Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC

Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC

01.09.2013 Views

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT oplevering worden geconstateerd. De wettelijke onderhoudstermijn van drie maanden dient volgens deze ondernemers te verdwijnen. Het depotbedrag zou na het herstel van de gebreken die bij de oplevering aan het licht komen gelijk dienen te worden uitgekeerd. 58 Artikel 43a UAV 1989 laat een dergelijke regeling zien. Overige gebreken die naar voren komen zouden volgens deze bouwondernemers moeten worden opgelost met de Garantie- en waarborgregeling. Daarnaast zou er een regeling moeten komen voor woningen die niet onder de Garantie- en waarborgregeling vallen. Zie voor deze problematiek ook paragraaf 5.6.2. In de literatuur komt echter ook een tegengestelde mening naar voren. Van den Berg is van mening dat de opdrachtgever zeker gedurende één winterperiode moet kunnen ervaren of de woning aan de eisen voldoet. Dat houdt in dat de onderhoudstermijn niet zou moeten worden afgeschaft, maar juist worden verlengd. 59 5.5.7.3 Voldoet een bedrag ter grootte van 5% van de aanneemsom? Uit de interviews valt af te leiden dat het percentage van 5% dat tijdens de wettelijke onderhoudstermijn in depot mag worden gehouden op zichzelf prima is. Ook in de enquêtes wordt door de meeste notarissen aangegeven dat het bedrag precies goed is. Het GIW en de bouwondernemers geven tevens aan dat indien het percentage wordt verhoogd, dit hoogstwaarschijnlijk zal worden verdisconteerd in de aanneemsom. 5.6 Andere bevindingen 5.6.1 Artikel 7:767 BW In het licht van de problematiek van dit hoofdstuk is het van belang om aandacht te besteden aan het feit dat de aannemer niet reeds bij de aanvang van de bouw over 95% van de aanneemsom beschikt. Artikel 7:767 BW bepaalt dat de opdrachtgever slechts kan worden verplicht tot het doen van betalingen die bij benadering overeenstemmen met de voortgang van de bouw of met de waarde van de goederen die aan de opdrachtgever zijn overgedragen. Een uitzondering hierop is dat de opdrachtgever kan worden verplicht om een bedrag van maximaal 10% van de aanneemsom in depot te storten bij de notaris, dan wel hiervoor vervangende zekerheid te stellen. In de literatuur is over deze bepaling opgemerkt dat de uitwerking van de bepaling in de praktijk makkelijk voor moeilijkheden kan zorgen. Zo is het volgens Van den Berg niet eenvoudig vast te stellen of de door de aannemer gevraagde bedragen overeenstemmen met de bouw. Volgens hem voegt de zinsnede in de wettekst ‘althans bij benadering’ alleen maar meer moeilijkheden toe aan het vaststellen van de bedragen. 60 5.6.2 De mogelijkheid van het afwijken van artikel 7:768 BW bij standaardregeling Zoals hierboven aangegeven, bepaalt artikel 7:769 BW onder meer dat er door middel van een standaardregeling van de bepalingen van de tweede afdeling van Titel 7.12 BW kan worden afgeweken. In een standaardregeling mag daarnaast, voor zover dat voor de toepassing van artikel 7:768 BW nodig is, van artikel 6:262 BW worden afgeweken. Nadeel van de mogelijkheid tot afwijken bij een standaardregeling is dat de beschermingsbepalingen die zijn opgenomen in afdeling 2 van Titel 7.12 BW redelijk eenvoudig opzij kunnen worden gezet. 61 In 1996 is aan de Minister van Justitie verzocht om een dergelijke standaardregeling vast te stellen voor koopwoningen die met toepassing van de Garantie – en waarborg- 58 Zie ook Van Veen 2002, p. 944. Van Veen geeft aan dat hij het niet rechtvaardig vindt dat de opdrachtgever drie maanden lang een bedrag in depot mag houden, terwijl na deze drie maanden kan blijken dat er geen gebreken zijn geconstateerd. 59 Asser / Van den Berg 2007, nr. 186. 60 Van den Berg 2002, p. 1026 en Asser / Van den Berg 2007, nr. 185. Zie ook Vis Azn 2003, p. 127 en Van Rossum 2003, p. 273. 61 Zie ook Van den Berg 2002, p. 1026-1027. Van den Berg geeft aan dat bij een afwijking het juridisch evenwicht goed in de gaten moet worden gehouden. 132

