Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC

Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC

01.09.2013 Views

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Daarbij dient gelet te worden op de bedoeling van de bouwer (of diens opdrachtgever) voor zover die naar buiten toe kenbaar is. Op basis van de in het Portacabin-arrest geformuleerde norm behoren woonboten en woonwagens onder omstandigheden als onroerend te worden gezien, bijvoorbeeld in het geval de woonwagen visueel één geheel vormt met de grond, voorzien is van een bestrate oprit en een aangelegde tuin, en bovendien aangesloten is op het gas-, elektriciteit- en waternet. Ook een boot of woonwagen kan bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven. Wel is met betrekking hiertoe in de parlementaire geschiedenis opgemerkt dat het enkele feit dat er een vaste stand- of ligplaats is, niet voldoende is. 94 Aldus kan worden geconcludeerd dat op voorhand niet altijd even duidelijk zal zijn of een object wel of niet bestemd is duurzaam ter plaatse te blijven. Bij twijfel is het uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen of het object roerend dan wel onroerend is, en daarmee al dan niet binnen de bescherming van artikel 7:2 BW valt. Roerende woonboten en woonwagens In het verlengde van het voorgaande verdient de status van woonboten en woonwagens die niet binnen de bescherming van artikel 7:2 BW vallen, bespreking. Op grond van de voornoemde Portacabin-maatstaf zal een aantal woonboten en woonwagens binnen het bereik van de bepaling vallen, maar een aantal van deze objecten zal buiten de reikwijdte van de bepaling blijven, bijvoorbeeld omdat de bewoner of bouwer juist uitdrukkelijk wil dat het object mobiel blijft. Tijdens de parlementaire geschiedenis is opgemerkt dat de objecten die gezien dienen te worden als roerende zaken, onder de regeling van de consumentenkoop vallen. Om die reden zag de wetgever geen aanleiding om ze binnen het regime van artikel 7:2 BW te laten vallen; de regeling consumentenkoop voorziet dan immers in de benodigde bescherming. 95 Deze stelling kent twee bezwaren. Ten eerste vallen de roerende objecten enkel binnen de regeling van de consumentenkoop, wanneer deze worden verkocht door een professionele verkoper dat wil zeggen een verkoper handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf (zie artikel 7:5 BW). In veel (of zelfs de meeste?) gevallen zal de woonwagen of de woonboot verkocht worden door de bewoner/eigenaar, niet handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De hier bedoelde koopovereenkomsten vallen dus buiten het toepassingsbereik van artikel 7:2 BW én buiten het toepassingsbereik van artikel 7:5 BW. Nu het ook bij deze overeenkomsten kan gaan om grote gevolgen voor de koper, aanzienlijke risico’s en grote financiële belangen is het niet te rechtvaardigen dat deze overeenkomsten buiten elk wettelijk beschermingsregime voor particuliere kopers vallen. Indien de objecten door een professionele verkoper worden verkocht, vallen ze wel binnen het bereik van de consumentenkoop, maar dan komt het tweede bezwaar dat aan de voornoemde benadering kleeft, naar voren. De verkoop van een woonwagen of woonboot kent vergelijkbare grote belangen en risico’s als de verkoop van een onroerende woning. Het gaat om de koop van woonruimte, waarbij opmerking verdient dat woonboten en woonwagens, net als, of misschien zelfs meer dan, vaste woningen, behept kunnen zijn met verborgen gebreken. Dat wil zeggen dat het voor de koper om een complexe, zeer ingrijpende overeenkomst gaat, waarvoor hij langlopende en aanzienlijke financiële verplichtingen aangaat. Het is dan ook meer voor de hand liggend om voor deze overeenkomsten aan te sluiten bij het regime van artikel 7:2 BW, dat de consument in verband met deze aspecten beoogt te beschermen, dan bij de regeling van de consumentenkoop. Bovendien is het ongerijmd om de woonboot die bestemd is duurzaam ter plaatse te blijven wel onder het regime van artikel 7:2 BW te scharen, maar eenzelfde type boot die niet bestemd is duurzaam ter plaatste te blijven onder artikel 7:5 BW. 96 Ook opmerkelijk is dat tweede woningen en vakantiehuisjes, die niet permanent bewoond worden, wel onder de reikwijdte van artikel 7:2 BW vallen, en permanent bewoonde roerende woonwagens en woonboten onder omstandigheden niet. 97 94 Kamerstukken I, 2002-2003, 23 095, nr. 38a, p. 18. 95 Kamerstukken I, 2001-2002, 23 095, nr. 178b, p. 15, Kamerstukken I, 2002-2003, 23 095, nr. 38a, p. 18. 96 Ook de bescherming van huurders van woonruimte strekt zich uit tot huurders van (onroerende en roerende) woonwagens en standplaatsen, zie artikel 7:233 BW. 97 Vergelijk Loos 2002, p. 363. 38

