Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC

Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC

01.09.2013 Views

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT over dit tijdstip. De koper de bevoegdheid ontnemen om de verkoper te houden aan medewerking aan het opstellen van de akte, schiet echter het doel voorbij. 51 Deze benadering neemt als uitgangspunt dat het schriftelijkheidsvereiste enkel ten dienste van de bedenktijd is ingevoerd. Ook in het licht van de doelstelling van de gehele regeling kan men tot de conclusie komen dat nietigheid niet de consequentie moet hebben dat de verkoper zich aan gemaakte afspraken kan ontrekken. In die zin Heyman: het doel van artikel 7:2 BW is het bieden van extra bescherming aan de koper. 52 Die bescherming wordt niet gerealiseerd als de verkoper zich kan ontrekken aan mondelinge afspraken. In de parlementaire geschiedenis wordt niet enkel het wegdenkcriterium geformuleerd, ook wordt in dit kader verwezen naar de regels zoals die in de rechtspraak en de doctrine tot ontwikkeling zijn gekomen. 53 Hiermee wordt gedoeld op de precontractuele redelijkheid en billijkheid zoals tot uitdrukking gekomen in Plas/Valburg en daarop volgende uitspraken. De voorstanders van de strikte leer (geen gebondenheid zonder akte) betwijfelen of het leerstuk zich ook leent om de andere partij te verplichten tot medewerking aan het opstellen van de akte. Een verplichting tot meewerken aan het tot stand brengen van de akte zou slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk moeten zijn. 54 De normen die naar Nederlands recht binnen het leerstuk van de precontractuele redelijkheid en billijkheid worden gehanteerd komen hieronder in paragraaf 3.6.2.5 aan de orde. Wederom kan worden betoogd dat hier het schriftelijkheidsvereiste wordt ondermijnd. Bovendien is de hier bedoelde vordering weinig zinvol als de verkoper het huis inmiddels aan een ander heeft verkocht. Ten tweede doet de verplichting door te zetten tekort aan de contractsvrijheid, in die zin dat partijen niet langer vrij geacht worden te zijn om te besluiten niet te contracteren totdat de overeenkomst in een akte is vastgelegd. Daarbij komt dat kan worden betoogd dat de belangen van de koper voldoende worden gewaarborgd indien op grond van de precontractuele redelijkheid en billijkheid een vordering tot schadevergoeding kan worden ingesteld. De gedaagde partij kan er in dat geval zelf voor kiezen om ofwel alsnog mee te werken aan de totstandbrenging