Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC

Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC

01.09.2013 Views

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT het ingaan van de onderhoudstermijn, het door iedere eigenaar in te houden bedrag en vaststelling van de schade. 5.5.6 Voor wie houdt de notaris de gelden in depot? 5.5.6.1 Knelpunten De vraag voor wie de notaris het depot houdt is voor verschillende vraagstukken van belang. Zo geeft het antwoord op deze vraag tevens het antwoord op de vraag aan wie de rente, die over het depotbedrag wordt vergoed, toekomt. 42 Bovendien geeft het antwoord op de vraag opheldering over wat rechtens is indien de aannemer gedurende de onderhoudstermijn failliet wordt verklaard. Beide laatste vragen zijn als praktijkproblemen naar voren gekomen in de literatuur en in de interviews. 5.5.6.2 Analyse Voor wie houdt de notaris de gelden in depot? Om de vraag te kunnen beantwoorden voor wie de notaris de depotgelden houdt, moet eerst een aantal andere vragen worden beantwoord. Indien bijvoorbeeld kan worden gezegd dat de gelden uiteindelijk altijd aan de aannemer worden uitgekeerd, kan een daarop volgende logische redenering zijn dat de notaris de depotgelden voor de aannemer houdt. Storm geeft aan dat het verdedigbaar is dat het depotbedrag in alle gevallen aan de aannemer dient toe te komen. Als onderbouwing geeft ze aan dat uit de wettekst kan worden afgeleid dat het depotbedrag in alle situaties uiteindelijk moet worden uitgekeerd aan de aannemer. 43 Uit artikel 15 lid 6 van de algemene voorwaarden behorende bij de standaard koop- /aannemingsovereenkomsten voor een appartement of eensgezinshuis welke door het GIW zijn vastgesteld op 1 januari 2007 is echter op te maken dat de depotgelden ook aan de opdrachtgever kunnen toekomen. Artikel 15 lid 6 van de standaardovereenkomst bepaalt namelijk dat de opdrachtgever het depot alleen kan uitwinnen op basis van een beslissing die partijen bindt. Het doel van de wettelijke onderhoudstermijn is de bescherming van de consument. Dit doel wordt onder meer bereikt, doordat de wettelijke onderhoudstermijn een pressiemiddel creëert dat de opdrachtgever kan gebruiken. 44 Door het in depot houden van 5% van de aanneemsom, bestaat de mogelijkheid dat de aannemer snel(ler) tot herstel overgaat, zodat hij het laatste gedeelte van de aanneemsom krijgt uitbetaald. In de volgende paragraaf wordt besproken of dit gevolg zichtbaar is in de praktijk. Een tweede mogelijkheid om het doel te bereiken is de aanname dat aan de opdrachtgever de zekerheid wordt gegeven dat hij een bedrag ontvangt indien de aannemer in gebreke blijft. Een voorbeeld ter toelichting: Tijdens de oplevering van een woning worden er gebreken in de badkamer geconstateerd. De afwatering in de douchecabine functioneert niet naar behoren en het toilet is niet recht aan de muur bevestigd. Bovendien zijn er scheuren te zien in een tiental tegels en zitten enkele tegels los. Voor deze gebreken wordt een proportioneel bedrag in depot gehouden. De aannemer gaat echter niet over tot herstel. Enkele maanden na de oplevering wordt het faillissement van de aannemer uitgesproken. Indien het depotbedrag in alle gevallen aan de aannemer toe komt, dan betekent dit in bovenstaande situatie een inbreuk op de bedoelde bescherming van de opdrachtgever. De opdrachtgever heeft in die situatie immers een zeer geringe kans dat de werkzaamheden nog worden verricht of dat hij het resterende depotbedrag alsnog uit de failliete boedel ontvangt. Om die reden zou de opdrachtgever in bovenstaande situatie de mogelijkheid moeten hebben om het resterende depotbedrag te ontvangen. Met dit bedrag kan de opdrachtgever vervolgens de gebreken door een andere aannemer laten herstellen. Een andere uitleg zou betekenen dat de opdrachtgever in bovenstaande situatie beter af zou zijn met het “gewone” opschor- 42 Dat hierover problemen zouden kunnen ontstaan is reeds in 1990 voorspeld door Thunnissen. Thunnissen 1990, p. 77. 43 Storm 2008. 44 Zie voor het doel verder paragraaf 5.3 en Thunnissen 1991, p. 178. Zie ook de reactie van M.G. Breukink in dezelfde beraadslagingen op p. 179. 128

