Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC
Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC
Samenvattende conclusies MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT Het is volgens het onderzoeksteam mogelijk om, nadat de koopovereenkomst tot stand is gekomen, afstand te doen van de bedenktijd. Het doen van afstand zal zich voornamelijk voordoen als de akte van levering binnen de bedenktijd dient te worden getekend. De afstand moet in dat geval uitdrukkelijk in de leveringsakte worden vermeld. Ook in de situatie dat er een (eerste) koopovereenkomst in de leveringsakte is opgenomen, kan er afstand worden gedaan. Dit vanwege het feit dat er twee rechtshandelingen in de akte zijn opgenomen. Ook in deze akte dient de afstand uitdrukkelijk te worden vermeld. Vanwege het feit dat er een notaris bij het tekenen van de akte betrokken is, worden de belangen van partijen voldoende gewaarborgd. 3.8 Andere bevindingen 3.8.1 Betekenis voor een beroep op algemene remedies Naar aanleiding van opmerkingen van Castermans en Van Rossum, 71 is de vraag gerezen of de invoering van de bedenktijd de onderzoeksplicht van de koper uitbreidt. De belangrijkste doelstelling voor de bedenktijd is immers het kunnen inschakelen van een deskundige. Leidt nu het niet inschakelen van deze deskundige ertoe dat een eventueel gebrek na de levering eerder aan de koper zal worden toegerekend? Castermans is van mening dat de bedenktijd geen invloed zou moeten hebben op de onderzoeksplicht van partijen. 72 Zoals eerder in dit hoofdstuk is vermeld, wordt in 90% procent van de gevallen in de precontractuele fase al een deskundige ingeschakeld. Dit betekent dat deze problematiek slechts geldt in 10% van de gevallen. 73 Er kan niet algemeen worden gezegd dat de onderzoeksplicht door de toepasselijkheid van een bedenktijd wordt uitgebreid. Dit moet van geval tot geval worden bekeken. Het is immers in een concreet geval aan de rechter om uit te maken of de koper al dan niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan. Op grond daarvan zegt de minister dat het niet goed mogelijk is om algemeen geldende uitspraken te doen over de invloed van de bedenktijd op de onderzoeksplicht. Wel kan in het algemeen worden gesteld dat het denkbaar is dat de onderzoeksplicht in de bedenktijd kan worden nagekomen. 74 Daarnaast is bijvoorbeeld Hijma van mening dat de bedenktijd ook geen invloed zou moeten hebben op de beoordeling of sprake is van een wilsgebrek of een tekortkoming. Aangezien de bedenktijd bedoeld is om de koper extra bescherming te bieden, kan het niet de bedoeling zijn dat dit ten koste gaat van andere beschermingsinstrumenten. 75 Valk signaleert dat een beroep op een vernietigingsgrond niet verstandig is zolang de bedenktijd loopt. De koper kan zich in deze periode de moeite van het bewijzen van bijvoorbeeld dwaling besparen. Het zou echter volgens Valk mogelijk kunnen zijn dat de koper die zich na het verstrijken van de bedenktijd beroept op een wilsgebrek (bijvoorbeeld bedreiging) de vraag krijgt gesteld waarom hij niet heeft ontbonden gedurende de bedenktijd. Indien van invloed sprake is zal deze niet bij alle gronden van vernietiging even groot zijn. 76 3.8.2 Artikel 7:2 lid 5 BW; uitzondering van koop op een veiling 3.8.2.1 Inhoud en reikwijdte van de uitzondering Ingevolge artikel 7:2 lid 5 BW is de bedenktijd, onder andere, niet van toepassing op een koop op een openbare veiling ten overstaan van een notaris. 77 De toelichting bij deze uitsluiting vermeldt dat de 71 Castermans 1992, p. 271 e.v. en Van Rossum 1995, p. 108-109. 72 Castermans 1992, p. 271 e.v. 73 Kamerstukken II, 2000/01, 23 095, nr. 10, p. 19. 74 Kamerstukken II, 2000/01, 23 095, nr. 10, p. 19; Kamerstukken I, 2001/02, 23 095, nr. 178b, p. 12/13. 75 Hijma 2003b. 76 Valk 1998, p. 14. 77 De bedenktijd van artikel 7:2 BW is daarnaast niet van toepassing op een koop als bedoeld in artikel 7:48a onder a BW en op huurkoop. 72
MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT toepasselijkheid van de bedenktijd ernstig afbreuk zou doen aan de doeltreffendheid en doelmatigheid van de openbare veiling. 78 Uit de tekst van lid 5 kan worden afgeleid dat de bedenktijd wél van toepassing is bij de onderhandse verkoop van artikel 3:268 lid 2 en tot en met 4 BW 79 en bij een vrijwillige verkoop bij inschrijving. 80 Openbare veiling De derde titel van het tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering handelt over de gerechtelijke tenuitvoerlegging op onroerende zaken. Uit deze titel en uit artikel 3:268 BW kan worden afgeleid dat een beslaglegger die executoriaal beslag op een woning heeft gelegd of een hypotheekhouder 81 tot verkoop op een openbare veiling (executoriale verkoop) kan overgaan. Artikel 514 RV bepaalt dat deze executoriale verkoop geschiedt ten overstaan van een bevoegde notaris. 82 De notaris stelt de dag, het tijdstip en de plaats van de veiling vast. 83 Dertig dagen voor de vastgestelde dag voor de executoriale verkoop, moet de executoriale verkoop bekend worden gemaakt. 84 Tevens moeten de veilingvoorwaarden worden vastgesteld. Veelal wordt voor deze veilingvoorwaarden gebruik gemaakt van algemene veilingvoorwaarden 85 met daarnaast enige bijzondere veilingvoorwaarden. Deze laatste veilingvoorwaarden bevatten meer specifieke kenmerken over de woning die geveild gaat worden. De daadwerkelijke veiling bestaat in grote lijnen uit twee onderdelen. Er wordt eerst geboden bij opbod en vervolgens wordt er afgemijnd (ook wel afslag genoemd). 86 Het bieden bij opbod houdt in dat er wordt begonnen met een startbedrag en de aanwezigen door middel van handopsteken of het noemen van een hoger bedrag een hogere bieding kunnen doen. Degene die het hoogste bedrag uitbrengt, ontvangt hiervoor een inzetpremie. Vervolgens vindt de afmijning plaats. 87 Bij de afmijning wordt door de veilingmeester (die naast de notaris zit) een bedrag genoemd dat veel hoger is dan het hoogste bod dat bij het bieden bij opbod is genoemd. Vervolgens noemt de veilingmeester elke keer een lager bedrag. Op het moment dat één van de aanwezigen ‘mijn’ roept bij een bepaald bedrag, is deze persoon in beginsel de koper van de woning voor het bedrag waarbij hij heeft afgemijnd. Wordt er niet afgemijnd en komt de veilingmeester uiteindelijk bij het bedrag uit dat bij opbod is geboden, dan is degene die dat bedrag heeft geboden in beginsel de koper van de woning. De koper is in beginsel de koper van de woning, omdat de verkoper (de beslaglegger of de hypotheekhouder) kan bepalen dat hij de woning niet wil verkopen aan deze koper. De verkoper moet met andere woorden de woning gunnen aan de koper. De gunning wordt door de notaris aangegeven in een akte van gunning. Daarnaast maakt de notaris een akte van kwijting op op het moment dat de koper alle voor hem komende kosten heeft voldaan. Deze akten worden ingeschreven in de openbare registers. De overdracht is voltooid op het moment dat de akte van kwijting is ingeschreven in de openbare registers. 88 Onderhandse verkoop Indien een hypotheekhouder een executoriale verkoop procedure heeft gestart is het mogelijk dat er een mogelijke koper is die voor de dag van veiling een bod doet. Dit bod kan zowel aan de hypotheekhouder als aan de hypotheekgever gericht zijn. Indien de hypotheekhouder of de hypotheekgever het bod aanvaardt wordt er tussen de koper en de verkoper een koopovereenkomst opgesteld. Deze koopovereenkomst moet ter goedkeuring worden voorgelegd aan de voorzieningenrechter van de rechtbank. Het 78 Kamerstukken II, 2001/02, 23 095, nr. 178b, p. 14. 79 Kamerstukken II,1995/96, 23 095, nr. 5, p. 14. 80 Kamerstukken II, 1992/93, 23 095, nr. 3, p. 7. 81 De hypotheekhouder heeft het zogenoemde recht van parate executie. Dat wil zeggen dat de hypotheekhouder zonder een rechterlijke machtiging tot de verkoop op een openbare veiling kan overgaan. 82 Zie ook artikel 3:268 lid 1 BW voor bevoegdheid van de hypotheekhouder om de woning op een openbare veiling te verkopen. 83 Artikel 515 lid 1 RV. 84 Artikel 517 RV. 85 Bijvoorbeeld de Algemene Veilingvoorwaarden Voor Executieveilingen 2006. 86 Artikel 519 RV. 87 De afmijning kan dezelfde dag plaatsvinden, maar er kunnen ook enkele dagen tussen het bieden bij opbod en de afmijning zitten. 88 Artikel 525 RV. 73
