Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC

Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC

01.09.2013 Views

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT ke de essentialia van de koopovereenkomst met betrekking tot een woning. Zelfs als men het eens is over de belangrijkste bijkomende voorwaarden, zoals gebruikelijke voorbehouden met betrekking tot financiering en technische keuring, hoeft dit nog niet te betekenen dat er een gerechtvaardigd vertrouwen in de totstandkoming van de overeenkomst kan zijn. Hof ’s-Gravenhage 19 april 2007, LJN BB5647: op 15 april 2004 waren verkoper en koper het eens geworden over de hoogte van de koopprijs. Per e-mail liet de verkoper op 19 april 2004 weten dat de verkoper het bod van de koper aanvaardt onder het voorbehoud dat hij een arbeidsovereenkomst elders zou verkrijgen. Deze voorwaarde dient volgens de rechter tot de essentialia van de overeenkomst te worden gerekend. Op 23 april 2004 verneemt de verkoper dat de nieuwe baan niet doorgaat, hij heeft vervolgens de koper telefonisch laten weten dat de koop niet door zal gaan. De rechter achtte de omstandigheden waaronder de onderhandelingen zijn afgebroken niet in strijd met de redelijkheid en de billijkheid, dan wel onrechtmatig jegens de potentiële koper. Huijgen geeft als voorbeeld waarbij er van gerechtvaardigd vertrouwen in de totstandkoming van de overeenkomst sprake kan zijn, het geval dat een verkoper in correspondentie heeft verklaard akkoord te gaan met de verkoop van een woning op grond van min of meer gedetailleerde afspraken. 71 Volgens AG Timmermans in zijn conclusie bij HR 11 juli 2008, kan gerechtvaardigd vertrouwen niet te lichtvaardig worden aangenomen indien het gaat om een verkoop onder de taxatiewaarden en er ook belangen van derden bij de transactie van belang zijn. Selderbeek-Doyer ziet ruimte voor gerechtvaardigd vertrouwen indien concrete afspraken zijn gemaakt over de schriftelijke vastlegging of indien de schriftelijke vastlegging een aanvang heeft genomen, bijvoorbeeld in het geval dat de onderhandelingen nog uitsluitend de opgestelde concept koopakte betreffen. 72 Deze auteur stelt tevens dat er een verzwaarde terughoudendheid bij de toepassing van het leerstuk van de precontractuele redelijkheid en billijkheid dient te gelden, aangezien er als gevolg van de bedenktijd een verstoring is in het evenwicht tussen de partijen. Voor de verkoper heeft het immers geen zin de koper aan te spreken, nu die nog altijd een beroep kan doen op de bedenktijd. Daartegenover kan dan staan dat er niet snel sprake kan zijn van gerechtvaardigd vertrouwen aan de zijde van de koper. Parlementaire geschiedenis Hoe verhoudt de in dit leerstuk neergelegde norm zich tot wat in de parlementaire geschiedenis wordt aangeduid als ‘onbehoorlijk’ handelen? Naar aanleiding van vragen uit de Kamer over de status van de mondelinge overeenstemming voordat de akte tot stand is gekomen antwoordt de minister: 73 ‘Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel koop onroerende zaken in de Tweede Kamer is aan de orde geweest wat rechtens is in de “precontractuele fase”. Geantwoord is dat het nog ontbreken van de verplichte koopakte niet meebrengt dat de verkoper zich na het bereiken van mondelinge overeenstemming met de koper zonder meer zou mogen terugtrekken (Kamerstuk 23 095, nr. 5, p. 13), en dat de verkoper in beginsel gehouden is medewerking te verlenen aan het opmaken van de voor de voor totstandbrenging van de overeenkomst vereiste akte (Kamerstuk 23 095, nr. 8, p. 8). Hij is verplicht zijn gedrag mede te laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van zijn wederpartij (zie o.a. HR 23 oktober 1987, NJ 1988, 1017 en HR 15 februari 1991, NJ 1991, 493). De verkoper handelt dan ook onbehoorlijk als hij, in geval dat mondeling overeenstemming over de koop is bereikt, de voor totstandbrenging van de overeenkomst vereiste medewerking aan het opmaken van de koopakte weigert met een beroep op het feit dat hij een hoger bod van een derde heeft ontvangen, onder mededeling aan de koper dat hij wel zal meewerken als deze het bod van de derde evenaart.’ Is met dit onbehoorlijke handelen sprake van een onaanvaardbaar terugtreden uit de onderhandelingen als bedoeld in de geciteerde jurisprudentie? En zal dat onbehoorlijke handelen dan tot gebondenheid moeten leiden, of slechts tot schadevergoeding, ofwel in de vorm van positief contractsbelang of misschien slechts in de vorm van het negatieve contractsbelang? In de parlementaire geschiedenis wordt terugtreden omdat een beter bod is ontvangen onbehoorlijk geacht. Oorthuys is van mening dat het ontvangen van een (veel) 71 Huijgen 2006. 72 Selderbeek-Doyer 2008, p. 184. 73 Aanhangsel Handelingen II 2003-2004, nr. 178, p. 383-384. 28

