reglementering planten en kappen van bomen

REGLEMENTERING PLANTEN EN KAPPEN VAN BOMEN
PLANTEN VAN BOMEN
1 Bomen en struiken alleenstaand of in rijen.
a) Hoogstammige bomen mogen tot op 2 meter van de scheidingslijn worden geplant
(Veldwetboek art. 35). Uitzonderingen vormen de gemene bomen (Veldwetboek art. 34).
Voorwaarde is dat de gemene bomen op de scheidingslijn van de aanpalende erven staan,
met wederzijdse toestemming. Het onderhoud dient op gemeenschappelijke kosten te
gebeuren.
De wet definieert niet wat onder “hoogstammige bomen” wordt verstaan. Het is dan ook de
rechtspraak die hierover uitsluitsel dient te geven en ook hier vinden we nogal verschillende
interpretaties van de rechtbanken. Het is echter zo dat in de rechtspraak een boom met een
hoogte vanaf 3 meter altijd als hoogstam wordt beschouwd !
De afstand van de scheidingslijn tot aan de boom wordt meestal gemeten vanaf het midden
van de boomstam (of het plantgat).
b) Niet-hoogstammige bomen, heesters, struiken en levende hagen, met een maximaal
toegelaten hoogte van 2 meter, mogen tot op een halve meter van de scheidingslijn worden
geplant (Veldwetboek art. 35). Uitzonderingen vormen de gemene hagen. Voorwaarde is dat
de gemene hagen op de scheidingslijn van de aanpalende erven staan, met wederzijdse
toestemming. Het onderhoud dient op gemeenschappelijke kosten te gebeuren.
Wanneer het gaat om cipressen e.d. die in haagvorm zijn aangeplant is de toegelaten hoogte
maximaal 2,50 meter dit alles boven het maaiveld.
c) Fruitbomen van om het even welke soort mogen als leibomen geplant worden, zonder dat
een afstand moet in acht genomen worden (Veldwetboek, art. 35 § 2 en 3).
2 Beplantingen in het kader van de pachtwet.
1. Beplantingen door de verpachter.
In principe geldt dat de verpachter geen bomen mag planten in de loop van de pacht (art. 28 van
de pachtwet van 4 november 1969).
Op dit principieel verbod voorziet de wet drie uitzonderingen, nl. :
• vervanging van hoog- of laagstammige fruitbomen;
• vervangen van bosbomen in weiden;
• aanplantingen die noodzakelijk zijn voor de bewaring van het goed.
Gevelde, dode of omgewaaide bomen langs akkers of langs de toegangs- of uitbatingswegen
mogen niet vervangen worden. Bij onenigheid tussen verpachter en pachter beslist de
vrederechter.
2. Beplantingen door de pachter.
Het verbod nieuwe aanplantingen te verrichten geldt ook voor de pachter behoudens toestemming
van de verpachter.
Deze toestemming is niet noodzakelijk in de volgende gevallen :
• beplantingen die noodzakelijk zijn voor de bewaring van het goed;
• aanplantingen ter vervanging van dode of gevelde bomen behalve bij geldige opzegging;
• aanplantingen van laagstammige fruitbomen mits naleving van bepaalde voorwaarden en
wanneer geen geldige opzegging betekend is.
3 Erfdienstbaarheden van openbaar nut.
BEPLANTINGEN LANGS OPENBARE WEGEN.
1. Langs Gewestwegen (Rijkswegen)
Hoogstammige bomen of beplantingen hoger dan 1,50 meter dienen tenminste 2 meter achter
Bomen : planten & kappen 3/12/2010 p. 1

de grens van het openbaar domein of de rooilijn geplant te worden (voor de Grote Steenweg :
rooilijn 13,00 meter uit de as van de weg + 2 meter = minimum 15,00 meter uit de as van de
weg).
