Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten
Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten
c Dynamisch conservatisme. Dit is een aan institutionele continuïteit verwante barrière. Deze houdt in dat organisatiedelen een beëindiging afwentelen in een gerichtheid op nieuwe taken of taakmix (diversificatie). Ook deze barrière speelde evenwel niet. De Kamers van Koophandel, de ECD en het Ministerie van Economische Zaken hebben namelijk in het kader van allerlei nieuwe wetgeving een uitbreiding van taken ondergaan. De afschaffing van de Uitverkopenwet zou eerder een welkome verlichting van de overbelaste organisaties, betekenen, gegeven andere officiële taken. Overigens zijn er andere gevallen van substantiële deregulering geweest, zoals de Wet Selectieve investeringsregeling (SIR), waarmee de economische controledienst ook te maken had. Zowel de afschaffing van de Uitverkopenwet als van de SIR hebben consequenties gehad voor de ECD. Het aantal personeelsleden liep in 1982, toen er nog 320 personen bij de ECD werken, terug tot 286 half 1984, en eind 1986 kunnen er nog maximaal 275 werken.19 Via natuurlijk verloop levert de ECD daarmee een bijdrage aan de vermindering van het personeelsbestand bij de overheid, meer zelfs dan bij een aantal andere diensten. d Het probleem van de eerste. Als een organisatie als geheel wordt verzocht voorstellen tot beëindiging van beleid te doen, zullen de afzonderlijke delen van de organisatie vrezen dat, als zij vooraan staan met voorstellen tot beëindiging, andere delen van de organisatie buiten schot zullen blijven. Hiervan is eigenlijk in zekere zin wel sprake. De beleidsafdeling Ordelijk economisch verkeer van EZ constateerde al eerder ineffectiviteit van de Uitverkopenwet. Gewacht werd met het doen van afschaffingsvoorstellen tot de wet op de misleidende prijsvergelijkingen zou worden ingevoerd, hoewel deze wet met direct met de Uitverkopenwet heeft te maken. Toen dereguleringscommissies aandrongen op voorstellen werd de Uitverkopenwet opgediend, en werd alle medewerking door de beleidsafdeling verleend. De wet had eigenlijk, volgens verschillende instanties, al enige jaren geleden kunnen worden ingetrokken. e Anti-beëindigingscoalities. Deze barrière houdt in dat interne en/of externe organisaties en/of anderen zich verzetten tegen het beëindigen van een bepaald beleid. Deze barrière heeft alleen een aantal jaren terug even gedreigd. Weliswaar werd de wet door ondernemers in het algemeen als hinderlijk ervaren, maar deze wet gaf wel zekere rust in een branche. Zo is ook vanuit kringen rond het grootwinkelbedrijf opgemerkt dat de wet eigenlijk niet voor het grootwinkelbedrijf 118
moest gelden maar wel voor anderen. Als dat niet mogelijk was, moest de wet... toch maar geldig blijven (Kneppert-Heynert, 1982: 341). De veronderstelling was dat het bedrijf bij afschaffing op allerlei acties zou moeten reageren, en dat wilde men niet. Ook in bepaalde branches gingen aanvankelijk wel stemmen op om de wet te handhaven; zowel grotere als kleinere handelaren in de mode- en schoenenbranche pleitten in deze richting (Advies KvK, 1981). In de minder modegevoelige branches was men daarentegen in het verleden al voor afschaffing. Rond 1984-1985 was er evenwel het een en ander veranderd: branchevervaging, en de opkomst van grootschalige winkelbedrijven. De winkelformules van discount en cash en carry kunnen met uitverkoop minder uit de voeten. Een vertegenwoordigend orgaan daarvan is dan ook voor afschaffing van de wet gaan pleiten. Men kan dan ook stellen dat het verzet tegen afschaffing geleidelijk gebroken is. De Consumentenbond verzette zich niet langer tegen intrekking. Datzelfde geldt voor bij de uitvoering van de wet betrokken organisaties. Kortom, van anti-beëindigingscoalities is begin 1984 eigenlijk geen sprake meer. f Ontbrekende afkoopregeling. Een barrière bij