Trek je talige schoenen aan - Vlaamse Gemeenschapscommissie
Trek je talige schoenen aan - Vlaamse Gemeenschapscommissie Trek je talige schoenen aan - Vlaamse Gemeenschapscommissie
3. Leg het materiaal voor de activiteit op voorhand klaar. Zo moet je tijdens de activiteit niet heen en weer lopen en kan je je aandacht meer bij de kinderen houden en gesprekjes aanknopen. 4. Bespreek op voorhand het verloop van de activiteit met je mede-animatoren. Zo weet iedereen hoe de activiteit in elkaar zit en wat er op welk moment moet/kan gebeuren. Je kan beter inspelen op elkaar en inspringen waar nodig. Zo kan iedereen een kind individueel verder helpen bij een knutselopdracht die niet goed lukt en kan iedereen een speluitleg overnemen of het apart nog eens extra uitleggen aan een groepje kinderen. Wanneer je op voorhand even met je mede–animatoren overlegt over de activiteit, kan je elkaar ook tips geven over de voorbereiding, organisatie, haalbaarheid, inkleding... 5. Zorg voor voldoende afwisseling in de activiteiten. Bedenk enkele 'broekzakspelletjes' voor tussendoor. Dit zijn korte spelletjes die je uit je zak kan toveren wanneer de kinderen nood hebben aan wat anders, bijvoorbeeld Kat & Muis, 1, 2, 3, piano!, Koningsbal... Na dit spelletje ga je weer verder met je activiteit. Laat de kinderen geen hele namiddag aan een tafel zitten, maar onderbreek dit even met een actief spelletje, wissel bewegingsactiviteiten af met rustige momenten, zodat de kinderen terug op adem kunnen komen, ga even een hap frisse lucht nemen... Als je het spelletje inkleedt in het thema van je activiteit wordt het nog leuker. Als je elk spelletje van een naam voorziet, kunnen de kinderen op een ander moment met die naam duidelijk maken welk spelletje ze willen spelen. 6. Geef de kinderen inspraak. Uit deze inspraakmomenten leer je ook wat de kinderen leuk vinden voor een volgende keer. Bepaal voor een knutselopdracht niet altijd zelf hoe iets gemaakt moet worden (je kan wel enkele ideeën in je hoofd hebben), maar laat de kinderen bedenken en uitzoeken hoe ze iets gaan maken en wat ze daarvoor nodig hebben. Laat de kinderen (varianten van) spelletjes voorstellen en pik daar op in. Wanneer (bijna) niemand van de kinderen zin heeft in de activiteit/spelletje die/dat je voorstelt, laat hen dan zelf een alternatief bedenken. Brainstorm samen met de kinderen over nieuwe activiteiten die verderbouwen op het thema waar je mee bezig bent. 7. Denk even na over de inhoud van je activiteit: zijn de kinderen voldoende vertrouwd met de inhoud of moet je ze nog vertrouwd maken met enkele elementen ervan? Wanneer je bijvoorbeeld een activiteit plant over 'een ontdekkingsreis naar de Noordpool', waarin je ijsberen, eskimo's, pinguïns... aan bod laat komen, bedenk dan eerst even of alle kinderen hier vertrouwd mee zijn. Als ze immers kennis nodig hebben van deze zaken, zou je activiteit wel eens kunnen mislukken als ze er niet vertrouwd mee zijn. Wel kan je hen tijdens een activiteit laten ontdekken wat een eskimo is, hoe ze leven... Maar let er wel voor op dat het niet te schools wordt! 8. Wanneer je voor de eerste keer een spel gaat spelen, overloop dan in je hoofd hoe je dat het duidelijkst uitlegt. Een heldere speluitleg is immers de basis voor een goed spel. Denk ook na over de woorden die je gaat gebruiken en of die verstaanbaar zijn voor de kinderen – kunnen ze de betekenis van de woorden uit de context oppikken of moet je ze visualiseren? (Zie ook deel ‘Over taalverwerving en interactie’, situatie 7.) Denk ook aan randvoorwaarden voor je uitleg: misschien heb je wel hulpmiddelen nodig om je uitleg te visualiseren, misschien kan je best eerst groepjes indelen of toch net niet, laat je de kinderen aan een tafel zitten voor de uitleg of zet je ze allemaal voor je, op welke plaats is er 31