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT beter bod juist een gerechtvaardigde grond is voor de verkoper om terug te treden. 74 Een andere gerechtvaardigde grond voor het terugtreden van de verkoper zou volgens deze auteur kunnen zijn de situatie waarin uit onderzoek is gebleken dat de kans groot is dat de koper de financiering niet rond zal krijgen. Hesselink en Van Kooten wijzen er op dat in ons omringende landen de verkoper in ieder stadium gerechtigd is de onderhandelingen af te breken indien hij een beter bod heeft gekregen. 75 Voor de koper zou een reden tot terugtrekken kunnen zijn een ander huis dat hem meer aanstaat. In veel gevallen zal terugtreden, hoewel vervelend voor de wederpartij, niet onbehoorlijk zijn. Een afweging van de gerechtvaardigde belangen vormt een onderdeel van de beoordeling of al dan niet sprake is van een onaanvaardbaar terugtreden. Tegenover het belang van de verkoper om een zo hoog mogelijke prijs te realiseren voor zijn woning, staat het gelijkwaardige belang van de koper om het object tegen een zo laag mogelijk prijs te verwerven. Zo lang van geen andere omstandigheden is gebleken kan afbreken enkel omdat een hoger bod is ontvangen of omdat een ander goedkoper object kan worden verworven derhalve geen reden zijn om afbreken als onaanvaardbaar te bestempelen. Pres. Rb Zwolle 28 april 1992, KG 1992, 191: zelfs bij een klein verschil in de gevraagde en geboden som (het verschil betrof in casu f 5000,-) bestaat op grond van redelijkheid en billijkheid geen plicht tot dooronderhandelen. Rb Haarlem 24 mei 2006, LJN AX4870: geeft aan dat onbehoorlijk nog niet onrechtmatig is. Rechtspraak Hierboven is al aangegeven dat door de gerechtshoven duidelijk gekozen is voor de strikte benadering met betrekking tot het schriftelijkheidsvereiste. Dat wil zeggen, zolang niet aan het vereiste is voldaan, zijn de afspraken zonder meer nietig. Toch lijken twee uitspraken een opening te laten naar de mogelijkheid om toch op grond van de precontractuele redelijkheid en billijkheid medewerking af te dwingen tot het opstellen van de koopakte. Hof Leeuwarden 14 februari 2007, LJN AZ8657, r.o. 13-14: Mondelinge afspraken zijn nietig en op grond van enkele wilsovereenstemming kan geen medewerking afgedwongen worden aan het opstellen van de koopakte. Een dergelijk verplichting zou kunnen voortvloeien uit de precontractuele goede trouw. Hof Leeuwarden 19 maart 2008 LJN BC7658, r.o. 12: Behoudens uitzonderlijke omstandigheden, leidt het niet voldoen aan het schriftelijkheidsvereiste tot nietigheid van de koop. Onder welke bijzondere omstandigheden mogelijk toch gebondenheid kan bestaan en wanneer de precontractuele goede trouw aanleiding kan geven tot deze conclusie is evenwel niet verder uitgewerkt. 2.6.2.6 Besluit In voorgaande staat centraal de vraag wat de status is van mondelinge afspraken met betrekking tot de koop van een woning zolang deze niet in een akte zijn vastgelegd. De meest passende sanctie op het niet voldoen aan het vormvereiste is nietigheid. Deze oplossing sluit aan bij het systeem van de wet, vindt steun in de literatuur en in de parlementaire geschiedenis. Vervolgens is de vraag besproken of, ondanks de nietigheid, toch aan de mondeling bereikte wilsovereenstemming betekenis moet worden toegekend. Over het antwoord op deze vraag is de literatuur verdeeld. Naar de mening van het onderzoeksteam verdient het de voorkeur de strikte benadering te hanteren, dat wil zeggen geen gebondenheid zonder akte. Hoewel de parlementaire geschiedenis in een andere richting lijkt te wijzen, sluit de strikte benadering aan bij het systeem van de wet, kan zij rekenen op steun in de literatuur en stemt zij tevens overeen met de tendens in de rechtspraak. 74 Oorthuys 2006. 75 Hesselink & Van Kooten 1996, p. 74. 29

