Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten

Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten

arnokorsten.nl
from arnokorsten.nl More from this publisher
31.08.2013 Views

De derde en vierde benadering zijn nauw verbonden (Parsons, 1995: 570). We gaan verder vooral in op de beleidsdynamiek-benadering. Elders is ingegaan op beleidsgericht leren. Analyse van radicale beleidsveranderingen Sommige theorieën zijn te gebruiken voor de analyse van radicale veranderingen in beleid. Drie theorieën over beleidsverandering lichtten we kort toe: - de ‘punctuated equilibrium’ theorie van Baumgartner en Jones (1993), - de ‘social learning’ theorie van Hall (1993) en - de ‘policy advocacy coalition’ kader van Sabatier (1988). Vraag: Waarom wordt de agendatheorie van John Kingdon door Yesilkagit (2002) niet tot de theorieën over beleidsverandering gerekend? Antwoord: Omdat bij Kingdon de agenda de afhankelijke variabele is en niet een beleidsverandering, aldus Yesilkagit (Bestuurskunde, 2002, nr. 2). De keuze voor deze drie theorieën vinden we ook bij Yesilkagit (2002). Hij baseert de keuze op de volgende drie punten. In de eerste plaats vormt (radicale) beleidsverandering de expliciete afhankelijke variabele in alle drie theorieën. In de tweede plaats geven de theorieën beleidsprocessen weer als langdurige perioden van incrementalisme afgewisseld door korte perioden van radicale beleidsveranderingen. De laatste overeenkomst is dat radicale beleidsveranderingen door factoren die zich buiten het beleidssubsysteem bevinden worden geïnitieerd. Vraag: Ga na wat de kern is van deze theorieen en wat de overeenkomsten en verschillen zijn. •‘Punctuated equilibrium’-theorie Citaat van Yesilkagit: ‘De ‘punctuated equilibrium’-theorie van Baumgartner en Jones (1993) stelt dat perioden van incrementele beleidsvorming en -implementatie binnen stabiele beleidssectoren worden afgewisseld door kortdurende instabiele en chaotische momenten die eindigen met een radicale beleidsverandering. De stabiliteit is het gevolg van het bestaan van een beleidsgemeenschap die voor een langere periode een dominante positie inneemt (ofwel: een ‘beleidsmonopolie’ bezit) in een beleidssubsysteem. De beleidsgemeenschap heeft gedurende deze periode niet alleen de macht om de belangrijkste beleidsbeslissingen te nemen over het beleidsprogramma waarover zij gaat maar ook om een positief beleidsbeeld over het aangaande probleem te definiëren. Door samenloop van een aantal factoren kan het evenwicht dat voor stabiliteit zorgt abrupt worden verstoord en de plaats van de dominante beleidsgemeenschap worden ingenomen door een andere. De belangrijkste verklarende factor in het model is de succesvolle uitdaging en 14

uiteindelijke verdringing van het vigerend positieve beleidsbeeld dat een beleidsprogramma haar legitimiteit verschaft (bijvoorbeeld ‘industriebeleid is goed voor economische groei’) door de sterke opkomst van een negatief beleidsbeeld (bijvoorbeeld ‘groei van industrie en economie is slecht voor het milieu’). Er is sprake van een radicale beleidsverandering als de uitdagende beleidsgemeenschap (al dan niet via een beleidsmakelaar) een cruciaal aantal voormalig indifferente individuen of groepen weet te mobiliseren voor dit negatieve beleidsbeeld’(einde citaat, Bestuurskunde, 2002, nr. 2). • ‘Social learning’ theorie Yesilkagit: ‘Ook de ‘social learning’ theorie beschrijft beleidsprocessen als perioden van incrementalisme onderbroken door relatief korte momenten van instabiliteit gevolgd door radicale beleidsveranderingen (Hall 1993). Naast verschillen in concepten (bijvoorbeeld beleidsparadigma in plaats van beleidsmonopolie) verschilt Halls theorie op grond van het causaal mechanisme dat aan de verandering ten grondslag ligt. Niet de mobilisatie van voormalig indifferente groepen of individuen is de belangrijkste verklarende factor, maar het proces van sociaal leren waarbij hoofdzakelijk politieke en sociale instituties op grond van de door hen gevolgde paradigmata politieke, economische en sociale ontwikkelingen percipiëren, beredeneren en tot beleidsaanpassingen komen. Indien een beleidsparadigma voor een langdurige periode dominant is binnen een beleidssubsysteem is er sprake van routinematige leerprocessen en incrementele veranderingen in beleidsprogramma’s. Als zich op het moment dat politieke, economische of sociale ontwikkelingen niet langer in het vigerende paradigma kunnen worden ingepast of aan de hand daarvan worden verklaard een nieuw paradigma aandient die de anomalieën wel adequaat kan verklaren, dan is de kans groot dat hierdoor een radicale beleidsverandering optreedt. De vervanging van het ene paradigma door de andere is echter niet een zuiver wetenschappelijk of objectief proces. Integendeel. Het zijn politici die overtuigd door aanhangers van een concurrerend paradigma of om tactische en ideologische redenen de keuze voor een concurrerend paradigma(gemeenschap) maken’ (citaat uit Bestuurskunde, 2002, nr. 2). • ‘Policy advocacy coalition’- kader Yesilkagit: ‘Tot slot gaat dit artikel in op het ‘policy advocacy coalition’ kader van Sabatier (1988)’. (Noot: Hier wordt voor de formulering van het PAC kader naar Sabatier’s artikel uit 1988 verwezen. Latere versies bevatten herziene hypothesen die wanneer ze met de originele hypothesen worden vergeleken men dient te concluderen dat er in de latere versies een substantieel andere theorie dan de oorspronkelijke theorie wordt gepresenteerd). 15