beëindiging kan ook zijn dat er specifieke verliezers zijn, zoals bij voorbeeld ambtenaren die op straat komen te staan, en die zich zullen verzetten. Die barrière is dan aanwezig als men dit probleem niet opvangt door bij voorbeeld een regeling via personeelsbeleid (wachtgeldregeling, etc.) (zie Behn, 1978). Deze potentiële barrière was hier niet aan de orde. Voor een ECD was controle op de Uitverkopenwet immers slechts een beperkte activiteit. Afschaffing van de wet was zelfs eerder aantrekkelijk, want het verminderde overbelasting. g Gemis aan politieke prikkels. Een factor die beëindiging van een beleidsobject ook nogal eens verhindert, is gebrek aan politieke interesse. Dit is begrijpelijk omdat in tijden van groei partijen eerder bij achterbannen kunnen en moeten aankomen met iets wat bereikt is, dan met iets wat gestopt is. Met afschaffing is rond 1984-1985 dus amper te scoren. Wie dan ook met een afschaffingsvoorstel kwam in het verleden, kon op weinig politiek enthousiasme en instemming rekenen. Feitelijk heeft deze barrière zich in dit geval evenwel ook niet voorgedaan. Het kabinet-Lubbers heeft immers aan deregulering prioriteit toegekend en analyses laten verrichten. Aan politieke aandacht, ook voor de Uitverkopenwet, derhalve geen gebrek. Met afschaffing was zelfs politiek te scoren. 119
- Page 67 and 68: zijnde verzelfstandigingen en evalu
- Page 69 and 70: kortingen op de studiefinanciering
- Page 71 and 72: Beleidsbeëindiging blijkt gecompli
- Page 73 and 74: - Daniels, M.R., Terminating public
- Page 75 and 76: Een tweede advies luidt: laat geen
- Page 77 and 78: moet worden toegepast. De partij tw
- Page 79 and 80: de kosten voor de gezondheidszorg o
- Page 81 and 82: Starmans zelf heeft het moeilijk me
- Page 83 and 84: Het Comité ‘Zorg voor iedereen
- Page 85 and 86: Henk van de Graaf (1988) heeft een
- Page 87 and 88: ‘Hiervan is geen sprake. Waar de
- Page 89 and 90: geloof in een maakbare samenleving
- Page 91 and 92: niet altijd winnen. Hij krijgt het
- Page 93 and 94: Toch is dit emotionele aspect niet
- Page 95 and 96: geringe kans op succes hebben. Men
- Page 97 and 98: (opnieuw) in rep en roer. Het depar
- Page 99 and 100: legeronderdeel ineffectief en ineff
- Page 101 and 102: gasvondst in Groningen in het begin
- Page 103 and 104: Van der Hooft). Dit directoraat hie
- Page 105 and 106: Ook de Mijn Industrie Raad heeft ee
- Page 107 and 108: - Daniels, M.R., Theories for the i
- Page 109 and 110: jaren zeventig. Tegenover bijv. het
- Page 111 and 112: Daarmee is het kader gegeven om de
- Page 113 and 114: innendienst. De helft van de menskr
- Page 115 and 116: Hierna beoordeelde de deregulerings
- Page 117: - De ambtelijke uitvoerende organis
- Page 121 and 122: die misschien over enkele jaren van
- Page 123 and 124: Uitblijvende beleidsbeëindiging: l
- Page 125 and 126: Recent is er weer een beweging teru
- Page 127 and 128: Van der Ploeg noemde afschaffing va
- Page 129 and 130: institutionele permanentiehypothese
- Page 131 and 132: voorgenomen beëindiging een grote
- Page 133 and 134: Er ligt (nog steeds) een groot terr
- Page 135 and 136: Overige literatuur - Arendsen, G. &
- Page 137 and 138: Dit artikel, gebaseerd op het proef
- Page 139 and 140: voor economische groei’) door de
- Page 141 and 142: Een intellectueel causaal mechanism
- Page 143 and 144: van de door hen gewenste hervorming
- Page 145 and 146: Het verloop van het beleidsvormings
- Page 147 and 148: mate van ideologische cohesie bij j
- Page 149 and 150: kabinetten-Kok niet de minister van
- Page 151 and 152: 2002 Het Centraal Planbureau (CPB),
- Page 153 and 154: eraan ten grondslag. Een voorbeeld
- Page 155 and 156: Het gevolg van dit meer genuanceerd
- Page 157 and 158: Het vuil werd zo weggewerkt en de g
- Page 159 and 160: onderzoek van het RIVM, deels achte
- Page 161 and 162: sanering al het dubbele te kosten.
