geldsom gebeurt door overschrijving, contant (alleen voor wie geen vaste verblijfplaats heeft in<br />
België) of met bankkaart of kredietkaart.<br />
Als de overtreder weigert of verzuimt de onmiddellijke inning binnen 5 werkdagen te betalen, wordt een proces-verbaal<br />
<strong>op</strong>gesteld en volgt een minnelijke schikking of een veroordeling. Het voertuig kan in beslag genomen worden.<br />
De onmiddellijke inning kan niet als:<br />
• de overtreder jonger dan 18 jaar is;<br />
• een van de vastgestelde overtredingen van de derde graad is;<br />
• een snelheidsbeperking met meer dan 40 km/u wordt overschreden;<br />
• een snelheidsbeperking met meer dan 30 km/u wordt overschreden binnen de bebouwde kom, in een zone 30, een<br />
<strong>school</strong>omgeving, een woonerf of een erf;<br />
• een overtreding van de vierde graad wordt vastgesteld;<br />
• de totale som meer dan 300 euro bedraagt.<br />
Onmiddellijke intrekking <strong>rijbewijs</strong>:<br />
Een <strong>rijbewijs</strong> kan onmiddellijk ingetrokken worden voor 15 dagen. De procureur des Konings kan ten laste van de dader<br />
van de overtreding een beschikking tot verlenging met ten hoogste drie maanden vorderen bij de politierechtbank.<br />
Verval van het recht tot sturen:<br />
Dit is een straf die een rechter aan een bestuurder <strong>op</strong>legt wegens een verkeersdelict. Dit rijverbod kan tijdelijk of definitief<br />
(bij herhaling) zijn. Voorbeelden van verkeersdelicten waarbij de rechter het verval kan uitspreken zijn:<br />
• vluchtmisdrijf;<br />
• dronkenschap of een alcoholconcentratie van ten minste 0,35 mg per liter uitgeademde lucht of 0,8 gram per liter<br />
bloed achter het stuur;<br />
• de aanwezigheid van een strafbare hoeveelheid drugs (THC, amfetamine, MDMA, MDEA, MBDB, morfine, cocaïne<br />
...);<br />
• weigeren een ademtest, ademanalyse, speekseltest of bloedproef te ondergaan;<br />
• zich onttrekken aan het verbod of het toezicht van een bevoegd persoon, als dat werd <strong>op</strong>gelegd;<br />
• rijden ondanks <strong>op</strong>gelegd rijverbod of zonder het verplichte examen te hebben afgelegd;<br />
• rijden zonder <strong>rijbewijs</strong> of voorl<strong>op</strong>ig <strong>rijbewijs</strong> of verkeerd gebruik ervan;<br />
• rijden zonder wettelijke verzekering;<br />
• een ernstig verkeersongeval veroorzaken;<br />
• een nieuwe overtreding begaan binnen de drie jaar waarin men drie veroordelingen heeft <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en;<br />
• een overtreding van de tweede, derde of vierde graad begaan;<br />
• de toegelaten maximumsnelheid met meer dan 30 km/u overschrijden of met meer dan 20 km/u in een bebouwde<br />
kom, in een zone 30, <strong>school</strong>omgeving, erf of woonerf;<br />
• een toestel bij zich hebben dat de vaststelling van verkeersovertredingen bemoeilijkt, verhindert of <strong>op</strong>spoort;<br />
• het aanzetten of uitdagen van een dronken persoon tot het besturen van een voertuig of rijdier;<br />
• aan een dronken persoon een voertuig of rijdier toevertrouwen om te besturen.<br />
49
50<br />
Een verval dat als straf is uitgesproken, gaat in <strong>op</strong> de vijfde dag na de dag waar<strong>op</strong> het Openbaar Ministerie de veroordeelde<br />
van het vonnis <strong>op</strong> de hoogte heeft gebracht. Dat gebeurt gewoonlijk door de politie.<br />
Verval van het recht tot sturen moet worden uitgesproken in geval van lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid. Het verval<br />
wordt onmiddellijk na het vonnis van kracht en kan ten vroegste na 2 jaar beëindigd worden nadat een nieuw medisch<br />
onderzoek het einde van de lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid aantoont.<br />
Een bestuurder die minder dan twee jaar houder is van het <strong>rijbewijs</strong> B zal verval van het recht tot sturen krijgen,<br />
als hij:<br />
• een overtreding begaat ivm alcohol en/of drugs;<br />
• een radardetectortoestel bezit;<br />
• een verkeersongeval met doden of zwaar gewonden veroorzaakt;<br />
• vluchtmisdrijf pleegt;<br />
• een overtreding van de derde of vierde graad begaat;<br />
• een snelheidsovertreding begaat van meer dan 30 km/u of meer dan 20 km/u binnen de bebouwde kom, in een<br />
zone 30, <strong>school</strong>omgeving, erf of woonerf;<br />
• een overtreding i.v.m. het <strong>rijbewijs</strong> begaat (geen <strong>rijbewijs</strong> bezitten, een valse verklaring afleggen of een lichamelijk<br />
gebrek hebben).<br />
Het herstel van het recht tot sturen zal <strong>op</strong> zijn minst afhankelijk zijn van het slagen voor een theoretisch of praktisch<br />
examen.<br />
4.3.2 Soorten overtredingen<br />
De overtredingen worden ingedeeld in 4 groepen:<br />
Eerste groep: overtredingen ingedeeld in graden<br />
Graad Sancties<br />
1 ste graad: deze overtredingen brengen de veiligheid van<br />
personen niet in gevaar<br />
2 de graad: deze overtredingen brengen de veiligheid van<br />
personen onrechtstreeks in gevaar<br />
3 de graad: deze overtredingen brengen de veiligheid van<br />
personen rechtstreeks in gevaar<br />
4 de graad: deze overtredingen brengen de veiligheid van<br />
personen rechtstreeks in gevaar en leiden bij een ongeval<br />
bijna onvermijdelijk tot fysieke schade<br />
onmiddellijke inning 50 euro<br />
onmiddellijke inning 100 euro<br />
onmiddellijke intrekking <strong>rijbewijs</strong> mogelijk<br />
verval van het recht tot sturen mogelijk<br />
onmiddellijke inning 150 euro<br />
onmiddellijke intrekking <strong>rijbewijs</strong> mogelijk<br />
verval van het recht tot sturen mogelijk<br />
onmiddellijke inning is niet mogelijk<br />
onmiddellijke intrekking <strong>rijbewijs</strong> mogelijk<br />
verval van het recht tot sturen mogelijk
Tweede groep: overtredingen in verband met het <strong>rijbewijs</strong><br />
Voorbeelden zijn:<br />
• een motorvoertuig besturen zonder houder te zijn van een <strong>rijbewijs</strong> of een voorl<strong>op</strong>ig <strong>rijbewijs</strong> of zonder het document<br />
bij zich te hebben of weigeren het te tonen <strong>op</strong> verzoek van een bevoegd persoon;<br />
• een motorvoertuig besturen terwijl het <strong>rijbewijs</strong> of het voorl<strong>op</strong>ig <strong>rijbewijs</strong> werd ingetrokken;<br />
• een valse verklaring afleggen om een <strong>rijbewijs</strong> of een voorl<strong>op</strong>ig <strong>rijbewijs</strong> te krijgen;<br />
• een motorvoertuig besturen terwijl je lijdt aan bepaalde lichaamsgebreken of kwalen of als niet werd voldaan aan<br />
het verplicht geneeskundig onderzoek;<br />
• de reglementering rond het gebruik van het <strong>rijbewijs</strong> of het voorl<strong>op</strong>ig <strong>rijbewijs</strong> niet in acht nemen;<br />
• een motorvoertuig toevertrouwen aan een persoon, als je weet dat weet dat die persoon niet in het bezit is van<br />
een <strong>rijbewijs</strong> of een voorl<strong>op</strong>ig <strong>rijbewijs</strong> vereist voor dat voertuig.<br />
Derde groep: snelheidsovertredingen<br />
Waar? Snelheidsoverschrijding Sancties<br />
binnen bebouwde kom<br />
in zone 30<br />
binnen <strong>school</strong>omgeving<br />
in woonerf of erf<br />
<strong>op</strong> andere wegen<br />
tot 10 km/u<br />
10 tot 20 km/u<br />
20 tot 30 km/u<br />
meer dan 30 km/u<br />
tot 10 km/u<br />
10 tot 30 km/u<br />
30 tot 40 km/u<br />
meer dan 40 km/u<br />
• onmiddellijke inning 50 euro<br />
• geldboete<br />
• onmiddellijke inning 50 euro<br />
+ 10 euro per km boven 10 km/u<br />
• geldboete<br />
• onmiddellijke inning 50 euro<br />
+ 10 euro per km boven 10 km/u<br />
• geldboete<br />
• onmiddellijke intrekking <strong>rijbewijs</strong><br />
• verval van het recht tot sturen mogelijk<br />
• onmiddellijke inning is niet mogelijk<br />
• geldboete<br />
• onmiddellijke intrekking <strong>rijbewijs</strong><br />
• verval van het recht tot sturen<br />
• onmiddellijke inning 50 euro<br />
• geldboete<br />
• onmiddellijke inning 50 euro<br />
+ 5 euro per km boven 10 km/u<br />
• geldboete<br />
• onmiddellijke inning 50 euro<br />
+ 5 euro per km boven 10 km/u<br />
• geldboete<br />
• onmiddellijke intrekking <strong>rijbewijs</strong><br />
• verval van het recht tot sturen mogelijk<br />
• onmiddellijke inning is niet mogelijk<br />
• geldboete<br />
• onmiddellijke intrekking <strong>rijbewijs</strong><br />
• verval van het recht tot sturen<br />
51
52<br />
Vierde groep: rijden onder invloed<br />
Alcohol en een voertuig besturen gaan niet samen. Bij 0,5 promille heb je 2,5 keer meer kans <strong>op</strong> een dodelijk ongeval.<br />
Bij 0,8 promille is dat 4,5 keer en bij 1,5 promille maar liefst 16 keer.<br />
Een bevoegd persoon kan vaststellen dat je <strong>op</strong> een <strong>op</strong>enbare plaats een voertuig of een rijdier bestuurt in staat van dron-<br />
kenschap of in een vergelijkbare staat door het gebruik van drugs of geneesmiddelen.<br />
De staat van dronkenschap kan aangetoond worden door te kijken naar de controle die je hebt over jezelf en wat je doet:<br />
• kun je rechtdoor l<strong>op</strong>en;<br />
• hoe gedraag je jezelf;<br />
• hoe spreek je en wat zeg je;<br />
• hoe zie je eruit?<br />
Vaak zal een ademtest, ademanalyse of bloedproef volgen als er een vermoeden is van dronkenschap, of een gestandaar-<br />
diseerde checklist, speekseltest, speekselanalyse of bloedproef bij vermoeden van druggebruik.<br />
De ademtest, de ademanalyse, de speekseltest of zonder wettige reden de bloedproef weigeren wordt gelijkgesteld met<br />
een alcoholgehalte van ten minste 0,8 gram alcohol per liter bloed of overschrijding van het strafbaar gehalte aan drugs<br />
en wordt even zwaar bestraft.<br />
De ademtest voor het alcoholgehalte<br />
De ademtest bestaat uit blazen in een ademtesttoestel dat het alcoholgehalte in de uitgeademde alveolaire lucht aangeeft.<br />
De ademtest kan worden gevorderd van<br />
• de vermoedelijke dader van een verkeersongeval of iedereen die het mede heeft kunnen veroorzaken, zelfs als hij<br />
het slachtoffer ervan is;<br />
• iedereen die <strong>op</strong> een <strong>op</strong>enbare plaats een voertuig of een rijdier bestuurt of een bestuurder begeleidt bij scholing;<br />
• iedereen die aanstalten maakt om <strong>op</strong> een <strong>op</strong>enbare plaats een voertuig of een rijdier te besturen of een bestuurder<br />
te begeleiden bij de scholing.<br />
Je mag een wachttijd van 15 minuten vragen.<br />
Het toestel geeft als resultaat een letter.<br />
Letter Betekenis Wat nu?<br />
S Safe Geen verder gevolg.<br />
A Alarm Er zal een ademanalyse volgen om het alcoholgehalte precies te bepalen.<br />
P Positief Er zal een ademanalyse volgen om het alcoholgehalte precies te bepalen.
De ademanalyse voor het alcoholgehalte<br />
De ademanalyse bestaat uit blazen in een ademanalysetoestel dat het alcoholgehalte in de uitgeademde lucht meet. Het<br />
ademanalysetoestel bepaalt nauwkeurig het alcoholgehalte.<br />
• 0,22 mg/l uitgeademde alveolaire lucht = 0,5 g/l bloed = 0,5 promille;<br />
• 0,35 mg/l uitgeademde alveolaire lucht = 0,8 g/l bloed = 0,8 promille.<br />
Alcoholgehalte Gevolgen en sancties<br />
minder dan 0,22 mg/l<br />
ten minste 0,22 mg/l en minder dan<br />
0,35 mg/l<br />
ten minste 0,35 mg/l<br />
Controle <strong>op</strong> drugs<br />
Geen, tenzij een met dronkenschap vergelijkbare toestand vastgesteld wordt<br />
die te wijten is aan het gebruik van drugs of geneesmiddelen<br />
• onmiddellijk tijdelijk rijverbod van 3 uur<br />
• <strong>rijbewijs</strong> wordt gedurende 3 uur door de politie bewaard<br />
• onmiddellijke inning of geldboete<br />
• onmiddellijk tijdelijk rijverbod van 6 uur<br />
• het <strong>rijbewijs</strong> wordt gedurende 6 uur door de politie bewaard<br />
• mogelijke onmiddellijke intrekking van het <strong>rijbewijs</strong><br />
• geldboete<br />
• na 6 uur nieuwe ademtest of analyse, met indien positief resultaat een<br />
verlenging van het tijdelijk rijverbod, voor 3 uur (0,22mg/l of meer) of 6 uur<br />
(0,35 mg/l of meer)<br />
• bij herhaling binnen de 3 jaar gevangenisstraf van een maand tot twee jaar<br />
• mogelijk verval van het recht tot sturen van 8 dagen tot 5 jaar<br />
• mogelijk verplichte installatie van een alcoholslot in het voertuig<br />
• mogelijke verplichting tot slagen voor examen(s) om het <strong>rijbewijs</strong> <strong>op</strong>nieuw<br />
te verkrijgen<br />
De gestandaardiseerde checklist is een lijst die een bevoegd persoon zal overl<strong>op</strong>en met betrekking tot je gedrag en uiterlijk.<br />
Vermoedt hij dat je onder invloed van drugs bent, dan zal een speekseltest volgen. Is die positief, dan volgt er een speekselanalyse<br />
in een erkend laboratorium.<br />
Drugsgehalte Gevolgen en sancties<br />
Beneden de wettelijk toegelaten<br />
waarden<br />
Meer dan de toegelaten waarden<br />
• <strong>op</strong> de speekseltest<br />
• <strong>op</strong> de speekselanalyse<br />
Geen, tenzij dronkenschap of een strafbaar alcoholgehalte wordt aangetoond<br />
• onmiddellijk tijdelijk rijverbod van 12 uur<br />
• <strong>rijbewijs</strong> wordt gedurende 12 uur door de politie bewaard<br />
• mogelijke onmiddellijke intrekking van het <strong>rijbewijs</strong><br />
• na 12 uur nieuwe test, met indien positief resultaat een verlenging van het<br />
tijdelijk rijverbod met 12 uur<br />
• geldboete<br />
• bij herhaling binnen de 3 jaar gevangenisstraf van een maand tot twee jaar<br />
• mogelijk verval van het recht tot sturen van 8 dagen tot 5 jaar<br />
• mogelijke verplichting tot slagen voor examen(s) om het <strong>rijbewijs</strong> <strong>op</strong>nieuw te<br />
verkrijgen<br />
53
54<br />
De bloedproef voor alcohol en/of drugs<br />
De bloedproef bestaat uit het nemen van een bloedmonster uit een ader om het drug- of alcoholgehalte in het bloed te<br />
meten. Dat gebeurt door een door de politie <strong>op</strong>gevorderde geneesheer. De ontleding gebeurt in een erkend laboratorium.<br />
Een bloedproef is slechts verplicht in de volgende gevallen:<br />
• als de ademtest ten minste 0,22 mg alcohol per liter uitgeademde alveolaire lucht aangeeft en een ademanalyse<br />
niet kan worden uitgevoerd;<br />
• als de ademtest en de ademanalyse niet kunnen worden uitgevoerd en de betrokkene duidelijke tekenen van alcohol<strong>op</strong>name<br />
vertoont of terwijl hij in staat van dronkenschap verkeert of in een soortgelijke staat, onder meer ten<br />
gevolge van het gebruik van drugs of van geneesmiddelen;<br />
• als bij de vermoedelijke dader van een verkeersongeval of eenieder die het heeft kunnen veroorzaken, zelfs al is hij<br />
het slachtoffer ervan, geen ademanalyse en -test kunnen worden afgenomen en niet kan worden nagegaan of er<br />
duidelijke tekenen van alcohol<strong>op</strong>name zijn;<br />
• <strong>op</strong> verzoek van de betrokken persoon bij wijze van tegenexpertise, als de derde ademanalyse ten minste 0,35 mg<br />
alcohol per liter uitgeademde alveolaire lucht aangeeft;<br />
• als de speekseltest aangeeft dat de betrokkene onder invloed van drugs of geneesmiddelen is en er geen speekselanalyse<br />
kan uitgevoerd worden;<br />
• als de speekseltest en -analyse niet kunnen worden uitgevoerd.<br />
Tips<br />
• Het bevel van een bevoegde persoon, zoals een politieagent, negeren, is een van de zwaarste overtredingen die<br />
er zijn.<br />
• Een voertuig besturen en alcohol en/of drugs gebruiken gaan niet samen. Alcohol en drugs verdoven de hersenen,<br />
waardoor je trager reageert, je je moeilijker kunt concentreren, je remmingen verminderen en je jezelf gaat<br />
overschatten. Door het tunneleffect zie je minder goed wat er aan de linker- of rechterkant van de weg gebeurt.<br />
• Een combinatie van geneesmiddelen en alcohol of drugs verhoogt de intoxicatie!<br />
• Het is belangrijk dat je je houdt aan de voorwaarden voor het voorl<strong>op</strong>ig <strong>rijbewijs</strong>.
