Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC

Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC

01.09.2013 Views

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT bevoegd is de nakoming van haar daartegenover staande verplichtingen op te schorten. Artikel 6:262 BW spreekt heel algemeen van ‘verbintenis’. De inhoud van de verbintenis die de aannemer uit de eerste uitspraak met de opdrachtgever is aangegaan is ruimer dan het afleveren zonder technische of bouwkundige tekortkomingen. Er moet niet alleen worden gekeken naar dergelijke tekortkomingen, maar ruimer, namelijk naar een tekortkoming in de nakoming van de gehele verbintenis tussen de aannemer en de opdrachtgever. In de praktijk heeft dit echter tot gevolg dat het mogelijk is dat partijen bij meerdere arbitrageraden of rechters een zaak aanhangig moeten maken. Dit is onder andere af te leiden uit de tweede genoemde zaak in deze paragraaf. De arbiter beslist dat de heer X niet ontvankelijk is in zijn vordering om gecompenseerd te worden voor de afwijkende perceelgrootte. Daarnaast beslist de arbiter dat hij zich niet kan uitlaten over het depotbedrag dat de heer X daarvoor vasthoudt. Tevens is uit de arbitragezaken af te leiden dat partijen zo nu en dan niet de juiste rechtsingang gebruiken om hun geschil op te lossen. 24 5.5.2.2 Analyse De vraag die gesteld kan worden is of het wenselijk is dat er gelden in depot mogen worden gehouden voor elke tekortkoming in de nakoming, of dat deze bevoegdheid moet worden ingeperkt tot bijvoorbeeld alleen de gebreken genoemd in artikel 7:759 BW. Vanuit het oogpunt van de bescherming van de consument, de reden waarom de bepaling is gecreëerd, moet het antwoord luiden dat er gelden in depot mogen worden gehouden voor elke tekortkoming in de nakoming. Het is voor de opdrachtgever immers wenselijk om voor elke tekortkoming een pressiemiddel jegens de aannemer te hebben. Het gevolg is echter dat voor kan komen dat de opdrachtgever en de aannemer zich tot verschillende arbitrageraden en rechters moeten wenden indien er een geschil bestaat over de in depot gehouden gelden. Een gevolg dat tot onduidelijkheden voor partijen leidt en bovendien de efficiënte afwikkeling van een geschil niet ten goede komt. Deze aspecten komen de bescherming van de consument niet ten goede. Samenvattende conclusies en aanbeveling Op grond van artikel 7:768 BW heeft de opdrachtgever de bevoegdheid om een bedrag in depot te houden voor elke tekortkoming in de nakoming. Rechters en arbiters dienen deze bepaling ruim uit te leggen en niet te beperken tot slechts bouwkundige tekortkomingen en gebreken. Door deze ruime uitleg is het mogelijk dat partijen zich voor tekortkomingen in de nakoming zowel tot de civiele rechter als tot de arbiter dienen te wenden. Dit komt een efficiënte afwikkeling van het geschil niet ten goede. 5.5.3 Het vrijgeven van het bedrag dat in depot staat 5.5.3.1 Knelpunten Uit de arbitrage-uitspraken, uit een tuchtuitspraak en uit de gehouden interviews valt af te leiden dat er problemen zijn bij het uitbetalen van het depotbedrag door de notaris. Zo blijkt uit de arbitrage-uitspraken dat de notaris niet tot uitbetaling van het depotbedrag wil overgaan, als de uitspraak dit niet expliciet meldt. Arbitraal vonnis (opleveringsarbitrage) met dossiernr 18042: Opdrachtgever start een zaak tegen een bouwondernemer en krijgt op een aantal punten gelijk. Er wordt een schadevergoeding toegekend. Na deze uitspraak betaalt de bouwondernemer de schadevergoeding, maar de notaris wil de 5% (die nog in depot zat) pas uitkeren nadat de opdrachtgevers daar toestemming voor hebben gegeven. De bouwondernemer vindt dit geen goed idee, omdat hij bang is dat het geschil dan opnieuw wordt opgerakeld. Hij 24 Zie bijvoorbeeld arbitraal vonnis (opleveringsarbitrage) met dossiernummer 17616, arbitraal vonnis met dossiernummer 16238, arbitraal vonnis met dossiernummer 17424. 118