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT 2.7.3.3 Conclusies en aanbevelingen Tot bewoning bestemd Het begrip ‘een tot bewoning bestemde onroerende zaak’ wekt onduidelijkheid op indien het gaat om zogenaamde gemengde objecten en laat daarmee veel ruimte aan de rechter om te beoordelen of een object al dan niet binnen het toepassingbereik valt. Het is evenwel, met het oog op de rechtszekerheid, wenselijk dat partijen op voorhand duidelijkheid hebben over de vraag of de transactie al dan niet binnen de reikwijdte van de bepaling valt. 98 Indien de bescherming van artikel 7:2 BW wordt uitgebreid naar zakelijke objecten, vormt dit geen probleem meer. Houdt men er echter aan vast de bescherming te beperken tot woningen, dan zal een duidelijk criterium opgenomen moeten worden aan de hand waarvan bepaald kan worden wat onder het beschermingsbereik van de bepaling valt en wat niet. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan aanknopen bij vierkante meters. Vervolgens speelt de vraag bij welke objecten de bescherming geacht wordt gerechtvaardigd te zijn. Hierbij kan een keuze worden gemaakt tussen een brede bescherming (zodra een deel van de onroerende zaak tot bewoning bestemd is, komt de bescherming in beeld), of juist een smalle bescherming (zodra een deel van het object voor zakelijk gebruik is, komt men niet voor de bescherming in aanmerking). Om misbruik te voorkomen kan men er voor kiezen om vast te houden aan de huidige benadering om de bestemming van het object ten tijde van het sluiten van de overeenkomst als eikpunt te kiezen. Nadeel van deze benadering is wel dat doordoor een groep particuliere koper (ten onrechte?) buiten de bescherming van de regeling valt. Het is naar het oordeel van het onderzoeksteam aanbevelenswaardig om een object als een woning te beschouwen, zodra een deel tot bewoning is bestemd (ongeacht de grootte of het aandeel in het geheel). Dit laat weinig ruimte voor onzekerheid en sluit aan bij de gedachte dat particuliere kopers van woonruimte beschermd dienen te worden. Een andere mogelijkheid is om het criterium dat het om woonruimte moet gaan geheel te laten vervallen en voor de (eventueel gewenste) afbakening van de bescherming van artikel 7:2 BW enkel aan te knopen bij de hoedanigheid van partijen en niet bij het object. De wettekst dient daartoe dan aangepast te worden door de woorden ‘tot bewoning bestemd’ in artikel 7:2 BW te schrappen. In artikel 7:765 BW kunnen de woorden ‘een woning, bestaande uit’ worden geschrapt. Dit ondervangt ten dele de gesignaleerde afbakeningsproblemen, omdat de aard van het object nog wel een rol zal kunnen spelen bij de beoordeling of een koper (dan wel verkoper) optreedt in een zakelijke dan wel particuliere hoedanigheid, waarover hieronder meer. De keuze om aan te knopen bij de hoedanigheid van de koper sluit goed aan bij de doelstelling van de regeling, nu deze beoogt consumenten te beschermen. Daarbij is de aanknoping bij zowel de aard van het object als de hoedanigheid van de koper voor de afbakening van de reikwijdte van de bepaling dubbelop. Een vollediger oplossing voor dit probleem wordt bereikt indien er door de wetgever wordt gekozen het schriftelijkheidsvereiste voor alle onroerende zaken te laten gelden (zie hierover nader hierna paragraaf 2.9). Dit voorkomt tevens dat een groep kopers ten onrechte buiten de reikwijdte van de bescherming valt, waarbij gedoeld wordt op die kopers die een feitelijk nog niet tot bewoning bestemde zaak kopen om deze te gaan bewonen. Onroerende zaak Voorts leidt de gehanteerde afbakening met behulp van de term ‘een tot bewoning bestemde onroerende zaak’ ertoe dat er een onacceptabele leemte bestaat in de bescherming van particulieren die woonruimte kopen, waarbij wordt gedoeld op particulieren die een roerende woonboot of woonwagen van een andere particulier kopen. Deze overeenkomsten vallen immers noch binnen het bereik van artikel 7:2 BW, noch binnen het bereik van artikel 7:5 BW. Voor zover woonboten en woonwagens wél binnen de bescherming van de consumentenkoop vallen, omdat ze worden verkocht door een professionele verkoper, is dit niet te rijmen met het systeem van de wet, waaronder met name de bescherming die artikel 7:2 BW beoogt te bieden aan de particuliere kopers van woonruimte. 98 Selderbeek-Doyer 2008, p. 179. 39

