Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten
Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten Beleid veranderen of stoppen - Prof. dr. AFA Korsten
ze in vrij algemene termen gesteld zijn. De essentie van ieder afzonderlijk beëindigingsproces komt hierbij toch onvoldoende uit de verf. Met betrekking tot de beëindiging van de steenkoolindustrie in Zuid-Limburg speelden namelijk verschillende incidentele factoren een grote rol. Zo is de rol van de vakbonden, de Mijn Industrie Raad en de sociale, culturele, economische en religieuze homogeniteit van het onderzoeksgebied van grote betekenis. Het zijn immers stuk voor stuk unieke factoren, die alleen van toepassing zijn in dit specifieke proces van beleidsbeëindiging. Daarom is het van belang dat bij beleidsvorming alle relevante factoren in overweging worden genomen. Met betrekking tot het verloop van het proces van de mijnsluitingen is nog een andere conclusie te trekken. Deze is in het voorgaande opgesloten. Moharir verwoordt die conclusie treffend als volgt: ‘Wat wij speciaal uit het proces van de mijnsluitingen kunnen leren is dat, wanneer de geëigende voorwaarden daartoe zijn vervuld, in casu de participatie in de beleidsvorming door alle betrokken groepen als voorwaarde voor het bereiken van een globale overeenstemming tussen die groepen, een ‘verlicht’ leiderschap van die belangengroepen, en een geïntegreerde aanpak van de problemen, het zeer wel mogelijk is om radicale veranderingen door belangengroepen aanvaard te krijgen. Met andere woorden, mits de laatste bij de besluitvorming betrokken worden behoeven zij geen obstakels te vormen voor het doorvoeren van fundamentele beleidsveranderingen’. Tenslotte, kennis van de barrières die volgens DeLeon bij een proces van beleidsbeëindiging optreden is in eerste instantie waardevol bij het ontwerpen van (een proces van) beleidsbeëindiging. Maar men mag niet van de vooronderstelling uitgaan dat ze allemaal in ieder proces gelden. De ene casus is de andere niet dat heeft het voorbeeld van de mijnsluiting wel aangetoond. Beleidsvoerders die het voornemen hebben om tot beleidsbeëindiging over te gaan, moeten daarmee rekening houden. Recente publicaties - DeLeon, P., Afterward: the once and future state of policy termination, in: International Journal of Public Administration, jrg. 20, 1997, pp. 33-46. - Daniels, M.R., Implementating policy termination: health care reform in Tennessee, in: Policy Studies Review, 1996, pp. 353-374. - Daniels, M.R., Organizational termination and policy continuation: closing the Oklahoma public training schools, in: Policy Sciences, 1995, pp. 301-316. - Daniels, M.R., Terminating public programs: an American political paradox, M.E. Sharpe, Armonk, 1997. 106
- Daniels, M.R., Theories for the implementation of public programs, policies and organizations, in: International Journal of Public Administration, 1997, pp. 113-125. - Kleistra, Y., Hollen of stilstaan – Beleidsveranderingen bij het Nederlands ministerie van Buitenlandse Zaken, Eburon, Delft, 2002. - Vries, M.S. de, Het idee van beleidsgeneraties, in: Beleidswetenschap, 1999, nr. 3, pp. 207-232. 