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT had het prettig gevonden als er in een dergelijke arbitrage uitspraak automatisch iets over het bouwdepot wordt gezegd. Uit een tuchtuitspraak blijkt dat het voor de partijen en voor de notaris niet duidelijk is welke rol de notaris speelt in een geschil omtrent het uitkeren van het depotbedrag. Kamer van Toezicht te Amsterdam, 17 maart 2009, LJN YC0157: Een opdrachtgever stort de laatste 5% van de aanneemsom in depot bij de notaris. De aannemer verzoekt acht maanden later aan de notaris om het depot bedrag uit te keren. De opdrachtgever laat de notaris weten dat het werk van de aannemer nog niet is afgerond en dat het depot gehandhaafd moet worden. De notaris geeft aan de aannemer aan dat het geld bij hem veilig in depot staat en dat de aannemer de notaris niet meer moet lastig vallen met verzoeken, aanmaningen of sommaties. Na nog vier maanden geeft de opdrachtgever aan dat drie kwart van het depot bedrag mag worden uitgekeerd. De Kamer van Toezicht geeft naar aanleiding van dit geschil aan dat een notaris zonder nadere vragen een depotbedrag mag aanvaarden als voor de notaris duidelijk is dat het om een depot in de zin van de 5% regeling gaat. Wel geeft de Kamer van Toezicht hierbij aan dat de notaris zich na de storting van het depot bedrag op de hoogte dient te stellen van de achterliggende afspraken tussen partijen. De notaris heeft hier een actieve rol in. Voor bovenstaand geschil geeft de Kamer van Toezicht aan dat, wanneer de notaris op de hoogte was geweest van de achterliggende afspraken, wellicht eventuele latere problemen voorkomen hadden kunnen worden. Tot slot geeft de Kamer van Toezicht aan dat het niet aan de notaris is om te beslissen over het geschil tussen partijen. De Kamer van Toezicht beslist dat aan de notaris geen tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd. 25 Daarnaast wordt er door de bouwondernemers in de interviews gemeld dat de notaris vaak niet na drie maanden automatisch het depotbedrag uitkeert, zelfs niet als de opdrachtgever daar goedkeuring voor heeft gegeven (wat niet nodig is op grond van artikel 7:768 BW). De bouwondernemingen kunnen zich voorstellen dat de notaris navraagt of de opdrachtgever een beroep op 6:262 BW heeft gedaan in het kader van de zorgplicht die de notaris heeft. Nadeel hiervan is dat dit tot vertraging van de uitbetaling kan leiden. Indien een opdrachtgever aangeeft dat hij dat beroep niet heeft gedaan, dient de notaris zo spoedig mogelijk tot uitkering over te gaan. Uit de praktijkervaringen blijkt duidelijk dat het voor de notaris in sommige gevallen onduidelijk is wanneer hij tot uitbetaling van het bedrag dat na de oplevering nog in depot staat, mag overgaan. Zie ook het volgende voorbeeld dat is ontleend uit een artikel van Storm naar aanleiding van vragen die aan het Notarieel Juridisch Bureau zijn gesteld. 26 Aannemer A sluit met particulier opdrachtgever C een koop-/aannemingsovereenkomst strekkende tot de bouw van een woning voor C. C stort de laatste 5% van de aanneemsom op de kwaliteitsrekening van de notaris. Bij de oplevering wordt door C geconstateerd dat de woning nogal wat gebreken vertoont. Deze gebreken worden vermeld in het proces-verbaal van oplevering. A gaat voortvarend aan de slag om de gebreken te verhelpen en meldt drie weken na de oplevering aan C dat de werkzaamheden zijn voltooid. Vervolgens ondertekent C, in de veronderstelling dat de gebreken zijn hersteld, het proces-verbaal voor de tweede keer, ten blijke van zijn akkoord met het herstel. A wendt zich onmiddellijk tot de notaris en verzoekt om uitbetaling van de laatste 5%. Mag de notaris uitbetalen, nu de wettelijke onderhoudstermijn van drie maanden nog niet voorbij is? Storm geeft naar aanleiding van dit voorbeeld aan dat er alleen tijdens de wettelijke onderhoudstermijn mag worden uitbetaald indien de opdrachtgever hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven. Het ondertekenen van het proces-verbaal ten teken dat alle tot dan toe kenbare gebreken zijn hersteld kan niet worden gezien als een dergelijke toestemming tot uitbetaling. 27 De notaris zal in bovenstaand geval of aan 25 Voor zover hier van belang heeft de Notariskamer van het Gerechtshof Amsterdam in hoger beroep de uitspraak van de Kamer van Toezicht bevestigd. Gerechtshof Amsterdam 22 september 2009, LJN BK1595. 26 Storm 2006. 27 Storm 2006. 119