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT regeling van het GIW worden gebouwd. 62 Voor zover het onderzoeksteam heeft kunnen nagaan is een dergelijke standaardregeling niet tot stand gekomen. Van der Beek is van mening dat een standaardregeling met een inhoud die afbreuk doet aan de beschermingsbepalingen van Titel 7.12 niet snel zal ontstaan. 63 Om de standaardregeling tot stand te laten komen moeten op grond van de Wet commissies standaardregelingen onder meer consumentenorganisaties instemmen met een dergelijke regeling. Consumentenorganisaties zullen niet snel instemmen met een regeling die de positie van de particuliere opdrachtgever verslechtert. 64 5.6.3 Vervangende zekerheid Artikel 7:768 lid 3 BW bepaalt onder meer dat de notaris het depotbedrag in de macht van de aannemer brengt op het moment dat de aannemer vervangende zekerheid heeft gesteld. Als vervangende zekerheid wordt gesteld wordt deze in de meeste gevallen gegeven in de vorm van een bankgarantie. De bankgarantie wordt op verzoek van de aannemer door een bank gesteld ten gunste van de opdrachtgever. 65 De bank is hierdoor gehouden om het door de bankgarantie zeker gestelde bedrag als eigen verplichting te betalen. De bank moet dit bedrag betalen op eerste verzoek van uitbetaling door de opdrachtgever. 66 Bij een eventueel faillissement van de aannemer verandert er weinig. De bank is in dat geval nog steeds gehouden om als eigen verplichting op eerste verzoek van de opdrachtgever aan de opdrachtgever te betalen. Dit vloeit voort uit het feit dat de bank reeds voor het faillissement de overeenkomst met betrekking tot de bankgarantie met de aannemer is aangegaan. 67 Vanuit de opdrachtgever bezien bestaat er zodoende weinig verschil tussen een bankgarantie of een depotbedrag. Beide leveren genoeg zekerheid tot eventuele uitbetaling. Uit de enquêtes is af te leiden dat het stellen van een bankgarantie geen algemene praktijk is. Een bankgarantie is ook niet per definitie gunstiger dan het depotbedrag voor de aannemer. Bij het in depot houden van een bedrag heeft de aannemer geen beschikking over deze gelden. Door het afgeven van een bankgarantie verkleint de aannemer echter zijn kredietruimte. De gevolgen van de beide mogelijkheden voor de aannemer zijn derhalve niet fundamenteel verschillend. De bankgarantie zal vervallen op dezelfde momenten als de depotgelden in de macht van de aannemer mogen worden gebracht. Het zal van de aannemer afhangen welke methode hij prefereert. Lid 3 van artikel 7:768 BW kan zo worden gelezen dat de vervangende zekerheid pas kan worden gesteld op het moment dat de onderhoudstermijn reeds een aanvang heeft genomen. Na de vervangende zekerheid brengt de notaris het bedrag immers in de macht van de aannemer. Bij het opstellen van de huidige modelovereenkomsten van het GIW is aan de Minister van Justitie gevraagd of de minister er bezwaar tegen had dat er al vóór het ingaan van de onderhoudstermijn een bankgarantie wordt gesteld. De minister had hier geen bezwaar tegen. In artikel 18 lid 2 van de algemene voorwaarden behorende bij de standaard koop-/aannemingsovereenkomsten voor een appartement of eengezinshuis welke door het GIW zijn vastgesteld op 1 januari 2007 is om die reden opgenomen dat de opdrachtgever geen recht heeft om 5% van de aanneemsom in depot te houden indien de aannemer reeds een bankgarantie heeft gesteld. Deze bankgarantie dient in te gaan op het moment van aflevering. De bouwondernemers zouden graag zien dat deze mogelijkheid een wettelijke grondslag krijgt. 62 Zie Van den Berg 2002, p. 1026. Het verzoek om de standaardregeling is gedaan bij brief van 24 juni 1996 door het Algemeen Verbond Bouwbedrijf en de Vereniging Eigen Huis. In het voorstel voor de standaardregeling komt de 5% regeling nog steeds voor, maar geldt deze regeling alleen voor gebreken die tijdens de oplevering aan het licht komen. Komen er geen gebreken aan het licht, dan wordt de 5% na de oplevering gelijk uitbetaald aan de aannemer. 63 Van der Beek 2003, p. 179. 64 Van der Beek 2003, p. 179. 65 Van Emden 2005, p. 1. 66 Van Emden 2005, p. 3. 67 Van Emden 2005, p. 45-46. 133