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT tingsrecht van artikel 6:262 BW. Indien de opdrachtgever in bovenstaande situatie een beroep zou (kunnen) doen op artikel 6:262 BW blijft het opgeschorte bedrag immers in het vermogen van de opdrachtgever. Een faillissement van de aannemer deert de opdrachtgever dan niet. Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat het depotbedrag in de meeste gevallen aan de aannemer zal toekomen, maar dat er situaties zijn waarin het depotbedrag terugvalt aan de opdrachtgever. Vanuit deze redenering kan worden geconcludeerd dat, zolang niet duidelijk is aan wie het depotbedrag toekomt, de notaris het bedrag voor zowel de opdrachtgever als de aannemer houdt. Met betrekking tot het houden van gelden op een algemene kwaliteitsrekening 45 door de notaris kan algemeen worden gesteld dat de notaris de gelden voor zowel de opdrachtgever als de aannemer beheert. Dit volgt uit artikel 25 van de Wet op het notarisambt (WNA). 46 Dit strookt met de aanname dat zowel de aannemer als de opdrachtgever een vorderingsrecht met betrekking tot het depotbedrag hebben. Beiden hebben echter een voorwaardelijk vorderingsrecht. In de literatuur bestaat discussie over de exacte vorm van de voorwaardelijke vorderingsrechten. Er is een aantal auteurs dat van mening is dat beide partijen recht hebben op het depotbedrag onder een opschortende voorwaarde. 47 De aannemer heeft in dat geval recht op het depotbedrag onder de opschortende voorwaarde dat er geen tekortkomingen in de nakoming worden geconstateerd of dat eventuele tekortkomingen alsnog worden nagekomen. De opdrachtgever heeft recht op het depotbedrag onder de opschortende voorwaarde dat er sprake is van een blijvende tekortkoming in de nakoming. De voorwaarden zijn dus verschillend. Wel is het zo dat indien bijvoorbeeld de voorwaarde van de aannemer in vervulling gaat, de voorwaarde van de opdrachtgever niet meer in vervulling kan gaan. De vordering van de opdrachtgever gaat in dat geval teniet op het moment dat zijn voorwaarde niet meer in vervulling kan gaan. 48 Ook zijn er auteurs die betogen dat degene die het depotbedrag bij de notaris stort, een vorderingsrecht onder ontbindende voorwaarde heeft en de andere rechthebbende een daarmee samenhangende vordering onder opschortende voorwaarde. 49 Specifiek voor de situatie met betrekking tot de 5% regeling betekent dit dat de opdrachtgever een vorderingsrecht onder ontbindende voorwaarde heeft op het depotbedrag. De aannemer heeft in dat geval een vorderingsrecht onder opschortende voorwaarde. De voorwaarde is voor de opdrachtgever en de aannemer gelijk. De voorwaarde houdt in dat er aan één van de eisen uit artikel 7:768 BW wordt voldaan om tot uitbetaling aan de aannemer over te gaan. Indien bijvoorbeeld een arbiter beslist dat het depotbedrag aan de aannemer toekomt, dan wordt zowel de voorwaardelijke vordering van de opdrachtgever als van de aannemer vervuld. Dit heeft tot gevolg dat het recht van de opdrachtgever op het depotbedrag vervalt en dat de aannemer een onvoorwaardelijk recht op het depotbedrag krijgt. Mocht de situatie zich voordoen dat het depotbedrag aan de opdrachtgever dient toe te komen (bijvoorbeeld op grond van een uitspraak van een arbiter), dan kan de voorwaarde niet meer in vervulling gaan. Dit heeft tot gevolg dat de opdrachtgever volledig rechthebbende van het depotbedrag wordt. Nu er geen sprake is van een heersende leer omtrent het karakter van de voorwaardelijke vorderingen van de opdrachtgever en de aannemer zal in deze paragraaf daar waar het aan de orde is worden aangegeven of de bovenstaande visies tot verschillende uitkomsten leiden. Aan wie komt de rente over het depot toe? Uit de wet volgt niet aan wie de rente toekomt die wordt ontvangen over het bedrag dat bij de notaris in depot wordt gehouden. Storm onderscheidt drie situaties bij deze problematiek. 50 Allereerst de situatie dat het bedrag na drie maanden wordt uitgekeerd, omdat de opdrachtgever geen beroep op 6:262 BW heeft gedaan. Vervolgens de situatie dat de opdrachtgever wel een beroep op zijn opschortingsrecht heeft 45 Een kwaliteitsrekening is een rekening die door een notaris wordt geopend en waar gelden op komen te staan die de notaris ten behoeve van derden beheert. Het depotbedrag dat een aannemer stort in het kader van de 5% rekening komt bij een notaris op de kwaliteitsrekening te staan. 46 Zie ook Waaijer 2003, p. 342. 47 Steneker 2005, p. 25 ev en noot 13. 48 Steneker 2005, p. 27. 49 Zie bijvoorbeeld Asser/Perrick 2007, nr. 76. Voor andere auteurs zie Steneker 2005, noot 18 op p. 27. 50 Storm 2008. 129

