Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten
Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten
Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
- <strong>Beleid</strong>sopvolging kan ook de vorm aannemen van een combinatie van<br />
beleidsinkrimping en een beleidstoevoeging in de vorm van een opvolger. Denk hierbij<br />
aan (fictief) beleid waarbij de studiefinanciering voor bepaalde typen universitaire<br />
studenten verdwijnt, voor andere beperkt wordt terwijl er nieuw beleid ontstaat voor<br />
nieuwe typen studenten (bijvoorbeeld hbo-studenten, <strong>of</strong> ...). Hogwood en Peters<br />
(1983: 63) spreken hier van partiële terminatie, maar dat vat niet helemaal het type<br />
waarom het hier gaat. Daarom is onze aanduiding afwijkend.<br />
- Niet-lineaire opvolging houdt in dat het beleidsprogramma gedeeltelijk verdwijnt, een<br />
deel van het oude programma vervangen wordt en een deel van het programma als<br />
beleidsinnovatie is te typeren. Dit is een iets complexer type dan het voorgaande. We<br />
komen niet-lineaire opvolging vermoedelijk nogal tegen in de sfeer van de sociale<br />
zekerheid.<br />
Wie wil oefenen met deze indeling kan het minderhedenbeleid in Nederland<br />
bestuderen. Ook een toespitsing op het huisvestingsbeleid van Nederland voor<br />
Molukkers laat opvolgingsvarianten zien. De ‘grote operaties’ op rijksniveau uit de<br />
jaren tachtig en negentig, zoals onder andere de heroverwegings-, deregulerings-,<br />
efficiency-operatie zijn ook wel in deze termen getypeerd (Van Nispen en Noordhoek,<br />
1986).<br />
We geven een casus: is het plan van minister Herfkens non-lineaire opvolging?<br />
Casus ontwikkelingssamenwerking - het plan van Herfkens non-lineaire opvolging?<br />
<strong>Beleid</strong>sdynamiek is overal. Neem ontwikkelingssamenwerking. Op dit terrein waren<br />
ministers verantwoordelijk zoals Bot, Udink, Boertien, Pronk, De Koning, Van Dijk,<br />
Schoo en Herfkens. Het beleid onder minister Pronk (1994-1998) verschilde nogal van<br />
het beleid onder minister Bot (midden jaren zestig). Dat blijkt uit de volgende citaten<br />
(zie Melkert, 1986):<br />
Minister Bot:<br />
‘Neen, mijnheer de voorzitter, hier zit, meen ik, nu juist het kneepje: mijn collega van<br />
Buitenlandse Zaken zei niet, dat hij verantwoordelijk bleef voor een deel van mijn taak,<br />
maar voor de desbetreffende begrotingspost’ (Handelingen Eerste Kamer, 25 mei 1966).<br />
Minister Udink:<br />
‘Ontwikkelingspolitiek is iets totaal nieuws. De staat verandert van een op eigen<br />
belangen gericht stelsel van zelfverdediging naar een op wereldbelangen gerichte<br />
dienstbaarheid’ (Haagsche Courant, 20 febr. 1970).<br />
Minister Boertien:<br />
‘Dan stel ik vast, wat erg bevredigend is, dat Nederlandse ontwikkelingssamenwerking<br />
in het buitenland erg gezien is; we zijn een klein land dat met zijn ontwikkelingshulp<br />
37