5 VOORRANGSREGELS<br />
5.1 Algemene regel: voorrang aan rechts<br />
Elke bestuurder moet voorrang verlenen aan de bestuurder die van rechts komt, behalve<br />
• als hij zelf <strong>op</strong> een rotonde rijdt;<br />
• als de andere bestuurder uit een verboden rijrichting komt.<br />
De bestuurder die st<strong>op</strong>t en terug vertrekt, behoudt zijn voorrang.<br />
B17<br />
Op sommige kruispunten wordt dit verkeersbord geplaatst, om de bestuurder aan de<br />
algemene regel te herinneren. Op die kruispunten geldt dus de voorrang aan rechts,<br />
net zoals <strong>op</strong> de kruispunten waar geen borden zijn aangebracht.<br />
5.2 Uitzonderingen <strong>op</strong> de algemene regel<br />
5.2.1 De bestuurder dwarst een trottoir of een fietspad<br />
Als een bestuurder een trottoir of een fietspad dwarst, moet hij voorrang verlenen aan de weggebruikers <strong>op</strong> dat trottoir of<br />
dat fietspad, zowel de van links als de van rechts komende weggebruikers.<br />
5.2.2 Een rijbaan heeft voorrang <strong>op</strong> een aardeweg of een pad<br />
Als een bestuurder van een aardeweg of een pad komt gereden en een <strong>op</strong>enbare weg met een rijbaan nadert, moet hij<br />
voorrang verlenen aan alle bestuurders <strong>op</strong> de <strong>op</strong>enbare weg, zowel diegenen die van links als van rechts komen. Het doet<br />
er niet toe of die aardeweg of dat pad bij de aansluiting is verhard. Hij heeft geen voorrang.<br />
5.2.3 Verkeersborden regelen het verkeer<br />
B1<br />
B5<br />
Als je als bestuurder uit een weg komt met verkeersbord B1, een omgekeerde driehoek,<br />
dan moet je voorrang verlenen aan alle bestuurders die rijden <strong>op</strong> de weg die je<br />
<strong>op</strong>rijdt.<br />
Als je als bestuurder uit een weg komt met verkeersbord B5, een st<strong>op</strong>bord, dan moet<br />
je st<strong>op</strong>pen en voorrang verlenen aan alle bestuurders die rijden <strong>op</strong> de weg die je<br />
<strong>op</strong>rijdt.<br />
5.2.4 Verkeerslichten of een bevoegd persoon regelen het verkeer<br />
Als verkeerslichten het verkeer regelen, dan<br />
• geldt de algemene regel niet;<br />
• gelden de verkeersborden betreffende de voorrang niet.<br />
55
56<br />
Als een bevoegd persoon het verkeer regelt, dan<br />
• geldt de algemene regel niet;<br />
• gelden de verkeersborden betreffende de voorrang niet;<br />
• gelden de verkeerslichten niet.<br />
5.2.5 Spoorvoertuigen<br />
Een spoorvoertuig heeft voorrang <strong>op</strong> iedere weggebruiker. Alle weggebruikers, zowel bestuurders als voetgangers, moeten<br />
voorrang verlenen aan tram of trein, ongeacht uit welke richting dit spoorvoertuig komt. De bestuurders moeten zich<br />
altijd zo vlug mogelijk van de sporen verwijderen.<br />
Bovendien mag geen enkele weggebruiker zich <strong>op</strong> een overweg begeven als<br />
• de slagbomen in beweging of gesloten zijn;<br />
• de rode knipperlichten branden (een maanwit knipperlicht wijst <strong>op</strong> een vrije doorgang);<br />
• het geluidssein werkt.<br />
Als er geen slagbomen of verkeerslichten zijn, mag de weggebruiker zich slechts <strong>op</strong> de overweg begeven, nadat hij heeft<br />
gecontroleerd of er geen spoorvoertuig nadert.<br />
Bestuurders mogen een overweg niet <strong>op</strong>rijden, als het verkeer zodanig is belemmerd, dat zij waarschijnlijk <strong>op</strong> die overweg<br />
moeten st<strong>op</strong>pen.<br />
5.2.6 Voorrang aan prioritaire voertuigen<br />
Als prioritaire voertuigen, zoals<br />
• ziekenwagens,<br />
• politiewagens,<br />
• brandweerwagens,<br />
hun komst aankondigen met een speciaal geluidstoestel en een blauw knipperlicht, moet elke weggebruiker onmiddellijk<br />
de doorgang vrijmaken, voorrang verlenen, en indien nodig st<strong>op</strong>pen.<br />
Bestuurders van prioritaire voertuigen mogen ook een rood licht voorbijrijden, nadat ze eerst hebben gest<strong>op</strong>t en <strong>op</strong> voorwaarde<br />
dat dat geen gevaar voor de andere weggebruikers betekent.<br />
5.3 Voorrang bij een wegversmalling<br />
B19<br />
B21<br />
Bij een wegversmalling moet de bestuurder die <strong>op</strong> zijn weg verkeersbord<br />
B19 tegenkomt, voorrang verlenen aan de tegenligger.<br />
Bij het inrijden van een wegversmalling moet je voorzichtig zijn en indien nodig vertragen,<br />
ook als je verkeersbord B21 <strong>op</strong> je weg vindt en de tegenligger dus voorrang<br />
moet verlenen aan jou.
5.4 Gedrag aan kruispunten<br />
5.4.1 Het kruispunt naderen<br />
Volgens het verkeersreglement moet de bestuurder die een kruispunt <strong>op</strong>rijdt, dubbel voorzichtig zijn. Deze waarschuwing<br />
geldt zowel voor de bestuurder die voorrang moet verlenen als voor de bestuurder die voorrang heeft.<br />
Zo moet je in bebouwde kommen en <strong>op</strong> alle plaatsen waar het zicht beperkt is, een kruispunt met aangepaste snelheid<br />
<strong>op</strong>rijden en rekening houden met andere weggebruikers, zelfs als je <strong>op</strong> basis van verkeerslichten of voorrangsborden voorrang<br />
hebt.<br />
5.4.2 Het verkeer <strong>op</strong> het kruispunt wordt belemmerd<br />
Je mag een kruispunt niet <strong>op</strong>rijden, zelfs als de verkeerslichten of borden het toelaten, als het verkeer zodanig is belemmerd,<br />
dat je waarschijnlijk <strong>op</strong> het kruispunt moet st<strong>op</strong>pen en zo het dwarsverkeer hindert.<br />
5.4.3 Het kruispunt vrijmaken<br />
Elke bestuurder die een kruispunt is <strong>op</strong>gereden waar het verkeer wordt geregeld door een bevoegd persoon of door<br />
verkeerslichten, mag dit kruispunt vrijmaken en verder rijden, zonder te wachten tot het verkeer is <strong>op</strong>engesteld in de<br />
richting die hij wil nemen, behalve als <strong>op</strong> de weg die hij gaat volgen, een aan zijn rechterzijde geplaatst rood licht hem dat<br />
verbiedt.<br />
Tips<br />
• Nader je een kruispunt, dan moet je al <strong>op</strong> voorhand weten hoe de voorrangsregeling er in elkaar zit, zodat je daar<strong>op</strong><br />
kunt anticiperen. Moet je bijvoorbeeld st<strong>op</strong>pen en/of voorrang verlenen, laat je auto dan al in versnelling <strong>op</strong> de<br />
motor afremmen.<br />
• De juiste kijktechniek bij het naderen van een kruispunt is de ALR-techniek: achter - links - rechts.<br />
• Kom je aan een kruispunt met voorrang aan rechts, schakel dan <strong>op</strong> tijd terug, zodat je klaar bent om voorrang te<br />
verlenen en om daarna <strong>op</strong>nieuw vlot te vertrekken.<br />
• Let <strong>op</strong> voor fietsers en bromfietsers die in de twee rijrichtingen aan één kant van de dwarsweg rijden.<br />
Dat kan aangegeven worden door dit bord, maar dat is niet verplicht. Kijk bij het rechts afslaan dus<br />
niet enkel naar links, maar ook naar rechts.<br />
57
58<br />
6 SNELHEID<br />
6.1 Relatieve snelheidsbeperkingen<br />
6.1.1 Relatieve snelheidsbeperking<br />
Overdreven snelheid is één van de belangrijkste oorzaken van ongevallen. Ook de ernst van het ongeval stijgt naarmate de<br />
snelheid hoger ligt. Je moet je snelheid daarom altijd aanpassen aan<br />
• de andere weggebruikers,<br />
• de weersomstandigheden,<br />
• de situatie ter plaatse,<br />
• de verkeersdrukte,<br />
• de zichtbaarheid,<br />
• de staat van de weg,<br />
• de staat van je auto,<br />
• de lading van je auto.<br />
Je snelheid mag geen oorzaak zijn van ongevallen, noch het verkeer hinderen. Je mag een bestuurder nooit tot overdreven<br />
snelheid aansporen of uitdagen.<br />
Het is ook verboden andere bestuurders te hinderen door abnormaal traag te rijden zonder geldige reden.<br />
Je moet in alle omstandigheden voor een voorzienbare hindernis kunnen st<strong>op</strong>pen. Spelende kinderen langs een rijbaan zijn<br />
een voorzienbare hindernis, vooral als zij met een bal spelen.<br />
De gevaarsborden wijzen vaak <strong>op</strong> een goede reden om je snelheid te verminderen.<br />
Je moet vertragen als je trek-, last- en rijdieren of vee <strong>op</strong> de <strong>op</strong>enbare weg nadert. Als de dieren tekenen van angst vertonen,<br />
moet je st<strong>op</strong>pen.<br />
6.1.2 Volgafstand: de tweeseconderegel<br />
Om een veilige volgafstand ten <strong>op</strong>zichte van je voorligger te handhaven, kun je de tweeseconderegel toepassen:<br />
• kies een referentiepunt voor je, zoals een verlichtingspaal of een verkeersbord;<br />
• zodra je voorligger dat punt passeert begin je twee seconden te tellen: eenentwintig, tweeëntwintig;<br />
• passeer je zelf pas daarna het referentiepunt, dan heb je een veilige volgafstand.<br />
Op die manier is de volgafstand in meter ongeveer gelijk aan de helft van je snelheid in km/u.<br />
Om helemaal safe te spelen en zeker in geval van slechtere rijomstandigheden, houd je best een afstand van drie seconden.<br />
Zo creëer je nog meer ruimte voor jezelf, en ook voor je achterliggers.
6.2 Absolute snelheidsbeperkingen<br />
6.2.1 Snelheidsbeperking binnen de bebouwde kom<br />
F1 F1a F1b<br />
6.2.2 Snelheidsbeperking buiten de bebouwde kom<br />
6.2.3 Snelheidsbeperking door verkeersborden<br />
30<br />
C43<br />
C45<br />
C43 + F1<br />
30<br />
C43<br />
C45<br />
Binnen een bebouwde kom is de snelheid beperkt tot 50 km/u.<br />
Als het verkeersbord C43 met de aanduiding 30 km/u geplaatst is boven het bord F1<br />
(begin bebouwde kom), dan is de snelheid beperkt tot 30 km/u in heel de bebouwde<br />
kom.<br />
Dit geldt enkel voor de snelheidsbeperking van 30 km/u.<br />
Op autosnelwegen en wegen verdeeld in vier of meer rijstroken, waarvan<br />
ten minste twee voor iedere rijrichting, en waarbij de rijrichtingen door<br />
een middenberm zijn gescheiden, is de snelheid beperkt tot 120 km/u.<br />
Op de andere wegen, ook <strong>op</strong> wegen verdeeld in vier of meer rijstroken,<br />
waarvan twee of in iedere rijrichting, maar met rijrichtingen die alleen<br />
gescheiden zijn door wegmarkeringen, en <strong>op</strong> autowegen, is de snelheid<br />
beperkt tot 90 km/u.<br />
Het verkeersbord C43, rechts van de weg geplaatst, kan een andere snelheidsbeperking<br />
<strong>op</strong>leggen. Je mag dan niet sneller rijden dan het bord aangeeft.<br />
De snelheidsbeperking geldt tot<br />
• aan het eerstvolgende kruispunt,<br />
• aan de eerstvolgende <strong>op</strong>rit,<br />
• het verkeersbord C45,<br />
• de plaats waar een andere snelheidsbeperking begint.<br />
Een andere snelheidsbeperking kan ook door een zonebord <strong>op</strong>gelegd worden. Je mag<br />
dan in de hele zone niet sneller rijden dan het bord aangeeft.<br />
59
60<br />
30<br />
6.2.4 Specifieke snelheidsbeperkingen<br />
A14<br />
F12a<br />
F103<br />
6.2.5 Snelheidsbeperkingen voor voertuigen<br />
De zonale snelheidsbeperking wordt <strong>op</strong>geheven door<br />
• het bord einde zone,<br />
• het begin van een andere zone,<br />
• het begin van een bebouwde kom,<br />
• het begin van een andere snelheidsbeperking. Die geldt dan enkel tot aan het<br />
volgende kruispunt, daarna geldt <strong>op</strong>nieuw de zonale snelheid.<br />
Op verhoogde inrichtingen is de snelheid beperkt tot 30 km/u.<br />
In erven en woonerven is de snelheid beperkt tot 20 km/u.<br />
In voetgangerzones en speelstraten moeten bestuurders stapvoets rijden.<br />
• Een bromfiets klasse A mag niet sneller dan 25 km/u, een bromfiets klasse B niet sneller dan 45 km/u. Een ‘bromfiets’<br />
die <strong>op</strong> een horizontale weg sneller kan rijden dan 45 km/u, is geen bromfiets, maar een motorfiets.<br />
• Sleep je een defecte aanhangwagen of een defect voertuig, door middel van een nood- of hulpk<strong>op</strong>peling, dan mag<br />
je niet sneller rijden dan 25 km/u. Voor slepen met meer dan één aanhangwagen geldt dezelfde snelheidsbeperking.<br />
• Bij het gebruik van spijkerbanden is de snelheid buiten de bebouwde kom beperkt<br />
• tot 60 km/u <strong>op</strong> gewone wegen,<br />
• tot 90 km/u <strong>op</strong> autosnelwegen en wegen verdeeld in vier of meer rijstroken, waarvan minstens twee in elke<br />
rijrichting.<br />
6.3 Remmen<br />
F87<br />
F12b<br />
SPIELSTRASSE<br />
De remmen van een voertuig moeten in goede staat zijn.<br />
6.3.1 Plots remmen<br />
Het is verboden andere bestuurders te hinderen door plots te remmen, behalve als dat om veiligheidsredenen nodig is.
