opmaak Tiecelij° - Reynaertgenootschap
opmaak Tiecelij° - Reynaertgenootschap opmaak Tiecelij° - Reynaertgenootschap
1. De brandstichtende vos 308 Er wordt verteld dat op zekere dag een vos in allerijl door het veld liep, een trompet in zijn snoet en een fakkel aan zijn staart. ‘Brand,’ riep hij met de trompet. ‘Bandieten branden uw huizen af.’ Terwijl hij op die wijze iedereen alarmeerde, stichtte hij met de toorts stevig aan zijn staart gebonden overal brand. De toegelopen bewoners van het dorp waren met stomheid geslagen door dit ontzettende spektakel. Zeer tevreden met zijn succes, legde hij hen de betekenis van zijn stunt uit. ‘Beste vrienden,’ sprak hij hen toe. ‘U weet zo goed als ik dat de schaduw steeds het voorwerp volgt. Wat ik u hieruit wil leren is dat een brand altijd uitbreekt daar waar men roept: ’Brand’.’ 2. De vos, de wolf en de geiten Op zekere dag drong een vos in een kudde geiten. Van de algemene verwarring profiterend, pakte hij een geitje beet en vluchtte hij ijlings weg met zijn prooi. De geiten hadden zo’n schrik dat ze de dief niet eens hadden herkend. Ze dachten dat de wolf de dader van de roof was. In koor riepen ze: ‘De wolf komt alweer ons domein binnendringen. Opnieuw komt hij ons van streek brengen.’ Enkele dagen later ontmoette de vos de wolf op zijn weg. ‘De geiten gooien de steen naar u,’ zei hij. ‘Ze willen uw reputatie bezoedelen, zonder hun lastertaal te bewijzen.’ ‘Dit is niet helemaal juist,’ antwoordde de wolf. ‘Men kan niet zeggen dat hun woorden geen enkele grond hebben. Indien ze zo praten, komt het doordat mijn faam veel groter is dan de uwe. Wanneer men van een agressor spreekt, is het mijn naam die onvermijdelijk over hun lippen komt.’ 3. De wolf, de vos, de aap en de boerin Op een dag vermomden een wolf en een vos zich als hoge functionarissen, terwijl een van hun vrienden, een aap, zich zo had aangekleed dat hij hun knecht leek. Onze drie kameraden beslisten toen op inspectietocht te vertrekken om erachter te komen of het volk zijn oude deugdzaamheden behouden had. Nauwelijks het bos uitgekomen, merkten ze een boerin op. ‘Laten wij aan onze taak beginnen,’ zei de wolf. ‘Ik heb de indruk dat wij hier met een eerlijke vrouw te maken hebben. Zij zal ons zeker niet bedriegen.’ ‘De eerlijkheid kan inderdaad beschouwd worden als een goede deugd,’ voegde de vos eraan toe. ‘Zij is in elk geval noodzakelijk voor het mindere volk. Ik heb in mijn verhandelingen steeds aangedrongen op dit punt.’ ‘Zeer goed! Bravo!’, zei de aap. De wolf en de vos naderden de boerin. ‘Goede vrouw, heeft u enkele kippen in huis?’, vroegen ze haar. ‘Wij hebben niet de intentie om er veel te nemen. Eén voor elk van ons volstaat.’ ‘Wat mij betreft, ik ben vegetariër,’ vervolgde de aap, ‘ik ben al tevreden met een mandje tuinbonen.’ ‘U bent welgekomen,’ antwoordde de boerin. ‘Geeft u de moeite om binnen te komen alstublieft. Het is eigenaardig dat prominenten hier passeren. Het is voor mij Tiecelijn, 20, 2007
309 een onverhoopte eer.’ Nadat ze bij de boerin binnen waren gegaan, aten de wolf en de vos elk een kip, en de aap verorberde een schotel tuinbonen. Maar eens hun maaltijd beëindigd, voelde geen van hen zich voldaan. ‘Hebt u geen schaap?,’ vroegen de wolf en de vos nogmaals. ‘Een schaap is niet meer waard dan kippen.’ ‘En pindanootjes?,’ voegde de aap eraan toe. ‘Ik ben niet veeleisend. Ik houd niet van dure gerechten.’ ‘Ik heb een schaap en pindanootjes,’ antwoordde de boerin. ‘Bedient u, bedient u!’ De wolf en de vos verdeelden het schaap, terwijl de aap zich ten goede deed aan een halve mand nootjes en de rest in een meegebrachte zak stak. Maar geen enkele van de drie kameraden was voldaan. ‘Hebt u geen varken?’, vroegen de wolf en de vos. ‘Kastanjes zouden voor mij al een goede zaak zijn,’ zei de aap. ‘Ik heb inderdaad een varken dat net is vetgemest. Ik ging u zelfs vragen om ervan te proeven. Ik heb tevens een grote provisie kastanjes in een mand. De wolf en de vos aten het varken op. De aap legde de helft van de mand kastanjes in zijn zak. Daarna at hij de rest op, die hij uitstekend vond. Maar geen van de drie kameraden had een volle buik en ze maakten zich kwaad. ‘Breng ons uw koe,’ eisten de wolf en de vos. ‘Ik moet noten hebben,’ beval de aap. De boerin bracht haar koe en bracht noten. Maar dat volstond niet om de eetlust van onze drie personages te remmen. ‘Wat hebt u nog?,’ vroegen ze. ‘Ik heb nog één ding,’ antwoordde de boerin, terwijl ze een bijl nam, waarmee ze gewoonlijk hout hakte. Zij had nog nooit iemand zo snel naar buiten zien stormen, zoals de wolf, de vos en de aap. Deze fabels van Fong Siue-Fong veroordelen zonder uitzondering en zonder pardon de vijanden van het volk, tot welke klasse ze ook behoren, zowel de bureaucraten als voortbrengers van reactionaire cultuur, de uitbuiters van het volk en de vreemde imperialisten. Ik voel een zekere verwantschap tussen Fong Siue-Fong en ‘Willem die Madocke makede’. Beiden vertoefden in de nabijheid van de ‘Hogere Regionen’ en wisten heel goed wat er bij het gewone volk in het dagelijkse leven gebeurde. Beiden gebruikten dieren om de mens een masker op te zetten. De vos trekt in deze verhalen steeds aan het langste eind en is de triomfator. Stekene, 21 augustus 2007 1. Geciteerd uit: De Gele Orkaan. Schetsen verzameld door Valère Rondelez, missionaris van Scheut in 1947. We lezen in het boek over de belevenissen van de paters scheutisten in hun missiegebied in Mongolië na het wegtrekken van de Japanners en volgend op hun confrontatie met de Chinezen. Op de website Run Run Shaw Librairy van de City University of Hong Kong staat vermeld: Fong, Siue-Fong 1903 – is not used in this library catalog. Feng, Xuefen, 1903 – is used instead. Tiecelijn, 20, 2007
- Page 73 and 74: ger van de Reynaertpop op haar vele
- Page 75 and 76: zen voor een grootse Reynaert en zi
- Page 77 and 78: urcht naar binnen. Haersint, die he
- Page 79 and 80: 263 gelaten, vinden we geen prent w
- Page 81 and 82: afb. 2 Tiecelijn, 20, 2007
- Page 83 and 84: monisch in de prent geïntegreerd.
- Page 85 and 86: ■ Wim Gielen 269 Odonis de Cerito
- Page 87 and 88: 271 Odo van Cheriton heeft tijdens
- Page 89 and 90: 273 een blad van de boom. Geschrokk
- Page 91 and 92: Moraal. Aldus beval Christus zijn s
- Page 93 and 94: dachten dat het een of andere lekke
- Page 95 and 96: ■ Nard Loonen Homo Homini Vulpes
- Page 97 and 98: Misschien ga ik er nog wel eens op
- Page 99 and 100: Brunneel, Roger Boxtaele uit Destel
- Page 101 and 102: afb. 2 1. Mensen uit het Vlaamse la
- Page 103 and 104: afb. 3 Brussel, Borgerhout, Wilrijk
- Page 105 and 106: ■ Philippe Proost De ‘Reinaertw
- Page 107 and 108: Bij het horen en zien van dit goede
- Page 109 and 110: ■ Danny Reunes 293 ‘Tussen list
- Page 111 and 112: ■ Hans Rijns Adieu Tiecelijn 295
- Page 113 and 114: artikelen heb ik in Tiecelijn (dece
- Page 115 and 116: oog naar de sporen van ‘de fellen
- Page 117 and 118: zo had ik tegelijkertijd een titel
- Page 119 and 120: 303 Drugdealers kennen deze truuk:
- Page 121 and 122: ■ Elze ter Harkel Vos kruiste ook
- Page 123: ■ Georges van Dooren 307 Vossenve
- Page 127 and 128: Paul Verhuyck Twee tekstkritische n
- Page 129 and 130: (fictioneel uiteraard) een dichter,
- Page 131 and 132: ■ Erwin Verzandvoort Verbaasd ove
- Page 133 and 134: Afdeling 5 VOSSENHISTORIES Vor Jahr
- Page 135 and 136: 319 Om het geheugen even op te fris
- Page 137 and 138: Het bezoek van het Intergemeentelij
- Page 139 and 140: 323 wordt daar aangevuld met ex lib
- Page 141 and 142: 325 identiteitsdrift van de eigenaa
- Page 143 and 144: Merkwaardig toch hoe de meeste kuns
- Page 145 and 146: 329 Samen met Don Quichote en Tijl
- Page 147 and 148: 331 ondergebracht in een vereniging
