Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten
Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten
geen machtsaspiraties heeft. De ontwikkelingslanden hoeven voor zo’n landje als Nederland niet bang te zijn’ (Nieuwsblad van het Zuiden, 16 sept. 1972). Minister Pronk: ‘De mogenlijkheden voor een echt ontwikkelingsbeleid zijn gering, maar iok benut ze maximaal’ (De Groene Amsterdammer, 19 jan. 1980). Minister De Koning: ‘Ik stuur liever een zak meel teveel dan één te weinig’ (Utrechts Nieuwsblad, 19 jan. 1980). Minister Van dijk: ‘De beleidslijn is om te trachten binnen het kader van beleid te zoeken naar wegen waarlangs het Nederlandse bedrijfsleven beter kan inspelen. Dat is de inzet’ (NOS, Den Haag Vandaag, 25 febr. 1982. Minister Schoo: ‘Ik heb de opmerkingen van de heer Bolkestein zo begrepen, dat hij als staatssecretaris voor exportbevordering nu ook meer aandacht gaat besteden aan exportbevordering in de Derde Wereld (Tros Aktua, 26 jan. 1985). Het beleid is over een langere periode bezien verandert. Ontwikkelingshulp werd ontwikkelingssamenwerking. Het budget nam toe. Geleidelijk werd afscheid genomen van hulp in de vorm van middelen in de vorm van mensen (ondersteunende ontwikkelingswerkers) en goederen, en werd overgegaan naar projecthulp. De effectiviteitsvraag rond hulp werd in de jaren zeventig niet zo vaak gesteld maar ook dat zou veranderen (zie Melkert, 1986). We kunnen ook systematischer proberen te kijken. Vraag: Typeer het beleid van minister Pronk, in het kabinet-Kok I, en van minister Herfkens in termen van beleidsopvolging? ‘Stadhouder’ Pronk: meer en meer In het kabinet-Kok I was Jan Pronk (PvdA) minister voor ontwikkelingssamenwerking maar werd in Kok II opgevolgd door de internationaal ervaren Evelien Herfkens die het beleid ‘ontpronkte’. De NRC-editorial spreekt van het verdwijnen van ‘stadhouder’ Pronk! (NRC, 031198). Pronk werd minister van VROM in het kabinet-Kok II. Is het directoraat-generaal voor internationale samenwerking op BZ, ook wel - spottend maar onjuist - het ministerie voor ontwikkelingssamenwerking genoemd, vergeten waarvoor het is opgericht of niet? ‘Armoedebestrijding’ zeggen ambtenaren maar onder minister Pronk lijkt dat veranderd in ‘overal meepraten’. Dat lijkt een betere omschrijving. Pronk had zich in de periode 1994-1998 en daarvoor vlijtig getoond en hij beschikte over grote vakkennis. Pronk wilde altijd meer: meer geld, meer invloed, meer landen, meer reizen, meer hulp aan sectoren, projecten, 38
programma’s en thema’s. Nederland heeft heeft uiteindelijk in de periode 1994-1998 met bijna de helft van alle landen in de wereld een officiële hulprelatie (NRC, 031198). ‘Er was veel leed in de wereld, dus wat Pronk deed was goed gedaan’ (NRC, 031198). Er was tijdens zijn ministerschap amper een Kamerlid die de minister durfde ‘aanpakken’. Zelden werd Pronk tegengesproken. Kritiek slorpte de minister snel op (‘hij heeft het vaak al eerder gezegd’, stelde hij dan). Zijn hart als minister lag bij Afrika, waar hij vaak verbleef en dan ook ‘een enveloppe bij zich had’. Zijn ministerschap was breed door .... de hulp in de breedte. Hij gaf hulp aan heel veel landen, vooral projecthulp. Pronk kon zich met ‘van alles’ bemoeien, mede omdat hij in de hulp aan vele landen een middel zag om te proberen