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT<br />

had het prettig gevon<strong>de</strong>n als er in een <strong>de</strong>rgelijke arbitrage uitspraak automatisch iets over het bouw<strong>de</strong>pot<br />

wordt gezegd.<br />

Uit een tuchtuitspraak blijkt dat het voor <strong>de</strong> partijen en voor <strong>de</strong> notaris niet dui<strong>de</strong>lijk is welke rol <strong>de</strong><br />

notaris speelt in een geschil omtrent het uitkeren van het <strong>de</strong>potbedrag.<br />

Kamer van Toezicht te Amsterdam, 17 maart 2009, LJN YC0157: Een opdrachtgever stort <strong>de</strong> laatste 5%<br />

van <strong>de</strong> aanneemsom in <strong>de</strong>pot bij <strong>de</strong> notaris. De aannemer verzoekt acht maan<strong>de</strong>n later aan <strong>de</strong> notaris om<br />

het <strong>de</strong>pot bedrag uit te keren. De opdrachtgever laat <strong>de</strong> notaris weten dat het werk van <strong>de</strong> aannemer nog<br />

niet is afgerond en dat het <strong>de</strong>pot gehandhaafd moet wor<strong>de</strong>n. De notaris geeft aan <strong>de</strong> aannemer aan dat het<br />

geld bij hem veilig in <strong>de</strong>pot staat en dat <strong>de</strong> aannemer <strong>de</strong> notaris niet meer moet lastig vallen met verzoeken,<br />

aanmaningen of sommaties. Na nog vier maan<strong>de</strong>n geeft <strong>de</strong> opdrachtgever aan dat drie kwart van het <strong>de</strong>pot<br />

bedrag mag wor<strong>de</strong>n uitgekeerd.<br />

De Kamer van Toezicht geeft naar aanleiding van dit geschil aan dat een notaris zon<strong>de</strong>r na<strong>de</strong>re vragen een<br />

<strong>de</strong>potbedrag mag aanvaar<strong>de</strong>n als voor <strong>de</strong> notaris dui<strong>de</strong>lijk is dat het om een <strong>de</strong>pot in <strong>de</strong> zin van <strong>de</strong> 5%<br />

regeling gaat. Wel geeft <strong>de</strong> Kamer van Toezicht hierbij aan dat <strong>de</strong> notaris zich na <strong>de</strong> storting van het <strong>de</strong>pot<br />

bedrag op <strong>de</strong> hoogte dient te stellen van <strong>de</strong> achterliggen<strong>de</strong> afspraken tussen partijen. De notaris heeft hier<br />

een actieve rol in. Voor bovenstaand geschil geeft <strong>de</strong> Kamer van Toezicht aan dat, wanneer <strong>de</strong> notaris op<br />

