Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC

Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC

01.09.2013 Views

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT vindt de levering van het recht van erfpacht plaats. De notaris heeft uit de koopsom de hypotheekhouder en een eerdere beslaglegger voldaan, en het restant van de koopsom aan de verkoper uitgekeerd. De bank is van oordeel dat de notaris onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door het door haar gelegde beslag te negeren en het restant van de koopsom niet ten behoeve van de bank onder zich te houden, maar aan de verkoper uit te keren, en houdt de notaris aansprakelijk voor het verlies van het door haar geclaimde recht in de opbrengst van de verkoop van het erfpachtrecht. HR: Na tijdige levering van het beslagen goed aan de koper kan de beslaglegger het beslag niet tegen de koper vervolgen. Een verdergaande werking van de inschrijving is niet vereist om de beoogde bescherming van de koper te bereiken. Anders dan het middel tot uitgangspunt neemt, heeft dat echter niet tot gevolg dat het beslag, nadat het beslagen goed het vermogen van de verkoper heeft verlaten, komt te rusten op de verkoopopbrengst. Nu de ratio van de Vormerkung is het veiligstellen van de daadwerkelijke nakoming van de koopovereenkomst door de verkoper (het veiligstellen van het recht op levering) en niet het bevoordelen van de verkoper of bepaalde crediteuren, is de vraag of dit neveneffect van de Vormerkung bestrijding verdient. Voorop staat dat tegen de koper wiens recht is ingeschreven een posterieur beslag of hypotheekrecht niet kan worden ingeroepen. De betreffende koper zal dan ook kunnen bevorderen dat gemeld beslag of gemelde hypothecaire inschrijving wordt doorgehaald, nu de beslaglegger/hypotheekhouder geen zelfstandige executiebevoegdheid heeft. 86 Volgens Broekveldt zou het voor de rangorde en eventuele regels van voorrang, niet uit mogen maken of een schuldeiser derdenbeslag legt op de (vordering van de verkoper/schuldenaar ter zake van ) de koopprijs onder de notaris en/of de koper, dan wel op de op de onroerende zaak zelf voor of na de Vormerkung. Om tot een rechtens juiste verdeling te komen tussen alle beslagleggers en hypotheekhouders, en om daarbij aan hun onderlinge rangorde en preferenties ten volle recht te doen, zal de Vormerkung weggedacht moeten worden. De invoering van de Vormerkung zal gezien de enerzijds beperkte strekking en anderzijds het uitzonderlijke karakter ervan, volgens Broekveldt niet tevens ‘en passant’ een zeer ingrijpende wijziging van het in ons recht zo fundamentele beginsel van de paritas creditorum tot gevolg moeten hebben. Broekveldt oppert voor deze situatie een wetswijziging, op grond waarvan een na de Vormerkung op het goed gelegd beslag, van rechtswege wordt geconverteerd in een derdenbeslag onder de notaris. De beslaglegger houdt daarbij de rang die hij zou hebben gehad bij een beslag op het goed zelf. Reden hiervoor is dat het effect van de Vormerkung niet mag zijn dat de gelijkheid van schuldeisers verder wordt doorbroken dan nodig is voor de bescherming van de koper. 87 Broekveldt stelt dat het registergoed als gevolg van het bepaalde in artikel 7:3 lid 3 sub f ten gunste van de koper in materiële zin aan het voor verhaal vatbare vermogen van de verkoper wordt onttrokken. 88 Rank- Berenschot is het met Broekveldt eens als daarmee wordt gedoeld op het rechtsgevolg dat de beslaglegger aan het beslag geen rechten ontleent jegens de koper. In deze relatieve werking ligt de gedachte besloten dat de ontzegging van het rechtsgevolg niet verder strekt dan nodig is voor de bescherming van de koper. Daarnaast is van belang dat de relatieve werking aansluit bij het uit de wetsgeschiedenis sprekende streven om de systematiek en beginselen van het vermogensrecht (in het bijzonder het onderscheid tussen persoonlijke en goederenrechtelijke rechten) zoveel mogelijk in tact te laten. Rank-Berenschot is van mening dat het ‘communis opinio’ is, dat na het beslag verrichte rechtshandelingen in het algemeen, dus met name ook tussen de daarbij betrokken partijen, geldig zijn verricht en volledig rechtsgevolg hebben. De werking van de beslagbepalingen zou voorts zijn, dat de beslaglegger het beslag kan vervolgen zonder dat eventuele derden hem dit kunnen beletten. Zo zou het beslagen goed onder een derdeverkrijger kunnen worden uitgewonnen. 89 Rank-Berenschot nuanceert overigens haar eigen standpunt weer door aan te 86 Broekveldt 2006. 87 Bartels deelt het standpunt van Broekveldt voor wetswijziging vooralsnog niet. Bartels 2006, onder 4. 88 Broekveldt 2004a, p. 229. 89 E.B. Rank-Berenschot, Conclusie bij HR 6 februari 2009, LJN BG5850 r.o. 2.6 waarbij zij verwijst naar MvA I Inv., Parl. Gesch. Invoering Boeken 3,5 en 6 NBW, Wijziging Rv. e.a., p.121, Van der Kwaak 1990, p. 186 e.v., 100