6.3.2 Reactieafstand<br />
De reactietijd is de tijd tussen het zien van het gevaar en het ogenblik waar<strong>op</strong> het rempedaal wordt ingedrukt. Voor de<br />
meeste bestuurders bedraagt de reactietijd ongeveer 1 seconde.<br />
Gedurende de reactietijd leg je een bepaalde afstand af. Dat is de reactieafstand.<br />
Snelheid Reactieafstand bij een reactietijd van 1 seconde<br />
30 km/u 8 m<br />
50 km/u 14 m<br />
70 km/u 19 m<br />
90 km/u 25 m<br />
120 km/u 33 m<br />
6.3.3 Remafstand<br />
De afstand die je aflegt in de tijd tussen het ogenblik waar<strong>op</strong> je het rempedaal indrukt en het moment waar<strong>op</strong> je tot<br />
stilstand komt, is de remafstand. Die afstand wordt langer bij een hogere snelheid, een nat wegdek, versleten remmen of<br />
banden.<br />
6.3.4 St<strong>op</strong>afstand = reactieafstand + remafstand<br />
Een eenvoudige vuistregel geeft een veilige indicatie voor de totale st<strong>op</strong>afstand: deel de snelheid in km/u door 10 en vermenigvuldig<br />
dit getal met zichzelf. Het resultaat is een veilige schatting van de st<strong>op</strong>afstand in meter.<br />
Voorbeeld: 60 km/u:<br />
Deel de snelheid in km/u door 10: 60/10 = 6<br />
Vermenigvuldig dit resultaat met zichzelf: 6 x 6 = 36<br />
De st<strong>op</strong>afstand bedraagt in dit voorbeeld 36 m.<br />
Bij nat wegdek is de st<strong>op</strong>afstand groter. Een goede schatting krijg je door bij de einduitkomst 36 het tussenresultaat 6 <strong>op</strong><br />
te tellen. De st<strong>op</strong>afstand <strong>op</strong> nat wegdek is dus 42 m.<br />
Snelheid St<strong>op</strong>afstand <strong>op</strong> droog wegdek St<strong>op</strong>afstand <strong>op</strong> nat wegdek<br />
30 km/u 9 m 12 m<br />
50 km/u 25 m 30 m<br />
70 km/u 49 m 56 m<br />
90 km/u 81 m 90 m<br />
120 km/u 144 m 156 m<br />
Tips<br />
• Anticipeer zo veel mogelijk, zodat je je remmen zo weinig mogelijk moet gebruiken. Kijk ver voor je uit en begin<br />
ruim <strong>op</strong> voorhand en indien mogelijk te remmen <strong>op</strong> de motor, door geen gas meer te geven en je voertuig in<br />
versnelling te laten uitrollen.<br />
• Rem, en schakel indien nodig terug, vóór de bocht of het kruispunt, en niet in de bocht of <strong>op</strong> het kruispunt.<br />
• Houd je altijd aan de geldende snelheidsbeperkingen.<br />
61
62<br />
7 Manoeuvres en bewegingen<br />
7.1 Manoeuvres<br />
Als je een manoeuvre uitvoert, zoals<br />
• van rijstrook of van file veranderen,<br />
• de rijbaan oversteken,<br />
• een parkeerplaats verlaten of <strong>op</strong>rijden,<br />
• uit een aangrenzend eigendom komen (bv. een garage),<br />
• keren of achteruitrijden,<br />
dan moet je voorrang verlenen aan alle andere weggebruikers.<br />
De wegcode vermeldt niet hoe je een manoeuvre moet uitvoeren. Je mag het enkel uitvoeren als dat kan zonder gevaar<br />
voor ongevallen. Je moet daarbij rekening houden met de plaats van de andere weggebruikers, hun snelheid en de afstand<br />
waar<strong>op</strong> zij zich bevinden.<br />
Er zijn twee uitzonderingen:<br />
• Als binnen de bebouwde kom een auto- of trolleybusbestuurder een halteplaats wil verlaten en dat te kennen<br />
geeft met de richtingaanwijzers, dan moet elke andere bestuurder die dezelfde richting als de bus volgt, aan de<br />
busbestuurder voor rang verlenen.<br />
• Een fietser of bromfietser die <strong>op</strong> het einde van het fietspad de rijbaan <strong>op</strong>rijdt, voert geen manoeuvre uit. Als bestuurder<br />
moet je hem voorrang verlenen.<br />
7.2 bewegingen<br />
De bewegingen worden door de wegcode wel nauwkeurig omschreven. Je moet ze dus ook uitvoeren volgens de voorschriften<br />
van het verkeersreglement.<br />
Er zijn vier bewegingen:<br />
1. Kruisen van een ander voertuig: als je een voertuig ontmoet dat uit de tegenovergestelde richting komt, dan<br />
kruis je elkaar.<br />
2. Inhalen van een ander voertuig: als je een voertuig dat in jouw rijrichting rijdt, wilt voorbijrijden, dan haal je in.<br />
3. Rechts afslaan: als je de rijbaan waar<strong>op</strong> je rijdt naar rechts verlaat, om een andere weg of een private inrit of<br />
eigendom <strong>op</strong> te rijden, dan sla je rechts af.<br />
4. Links afslaan: als je de rijbaan waar<strong>op</strong> je rijdt naar links verlaat, om een andere weg of een private inrit of eigendom<br />
<strong>op</strong> te rijden, dan sla je links af.<br />
7.2.1 Kruisen<br />
Als twee voertuigen die uit een tegenovergestelde richting komen, elkaar ontmoeten, dan kruisen ze elkaar.<br />
Bij het kruisen moeten de volgende punten in acht worden genomen:<br />
• het kruisen gebeurt rechts; iedere betrokken bestuurder moet daarom zo ver mogelijk rechts rijden;<br />
• de bestuurder moet aan de linkerzijde voldoende ruimte laten voor tegenliggers en moet indien nodig naar<br />
rechts uitwijken.
Als wegens de breedte van de rijbaan niet gemakkelijk kan worden gekruist, mag je uitwijken <strong>op</strong> de gelijkgrondse berm, <strong>op</strong><br />
voorwaarde dat je de weggebruikers die zich er<strong>op</strong> bevinden, niet in gevaar brengt.<br />
Kun je niet naar rechts uitwijken vanwege een hindernis, zoals een stilstaand of geparkeerd voertuig, of vanwege andere<br />
weggebruikers, zoals fietsers <strong>op</strong> de rijbaan, dan moet je vertragen en indien nodig st<strong>op</strong>pen om de tegenliggers door te<br />
laten.<br />
Ook spoorvoertuigen die de rijbaan volgen moet je rechts kruisen.<br />
Spoorvoertuigen mogen alleen links worden gekruist, als het rechts niet kan wegens<br />
• de engte van de doorgang,<br />
• een stilstaand of geparkeerd voertuig,<br />
• een andere vaste hindernis,<br />
<strong>op</strong> voorwaarde dat de tegemoetkomende weggebruikers niet gehinderd worden of in gevaar worden gebracht.<br />
Ook <strong>op</strong> kruispunten moeten voertuigen elkaar rechts kruisen. Slaan ze allebei linksaf, dan moeten ze dus achter elkaar<br />
doorrijden.<br />
Alleen als wegmarkeringen in de vorm van pijlen je daartoe verplichten, moet je de tegenligger links kruisen.<br />
7.2.2 Inhalen<br />
Inhalen gebeurt – <strong>op</strong> twee uitzonderingen na – links.<br />
Inhalen gebeurt ten <strong>op</strong>zichte van een voertuig dat in beweging is. Een stilstaand of geparkeerd voertuig voorbijrijden, is<br />
dus niet inhalen, behalve bij spoorvoertuigen.<br />
Indien nodig mag je, buiten de bebouwde kom, het geluidssignaal gebruiken als je een bestuurder die je wilt inhalen moet<br />
waarschuwen. Geluidssignalen moeten zo kort mogelijk zijn.<br />
In twee gevallen gebeurt inhalen rechts:<br />
• als de in te halen bestuurder te kennen heeft gegeven dat hij van plan is links af te slaan of zijn voertuig <strong>op</strong> te stellen<br />
aan de linkerzijde van de weg en als hij zich naar links heeft begeven om deze beweging uit te voeren;<br />
• bij een spoorvoertuig.<br />
Als rechts inhalen van een spoorvoertuig onmogelijk is vanwege<br />
• de engte van de doorgang,<br />
• een stilstaand of geparkeerd voertuig,<br />
• een andere vaste hindernis,<br />
dan mag je links inhalen, <strong>op</strong> voorwaarde dat je het tegemoetkomende verkeer niet hindert.<br />
Op een eenrichtingsweg mag een spoorvoertuig links worden ingehaald, als de behoefte van het verkeer dat rechtvaardigt.<br />
Wat wordt niet als inhalen beschouwd?<br />
Het feit dat voertuigen <strong>op</strong> de ene rijstrook of in de ene file sneller rijden dan <strong>op</strong> of in de andere, wordt niet als inhalen<br />
beschouwd (behalve bij het naderen van een oversteekplaats voor voetgangers of voor fietsers en bromfietsers!)<br />
• als de bestuurders de aanwijzingen van borden F13 of F15 <strong>op</strong>volgen,<br />
F13 F15<br />
• als het verkeer in een bebouwde kom in rijstroken verlo<strong>op</strong>t,<br />
63
64<br />
• als bij verkeersdrukte in meer files wordt gereden,<br />
• als motorrijders bij traag of stilstaand verkeer tussen de rijstroken of files doorrijden.<br />
Verplichtingen vóór je inhaalt<br />
1. Kijk of de weg over voldoende afstand vrij is, zodat er geen gevaar ontstaat.<br />
Je moet er zeker van zijn dat er geen tegenligger komt <strong>op</strong>dagen, die inhalen onmogelijk maakt of bemoeilijkt. Je moet<br />
ook nagaan of het in te halen voertuig niet naar links moet uitwijken voor een hindernis, bijvoorbeeld een stilstaand of<br />
geparkeerd voertuig.<br />
2. Ga na of geen andere bestuurder achter jou al met inhalen is begonnen.<br />
Als een achterligger al naar het midden van de rijbaan is uitgeweken en zijn richtingaanwijzer in werking heeft gezet,<br />
moet je die bestuurder de inhaalbeweging laten voltooien.<br />
3. Controleer of je je normale plaats <strong>op</strong>nieuw kunt innemen zonder andere bestuurders te hinderen.<br />
Er moet voldoende ruimte zijn vóór het voertuig dat je wilt inhalen, zodat de voorligger niet wordt verplicht te vertragen<br />
of zelf naar rechts uit te wijken. Slecht uitgevoerde inhaalbewegingen verplichten andere weggebruikers bruusk te remmen,<br />
en dat kan aanleiding geven tot kettingbotsingen.<br />
4. Ga na of het inhalen in zeer korte tijd kan gebeuren.<br />
Je moet de snelheid van je voertuig aanzienlijk kunnen <strong>op</strong>voeren om niet te lang naast het voertuig dat je inhaalt te moeten<br />
blijven rijden.<br />
5. Zet de linkerrichtingaanwijzer aan.<br />
De richtingaanwijzer aanzetten is verplicht bij elke zijdelingse verplaatsing.<br />
6. Wijk voldoende ver uit naar links.<br />
Ga dus niet te dicht naast het voertuig rijden dat je inhaalt. De rechtse bestuurder moet ongehinderd verder kunnen<br />
rijden. Als je wegens de breedte van de rijbaan niet gemakkelijk kunt inhalen, dan mag je de gelijkgrondse berm volgen, <strong>op</strong><br />
voorwaarde dat je de weggebruikers die zich daar<strong>op</strong> bevinden, niet in gevaar brengt.<br />
7. Zet de linkerrichtingaanwijzer af.<br />
Dat moet gebeuren zodra de zijdelingse verplaatsing is uitgevoerd.<br />
Verplichtingen bij het einde van het inhalen<br />
8. Zet de rechterrichtingaanwijzer aan, vooraleer terug naar rechts te rijden.<br />
De richtingaanwijzer aanzetten is verplicht bij elke zijdelingse verplaatsing.<br />
9. Rijd <strong>op</strong>nieuw rechts <strong>op</strong> de rijbaan, zodra dat zonder gevaar voor de andere bestuurders kan.<br />
Je moet deze verplichting niet naleven, als je onmiddellijk een nieuwe inhaalbeweging wil uitvoeren<br />
• <strong>op</strong> rijbanen met eenrichtingsverkeer,<br />
• <strong>op</strong> rijbanen met tweerichtingsverkeer, in vier of meer rijstroken verdeeld, als alleen wordt gereden <strong>op</strong> de rijstroken<br />
die zijn bestemd voor het verkeer in de gevolgde rijrichting.<br />
10. Zet de rechterrichtingaanwijzer af.<br />
Zodra je de zijdelingse verplaatsing hebt uitgevoerd, moet je de rechterrichtingaanwijzer afzetten.<br />
Verplichtingen als je ingehaald wordt<br />
• Wijk zover mogelijk naar rechts uit.<br />
• Versnel niet.<br />
• Als je, <strong>op</strong> het ogenblik dat je ingehaald zult worden, moet uitwijken voor een hindernis of een stilstaand of geparkeerd<br />
voertuig, heb je in principe voorrang <strong>op</strong> het voertuig dat jou wil inhalen. Let toch goed <strong>op</strong> en wees voorzichtig<br />
om aanrijdingen te voorkomen.
