Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten

Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten

arnokorsten.nl
from arnokorsten.nl More from this publisher
31.08.2013 Views

landen zich zeer liberaal opstellen (..) of anderzijds gebruik (moeten) maken van strenge en vergaande voorschriften (..). Aldus C.N. Crans, secretaris-directeur van de Nederlandse Filmkeuring, in: Justitiële Verkenningen, 1997, nr. 3: 65. In 1928 werd al de Centrale Filmkeuring ingesteld. Grote vrijheden werden de kijker van films toentertijd niet toegestaan. Wat aanstootgevend was voor de ‘eerbaarheid’ of gevaar opleverde voor de openbare orde moest of niet vertoond worden of gecensureerd. Nederland heeft lang een filmkeuring gekend. Tot het midden van de jaren vijftig stond dit instituut nauwelijks ter discussie. Het was in de jaren vijftig een wat stoffig instituuut. Tegen een rolprent als ‘Les Amants’ van Louis Malle uit 1958 met een overspelige Jeanne Moreau in de hoofdrol werd een waarschuwende vinger opgewezen. Maar in 1977 kwam er toch een einde aan deze vorm van filmkeuring voor volwassenen. Volwassenen mochten zelf beslissen naar welke film ze keken. Alleen jongeren onder zestien jaar werden tegen zichzelf in bescherming genomen. De Stichting Nationale Filmkeuring ontstond om daarover te beslissen. De stichting lette op gewelddadigheid en sadisme. De uitvoering gebeurde door een groot college, dat pluriform was samengesteld. De nieuwe Wet op de Filmvertoningen voorzag alleen nog in ‘classificatie’: een jury beoordeelt of films al of niet schadelijk zijn voor jongeren. De Wild (1991) lichtte de Wet op de filmvertoningen door. In 1983 werd preventieve film’controle’ grondwettelijk verboden, behalve voor openbare vertoning van films aan jongeren beneden de 16 jaar. De overheid bemoeide zich niet meer met de inhoud van de media. In 1993 leek het lijk dat filmkeuring heet, ten grave gedragen te worden (o.a. Van der Voort, 1992). De filmkeuring werd geschrapt uit de Wet op de filmvertoningen. De bedoeling was om de filmkeuring te vervangen door een systeem van leeftijdscategorieën voor films, dat door het bedrijfsleven zal worden uitgevoerd. Maatschappelijke en technologische ontwikkelingen hebben de betekenis van de keuring sinds 1955 verder gereduceerd. Maatschappelijk omdat de rol van de staat als zedenmeester minder aanvaard werd. Technologisch omdat films niet meer alleen in een bioscoop vertoond werden. Er is een markt van videofilms gekomen en burgers konden gaan kiezen uit programma’s van een groot aantal binnen- en buitenlandse ‘zendgemachtigden’ en kanalen. Hierdoor verloor de filmkeuring haar legitimiteit. 124

Recent is er weer een beweging terug. Een meerderheid van de bevolking is van mening dat geweld op de televisie moet worden teruggedrongen en er is ook een meerderheid te vinden voor een filmkeuring voor de televisie. Films zijn een ding, het videowezen een ander. In de jaren tachtig kwam het videowezen op. Ook daarvoor werd een systeem bedacht. Een systeem van classificatie werd te bedillerig gevonden. Minister d’Ancona sloot met de Nederlandse Video Detaillisten Organisatie een convenant af. Daarin werd een systeem van ‘geconditioneerde zelfregulering’ afgesproken (Vuijsje, 1997). De films werden in die jaren voorzien van leeftijdsgrenzen. Dat gebeurde door de producenten en importeurs, niet door de overheid of een onafhankelijke commissie. De keuring vond plaats op basis van een aantal criteria. Een Raad van Toezicht Videovoorlichting met een sterke vertegenwoordiging van de branche erin, zag toe. De raad sloot met de verhuurders een overeenkomst met de intentie dat de verhuurders zich aan de leeftijdsgrenzen zouden houden. Van sancties op ‘overtreding’ was geen sprake. ‘De bakker keurde zijn eigen brood’, schrijft Vuijsje (1997). Geleidelijk bleek deze zelfregulering niet opgewassen tegen de maatschappelijke dynamiek. Er werd natuurlijk veel gedoogd. Wie een video niet verhuurde aan een jeugdig persoon moest er rekening mee houden dat een concurrent dat wel deed, bij gebrek aan controle en sancties. Dus verhuurden vrijwel alle video-verhuurbedrijven vrijwel alles aan jongeren. En intussen waren tankstations, die met de genoemde overeenkomst niets van doen hadden, video’s gaan verkopen. Ook importeurs die geen lid waren van de branche-organisatie konden zich onttrekken aan het convenant. De zelfregulering die voor de videobranche was beproefd, werd in 1991 ook door Van der Burg en Van den Heuvel aanbevolen voor filmvoorstellingen. Zij stapten over het bezwaar heen dat ook veel video-verhuurders het convenant niet naleefden. Volgens hen was het publiek niet geïnteresseerd in filmkeuring en de schadelijke invloed van films op jongeren was niet empirisch hard gemaakt. In 1993 komen de ministers Ernst Hirsch Ballin en Hedy d’Ancona daarop met het voorstel om de filmkeuring af te schaffen en ook in de filmbranche zelfregulering in te voeren. Daar zou het niet bij blijven. Van der Burg en Van den Heuvel hadden niet in de gaten gehad dat een deel van de bevolking wel degelijk een filmkeuring wenste. Het CDA en de kleine christelijke partijen bleven ijveren voor het weren van geweld van het filmdoek. Bovendien deden zich kinderporno-affaires voor, uitmondend in het schandaal- Dutroux in België met ‘witte marsen’. Daarom trad weer re-regulering op. Begin 1997 kondigde het paarse kabinet-Kok daarop aan dat het kinderporno-artikel uit het Wetboek van Strafrecht van toepassing wordt op de film- en videobranche. Degene 125

