Trek je talige schoenen aan - Vlaamse Gemeenschapscommissie

Trek je talige schoenen aan - Vlaamse Gemeenschapscommissie Trek je talige schoenen aan - Vlaamse Gemeenschapscommissie

31.08.2013 Views

4. Verhaal Een prentenboek zonder tekst, bijvoorbeeld: Schubert, Dieter, Monkie. Lemniscaat, 1986. (over een kind dat zijn knuffelaapje verliest) Blake, Quentin, Clowntje. Fontein, 1995. (over een weggegooide speelgoedclown die op zoek gaat naar een thuis) Briggs, Raymond, De sneeuwman. Van Holkema & Warendorf, 1987. (over een jongetje dat droomt over een sneeuwman die tot leven komt) Bech, B. en P. Lind, Wat ruik ik daar? Leuven/A’dam: Infodok, 1990. (over een muisje dat iets ruikt en op zoek gaat) Je kan ook prenten van een stripverhaal geven (zonder tekst erbij) of een prentenboek waar de tekst van afgeplakt is. Zorg er wel voor dat de prenten duidelijk en inspirerend zijn. 5. Voorwerpen voelen Een voeldoos: neem een kartonnen doos en snij aan één kant een opening uit waar net een kinderarm door kan. Steek een aantal voorwerpen in de doos, bijvoorbeeld: een vork, een spons, een sleutel, een waterpistooltje, een popje, een muziekcassette... (voorwerpen die herkenbaar zijn). Kleef de doos toe (behalve het gat voor de arm natuurlijk). Een doek: je kan over de doos nog een doek leggen. De kinderen kunnen zo zeker niet in de doos kijken terwijl ze voelen. 6. Wie ben ik? Een aantal haar-/zweetbanden. Kaartjes met daarop voor alle kinderen bekende figuren, bijvoorbeeld: Pokémon-figuren, Winnie de Pooh, Mickey Mouse, K3... Tip: Je kan voor deze opdracht ook het gezelschapsspel Ben ik een banaan? gebruiken. Je moet dan waarschijnlijk wel meer haarbanden voorzien. Ben ik een banaan? uitgeverij Jumbo, 1995. 7. Handen- en voetenschilderij Grote papieren om op te schilderen. Potloden. Verf Vodden. Grote bakken met water (om handen en voeten in af te spoelen). Handdoeken. 8. Balletjes gooien Emmers. Kleine ballen. 9. Proeven Een aantal eetwaren, bijvoorbeeld: ketchup, zoute pinda’s, mosterd, cornflakes, citroen, zuurtjes, choco, honing, pompelmoes, koffie... (je kan zorgen voor een combinatie van de vier smaken: zout, zuur, zoet en bitter) 3

Lepeltjes. Potjes om de eetwaren in te doen. Blinddoeken. 10. Lepelkoers Lepels Knikkers. Voorbereiding Schrijf de mysterieuze brief en een brief met de code voor de oplossing van het geheimschrift of kopieer deze op gekleurd papier - zie achteraan ‘De mysterieuze brief’ en ‘Geheimschrift’. Maak de etiketten voor de groepsindeling: bijvoorbeeld een set met een appel erop, een set met een koek erop, een set met een drankje erop. Kopieer de opdrachtenkaartjes 3 keer op verschillende kleuren papier. Hoe meer kleuren papier je gebruikt, hoe vrolijker het lokaal eruit ziet waar de kaartjes opgehangen worden. Let er wel op dat je de drie sets uit elkaar kan houden. Maak de tips/puzzelstukken – zie achteraan ‘De tips: een voorbeeld’. Spreid het nepvieruurtje uit op een tafel, bijvoorbeeld plastieken of kartonnen fruit, een klokhuis, lege koekverpakkingen, lege drankflessen... - afhankelijk van je echte vieruurtje. (Of een lekke bal, een kartonnen cd-speler, de lege doos van de gezelschapsspelen...) Zorg dat het goed opvalt als de kinderen binnenkomen. Laat het eruit zien alsof iemand het heeft opgegeten en de rommel achtergelaten heeft. Stop de mysterieuze brief bijvoorbeeld in een lege koekverpakking. Zorg dat de brief niet onmiddellijk opvalt, maar ook niet te goed verstopt zit. Verstop de brief met de oplossing van het geheimschrift iets moeilijker in een andere verpakking. Leg al het materiaal voor de opdrachten klaar. Leg het per opdracht geordend. Probeer per opdracht voor twee sets materiaal te zorgen. Wanneer twee groepen kinderen net dezelfde opdracht trekken op hetzelfde moment, moet er geen groep wachten. Hang in een lokaal drie ‘waslijnen’ op met de opdrachtenkaartjes eraan. Span touw van de ene zijde van het lokaal naar de andere zijde. Hang hieraan de kaartjes met opdrachten: per touw een set met opdrachten. De kaartjes kan je met paperclips of wasknijpers op het touw hangen. Hang aan elk touw ook een kaartje met een etiket erop van de groep voor wie de opdrachten zijn. Variatie: je kan ook per groep een kleur ballonnen nemen. Stop de opdrachtenkaartjes in de ballonnen, blaas ze op en verspreid ze over het lokaal. Eén groep moet dan bijvoorbeeld telkens een rode ballon nemen en kapot prikken om hun opdrachten te kennen, een andere de groene en een derde groep de blauwe ballonnen. Vergeet dit dan niet aan te passen in de mysterieuze brief! 4 Verstop de puzzelstukken met tips in zakjes per groep in het lokaal waar ze niet zichtbaar zijn (bijvoorbeeld in een doos of onder een tafel gekleefd). Je kan de tips natuurlijk ook in een ballon verstoppen. Zorg dan wel dat het duidelijk een andere kleur ballon is en dat de ballon(nen) met de tips niet verward worden met de ballonnen met de opdrachten voor de kinderen.