van de akte (indien dat nog mogelijk is), ofwel zich bloot te stellen aan een schadevergoedingsactie. Deze oplossing heeft oog voor de rechtszekerheid die met het schriftelijkheidsvereiste wordt beoogd (zonder akte geen contract) alsook voor de autonomie van partijen (vrijheid om terug te trekken zolang er geen akte is), terwijl tegelijkertijd de belangen van de koper beschermd worden (mogelijkheid tot vorderen van schadevergoeding). Literatuur en rechtspraak over de status van mondelinge afspraken Tot voorstanders van de strikte leer, dat wil zeggen de benadering waarbij geen (of slechts bij zeer hoge uitzondering) binding kan ontstaan aan de hand van mondelinge wilsuitingen, zijn te rekenen: Huijgen, Breedveld-de Voogd, Van Velten, Selderbeek-Doyer en Bakker. Voorstanders van de niet-strikte benadering, waarbij wel betekenis wordt gehecht aan de mondeling tot stand gekomen wilsovereenstemming zijn: Hesselink en van Kooten, Bartels en van Buuren-Dee, Loos, Heyman en Oorthuys. De niet-strikte benadering legt de nadruk op de beschermingsgedachte van de koper die ten grondslag ligt aan artikel 7:2 BW. Enige rechtspraak kwam hiervoor al ter sprake. Aanvankelijk waren de uitspraken van de lagere rechters op dit gebied verdeeld. Zeker zeven lagere rechters concludeerden dat de verkoper gebonden was aan mondeling gemaakte afspraken en verplicht was zijn medewerking te verlenen aan het opstellen van de akte. 55 Zeker vijf andere lagere rechters hanteerden daarentegen de strikte benadering waarbij geen gebondenheid werd aangenomen. 56 Inmiddels is in de rechtspraak een tendens waarneembaar die inhoudt dat waar geen sprake is van een akte geen – of slechts bij hoge uitzondering – gebondenheid wordt aangeno- 51 Loos 2006, p. 181. 52 Heyman 2009. 53 Kamerstukken II, 1995-1996, 23 095, nr. 8, p. 8. 54 Breedveld-de Voogd 2009. Gebondenheid zou naar Duits voorbeeld bijvoorbeeld enkel aan de orde kunnen zijn als de gevolgen anders tot een ondraaglijke uitkomst zouden leiden. 55 Vzngr Rb Leeuwarden 8 oktober 2004, LJN AR3587, Vzngr Rb Maastricht, 2 mei 2005, LJN AT5938, Rb Zutphen 8 juli 2005, LJN AU0149, Rb Zutphen 22 november 2005, LJN AV0536, Vzngr Rb Arnhem 20 maart 2006, LJN AW 2754, Vzngr 6 juni 2006, LJN AX7093, Vzgnr Rb Arnhem 7 juli 2006, LJN AY4055. 56 Rb Dordrecht 2 februari 2005, LJN AS4859, Vzngr Rb Haarlem 29 maart 2006, LJN AW2754, Vzngr Rb Haarlem 24 mei 2006, LJN AX4870, Rb Leeuwarden 29 juni 2006, LJN AX9937, Rb Amsterdam 2 mei 2008. LJN BD6779. 24