het minst storend lawaai...? Vergeet ook het doel van het spel niet! Bereid geen activiteiten voor met een bepaalde woordenschat in het achterhoofd, maar ga wel na of de aangeboden taal begrepen kan worden. 9. Wanneer je voor de eerste keer iets knutselt, probeer het dan op voorhand eens zelf uit. De beschrijvingen uit een knutselboek zijn niet altijd vanzelfsprekend. Als je iets zelf uitgetest hebt, kan je dat vaak helderder uitleggen. Gebruik wat je zelf geknutseld hebt als voorbeeld om te tonen bij je uitleg. Soms is het wel nodig het voorbeeld nadien weg te zetten zodat de kinderen het niet helemaal nabootsen en ook hun creativiteit laten werken. 10. Denk eens na over de talige mogelijkheden tijdens de activiteit. Meer informatie hierover vind je verder onder '10 aandachtspunten om tijdens een activiteit extra op te letten'. Lokt de activiteit interactie uit? Hoe kan je er meer interactie inbrengen – zowel tussen de kinderen onderling als tussen jezelf en de kinderen? Voor het overzicht van de activiteiten vind je een vragenlijstje waarmee je zelf kan evalueren hoe talig en goed voorbereid je activiteit is/was. Je kan dit lijstje tijdens de voorbereiding overlopen: misschien heb je wel dingen over het hoofd gezien. Na de activiteit kan je aan de hand van dit lijstje evalueren hoe de activiteit verlopen is, wat goed zat en waar je de volgende keer misschien extra op moet letten. Je zal merken dat in dit lijstje vragen staan die niet op het eerste zicht met taal te maken hebben. Toch hebben al deze vragen al dan niet onrechtstreeks met interactie te maken: kinderen zullen bijvoorbeeld sneller een babbeltje komen slaan wanneer ze zich op hun gemak voelen bij jou/binnen de kinderwerking. Je kan dit lijstje dus breder gebruiken dan enkel voor een talige evaluatie. Wanneer je het lijstje te uitgebreid vindt om telkens alle vragen te evalueren, kan je er per keer een aantal vragen uitpikken, totdat je uiteindelijk overal op gelet hebt. 10 aandachtspunten om tijdens een activiteit extra op te letten 1. Speel zoveel mogelijk mee met de kinderen. Bied af en toe een 'broekzakspelletje' aan tijdens het vrij spel. De kinderen leren zo nieuwe spelletjes die ze op een ander moment zelf kunnen beginnen spelen. Het is ook leuk verkleedkleren, gezelschapsspelen, een verhaal... aan te bieden. Dit materiaal lokt spontaan talige interactie uit, samen met spelimpulsen waarop je kan inpikken. 2. Let erop dat alle kinderen zich goed voelen en betrokken zijn bij de activiteit. 3. Laat de kinderen tijdens een knutselactiviteit, kookactiviteit, het vieruurtje... niet allemaal rond 1 grote tafel zitten, maar plaats de tafels en stoelen zo dat de kinderen in kleine groepjes zitten. De kinderen kunnen dan niet alleen met hun buur overleggen/praten, maar met een heel groepje kinderen. Ga zelf af en toe bij een groepje zitten om mee te overleggen en te praten. Dit kunnen heel interactieve momenten zijn. 4. Grijp alle mogelijke momenten aan om gesprekjes met de kinderen aan te knopen. Tracht uit te vinden wat de kinderen interesseert, ga in op impulsen die de kinderen geven, breng zelf gespreksimpulsen allerhande aan. 32 Knutselmomenten, het vieruurtje, onderweg naar het park zijn ideale momenten om gesprekjes aan te knopen met de kinderen. Babbel over wat jullie zien, voelen, over wat het kind gedaan heeft...