Levende hagen, niet hoger dan 1,50 meter mogen op 25 cm achter de grens van het openbaar
domein geplant worden maar zij moeten elk jaar vóór 15 april gesnoeid worden en tot op die
hoogte teruggebracht worden (KB van 20 augustus 1934, 12 september 1934 en oktober 1934,
art. 3).
2. Langs provinciale wegen.
Hoogstammige bomen en beplantingen hoger dan 1,50 meter zijn verboden in de
achteruitbouwstrook (gedeelte achter de rooilijn). Voor de Sint-Truidensestraat betekent dat
6,50 m uit de as van de weg. Voor de Zoutleeuwse Steenweg + Stationsstraat betekent dit
concreet : rooilijn 7,00 m uit de as van de weg + 6 m achteruitbouwstrook geeft in het totaal
13,00 m uit de as van de weg. Groene hagen 25 cm achter het publiek domein (= 7,00 m uit de
as van de weg) met een maximale hoogte van 1,25 meter en verplichte jaarlijkse snoei een 1 ste
maal vóór 15 april en een 2 de maal vóór 31 juli. Doornhagen worden niet toegelaten.
3. Langs buurtwegen.
Buurtwegen zijn de kleine wegen die de plattelandsgemeenten verbinden of die in het verkeer
binnen de gemeenten voorzien (Wet van 10 april 1841 over de buurtwegen).
• voor hoogstammige bomen : plantafstand minstens 2 meter van de weggrens.
• voor hagen dient er minstens 0,25 meter vrijgelaten te worden.
• hagen en heesters mogen niet hoger dan 1,70 meter groeien, ze moeten om de twee jaar vóór
10 april gesnoeid worden.
• het snoeien van de beplantingen dient te gebeuren vóór 15 april, zodat geen takken over de
buurtweg hangen.
4. Beplantingen langsheen waterlopen.
In vele gevallen zijn de beplantingen langsheen waterlopen onderworpen aan een specifieke
reglementering. Zo is het volgens de Wet op het Natuurbehoud (12 juli 1973) verboden
naaldbomen te planten op minder dan 6 meter van de oevers der waterlopen.
BEPLANTINGEN LANGS ONBEVAARBARE WATERLOPEN.
Er worden drie categorieën onderscheiden :
1 ste categorie : beheerd door AMINAL, Afdeling Water
2 de categorie : beheerd door de Provincie
3 de categorie : beheerd door de gemeentebesturen.
De vergunningen voor het beplanten kunnen enkel afgeleverd worden door de beheerder van de
waterloop ! De plantafstand bedraagt minimum 5 m vanaf de oever met een voorkeur naar 7 m,
zodat de machine voor onderhoud zonder problemen door kan. Planten op de oever is ook
toegelaten op voorwaarde dat de onderlinge afstand tussen de bomen 10 meter of meer bedraagt.
4 BEBOSSING.
In agrarische gebieden en gebieden palend aan agrarische gebieden bedraagt de plantafstand voor
bebossing 6 meter vanaf de grens met het aanpalende erf (Veldwetboek, art. 35 bis §5).
In de andere gebieden mogen hoogstammige bomen tot op twee meter, andere bomen (struiken,
heesters) tot op een halve meter van de scheidingslijn worden geplant (veldwetboek art. 35).
1. In bosgebied volgens het Gewestplan : geen vergunning vereist.
2. In agrarische zone (landbouwzone volgens Gewestplan) : vergunning vereist van het College van
Burgemeester en Schepenen (Veldwetboek, art. 35 bis §5). Bovendien is het advies vereist van het
Departement Landbouw en Visserij (Bosdecreet art. 87), onverminderd de toepassing van de
bepalingen van artikel 36bis van het Veldwetboek.
3. In natuurgebieden en de natuurgebieden (N gebieden volgens Gewestplan) : voorafgaand advies
vereist van de ambtenaar van het Agentschap Natuur en Bos.
4. Vergunning vereist op basis van het Besluit op de Natuurvergunning (Besluit van de Vlaamse
regering van 23 juli 1998), o.a. in de landschappelijk waardevolle agrarische gebieden.