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT men. Alle beschikbare uitspraken sinds 2007 en alle gerechtshoven concluderen dat er geen (of enkel bij hoge uitzondering) gebondenheid kan zijn aan hier ter zake doende mondelinge afspraken. 57 Het hof in Leeuwarden past expliciet het leerstuk van de precontractuele redelijkheid en billijkheid toe op de verkoop van een recreatiewoning, en acht de verkoper niet gebonden. 58 Hof Leeuwarden 14 februari 2007, LJN AZ8657: naar aanleiding van een bod van de koper wordt door de verkoper een conceptakte opgesteld, evenwel zonder prijs. De verkoper wil een hoger bedrag. In r.o. 12-13: veronderstellende dat partijen mondeling tot overeenstemming zijn gekomen, is sprake van een nietige overeenkomst. Het strookt niet met het schriftelijkheidsvereiste, dat zowel in het belang van de koper als dat van de verkoper op straffe van nietigheid van de overeenkomst is voorgeschreven, om reeds aan het enkele bestaan van mondelinge wilsovereenstemming een rechtsgevolg te verbinden in die zin dat de verkoper verplicht wordt mee te werken aan de totstandkoming van de voor de koop vereiste schriftelijke akte. Een zodanig verplichting zou wel kunnen voortvloeien uit de precontractuele goede trouw (HR 24 maart 1995, NJ 1997, 569). Maar dan heeft een strenge en tot terughoudendheid nopende maatstaf te gelden (HR 12 augustus 2005, NJ 2005, 467). Terughoudendheid past in deze zaak te meer, omdat beide partijen particuliere partijen waren, en omdat de koper een bedenktijd had terwijl de verkoper deze niet had. In een dergelijk geval moet de verkoper zich, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, terug kunnen trekken. In deze zaak was volgens het hof geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden. Zo waren er geen lange uitvoerige onderhandelingen, de koper had geen kosten gemaakt, en er was ook geen ander bijkomend nadeel voor de koper. Het belang van de koper om het goed te verwerven werd achtergesteld bij het belang van de verkoper om een zo hoog mogelijke prijs te realiseren. In dit geval had de koper een dermate laag bod gedaan dat kon worden aangenomen dat de verkoper een hogere prijs kon realiseren. Ook in andere beschikbare uitspraken van gerechtshoven is de conclusie dat het niet voldoen aan het schriftelijkheidsvereiste tot nietigheid leidt. 59 Hof ’s-Gravenhage 19 april 2007, LJN BB5647, waarbij de koop uiteindelijk niet doorgaat omdat de verkoper geen nieuwe baan krijgt. In r.o. 3: volgens de memorie van antwoord bij het desbetreffende wetsvoorstel bevat het eerste lid van artikel 7:2 BW een vormvereiste dat de belangen van beide partijen (en van eventuele andere gegadigden) dient door duidelijkheid te verschaffen omtrent het moment waarop partijen overeenstemming hebben bereikt en omtrent de aanvang van de bedenktijd van de koper en is, zolang het vormvereiste van een schriftelijke overeenkomst nog niet is vervuld, de overeenkomst niet rechtsgeldig tot stand gekomen. De sanctie op het niet voldoen aan dit vormvereiste is nietigheid van de koop, overeenkomstig de hoofdregel van artikel 3:39 BW. Voor de verkoper was van doorslaggevend belang of hij elders een baan kon krijgen. Deze voorwaarde behoorde volgens het hof tot de essentialia van de overeenkomst. Hof Leeuwarden 19 maart 2008, LJN BC7658, waarbij partijen per telefoon en e-mail over de prijs onderhandelen, maar niet tot overeenstemming komen. In r.o. 12: niet voldoen aan het vereiste tot schriftelijke vastlegging van de koopovereenkomst van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 7:2 BW leidt – behoudens uitzonderlijke omstandigheden, waarvan in deze zaak niet is gebleken – (krachtens artikel 3:39 BW) tot nietigheid van de koop, hetgeen met zich brengt dat de wet daaraan zonder meer de beoogde rechtsgevolgen onthoudt. Zulks staat er aan in de weg dat de verkoper in geval van een mondelinge overeenkomst in beginsel gehouden zou zijn om de noodzakelijke medewerking te verlenen, door mee te werken aan het opmaken van en ondertekenen van de daarvoor vereiste akte, of om met de (potentiële) koper door te onderhandelen teneinde alsnog tot een perfecte koopovereenkomst te komen. Hof ’s-Hertogenbosch 8 juli 2008, LJN BF0457: waarbij het ging om de verkoop door een gescheiden echtpaar. Er wordt onderhandeld over de prijs, maar de man besloot zelf het deel van zijn ex te kopen. In r.o. 4.7: het schriftelijkheidsvereiste dient het belang van zowel koper als verkoper. Dit vereiste dient volgens de parlementaire geschiedenis immers de rechtszekerheid, nu een schriftelijke overeenkomst duidelijkheid be- 57 Hof Leeuwarden 14 februari 2007, LJN AZ8657, Hof ’s-Gravenhage 19 april 2007, LJN BB5647, Hof Leeuwarden 19 maart 2008, LJN BC7658, Hof ’s-Hertogenbosch 8 juli 2008, LJN BF0457. 58 Hof Leeuwarden, 14 juni 2007, LJN AZ8657. 59 Hof Leeuwarden 19 maart 2008, LJN BC7658; Hof ‘s-Gravenhage 19 april 2007, LJN BB5647; Hof ’s- Hertogenbosch 8 juli 2008, LJN BF0457. 25

