deel 1 planMER - Stad Kortrijk

6712_plan-mer-31juli2012-definitieve_versie.docx
314/346 04/006712
Huishoudelijk afvalwater afkomstig van het plangebied moet aangesloten worden op de RWZI
van Harelbeke. Op termijn moet de afvoer van het afvalwater via een gescheiden stelsel
gebeuren. Bij voorkeur valt de inrichting van het gebied samen met deze omschakeling
(verwaarloosbaar effect).
Bij de keuze van de inplanting van de woontorens dient rekening gehouden te worden met de
aanwezigheid van de ondergrondse collector (neutraal effect).
Afstromend hemelwater van de parking en verharde wegenis kan het oppervlaktewater
verontreinigen (beperkt tot significant negatieve effecten). Het dient opgevangen en gezuiverd
te worden door een KWS-afscheider met sedimentvang en coalescentiefilter, alvorens het in
het oppervlaktewater terecht komt.
Bij een bemaling dient een erkende bodemsaneringsdeskundige na te gaan of er door de
bemaling een verspreidingsrisico ontstaat, hetzij naar het grondwater, hetzij naar het
oppervlaktewater indien daarop zou geloosd worden. Dit kan immers resulteren in significant
negatieve effecten. Indien dit het geval is, dienen de nodige maatregelen genomen te worden.
Het grondwater kan licht opwellen aan de bovenstroomse zijde van de woonblokken
(mogelijks significant negatief effect). Om effecten te vermijden, moeten openingen in de
keermuren aan de bovenstroomse zijde vermeden worden.
Vanuit het aspect waterhuishouding worden de volgende maatregelen voorgesteld en de volgende
aanbevelingen gedaan:
Vanuit de discipline water gestelde maatregelen en randvoorwaarden die betrekking
hebben op het voorgenomen plan en ruimtelijk kunnen vertaald worden in het plan
(maatregelen te nemen door de initiatiefnemer van het plan)
- Ruimte geven aan de waterloop – oeverzone en erfdienstbaarheidsstrook langs de
waterloop en het aanwezige bergingsbekken vrijwaren of alvast niet hypothekeren. In
overleg met W&Z te bepalen (noodzakelijke maatregel)
- Het plan mag de collector van Aquafin niet hypothekeren (noodzakelijke maatregel).
- Bijkomende verharde oppervlakte moet gebufferd volgens normen opgelegd door de
waterbeheerder: Buffervolume: 560.000 l; max. ledigingsdebiet: 40 l/s/ha, zo mogelijk
deels via infiltratie. (noodzakelijke maatregel)
- Het is belangrijk dat infiltratie niet verplicht wordt opgelegd in het RUP. Infiltratie via open
bufferstructuren moet op basis van het RUP evenwel wel mogelijk blijven (noodzakelijke
maatregel).
- Het plan moet het mogelijk maken of alvast niet hypothekeren van de doelstellingen en acties uit
het bekkenbeheerplan (noodzakelijke maatregel).
Vanuit de discipline water gestelde maatregelen en randvoorwaarden die betrekking
(hebben) op het voorgenomen plan, maar NIET ruimtelijk kunnen vertaald worden in het
plan (maatregelen te nemen door de initiatiefnemer van het plan)
- Openingen in de keermuren aan de bovenstroomse zijde moeten vermeden worden
(noodzakelijke maatregel tenzij een meer gedetailleerde studie op projectniveau aantoont