opmaak Tiecelij° - Reynaertgenootschap
opmaak Tiecelij° - Reynaertgenootschap opmaak Tiecelij° - Reynaertgenootschap
402 stapt hij manmoedig de enge fuik binnen. Reynaert getuigt niet alleen van enige grootmoedigheid, hij houdt zich – met dank aan auteur Willem van Boudelo, uiteraard – aan de toentertijd vigerende wet. Meer dan drie indagingen kan hij zich niet permitteren. Dat hij uiteindelijk verschijnt, geeft blijk van veel realiteitszin en enige zin voor recht. Zelfs voor Reynaert, die zo graag zijn eigen kromme wegen gaat, zijn er grenzen. Natuurlijk zet hij alles op alles om de hem benauwende grenzen (van het hof, de rechtspraak) af te breken, want het gaat om leven en dood. Hij haalt dan ook alles uit zijn balg om met het verhaal van zijn leven voor de draad te komen en de om hem heen verzamelde vijanden voor zich te winnen, waarbij hij vooral de koningin diep in de ogen moet hebben gekeken. En het zal niet worden ontkend, hij haalt zijn slag thuis. Hij omspint de hele op wraak beluste, adellijke bent met een weefsel van bekoorlijke leugens. De details ervan zijn overbekend. Maar één element ervan wordt vaak onderbelicht of al te graag in een negatief daglicht gesteld. Reynaert laat het koninklijke paar weten dat zijn eigen vader mee ten grondslag lag aan een staatsgreep die Nobels bewind had moeten destabiliseren. Hij beschuldigt zijn vader schijnbaar moeiteloos van hoogverraad. Hoe Reynaerts bekentenis ook wordt geïnterpreteerd, het zal duidelijk zijn dat de vader-zoonrelatie getekend wordt door een aanzienlijke mate van ambivalentie. Men kan zich voorstellen hoe een door de zoon ‘aanbeden’ superieure vader die zelfmoord pleegt de ultieme voedingsbodem is voor een latere pathologische ontwikkeling. Ik wil niet zo ver gaan allerlei opvoedingsfactoren ter verontschuldiging voor Reynaerts misgrepen in te roepen. Toch zou het de moeite lonen uit te vlooien of Reynaerts kortstondige romance met een wellicht oudere Hersinde niet is toe te schrijven aan een zekere oedipale fixatie, die zich vermoedelijk heeft verscherpt na de dood van Reynaert senior. De lezer verneemt over Reynaerts moeder nauwelijks iets. Reynaerts ‘erotische’ omgang met tante Hersinde zou wel eens te verklaren kunnen zijn als een uiting van diens onbewuste verlangen naar de moederschoot. 14 Het is jammer dat Sigmund Freud Van den vos Reynaerde niet heeft gelezen, maar ik vermoed dat hij mijn lezing niet zonder meer zou verwerpen. De verhanging van zijn vader moet Reynaert onthutsend helder voor de geest hebben gestaan, zeker wanneer hij, ironisch genoeg, met de strop om de hals zijn eigen leven tracht te rédden. Ze moet Reynaert bovendien opgezadeld hebben met een onnavolgbaar ideaal: ‘Reinaert senior… knoopt zich op, niet om zijn schuld tegenover zijn wettige suzerein, maar integendeel uit pure spijt dat zijn misdadige toeleg mislukt is’. 15 Voeg daarbij een onverwerkte moederbinding, en meteen is het recept voorhanden om een lichtschuw dier met énige geldigheidsdrang voor altijd de rimboe in te sturen. Op zoek naar onvindbare rust, naar soelaas, naar enig begrip kortom. In die rusteloze wereld trekt hij nog altijd rond, als opgejaagd wild en onwetend van de sympathie die elke Reynaertlezer hem van harte toedraagt. Tiecelijn, 20, 2007
Aantekeningen 1. Mario Vargas Llosa, De eeuwigdurende orgie. Flaubert en Emma Bovary, Amsterdam, Meulenhoff, 1991, p. 31. 2. Cyriel Buysse, Verzameld Werk, deel 5, Brussel, Manteau, 1979, p. 954-957 en p. 1129- 1138. (Donder De Beul is ook een personage in Het recht van de sterkste.) 3. Willem Frederik Hermans, Droogstoppel, een miskende verzetsheld, in: Boze Brieven van Bijkaart, Amsterdam, De Bezige Bij, 1977, p. 96. Vergelijk met de visie van Herman Pleij in zijn opstel ‘Het mecenaat van Droogstoppel’: ‘Wanneer Batavus het voor het zeggen krijgt, dan is het uit met oorspronkelijke kunst’ (in: Het Nederlandse onbehagen, Amsterdam, Prometheus, 1991, p. 138). 4. Vergelijk met Rik van Daele, Van den vos Reynaerde. De vos die je ziet, ben je zelf, in: Dirk de Geest en Marc van Vaeck (red.), Brekende spiegels. Beeldveranderingen in de Nederlandse literatuur, Leuven, Uitgeverij Peeters/Afdeling Nederlandse Literatuur en volkskunde, K.U.Leuven, 1992, p. 20. 