Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten
Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten
- A. Faludi & A. van der Valk, Dutch planningdoctrine in the twentieth century, Kluwer, Dordrecht, 1994. - Aarts, C., Democratische vernieuwing 1976-1996, in: Openbaar Bestuur, mei 1996, pp. 6-11. - Bras-Klapwijk, R.M., Life cycle assessments in public policy processes - Towards sound discussion instruments, Delft, 1999 (diss.). - Denters, S., 1997 en 1996: Reorganisatie binnenlands bestuur, in: Openbaar Bestuur, 1996., nr. 6, pp. 31-36. - Hulsen, P. en R. Reussing (red.), Keuzen maken: Nederland tussen 1976 en 1996, Twente UP, Enschede, 1996. - Reussing, R., Nederland tussen 1976 en 1996: continuïteit en verandering op vijf beleidsterreinen, in: Openbaar Bestuur, okt. 1996, pp. 25-29. - Ridder, J. de, 1976-1996: Ruimtelijk beleid tussen continuïteit en verandering, in: Openbaar Bestuur, 1996, nr. 6/7, pp. 11-15. - Veldheer, V., 1976-1996: veranderingen in het welzijnsbeleid, in: Openbaar Bestuur, febr. 1996, pp. 3-8. De vraag of er sprake is van regelmatigheden in de tijd in de beleidsveranderingen is onderwerp van bestuurlijke en ambtelijke interesse. Het concept ‘beleidslevenscyclus’ verwijst naar vier fasen in de beleidsontwikkeling: de fase van de erkenning, van de beleidsformulering, van de oplossing en het beheer. Die indeling bleek voor de sector milieu in de praktijk als ‘heuristiek’ enige tijd van nut. Het bleek voor minister Winsemius (1986) een hulpmiddel om te laten zien dat het milieubeleid zich nog verder moest ontwikkelen en het ambtelijk apparaat eenzijdig was samengesteld. Het concept had ook een managementfunctie want het droeg bij aan het op gang brengen van veranderingen in het beleid en apparaat. Onderzoek dat laat zien dat er inderdaad in diverse sectoren eenzelfde beleidslevenscyclus van vier fasen bestaat, ontbreekt. Toch staan we niet met lege handen. Namenwirth ontwikkelde een theorie over ‘wheels of time’, waarbij het met name ging om verandering in waarden. Volgens hem bestaan er vier soorten (beleids) problemen of thema’s bij beleid: adaptatie-, doelbereikings-, integratie- en instrumentele problemen. De politiek-bestuurlijke aandacht hiervoor wisselt in de tijd. Onderzoek laat zien dat er sprake is van twee cycli: een cyclus van 150 jaar en een van 48 jaar. In de cyclus van 48 jaar springen steeds achtereenvolgens wisselende beleidsaccenten naar voren. Het rad met vier accenten wisselt steeds een slag om daarna weer bij het begin uit te komen en opnieuw te draaien. De volgorde waarin het rad draait is: a doelstellingen, tot uiting komend in aandacht voor overheidsgezag en voor de kerntaken van de overheid (missie-denken); 10
aandacht voor de langere termijn, tot uiting komend in interesse voor planningvraagstukken, culturele vernieuwing, latente vraagstukken en maatschappelijke integratie (planningfase); c machtsconflicten rond integratie en democratie; d welvaartsvraagstukken. De op- en neergang van elke waarde in de cyclus neemt zo’n twaalf jaar in beslag (zie Namenwirth & Lasswell, 1970; Namenwirth, 1973; Namenwirth & Weber, 1987). Namenwirth’s tijdswiel hangt samen met economische cycli. In tijden van economische neergang is de overheid vooral intern gericht; de aandacht voor doelgerichtheid, maatschappelijke integratie en latente vraagstukken is dan vrij gering. De Nederlandse volkshuisvesting is met behulp van deze theorie bestudeerd. Ook De Vries komt tot de vaststelling van een viertal perioden in het volkshuisvestingsbeleid (zie Van Heffen, Klok en De Vries, 1996). De ontwikkelingen blijken deels conform en deels niet conform de theorie. De volgorde van fasen komt overeen met de theorie. De jaren waarin de waarden hun piek bereiken, stemmen niet overeen met de verwachting van Namenwirth. Piekjaren in de volkshuisvesting zijn 1946, 1956, 1972 en 1984. Naast deze theorieën bestaan er nog andere. Hoogerwerf (1995) analyseerde de slingerbeweging tussen politieke waarden en de betekenis daarvan in beleid. Zijn onderzoek heeft het voordeel dat het duidelijk op de Nederlandse situatie geënt is. Daarnaast wordt aandacht besteed aan verandering vanuit het denken in termen van beleidsgericht leren (Bennett & Howlett, 1992; Eberg e.a., 1996). De geschiedenis van technologisch innovatiebeleid laat zich in termen van beleidsgericht leren duiden (Arendsen en Korsten, 1996, 1997). De rol van media bij herdefiniëring van beleidsproblemen Beleid verandert op langere termijn doordat waarden in de samenleving en politiek veranderen. Maar daarvoor zijn wel agenderingsprocessen nodig en dragers van een boodschap. Dagbladen en tv vervullen hierbij een rol, zowel in de agendering van bovenaf (politieke mobilisatie van maatschappelijke steun) als van onderop (proces van agendering vanuit de samenlevingsagenda naar de politieke agenda). Kunnen media een rol spelen in de definitievorming rond issues of de herdefinitie? Dat is een vraag waarover Greetje Tromp ons geen informatie verschaft in haar in 2001 verdedigde proefschrift ‘Politiek door de Staten’. Het antwoord zal ons inziens ja moeten zijn. Pers en politiek zijn tot elkaar veroordeeld. De pers kan niet bestaan 11