• Rijd je <strong>op</strong> een rijbaan met rijstroken, of wordt er in meer files gereden, dan moet je de bestuurders die <strong>op</strong> de linkerrijstrook<br />
of in de linkse file rijden eerst doorlaten, vooraleer zelf <strong>op</strong> die rijstrook of in die file te rijden om een vaste<br />
hindernis of een stilstaand of geparkeerd voertuig voorbij te rijden.<br />
Inhaalverboden<br />
1. Algemeen inhaalverbod<br />
Links inhalen, ook van fietsers, is verboden:<br />
• als je de tegemoetkomende weggebruikers niet van voldoende ver kunt zien om het inhalen zonder gevaar voor<br />
ongevallen uit te voeren;<br />
• over een doorl<strong>op</strong>ende witte streep;<br />
• <strong>op</strong> verhoogde inrichtingen.<br />
2. Specifieke inhaalverboden<br />
De volgende inhaalverboden gelden voor het links inhalen van<br />
• een gespan,<br />
• een bromfiets,<br />
• een motorfiets,<br />
• een voertuig met meer dan twee wielen.<br />
Je mag niet inhalen<br />
• <strong>op</strong> overwegen zonder slagbomen en verkeerslichten;<br />
• <strong>op</strong> kruispunten<br />
• waar ‘voorrang aan rechts’ geldt,<br />
• waar je voorrang moet verlenen door verkeersbord B1 of B5,<br />
• waar je van een aardeweg of pad komt;<br />
• bij het naderen van de t<strong>op</strong> van een helling en in bochten, als de zichtbaarheid onvoldoende is, behalve als het<br />
inhalen kan zonder de doorl<strong>op</strong>ende witte streep te overschrijden, die het voor de tegenliggers bestemde deel van<br />
de rijbaan aflijnt.<br />
• als de bestuurder die je wilt inhalen, zelf een ander voertuig dan een fiets, een tweewielige bromfiets of een tweewielige<br />
motorfiets inhaalt. Het zogenaamde tripleren is verboden.<br />
Deze regel geldt niet als de rijbaan drie of meer rijstroken heeft die zijn bestemd voor het verkeer in de gevolgde<br />
rijrichting.<br />
• als de bestuurder die je wilt inhalen een oversteekplaats voor voetgangers of fietsers nadert of ervoor st<strong>op</strong>t. Dit<br />
verbod geldt ook als er in verschillende rijstroken in dezelfde richting gereden wordt.<br />
Deze regel geldt niet <strong>op</strong> plaatsen waar het verkeer wordt geregeld door een bevoegd persoon of door verkeerslichten.<br />
3. Inhaalverbod door verkeersbord C35<br />
Verkeersbord C35 verbiedt het links inhalen van<br />
• een gespan,<br />
• een voertuig met meer dan twee wielen.<br />
Je mag bijvoorbeeld wel een fiets, een bromfiets of een motorfiets inhalen.<br />
B1 B5<br />
C35<br />
65
66<br />
7.2.3 Rechts afslaan<br />
Rechts afslaan lijkt een eenvoudige beweging. Toch gebeuren er vrijwel dagelijks verkeersongevallen met voertuigen die<br />
rechts afslaan en fietsers of bromfietsers die rechtdoor rijden.<br />
Hoe rechts afslaan?<br />
• Je moet zeker weten dat je dit kunt doen zonder gevaar voor andere weggebruikers. Houd ook rekening met de<br />
vertragingsmogelijkheden van de achterliggers.<br />
• Maak je voornemen <strong>op</strong> tijd kenbaar: zet de richtingaanwijzer aan.<br />
• Blijf zo dicht mogelijk bij de rechterrand van de rijbaan, sla niet rechtsaf vanuit een andere rijstrook. Blijf ook <strong>op</strong><br />
een rotonde bij de rechterrand als je wil afslaan. Enkel bij voorsorteringspijlen mag je vanuit een andere rijstrook<br />
rechts afslaan.<br />
• Verleen voorrang aan voetgangers, fietsers en bromfietsers die de andere delen van dezelfde <strong>op</strong>enbare weg volgen<br />
of <strong>op</strong> de rijbaan rijden die je wilt verlaten.<br />
• Voer het rechts afslaan <strong>op</strong> het kruispunt met matige snelheid en zo kort mogelijk uit, dan kun je de ingeslagen<br />
weg onmiddellijk rechts <strong>op</strong>rijden. Rechts rijden <strong>op</strong> de ingeslagen rijbaan moet niet bij keuze van rijstrook in een<br />
bebouwde kom of als bij druk verkeer in meer files wordt gereden.<br />
• Verleen ook voorrang aan de voetgangers die de rijbaan die je wilt inslaan, oversteken, ook als er geen oversteekplaats<br />
voor voetgangers is.<br />
7.2.4 Links afslaan<br />
Dagelijks gebeuren er zware verkeersongevallen met voertuigen die links afslaan <strong>op</strong> het ogenblik dat zij door een ander<br />
voertuig worden ingehaald. Beide bewegingen zijn gereglementeerd en beide bestuurders hebben dus specifieke rechten<br />
en plichten. Ongevallen gebeuren slechts als een van de bestuurders nalatig of onvoorzichtig is en de beweging niet uitvoert<br />
zoals het verkeersreglement ze voorschrijft.<br />
Hoe links afslaan?<br />
• Je moet zeker weten dat je dit kunt doen zonder gevaar voor andere weggebruikers. Houd ook rekening met de<br />
vertragingsmogelijkheden van de achterliggers.<br />
• Kijk of een achterligger niet al met inhalen is begonnen. Wie met een inhaalbeweging is begonnen (richtingaanwijzer<br />
aangezet en al uitgeweken), heeft voorrang <strong>op</strong> iemand die links wil afslaan.<br />
• Maak je voornemen <strong>op</strong> tijd kenbaar: zet de richtingaanwijzer aan.<br />
• Rijd <strong>op</strong> een rijbaan met eenrichtingsverkeer naar de linkerrand. Houd rekening met fietsers of bromfietsers in straten<br />
met beperkt eenrichtingsverkeer.<br />
• Begeef je <strong>op</strong> een rijbaan met tweerichtingsverkeer zo ver mogelijk naar links zonder de tegenliggers te hinderen.<br />
• Verleen voorrang aan tegenliggers <strong>op</strong> de rijbaan die je wilt verlaten.<br />
• Voer het links afslaan <strong>op</strong> het kruispunt met matige snelheid en zo ruim mogelijk uit, zodat je de ingeslagen weg<br />
rechts <strong>op</strong>rijdt. Rechts rijden <strong>op</strong> de ingeslagen rijbaan moet niet bij keuze van rijstrook in een bebouwde kom of als<br />
bij druk verkeer in meer files wordt gereden.<br />
• Verleen voorrang aan fietsers en bromfietsers die het fietspad gebruiken, dat naast de rijbaan ligt die je gaat<br />
verlaten. Denk er aan dat <strong>op</strong> sommige fietspaden fietsers en bromfietsers in twee richtingen kunnen rijden. Verleen<br />
ook voorrang aan de voetgangers die de rijbaan die je wilt inslaan, oversteken, ook als er geen oversteekplaats voor<br />
voetgangers is.
8 ZWAKKE WEGGEBRUIKERS<br />
8.1 Fietsers en bromfietsers<br />
8.1.1 Algemene regels<br />
Je mag een fietser of bromfietser niet in gevaar brengen.<br />
• Je moet dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van fietsende kinderen en senioren.<br />
• Je moet een zijdelingse afstand van ten minste 1 meter laten tussen je voertuig en de fietser of bromfietser.<br />
• Bij het naderen van een groep renners die aan een wielerwedstrijd deelnemen, moet je onmiddellijk uitwijken en<br />
st<strong>op</strong>pen.<br />
• De regels die je moet naleven ten <strong>op</strong>zichte van fietsers gelden eveneens ten <strong>op</strong>zichte van gebruikers van voortbewegingstoestellen<br />
die sneller dan stapvoets rijden.<br />
8.1.2 Oversteekplaatsen voor fietsers en bromfietsers<br />
Oversteekplaatsen voor fietsers en bromfietsers worden<br />
A25 F50<br />
De volgende regels gelden aan deze oversteekplaatsen.<br />
• aangekondigd door verkeersbord A25;<br />
• aangeduid door verkeersbord F50.<br />
• Je mag een bestuurder die een oversteekplaats nadert of ervoor st<strong>op</strong>t, niet inhalen.<br />
• Je mag een oversteekplaats slechts met matige snelheid naderen en de weggebruikers die zich er<strong>op</strong> bevinden, niet<br />
in gevaar brengen of hinderen, als zij de rijbaan met normale snelheid oversteken. Indien nodig moet je st<strong>op</strong>pen<br />
om hen te laten doorrijden.<br />
• Je mag een oversteekplaats niet <strong>op</strong>rijden, als het verkeer zodanig druk is, dat je er waarschijnlijk <strong>op</strong> moet st<strong>op</strong>pen.<br />
8.1.3 Fietsers en bromfietsers <strong>op</strong> kruispunten<br />
F50 bis<br />
Fietsers en bromfietsers kunnen in de twee rijrichtingen rijden <strong>op</strong> het fietspad dat jij<br />
wilt oversteken. Dit witte onderbord wijst je daar<strong>op</strong>.<br />
Als je van richting verandert, wijst verkeersbord F50 bis <strong>op</strong> fietsers, bromfietsers, en<br />
eventueel ook voetgangers, die dezelfde <strong>op</strong>enbare weg volgen. Zij hebben voorrang!<br />
67
68<br />
8.2 Voetgangers<br />
8.2.1 Algemene regels<br />
Je mag voetgangers niet in gevaar brengen.<br />
• Je moet ten minste 1 meter laten tussen je voertuig en een voetganger die <strong>op</strong> wettelijke wijze <strong>op</strong> de rijbaan gaat.<br />
Als dat niet kan, moet je vertragen, stapvoets rijden en zo nodig st<strong>op</strong>pen.<br />
• Als je een hindernis voorbijrijdt waar voetgangers rond moeten gaan en daardoor <strong>op</strong> de rijbaan komen, moet je een<br />
vrije ruimte van ten minste 1 meter langs die hindernis laten. Als dat niet kan en een voetganger ter hoogte van de<br />
hindernis gaat, dan mag je die hindernis niet sneller dan stapvoets voorbijrijden.<br />
• De regels die je moet naleven ten <strong>op</strong>zichte van voetgangers gelden ook ten <strong>op</strong>zichte van gebruikers van voortbewegingstoestellen<br />
die stapvoets rijden.<br />
• Je moet dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van kinderen, bejaarden of personen met een handicap. Je moet vertragen<br />
en zo nodig st<strong>op</strong>pen. Spelende kinderen zijn een te voorziene hindernis waarvoor je moet kunnen st<strong>op</strong>pen.<br />
• Je moet dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van blinde en slechtziende weggebruikers. Zij kunnen <strong>op</strong> straat gebruik<br />
maken van een witte stok of een blindengeleidehond. De blindengeleidehond is herkenbaar aan een harnas met<br />
een beugel. Een blinde of slechtziende voetganger die zich door een blindengeleidehond laat begeleiden, heeft niet<br />
noodzakelijk een witte stok bij.<br />
8.2.2 Oversteekplaatsen voor voetgangers<br />
Oversteekplaatsen voor voetgangers worden<br />
A21<br />
F49<br />
• aangekondigd door verkeersbord A21;<br />
• aangeduid door verkeersbord F49.<br />
• Waar het verkeer niet wordt geregeld door een bevoegd persoon of door verkeerslichten, mag je een oversteekplaats<br />
voor voetgangers slechts met matige snelheid naderen.<br />
• Je moet voorrang verlenen aan voetgangers die zich <strong>op</strong> de oversteekplaats bevinden of <strong>op</strong> het punt staan zich er<strong>op</strong><br />
te begeven.<br />
• Je mag een bestuurder die een oversteekplaats voor voetgangers nadert of ervoor st<strong>op</strong>t, niet inhalen <strong>op</strong> plaatsen<br />
waar het verkeer niet geregeld wordt door verkeerslichten of een bevoegd persoon.<br />
• Je mag een oversteekplaats niet <strong>op</strong>rijden, als het verkeer zodanig druk is, dat je er waarschijnlijk <strong>op</strong> moet st<strong>op</strong>pen.<br />
8.2.3 Overstekende voetgangers buiten de oversteekplaatsen<br />
• Voetgangers mogen de rijbaan niet zomaar oversteken, ze moeten voorzichtig zijn en rekening houden met<br />
naderende voertuigen. Toch moet ook jij voorzichtig zijn, want de overstekende voetganger kan een voorzienbare<br />
hindernis vormen, voor wie je moet kunnen st<strong>op</strong>pen.<br />
• De bestuurder die <strong>op</strong> een kruispunt komt en rechts of links wil afslaan, moet de voetgangers die de rijbaan oversteken<br />
die hij wil <strong>op</strong>rijden, voorrang verlenen.<br />
8.2.4 Voertuigen waar reizigers in- of uitstappen<br />
• Je moet je snelheid matigen als je langs een autocar, autobus, minibus of tram rijdt die stilstaat om reizigers te laten<br />
in- of uitstappen. Als je langs de zijde waar de reizigers in- of uitstappen rijdt en er geen vluchtheuvel is, moet<br />
je st<strong>op</strong>pen om het in- of uitstappen mogelijk te maken. Je mag slechts langzaam <strong>op</strong>nieuw vertrekken.<br />
• Je moet extra voorzichtig zijn bij het naderen van een voertuig voor leerlingenvervoer. Je moet je snelheid aanzienlijk<br />
matigen en indien nodig st<strong>op</strong>pen, als de bestuurder de vier richtingaanwijzers aangezet heeft om aan te geven<br />
dat de kinderen in- en uitstappen.
8.2.5 Groepen<br />
Je mag niet tussen of door de volgende groepen rijden:<br />
• een marcherende groep soldaten of een voertuigenkonvooi;<br />
• een groep kinderen, scholieren, personen met een handicap of bejaarden die, in rijen en vergezeld door een leider<br />
of onder controle van een gemachtigd <strong>op</strong>zichter, de rijbaan oversteekt;<br />
• een stoet, een samenkomst naar aanleiding van een cultureel, sportief of toeristisch evenement of een processie;<br />
• een groep voetgangers;<br />
• een groep renners die aan een wielerwedstrijd deelneemt;<br />
• een groep deelnemers aan een niet gemotoriseerde sportwedstrijd of -competitie.<br />
8.2.6 Woonerven en speelstraten<br />
• Binnen erven en woonerven mag je de voetgangers niet in gevaar brengen of hinderen. Indien nodig moet je st<strong>op</strong>pen.<br />
• In een speelstraat moet je stapvoets rijden. Je moet de doorgang vrijmaken voor spelende kinderen, voorrang verlenen<br />
en zo nodig st<strong>op</strong>pen.<br />
Tips<br />
Aandacht voor zwakke weggebruikers doe je niet alleen vanuit je auto, maar vertrekt ook vanuit het beleid, nl. een<br />
duurzaam mobiliteitsbeleid. Een heel belangrijk principe daarbij is het STOP-principe, waarbij je aandacht bij elke<br />
beleidsbeslissing in volgorde uitgaat naar deze categorieën weggebruikers:<br />
• S Stappen: voorrang voor voetgangers<br />
• T Trappen: daarna de fietsers<br />
• O Openbaar vervoer<br />
• P Privévervoer: komt pas <strong>op</strong> de laatste plaats<br />
Je bent hier<br />
te voet<br />
tot 1 km<br />
met de fiets<br />
1 km - 10 km<br />
met het <strong>op</strong>enbaar vervoer of met de<br />
auto<br />
69
70<br />
9 AUTOSNELWEG EN AUTOWEG<br />
9.1 Autosnelwegen<br />
F5<br />
F7<br />
E9a<br />
Snelheid <strong>op</strong> autosnelwegen<br />
Verkeersbord F5 duidt het begin en de <strong>op</strong>rit van een autosnelweg aan.<br />
De minimumsnelheid bedraagt 70 km/u, de maximumsnelheid 120 km/u.<br />
Verkeersbord F7 duidt het einde en de afrit van een autosnelweg aan. Alleen via die<br />
<strong>op</strong>- en afrit mag je de autosnelweg <strong>op</strong>rijden of verlaten.<br />
Toegelaten <strong>op</strong> autosnelwegen:<br />
• enkel voertuigen die <strong>op</strong> een horizontale weg een snelheid van 70 km/u kunnen<br />
bereiken.<br />
Verboden <strong>op</strong> autosnelwegen:<br />
• voetgangers, stoeten, betogingen en samenscholingen,<br />
• bestuurders van dieren,<br />
• bestuurders van rijwielen, van bromfietsen en van motorvierwielers zonder<br />
passagiersruimte,<br />
• voertuigen die <strong>op</strong> een horizontale weg geen snelheid van 70 km/u kunnen<br />
halen,<br />
• reclamestoeten van voertuigen,<br />
• technische proeven met prototypes van voertuigen,<br />
• sportwedstrijden,<br />
• voertuigen die met een nood- of hulpk<strong>op</strong>peling worden gesleept.<br />
Op autosnelwegen is het verboden<br />
• de dwarsverbindingen te gebruiken;<br />
• te keren, achteruit of in tegenovergestelde rijrichting te rijden;<br />
• stil te staan of te parkeren, behalve <strong>op</strong> de parkeerstroken aangeduid door<br />
verkeersborden van het type E9;<br />
• om het even welk voorwerp te verk<strong>op</strong>en of te ko<strong>op</strong> aan te bieden, tenzij met<br />
toelating van de bevoegde minister of zijn gemachtigde.<br />
Voertuigen die een defecte auto of defecte aanhangwagen slepen moeten de autosnelweg bij de eerstvolgende afrit<br />
verlaten.