Recent is er weer een beweging terug. Een meerderheid van de bevolking is van<br />

mening dat geweld op de televisie moet worden terugge<strong>dr</strong>ongen en er is ook een<br />

meerderheid te vinden voor een filmkeuring voor de televisie.<br />

Films zijn een ding, het videowezen een ander. In de jaren tachtig kwam het<br />

videowezen op. Ook daarvoor werd een systeem bedacht. Een systeem van<br />

classificatie werd te bedillerig gevonden. Minister d’Ancona sloot met de<br />

Nederlandse Video Detaillisten Organisatie een convenant af. Daarin werd een<br />

systeem van ‘geconditioneerde zelfregulering’ afgesproken (Vuijsje, 1997). De films<br />

werden in die jaren voorzien van leeftijdsgrenzen. Dat gebeurde door de producenten<br />

en importeurs, niet door de overheid <strong>of</strong> een onafhankelijke commissie. De keuring<br />

vond plaats op basis van een aantal criteria. Een Raad van Toezicht Videovoorlichting<br />

met een sterke vertegenwoordiging van de branche erin, zag toe. De raad sloot met<br />

de verhuurders een overeenkomst met de intentie dat de verhuurders zich aan de<br />

leeftijdsgrenzen zouden houden. Van sancties op ‘overtreding’ was geen sprake. ‘De<br />

bakker keurde zijn eigen brood’, schrijft Vuijsje (1997).<br />

Geleidelijk bleek deze zelfregulering niet opgewassen tegen de maatschappelijke<br />

dynamiek. Er werd natuurlijk veel gedoogd. Wie een video niet verhuurde aan een<br />

jeugdig persoon moest er rekening mee houden dat een concurrent dat wel deed, bij<br />

gebrek aan controle en sancties. Dus verhuurden vrijwel alle video-verhuurbe<strong>dr</strong>ijven<br />

vrijwel alles aan jongeren. En intussen waren tankstations, die met de genoemde<br />

overeenkomst niets van doen hadden, video’s gaan verkopen. Ook importeurs die<br />

geen lid waren van de branche-organisatie konden zich onttrekken aan het<br />

convenant.<br />

De zelfregulering die voor de videobranche was beproefd, werd in 1991 ook door Van<br />

der Burg en Van den Heuvel aanbevolen voor filmvoorstellingen. Zij stapten over het<br />

bezwaar heen dat ook veel video-verhuurders het convenant niet naleefden. Volgens<br />

hen was het publiek niet geïnteresseerd in filmkeuring en de schadelijke invloed van<br />

films op jongeren was niet empirisch hard gemaakt. In 1993 komen de ministers Ernst<br />

Hirsch Ballin en Hedy d’Ancona daarop met het voorstel om de filmkeuring af te<br />

schaffen en ook in de filmbranche zelfregulering in te voeren. Daar zou het niet bij<br />

blijven. Van der Burg en Van den Heuvel hadden niet in de gaten gehad dat een deel<br />

van de bevolking wel degelijk een filmkeuring wenste. Het CDA en de kleine<br />

christelijke partijen bleven ijveren voor het weren van geweld van het filmdoek.<br />

Bovendien deden zich kinderporno-affaires voor, uitmondend in het schandaal-<br />

Dutroux in België met ‘witte marsen’. Daarom trad weer re-regulering op. Begin 1997<br />

kondigde het paarse kabinet-Kok daarop aan dat het kinderporno-artikel uit het<br />

Wetboek van Strafrecht van toepassing wordt op de film- en videobranche. Degene<br />

125

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!