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT<br />

men. Alle beschikbare uitspraken sinds 2007 en alle gerechtshoven conclu<strong>de</strong>ren dat er geen (of enkel bij<br />

hoge uitzon<strong>de</strong>ring) gebon<strong>de</strong>nheid kan zijn aan hier ter zake doen<strong>de</strong> mon<strong>de</strong>linge afspraken. 57<br />

Het hof in Leeuwar<strong>de</strong>n past expliciet het leerstuk van <strong>de</strong> precontractuele re<strong>de</strong>lijkheid en billijkheid toe op<br />

<strong>de</strong> verkoop van een recreatiewoning, en acht <strong>de</strong> verkoper niet gebon<strong>de</strong>n. 58<br />

Hof Leeuwar<strong>de</strong>n 14 februari 2007, LJN AZ8657: naar aanleiding van een bod van <strong>de</strong> koper wordt door <strong>de</strong><br />

verkoper een conceptakte opgesteld, evenwel zon<strong>de</strong>r prijs. De verkoper wil een hoger bedrag. In r.o. 12-13:<br />

veron<strong>de</strong>rstellen<strong>de</strong> dat partijen mon<strong>de</strong>ling tot overeenstemming zijn gekomen, is sprake van een nietige<br />

overeenkomst. Het strookt niet met het schriftelijkheidsvereiste, dat zowel in het belang van <strong>de</strong> koper als<br />

dat van <strong>de</strong> verkoper op straffe van nietigheid van <strong>de</strong> overeenkomst is voorgeschreven, om reeds aan het enkele<br />

bestaan van mon<strong>de</strong>linge wilsovereenstemming een rechtsgevolg te verbin<strong>de</strong>n in die zin dat <strong>de</strong> verkoper<br />

verplicht wordt mee te werken aan <strong>de</strong> totstandkoming van <strong>de</strong> voor <strong>de</strong> koop vereiste schriftelijke akte.<br />

Een zodanig verplichting zou wel kunnen voortvloeien uit <strong>de</strong> precontractuele goe<strong>de</strong> trouw (HR 24 maart<br />

1995, NJ 1997, 569). Maar dan heeft een strenge en tot terughou<strong>de</strong>ndheid nopen<strong>de</strong> maatstaf te gel<strong>de</strong>n (HR<br />

12 augustus 2005, NJ 2005, 467). Terughou<strong>de</strong>ndheid past in <strong>de</strong>ze zaak te meer, omdat bei<strong>de</strong> partijen particuliere<br />

partijen waren, en omdat <strong>de</strong> koper een be<strong>de</strong>nktijd had terwijl <strong>de</strong> verkoper <strong>de</strong>ze niet had. In een <strong>de</strong>rgelijk<br />

geval moet <strong>de</strong> verkoper zich, behou<strong>de</strong>ns uitzon<strong>de</strong>rlijke omstandighe<strong>de</strong>n, terug kunnen trekken.<br />

In <strong>de</strong>ze zaak was volgens het hof geen sprake van uitzon<strong>de</strong>rlijke omstandighe<strong>de</strong>n. Zo waren er geen lange<br />

uitvoerige on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen, <strong>de</strong> koper had geen kosten gemaakt, en er was ook geen an<strong>de</strong>r bijkomend na<strong>de</strong>el<br />

voor <strong>de</strong> koper. Het belang van <strong>de</strong> koper om het goed te verwerven werd achtergesteld bij het belang<br />

van <strong>de</strong> verkoper om een zo hoog mogelijke prijs te realiseren. In dit geval had <strong>de</strong> koper een <strong>de</strong>rmate laag<br />

bod gedaan dat kon wor<strong>de</strong>n aangenomen dat <strong>de</strong> verkoper een hogere prijs kon realiseren.<br />

Ook in an<strong>de</strong>re beschikbare uitspraken van gerechtshoven is <strong>de</strong> conclusie dat het niet voldoen aan het<br />

schriftelijkheidsvereiste tot nietigheid leidt. 59<br />

Hof ’s-Gravenhage 19 april 2007, LJN BB5647, waarbij <strong>de</strong> koop uitein<strong>de</strong>lijk niet doorgaat omdat <strong>de</strong> verkoper<br />

geen nieuwe baan krijgt. In r.o. 3: volgens <strong>de</strong> memorie van antwoord bij het <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> wetsvoorstel<br />

bevat het eerste lid van artikel 7:2 BW een vormvereiste dat <strong>de</strong> belangen van bei<strong>de</strong> partijen (en van<br />

eventuele an<strong>de</strong>re gegadig<strong>de</strong>n) dient door dui<strong>de</strong>lijkheid te verschaffen omtrent het moment waarop partijen<br />

overeenstemming hebben bereikt en omtrent <strong>de</strong> aanvang van <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nktijd van <strong>de</strong> koper en is, zolang het<br />

vormvereiste van een schriftelijke overeenkomst nog niet is vervuld, <strong>de</strong> overeenkomst niet rechtsgeldig tot<br />

stand gekomen. De sanctie op het niet voldoen aan dit vormvereiste is nietigheid van <strong>de</strong> koop, overeenkomstig<br />