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT<br />

ke <strong>de</strong> essentialia van <strong>de</strong> koopovereenkomst met betrekking tot een woning. Zelfs als men het eens is over<br />

<strong>de</strong> belangrijkste bijkomen<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n, zoals gebruikelijke voorbehou<strong>de</strong>n met betrekking tot financiering<br />

en technische keuring, hoeft dit nog niet te betekenen dat er een gerechtvaardigd vertrouwen in <strong>de</strong><br />

totstandkoming van <strong>de</strong> overeenkomst kan zijn.<br />

Hof ’s-Gravenhage 19 april 2007, LJN BB5647: op 15 april 2004 waren verkoper en koper het eens gewor<strong>de</strong>n<br />

over <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> koopprijs. Per e-mail liet <strong>de</strong> verkoper op 19 april 2004 weten dat <strong>de</strong> verkoper het<br />

bod van <strong>de</strong> koper aanvaardt on<strong>de</strong>r het voorbehoud dat hij een arbeidsovereenkomst el<strong>de</strong>rs zou verkrijgen.<br />

Deze voorwaar<strong>de</strong> dient volgens <strong>de</strong> rechter tot <strong>de</strong> essentialia van <strong>de</strong> overeenkomst te wor<strong>de</strong>n gerekend. Op<br />

23 april 2004 verneemt <strong>de</strong> verkoper dat <strong>de</strong> nieuwe baan niet doorgaat, hij heeft vervolgens <strong>de</strong> koper telefonisch<br />

laten weten dat <strong>de</strong> koop niet door zal gaan. De rechter achtte <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen<br />

zijn afgebroken niet in strijd met <strong>de</strong> re<strong>de</strong>lijkheid en <strong>de</strong> billijkheid, dan wel onrechtmatig jegens<br />

<strong>de</strong> potentiële koper.<br />

Huijgen geeft als voorbeeld waarbij er van gerechtvaardigd vertrouwen in <strong>de</strong> totstandkoming van <strong>de</strong> overeenkomst<br />

sprake kan zijn, het geval dat een verkoper in correspon<strong>de</strong>ntie heeft verklaard akkoord te gaan<br />

met <strong>de</strong> verkoop van een woning op grond van min of meer ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> afspraken. 71 Volgens AG Timmermans<br />

in zijn conclusie bij HR 11 juli 2008, kan gerechtvaardigd vertrouwen niet te lichtvaardig wor<strong>de</strong>n<br />

aangenomen indien het gaat om een verkoop on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> taxatiewaar<strong>de</strong>n en er ook belangen van <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n bij<br />

<strong>de</strong> transactie van belang zijn. Sel<strong>de</strong>rbeek-Doyer ziet ruimte voor gerechtvaardigd vertrouwen indien concrete<br />

afspraken zijn gemaakt over <strong>de</strong> schriftelijke vastlegging of indien <strong>de</strong> schriftelijke vastlegging een aanvang<br />

heeft genomen, bijvoorbeeld in het geval dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen nog uitsluitend <strong>de</strong> opgestel<strong>de</strong><br />

concept koopakte betreffen. 72 Deze auteur stelt tevens dat er een verzwaar<strong>de</strong> terughou<strong>de</strong>ndheid bij <strong>de</strong><br />

toepassing van het leerstuk van <strong>de</strong> precontractuele re<strong>de</strong>lijkheid en billijkheid dient te gel<strong>de</strong>n, aangezien er<br />

als gevolg van <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nktijd een verstoring is in het evenwicht tussen <strong>de</strong> partijen. Voor <strong>de</strong> verkoper heeft<br />

het immers geen zin <strong>de</strong> koper aan te spreken, nu die nog altijd een beroep kan doen op <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nktijd.<br />