9.2 Autowegen<br />
F9<br />
F11<br />
E9a<br />
Het begin van een autoweg wordt aangeduid met verkeersbord F9.<br />
De regels <strong>op</strong> de autowegen gelden tot het bord F11 of tot het volgende kruispunt.<br />
Toegelaten <strong>op</strong> autowegen: alle motorvoertuigen en hun aanhangwagens met<br />
uitzondering van:<br />
• bromfietsen,<br />
• vierwielers met motor zonder passagiersruimte,<br />
• landbouwvoertuigen,<br />
• slepen van kermisvoertuigen.<br />
Op autowegen is het verboden<br />
• de dwarsverbindingen te gebruiken;<br />
• te keren, achteruit of in tegenovergestelde rijrichting te rijden;<br />
• stil te staan of te parkeren, behalve <strong>op</strong> de parkeerstroken aangeduid door<br />
verkeersborden van het type E9;<br />
• om het even welk voorwerp te verk<strong>op</strong>en of te ko<strong>op</strong> aan te bieden, tenzij met<br />
toelating van de bevoegde minister of zijn gemachtigde.<br />
Snelheid <strong>op</strong> autowegen<br />
Hier gelden dezelfde regels als <strong>op</strong> gewone wegen:<br />
• er is geen verplichte minimumsnelheid;<br />
• <strong>op</strong> autowegen binnen een bebouwde kom: hoogstens 50 km/u, tenzij een<br />
lagere snelheid wordt <strong>op</strong>gelegd of een hogere wordt toegelaten;<br />
• <strong>op</strong> autowegen buiten een bebouwde kom:<br />
• maximaal 90 km/u;<br />
• maximaal 120 km/u <strong>op</strong> rijbanen met vier of meer rijstroken, als er ten<br />
minste twee zijn voor elke rijrichting en de rijrichtingen gescheiden<br />
zijn door een middenberm.<br />
9.3 Gebruik van de retroreflecterende veiligheidsvest<br />
Wanneer de bestuurder van een pechvoertuig <strong>op</strong> een autosnelweg of autoweg <strong>op</strong> een plek terechtkomt waar hij niet mag<br />
stilstaan of parkeren, moet hij een retroreflecterende veiligheidsvest dragen, zodra hij zijn voertuig verlaat. De verplichting<br />
beperkt zich tot de bestuurder, maar het is natuurlijk voor iedereen die zich te voet <strong>op</strong> de autowegen of autosnelwegen<br />
begeeft, bijvoorbeeld om hulp te bieden of om de gevarendriehoek te plaatsen, aangeraden om zo’n vestje te dragen.<br />
71
72<br />
10 VERLICHTING EN SIGNALEN<br />
10.1 Lichten<br />
10.1.1 Verlichting van een personenauto<br />
Je mag enkel de lichten gebruiken die in het verkeersreglement of de technische reglementen van auto’s zijn voorgeschreven.<br />
De belangrijkste lichten van een personenauto zijn:<br />
aan de voorzijde:<br />
• dagrijlichten (bij nieuwe auto’s),<br />
• grootlichten,<br />
• dimlichten,<br />
• standlichten,<br />
• parkeerlichten,<br />
• richtingaanwijzers,<br />
• witte reflectoren,<br />
• voormistlichten,<br />
aan de achterzijde:<br />
• rode achterlichten,<br />
• st<strong>op</strong>lichten,<br />
• parkeerlichten,<br />
• richtingaanwijzers,<br />
• rode reflectoren,<br />
• kentekenplaatverlichting,<br />
• achteruitrijlicht(en),<br />
• mistachterlicht(en).<br />
10.1.2 Voertuigen in beweging<br />
Wanneer moet je de lichten gebruiken?<br />
Je moet het dimlicht, of eventueel het grootlicht, gebruiken:<br />
• tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag;<br />
• in alle omstandigheden wanneer je niet meer duidelijk kunt zien tot <strong>op</strong> een afstand van ongeveer 200 meter.<br />
Wanneer mag je de grootlichten niet gebruiken?<br />
• Bij het naderen van een tegemoetkomende weggebruiker, dus ook een voetganger, en zeker zodra een bestuurder<br />
met het grootlicht knippert om te kennen te geven dat hij wordt verblind;<br />
• bij het naderen van een spoorvoertuig of een boot waarvan de bestuurder of stuurman door het grootlicht verblind<br />
zou kunnen worden;<br />
• als je een ander voertuig <strong>op</strong> minder dan 50 meter afstand volgt, behalve bij het inhalen;<br />
• als de rijbaan doorl<strong>op</strong>end en voldoende is verlicht, zodat je duidelijk kunt zien over een afstand van ongeveer<br />
100 meter.<br />
Wanneer gebruik je de mistlichten?<br />
• Het voormistlicht mag enkel bij mist, sneeuwval of felle regen worden gebruikt. Het voormistlicht mag het dimlicht<br />
of het grootlicht vervangen of gelijktijdig met deze lichten branden.<br />
• Als het voertuig een achtermistlicht heeft, moet het worden gebruikt bij:<br />
• mist of sneeuwval die de zichtbaarheid verminderen tot minder dan ongeveer 100 meter,<br />
• felle regen.
10.1.3 Stilstaande of geparkeerde voertuigen<br />
Wanneer moet je een stilstaand of geparkeerd voertuig signaleren?<br />
Voertuigen die <strong>op</strong> de <strong>op</strong>enbare weg stilstaan of parkeren moeten de lichten gebruiken:<br />
• tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag;<br />
• in alle omstandigheden wanneer je niet meer duidelijk kunt zien tot <strong>op</strong> een afstand van ongeveer 200 meter.<br />
Je moet de lichten niet gebruiken als de <strong>op</strong>enbare verlichting toelaat het voertuig van <strong>op</strong> ongeveer 100 meter duidelijk te<br />
zien.<br />
Je gebruikt voor het stilstaan of parkeren<br />
• vooraan: twee witte of gele standlichten;<br />
• achteraan: twee rode lichten.<br />
Bij mistig weer, sneeuwval of felle regen mogen de dimlichten of de voor- of achtermistlichten worden gebruikt.<br />
Het parkeerlicht mag worden gebruikt als aan al deze voorwaarden voldaan is:<br />
• het voertuig staat binnen de bebouwde kom;<br />
• het voertuig staat evenwijdig met de aslijn van de rijbaan;<br />
• er is geen aanhangwagen aangek<strong>op</strong>peld;<br />
• alleen het parkeerlicht aan de kant van de rijbaan brandt.<br />
10.1.4 Gebruik van de richtingaanwijzers<br />
Vooraleer je een zijdelingse verplaatsing of een verandering van richting uitvoert, zoals bij<br />
• het links of rechts afslaan,<br />
• het voorbijrijden van een vaste hindernis of van een stilstaand of geparkeerd voertuig,<br />
• het inhalen,<br />
• het <strong>op</strong>nieuw naar de rechterrand van de rijbaan bewegen,<br />
• het keren,<br />
moet je je voornemen <strong>op</strong> tijd kenbaar maken met de richtingaanwijzer.<br />
De vier richtingaanwijzers mogen alleen worden gebruikt als:<br />
• de gevarendriehoek moet worden geplaatst;<br />
• er dreigend gevaar voor een ongeval bestaat.<br />
Er zijn twee uitzonderingen waar de richtingaanwijzers niet moeten worden<br />
gebruikt:<br />
• bij het volgen van een voorrangsweg die een bocht maakt;<br />
• bij het <strong>op</strong>rijden van een rotonde.<br />
73
74<br />
10.2 Bijzondere lichten<br />
Takelwagens en landbouwtractoren moeten met een of twee oranjegele zwaailichten zijn uitgerust, die zo zijn geplaatst<br />
dat ze in alle richtingen zichtbaar zijn.<br />
Bepaalde voertuigen mogen met een of twee oranjegele zwaailichten zijn uitgerust, die zo zijn geplaatst dat ze in alle<br />
richtingen zichtbaar zijn. Het gaat om voertuigen voor wegenhulp, voor wegenbouw en het onderhoud ervan, voor de<br />
vuil<strong>op</strong>haaldienst, trage voertuigen voor landbouwgebruik en voertuigen voor uitzonderlijk vervoer.<br />
Voertuigen met oranjegele zwaailichten hebben geen voorrang. Zij wijzen de weggebruikers alleen <strong>op</strong> mogelijk gevaar of<br />
verkeershinder terwijl ze specifieke taken uitvoeren.<br />
Prioritaire voertuigen zijn uitgerust met een of meer blauwe knipperlichten en een speciaal geluidstoestel. De blauwe<br />
knipperlichten moeten gebruikt worden bij een dringende <strong>op</strong>dracht. Ze mogen gebruikt worden bij de uitvoering van elke<br />
andere <strong>op</strong>dracht. Het speciaal geluidstoestel mag slechts gebruikt worden bij dringende <strong>op</strong>drachten.<br />
10.3 Geluidssignalen<br />
Elke auto moet uitgerust zijn met een goedgekeurde geluidshoorn die een ononderbroken geluid met een vaste toonhoogte<br />
voortbrengt.<br />
• Geluidssignalen zijn alleen toegelaten om een noodzakelijke waarschuwing te geven om een ongeval te voorkomen<br />
en als je buiten de bebouwde kom een bestuurder moet verwittigen die je wilt inhalen.<br />
• De geluidssignalen moeten zo kort mogelijk zijn.<br />
• Tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag, behalve bij dreigend gevaar, moeten de geluidssignalen<br />
worden vervangen door kortstondig knipperen met het grootlicht.
11 LADING<br />
11.1 Algemene regels<br />
De lading van een auto en van een aanhangwagen moet zo geplaatst, vastgemaakt of overdekt worden, dat ze<br />
• de zichtbaarheid van de bestuurder niet kan hinderen;<br />
• geen gevaar voor de bestuurder, de vervoerde personen en andere weggebruikers kan vormen;<br />
• geen schade aan de <strong>op</strong>enbare weg of aan de <strong>op</strong>enbare of private eigendommen kan veroorzaken;<br />
• niet <strong>op</strong> de <strong>op</strong>enbare weg kan vallen of erover slepen;<br />
• de stabiliteit van het voertuig niet in het gedrang kan brengen;<br />
• de lichten, de reflectoren en de kentekenplaat niet onzichtbaar kan maken.<br />
Alles wat dient om de lading vast te maken of te beschutten moet in goede staat zijn en correct worden gebruikt. Elk<br />
onderdeel dat de lading omsluit, zoals een ketting, een dekzeil, een net ... moet de lading nauw omsluiten. De lading<br />
en de voorwerpen die dienen om de lading vast te maken, mogen geen lawaai voortbrengen dat het publiek kan hinderen,<br />
ongemak veroorzaken of dieren doen schrikken.<br />
Als de zij- of achterdeuren uitzonderlijk moeten <strong>op</strong>enblijven, moeten ze zodanig vastgezet worden dat zij niet uitsteken<br />
buiten de grootste zijomtrek van het voertuig.<br />
11.2 Afmetingen<br />
• Breedte: een auto of een aanhangwagen mag, lading of andere uitstekende delen inbegrepen, niet breder zijn dan<br />
2,55 meter.<br />
• Hoogte: een auto of een aanhangwagen mag, lading inbegrepen, niet hoger zijn dan 4 meter.<br />
Uitstekende lading<br />
• Vooraan: de lading mag vooraan niet buiten het voertuig uitsteken.<br />
• Achteraan: de lading mag niet verder dan 1 meter buiten het achtereinde van het voertuig uitsteken. Ook een<br />
fietsendrager mag maximaal 1 meter uitsteken.<br />
Als de lading uit lange ondeelbare stukken bestaat, mag het uitstekend gedeelte maximaal 3 meter bedragen.<br />
Een lading die meer dan 1 meter achter het voertuig uitsteekt, moet als volgt duidelijk herkenbaar worden aangegeven:<br />
• overdag door een vierkant bord met een zijde van 0,50 meter en met afwisselend reflecterende<br />
witte en rode strepen,<br />
• ’s nachts, of als het voertuig moet verlicht zijn, door hetzelfde vierkant bord als overdag, met een<br />
naar achter gericht rood licht en aan elke zijkant een oranje reflector. Indien nodig moeten zijreflectoren<br />
<strong>op</strong> de lading worden aangebracht.<br />
75
76<br />
11.3 Speciale ladingen<br />
Ondeelbare stukken die verder dan 3 meter achter het voertuig uitsteken of ladingen van uitzonderlijk gewicht of afme-<br />
tingen mogen slechts met toelating van de bevoegde minister worden vervoerd.<br />
Op voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren, moet een gevaarsetiket aanwezig zijn dat de aard van het vervoerde<br />
product aangeeft, met daarbij een gevarencode die de gevaarlijke eigenschappen van het vervoerde product vermeldt.<br />
Enkele voorbeelden:<br />
brandbare<br />
vloeistoffen<br />
Tips<br />
giftige<br />
stoffen<br />
bijtende<br />
stoffen<br />
Weggebruikers kunnen hiermee rekening houden als zo’n voertuig bij een ongeval<br />
betrokken raakt. Uiterste voorzichtigheid is dan geboden.<br />
• Let <strong>op</strong> dat je je voertuig nooit overlaadt. Dat is niet alleen erg gevaarlijk voor jou, maar ook en vooral voor de<br />
andere weggebruikers.<br />
• Als je fietsen vervoert, doe dat dan zoveel mogelijk met behulp van een fietsendrager achteraan je auto, en niet<br />
<strong>op</strong> het dak. Achteraan is de meest milieuvriendelijke manier.