- Page 1 and 2: ‘Change, that’s what we want’
- Page 3 and 4: A Inleiding 1 Inleiding Er is sprak
- Page 5 and 6: Jeugdige delinquenten moesten in we
- Page 7 and 8: inzet van een ander (beleids-) inst
- Page 9: B Algemeen overzicht 2 Beleidsconti
- Page 13 and 14: ministerie van Buitenlandse Zaken,
- Page 15 and 16: uiteindelijke verdringing van het v
- Page 17 and 18: - DeLeon, P. de, Policy evaluation
- Page 19 and 20: • Geruchten. In 1973 deden geruch
- Page 21 and 22: Feitelijk kwam er nauwelijks oliesc
- Page 23 and 24: Beleidsbeëindiging is bij deze aut
- Page 25 and 26: Het argument dat ze daarvoor aandra
- Page 27 and 28: Herinvoering zedenpolitie Een ander
- Page 29 and 30: 1993 Het kabinet besluit voor alle
- Page 31 and 32: De bedoeling is dat de nieuwe regel
- Page 33 and 34: Het begrip ‘bestuurlijke preventi
- Page 35 and 36: maatschappelijke instellingen en bu
- Page 37 and 38: - Beleidsopvolging kan ook de vorm
- Page 39 and 40: programma’s en thema’s. Nederla
- Page 41 and 42: ‘Herfkens’aankondiging om het a
- Page 43 and 44: Kenia 52 neen ja Uganda 48 neen nee
- Page 45 and 46: type beleid vertoont wél enige ove
- Page 47 and 48: Ga na welke vorm van beleidsopvolgi
- Page 49 and 50: naar statuscategorieën. Verdere st
- Page 51 and 52: - Eden, C., S. Jones en D. Sims, Me
- Page 53 and 54: impliceert onder andere de wijzigin
- Page 55 and 56: eëindigen beleidsprogramma niet op
- Page 57 and 58: eschouwden het einde van hun organi
- Page 59 and 60: materiële nood van de slachtoffers
aandacht voor de langere termijn, tot uiting komend in interesse voor<br />
planningvraagstukken, culturele vernieuwing, latente vraagstukken en<br />
maatschappelijke integratie (planningfase);<br />
c machtsconflicten rond integratie en democratie;<br />
d welvaartsvraagstukken.<br />
De op- en neergang van elke waarde in de cyclus neemt zo’n twaalf jaar in beslag (zie<br />
Namenwirth & Lasswell, 1970; Namenwirth, 1973; Namenwirth & Weber, 1987).<br />
Namenwirth’s tijdswiel hangt samen met economische cycli. In tijden van economische<br />
neergang is de overheid vooral intern gericht; de aandacht voor doelgerichtheid,<br />
maatschappelijke integratie en latente vraagstukken is dan vrij gering.<br />
De Nederlandse volkshuisvesting is met behulp van deze theorie bestudeerd. Ook De<br />
Vries komt tot de vaststelling van een viertal perioden in het volkshuisvestingsbeleid<br />
(zie Van Heffen, Klok en De Vries, 1996). De ontwikkelingen blijken deels conform en<br />
deels niet conform de theorie. De volgorde van fasen komt overeen met de theorie. De<br />
jaren waarin de waarden hun piek bereiken, stemmen niet overeen met de<br />
verwachting van Namenwirth. Piekjaren in de volkshuisvesting zijn 1946, 1956, 1972<br />
en 1984.<br />
Naast deze theorieën bestaan er nog andere. Hoogerwerf (1995) analyseerde de<br />
slingerbeweging tussen politieke waarden en de betekenis daarvan in beleid. Zijn<br />
onderzoek heeft het voordeel dat het duidelijk op de Nederlandse situatie geënt is.<br />
Daarnaast wordt aandacht besteed aan verandering vanuit het denken in termen van<br />
beleidsgericht leren (Bennett & Howlett, 1992; Eberg e.a., 1996). De geschiedenis van<br />
technologisch innovatiebeleid laat zich in termen van beleidsgericht leren duiden<br />
(Arendsen en <strong>Korsten</strong>, 1996, 1997).<br />
De rol van media bij herdefiniëring van beleidsproblemen<br />
<strong>Beleid</strong> verandert op langere termijn doordat waarden in de samenleving en politiek<br />
<strong>veranderen</strong>. Maar daarvoor zijn wel agenderingsprocessen nodig en <strong>dr</strong>agers van een<br />
boodschap. Dagbladen en tv vervullen hierbij een rol, zowel in de agendering van<br />
bovenaf (politieke mobilisatie van maatschappelijke steun) als van onderop (proces<br />
van agendering vanuit de samenlevingsagenda naar de politieke agenda).<br />
Kunnen media een rol spelen in de definitievorming rond issues <strong>of</strong> de herdefinitie?<br />
Dat is een vraag waarover Greetje Tromp ons geen informatie verschaft in haar in<br />
2001 verdedigde proefschrift ‘Politiek door de Staten’. Het antwoord zal ons inziens ja<br />
moeten zijn. Pers en politiek zijn tot elkaar veroordeeld. De pers kan niet bestaan<br />
11