Daartegenover kan dan staan dat er niet snel sprake kan zijn van gerechtvaardigd vertrouwen aan <strong>de</strong> zij<strong>de</strong><br />

van <strong>de</strong> koper.<br />

Parlementaire geschie<strong>de</strong>nis<br />

Hoe verhoudt <strong>de</strong> in dit leerstuk neergeleg<strong>de</strong> norm zich tot wat in <strong>de</strong> parlementaire geschie<strong>de</strong>nis wordt<br />

aangeduid als ‘onbehoorlijk’ han<strong>de</strong>len? Naar aanleiding van vragen uit <strong>de</strong> Kamer over <strong>de</strong> status van <strong>de</strong><br />

mon<strong>de</strong>linge overeenstemming voordat <strong>de</strong> akte tot stand is gekomen antwoordt <strong>de</strong> minister: 73<br />

‘Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling van het wetsvoorstel koop <strong>onroeren<strong>de</strong></strong> <strong>zaken</strong> in <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer is aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong><br />

geweest wat rechtens is in <strong>de</strong> “precontractuele fase”. Geantwoord is dat het nog ontbreken van <strong>de</strong> verplichte<br />

koopakte niet meebrengt dat <strong>de</strong> verkoper zich na het bereiken van mon<strong>de</strong>linge overeenstemming met <strong>de</strong><br />

koper zon<strong>de</strong>r meer zou mogen terugtrekken (Kamerstuk 23 095, nr. 5, p. 13), en dat <strong>de</strong> verkoper in beginsel<br />

gehou<strong>de</strong>n is me<strong>de</strong>werking te verlenen aan het opmaken van <strong>de</strong> voor <strong>de</strong> voor totstandbrenging van <strong>de</strong> overeenkomst<br />

vereiste akte (Kamerstuk 23 095, nr. 8, p. 8). Hij is verplicht zijn gedrag me<strong>de</strong> te laten bepalen<br />

door <strong>de</strong> gerechtvaardig<strong>de</strong> belangen van zijn we<strong>de</strong>rpartij (zie o.a. HR 23 oktober 1987, NJ 1988, 1017 en HR<br />

15 februari 1991, NJ 1991, 493). De verkoper han<strong>de</strong>lt dan ook onbehoorlijk als hij, in geval dat mon<strong>de</strong>ling<br />

overeenstemming over <strong>de</strong> koop is bereikt, <strong>de</strong> voor totstandbrenging van <strong>de</strong> overeenkomst vereiste me<strong>de</strong>werking<br />

aan het opmaken van <strong>de</strong> koopakte weigert met een beroep op het feit dat hij een hoger bod van een<br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong> heeft ontvangen, on<strong>de</strong>r me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling aan <strong>de</strong> koper dat hij wel zal meewerken als <strong>de</strong>ze het bod van <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong> evenaart.’<br />

Is met dit onbehoorlijke han<strong>de</strong>len sprake van een onaanvaardbaar terugtre<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen als<br />

bedoeld in <strong>de</strong> geciteer<strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie? En zal dat onbehoorlijke han<strong>de</strong>len dan tot gebon<strong>de</strong>nheid moeten<br />

lei<strong>de</strong>n, of slechts tot scha<strong>de</strong>vergoeding, ofwel in <strong>de</strong> vorm van positief contractsbelang of misschien slechts<br />

in <strong>de</strong> vorm van het negatieve contractsbelang? In <strong>de</strong> parlementaire geschie<strong>de</strong>nis wordt terugtre<strong>de</strong>n omdat<br />

een beter bod is ontvangen onbehoorlijk geacht. Oorthuys is van mening dat het ontvangen van een (veel)<br />

71 Huijgen 2006.<br />

72 Sel<strong>de</strong>rbeek-Doyer 2008, p. 184.<br />

73 Aanhangsel Han<strong>de</strong>lingen II 2003-2004, nr. 178, p. 383-384.<br />

28

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!