4. Verhaal<br />

Een prentenboek zonder tekst, bijvoorbeeld:<br />

Schubert, Dieter, Monkie. Lemniscaat, 1986. (over een kind dat zijn knuffelaap<strong>je</strong> verliest)<br />

Blake, Quentin, Clownt<strong>je</strong>. Fontein, 1995. (over een weggegooide speelgoedclown die op zoek gaat<br />

naar een thuis)<br />

Briggs, Raymond, De sneeuwman. Van Holkema & Warendorf, 1987. (over een jonget<strong>je</strong> dat droomt<br />

over een sneeuwman die tot leven komt)<br />

Bech, B. en P. Lind, Wat ruik ik daar? Leuven/A’dam: Infodok, 1990. (over een muis<strong>je</strong> dat iets ruikt en<br />

op zoek gaat)<br />

Je kan ook prenten van een stripverhaal geven (zonder tekst erbij) of een prentenboek waar de tekst<br />

van afgeplakt is. Zorg er wel voor dat de prenten duidelijk en inspirerend zijn.<br />

5. Voorwerpen voelen<br />

Een voeldoos: neem een kartonnen doos en snij <strong>aan</strong> één kant een opening uit waar net een kinderarm<br />

door kan. Steek een <strong>aan</strong>tal voorwerpen in de doos, bijvoorbeeld: een vork, een spons, een sleutel,<br />

een waterpistoolt<strong>je</strong>, een pop<strong>je</strong>, een muziekcassette... (voorwerpen die herkenbaar zijn). Kleef de<br />

doos toe (behalve het gat voor de arm natuurlijk).<br />

Een doek: <strong>je</strong> kan over de doos nog een doek leggen. De kinderen kunnen zo zeker niet in de doos<br />

kijken terwijl ze voelen.<br />

6. Wie ben ik?<br />

Een <strong>aan</strong>tal haar-/zweetbanden.<br />

Kaart<strong>je</strong>s met daarop voor alle kinderen bekende figuren, bijvoorbeeld: Pokémon-figuren, Winnie de<br />

Pooh, Mickey Mouse, K3...<br />

Tip: Je kan voor deze opdracht ook het gezelschapsspel Ben ik een ban<strong>aan</strong>? gebruiken. Je moet dan waarschijnlijk<br />

wel meer haarbanden voorzien.<br />

Ben ik een ban<strong>aan</strong>? uitgeverij Jumbo, 1995.<br />

7. Handen- en voetenschilderij<br />

Grote papieren om op te schilderen.<br />

Potloden.<br />

Verf<br />

Vodden.<br />

Grote bakken met water (om handen en voeten in af te spoelen).<br />

Handdoeken.<br />

8. Ballet<strong>je</strong>s gooien<br />

Emmers.<br />

Kleine ballen.<br />

9. Proeven<br />

Een <strong>aan</strong>tal eetwaren, bijvoorbeeld: ketchup, zoute pinda’s, mosterd,<br />

cornflakes, citroen, zuurt<strong>je</strong>s, choco, honing, pompelmoes, koffie... (<strong>je</strong><br />

kan zorgen voor een combinatie van de vier smaken: zout, zuur, zoet<br />

en bitter)<br />

3

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!