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT geven dat niet duidelijk is of nu de derdeverkrijger zelf moet leveren dan wel moet dulden dat alsnog een levering door de verkoper aan de koper plaatsvindt. 90 Heyman vindt dat er wat voor te zeggen is om de wettelijke basis voor conversie van het beslag op het onroerend goed in beslag op de koopsom onder de notaris alsnog te leggen. Volgens Heyman is dit eenvoudig te bereiken door aanpassing van de artikelen 507a lid 1 en 726 Rv. Op dit moment valt de koopsom niet onder de vervangende vergoedingsvordering, genoemd in die artikelen, maar dat kan worden uitgebreid. Door een wetswijziging in eerdergenoemde zin wordt het evenwicht hersteld tussen het belang van de koper en dat van de verhaal zoekende schuldeiser. Bovendien is het uitwijken naar een andere notaris in dat geval niet meer een effectief vluchtmiddel. Tenslotte is het beslag onder de koper niet meer nodig. Dat heeft als voordeel dat de koper buiten de problematiek tussen de schuldeiser en de verkoper wordt gehouden. 91 • Kan een schuldeiser beslag leggen op de koopprijs onder de koper? De vraag of ondanks Vormerkung beslag kan worden gelegd op de koopprijs onder de koper werd door de Rechtbank Groningen op 21 juli 2006 beantwoord. 92 A is de juridisch eigenaar en B is de economisch eigenaar van een onroerende zaak. Op 23 juni 2006 verkopen A en B de zaak aan C. De koopakte is op 27 juni 2006 ingeschreven in de openbare registers. Op 29 juni 2006 heeft D ten laste van de verkoper conservatoir beslag gelegd op de zaak. Op 7 juli 2006 heeft D ten laste van de verkoper conservatoire beslagen gelegd onder de koper, de notaris en het kantoor waaraan de notaris is verbonden. De zaak is nog niet geleverd. De koper vordert nu opheffing van de conservatoire verhaalsbeslagen onder de koper, onder de notaris en op de zaak, en subsidiair te verklaren dat de inschrijving door D van het beslag op de zaak waardeloos is. HR: Door het onder de koper gelegd beslag op de door haar aan de verkoper te betalen koopsom wordt de werking van de Vormerkung doorkruist. De koper kan onder deze omstandigheden namelijk niet betalen en zal dat wel moeten doen alvorens tot levering kan worden overgegaan. De door de Vormerkung geboden bescherming van de koper wordt derhalve door dit beslag buiten werking gesteld. 93 Op grond van het voorgaande dient het beslag onder de koper te worden opgeheven. Ten aanzien van het beslag onder de notaris wordt overwogen dat de Beslagsyllabus vermeldt dat "bij het verlof voor een derdenbeslag onder een notaris voor de koopsom van een registergoed het raadzaam is te bepalen dat het verlof niet geldt voor het deel van de koopsom bestemd voor de aflossing van de hypothecaire schulden waarmee het registergoed is belast". Het beslag onder de notaris dient te worden opgeheven tot een bedrag gelijk aan het deel van de koopsom, dat bestemd is voor de aflossing van de hypothecaire schulden. Het beslag op de zaak wordt niet opgeheven nu deze ondanks het daarop gelegd beslag door de verkoper nog aan de koper kan worden geleverd. Het belang van de Vormerkung is immers juist dat de koper bescherming wordt geboden tegen het door D op het winkelcentrum gelegd beslag. Dit beslag werkt niet jegens de koper, tenzij de zaak niet binnen zes maanden na inschrijving van de koopakte aan de koper is geleverd. Op dat moment werkt het beslag weer jegens een ieder, waaronder ook tegen de koper, en daarmee is tevens het belang van D bij handhaving van het beslag gegeven. Op 18 augustus 2006 werd een nadere uitspraak gedaan in deze casus. 94 De Voorzieningenrechter Rechtbank Groningen herhaalde de overwegingen uit de uitspraak van 21 juli 2006. Ynzonides & Oudelaar 2001, paragraaf 2.12 resp. 18.1.7, 18.1.8, Stein 2002, paragraaf 65, Mijnssen 2009, paragraaf 1.3 en Jongbloed 2008, paragraaf 3.3. 90 E.B. Rank-Berenschot, Conclusie bij HR 6 februari 2009, LJN BG5850, onder 3.7. 91 Heyman 2009, p. 4 en noot 28. Zie ook Van Straaten 2009a alsook Westrik 2009. 92 NJF 2006, 420, RN 2006, 88, BR 2006/11. (Bun/Schuitema). Zie ook Van Velten 2009b, p. 162. 93 Bovendien vermeldt, zo overweegt ook de voorzieningenrechter, de Beslagsyllabus dat: "in het geval van derdenbeslag onder de koper van het registergoed voor de door de koper te betalen koopsom, tenzij - hetgeen de verzoeker zal moeten nagaan en stellen - geen inschrijving als bedoeld in artikel 7:3 BW heeft plaatsgevonden of die inschrijving inmiddels haar werking heeft verloren, het raadzaam is het gevraagde verlof niet te verlenen". 94 LJN: AY6507 (Trust/Bun). 101

MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT<br />

vindt <strong>de</strong> levering van het recht van erfpacht plaats. De notaris heeft uit <strong>de</strong> koopsom <strong>de</strong> hypotheekhou<strong>de</strong>r en<br />

een eer<strong>de</strong>re beslaglegger voldaan, en het restant van <strong>de</strong> koopsom aan <strong>de</strong> verkoper uitgekeerd.<br />

De bank is van oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> notaris onrechtmatig jegens haar heeft gehan<strong>de</strong>ld door het door haar geleg<strong>de</strong><br />

beslag te negeren en het restant van <strong>de</strong> koopsom niet ten behoeve van <strong>de</strong> bank on<strong>de</strong>r zich te hou<strong>de</strong>n, maar<br />

aan <strong>de</strong> verkoper uit te keren, en houdt <strong>de</strong> notaris aansprakelijk voor het verlies van het door haar geclaim<strong>de</strong><br />

recht in <strong>de</strong> opbrengst van <strong>de</strong> verkoop van het erfpachtrecht.<br />

HR:<br />

Na tijdige levering van het beslagen goed aan <strong>de</strong> koper kan <strong>de</strong> beslaglegger het beslag niet tegen <strong>de</strong> koper<br />

vervolgen. Een ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> werking van <strong>de</strong> inschrijving is niet vereist om <strong>de</strong> beoog<strong>de</strong> bescherming van <strong>de</strong><br />

koper te bereiken. An<strong>de</strong>rs dan het mid<strong>de</strong>l tot uitgangspunt neemt, heeft dat echter niet tot gevolg dat het<br />

beslag, nadat het beslagen goed het vermogen van <strong>de</strong> verkoper heeft verlaten, komt te rusten op <strong>de</strong> verkoopopbrengst.<br />

Nu <strong>de</strong> ratio van <strong>de</strong> Vormerkung is het veiligstellen van <strong>de</strong> daadwerkelijke nakoming van <strong>de</strong> koopovereenkomst<br />

door <strong>de</strong> verkoper (het veiligstellen van het recht op levering) en niet het bevoor<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> verkoper<br />

of bepaal<strong>de</strong> crediteuren, is <strong>de</strong> vraag of dit neveneffect van <strong>de</strong> Vormerkung bestrijding verdient.<br />

Voorop staat dat tegen <strong>de</strong> koper wiens recht is ingeschreven een posterieur beslag of hypotheekrecht niet<br />

kan wor<strong>de</strong>n ingeroepen. De betreffen<strong>de</strong> koper zal dan ook kunnen bevor<strong>de</strong>ren dat gemeld beslag of gemel<strong>de</strong><br />

hypothecaire inschrijving wordt doorgehaald, nu <strong>de</strong> beslaglegger/hypotheekhou<strong>de</strong>r geen zelfstandige<br />

executiebevoegdheid heeft. 86<br />

Volgens Broekveldt zou het voor <strong>de</strong> rangor<strong>de</strong> en eventuele regels van voorrang, niet uit mogen maken of<br />

een schul<strong>de</strong>iser <strong>de</strong>r<strong>de</strong>nbeslag legt op <strong>de</strong> (vor<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> verkoper/schul<strong>de</strong>naar ter zake van ) <strong>de</strong> koopprijs<br />

on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> notaris en/of <strong>de</strong> koper, dan wel op <strong>de</strong> op <strong>de</strong> <strong>onroeren<strong>de</strong></strong> zaak zelf voor of na <strong>de</strong> Vormerkung.<br />