Bomen : planten & kappen 3/12/2010 p. 2

5 HERBEBOSSING.
Herbebossing betekent volgens het Bosdecreet de herbezetting met bos, door menselijke ingreep
of spontaan, met een bosvegetatie van een stuk grond dat de jongste vijftig jaar reeds met bos was
bezet. Hier gelden dezelfde plantafstanden als voor bebossing.
Herbebossing is niet vergunningsplichtig met uitzondering indien gelegen in de zones waar een
vergunning vereist is op basis van het Besluit op de Natuurvergunning.
KAPPEN VAN BOMEN
1 Kappen van bomen niet gelegen in bosverband.
Voor het kappen van alleenstaande bomen, maximum 2 bomenrijen, dreefbeplantingen en bomen
in tuinen en parken, gelegen in een agrarisch gebied in de ruime zin is een stedenbouwkundige
vergunning vereist.
Er is een vergunning vereist op basis van het Besluit op de Natuurvergunning indien de bomen
gelegen zijn in een natuurgebied of landschappelijk waardevol agrarisch gebied volgens het
Gewestplan. Deze vergunning is niet vereist voor handelingen en werken waarvoor een
stedenbouwkundige vergunning is afgeleverd door de bevoegde overheid en dat na advies van het
Agentschap voor Natuur en Bos.
Voor het kappen van bomen in een woongebied, een industriegebied of daarmee vergelijkbaar
gebied, geen deel uitmakend van een bos, gelegen op een huiskavel van een vergunde woning of
bedrijfsgebouw en binnen een straal van maximaal 15 meter rondom het vergunde gebouw, is
geen vergunning vereist.
Op de als monument beschermde bomen en vegetatiecomplexen, evenals op hun wortelzones, is
in principe om het even welke ingreep verboden.
2 Kappen van bomen in bosverband.
Voor het kappen van bomen in bosverband is een kapmachtiging nodig van het Agentschap voor
Natuur en Bos. Bossen zijn grondoppervlakten waarvan de bomen en de houtachtige
struikvegetaties het belangrijkste bestanddeel uitmaken, waartoe een eigen fauna en flora behoren
en die één of meerdere functie vervullen. (Bosdecreet 13 juni 1990, art. 3 §1). In een bos
waarvoor een goedgekeurde bedrijfsregeling of goedgekeurd beheersplan bestaat is er geen
kapmachtiging vereist. Voor dringende kappingen omwille van sanitaire en veiligheidsredenen,
moeten deze kappingen en de motivering ervan worden medegedeeld aan het Bosbeheer.
Afhankelijk van het vegetatietype waartoe het bos behoort en de ligging volgens het Gewestplan
is mogelijk een vergunning vereist op basis van het Besluit op de Natuurvergunning.
Onder de voorschriften van het bosdecreet vallen niet : fruitboomgaarden en fruitaanplantingen,
tuinen, plantsoenen en parken, lijnbeplantingen en houtkanten, boom- en sierstruikkwekerijen,
sierbeplantingen en aanplantingen met kerstbomen.
3 Ontbossing.
Kapping zonder intentie tot heraanplanting om aan de grond een andere bestemming te geven
(Bosdecreet art. 90 bis) = ONTBOSSING (Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening art. 4.2.1), zodat
er een stedenbouwkundige vergunning vereist is.
4 Rooien.
Rooien betekent volgens het bosdecreet het verwijderen van bomen en houtachtige gewassen met
inbegrip van hun wortelstelsel.
In agrarisch gebied, mag binnen 12 jaar na aanplanting met houtachtige gewassen, of spontane
bebossing, overgegaan worden tot het rooien van de bomen en houtachtige gewassen, zonder
stedenbouwkundige vergunning, mits een voorafgaande eenvoudige melding van de rooiing aan
de landbouwkundig ingenieur van het Departement Landbouw en Visserij (Bosdecreet art. 87).
Bomen : planten & kappen 3/12/2010 p. 3