- Page 1 and 2: Trek je talige schoenen aan Taalsti
- Page 3 and 4: Ontstaan, visie en doelstelling ‘
- Page 5 and 6: Meertaligheid en interactie Vanuit
- Page 8 and 9: Over taalverwerving en interactie
- Page 11 and 12: 1. Bilal komt je vertellen dat hij
- Page 13 and 14: Ga geïnteresseerd in op wat het ki
- Page 15: Zijn er verschillen tussen het lere
- Page 18 and 19: Situaties 4, 5 en 6 Gespreks- en sp
- Page 21 and 22: 7. Je legt het spel ‘vlaggenstok
- Page 23: Talige context Maar niet alles kan
- Page 26 and 27: Situaties 8, 9 en 10 Hoe reageren o
- Page 29 and 30: 11. Er wordt een bosspel gespeeld.
- Page 31: Tweetalige werking In een tweetalig
- Page 34 and 35: Uitleg bij de voorbeeldactiviteiten
- Page 38 and 39: 5. Stel vragen die de kinderen de m
- Page 40: Enkele vragen om zelf te evalueren
- Page 43 and 44: DUUR, LEEFTIJD, GROEPS- GROOTTE, RU
- Page 45 and 46: Activiteit Duur Leeftijd Groepsgroo
- Page 47 and 48: Voorbeeldactiviteiten ‘Als je mee
- Page 49 and 50: Voorbereiding Materiaal bij elkaar
- Page 51 and 52: Lepeltjes. Potjes om de eetwaren in
- Page 53 and 54: groep zit. Per groep is een animato
- Page 55 and 56: Voorbeeld Dag kinderen, De mysterie
- Page 58 and 59: De oplossingscode 11
- Page 60 and 61: 1. Nagel aan touwtje De opdrachten:
- Page 62 and 63: 5. Voeldoos Laat de kinderen om de
- Page 64 and 65: Nagel aan een touwtje Bind een touw
- Page 66 and 67: Activiteit Stadsspel De kinderen le
- Page 68 and 69: ijvoorbeeld? Zeg, en kennen jullie
- Page 70 and 71: Wegbeschrijving: antwoorden en inte
- Page 72 and 73: Sommige mensen zeggen dat je ook ee
- Page 74 and 75: Trek een streepje tot waar dat boll
- Page 76 and 77: iedereen heel dicht bij elkaar staa
- Page 78 and 79: Vragen om de weg te bepalen Teken h
- Page 80 and 81: Extra vragen over Brussel In welk p
- Page 82 and 83: Kijk onderweg goed rond. Noem Twee
- Page 84 and 85: Opdrachten voor tussendoor Teken: b
3. Leg het materiaal voor de activiteit op voorhand klaar. Zo moet <strong>je</strong> tijdens de activiteit<br />
niet heen en weer lopen en kan <strong>je</strong> <strong>je</strong> <strong>aan</strong>dacht meer bij de kinderen houden<br />
en gesprek<strong>je</strong>s <strong>aan</strong>knopen.<br />
4. Bespreek op voorhand het verloop van de activiteit met <strong>je</strong> mede-animatoren. Zo<br />
weet iedereen hoe de activiteit in elkaar zit en wat er op welk moment moet/kan<br />
gebeuren. Je kan beter inspelen op elkaar en inspringen waar nodig.<br />
Zo kan iedereen een kind individueel verder helpen bij een knutselopdracht die niet goed lukt en<br />
kan iedereen een speluitleg overnemen of het apart nog eens extra uitleggen <strong>aan</strong> een groep<strong>je</strong> kinderen.<br />
Wanneer <strong>je</strong> op voorhand even met <strong>je</strong> mede–animatoren overlegt over de activiteit, kan <strong>je</strong> elkaar<br />
ook tips geven over de voorbereiding, organisatie, haalbaarheid, inkleding...<br />
5. Zorg voor voldoende afwisseling in de activiteiten. Bedenk enkele 'broekzakspellet<strong>je</strong>s'<br />
voor tussendoor. Dit zijn korte spellet<strong>je</strong>s die <strong>je</strong> uit <strong>je</strong> zak kan toveren wanneer<br />
de kinderen nood hebben <strong>aan</strong> wat anders, bijvoorbeeld Kat & Muis, 1, 2, 3, piano!,<br />
Koningsbal... Na dit spellet<strong>je</strong> ga <strong>je</strong> weer verder met <strong>je</strong> activiteit.<br />