21 Beleidsbeëindiging als succesvolle dereguleringspoging Theorievorming over beleidsbëindiging is niet alleen relevant voor het begrijpen van een sector waarin volop dynamiek heerst, zoals de energiesector, en voor het management van beleidsbëindiging. Men kan ook dereguleringsvraagstukken vanuit deze theorie bezien. Een vingeroefening op dat vlak is ondernomen door de intrekking van de Uitverkopenwet te analyseren. De Uitverkopenwet 1956 is in de jaren tachtig in de opruiming gekomen. Reeds in 1981 is afschaffing voorgesteld. Eerst begin 1985 is de wet ingetrokken. Het duurde dus even voor een voorstel gerealiseerd werd. Dat de wet uiteindelijk is ingetrokken is in feite tégen de verwachting. Substantiële deregulering in de vorm van een integrale beëindiging komt zelden voor en er treden allerlei barrières op. Hoe is die intrekking dan te verklaren? Hier volgt een analyse en tevens een handreiking voor wie een voorstel wil testen opde mogelijkheid tot deregulering (dereguleerbaarheid) of ........ zich wil verzetten (zie Korsten en Polman, 1985). Uitverkopenwet in de opruiming, of succesvolle beleidsbeëindiging? Theorievorming over beleidsbëindiging is niet alleen relevant voor het begrijpen van een sector waarin volop dynamiek heerst, zoals de energiesector, en voor het management van beleidsbëindiging. Men kan ook dereguleringsvraagstukken vanuit deze theorie bezien. Een vingeroefening op dat vlak is ondernomen door de intrekking van de Uitverkopenwet te analyseren. De Uitverkopenwet 1956 is in de jaren tachtig in de opruiming gekomen. Reeds in 1981 is afschaffing voorgesteld. Eerst begin 1985 is de wet ingetrokken. Het duurde dus even voor een voorstel gerealiseerd werd. Dat de wet uiteindelijk is ingetrokken is in feite tégen de verwachting. Substantiële deregulering in de vorm van een integrale beëindiging komt zelden voor en er treden allerlei barrières op. Hoe is die intrekking dan te verklaren? Hier volgt een analyse en tevens een handreiking voor wie een voorstel wil testen opde mogelijkheid tot deregulering (dereguleerbaarheid) of ........ zich wil verzetten (zie Korsten en Polman, 1985). Effecten De dereguleringsdiscussie kreeg in Nederland in het begin van de jaren tachtig een belangrijke impuls. Die kwam van twee kanten: vanuit het ambtelijk circuit en het 107
- Page 55 and 56: eëindigen beleidsprogramma niet op
- Page 57 and 58: eschouwden het einde van hun organi
- Page 59 and 60: materiële nood van de slachtoffers
- Page 61 and 62: gevolg van het verbeterde imago van
- Page 63 and 64: En/of: ‘de maatregel is nog onvol
- Page 65 and 66: - Wat voor velen is, blijft makkeli
- Page 67 and 68: zijnde verzelfstandigingen en evalu
- Page 69 and 70: kortingen op de studiefinanciering
- Page 71 and 72: Beleidsbeëindiging blijkt gecompli
- Page 73 and 74: - Daniels, M.R., Terminating public
- Page 75 and 76: Een tweede advies luidt: laat geen
- Page 77 and 78: moet worden toegepast. De partij tw
- Page 79 and 80: de kosten voor de gezondheidszorg o
- Page 81 and 82: Starmans zelf heeft het moeilijk me
- Page 83 and 84: Het Comité ‘Zorg voor iedereen
- Page 85 and 86: Henk van de Graaf (1988) heeft een
- Page 87 and 88: ‘Hiervan is geen sprake. Waar de
- Page 89 and 90: geloof in een maakbare samenleving
- Page 91 and 92: niet altijd winnen. Hij krijgt het
- Page 93 and 94: Toch is dit emotionele aspect niet
- Page 95 and 96: geringe kans op succes hebben. Men
- Page 97 and 98: (opnieuw) in rep en roer. Het depar
- Page 99 and 100: legeronderdeel ineffectief en ineff
- Page 101 and 102: gasvondst in Groningen in het begin
- Page 103 and 104: Van der Hooft). Dit directoraat hie
- Page 105: Ook de Mijn Industrie Raad heeft ee
- Page 109 and 110: jaren zeventig. Tegenover bijv. het
- Page 111 and 112: Daarmee is het kader gegeven om de
- Page 113 and 114: innendienst. De helft van de menskr
- Page 115 and 116: Hierna beoordeelde de deregulerings
- Page 117 and 118: - De ambtelijke uitvoerende organis
- Page 119 and 120: moest gelden maar wel voor anderen.