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT<br />

2.7.3.3 Conclusies en aanbevelingen<br />

Tot bewoning bestemd<br />

Het begrip ‘een tot bewoning bestem<strong>de</strong> <strong>onroeren<strong>de</strong></strong> zaak’ wekt ondui<strong>de</strong>lijkheid op indien het gaat om zogenaam<strong>de</strong><br />

gemeng<strong>de</strong> objecten en laat daarmee veel ruimte aan <strong>de</strong> rechter om te beoor<strong>de</strong>len of een object al<br />

dan niet binnen het toepassingbereik valt. Het is evenwel, met het oog op <strong>de</strong> rechtszekerheid, wenselijk<br />

dat partijen op voorhand dui<strong>de</strong>lijkheid hebben over <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> transactie al dan niet binnen <strong>de</strong> reikwijdte<br />

van <strong>de</strong> bepaling valt. 98<br />

Indien <strong>de</strong> bescherming van artikel 7:2 BW wordt uitgebreid naar zakelijke objecten, vormt dit geen probleem<br />

meer. Houdt men er echter aan vast <strong>de</strong> bescherming te beperken tot woningen, dan zal een dui<strong>de</strong>lijk<br />

criterium opgenomen moeten wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> hand waarvan bepaald kan wor<strong>de</strong>n wat on<strong>de</strong>r het beschermingsbereik<br />

van <strong>de</strong> bepaling valt en wat niet. Gedacht kan bijvoorbeeld wor<strong>de</strong>n aan aanknopen bij<br />

vierkante meters. Vervolgens speelt <strong>de</strong> vraag bij welke objecten <strong>de</strong> bescherming geacht wordt gerechtvaardigd<br />

te zijn. Hierbij kan een keuze wor<strong>de</strong>n gemaakt tussen een bre<strong>de</strong> bescherming (zodra een <strong>de</strong>el van<br />

<strong>de</strong> <strong>onroeren<strong>de</strong></strong> zaak tot bewoning bestemd is, komt <strong>de</strong> bescherming in beeld), of juist een smalle bescherming<br />

(zodra een <strong>de</strong>el van het object voor zakelijk gebruik is, komt men niet voor <strong>de</strong> bescherming in aanmerking).<br />

Om misbruik te voorkomen kan men er voor kiezen om vast te hou<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring<br />

om <strong>de</strong> bestemming van het object ten tij<strong>de</strong> van het sluiten van <strong>de</strong> overeenkomst als eikpunt te kiezen.<br />