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT<br />

het ingaan van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhoudstermijn, het door ie<strong>de</strong>re eigenaar in te hou<strong>de</strong>n bedrag en vaststelling van <strong>de</strong><br />

scha<strong>de</strong>.<br />

5.5.6 Voor wie houdt <strong>de</strong> notaris <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>pot?<br />

5.5.6.1 Knelpunten<br />

De vraag voor wie <strong>de</strong> notaris het <strong>de</strong>pot houdt is voor verschillen<strong>de</strong> vraagstukken van belang. Zo geeft het<br />

antwoord op <strong>de</strong>ze vraag tevens het antwoord op <strong>de</strong> vraag aan wie <strong>de</strong> rente, die over het <strong>de</strong>potbedrag<br />

wordt vergoed, toekomt. 42 Bovendien geeft het antwoord op <strong>de</strong> vraag ophel<strong>de</strong>ring over wat rechtens is<br />

indien <strong>de</strong> aannemer geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhoudstermijn failliet wordt verklaard. Bei<strong>de</strong> laatste vragen zijn als<br />

praktijkproblemen naar voren gekomen in <strong>de</strong> literatuur en in <strong>de</strong> interviews.<br />

5.5.6.2 Analyse<br />

Voor wie houdt <strong>de</strong> notaris <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>pot?<br />

Om <strong>de</strong> vraag te kunnen beantwoor<strong>de</strong>n voor wie <strong>de</strong> notaris <strong>de</strong> <strong>de</strong>potgel<strong>de</strong>n houdt, moet eerst een aantal<br />

an<strong>de</strong>re vragen wor<strong>de</strong>n beantwoord. Indien bijvoorbeeld kan wor<strong>de</strong>n gezegd dat <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n uitein<strong>de</strong>lijk<br />

altijd aan <strong>de</strong> aannemer wor<strong>de</strong>n uitgekeerd, kan een daarop volgen<strong>de</strong> logische re<strong>de</strong>nering zijn dat <strong>de</strong> notaris<br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>potgel<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> aannemer houdt. Storm geeft aan dat het ver<strong>de</strong>digbaar is dat het <strong>de</strong>potbedrag in<br />

alle gevallen aan <strong>de</strong> aannemer dient toe te komen. Als on<strong>de</strong>rbouwing geeft ze aan dat uit <strong>de</strong> wettekst kan<br />

wor<strong>de</strong>n afgeleid dat het <strong>de</strong>potbedrag in alle situaties uitein<strong>de</strong>lijk moet wor<strong>de</strong>n uitgekeerd aan <strong>de</strong><br />

aannemer. 43 Uit artikel 15 lid 6 van <strong>de</strong> algemene voorwaar<strong>de</strong>n behoren<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> standaard koop-<br />