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT<br />

regeling van het GIW wor<strong>de</strong>n gebouwd. 62 Voor zover het on<strong>de</strong>rzoeksteam heeft kunnen nagaan is een<br />

<strong>de</strong>rgelijke standaardregeling niet tot stand gekomen. Van <strong>de</strong>r Beek is van mening dat een standaardregeling<br />

met een inhoud die afbreuk doet aan <strong>de</strong> beschermingsbepalingen van Titel 7.12 niet snel zal ontstaan. 63<br />

Om <strong>de</strong> standaardregeling tot stand te laten komen moeten op grond van <strong>de</strong> <strong>Wet</strong> commissies<br />

standaardregelingen on<strong>de</strong>r meer consumentenorganisaties instemmen met een <strong>de</strong>rgelijke regeling.<br />

Consumentenorganisaties zullen niet snel instemmen met een regeling die <strong>de</strong> positie van <strong>de</strong> particuliere<br />

opdrachtgever verslechtert. 64<br />

5.6.3 Vervangen<strong>de</strong> zekerheid<br />

Artikel 7:768 lid 3 BW bepaalt on<strong>de</strong>r meer dat <strong>de</strong> notaris het <strong>de</strong>potbedrag in <strong>de</strong> macht van <strong>de</strong> aannemer<br />

brengt op het moment dat <strong>de</strong> aannemer vervangen<strong>de</strong> zekerheid heeft gesteld. Als vervangen<strong>de</strong> zekerheid<br />

wordt gesteld wordt <strong>de</strong>ze in <strong>de</strong> meeste gevallen gegeven in <strong>de</strong> vorm van een bankgarantie.<br />

De bankgarantie wordt op verzoek van <strong>de</strong> aannemer door een bank gesteld ten gunste van <strong>de</strong> opdrachtgever.<br />

65 De bank is hierdoor gehou<strong>de</strong>n om het door <strong>de</strong> bankgarantie zeker gestel<strong>de</strong> bedrag als eigen verplichting<br />

te betalen. De bank moet dit bedrag betalen op eerste verzoek van uitbetaling door <strong>de</strong> opdrachtgever.<br />

66 Bij een eventueel faillissement van <strong>de</strong> aannemer veran<strong>de</strong>rt er weinig. De bank is in dat geval nog<br />

steeds gehou<strong>de</strong>n om als eigen verplichting op eerste verzoek van <strong>de</strong> opdrachtgever aan <strong>de</strong> opdrachtgever<br />

te betalen. Dit vloeit voort uit het feit dat <strong>de</strong> bank reeds voor het faillissement <strong>de</strong> overeenkomst met betrekking<br />

tot <strong>de</strong> bankgarantie met <strong>de</strong> aannemer is aangegaan. 67 Vanuit <strong>de</strong> opdrachtgever bezien bestaat er<br />

zodoen<strong>de</strong> weinig verschil tussen een bankgarantie of een <strong>de</strong>potbedrag. Bei<strong>de</strong> leveren genoeg zekerheid tot<br />