12 STILSTAAN EN PARKEREN<br />
12.1 Algemene regels<br />
Waar moet het voertuig worden <strong>op</strong>gesteld?<br />
De rijbaan is bedoeld voor het rijdende verkeer. Daarom moet je zoveel mogelijk buiten de rijbaan stilstaan of parkeren.<br />
Stel het voertuig <strong>op</strong>:<br />
• rechts van de rijrichting, behalve<br />
• <strong>op</strong> een rijbaan met eenrichtingsverkeer, of<br />
• <strong>op</strong> toegelaten plaatsen binnen een woonerf,<br />
waar het zowel links als rechts mag worden <strong>op</strong>gesteld,<br />
• binnen de bebouwde kom <strong>op</strong> de gelijkgrondse berm,<br />
• buiten de bebouwde kom <strong>op</strong> eender welke berm,<br />
• gedeeltelijk <strong>op</strong> de rijbaan en de berm als de berm niet breed genoeg is,<br />
• <strong>op</strong> de rijbaan als er geen bruikbare berm is.<br />
Als het voertuig volledig of gedeeltelijk <strong>op</strong> een berm wordt <strong>op</strong>gesteld, moet langs de buitenkant van de <strong>op</strong>enbare weg een<br />
begaanbare strook van ten minste 1,5 meter voor voetgangers beschikbaar blijven.<br />
Hoe moet het voertuig worden <strong>op</strong>gesteld?<br />
Als het voertuig volledig of gedeeltelijk <strong>op</strong> de rijbaan moet worden <strong>op</strong>gesteld, gebeurt dat:<br />
• zover mogelijk van de aslijn van de rijbaan;<br />
• evenwijdig met de rand van de rijbaan;<br />
• in één enkele file.<br />
Als speciale parkeerplaatsen haaks of schuin <strong>op</strong> de rijbaan werden aangelegd, dan parkeer je binnen die aanduidingen.<br />
Elke bestuurder van een stilstaand of geparkeerd voertuig moet dat voertuig verplaatsen, zodra hij daartoe door een<br />
bevoegd persoon wordt aangemaand. Als de bestuurder weigert of afwezig is, mag de bevoegde persoon ambtshalve voor<br />
de verplaatsing van het voertuig zorgen. De verplaatsing gebeurt <strong>op</strong> risico en <strong>op</strong> kosten van de bestuurder en de burgerlijk<br />
verantwoordelijke personen, behalve als de bestuurder afwezig is en het voertuig reglementair is geparkeerd.<br />
77
78<br />
12.2 Stilstaan- en parkeerverbod<br />
12.2.1 Algemene principe<br />
Stilstaan en parkeren zijn verboden <strong>op</strong> elke plaats waar het voertuig<br />
• een gevaar voor de andere weggebruikers kan betekenen;<br />
• andere weggebruikers onnodig kan hinderen.<br />
Dat is vooral het geval:<br />
• <strong>op</strong> trottoirs,<br />
• <strong>op</strong> verhoogde bermen binnen bebouwde kommen, tenzij <strong>op</strong> aangeduide parkeerplaatsen,<br />
• <strong>op</strong> oversteekplaatsen voor voetgangers,<br />
• <strong>op</strong> fietspaden,<br />
• <strong>op</strong> oversteekplaatsen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen,<br />
• <strong>op</strong> overwegen,<br />
• <strong>op</strong> verkeersgeleiders en verdrijvingsvlakken,<br />
• <strong>op</strong> dambordmarkeringen,<br />
• <strong>op</strong> verhoogde inrichtingen,<br />
• <strong>op</strong> autosnelwegen en autowegen, behalve <strong>op</strong> door verkeersbord E9a aangegeven plaatsen.<br />
12.2.2 Stilstaan- en parkeerverbod <strong>op</strong> de rijbaan<br />
Je mag <strong>op</strong> de rijbaan niet stilstaan of parkeren:<br />
• <strong>op</strong> minder dan 5 meter vóór een oversteekplaats voor voetgangers;<br />
• <strong>op</strong> minder dan 5 meter vóór een oversteekplaats voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen;<br />
• in onderbruggingen en in tunnels;<br />
• onder bruggen, behalve <strong>op</strong> plaatsen aangeduid door een verkeersbord van het type E9;<br />
• nabij de t<strong>op</strong> van een helling en in een bocht, als de zichtbaarheid onvoldoende is.<br />
12.2.3 Stilstaan- en parkeerverbod <strong>op</strong> de rijbaan en <strong>op</strong> de berm<br />
Stilstaan en parkeren zijn verboden <strong>op</strong> de rijbaan én <strong>op</strong> de berm:<br />
• in de nabijheid van kruispunten, <strong>op</strong> minder dan 5 meter van de verlenging van de naastgelegen rand van de dwarsrijbaan,<br />
behoudens plaatselijke reglementering;<br />
• <strong>op</strong> minder dan 5 meter van de plaats waar fietsers en bromfietsers verplicht zijn het fietspad te verlaten om <strong>op</strong> de<br />
rijbaan te rijden of de rijbaan te verlaten om <strong>op</strong> het fietspad te rijden;<br />
• <strong>op</strong> minder dan 20 meter voor verkeerslichten <strong>op</strong> kruispunten, behoudens plaatselijke reglementering, bv. speciaal<br />
daarvoor aangelegde parkeerplaatsen;<br />
• <strong>op</strong> minder dan 20 meter voor verkeerslichten buiten kruispunten of voor verkeersborden (dit verbod geldt niet voor<br />
voertuigen waarvan de hoogte, lading inbegrepen, niet meer dan 1,65 meter bedraagt, als de onderkant van het<br />
verkeerslicht of het verkeersbord zich ten minste 2 meter boven de rijbaan bevindt);<br />
• waar het verkeersbord E3 het verbiedt.<br />
E9a<br />
E9a
12.3 Parkeerverbod<br />
12.3.1 Algemene regels<br />
Parkeren is verboden:<br />
• <strong>op</strong> minder dan 1 meter vóór en achter een ander stilstaand of geparkeerd voertuig;<br />
• <strong>op</strong> minder dan 15 meter aan weerszijden van een bord dat een autobus-, trolleybus- of tramhalte aangeeft;<br />
• <strong>op</strong> plaatsen waar het voertuig het instappen in of het wegrijden van een ander voertuig kan verhinderen;<br />
• vóór de inrit van eigendommen, tenzij de kentekenplaat leesbaar bij de inrit is aangebracht;<br />
• <strong>op</strong> plaatsen waar voetgangers, fietsers en bromfietsers <strong>op</strong> de rijbaan moeten komen om een hindernis te nemen;<br />
• <strong>op</strong> plaatsen waar de doorgang van een spoorvoertuig wordt belemmerd;<br />
• <strong>op</strong> parkeerplaatsen waar een rolstoel afgebeeld is, tenzij je beschikt over een speciale kaart;<br />
• <strong>op</strong> plaatsen waar de toegang tot buiten de rijbaan aangelegde parkeerplaatsen wordt verhinderd;<br />
• binnen woonerven, behalve waar wegmarkeringen of verkeersborden dit toelaten;<br />
• waar het verkeersbord E1 het verbiedt.<br />
12.3.2 Parkeerverbod <strong>op</strong> de rijbaan<br />
Parkeren is verboden <strong>op</strong> de rijbaan<br />
• die in rijstroken is verdeeld, behalve <strong>op</strong> plaatsen met verkeersbord E9a of E9b;<br />
• langs een gele onderbroken streep;<br />
• als de vrije doorgang minder dan 3 meter breed wordt;<br />
E9a E9b<br />
• tegenover een stilstaand of geparkeerd voertuig, als twee andere voertuigen daardoor elkaar moeilijk kunnen<br />
kruisen;<br />
• <strong>op</strong> de middelste rijbaan van een <strong>op</strong>enbare weg met drie rijbanen.<br />
12.3.3 Parkeerverbod buiten de bebouwde kom<br />
Buiten de bebouwde kom mag je niet parkeren:<br />
• <strong>op</strong> de rijbaan van een <strong>op</strong>enbare weg met verkeersbord B9 (voorrangsweg);<br />
• aan de linkerzijde van een rijbaan van een <strong>op</strong>enbare weg met twee rijbanen;<br />
• <strong>op</strong> de middenberm van een <strong>op</strong>enbare weg met twee rijbanen.<br />
B9<br />
79
80<br />
12.4 Parkeerbeperkingen<br />
12.4.1 Langdurig parkeren<br />
Het is verboden te parkeren <strong>op</strong> de <strong>op</strong>enbare weg:<br />
• langer dan 24 uur na elkaar voor motorvoertuigen die niet meer kunnen rijden en aanhangwagens;<br />
• langer dan 3 uur na elkaar voor reclamevoertuigen.<br />
12.4.2 Beurtelings parkeren<br />
Het halfmaandelijks beurtelings parkeren wordt door deze verkeersborden <strong>op</strong>gelegd. Ze gelden alleen <strong>op</strong> de rijbaan.<br />
E5: van de 1ste tot de 15de dag van de maand mag je niet parkeren <strong>op</strong> de rijbaan aan de kant waar het bord is<br />
aangebracht.<br />
E7: van de 16de dag tot het einde van de maand mag je niet parkeren <strong>op</strong> de rijbaan aan de kant waar het bord<br />
is aangebracht.<br />
Verplaatsen van het voertuig naar de andere kant moet gebeuren <strong>op</strong> de laatste dag van elke periode tussen 19.30 uur en<br />
20 uur.<br />
Beurtelings parkeren in heel de bebouwde kom<br />
Deze regeling is van toepassing <strong>op</strong> alle rijbanen van de bebouwde kom, maar geldt niet <strong>op</strong> plaatsen buiten<br />
de rijbaan of met een andere regeling.<br />
Parkeren is toegelaten <strong>op</strong> de rijbaan<br />
• van de 1ste tot de 15de dag van de maand aan de kant van de gebouwen met oneven huisnummers;<br />
• van de 16de dag tot het einde van de maand aan de kant met even huisnummers.<br />
Als aan kant A van de rijbaan geen huizen staan, of de huizen daar geen nummers hebben, en de gebouwen aan kant B<br />
even nummers hebben, dan wordt kant A gelijkgesteld met de kant van de oneven nummers, en omgekeerd. Verplaatsen<br />
van het voertuig naar de andere kant moet gebeuren <strong>op</strong> de laatste dag van elke periode tussen 19.30 uur en 20 uur.<br />
12.4.3 Beperkte parkeertijd<br />
Een zone met beperkte parkeertijd wordt ook wel blauwe zone genoemd.<br />
In deze zones en <strong>op</strong> plaatsen met bord E5, E7 of E9a tot g aangevuld met een onderbord met een<br />
afgebeelde parkeerschijf moet de bestuurder die <strong>op</strong> een werkdag, tussen 9 uur en 18 uur, een auto<br />
parkeert, <strong>op</strong> de binnenzijde van de voorruit een parkeerschijf plaatsen. Zaterdagen gelden als werkdagen.<br />
De parkeerkaart of de speciale kaart voor gehandicapten mag de parkeerschijf vervangen en dan geldt de beperkte<br />
parkeertijd niet. Voertuigen die geparkeerd staan voor de inrit van eigendommen, waar<strong>op</strong> hun kentekenplaat vermeld is,<br />
moeten de parkeerschijf niet plaatsen.<br />
E5<br />
E7
Hoe moet de parkeerschijf gebruikt worden?<br />
• De bestuurder moet de aanduiding van het uur of van het halfuur volgend <strong>op</strong> zijn aankomst doen verschijnen.<br />
• Het voertuig moet de parkeerplaats verlaten hebben uiterlijk bij het verstrijken van de vergunde parkeerduur.<br />
• De maximale parkeerduur is twee uur, tenzij anders aangegeven.<br />
• Het is verboden onjuiste gegevens <strong>op</strong> de schijf aan te brengen. De gegevens <strong>op</strong> de schijf mogen niet worden gewijzigd,<br />
voordat het voertuig de parkeerplaats heeft verlaten.<br />
• Als in de blauwe zone een van de verkeersborden E9a tot E9i (parkeren toegelaten) is aangebracht, moet de parkeerschijf<br />
niet worden gebruikt, tenzij die borden een onderbord hebben waar<strong>op</strong> een parkeerschijf is afgebeeld.<br />
Parkeermeters of parkeerautomaten<br />
• Op plaatsen met parkeermeters of parkeerautomaten is de parkeertijd beperkt. Het voertuig moet uiterlijk bij het<br />
verstrijken van de aangegeven tijd de parkeerplaats hebben verlaten, tenzij een parkeerkaart tegen de voorruit van<br />
het voertuig werd aangebracht.<br />
• Bij parkeerautomaten gebeurt het parkeren volgens de aanduidingen <strong>op</strong> het toestel.<br />
• Bij een parkeerautomaat die tickets aflevert moet de bestuurder het ticket <strong>op</strong> de binnenzijde van de voorruit aanbrengen.<br />
Hij moet de parkeerschijf niet gebruiken.<br />
• Als de parkeermeter of -automaat buiten gebruik is, moet de parkeerschijf worden gebruikt.<br />
Sms-parkeren<br />
Bij sms-parkeren moet de bestuurder de nummerplaat van het voertuig sms’en naar een <strong>op</strong> de automaat vermeld nummer<br />
om de parkeertijd te laten beginnen. De bestuurder kan de parkeertijd zelf beëindigen door ‘q’ te sms’en naar hetzelfde<br />
nummer. Doet hij dat niet, dan wordt de parkeertijd automatisch beëindigd als de toegestane tijd verstreken is.<br />
Personen met een handicap<br />
Een onderbord of <strong>op</strong>schrift met het symbool van een rolstoel geeft aan dat parkeren is voorbehouden voor voertuigen die<br />
door personen met een handicap worden gebruikt, als de speciale kaart is aangebracht tegen de binnenkant van de voorruit.<br />
De persoon met een handicap mag bestuurder of passagier zijn.<br />
Andere voertuigen mogen hier niet parkeren.<br />
De beperkte parkeerduur geldt niet voor voertuigen die de speciale kaart hebben geplaatst.<br />
Gemeentelijke parkeerkaart<br />
Elke gemeente kan een parkeerkaart uitreiken voor:<br />
• bewoners,<br />
• autodelen (het systeem waarbij auto’s <strong>op</strong> standplaatsen staan en tegen betaling gebruikt kunnen worden),<br />
• bepaalde doelgroepen zoals dokters of thuisverplegers.<br />
Deze kaart, achter de voorruit geplaatst, geeft de bestuurders de mogelijkheid om te parkeren:<br />
• <strong>op</strong> plaatsen die specifiek voor hen voorbehouden zijn;<br />
• binnen de blauwe zone zonder de parkeerschijf te plaatsen en zonder beperking in tijd;<br />
• bij parkeermeters of betaalautomaten, waar<strong>op</strong> dit gemeld wordt, zonder te betalen.<br />
81
82<br />
12.5 Achterlaten van voertuigen<br />
12.5.1 Voorzichtigheid bij in- en uitstappen<br />
Het is verboden het portier van een voertuig te <strong>op</strong>enen of <strong>op</strong>en te laten, of in of uit te stappen, zonder dat de bestuurder<br />
of de passagier heeft gekeken of dit andere weggebruikers niet in gevaar brengt of hindert.<br />
12.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij het achterlaten van het voertuig<br />
De bestuurder die zijn voertuig achterlaat, moet de nodige voorzorgen nemen om ongevallen of misbruik te voorkomen,<br />
zoals de handrem <strong>op</strong>trekken, de wielen blokkeren ...<br />
Hij moet er ook voor zorgen dat niemand verkeerd gebruik kan maken van zijn voertuig, de contactsleutels meenemen en<br />
de deuren sluiten.<br />
Als het voertuig met een antidiefstalinrichting is uitgerust, moet die worden gebruikt.<br />
Het is ook veiliger om de boordpapieren niet bij het voertuig te laten, maar mee te nemen.<br />
Vergeet niet de gevarendriehoek te plaatsen bij een defect voertuig of een ongeval als het voertuig niet als een geparkeerd<br />
voertuig kan <strong>op</strong>gesteld worden en bij een verloren lading die niet onmiddellijk kan <strong>op</strong>geruimd worden.