/aannemingsovereenkomsten voor een appartement of eensgezinshuis welke door het GIW zijn<br />

vastgesteld op 1 januari 2007 is echter op te maken dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>potgel<strong>de</strong>n ook aan <strong>de</strong> opdrachtgever kunnen<br />

toekomen. Artikel 15 lid 6 van <strong>de</strong> standaardovereenkomst bepaalt namelijk dat <strong>de</strong> opdrachtgever het<br />

<strong>de</strong>pot alleen kan uitwinnen op basis van een beslissing die partijen bindt.<br />

Het doel van <strong>de</strong> wettelijke on<strong>de</strong>rhoudstermijn is <strong>de</strong> bescherming van <strong>de</strong> consument. Dit doel wordt on<strong>de</strong>r<br />

meer bereikt, doordat <strong>de</strong> wettelijke on<strong>de</strong>rhoudstermijn een pressiemid<strong>de</strong>l creëert dat <strong>de</strong> opdrachtgever kan<br />

gebruiken. 44 Door het in <strong>de</strong>pot hou<strong>de</strong>n van 5% van <strong>de</strong> aanneemsom, bestaat <strong>de</strong> mogelijkheid dat <strong>de</strong><br />

aannemer snel(ler) tot herstel overgaat, zodat hij het laatste ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong> aanneemsom krijgt uitbetaald.<br />

In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> paragraaf wordt besproken of dit gevolg zichtbaar is in <strong>de</strong> praktijk. Een twee<strong>de</strong> mogelijkheid<br />

om het doel te bereiken is <strong>de</strong> aanname dat aan <strong>de</strong> opdrachtgever <strong>de</strong> zekerheid wordt gegeven dat hij<br />

een bedrag ontvangt indien <strong>de</strong> aannemer in gebreke blijft. Een voorbeeld ter toelichting:<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> oplevering van een woning wor<strong>de</strong>n er gebreken in <strong>de</strong> badkamer geconstateerd. De afwatering in<br />

<strong>de</strong> douchecabine functioneert niet naar behoren en het toilet is niet recht aan <strong>de</strong> muur bevestigd. Bovendien<br />

zijn er scheuren te zien in een tiental tegels en zitten enkele tegels los. Voor <strong>de</strong>ze gebreken wordt een proportioneel<br />

bedrag in <strong>de</strong>pot gehou<strong>de</strong>n. De aannemer gaat echter niet over tot herstel. Enkele maan<strong>de</strong>n na <strong>de</strong><br />

oplevering wordt het faillissement van <strong>de</strong> aannemer uitgesproken.<br />

Indien het <strong>de</strong>potbedrag in alle gevallen aan <strong>de</strong> aannemer toe komt, dan betekent dit in bovenstaan<strong>de</strong> situatie<br />

een inbreuk op <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong> bescherming van <strong>de</strong> opdrachtgever. De opdrachtgever heeft in die situatie<br />

immers een zeer geringe kans dat <strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n nog wor<strong>de</strong>n verricht of dat hij het resteren<strong>de</strong> <strong>de</strong>potbedrag<br />

alsnog uit <strong>de</strong> failliete boe<strong>de</strong>l ontvangt. Om die re<strong>de</strong>n zou <strong>de</strong> opdrachtgever in bovenstaan<strong>de</strong> situatie<br />

<strong>de</strong> mogelijkheid moeten hebben om het resteren<strong>de</strong> <strong>de</strong>potbedrag te ontvangen. Met dit bedrag kan <strong>de</strong><br />

opdrachtgever vervolgens <strong>de</strong> gebreken door een an<strong>de</strong>re aannemer laten herstellen. Een an<strong>de</strong>re uitleg zou<br />

betekenen dat <strong>de</strong> opdrachtgever in bovenstaan<strong>de</strong> situatie beter af zou zijn met het “gewone” opschor-<br />

42 Dat hierover problemen zou<strong>de</strong>n kunnen ontstaan is reeds in 1990 voorspeld door Thunnissen. Thunnissen<br />

1990, p. 77.<br />

43 Storm 2008.<br />

44 Zie voor het doel ver<strong>de</strong>r paragraaf 5.3 en Thunnissen 1991, p. 178. Zie ook <strong>de</strong> reactie van M.G. Breukink in<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> beraadslagingen op p. 179.<br />

128

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!