- Page 38 and 39: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 40 and 41: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 42 and 43: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 44 and 45: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 46 and 47: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 48 and 49: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 50 and 51: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 52 and 53: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 54 and 55: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 56 and 57: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 58 and 59: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 60 and 61: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 62 and 63: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 64 and 65: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 66 and 67: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 68 and 69: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 70 and 71: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 73 and 74: 3.1 Ter inleiding MOLENGRAAFF INSTI
- Page 75 and 76: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 77 and 78: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 79 and 80: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 81 and 82: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 83 and 84: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 85 and 86: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 87: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 91 and 92: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 93 and 94: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 95 and 96: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 97 and 98: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 99 and 100: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 101 and 102: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 103 and 104: Evaluatie MOLENGRAAFF INSTITUUT VOO
- Page 105 and 106: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 107 and 108: Evaluatie MOLENGRAAFF INSTITUUT VOO
- Page 109 and 110: Evaluatie MOLENGRAAFF INSTITUUT VOO
- Page 111 and 112: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 113 and 114: Aanbeveling MOLENGRAAFF INSTITUUT V
- Page 115 and 116: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 117 and 118: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 119 and 120: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 121 and 122: Visies MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR P
- Page 123 and 124: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 125 and 126: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 127 and 128: Samenvattende conclusie MOLENGRAAFF
- Page 129 and 130: 5.1 Ter inleiding MOLENGRAAFF INSTI
- Page 131 and 132: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 133 and 134: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 135 and 136: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
- Page 137 and 138: MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATR
Samenvatten<strong>de</strong> conclusies<br />
MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT<br />
Het is volgens het on<strong>de</strong>rzoeksteam mogelijk om, nadat <strong>de</strong> koopovereenkomst tot stand is gekomen,<br />
afstand te doen van <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nktijd. Het doen van afstand zal zich voornamelijk voordoen als <strong>de</strong> akte van<br />
levering binnen <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nktijd dient te wor<strong>de</strong>n getekend. De afstand moet in dat geval uitdrukkelijk in <strong>de</strong><br />
leveringsakte wor<strong>de</strong>n vermeld.<br />
Ook in <strong>de</strong> situatie dat er een (eerste) koopovereenkomst in <strong>de</strong> leveringsakte is opgenomen, kan er afstand<br />
wor<strong>de</strong>n gedaan. Dit vanwege het feit dat er twee rechtshan<strong>de</strong>lingen in <strong>de</strong> akte zijn opgenomen. Ook in<br />
<strong>de</strong>ze akte dient <strong>de</strong> afstand uitdrukkelijk te wor<strong>de</strong>n vermeld. Vanwege het feit dat er een notaris bij het<br />
tekenen van <strong>de</strong> akte betrokken is, wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> belangen van partijen voldoen<strong>de</strong> gewaarborgd.<br />
3.8 An<strong>de</strong>re bevindingen<br />
3.8.1 Betekenis voor een beroep op algemene remedies<br />
Naar aanleiding van opmerkingen van Castermans en Van Rossum, 71 is <strong>de</strong> vraag gerezen of <strong>de</strong> invoering<br />
van <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nktijd <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksplicht van <strong>de</strong> koper uitbreidt. De belangrijkste doelstelling voor <strong>de</strong><br />
