Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC
Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC
Wet Koop onroerende zaken; de evaluatie - WODC
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
MOLENGRAAFF INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT<br />
Is sprake van een executoriale verkoop door een hypotheekhou<strong>de</strong>r, waarbij <strong>de</strong> eigenaar failliet gaat voordat<br />
levering heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n, dan <strong>de</strong>ert dit <strong>de</strong> koper niet wegens het bepaal<strong>de</strong> in artikel 57 Fw. (<strong>de</strong><br />
separatistenpositie van <strong>de</strong> pand- en hypotheekhou<strong>de</strong>r).<br />
Vindt echter executoriale verkoop plaats door een beslaglegger dan ontbreekt een <strong>de</strong>rgelijke bepaling. Zou<br />
in een <strong>de</strong>rgelijke situatie <strong>de</strong> eigenaar failliet gaan ná <strong>de</strong> executoriale verkoop maar vòòr <strong>de</strong> levering dan zou<br />
<strong>de</strong> koper wel<strong>de</strong>gelijk behoefte hebben aan bescherming. De vraag is of inschrijving van <strong>de</strong> koop in een<br />
<strong>de</strong>rgelijk geval <strong>de</strong> veilingkoper baat. Indien executoriale verkoop plaats vindt is <strong>de</strong>gene die verkoopt niet<br />
<strong>de</strong> eigenaar zelf, maar <strong>de</strong> executant. Artikel 7:3 lid 3 sub g BW bepaalt letterlijk dat <strong>de</strong> koper wordt beschermd<br />
tegen: ‘een faillissement of surséance van betaling van <strong>de</strong> verkoper.’ Derhalve niet tegen een faillissement<br />
of surséance van betaling van <strong>de</strong> geëxecuteer<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> Memorie van Toelichting wordt aandacht besteed<br />
aan <strong>de</strong> interpretatie van het begrip ‘verkoper’:<br />
‘Lid 3 on<strong>de</strong>r a betreft een na <strong>de</strong> inschrijving plaatsvin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vervreemding of bezwaring door <strong>de</strong> verkoper.<br />
Hieron<strong>de</strong>r is dus niet begrepen een vervreemding of bewaring bij wege van executie door <strong>de</strong> hou<strong>de</strong>r van een<br />
eer<strong>de</strong>r gevestig<strong>de</strong> hypotheek of door een beslaglegger of faillissementscurator (zie wat <strong>de</strong>ze laatste twee betreft,<br />
ver<strong>de</strong>r lid 3 on<strong>de</strong>r f en g)…<br />
Een executoriale verkoop als gevolg van een eer<strong>de</strong>r beslag kan aan <strong>de</strong> koper wor<strong>de</strong>n tegengeworpen omdat<br />
in dat geval <strong>de</strong> vervreemding of bezwaring niet geschiedt door <strong>de</strong> ‘verkoper’. 50<br />
Bij <strong>de</strong> redactie van artikel 7:3 lid 3 sub g BW is evenals in sub a sprake van ‘<strong>de</strong> verkoper’. Ook hier zal niet<br />
zijn gedacht aan faillissement van <strong>de</strong> geëxecuteer<strong>de</strong>, zodat Vormerkung <strong>de</strong> koper op een executieveiling<br />
(ingevolge een gelegd beslag) niet beschermt tegen faillissement van <strong>de</strong> geëxecuteer<strong>de</strong>. 51<br />
Visies<br />
Volgens Van Velten zal bij een koop krachtens executieveiling door een hypotheekhou<strong>de</strong>r <strong>de</strong> koper geen<br />
behoefte hebben aan <strong>de</strong> Vormerkung vanwege <strong>de</strong> zuivering (Artikel 3:273 BW). Hierdoor vervallen immers<br />
alle hypotheken en beslagen en die beperkte rechten die niet aan <strong>de</strong> verkoper kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n<br />
tegengeworpen. Bij een vrijwillige veiling of een executie door een beslaglegger ligt dat volgens hem an<strong>de</strong>rs<br />
en zou artikel 7:3 BW wel in een behoefte voorzien. 52 Ook Kleijn is <strong>de</strong>ze mening toegedaan. 53<br />
Steneker is van mening dat via extensieve interpretatie <strong>de</strong> koper op een executieveiling tegen het faillissement<br />
van <strong>de</strong> geëxecuteer<strong>de</strong> bescherming on<strong>de</strong>rvindt. 54<br />
Broekveldt acht dit onjuist. In zijn noot on<strong>de</strong>r genoemd arrest in JBPR 2008/20 merkt hij op:<br />
‘9. Het hier besproken arrest is helaas zon<strong>de</strong>r noot gepubliceerd in NJ 2008, 66, en in «JOR» 2008/84, met<br />
een noot van A. Steneker. Daarin gaat Steneker (on<strong>de</strong>r 2-3) niet of nauwelijks in op <strong>de</strong> consequenties en<br />
mogelijke reikwijdte van <strong>de</strong>ze beslissing – dat is kennelijk allemaal evi<strong>de</strong>nt – maar wel vrij uitvoerig op <strong>de</strong><br />
volgens hem (on<strong>de</strong>r 5) ‘‘interessante vraag’’ of <strong>de</strong> in art. 7:3 BW geregel<strong>de</strong> ‘‘Vormerkung’’ of koopinschrijving,<br />
indien <strong>de</strong>ze ook bij een openbare executoriale veilingkoop mogelijk zou zijn, <strong>de</strong> koper wél tegen het<br />
faillissement van <strong>de</strong> geëxecuteer<strong>de</strong> schul<strong>de</strong>naar zou hebben beschermd. Steneker meent dat een ‘‘Vormerkung’’<br />
in beginsel óók mogelijk is bij <strong>de</strong> koop van een registergoed op een executieveiling, zij het wel<br />
‘‘op grond van extensieve interpretatie’’ van <strong>de</strong> nieuwe regeling. Deze opvatting lijkt mij om meer<strong>de</strong>re<br />
re<strong>de</strong>nen onjuist, maar met name omdat daarmee <strong>de</strong> (beperkte) ratio van <strong>de</strong> mogelijkheid van ‘‘Vormerkung’’,<br />
als mid<strong>de</strong>l om <strong>de</strong> koper van een registergoed te beschermen tegen <strong>de</strong> eventuele wanprestatie van<br />
zijn verkoper, volledig wordt miskend (zie daarover mijn bijdrage ‘<strong>Koop</strong> registergoed, ‘‘Vormerkung’’ en<br />
beslag (I)’, in: WPNR 2004, nr. 6600, on<strong>de</strong>r 6-9, p. 932-936). Nog geheel daargelaten dat bij een executoriale<br />
verkoop niet <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>naar/eigenaar zijn registergoed in veiling brengt en verkoopt, maar <strong>de</strong> executant<br />
50 Kamerstukken II, 1992/93, 23 095, nr. 3, p. 9.<br />
51 Visser 2009, p. 168 ev.<br />
52 Van Velten 2008b. Opmerking verdient dat Van Velten dit standpunt inneemt ten aanzien van <strong>de</strong> Pandora &<br />
Brandy casus, die op het moment van het verschijnen van zijn artikel nog niet aan <strong>de</strong> Hoge Raad was voorgelegd<br />
maar al wel aan het Hof Leeuwar<strong>de</strong>n. Zie ook NJF 2006, 382, JB 2007, 4 en Van Velten 2009b, p. 156.<br />
53 Kleijn 2008, p. 17-18. Zie ook Van Straaten 2007, p. 5-6.<br />
54 A. Steneker, noot on<strong>de</strong>r HR 20 januari 2008, JOR 2008, 84.<br />
92