download pdf
download pdf download pdf
In figuur 23 is schematisch, in longitudinale richting, de relatie tussen de opbouw van de ondergrond en erosie van de ondergrond door de Lek samengevat. Figuur 23 Schematische weergave van de relatie tussen de opbouw van de ondergrond en erosie van de ondergrond door de Lek. In stroomafwaartse richting neemt de diepte van de pleistocene afzettingen, voornamelijk bestaande uit zand, toe en wordt het verschil in diepte met de gemiddelde bodemligging van de Lek groter. In het stroomopwaartse deel kruist de Lek veelvuldig oudere holocene stroomgordels. Stroomafwaarts van Vianen neemt dit significant af. Stroomopwaarts van Schoonhoven worden zandige meeropvullingen aangesneden. In het meest stroomafwaartse gedeelte kruist de Lek enkele grote rivierduincomplexen. 46
7 Aanbevelingen voor verder onderzoek • Zettingsvloeiingen worden vaak gezien als het enige faalmechanisme voor oevers en onderwatertaluds, samen met bloksgewijze afschuiving, dat voor dijkvallen verantwoordelijk wordt geacht. Dit ondanks het feit dat de korrelpakking van zand bijna altijd te dicht is om liquefactie mogelijk te maken. Alleen lokaal kan zand in oevers bezwijken door vloeiing, maar dan is er sprake van fluïdisatie en geen liquefactie. Het leidend mechanisme is bressen (cf. Van den Berg et al., 2002; Mastbergen & Van den Berg, 2003), en tijdens het bressen kunnen wellicht ook enkele lagen even gaan vloeien, zeker als ze ingesloten zijn tussen zand. In dit onderzoek is niet gekeken naar bressen. Voor een betere inschatting van het risico op falen van oevers en onderwatertaluds zouden bressen ook in beschouwing genomen moeten worden. • Het huidige onderzoek is gebaseerd op dwars- en langsprofielen en zanddieptekaarten. Om een goed 3D, continu, beeld te krijgen van de samenstelling van de ondergrond en de stabiliteit van oevers, onderwatertaluds en riviergeulbasis zouden de in dit rapport gepresenteerde methoden, idealiter aangevuld met of vervangen door bovenstaande aanbevelingen, moeten worden toegepast op het GeoTopmodel dat op dit moment wordt gebouwd voor het rivierengebied door TNO. Contactpersonen bij TNO hiervoor zijn Dr. Jan Stafleu en Dr. Freek Busschers. Dankwoord Wij danken Dr. Freek Busschers van TNO Geologische Dienst Nederland voor het ter beschikking stellen van het TopPleistoceen vlak uit de GeoTOP en Nederland3D geomodellen van TNO. Dr. Ane Wiersma (Deltares) heeft de voor dit project benodigde boor- en sondeergegevens uit de TNO-DINO database gehaald en deze aangeleverd aan de Universiteit Utrecht. Jan Blinde (Deltares) heeft de Universiteit Utrecht de lithologische gegevens van Waterschap Rivierenland aangeleverd die zijn gebruikt in het langsprofiel van de zuidoever van de Lek. Dr. Gijs Hoffmans, Dr. Henk Verheij en Dr. Geeralt van den Ham (allen Deltares) hebben ons geadviseerd met betrekking tot de bepaling van de kritische schuifsterkte van klei. 47
- Page 1: Erodibiliteit en kans op het ontsta
- Page 4 and 5: Lijst van appendices Appendix 1 Lan
- Page 6 and 7: Figuur 19 Mediane korrelgrootteverd
- Page 8 and 9: zettingsvloeiing (hoofdstuk 5) besc
- Page 10 and 11: sondeergegevens van het Waterschap
- Page 12 and 13: De conusweerstand, de plaatselijke
- Page 14 and 15: korreldiameter van de verschillende
- Page 16 and 17: Figuur 5 Conusweerstand (qc) uitgez
- Page 18 and 19: eddinggordel van de Lek en van de v
- Page 20 and 21: Beschrijving profiel De top van het
- Page 22 and 23: Profiel Vianen (rivierkilometer 951
- Page 24 and 25: In het binnendijkse gebied, ligt zo
- Page 26 and 27: Rondom de Lek ontbreken boorgegeven
- Page 28 and 29: Het dek in de uiterwaarden is relat
- Page 30 and 31: 11 m NAP. De afwezigheid van zulke
- Page 32 and 33: Traject 2: tussen rivierkilometer 9
- Page 34 and 35: zuidkant van de Lek een aantal afge
- Page 36 and 37: tientallen centimeters onder de top
- Page 38 and 39: Wrijvingsgetal (%) Conusweerstand (
- Page 40 and 41: m NAP bereikt, maar aangezien de er
- Page 42 and 43: een diepte > -4 m NAP zal de oever
- Page 44 and 45: Tabel 6 Kans op het ontstaan van ze
- Page 48 and 49: Referenties Bakker, H. de & J. Sche
- Page 50 and 51: Appendix 1 Langsprofielen langs de
- Page 52 and 53: Traject 2 (rivierkilometer 977-962)
- Page 54 and 55: Legenda dwars- en langsprofielen
- Page 56 and 57: Onder de dijk Wrijvingsgetal (%) Co
- Page 58 and 59: Totaal Conusweerstand (MPa) Wrijvin
- Page 60 and 61: POLDER/UITERWAARD Wrijvingsgetal (%
- Page 62: Appendix 3 Zanddieptekaarten van he
- Page 87: Appendix 4b Gemeten en berekende co
In figuur 23 is schematisch, in longitudinale richting, de relatie tussen de opbouw van de<br />
ondergrond en erosie van de ondergrond door de Lek samengevat.<br />
Figuur 23 Schematische weergave van de relatie tussen de opbouw van de ondergrond en erosie van de<br />
ondergrond door de Lek. In stroomafwaartse richting neemt de diepte van de pleistocene<br />
afzettingen, voornamelijk bestaande uit zand, toe en wordt het verschil in diepte met de<br />
gemiddelde bodemligging van de Lek groter. In het stroomopwaartse deel kruist de Lek<br />
veelvuldig oudere holocene stroomgordels. Stroomafwaarts van Vianen neemt dit significant<br />
af. Stroomopwaarts van Schoonhoven worden zandige meeropvullingen aangesneden. In het<br />
meest stroomafwaartse gedeelte kruist de Lek enkele grote rivierduincomplexen.<br />
46