uiteindelijke ver<strong>dr</strong>inging van het vigerend positieve beleidsbeeld dat een<br />

beleidsprogramma haar legitimiteit verschaft (bijvoorbeeld ‘industriebeleid is goed<br />

voor economische groei’) door de sterke opkomst van een negatief beleidsbeeld<br />

(bijvoorbeeld ‘groei van industrie en economie is slecht voor het milieu’). Er is sprake<br />

van een radicale beleidsverandering als de uitdagende beleidsgemeenschap (al dan<br />

niet via een beleidsmakelaar) een cruciaal aantal voormalig indifferente individuen<br />

<strong>of</strong> groepen weet te mobiliseren voor dit negatieve beleidsbeeld’(einde citaat,<br />

Bestuurskunde, 2002, nr. 2).<br />

• ‘Social learning’ theorie<br />

Yesilkagit: ‘Ook de ‘social learning’ theorie beschrijft beleidsprocessen als perioden<br />

van incrementalisme onderbroken door relatief korte momenten van instabiliteit<br />

gevolgd door radicale beleidsveranderingen (Hall 1993). Naast verschillen in<br />

concepten (bijvoorbeeld beleidsparadigma in plaats van beleidsmonopolie) verschilt<br />

Halls theorie op grond van het causaal mechanisme dat aan de verandering ten<br />

grondslag ligt. Niet de mobilisatie van voormalig indifferente groepen <strong>of</strong> individuen<br />

is de belangrijkste verklarende factor, maar het proces van sociaal leren waarbij<br />

ho<strong>of</strong>dzakelijk politieke en sociale instituties op grond van de door hen gevolgde<br />

paradigmata politieke, economische en sociale ontwikkelingen percipiëren,<br />

beredeneren en tot beleidsaanpassingen komen. Indien een beleidsparadigma voor<br />

een langdurige periode dominant is binnen een beleidssubsysteem is er sprake van<br />

routinematige leerprocessen en incrementele veranderingen in beleidsprogramma’s.<br />

Als zich op het moment dat politieke, economische <strong>of</strong> sociale ontwikkelingen niet<br />

langer in het vigerende paradigma kunnen worden ingepast <strong>of</strong> aan de hand daarvan<br />

worden verklaard een nieuw paradigma aandient die de anomalieën wel adequaat<br />

kan verklaren, dan is de kans groot dat hierdoor een radicale beleidsverandering<br />

optreedt. De vervanging van het ene paradigma door de andere is echter niet een<br />

zuiver wetenschappelijk <strong>of</strong> objectief proces. Integendeel. Het zijn politici die<br />

overtuigd door aanhangers van een concurrerend paradigma <strong>of</strong> om tactische en<br />

ideologische redenen de keuze voor een concurrerend paradigma(gemeenschap)<br />

maken’ (citaat uit Bestuurskunde, 2002, nr. 2).<br />

• ‘Policy advocacy coalition’- kader<br />

Yesilkagit: ‘Tot slot gaat dit artikel in op het ‘policy advocacy coalition’ kader van<br />

Sabatier (1988)’. (Noot: Hier wordt voor de formulering van het PAC kader naar<br />

Sabatier’s artikel uit 1988 verwezen. Latere versies bevatten herziene hypothesen die<br />

wanneer ze met de originele hypothesen worden vergeleken men dient te<br />

concluderen dat er in de latere versies een substantieel andere theorie dan de<br />

oorspronkelijke theorie wordt gepresenteerd).<br />

15

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!