Trek je talige schoenen aan - Vlaamse Gemeenschapscommissie
Trek je talige schoenen aan - Vlaamse Gemeenschapscommissie
Trek je talige schoenen aan - Vlaamse Gemeenschapscommissie
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Situaties 4, 5 en 6<br />
Gespreks- en spelimpulsen:<br />
hoe kan <strong>je</strong> een gesprek<br />
<strong>aan</strong>knopen, hoe breng <strong>je</strong><br />
interactie tot stand?<br />
Gesloten vragen<br />
Stel <strong>je</strong> wel eens de vraag ‘Wat heb <strong>je</strong> getekend?’ of ‘Wat ben <strong>je</strong> <strong>aan</strong> het doen?’, terwijl <strong>je</strong> eigenlijk heel<br />
goed ziet wat er getekend of gespeeld wordt? Met deze vraag wil <strong>je</strong> eigenlijk een gesprek<strong>je</strong> <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong>,<br />
maar vaak valt het gesprek al stil na een kort antwoord van het kind: ‘een huis’ of ‘in de zandbak <strong>aan</strong><br />
het spelen’. Sommige kinderen zullen spont<strong>aan</strong> een heel verhaal beginnen vertellen, maar andere kinderen<br />
die verlegener zijn of de taal minder machtig zijn, tekenen of spelen verder. Een vraag met een<br />
antwoord dat voor het kind vanzelfsprekend is, nodigt niet uit tot veel interactie: het kind weet ook wel<br />
dat jij ziet wat het tekent of waar het mee speelt.<br />
Deze vragen zijn gesloten vragen. Het zijn vragen waarop <strong>je</strong> met ‘ja’ of ‘nee’ kan antwoorden of vragen<br />
zoals ‘Is dit jouw kamer of die van <strong>je</strong> zus?’ waarop <strong>je</strong> met een woord uit de vraag kan gantwoorden.<br />
Open vragen<br />
Geef de kinderen de kans om iets te vertellen en blijf vragen stellen, bijvoorbeeld open vragen zoals:<br />
Is dat jouw huis? Ah en waar is jouw kamer in dat huis? Hoe ziet <strong>je</strong> kamer eruit? Wie woont er nog<br />
in jouw huis? Is dat het huis waar <strong>je</strong> later in wil wonen? Waarom vind <strong>je</strong> dat zo’n leuk huis? of Waw,<br />
die tunnel is goed gelukt! Hoe hebben jullie dat ged<strong>aan</strong>?<br />
Dit soort vragen zijn interessanter dan gesloten vragen, omdat <strong>je</strong> er zelf het antwoord nog niet op weet,<br />
<strong>je</strong> stelt ze uit interesse. Ze lokken meer taal uit. Je kan in een gesprek<strong>je</strong> ook het voorstellingsvermogen<br />
van een kind <strong>aan</strong>spreken, bijvoorbeeld ‘En in wat voor huis zou <strong>je</strong> later willen wonen?’, of <strong>aan</strong>knopen<br />
bij een ervaring van een voorbi<strong>je</strong> week.<br />
Bij verlegen kinderen of kinderen die taalarmer zijn kan <strong>je</strong> gemakkelijker een gesprek<strong>je</strong> beginnen met<br />
een gesloten vraag. Het vraagt niet zoveel durf en/of taal om erop te antwoorden. Ook al is het moeilijker<br />
om met deze kinderen een gesprek<strong>je</strong> <strong>aan</strong> te knopen, geef hen toch de kans om ook iets te vertellen.<br />
Lok hen bijvoorbeeld uit hun schelp door zelf over jouw kamer te vertellen en door extra vragen<br />
te stellen.<br />
14<br />
Betekenisonderhandeling<br />
Wanneer een kind iets vertelt en <strong>je</strong> begrijpt niet wat hij wil zeggen of omgekeerd,<br />
hij begrijpt jou niet, stel dan vragen tot jij of het kind het wel begrijpt.<br />
Loop niet weg van de conversatie, maar probeer ze uit te klaren door zelf te<br />
vertellen wat <strong>je</strong> denkt dat het kind <strong>je</strong> wil zeggen en dit te checken bij het kind,<br />
door andere woorden te gebruiken, door een voorbeeld te geven...<br />
Een kind (K) komt met zijn knuffelbeer naar een animator (A) toegelopen.<br />
K: Bee boo! Bee boo!