5. Rik van Daele, Ruimte en naamgeving in Van den vos Reynaerde, Gent, Secretariaat van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1994, p. 537. Nagenoeg dezelfde bewoordingen in Rik van Daele, Van den vos Reynaerde. De vos die je ziet, ben je zelf, p. 24. 6. Die ‘herkenbaarheid’ verklaart gedeeltelijk waarom Van den vos Reynaerde herhaaldelijk is geïnterpreteerd als een sleutelroman (o.a. door Jozef de Wilde, Luk Wenseleers, Rudi Malfliet), maar ook waarom ‘de vos als collectief erfgoed uit de Germaans-Frankische mythologie’ is beschouwd. Het citaat is ontleend aan Joep Leerssen, De bronnen van het vaderland. Taal, literatuur en de afbakening van Nederland, 1806-1890, Nijmegen, Uitgeverij Vantilt, 2006, p. 79. In Leerssens boek krijgt de vos/Reynaert een centrale rol toebedeeld en wordt hij uiteindelijk omschreven als ‘een onbestemd en haast willekeurig vervormbaar, multi-inzetbaar symbool’ (p. 165). 7. Joris Reynaert, Botsaerts verbijstering. Over de interpretatie van Van den vos Reynaerde, in: Hans van Dijk en Paul Wackers (red.), Pade crom ende menichfoude. Het Reynaertonderzoek in de tweede helft van de twintigste eeuw, Hilversum, Verloren, 1999, p. 280. 8. Zie onder meer Jozef Janssens en Rik van Daele, Reinaerts streken. Van 2000 voor tot 2000 na Christus, Leuven, Davidsfonds, 2001, p. 50-54 en passim. Vergelijk met Rik van Daele, Van den vos Reynaerde. De vos die ziet, ben je zelf, p. 25 e.v. 9. Zie ook Rik van Daele, Ruimte en naamgeving in Van den vos Reynaerde, p. 524 (‘Willem moraliseert niet, maar hij schetst de domheid van de hofdieren door hun daden te beschrijven’). 10. Joris Reynaert, Botsaerts verbijstering. Over de interpretatie van Van den vos Reynaerde, p. 279. 11. Cyriel Buysses bespreking verscheen in De Amsterdammer op 31 december 1911. Ze is na te lezen in het Verzameld Werk, deel 7, Manteau, Brussel, 1982, p. 195-197. 12. Werner Waterschoot, Reinaert over sinen vader, in: Hans van Dijk en Paul Wackers (red.), Pade crom ende menichfoude, p. 233-234. 13. Over de pelgrimage als ‘een private regeling tussen’ vos en koning, zie: André Bouwman, Het dierenepos ‘Van den vos Reynaerde’ vergeleken met de Oudfranse ‘Roman de Renart’, Amsterdam, Prometheus, 1991, p. 320-321. 14. Terloops wil ik erop wijzen dat oedipaal te duiden seksuele initiaties door of verhoudingen met tantes wel vaker voorkomen in de literatuur. Zo wordt Louis Seynaeve, het hoofdpersonage van Hugo Claus’ Het verdriet van België (1983), door zijn wellustige tante Nora seksueel ingewijd (p. 576 e.v.). 15. Werner Waterschoot, Reinaert over sinen vader, p. 247. Sint-Niklaas, juli 2007 403 Tiecelijn, 20, 2007
- Page 167 and 168: ■ Freddy van Bogget De Orde van d
- Page 169 and 170: 2005: Lucien Bats en Alexander Schw
- Page 171 and 172: Denk nu echter niet dat het streefn
- Page 173 and 174: Noten 357 1. Zo staat het in de sta
- Page 175 and 176: 359 1. De enquête bij lezers van l
- Page 177 and 178: abonnees al twintig jaar trouw met
- Page 179 and 180: 363 Opvallend is dat nogal wat leze
- Page 181 and 182: 365 20 jaargangen Tiecelijn (1988-2
- Page 183 and 184: Afdeling 6 VOSSENKOPPEN Als er een
- Page 185 and 186: Tiecelijn, 20, 2007
- Page 187 and 188: 371 gemeenteraad toegekend einde 19
- Page 189 and 190: Reinaart de Vos (1926) 373 ‘Reina
- Page 191 and 192: 375 Ende baken hanghende vele. En v
- Page 193 and 194: Noten 377 1. Zie: W. Feliers, Henri
- Page 195 and 196: ■ Joke van den Brandt Ex libris
- Page 197 and 198: ■ Rik van Daele Marcel Ryssen 80
- Page 199 and 200: zich even over de pels aaien dat ge
- Page 201 and 202: Malpertuus nabij het kasteel van La
- Page 203 and 204: ■ Hans Rijns De Reynaerdisten Foe
- Page 205 and 206: Afdeling 7 VOSSENBOEKEN In scharlak
- Page 207 and 208: 391 geven en de jongens die zijn sp
- Page 209 and 210: Meer info over de strip is te vinde
- Page 211 and 212: 395 tatie van een Franse vertaling
- Page 213 and 214: Afdeling 8 VOSSENEPILOOG Doene was
- Page 215 and 216: 399 den ‘ingefluisterd’. Balduk
- Page 217: 401 plaatst hij het verzet van de s
- Page 221 and 222: Paul B. Reynaert, Zellik (B) Prof.