13 ONGEVAL EN VEILIGHEID<br />
13.1 Stoffelijke schade<br />
Verplichtingen van elke bij een ongeval met stoffelijke schade betrokken persoon<br />
1. Hij moet de nodige maatregelen nemen om de veiligheid en de vlotheid van het verkeer te verzekeren. De bestuurders<br />
moeten indien mogelijk de voertuigen onmiddellijk verplaatsen, nadat ze hun posities met krijt hebben<br />
aangegeven. Als verplaatsen niet mogelijk is, wordt de gevarendriehoek geplaatst en mogen alle richtingaanwijzers<br />
gelijktijdig gebruikt worden.<br />
2. Als hij ouder dan 15 jaar is, moet hij zijn identiteitskaart of het als zodanig geldende bewijs aan andere bij het<br />
ongeval betrokken personen tonen, als die dat wensen.<br />
3. Hij moet ter plaatse blijven om samen met de andere betrokkene(n) de nodige vaststellingen te doen en een aanrijdings<strong>for</strong>mulier<br />
invullen. Hij is niet verplicht bij de politie aangifte van dit ongeval te doen.<br />
Als geen akkoord tussen de partijen tot stand komt, kun je een beroep doen <strong>op</strong> de politie. Dan moet je ook ter plaatse<br />
blijven om de bevoegde persoon toe te laten de gebruikelijke vaststellingen te doen. Als een bevoegd persoon niet binnen<br />
een redelijke tijd kan worden bereikt, mogen de betrokken personen zodra mogelijk aangifte doen van het ongeval in het<br />
meest nabije politiebureau of in dat van hun woon- of verblijfplaats.<br />
Als een partij die schade heeft geleden niet aanwezig is, moeten de personen die bij het ongeval zijn betrokken, ter plaatse<br />
hun naam en adres meedelen (als dat mogelijk is). Zij moeten in elk geval deze inlichtingen zo vlug mogelijk rechtstreeks<br />
of door tussenkomst van de politie aan de tegenpartij meedelen.<br />
13.2 Gewonden of doden<br />
Verplichtingen van elke bij een ongeval met gewonden en/of doden betrokken persoon<br />
1. Hij moet de nodige maatregelen nemen om de veiligheid en de vlotheid van het verkeer te verzekeren. De voertuigen<br />
mogen, maar moeten niet verplaatst worden. Wacht <strong>op</strong> de toelating van de politie. Als de voertuigen <strong>op</strong> de<br />
<strong>op</strong>enbare weg voor andere weggebruikers een hindernis vormen, moet de gevarendriehoek geplaatst worden en<br />
mogen alle richtingaanwijzers gebruikt worden.<br />
2. Hij moet indien nodig hulp aan de gewonden bieden.<br />
3. Als hij ouder dan 15 jaar is, moet hij zijn identiteitskaart of het als zodanig geldende bewijs aan andere bij het<br />
ongeval betrokken personen tonen, als die dat wensen.<br />
4. Hij moet ter plaatse blijven om een bevoegd persoon toe te laten de nodige vaststellingen te doen. In verband met<br />
deze ongevallen moet in principe dus steeds een bevoegd persoon de gebruikelijke vaststellingen ter plaatse doen.<br />
Maar ook hier kan een aanrijdings<strong>for</strong>mulier worden ingevuld.<br />
Als een bevoegd persoon niet binnen een redelijke tijd kan worden bereikt, moeten de betrokken personen aangifte doen<br />
van dit ongeval, uiterlijk binnen 24 uur, in het meest nabije politiebureau of in dat van hun woon- of verblijfplaats.<br />
De persoon die zich tijdelijk van de plaats van het ongeval verwijdert om hulp te verlenen aan gewonden of om een beroep<br />
te doen <strong>op</strong> een bevoegd persoon, onttrekt zich niet aan de verplichting ter plaatse te blijven. Hij doet er echter goed<br />
aan zijn naam en adres aan een van de aanwezigen mee te delen.<br />
83
84<br />
13.3 Eur<strong>op</strong>ees aanrijdings<strong>for</strong>mulier<br />
In te vullen door de<br />
bestuurder 1:<br />
• Algemene inlichtingen<br />
over het ongeval<br />
• Gegevens over de<br />
verzekerings nemer<br />
(die niet de bestuurder<br />
hoeft te zijn)<br />
• Gegevens over het<br />
voertuig<br />
• Gegevens over het<br />
verzekeringscontract<br />
• Gegevens over de<br />
bestuurder<br />
• Gegevens over de<br />
schade aan het<br />
voertuig<br />
• Opmerkingen<br />
In te vullen door de<br />
bestuurder 2:<br />
• Algemene inlichtingen<br />
over het ongeval<br />
• Gegevens over de<br />
verzekerings nemer<br />
(die niet de bestuurder<br />
hoeft te zijn)<br />
• Gegevens over het<br />
voertuig<br />
• Gegevens over het<br />
verzekeringscontract<br />
• Gegevens over de<br />
bestuurder<br />
• Gegevens over de<br />
schade aan het<br />
voertuig<br />
• Opmerkingen<br />
Zorg dat je een aanrijdings<strong>for</strong>mulier bij je hebt. Weten hoe het moet worden ingevuld kan achteraf veel narigheid voorkomen.<br />
Een correct ingevuld <strong>for</strong>mulier kan de afhandeling van het ongeval vergemakkelijken. De omstandigheden van het<br />
ongeval moeten aangeduid worden: borden, wegmarkeringen en verkeerslichten zijn daarbij zeer belangrijk. De vakjes in<br />
het middenstuk moeten aangekruist worden om te verduidelijken wat beide bestuurders deden <strong>op</strong> het ogenblik van het<br />
ongeval. Ook een tekening is dikwijls nuttig.<br />
Door het <strong>for</strong>mulier te handtekenen verklaar je je akkoord met alles wat <strong>op</strong> het voorblad vermeld staat. Hierna mag<br />
er niets meer veranderd worden. Eventuele getuigen moeten <strong>op</strong> dit <strong>for</strong>mulier vermeld worden! Het <strong>for</strong>mulier bestaat uit<br />
twee bladen (die ingevuld worden door doordrukken en dus identiek zijn) waarvan een voor elke bestuurder. Het <strong>for</strong>mulier<br />
is in alle talen <strong>op</strong> dezelfde manier <strong>op</strong>gesteld. Heb je een aanrijding met een anderstalige, dan kan je jouw en zijn <strong>for</strong>mulier<br />
dus naast elkaar leggen. Op de achterzijde kunnen nog bijkomende inlichtingen gegeven worden.
13.4 Hulp aan gewonden<br />
Het verkeersreglement verplicht elke persoon die betrokken is bij een ongeval dat lichamelijk letsel heeft veroorzaakt, hulp<br />
te verlenen aan de gewonden indien nodig. Hij moet de nodige maatregelen nemen om de veiligheid van het verkeer te<br />
verzekeren.<br />
Het strafwetboek vermeldt: “Kan worden gestraft, hij die verzuimt hulp te verlenen of te verschaffen aan iemand die in<br />
groot gevaar verkeert, indien hij deze hulp kan verlenen zonder ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen.”<br />
Waaruit moet deze hulpverlening bestaan? De gewonde is er niet bij gebaat dat omstanders de hulpdiensten verwittigen<br />
als hij nood heeft aan onmiddellijke hulp. Het verwittigen van de hulpdiensten mag geen gebaar zijn waarachter men zich<br />
kan verschuilen om zijn verantwoordelijkheid te ontl<strong>op</strong>en.<br />
Op basis van een richtlijn van de EG bestaat de verplichte hulpverlening uit het verlenen of verschaffen van de meest dringende<br />
en praktisch toe te passen eerste zorgen. Bij elk ongeval met gewonden verlo<strong>op</strong>t een tijd tussen het ogenblik dat<br />
het ongeval gebeurt en het ogenblik dat gespecialiseerde hulp ter plaatse komt. Die paar minuten kunnen levensbelangrijk<br />
zijn voor zwaargewonden. In bepaalde omstandigheden beslist alleen het onmiddellijke en kordate <strong>op</strong>treden van degene<br />
die het eerst bij het slachtoffer is over leven of dood.<br />
Als tijdens die periode, die gewoonlijk 10 tot 20 minuten duurt, iemand ter plaatse de nodige dringende hulp kan bieden,<br />
kunnen veel levens worden gered en zware, blijvende gevolgen worden voorkomen. Het is van groot belang dat elke weggebruiker<br />
de meest elementaire begrippen van eerste hulp bij ongelukken in de praktijk kan toepassen! Dat is een morele<br />
plicht.<br />
13.4.1 Schat de situatie in<br />
Elk ongeval is anders. Daarom moet je eerst goed kijken wat er in feite is gebeurd en waar je je bevindt. Je moet onmid-<br />
dellijk vaststellen of er personen in gevaar verkeren, want hulp aan gewonden is van het grootste belang.<br />
13.4.2 Zorg dat de situatie niet verergert<br />
Het allerbelangrijkste, ook bij een ongeval zonder gewonden, is dat er geen bijkomend gevaar voor jezelf of anderen ont-<br />
staat. Probeer dat gevaar zo klein mogelijk te houden of te verhelpen.<br />
• Waarschuw daarom allereerst het naderende verkeer: baken de omgeving af door de vier richtingaanwijzers van je<br />
eigen of andere auto’s te ontsteken en door de gevarendriehoek te plaatsen.<br />
• Verbied omstanders te roken.<br />
• Zet het contact van de nog draaiende motor af.<br />
• K<strong>op</strong>pel eventueel de accukabels los.<br />
• Haal het slachtoffer uit de auto, als er brand of brandgevaar is.<br />
• Zorg er voor dat een inzittende wiens kleren vuur hebben gevat, niet begint te l<strong>op</strong>en. Rol hem in het zand of dek<br />
hem met een deken af.<br />
• Verplaats geen slachtoffers, tenzij dat voor hun veiligheid absoluut noodzakelijk is.<br />
• Neem de helm van een motorrijder niet af.<br />
85
86<br />
13.4.3 Verzorg de slachtoffers<br />
Wat is <strong>op</strong> korte tijd levensbedreigend?<br />
• Verstikking.<br />
• Ademstilstand.<br />
• Hartstilstand.<br />
• Ernstige bloedingen.<br />
Achtereenvolgens uit te voeren handelingen<br />
1. Zorg er altijd voor dat de luchtwegen van het slachtoffer vrij zijn. Verwijder braaksel of slijm uit de keel. Trek de<br />
achterover gevallen tong naar voren. Verwijder het losgekomen gebit. De luchtwegen vrijmaken kan al levensreddend<br />
zijn. Geef een zwaargewonde in afwachting van medische hulp geen drank.<br />
2. Als de luchtwegen vrij zijn en het slachtoffer toch niet ademt, is er onmiddellijk gevaar door zuurstoftekort.<br />
Hierdoor kan het hart snel stilvallen en een ernstige hersenbeschadiging kan het gevolg zijn. Maak vastzittende<br />
kledingstukken en de halsboord los. Als een persoon niet meer ademt, moet iemand anders dat voor hem doen.<br />
Mond-<strong>op</strong>-mondbeademing moet onmiddellijk worden gestart. Zo komt er weer zuurstof in het bloed, waardoor<br />
hersenen en hart verder blijven werken. Ga door met kunstmatige ademhaling tot de persoon zelf weer ademt of<br />
iemand anders je taak overneemt.<br />
3. Soms staat niet alleen de ademhaling, maar ook de bloedsomlo<strong>op</strong> stil door onvoldoende of afwezige hartwerking<br />
(hartstilstand). Dat leidt <strong>op</strong> 5 minuten tot de dood of blijvende hersenbeschadiging. Begin onmiddellijk met hartmassage<br />
samen met kunstmatige ademhaling. Hartmassage zonder kunstmatige ademhaling is onvoldoende.<br />
4. Zwaar bloedverlies kan ook snel tot de dood leiden. Elke bloeding kan echter worden gest<strong>op</strong>t door stevig te drukken<br />
<strong>op</strong> de plaats van de bloeding. Dek met een pr<strong>op</strong> textiel, zoals een handdoek, de wonde af en druk goed. Breng<br />
indien nodig nog een stevig verband aan.<br />
5. Bovenstaande handelingen zijn meestal dringender dan het verwittigen van de hulpdiensten. Laat indien nodig die<br />
taak aan anderen over.<br />
13.4.4 Verwittig de hulpdiensten<br />
Kies met een vaste telefoon het nummer 100 of 112, je wordt dan verbonden met de hulpverlenende dienst. Met een<br />
mobiele telefoon vorm je 112, het internationale noodnummer. Langs de autosnelweg gebruik je de praatpaal, de <strong>op</strong>erator<br />
kent dan meteen jouw exacte plaats.<br />
Spreek luid maar kalm. Dikwijls is wie telefoneert te <strong>op</strong>gewonden, onduidelijk of verward. Daardoor gaan belangrijke<br />
gegevens of tijd verloren.<br />
Wat moet je melden?<br />
Verstrek alle noodzakelijke gegevens.<br />
Voorbeeld<br />
Mevrouw, mijnheer, ik ben Jan Peeters. Ik meld een verkeersongeval met één lichtgewonde en twee zwaargewonden. Ik<br />
bevind mij in de Kerkstraat te Lommel, nabij huisnummer 17. Twee personen zitten geklemd in het voertuig. Het voertuig<br />
staat in brand. Heeft u alles goed begrepen? Heeft u nog meer in<strong>for</strong>matie nodig?<br />
Duid <strong>op</strong> een autosnelweg de richting van het verkeer aan. Vermeld ook of de gewonden in ademnood verkeren. Wacht nog<br />
even en beëindig het gesprek.<br />
In afwachting van de komst van de hulpdiensten blijf je het slachtoffer controleren. Ga na of de plaats van het ongeval<br />
goed is aangegeven en ook zo blijft. Zorg ervoor dat andere voertuigen de komst van de ziekenwagen tot bij het slachtoffer<br />
niet hinderen. Verstrek de hulpdiensten de nodige inlichtingen na hun aankomst.
13.5 Vluchtmisdrijf<br />
Wie is schuldig aan vluchtmisdrijf?<br />
Elke<br />
• bestuurder van een voertuig of van een dier, die weet dat zijn voertuig of dier oorzaak van of aanleiding tot een<br />
ongeval <strong>op</strong> een <strong>op</strong>enbare plaats is geweest;<br />
• persoon die weet dat hij - zelfs als het ongeval niet zijn schuld is - oorzaak van of aanleiding tot een verkeersongeval<br />
<strong>op</strong> een <strong>op</strong>enbare plaats is geweest,<br />
maar de vlucht neemt om zich aan de nodige vaststellingen te onttrekken.<br />
Mogelijke gevolgen van een vluchtmisdrijf bij een ongeval met stoffelijke schade:<br />
• gevangenisstraf,<br />
• zware geldboete.<br />
Mogelijke gevolgen van een vluchtmisdrijf bij een ongeval met gewonden of doden:<br />
• gevangenisstraf,<br />
• zware geldboete,<br />
• verval van het recht een voertuig te besturen.<br />
Vervolging wegens vluchtmisdrijf gebeurt <strong>op</strong> basis van twee elementen:<br />
• weten dat men de oorzaak of aanleiding van een ongeval is geweest;<br />
• de bedoeling hebben gehad zich aan de nodige vaststellingen te onttrekken.<br />
Het <strong>op</strong>zet zich aan de nodige vaststellingen te onttrekken moet bijgevolg worden bewezen.<br />
Weggaan om hulp te halen wordt dus niet beschouwd als vluchtmisdrijf. De plaats van het ongeval verlaten om te voorkomen<br />
dat een bevoegd persoon dronkenschap kan vaststellen, is voldoende om wegens vluchtmisdrijf te worden vervolgd,<br />
zelfs indien je je naam en adres ter plaatse hebt meegedeeld.<br />
13.6 Tunnels<br />
Een tunnel langer dan 500 m wordt aangeduid door een bord. De lengte mag eronder aangegeven worden.<br />
13.6.1 Inrijden van een tunnel<br />
• Ontsteek je dimlichten bij het inrijden van een tunnel, zo ben je beter zichtbaar.<br />
• Zet je zonnebril af.<br />
• Verminder geleidelijk je snelheid.<br />
13.6.2 In een tunnel<br />
• Houd voldoende afstand.<br />
• Keer nooit om en rijd nooit achteruit.<br />
• St<strong>op</strong> in een tunnel alleen in noodsituaties.<br />
• Zet de vier richtingaanwijzers aan bij file. Zet de motor af als het verkeer stilstaat, zo verminder je de uitlaatgassen.<br />
• Blijf in de auto en luister naar de verkeersberichten.<br />
F8<br />
87
88<br />
13.6.3 Bij pech of ongeval<br />
• Zet de vier richtingaanwijzers aan.<br />
• St<strong>op</strong> <strong>op</strong> een pechstrook, vluchthaven of zo veel mogelijk rechts, zo hebben de hulpdiensten vrije doorgang.<br />
• Zet de motor af en verlaat de auto. Wees voorzichtig.<br />
• Verwittig de hulpdiensten via de noodtelefoon. Volg de instructies van het tunnelpersoneel <strong>op</strong>.<br />
• Verleen bij een ongeval hulp aan de gewonden.<br />
13.6.4 Rook of brand in je auto<br />
• Probeer eerst de tunnel uit te rijden. Doe dat altijd vooruit, keer nooit! Zet de vier richtingaanwijzers aan.<br />
• Is dat niet mogelijk, verlaat dan de auto zo snel mogelijk.<br />
• Laat de auto zo ver mogelijk rechts staan. Laat de sleutels in het contact zitten.<br />
• Probeer alleen een beginnende brand te blussen. Als dat niet lukt, lo<strong>op</strong> dan weg.<br />
• Verwittig de hulpdiensten via de noodtelefoon. Volg de instructies van het tunnelpersoneel <strong>op</strong>.<br />
• Verlaat de tunnel zo snel mogelijk via een vluchtweg of nooduitgang.<br />
• Verleen hulp aan de gewonden.<br />
Als een andere auto brandt, houd je zoveel mogelijk afstand en zet je onmiddellijk de vier richtingaanwijzers aan. Parkeer<br />
<strong>op</strong> een pech- of vluchtstrook en ga naar een nooduitgang of schuilplaats.<br />
13.6.5 Borden in een tunnel<br />
F52<br />
F52 bis<br />
F56<br />
F62<br />
F98<br />
13.6.6 Uitrijden van een tunnel<br />
Aankondiging van een nooduitgang<br />
Bij brand verlaat je de tunnel zo snel mogelijk via de nooduitgang. Vuur en<br />
rook zijn levensgevaarlijk. Breng jezelf in veiligheid en niet je auto!<br />
Vluchtroute<br />
Volg deze aanduidingen naar de dichtstbijzijnde nooduitgang.<br />
Brandblusapparaat<br />
Blus de brand alleen zelf in het beginstadium. Laat het anders aan de<br />
hulpdiensten over en verlaat onmiddellijk de tunnel!<br />
Noodtelefoon<br />
Gebruik deze telefoon om de hulpdiensten te verwittigen en niet je gsm. Via de<br />
noodtelefoon kom je in contact met de regelkamer van de tunnel, die onmiddellijk<br />
weet vanuit welke positie je belt. Volg de aanwijzingen <strong>op</strong>!<br />
Vluchthaven<br />
Zet je auto bij voorkeur <strong>op</strong> een vluchthaven als er geen pechstrook is,<br />
hulpdiensten hebben dan vrije doorgang.<br />
Bij het uitrijden van een tunnel moet je rekening houden met de weersomstandigheden buiten, vooral in de bergen. De<br />
toestand van de weg kan anders zijn dan in de tunnel, denk daarbij aan regen, wind, sneeuw, ijzel ...
