opmaak Tiecelij° - Reynaertgenootschap
opmaak Tiecelij° - Reynaertgenootschap
opmaak Tiecelij° - Reynaertgenootschap
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
399<br />
den ‘ingefluisterd’. Balduk maakt deel uit van de ‘marginale’ maar kleurrijke Zijstraat,<br />
die leeft bij de gratie van haar eigen regels. Buysse komt trouwens, behalve in<br />
Schoppenboer (1898), later terug op die ‘beruchte en alomgeduchte boevenbende<br />
van vroeger’ in onder meer De dood van Donder De Beul (1927) en (het nooit<br />
gebundelde) Donder De Beul. 2<br />
Als er in de Nederlandse letteren één personage mag bogen op een terechte<br />
afkeer bij de lezer, dan wél Batavus Droogstoppel in Multatuli’s Max Havelaar<br />
(1860). Toch heeft zelfs deze ‘makelaar in koffie, verpersoonlijking van alles wat<br />
inhalig, bekrompen, plat en gemeen is die reputatie niet helemaal verdiend’. 3 In een<br />
badinerende column, eerder gepubliceerd in Het Parool op 7 september 1974, gaat<br />
W.F. Hermans op zoek naar argumenten om Droogstoppel voor te stellen als ‘een<br />
miskende verzetsheld’. Wat hij opgiet, is sterke koffie, en die is wellicht niet voor<br />
iedereen even drinkbaar. Maar het moet gezegd dat ook Droogstoppel aanspraak<br />
mag maken op meer egards. ‘Hij moet op zijn manier een dromer geweest zijn,<br />
Batavus, een man met, ondanks alles, een grote dorst naar wat anders dan koffie:<br />
hij was eerzuchtig’. Natuurlijk steunt Hermans’ pleidooi in grote mate op de gedachte<br />
dat Droogstoppel een man van vlees en bloed is, die uit het boek het werkelijke<br />
leven is ingestapt. Natuurlijk is niet alles voor waar aan te nemen in zijn betoog,<br />
maar dat hij ondanks alles ‘wel een realist is die overhoop ligt met de romantiek’,<br />
daar valt weinig op aan te merken.<br />
Er zijn in de Nederlandse letteren maar weinig personages die een soortnaam zijn<br />
geworden. Dat is Droogstoppel in ieder geval wél overkomen/gelukt. Wie iemand<br />
een droogstoppel noemt, denkt daarbij zelfs niet noodzakelijk (meer) aan het literaire<br />
voorbeeld. Het is een beetje verwonderlijk dat met de vossennaam niet hetzelfde<br />
is gebeurd, behalve in de Franse literatuur en vanzelfsprekend in kringen van<br />
Reynaerdofielen. Daar gelden ‘reynaert/renard’ en ‘vos’ als quasi-synoniemen. 4<br />
Bovendien kan ik me niet van de indruk ontdoen dat over hém, de éne, wáre vos<br />
steevast met de nodige warmte en sympathie wordt gesproken. Deze vos is het<br />
troetelkind van alle hartstochtelijke Reynaertlezers. De hamvraag blijft, na zoveel<br />
jaren exegese en academische bespiegelingen, waarom dat zo is. Valt Reynaerts<br />
reputatie toe te schrijven aan het zo geroemde oersterke verhaal? Daar is iets voor<br />
te zeggen, want bijna alle beproefde parameters die spanning genereren, zijn in het<br />
(leugen)verhaal terug te vinden. Dat heeft Rik van Daele overtuigend aangetoond<br />
in zijn doctoraalscriptie. Hij concludeert: ‘De Reynaertdichter (…) bouwt de verleiding<br />
langzaam op. Hij neemt de toehoorders in vertrouwen, hij bouwt de spanningsmomenten<br />
op, hij retardeert, hij noemt zonder prijs te geven’. 5 Toch zijn er veel<br />
spannender verhalen geschreven waarvan het hoofdpersonage die faam niet<br />
geniet. Dankt Reynaert zijn sympathie aan de evenwichtige structuur van het verhaal,<br />
waarin de vos gaandeweg álle aandacht naar zich toe zuigt? Mag Reynaert<br />
op zoveel eerbetoon rekenen omdat de literaire taal van Willem en vooral de ‘scone<br />
tale’ van Reynaert zelf zo onovertroffen zijn? Wie zou het, na alle gedane studies<br />
van Lulofs, Janssens, Wackers, Bouwman e.a., nog betwijfelen? En wat te denken<br />
van de parodische slagkracht van het dierenverhaal, dat in één klap veel grotere<br />
epische voorbeelden onderuit haalt?<br />
Zo zijn er wel meer motieven aan te voeren om de vos voor lief te houden. Ik<br />
geloof dat zelfs een niet helemaal ernstig bedoeld onderzoek naar de aaibaarheid<br />
van Reynaert altijd uitkomt bij de herkenbaarheid van het beest. 6 Wie het epos<br />
graag (her)leest, doet dat wellicht om allerlei redenen, maar niet in de laatste plaats<br />
omdat hij zich in de vos niet alleen herkent, maar vooral wénst te herkennen. Ook<br />
Tiecelijn, 20, 2007