eventuele uitbetaling.<br />

Uit <strong>de</strong> enquêtes is af te lei<strong>de</strong>n dat het stellen van een bankgarantie geen algemene praktijk is. Een bankgarantie<br />

is ook niet per <strong>de</strong>finitie gunstiger dan het <strong>de</strong>potbedrag voor <strong>de</strong> aannemer. Bij het in <strong>de</strong>pot hou<strong>de</strong>n<br />

van een bedrag heeft <strong>de</strong> aannemer geen beschikking over <strong>de</strong>ze gel<strong>de</strong>n. Door het afgeven van een bankgarantie<br />

verkleint <strong>de</strong> aannemer echter zijn kredietruimte. De gevolgen van <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong><br />

aannemer zijn <strong>de</strong>rhalve niet fundamenteel verschillend. De bankgarantie zal vervallen op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> momenten<br />

als <strong>de</strong> <strong>de</strong>potgel<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> macht van <strong>de</strong> aannemer mogen wor<strong>de</strong>n gebracht. Het zal van <strong>de</strong> aannemer<br />

afhangen welke metho<strong>de</strong> hij prefereert.<br />

Lid 3 van artikel 7:768 BW kan zo wor<strong>de</strong>n gelezen dat <strong>de</strong> vervangen<strong>de</strong> zekerheid pas kan wor<strong>de</strong>n gesteld<br />

op het moment dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhoudstermijn reeds een aanvang heeft genomen. Na <strong>de</strong> vervangen<strong>de</strong> zekerheid<br />

brengt <strong>de</strong> notaris het bedrag immers in <strong>de</strong> macht van <strong>de</strong> aannemer. Bij het opstellen van <strong>de</strong> huidige<br />

mo<strong>de</strong>lovereenkomsten van het GIW is aan <strong>de</strong> Minister van Justitie gevraagd of <strong>de</strong> minister er bezwaar<br />

tegen had dat er al vóór het ingaan van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhoudstermijn een bankgarantie wordt gesteld. De minister<br />

had hier geen bezwaar tegen. In artikel 18 lid 2 van <strong>de</strong> algemene voorwaar<strong>de</strong>n behoren<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> standaard<br />

koop-/aannemingsovereenkomsten voor een appartement of eengezinshuis welke door het GIW zijn<br />

vastgesteld op 1 januari 2007 is om die re<strong>de</strong>n opgenomen dat <strong>de</strong> opdrachtgever geen recht heeft om 5%<br />

van <strong>de</strong> aanneemsom in <strong>de</strong>pot te hou<strong>de</strong>n indien <strong>de</strong> aannemer reeds een bankgarantie heeft gesteld. Deze<br />

bankgarantie dient in te gaan op het moment van aflevering. De bouwon<strong>de</strong>rnemers zou<strong>de</strong>n graag zien dat<br />

<strong>de</strong>ze mogelijkheid een wettelijke grondslag krijgt.<br />

62 Zie Van <strong>de</strong>n Berg 2002, p. 1026. Het verzoek om <strong>de</strong> standaardregeling is gedaan bij brief van 24 juni 1996 door<br />

het Algemeen Verbond Bouwbedrijf en <strong>de</strong> Vereniging Eigen Huis. In het voorstel voor <strong>de</strong> standaardregeling<br />

komt <strong>de</strong> 5% regeling nog steeds voor, maar geldt <strong>de</strong>ze regeling alleen voor gebreken die tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> oplevering<br />

aan het licht komen. Komen er geen gebreken aan het licht, dan wordt <strong>de</strong> 5% na <strong>de</strong> oplevering gelijk uitbetaald<br />

aan <strong>de</strong> aannemer.<br />

63 Van <strong>de</strong>r Beek 2003, p. 179.<br />

64 Van <strong>de</strong>r Beek 2003, p. 179.<br />

65 Van Em<strong>de</strong>n 2005, p. 1.<br />

66 Van Em<strong>de</strong>n 2005, p. 3.<br />

67 Van Em<strong>de</strong>n 2005, p. 45-46.<br />

133

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!