be<strong>de</strong>nktijd is immers het kunnen inschakelen van een <strong>de</strong>skundige. Leidt nu het niet inschakelen van <strong>de</strong>ze<br />
<strong>de</strong>skundige ertoe dat een eventueel gebrek na <strong>de</strong> levering eer<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> koper zal wor<strong>de</strong>n toegerekend?<br />
Castermans is van mening dat <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nktijd geen invloed zou moeten hebben op <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksplicht van<br />
partijen. 72<br />
Zoals eer<strong>de</strong>r in dit hoofdstuk is vermeld, wordt in 90% procent van <strong>de</strong> gevallen in <strong>de</strong> precontractuele fase<br />
al een <strong>de</strong>skundige ingeschakeld. Dit betekent dat <strong>de</strong>ze problematiek slechts geldt in 10% van <strong>de</strong> gevallen. 73<br />
Er kan niet algemeen wor<strong>de</strong>n gezegd dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksplicht door <strong>de</strong> toepasselijkheid van een be<strong>de</strong>nktijd<br />
wordt uitgebreid. Dit moet van geval tot geval wor<strong>de</strong>n bekeken. Het is immers in een concreet geval aan<br />
<strong>de</strong> rechter om uit te maken of <strong>de</strong> koper al dan niet aan zijn on<strong>de</strong>rzoeksplicht heeft voldaan. Op grond<br />
daarvan zegt <strong>de</strong> minister dat het niet goed mogelijk is om algemeen gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> uitspraken te doen over <strong>de</strong><br />
invloed van <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nktijd op <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksplicht. Wel kan in het algemeen wor<strong>de</strong>n gesteld dat het<br />
<strong>de</strong>nkbaar is dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksplicht in <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nktijd kan wor<strong>de</strong>n nagekomen. 74<br />
Daarnaast is bijvoorbeeld Hijma van mening dat <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nktijd ook geen invloed zou moeten hebben op<br />
<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling of sprake is van een wilsgebrek of een tekortkoming. Aangezien <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nktijd bedoeld is<br />
om <strong>de</strong> koper extra bescherming te bie<strong>de</strong>n, kan het niet <strong>de</strong> bedoeling zijn dat dit ten koste gaat van an<strong>de</strong>re<br />
beschermingsinstrumenten. 75 Valk signaleert dat een beroep op een vernietigingsgrond niet verstandig is<br />
zolang <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nktijd loopt. De koper kan zich in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> <strong>de</strong> moeite van het bewijzen van<br />
bijvoorbeeld dwaling besparen. Het zou echter volgens Valk mogelijk kunnen zijn dat <strong>de</strong> koper die zich na<br />
het verstrijken van <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nktijd beroept op een wilsgebrek (bijvoorbeeld bedreiging) <strong>de</strong> vraag krijgt<br />
gesteld waarom hij niet heeft ontbon<strong>de</strong>n geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nktijd. Indien van invloed sprake is zal <strong>de</strong>ze<br />
niet bij alle gron<strong>de</strong>n van vernietiging even groot zijn. 76<br />
3.8.2 Artikel 7:2 lid 5 BW; uitzon<strong>de</strong>ring van koop op een veiling<br />
3.8.2.1 Inhoud en reikwijdte van <strong>de</strong> uitzon<strong>de</strong>ring<br />
Ingevolge artikel 7:2 lid 5 BW is <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nktijd, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re, niet van toepassing op een koop op een<br />
openbare veiling ten overstaan van een notaris. 77 De toelichting bij <strong>de</strong>ze uitsluiting vermeldt dat <strong>de</strong><br />
71 Castermans 1992, p. 271 e.v. en Van Rossum 1995, p. 108-109.<br />
72 Castermans 1992, p. 271 e.v.<br />
73 Kamerstukken II, 2000/01, 23 095, nr. 10, p. 19.<br />
74 Kamerstukken II, 2000/01, 23 095, nr. 10, p. 19; Kamerstukken I, 2001/02, 23 095, nr. 178b, p. 12/13.<br />
75 Hijma 2003b.<br />
76 Valk 1998, p. 14.<br />
77 De be<strong>de</strong>nktijd van artikel 7:2 BW is daarnaast niet van toepassing op een koop als bedoeld in artikel 7:48a on<strong>de</strong>r<br />
a BW en op huurkoop.<br />
72