<strong>de</strong> hoogte was geweest van <strong>de</strong> achterliggen<strong>de</strong> afspraken, wellicht eventuele latere problemen voorkomen<br />

had<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n. Tot slot geeft <strong>de</strong> Kamer van Toezicht aan dat het niet aan <strong>de</strong> notaris is om te<br />

beslissen over het geschil tussen partijen. De Kamer van Toezicht beslist dat aan <strong>de</strong> notaris geen<br />

tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd. 25<br />

Daarnaast wordt er door <strong>de</strong> bouwon<strong>de</strong>rnemers in <strong>de</strong> interviews gemeld dat <strong>de</strong> notaris vaak niet na drie<br />

maan<strong>de</strong>n automatisch het <strong>de</strong>potbedrag uitkeert, zelfs niet als <strong>de</strong> opdrachtgever daar goedkeuring voor<br />

heeft gegeven (wat niet nodig is op grond van artikel 7:768 BW). De bouwon<strong>de</strong>rnemingen kunnen zich<br />

voorstellen dat <strong>de</strong> notaris navraagt of <strong>de</strong> opdrachtgever een beroep op 6:262 BW heeft gedaan in het<br />

ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> zorgplicht die <strong>de</strong> notaris heeft. Na<strong>de</strong>el hiervan is dat dit tot vertraging van <strong>de</strong> uitbetaling kan<br />

lei<strong>de</strong>n. Indien een opdrachtgever aangeeft dat hij dat beroep niet heeft gedaan, dient <strong>de</strong> notaris zo spoedig<br />

mogelijk tot uitkering over te gaan.<br />

Uit <strong>de</strong> praktijkervaringen blijkt dui<strong>de</strong>lijk dat het voor <strong>de</strong> notaris in sommige gevallen ondui<strong>de</strong>lijk is<br />

wanneer hij tot uitbetaling van het bedrag dat na <strong>de</strong> oplevering nog in <strong>de</strong>pot staat, mag overgaan. Zie ook<br />

het volgen<strong>de</strong> voorbeeld dat is ontleend uit een artikel van Storm naar aanleiding van vragen die aan het<br />

Notarieel Juridisch Bureau zijn gesteld. 26<br />

Aannemer A sluit met particulier opdrachtgever C een koop-/aannemingsovereenkomst strekken<strong>de</strong> tot <strong>de</strong><br />

bouw van een woning voor C. C stort <strong>de</strong> laatste 5% van <strong>de</strong> aanneemsom op <strong>de</strong> kwaliteitsrekening van <strong>de</strong><br />

notaris. Bij <strong>de</strong> oplevering wordt door C geconstateerd dat <strong>de</strong> woning nogal wat gebreken vertoont. Deze<br />

gebreken wor<strong>de</strong>n vermeld in het proces-verbaal van oplevering. A gaat voortvarend aan <strong>de</strong> slag om <strong>de</strong><br />

gebreken te verhelpen en meldt drie weken na <strong>de</strong> oplevering aan C dat <strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n zijn voltooid.<br />

Vervolgens on<strong>de</strong>rtekent C, in <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstelling dat <strong>de</strong> gebreken zijn hersteld, het proces-verbaal voor <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> keer, ten blijke van zijn akkoord met het herstel. A wendt zich onmid<strong>de</strong>llijk tot <strong>de</strong> notaris en<br />

verzoekt om uitbetaling van <strong>de</strong> laatste 5%. Mag <strong>de</strong> notaris uitbetalen, nu <strong>de</strong> wettelijke on<strong>de</strong>rhoudstermijn<br />

van drie maan<strong>de</strong>n nog niet voorbij is?<br />

Storm geeft naar aanleiding van dit voorbeeld aan dat er alleen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> wettelijke on<strong>de</strong>rhoudstermijn<br />

mag wor<strong>de</strong>n uitbetaald indien <strong>de</strong> opdrachtgever hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven. Het<br />

on<strong>de</strong>rtekenen van het proces-verbaal ten teken dat alle tot dan toe kenbare gebreken zijn hersteld kan niet<br />

wor<strong>de</strong>n gezien als een <strong>de</strong>rgelijke toestemming tot uitbetaling. 27 De notaris zal in bovenstaand geval of aan<br />

25 Voor zover hier van belang heeft <strong>de</strong> Notariskamer van het Gerechtshof Amsterdam in hoger beroep <strong>de</strong> uitspraak<br />

van <strong>de</strong> Kamer van Toezicht bevestigd. Gerechtshof Amsterdam 22 september 2009, LJN BK1595.<br />

26 Storm 2006.<br />

27 Storm 2006.<br />

119

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!