- Page 223 and 224: 407 310 Taf van Duffel Discussie tu
402<br />
stapt hij manmoedig de enge fuik binnen. Reynaert getuigt niet alleen van enige<br />
grootmoedigheid, hij houdt zich – met dank aan auteur Willem van Boudelo, uiteraard<br />
– aan de toentertijd vigerende wet. Meer dan drie indagingen kan hij zich niet<br />
permitteren. Dat hij uiteindelijk verschijnt, geeft blijk van veel realiteitszin en enige<br />
zin voor recht. Zelfs voor Reynaert, die zo graag zijn eigen kromme wegen gaat, zijn<br />
er grenzen. Natuurlijk zet hij alles op alles om de hem benauwende grenzen (van<br />
het hof, de rechtspraak) af te breken, want het gaat om leven en dood. Hij haalt dan<br />
ook alles uit zijn balg om met het verhaal van zijn leven voor de draad te komen en<br />
de om hem heen verzamelde vijanden voor zich te winnen, waarbij hij vooral de<br />
koningin diep in de ogen moet hebben gekeken. En het zal niet worden ontkend, hij<br />
haalt zijn slag thuis. Hij omspint de hele op wraak beluste, adellijke bent met een<br />
weefsel van bekoorlijke leugens. De details ervan zijn overbekend. Maar één element<br />
ervan wordt vaak onderbelicht of al te graag in een negatief daglicht gesteld.<br />
Reynaert laat het koninklijke paar weten dat zijn eigen vader mee ten grondslag<br />
lag aan een staatsgreep die Nobels bewind had moeten destabiliseren. Hij beschuldigt<br />
zijn vader schijnbaar moeiteloos van hoogverraad. Hoe Reynaerts bekentenis<br />
ook wordt geïnterpreteerd, het zal duidelijk zijn dat de vader-zoonrelatie getekend<br />
wordt door een aanzienlijke mate van ambivalentie. Men kan zich voorstellen hoe<br />
een door de zoon ‘aanbeden’ superieure vader die zelfmoord pleegt de ultieme voedingsbodem<br />
is voor een latere pathologische ontwikkeling. Ik wil niet zo ver gaan<br />
allerlei opvoedingsfactoren ter verontschuldiging voor Reynaerts misgrepen in te<br />
roepen. Toch zou het de moeite lonen uit te vlooien of Reynaerts kortstondige<br />
romance met een wellicht oudere Hersinde niet is toe te schrijven aan een zekere<br />
oedipale fixatie, die zich vermoedelijk heeft verscherpt na de dood van Reynaert<br />
senior. De lezer verneemt over Reynaerts moeder nauwelijks iets. Reynaerts ‘erotische’<br />
omgang met tante Hersinde zou wel eens te verklaren kunnen zijn als een<br />
uiting van diens onbewuste verlangen naar de moederschoot. 14<br />
Het is jammer dat Sigmund Freud Van den vos Reynaerde niet heeft gelezen,<br />
maar ik vermoed dat hij mijn lezing niet zonder meer zou verwerpen. De verhanging<br />
van zijn vader moet Reynaert onthutsend helder voor de geest hebben gestaan,<br />
zeker wanneer hij, ironisch genoeg, met de strop om de hals zijn eigen leven tracht<br />
te rédden. Ze moet Reynaert bovendien opgezadeld hebben met een onnavolgbaar<br />
ideaal: ‘Reinaert senior… knoopt zich op, niet om zijn schuld tegenover zijn wettige<br />
suzerein, maar integendeel uit pure spijt dat zijn misdadige toeleg mislukt is’. 15 Voeg<br />
daarbij een onverwerkte moederbinding, en meteen is het recept voorhanden om<br />
een lichtschuw dier met énige geldigheidsdrang voor altijd de rimboe in te sturen.<br />
Op zoek naar onvindbare rust, naar soelaas, naar enig begrip kortom. In die rusteloze<br />
wereld trekt hij nog altijd rond, als opgejaagd wild en onwetend van de sympathie<br />
die elke Reynaertlezer hem van harte toedraagt.<br />
Tiecelijn, 20, 2007