overal invloed te krijgen. Hij maakte van ontwikkelingssamenwerking buitenlands beleid, zou je kunnen zeggen. Conclusie: onder het gepassioneerd ministerschap van Pronk was in de periode 1994- 1998 sprake van veel versnipperde hulp, veel projecthulp, veel beïnvloedingspogingen. Sinds Pronk in 1989 voor de tweede keer minister werd werd de lijst van te steunen landen almaar langer (VK, 071198). Pronk zelf, met een goed geheugen, was als de beste geïnformerd over hoe de hulp in elkaar stak. De NAR adviseert Had de minister nooit advies gekregen om het anders te doen? De Nationale Adviesraad voor Ontwikkelingssamenwerking, de NAR, kende als lid onder meer de ‘ontwikkelingsgoeroe uit Nijmegen’ (zoals Pronk hem noemde) Paul Hoebink, en Jan- Willem Gunning, directeur van het Centrum voor Afrikastudies aan de universiteit van Oxford. De NAR adviseerde Pronk in 1995 om terug te gaan naar steun aan zo’n tien tot twaalf landen. Volgens de NAR zou de hulpverlening onbeheersbaar kunnen worden. Pronk trok er zich niets van aan. Het advies verdween in de la. De Tweede Kamer ging met Pronk mee in de hulpverlening aan de ‘halve wereld’. Zoals wel vaker liepen wetenschappers, in dit geval Hoebink en Gunning, voor de muziek uit. De NAR zou gelijk krijgen. De ontwikkelingshulp van Nederland wérd onbeheersbaar! Herfkens zou meer met Hoebink ophebben dan Pronk. Nederland versnippert 1.7 miljard over 119 landen. De lijst met lkanden waaraan Nederland minimaal een miljoen gulden rechtstreeks geeft, omvat 78 landen. Meer kritiek op ontwikkelingssamenwerking De NAR werd opgeheven maar dat betekende niet dat er in het geheel geen kritiek was. We noemen twee kritiekpunten. 39
- Page 1 and 2: ‘Change, that’s what we want’
- Page 3 and 4: A Inleiding 1 Inleiding Er is sprak
- Page 5 and 6: Jeugdige delinquenten moesten in we
- Page 7 and 8: inzet van een ander (beleids-) inst
- Page 9 and 10: B Algemeen overzicht 2 Beleidsconti
- Page 11 and 12: aandacht voor de langere termijn, t
- Page 13 and 14: ministerie van Buitenlandse Zaken,
- Page 15 and 16: uiteindelijke verdringing van het v
- Page 17 and 18: - DeLeon, P. de, Policy evaluation
- Page 19 and 20: • Geruchten. In 1973 deden geruch
- Page 21 and 22: Feitelijk kwam er nauwelijks oliesc
- Page 23 and 24: Beleidsbeëindiging is bij deze aut
- Page 25 and 26: Het argument dat ze daarvoor aandra
- Page 27 and 28: Herinvoering zedenpolitie Een ander
- Page 29 and 30: 1993 Het kabinet besluit voor alle
- Page 31 and 32: De bedoeling is dat de nieuwe regel
- Page 33 and 34: Het begrip ‘bestuurlijke preventi
- Page 35 and 36: maatschappelijke instellingen en bu
- Page 37: - Beleidsopvolging kan ook de vorm
- Page 41 and 42: ‘Herfkens’aankondiging om het a
- Page 43 and 44: Kenia 52 neen ja Uganda 48 neen nee
- Page 45 and 46: type beleid vertoont wél enige ove
- Page 47 and 48: Ga na welke vorm van beleidsopvolgi
- Page 49 and 50: naar statuscategorieën. Verdere st
- Page 51 and 52: - Eden, C., S. Jones en D. Sims, Me
- Page 53 and 54: impliceert onder andere de wijzigin
- Page 55 and 56: eëindigen beleidsprogramma niet op
- Page 57 and 58: eschouwden het einde van hun organi
- Page 59 and 60: materiële nood van de slachtoffers
- Page 61 and 62: gevolg van het verbeterde imago van
- Page 63 and 64: En/of: ‘de maatregel is nog onvol