Na<strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze bena<strong>de</strong>ring is wel dat doordoor een groep particuliere koper (ten onrechte?) buiten <strong>de</strong><br />

bescherming van <strong>de</strong> regeling valt.<br />

Het is naar het oor<strong>de</strong>el van het on<strong>de</strong>rzoeksteam aanbevelenswaardig om een object als een woning te beschouwen,<br />

zodra een <strong>de</strong>el tot bewoning is bestemd (ongeacht <strong>de</strong> grootte of het aan<strong>de</strong>el in het geheel). Dit<br />

laat weinig ruimte voor onzekerheid en sluit aan bij <strong>de</strong> gedachte dat particuliere kopers van woonruimte<br />

beschermd dienen te wor<strong>de</strong>n.<br />

Een an<strong>de</strong>re mogelijkheid is om het criterium dat het om woonruimte moet gaan geheel te laten vervallen<br />

en voor <strong>de</strong> (eventueel gewenste) afbakening van <strong>de</strong> bescherming van artikel 7:2 BW enkel aan te knopen<br />

bij <strong>de</strong> hoedanigheid van partijen en niet bij het object. De wettekst dient daartoe dan aangepast te wor<strong>de</strong>n<br />

door <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n ‘tot bewoning bestemd’ in artikel 7:2 BW te schrappen. In artikel 7:765 BW kunnen <strong>de</strong><br />

woor<strong>de</strong>n ‘een woning, bestaan<strong>de</strong> uit’ wor<strong>de</strong>n geschrapt. Dit on<strong>de</strong>rvangt ten <strong>de</strong>le <strong>de</strong> gesignaleer<strong>de</strong> afbakeningsproblemen,<br />

omdat <strong>de</strong> aard van het object nog wel een rol zal kunnen spelen bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling of<br />

een koper (dan wel verkoper) optreedt in een zakelijke dan wel particuliere hoedanigheid, waarover hieron<strong>de</strong>r<br />

meer. De keuze om aan te knopen bij <strong>de</strong> hoedanigheid van <strong>de</strong> koper sluit goed aan bij <strong>de</strong> doelstelling<br />

van <strong>de</strong> regeling, nu <strong>de</strong>ze beoogt consumenten te beschermen. Daarbij is <strong>de</strong> aanknoping bij zowel <strong>de</strong><br />

aard van het object als <strong>de</strong> hoedanigheid van <strong>de</strong> koper voor <strong>de</strong> afbakening van <strong>de</strong> reikwijdte van <strong>de</strong> bepaling<br />

dubbelop.<br />

Een vollediger oplossing voor dit probleem wordt bereikt indien er door <strong>de</strong> wetgever wordt gekozen het<br />

schriftelijkheidsvereiste voor alle <strong>onroeren<strong>de</strong></strong> <strong>zaken</strong> te laten gel<strong>de</strong>n (zie hierover na<strong>de</strong>r hierna paragraaf<br />

2.9). Dit voorkomt tevens dat een groep kopers ten onrechte buiten <strong>de</strong> reikwijdte van <strong>de</strong> bescherming<br />

valt, waarbij gedoeld wordt op die kopers die een feitelijk nog niet tot bewoning bestem<strong>de</strong> zaak kopen om<br />

<strong>de</strong>ze te gaan bewonen.<br />

Onroeren<strong>de</strong> zaak<br />

Voorts leidt <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong> afbakening met behulp van <strong>de</strong> term ‘een tot bewoning bestem<strong>de</strong> <strong>onroeren<strong>de</strong></strong><br />

zaak’ ertoe dat er een onacceptabele leemte bestaat in <strong>de</strong> bescherming van particulieren die woonruimte<br />

kopen, waarbij wordt gedoeld op particulieren die een roeren<strong>de</strong> woonboot of woonwagen van een an<strong>de</strong>re<br />

particulier kopen. Deze overeenkomsten vallen immers noch binnen het bereik van artikel 7:2 BW, noch<br />

binnen het bereik van artikel 7:5 BW. Voor zover woonboten en woonwagens wél binnen <strong>de</strong> bescherming<br />

van <strong>de</strong> consumentenkoop vallen, omdat ze wor<strong>de</strong>n verkocht door een professionele verkoper, is dit niet te<br />

rijmen met het systeem van <strong>de</strong> wet, waaron<strong>de</strong>r met name <strong>de</strong> bescherming die artikel 7:2 BW beoogt te<br />

bie<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> particuliere kopers van woonruimte.<br />

98 Sel<strong>de</strong>rbeek-Doyer 2008, p. 179.<br />

39

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!