- Page 149 and 150: 333 samenwerking met het plaatselij
- Page 151 and 152: 335 tie. In het creatieproces mogen
- Page 153 and 154: 337 leerd, een van de initiatiefnem
- Page 155 and 156: Deze voorwerpen konden dienst doen
- Page 157 and 158: 341 Reynaerts historie naar de ‘A
- Page 159 and 160: Limburg, met als belangrijkste doel
- Page 161 and 162: 345 en stadsarchivaris van Zottegem
- Page 163 and 164: 6 8 7 9 Illustraties 1. Herman Heys
- Page 165 and 166: Kopergravure van Frank-Ivo van Damm
- Page 167 and 168: ■ Freddy van Bogget De Orde van d
- Page 169 and 170: 2005: Lucien Bats en Alexander Schw
- Page 171 and 172: Denk nu echter niet dat het streefn
- Page 173 and 174: Noten 357 1. Zo staat het in de sta
1. De brandstichtende vos<br />
308<br />
Er wordt verteld dat op zekere dag een vos in allerijl door het veld liep, een trompet<br />
in zijn snoet en een fakkel aan zijn staart. ‘Brand,’ riep hij met de trompet.<br />
‘Bandieten branden uw huizen af.’ Terwijl hij op die wijze iedereen alarmeerde,<br />
stichtte hij met de toorts stevig aan zijn staart gebonden overal brand. De toegelopen<br />
bewoners van het dorp waren met stomheid geslagen door dit ontzettende<br />
spektakel. Zeer tevreden met zijn succes, legde hij hen de betekenis van zijn stunt<br />
uit.<br />
‘Beste vrienden,’ sprak hij hen toe. ‘U weet zo goed als ik dat de schaduw steeds<br />
het voorwerp volgt. Wat ik u hieruit wil leren is dat een brand altijd uitbreekt daar<br />
waar men roept: ’Brand’.’<br />
2. De vos, de wolf en de geiten<br />
Op zekere dag drong een vos in een kudde geiten. Van de algemene verwarring<br />
profiterend, pakte hij een geitje beet en vluchtte hij ijlings weg met zijn prooi. De geiten<br />
hadden zo’n schrik dat ze de dief niet eens hadden herkend. Ze dachten dat de<br />
wolf de dader van de roof was. In koor riepen ze: ‘De wolf komt alweer ons domein<br />
binnendringen. Opnieuw komt hij ons van streek brengen.’ Enkele dagen later ontmoette<br />
de vos de wolf op zijn weg.<br />
‘De geiten gooien de steen naar u,’ zei hij. ‘Ze willen uw reputatie bezoedelen,<br />
zonder hun lastertaal te bewijzen.’ ‘Dit is niet helemaal juist,’ antwoordde de wolf.<br />
‘Men kan niet zeggen dat hun woorden geen enkele grond hebben. Indien ze zo<br />
praten, komt het doordat mijn faam veel groter is dan de uwe. Wanneer men van<br />
een agressor spreekt, is het mijn naam die onvermijdelijk over hun lippen komt.’<br />
3. De wolf, de vos, de aap en de boerin<br />
Op een dag vermomden een wolf en een vos zich als hoge functionarissen, terwijl<br />
een van hun vrienden, een aap, zich zo had aangekleed dat hij hun knecht leek.<br />
Onze drie kameraden beslisten toen op inspectietocht te vertrekken om erachter te<br />
komen of het volk zijn oude deugdzaamheden behouden had. Nauwelijks het bos<br />
uitgekomen, merkten ze een boerin op.<br />
‘Laten wij aan onze taak beginnen,’ zei de wolf. ‘Ik heb de indruk dat wij hier met<br />
een eerlijke vrouw te maken hebben. Zij zal ons zeker niet bedriegen.’<br />
‘De eerlijkheid kan inderdaad beschouwd worden als een goede deugd,’ voegde<br />
de vos eraan toe. ‘Zij is in elk geval noodzakelijk voor het mindere volk. Ik heb in<br />
mijn verhandelingen steeds aangedrongen op dit punt.’ ‘Zeer goed! Bravo!’, zei de<br />
aap.<br />
De wolf en de vos naderden de boerin. ‘Goede vrouw, heeft u enkele kippen in<br />
huis?’, vroegen ze haar. ‘Wij hebben niet de intentie om er veel te nemen. Eén voor<br />
elk van ons volstaat.’<br />
‘Wat mij betreft, ik ben vegetariër,’ vervolgde de aap, ‘ik ben al tevreden met een<br />
mandje tuinbonen.’<br />
‘U bent welgekomen,’ antwoordde de boerin. ‘Geeft u de moeite om binnen te<br />
komen alstublieft. Het is eigenaardig dat prominenten hier passeren. Het is voor mij<br />
Tiecelijn, 20, 2007