opmaak Tiecelij° - Reynaertgenootschap
opmaak Tiecelij° - Reynaertgenootschap
opmaak Tiecelij° - Reynaertgenootschap
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
■ Willy Feliers<br />
De verhouding van Reynaert met Haersint<br />
Het is steeds boeiend verschillende kunstenaars dezelfde scène of dezelfde verhaalfragmenten<br />
grafisch te laten uitbeelden. Ik koos in deze laatste driemaandelijkse<br />
Tiecelijn voor een geliefd thema, voor de erotische band tussen Haersint, de<br />
vrouw van de wolf Isegrim en Reynaert. De naam Haersint, of met variante namen<br />
in hetzelfde of andere handschriften (Arsenden, Haersenden, Harsenden,<br />
Hersenden, Hersvinden, Hersvint, Yswenden…) komt negenmaal voor in de<br />
Reynaert I, waarvan tweemaal in een erotische context.<br />
Drie Oost-Europese kunstenaars zijn op mijn verzoek ingegaan om deze erotische<br />
verzen als inspiratiebron te gebruiken. Als exlibrisverzamelaar en Reynaertliefhebber<br />
ontving ik drie mooie kunstwerken.<br />
Verhouding of verkrachting?<br />
260<br />
In de Ysengrimus, die de Reynaert ongeveer één eeuw voorafgaat, lezen we in het<br />
hoofdstuk Reynaert en de wolvin, hoe Reynaert, zonder zich veel aan te trekken<br />
van het ‘huwelijksbed van zijn oom’, de wolvin bespringt. We moeten wel de originele<br />
Latijnse versie lezen of de prozavertaling van Mark Nieuwenhuis, want in de<br />
vertaling van pater Jozef van Mierlo uit 1946 is deze scène weggelaten. Bij<br />
Nieuwenhuis lezen we hoe Reynaert in een afgelegen landstreek het hol van<br />
Isegrim ontdekt. Een reconstructie volgens Mark Nieuwenhuis en deels Van Mierlo.<br />
Als hij in het hol kruipt, vindt de vos er de wolvenzoontjes. Verder in een hoek ligt<br />
de vermoeide vrouw des huizes te kreunen. Reynaert vraagt aan de welpen waar<br />
hun vader is. De vos: ‘vertel het maar zonder vrees, jullie kunnen me vertrouwen’.<br />
De wolfjes antwoorden: ‘We zijn de zoontjes van Isengrim en houden niemand voor<br />
de gek’. Als bewijs verwijzen ze naar hun moeder die in bed ligt omdat ze nog maar<br />
kort geleden van hen bevallen is. Ze vertellen Reynaert dat hun vader voedsel is<br />
gaan zoeken en dat hij pas de volgende ochtend zal terugkeren. Reynaert feliciteert<br />
de wolvin met de mooie worp zoontjes: ‘Zo zorg je ervoor dat het wolvengeslacht<br />
met deze flinke nakomelingen niet uitsterft.’ ‘Want,’ zegt Reynaert tot de wolfjes: ‘jullie<br />
vader wordt oud en men verwacht dat hij niet lang meer zal leven.’ Reynaerts<br />
vriendelijkheid is echter van korte duur. Hij heft zijn poot en besproeit de jonge wolfjes<br />
uit zijn beide openingen en zegt: ‘Hier hebben jullie je natje en je droogje.<br />
Smaakt het heerlijk? Lik het op lieve neefjes.’ Van de pijn in hun ogen van de scherpe<br />
vossenurine beginnen de kleine wolven te huilen. Geschrokken komt hun moeder<br />
kijken en ziet de vos weglopen, maar hij is te ver om hem nog in te halen. De<br />
wolvin: ‘Vriend Reynaert waarom vlucht je zo stiekem weg? Ik nodigde je als gast,<br />
maar je hebt je schandalig misdragen. Wat zeg je daarop?’ Reynaert vraagt om uitstel<br />
van genoegdoening en hij belooft met rente terug te betalen. Daarop haast de<br />
wolvin zich naar binnen en verstopt zich achter de deur. De vos heeft haar list doorzien<br />
en doet net alsof hij naar binnen gaat door op de drempel te blijven trappelen.<br />
Dan loopt hij stil terug en gooit modder en stenen naar de ingang. De wolvin stuift<br />
woedend naar buiten en achtervolgt Reynaert, die door een idyllisch landschap<br />
naar zijn burcht vlucht. Juist op tijd glipt Reynaert door de smalste poort van zijn<br />
Tiecelijn, 20, 2007