<strong>de</strong> hoofdregel van artikel 3:39 BW. Voor <strong>de</strong> verkoper was van doorslaggevend belang of hij el<strong>de</strong>rs een<br />

baan kon krijgen. Deze voorwaar<strong>de</strong> behoor<strong>de</strong> volgens het hof tot <strong>de</strong> essentialia van <strong>de</strong> overeenkomst.<br />

Hof Leeuwar<strong>de</strong>n 19 maart 2008, LJN BC7658, waarbij partijen per telefoon en e-mail over <strong>de</strong> prijs on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len,<br />

maar niet tot overeenstemming komen. In r.o. 12: niet voldoen aan het vereiste tot schriftelijke<br />

vastlegging van <strong>de</strong> koopovereenkomst van een <strong>onroeren<strong>de</strong></strong> zaak als bedoeld in artikel 7:2 BW leidt – behou<strong>de</strong>ns<br />

uitzon<strong>de</strong>rlijke omstandighe<strong>de</strong>n, waarvan in <strong>de</strong>ze zaak niet is gebleken – (krachtens artikel 3:39 BW) tot<br />

nietigheid van <strong>de</strong> koop, hetgeen met zich brengt dat <strong>de</strong> wet daaraan zon<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> beoog<strong>de</strong> rechtsgevolgen<br />

onthoudt. Zulks staat er aan in <strong>de</strong> weg dat <strong>de</strong> verkoper in geval van een mon<strong>de</strong>linge overeenkomst in<br />

beginsel gehou<strong>de</strong>n zou zijn om <strong>de</strong> noodzakelijke me<strong>de</strong>werking te verlenen, door mee te werken aan het<br />

opmaken van en on<strong>de</strong>rtekenen van <strong>de</strong> daarvoor vereiste akte, of om met <strong>de</strong> (potentiële) koper door te on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len<br />

tenein<strong>de</strong> alsnog tot een perfecte koopovereenkomst te komen.<br />

Hof ’s-Hertogenbosch 8 juli 2008, LJN BF0457: waarbij het ging om <strong>de</strong> verkoop door een geschei<strong>de</strong>n echtpaar.<br />

Er wordt on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>ld over <strong>de</strong> prijs, maar <strong>de</strong> man besloot zelf het <strong>de</strong>el van zijn ex te kopen. In r.o.<br />

4.7: het schriftelijkheidsvereiste dient het belang van zowel koper als verkoper. Dit vereiste dient volgens <strong>de</strong><br />

parlementaire geschie<strong>de</strong>nis immers <strong>de</strong> rechtszekerheid, nu een schriftelijke overeenkomst dui<strong>de</strong>lijkheid be-<br />

57 Hof Leeuwar<strong>de</strong>n 14 februari 2007, LJN AZ8657, Hof ’s-Gravenhage 19 april 2007, LJN BB5647, Hof Leeuwar<strong>de</strong>n<br />

19 maart 2008, LJN BC7658, Hof ’s-Hertogenbosch 8 juli 2008, LJN BF0457.<br />

58 Hof Leeuwar<strong>de</strong>n, 14 juni 2007, LJN AZ8657.<br />

59 Hof Leeuwar<strong>de</strong>n 19 maart 2008, LJN BC7658; Hof ‘s-Gravenhage 19 april 2007, LJN BB5647; Hof ’s-<br />

Hertogenbosch 8 juli 2008, LJN BF0457.<br />

25

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!