- Page 121 and 122: die misschien over enkele jaren van
- Page 123 and 124: Uitblijvende beleidsbeëindiging: l
- Page 125 and 126: Recent is er weer een beweging teru
- Page 127 and 128: Van der Ploeg noemde afschaffing va
- Page 129 and 130: institutionele permanentiehypothese
- Page 131 and 132: voorgenomen beëindiging een grote
- Page 133 and 134: Er ligt (nog steeds) een groot terr
- Page 135 and 136: Overige literatuur - Arendsen, G. &
- Page 137 and 138: Dit artikel, gebaseerd op het proef
- Page 139 and 140: voor economische groei’) door de
- Page 141 and 142: Een intellectueel causaal mechanism
- Page 143 and 144: van de door hen gewenste hervorming
- Page 145 and 146: Het verloop van het beleidsvormings
- Page 147 and 148: mate van ideologische cohesie bij j
- Page 149 and 150: kabinetten-Kok niet de minister van
- Page 151 and 152: 2002 Het Centraal Planbureau (CPB),
- Page 153 and 154: eraan ten grondslag. Een voorbeeld
- Page 155 and 156: Het gevolg van dit meer genuanceerd
- Daniels, M.R., Theories for the implementation <strong>of</strong> public programs, policies and<br />
organizations, in: International Journal <strong>of</strong> Public Administration, 1997, pp. 113-125.<br />
- Kleistra, Y., Hollen <strong>of</strong> stilstaan – <strong>Beleid</strong>sveranderingen bij het Nederlands ministerie<br />
van Buitenlandse Zaken, Eburon, Delft, 2002.<br />
- Vries, M.S. de, Het idee van beleidsgeneraties, in: <strong>Beleid</strong>swetenschap, 1999, nr. 3,<br />
pp. 207-232.<br />
21 <strong>Beleid</strong>sbeëindiging als succesvolle dereguleringspoging<br />
Theorievorming over beleidsbëindiging is niet alleen relevant voor het begrijpen van<br />
een sector waarin volop dynamiek heerst, zoals de energiesector, en voor het<br />
management van beleidsbëindiging. Men kan ook dereguleringsvraagstukken vanuit<br />
deze theorie bezien. Een vingeroefening op dat vlak is ondernomen door de<br />
intrekking van de Uitverkopenwet te analyseren.<br />
De Uitverkopenwet 1956 is in de jaren tachtig in de opruiming gekomen. Reeds in<br />
1981 is afschaffing voorgesteld. Eerst begin 1985 is de wet ingetrokken. Het duurde<br />
dus even voor een voorstel gerealiseerd werd. Dat de wet uiteindelijk is ingetrokken<br />
is in feite tégen de verwachting. Substantiële deregulering in de vorm van een<br />
integrale beëindiging komt zelden voor en er treden allerlei barrières op. Hoe is die<br />
intrekking dan te verklaren? Hier volgt een analyse en tevens een han<strong>dr</strong>eiking voor<br />
wie een voorstel wil testen opde mogelijkheid tot deregulering (dereguleerbaarheid)<br />
<strong>of</strong> ........ zich wil verzetten (zie <strong>Korsten</strong> en Polman, 1985).<br />
Uitverkopenwet in de opruiming, <strong>of</strong> succesvolle beleidsbeëindiging?<br />
Theorievorming over beleidsbëindiging is niet alleen relevant voor het begrijpen van<br />
een sector waarin volop dynamiek heerst, zoals de energiesector, en voor het<br />
management van beleidsbëindiging. Men kan ook dereguleringsvraagstukken vanuit<br />
deze theorie bezien. Een vingeroefening op dat vlak is ondernomen door de<br />
intrekking van de Uitverkopenwet te analyseren.<br />
De Uitverkopenwet 1956 is in de jaren tachtig in de opruiming gekomen. Reeds<br />
in 1981 is afschaffing voorgesteld. Eerst begin 1985 is de wet ingetrokken. Het duurde<br />
dus even voor een voorstel gerealiseerd werd. Dat de wet uiteindelijk is ingetrokken<br />
is in feite tégen de verwachting. Substantiële deregulering in de vorm van een<br />
integrale beëindiging komt zelden voor en er treden allerlei barrières op. Hoe is die<br />
intrekking dan te verklaren? Hier volgt een analyse en tevens een han<strong>dr</strong>eiking voor<br />
wie een voorstel wil testen opde mogelijkheid tot deregulering (dereguleerbaarheid)<br />
<strong>of</strong> ........ zich wil verzetten (zie <strong>Korsten</strong> en Polman, 1985).<br />
Effecten<br />
De dereguleringsdiscussie kreeg in Nederland in het begin van de jaren tachtig een<br />
belangrijke impuls. Die kwam van twee kanten: vanuit het ambtelijk circuit en het<br />
107