14 TECHNISCHE KENNIS<br />
14.1 Controlehandelingen<br />
Laat de onderhoudsbeurten van de auto <strong>op</strong> de voorgeschreven tijden uitvoeren. Daarnaast moet je ook zelf een aantal<br />
controlehandelingen regelmatig uitvoeren.<br />
De dagelijkse controle begint met het kijken naar de verklikkerlichtjes <strong>op</strong> het instrumentenpaneel van de auto. Als één van<br />
de lichtjes brandt, kun je in het instructieboekje van de auto lezen welk probleem zich stelt en wat je moet doen.<br />
14.2 Banden<br />
De banden moeten voorzien zijn van een E of e-goedkeuringsnummer en bandaanduidingen.<br />
14.2.1 Bandaanduidingen<br />
Op de zijwangen van banden staan allerlei gegevens vermeld, bijvoorbeeld 205/65 R15 94 H:<br />
• 205 = breedte van de band in mm;<br />
• 65 = hoogte/breedteverhouding = 65%;<br />
• R = radiaalband;<br />
• 15 = diameter van de velg is 15 duim;<br />
• 94 = belastingsindex: het maximale draagvermogen wordt aan gegeven door de belastingsindex. Er is een relatie<br />
tussen de belastingsindex en het gewicht in kg; een belastingsindex van 94 wil zeggen dat deze band 670 kg kan<br />
dragen bij de maximale snelheid die aangegeven wordt door het snelheidssymbool. Een overbelaste band kan<br />
leiden tot een klapband met ernstige gevolgen.<br />
• H = snelheidssymbool: laat de maximale snelheid van de band zien. H komt overeen met 210 km/u.<br />
De maximumsnelheid en het draagvermogen van de band moeten gelijk zijn aan of groter dan die <strong>op</strong>genomen in het<br />
instructieboekje van het voertuig.<br />
De productiedatum van de band kan je controleren aan de hand van de DOT-code. De code 2605 betekent dat de band<br />
geproduceerd werd in de 26ste week van 2005. De DOT-code is een Amerikaanse code en is niet verplicht.<br />
14.2.2 Verschillende merken of typen van banden<br />
Omdat banden van een verschillend merk of type verschillende eigenschappen hebben, moeten de banden <strong>op</strong> eenzelfde as<br />
van hetzelfde merk en type zijn.<br />
Als de temperatuur beneden 7°C daalt zijn winterbanden een aanrader. Winterbanden blijven door hun speciale rubbersamenstelling<br />
en profiel<strong>op</strong>bouw altijd elastisch en flexibel. Ze profileren zich door een ongeëvenaarde grip <strong>op</strong> zowel koude,<br />
natte als besneeuwde wegen. Door de betere grip wordt de remweg verkort en neemt de beheersbaarheid van de auto<br />
toe. Monteer vier winterbanden en niet alleen maar twee <strong>op</strong> de aangedreven wielen, anders kan de auto onbestuurbaar<br />
worden of kan er bij het remmen een gevaarlijke toestand ontstaan.<br />
89
90<br />
14.2.3 Reservebanden<br />
Moet je een reserveband monteren, dan mag je van de voorschriften afwijken in afwachting van de vervangende of gerepareerde<br />
band. In dat geval is het wel aangeraden:<br />
• de snelheid te matigen, vooral bij regen en sneeuw;<br />
• zo spoedig mogelijk de juiste band terug te (laten) monteren.<br />
14.2.4 Bandenspanning<br />
Banden moeten, afhankelijk van de belasting, een bepaalde spanning hebben. Je vindt de correcte bandenspanning in het<br />
instructieboekje, en vaak ook <strong>op</strong> de auto zelf, bijvoorbeeld <strong>op</strong> de benzineklep of <strong>op</strong> (de deurstijl van) het bestuurdersportier.<br />
Meet de bandenspanning als de banden koud zijn en gebruik een goede spanningsmeter. Als de bandenspanning<br />
langzaam daalt, wijst dit <strong>op</strong> een lek.<br />
In tegenstelling tot wat men wel eens denkt, wordt de grip <strong>op</strong> de weg niet beter door de bandenspanning te verlagen. Bij<br />
een te lage spanning staat het lo<strong>op</strong>vlak immers hol. De band buigt ook meer door, wat meer wrijving, een abnormaal hoge<br />
temperatuur en sterke slijtage tot gevolg heeft. Als de spanning 20% te laag is, bedraagt de levensduur nog slechts<br />
75%. Andere negatieve gevolgen zijn een verhoogd brandstofverbruik en groter gevaar voor aquaplaning omdat de groeven<br />
in het lo<strong>op</strong>vlak meer dichtgedrukt worden.<br />
De bandenspanning voor normaal gebruik moet meestal met 0,3 bar worden verhoogd bij zware belasting of voor het<br />
afleggen van lange trajecten met hoge snelheid. Controleer de wangen van de band nauwkeurig. Er mogen geen beschadigingen<br />
te zien zijn.<br />
14.2.5 Profieldiepte<br />
Meet regelmatig de diepte van het profiel, zowel in het midden als aan de zijkanten. Je ziet dan onmiddellijk of een band<br />
scheef afslijt of te weinig profiel heeft. Een nieuwe band heeft meestal 8,5 mm profieldiepte. De wettelijk verplichte minimale<br />
profieldiepte bedraagt 1,6 mm.<br />
Met het oog <strong>op</strong> aquaplaning is het niet verstandig minder dan 2 mm over te laten. In de meeste banden zijn slijtageindicatoren<br />
aangebracht. Je vindt ze in de hoofdgroeven en ze duiden een profieldiepte van 1,6 mm aan. Komen deze<br />
indicatoren gelijk met het lo<strong>op</strong>vlak, dan is het de hoogste tijd om de band te vervangen.<br />
Oorzaken van abnormale slijtage kunnen zijn:<br />
• te lage of te hoge bandenspanning,<br />
• slechte wielvlucht,<br />
• slechte uitlijning,<br />
• overdreven snel <strong>op</strong>trekken,<br />
• overdreven krachtig remmen,<br />
• slechte schokdempers,<br />
• slechte montage van de band <strong>op</strong> de velg,<br />
• slechte montage van het wiel,<br />
• breuk in het karkas van de band,<br />
• foute voorgeschreven velg of bandenmaat.<br />
Als er sprake is van abnormale slijtage moet de oorzaak gevonden worden.
14.3 Remmen<br />
14.3.1 Remmen<br />
Remmen laten de auto vertragen en st<strong>op</strong>pen. Daarom moeten de remmen in goede staat verkeren. Goed contact tussen<br />
remblokken en remschijven of tussen remschoenen en remtrommels is daarom absoluut noodzakelijk.<br />
14.3.2 Antiblokkeersysteem<br />
Veel ongelukken gebeuren <strong>op</strong> een natte weg, omdat de remmen de wielen laten blokkeren en de auto gaat schuiven. Als<br />
dat gebeurt, wordt de remweg veel langer en is de auto onbestuurbaar. Als de wielen blokkeren, is het daarom verstandig<br />
het rempedaal even los te laten en <strong>op</strong>nieuw te remmen. Het ABS, of antiblokkeersysteem, doet dat automatisch: het<br />
zorgt ervoor dat de remdruk snel stijgt en daalt, zodat een groot aantal keren per seconde pompend geremd wordt. Het<br />
systeem is computergestuurd: als een sensor registreert dat een wiel blokkeert, verlaagt de druk in de leiding, tot het wiel<br />
weer draait. Daarna krijgt de remcilinder weer de volle druk tot het wiel weer blokkeert.<br />
ABS zorgt er niet voor dat je sneller st<strong>op</strong>t. Op een droog wegdek kan de remweg zelfs langer zijn. Een auto met ABS blijft<br />
tijdens het remmen wel controleerbaar. Op het ogenblik dat het ABS tussenbeide komt hoor en voel je een gekraak in het<br />
rempedaal. Dat is volstrekt normaal. Onervaren bestuurders lossen soms om die reden het pedaal. Je doet er dus goed aan<br />
om <strong>op</strong> een veilige plek eens een noodst<strong>op</strong> te maken zodat je vertrouwd raakt met de reactie van je auto.<br />
Remmen met ABS <strong>op</strong> een nat wegdek zal een langere remweg geven dan remmen met ABS <strong>op</strong> een droog wegdek.<br />
14.4 Motorolie<br />
Controleer het oliepeil met de peilstok. Doe dat bij voorkeur als de motor koud is of als het voertuig al enkele minuten<br />
stilstaat met afgezette motor. Op de oliepeilstok staan meestal twee strepen. De bovenste geeft het hoogste of maxi-<br />
mumniveau van de olie aan, de onderste het laagste of minimumpeil. Zorg ervoor dat het peil tussen de twee strepen staat<br />
en voeg olie bij, als je van plan bent een lange rit te maken en het peil (bijna) <strong>op</strong> het minimum staat.<br />
14.5 Koelvloeisof<br />
Controleer het koelvloeistofpeil als de motor koud is. Meestal is er een expansievaatje dat met de radiator verbonden is.<br />
Op dat vaatje staat zowel het minimum- als het maximumniveau aangegeven. In een auto zonder expansievaatje moet<br />
de koelvloeistof iets boven de lamellen van de radiator of tot de onderkant van de vulpijp staan. Vul bij met een antivriesmengsel<br />
of met zuivere koelvloeistof.<br />
91
92<br />
14.6 Remvloeistof<br />
Zoals bij het oliepeil moet ook hier het niveau tussen twee strepen staan. Gebruik uitsluitend nieuwe, zuivere remvloeistof<br />
van het juiste type om bij te vullen. Als bijvullen nodig is, moet het remsysteem gecontroleerd worden.<br />
14.7 k<strong>op</strong>peling<br />
Bij auto’s met een hydraulisch bediende k<strong>op</strong>peling vormt het reservoir meestal één geheel met het remvloeistofreservoir.<br />
Als dat niet het geval is, moet het peil gecontroleerd worden en indien nodig bijgevuld. Als er vaak bijgevuld moet<br />
worden, is er een defect aan het systeem en moet het gecontroleerd worden. Hou je voet tijdens het rijden niet <strong>op</strong> het<br />
k<strong>op</strong>pelingspedaal. Een slippende k<strong>op</strong>pelingsplaat verslijt snel.<br />
14.8 katalysator<br />
De katalysator zet tot 95 % van de schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen om in onschadelijke gassen. Onverbrande<br />
of gedeeltelijk verbrande brandstof uit de motor kan de katalysator beschadigen. Daarom moet je vermijden om de benzinetank<br />
volledig leeg te rijden of het voertuig te starten door het te slepen of van een helling te laten rijden.<br />
14.9 accu<br />
Elke auto heeft een accu, die wordt <strong>op</strong>geladen als de auto rijdt. Hij zorgt voor elektriciteit als de motor niet draait, en<br />
levert de energie die nodig is om de startmotor te doen draaien zodat de motor kan starten. Dat betekent dat de accu een<br />
groot aantal keren geladen en ontladen moet kunnen worden, zonder dat hij capaciteit verliest. Bovendien moet de accu<br />
tijdens het starten gedurende korte tijd zeer veel energie leveren. Als de auto niet goed wil starten, is dat het eerste teken<br />
dat de accu aan vervanging toe is. Koude heeft een negatieve invloed <strong>op</strong> de capaciteit van de accu. Als de accu niet in<br />
goede staat is, zal hij het daarom meestal in de winter laten afweten.<br />
14.10 verlichting<br />
Ga na of alle lampen en richtingaanwijzers, remlichten, achteruitrijlichten en dergelijke zuiver zijn en functioneren. Een<br />
defecte gloeilamp vervangen is meestal een eenvoudige klus. Volg de gebruiksaanwijzing in de handleiding. Zorg voor een<br />
set reservelampjes.
14.11 De luchtfilter<br />
Reinig of vervang regelmatig de luchtfilter. Een vuile luchtfilter kan de oorzaak zijn van zwarte rook.<br />
14.12 Winternazicht<br />
• Zuivere ruiten zijn beslist nodig als de winterzon laag staat. Goede ruitenwissers en ruitensproeiervloeistof zijn<br />
daarbij noodzakelijk. Vervang indien nodig de ruitenwissers en gebruik alleen water met een antivriesmiddel voor<br />
de ruitensproeiers.<br />
• Het koelsysteem dient van voldoende antivriesmiddel voorzien te zijn. Kijk of er voldoende koelvloeistof aanwezig<br />
is.<br />
• Laat de accu testen, want hij krijgt het hard te verduren.<br />
• Vanaf oktober wordt winterdiesel verdeeld die bij buitentemperaturen tot ongeveer -25°C wordt gebruikt. Zomerdiesel<br />
kan in de winter beginnen vlokken, waardoor de brandstoffilters verst<strong>op</strong>t geraken.<br />
• Strooizout kan de wielkasten en bodemplaat aantasten.<br />
• Vocht dat binnendringt onder de motorkap kan elektronische componenten aantasten en ontstekingsproblemen<br />
veroorzaken. Laat de motorkap niet <strong>op</strong>enstaan als het regent, ook niet in geval van motorpech.<br />
Tips<br />
• Zorg altijd voor een goed onderhouden voertuig. Regelmatige controle kan veel ongemakken onderweg voorkomen.<br />
Bovendien is een slecht onderhouden voertuig gevaarlijk, en schadelijk voor het milieu.<br />
93
Vlaamse Stichting Verkeerskunde<br />
Louizastraat 40, 2800 Mechelen<br />
Tel. 015 44 65 50<br />
Fax 015 44 65 59<br />
info@verkeerskunde.be<br />
www.verkeerskunde.be