Laat de kinderen geen hele namiddag <strong>aan</strong> een tafel zitten, maar onderbreek dit even met een<br />
actief spellet<strong>je</strong>, wissel bewegingsactiviteiten af met rustige momenten, zodat de kinderen terug op<br />
adem kunnen komen, ga even een hap frisse lucht nemen...<br />
Als <strong>je</strong> het spellet<strong>je</strong> inkleedt in het thema van <strong>je</strong> activiteit wordt het nog leuker.<br />
Als <strong>je</strong> elk spellet<strong>je</strong> van een naam voorziet, kunnen de kinderen op een ander moment met die<br />
naam duidelijk maken welk spellet<strong>je</strong> ze willen spelen.<br />
6. Geef de kinderen inspraak. Uit deze inspraakmomenten leer <strong>je</strong> ook wat de kinderen<br />
leuk vinden voor een volgende keer.<br />
Bepaal voor een knutselopdracht niet altijd zelf hoe iets gemaakt moet worden (<strong>je</strong> kan wel enkele<br />
ideeën in <strong>je</strong> hoofd hebben), maar laat de kinderen bedenken en uitzoeken hoe ze iets g<strong>aan</strong> maken<br />
en wat ze daarvoor nodig hebben.<br />
Laat de kinderen (varianten van) spellet<strong>je</strong>s voorstellen en pik daar op in.<br />
Wanneer (bijna) niemand van de kinderen zin heeft in de activiteit/spellet<strong>je</strong> die/dat <strong>je</strong> voorstelt, laat<br />
hen dan zelf een alternatief bedenken.<br />
Brainstorm samen met de kinderen over nieuwe activiteiten die verderbouwen op het thema waar<br />
<strong>je</strong> mee bezig bent.<br />
7. Denk even na over de inhoud van <strong>je</strong> activiteit: zijn de kinderen voldoende vertrouwd<br />
met de inhoud of moet <strong>je</strong> ze nog vertrouwd maken met enkele elementen ervan?<br />
Wanneer <strong>je</strong> bijvoorbeeld een activiteit plant over 'een ontdekkingsreis naar de Noordpool', waarin <strong>je</strong><br />
ijsberen, eskimo's, pinguïns... <strong>aan</strong> bod laat komen, bedenk dan eerst even of alle kinderen hier vertrouwd<br />
mee zijn. Als ze immers kennis nodig hebben van deze zaken, zou <strong>je</strong> activiteit wel eens<br />
kunnen mislukken als ze er niet vertrouwd mee zijn. Wel kan <strong>je</strong> hen tijdens een activiteit laten ontdekken<br />
wat een eskimo is, hoe ze leven... Maar let er wel voor op dat het niet te schools wordt!<br />
8. Wanneer <strong>je</strong> voor de eerste keer een spel gaat spelen, overloop dan in <strong>je</strong> hoofd hoe<br />
<strong>je</strong> dat het duidelijkst uitlegt. Een heldere speluitleg is immers de basis voor een<br />
goed spel. Denk ook na over de woorden die <strong>je</strong> gaat gebruiken en of die verst<strong>aan</strong>baar<br />
zijn voor de kinderen – kunnen ze de betekenis van de woorden uit de context<br />
oppikken of moet <strong>je</strong> ze visualiseren? (Zie ook deel ‘Over taalverwerving en<br />
interactie’, situatie 7.)<br />
Denk ook <strong>aan</strong> randvoorwaarden voor <strong>je</strong> uitleg: misschien heb <strong>je</strong> wel hulpmiddelen nodig om <strong>je</strong> uitleg<br />
te visualiseren, misschien kan <strong>je</strong> best eerst groep<strong>je</strong>s indelen of toch net niet, laat <strong>je</strong> de kinderen<br />
<strong>aan</strong> een tafel zitten voor de uitleg of zet <strong>je</strong> ze allemaal voor <strong>je</strong>, op welke plaats is er<br />
31