- Page 65 and 66: - Wat voor velen is, blijft makkeli
- Page 67 and 68: zijnde verzelfstandigingen en evalu
- Page 69 and 70: kortingen op de studiefinanciering
- Page 71 and 72: Beleidsbeëindiging blijkt gecompli
- Page 73 and 74: - Daniels, M.R., Terminating public
- Page 75 and 76: Een tweede advies luidt: laat geen
- Page 77 and 78: moet worden toegepast. De partij tw
- Page 79 and 80: de kosten voor de gezondheidszorg o
- Page 81 and 82: Starmans zelf heeft het moeilijk me
- Page 83 and 84: Het Comité ‘Zorg voor iedereen
- Page 85 and 86: Henk van de Graaf (1988) heeft een
- Page 87 and 88: ‘Hiervan is geen sprake. Waar de
geen machtsaspiraties heeft. De ontwikkelingslanden hoeven voor zo’n landje als<br />
Nederland niet bang te zijn’ (Nieuwsblad van het Zuiden, 16 sept. 1972).<br />
Minister Pronk:<br />
‘De mogenlijkheden voor een echt ontwikkelingsbeleid zijn gering, maar iok benut ze<br />
maximaal’ (De Groene Amsterdammer, 19 jan. 1980).<br />
Minister De Koning:<br />
‘Ik stuur liever een zak meel teveel dan één te weinig’ (Utrechts Nieuwsblad, 19 jan.<br />
1980).<br />
Minister Van dijk:<br />
‘De beleidslijn is om te trachten binnen het kader van beleid te zoeken naar wegen<br />
waarlangs het Nederlandse be<strong>dr</strong>ijfsleven beter kan inspelen. Dat is de inzet’ (NOS, Den<br />
Haag Vandaag, 25 febr. 1982.<br />
Minister Schoo:<br />
‘Ik heb de opmerkingen van de heer Bolkestein zo begrepen, dat hij als staatssecretaris<br />
voor exportbevordering nu ook meer aandacht gaat besteden aan exportbevordering in de<br />
Derde Wereld (Tros Aktua, 26 jan. 1985).<br />
Het beleid is over een langere periode bezien verandert. Ontwikkelingshulp werd<br />
ontwikkelingssamenwerking. Het budget nam toe. Geleidelijk werd afscheid<br />
genomen van hulp in de vorm van middelen in de vorm van mensen<br />
(ondersteunende ontwikkelingswerkers) en goederen, en werd overgegaan naar<br />
projecthulp. De effectiviteitsvraag rond hulp werd in de jaren zeventig niet zo vaak<br />
gesteld maar ook dat zou <strong>veranderen</strong> (zie Melkert, 1986).<br />
We kunnen ook systematischer proberen te kijken.<br />
Vraag: Typeer het beleid van minister Pronk, in het kabinet-Kok I, en van minister<br />
Herfkens in termen van beleidsopvolging?<br />
‘Stadhouder’ Pronk: meer en meer<br />
In het kabinet-Kok I was Jan Pronk (PvdA) minister voor<br />
ontwikkelingssamenwerking maar werd in Kok II opgevolgd door de internationaal<br />
ervaren Evelien Herfkens die het beleid ‘ontpronkte’. De NRC-editorial spreekt van het<br />
verdwijnen van ‘stadhouder’ Pronk! (NRC, 031198). Pronk werd minister van VROM<br />
in het kabinet-Kok II.<br />
Is het directoraat-generaal voor internationale samenwerking op BZ, ook wel -<br />
spottend maar onjuist - het ministerie voor ontwikkelingssamenwerking genoemd,<br />
vergeten waarvoor het is opgericht <strong>of</strong> niet? ‘Armoedebestrijding’ zeggen ambtenaren<br />
maar onder minister Pronk lijkt dat veranderd in ‘overal meepraten’. Dat lijkt een<br />
betere omschrijving. Pronk had zich in de periode 1994-1998 en daarvoor vlijtig<br />
getoond en hij beschikte over grote vakkennis. Pronk wilde altijd meer: meer geld,<br />
meer invloed, meer landen, meer reizen, meer hulp aan sectoren, projecten,<br />
38