- Page 163 and 164: uitvoering verbetert. De milieukund
- Page 165 and 166: D Balans 29 Balans: beleidsdynamiek
- Page 167 and 168: theorie onder welke omstandigheden
c Dynamisch conservatisme. Dit is een aan institutionele continuïteit verwante barrière.<br />
Deze houdt in dat organisatiedelen een beëindiging afwentelen in een gerichtheid op<br />
nieuwe taken <strong>of</strong> taakmix (diversificatie).<br />
Ook deze barrière speelde evenwel niet. De Kamers van Koophandel, de ECD en het<br />
Ministerie van Economische Zaken hebben namelijk in het kader van allerlei nieuwe<br />
wetgeving een uitbreiding van taken ondergaan. De afschaffing van de<br />
Uitverkopenwet zou eerder een welkome verlichting van de overbelaste organisaties,<br />
betekenen, gegeven andere <strong>of</strong>ficiële taken.<br />
Overigens zijn er andere gevallen van substantiële deregulering geweest, zoals de<br />
Wet Selectieve investeringsregeling (SIR), waarmee de economische controledienst<br />
ook te maken had. Zowel de afschaffing van de Uitverkopenwet als van de SIR<br />
hebben consequenties gehad voor de ECD. Het aantal personeelsleden liep in 1982,<br />
toen er nog 320 personen bij de ECD werken, terug tot 286 half 1984, en eind 1986<br />
kunnen er nog maximaal 275 werken.19 Via natuurlijk verloop levert de ECD<br />
daarmee een bij<strong>dr</strong>age aan de vermindering van het personeelsbestand bij de<br />
overheid, meer zelfs dan bij een aantal andere diensten.<br />
d Het probleem van de eerste. Als een organisatie als geheel wordt verzocht voorstellen<br />
tot beëindiging van beleid te doen, zullen de afzonderlijke delen van de organisatie<br />
vrezen dat, als zij vooraan staan met voorstellen tot beëindiging, andere delen van de<br />
organisatie buiten schot zullen blijven. Hiervan is eigenlijk in zekere zin wel sprake.<br />
De beleidsafdeling Ordelijk economisch verkeer van EZ constateerde al eerder<br />
ineffectiviteit van de Uitverkopenwet. Gewacht werd met het doen van<br />
afschaffingsvoorstellen tot de wet op de misleidende prijsvergelijkingen zou worden<br />
ingevoerd, hoewel deze wet met direct met de Uitverkopenwet heeft te maken. Toen<br />
dereguleringscommissies aan<strong>dr</strong>ongen op voorstellen werd de Uitverkopenwet<br />
opgediend, en werd alle medewerking door de beleidsafdeling verleend.<br />
De wet had eigenlijk, volgens verschillende instanties, al enige jaren geleden kunnen<br />
worden ingetrokken.<br />
e Anti-beëindigingscoalities. Deze barrière houdt in dat interne en/<strong>of</strong> externe<br />
organisaties en/<strong>of</strong> anderen zich verzetten tegen het beëindigen van een bepaald<br />
beleid. Deze barrière heeft alleen een aantal jaren terug even ge<strong>dr</strong>eigd.<br />
Weliswaar werd de wet door ondernemers in het algemeen als hinderlijk ervaren,<br />
maar deze wet gaf wel zekere rust in een branche. Zo is ook vanuit kringen rond het<br />
grootwinkelbe<strong>dr</strong>ijf opgemerkt dat de wet eigenlijk niet voor het grootwinkelbe<strong>dr</strong>ijf<br />
118