Om tot een rechtens juiste ver<strong>de</strong>ling te komen tussen alle beslagleggers en hypotheekhou<strong>de</strong>rs, en<br />

om daarbij aan hun on<strong>de</strong>rlinge rangor<strong>de</strong> en preferenties ten volle recht te doen, zal <strong>de</strong> Vormerkung weggedacht<br />

moeten wor<strong>de</strong>n. De invoering van <strong>de</strong> Vormerkung zal gezien <strong>de</strong> enerzijds beperkte strekking en<br />

an<strong>de</strong>rzijds het uitzon<strong>de</strong>rlijke karakter ervan, volgens Broekveldt niet tevens ‘en passant’ een zeer ingrijpen<strong>de</strong><br />

wijziging van het in ons recht zo fundamentele beginsel van <strong>de</strong> paritas creditorum tot gevolg<br />

moeten hebben.<br />

Broekveldt oppert voor <strong>de</strong>ze situatie een wetswijziging, op grond waarvan een na <strong>de</strong> Vormerkung op het<br />

goed gelegd beslag, van rechtswege wordt geconverteerd in een <strong>de</strong>r<strong>de</strong>nbeslag on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> notaris. De<br />

beslaglegger houdt daarbij <strong>de</strong> rang die hij zou hebben gehad bij een beslag op het goed zelf. Re<strong>de</strong>n hiervoor<br />

is dat het effect van <strong>de</strong> Vormerkung niet mag zijn dat <strong>de</strong> gelijkheid van schul<strong>de</strong>isers ver<strong>de</strong>r wordt<br />

doorbroken dan nodig is voor <strong>de</strong> bescherming van <strong>de</strong> koper. 87<br />

Broekveldt stelt dat het registergoed als gevolg van het bepaal<strong>de</strong> in artikel 7:3 lid 3 sub f ten gunste van <strong>de</strong><br />

koper in materiële zin aan het voor verhaal vatbare vermogen van <strong>de</strong> verkoper wordt onttrokken. 88 Rank-<br />

Berenschot is het met Broekveldt eens als daarmee wordt gedoeld op het rechtsgevolg dat <strong>de</strong> beslaglegger<br />

aan het beslag geen rechten ontleent jegens <strong>de</strong> koper. In <strong>de</strong>ze relatieve werking ligt <strong>de</strong> gedachte besloten<br />

dat <strong>de</strong> ontzegging van het rechtsgevolg niet ver<strong>de</strong>r strekt dan nodig is voor <strong>de</strong> bescherming van <strong>de</strong> koper.<br />

Daarnaast is van belang dat <strong>de</strong> relatieve werking aansluit bij het uit <strong>de</strong> wetsgeschie<strong>de</strong>nis spreken<strong>de</strong> streven<br />

om <strong>de</strong> systematiek en beginselen van het vermogensrecht (in het bijzon<strong>de</strong>r het on<strong>de</strong>rscheid tussen persoonlijke<br />

en goe<strong>de</strong>renrechtelijke rechten) zoveel mogelijk in tact te laten. Rank-Berenschot is van mening<br />

dat het ‘communis opinio’ is, dat na het beslag verrichte rechtshan<strong>de</strong>lingen in het algemeen, dus met name<br />

ook tussen <strong>de</strong> daarbij betrokken partijen, geldig zijn verricht en volledig rechtsgevolg hebben. De werking<br />

van <strong>de</strong> beslagbepalingen zou voorts zijn, dat <strong>de</strong> beslaglegger het beslag kan vervolgen zon<strong>de</strong>r dat eventuele<br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n hem dit kunnen beletten. Zo zou het beslagen goed on<strong>de</strong>r een <strong>de</strong>r<strong>de</strong>verkrijger kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n uitgewonnen. 89 Rank-Berenschot nuanceert overigens haar eigen standpunt weer door aan te<br />

86 Broekveldt 2006.<br />

87 Bartels <strong>de</strong>elt het standpunt van Broekveldt voor wetswijziging vooralsnog niet. Bartels 2006, on<strong>de</strong>r 4.<br />

88 Broekveldt 2004a, p. 229.<br />

89 E.B. Rank-Berenschot, Conclusie bij HR 6 februari 2009, LJN BG5850 r.o. 2.6 waarbij zij verwijst naar MvA I<br />

Inv., Parl. Gesch. Invoering Boeken 3,5 en 6 NBW, Wijziging Rv. e.a., p.121, Van <strong>de</strong>r Kwaak 1990, p. 186 e.v.,<br />

100

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!