31.08.2013 Views

Digitale oscilloscopen - Timloto

Digitale oscilloscopen - Timloto

Digitale oscilloscopen - Timloto

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Elementaire meettechniek (5)<br />

E. Gernaat (ISBN 978-90-808907-5-6)<br />

1 <strong>Digitale</strong> geheugen-oscilloscoop<br />

1.1 Inleiding<br />

Met behulp van een oscilloscoop kunnen de in- en uitgaande computersignalen<br />

zichtbaar worden gemaakt 1 . Over het algemeen gebruiken we een oscilloscoop<br />

wanneer we meer informatie nodig hebben dan de diagnosetester en/of multimeter<br />

weergeeft. Oscilloscopen laten zich grofweg verdelen in analoge en digitale<br />

<strong>oscilloscopen</strong>. Voor de auto-werkplaats komen eigenlijk alleen maar digitale<br />

<strong>oscilloscopen</strong> in aanmerking. <strong>Digitale</strong> <strong>oscilloscopen</strong> zijn over het algemeen<br />

klein en robuust (fig. 1). <strong>Digitale</strong> geheugen-<strong>oscilloscopen</strong> bezitten functies die<br />

Figuur 1: De Fluke 123 als veel gebruikte oscilloscoop in het autotechnische onderwijs (foto:<br />

fluke).<br />

voor de werkplaats handig zijn en die we niet bij analoge <strong>oscilloscopen</strong> aantreffen.<br />

Hoe sneller de signalen zijn die we willen meten hoe hoger de eisen zijn<br />

die we aan een oscilloscoop stellen. Voor een goed gebruik van een oscilloscoop<br />

dienen we te beschikken over:<br />

• kennis van de elektrische signalen in het algemeen;<br />

• kennis van de autotechnische signalen in het bijzonder;<br />

• kennnis van de werking en bediening van de oscilloscoop.<br />

1. Op dit werk is de Creative Commons Licentie van toepassing. Op voorwaarden vrij kopieerbaar<br />

1


2 Het aansluiting van de oscilloscoop<br />

Voor het aansluiten van een oscilloscoop hebben we een aantal mogelijkheden.<br />

Een break-out box of bob-kast verdient over het algemeen de voorkeur (fig.2).<br />

Bij gecompliceerde storingen, waarbij veel gemeten moet worden, ontkomen<br />

we er eigenlijk niet aan om een break-out box te monteren. Fabrikanten zijn<br />

i.v.m. de coating van de aansluitpinnen niet al te gelukkig met het (veelvuldig)<br />

loshalen en weer monteren van de connectoren. Een andere mogelijkheid is<br />

computer<br />

tussen−connector<br />

connector<br />

kabelbundel<br />

1 2 3 4 5 6<br />

7 8 9 10 11 12<br />

13 14 15 16 17 18<br />

break−out box (bobkast)<br />

Figuur 2: Een break-out box wordt tussen de computer-connector en de connector van de kabelbundel<br />

geplaatst.<br />

om de oscilloscoop rechtstreeks op de sensor of actuator aan te sluiten. Er<br />

zijn meetpinnen in de handel die met een miniscuul klein pennetje door de<br />

isolatie van de draad prikken. In veel gevallen maken we echter gebruik van<br />

zeer dunne meetnaalden, die we achter in de aansluitstekker prikken (fig.<br />

3). Meer nog als bij multimeters het geval is meten we bij <strong>oscilloscopen</strong> bij<br />

Figuur 3: Met behulp van zeer dunne meetnaalden kan via de onderdeel-connector worden<br />

gemeten (foto: Fluke).<br />

voorkeur t.o.v. de voertuigmassa (fig. 4). Er zijn uitzonderingen, bijv. wanneer<br />

het onderdeel waaraan we willen meten zijn eigen spanningsbron is. Dit is o.a.<br />

het geval bij een twee-draads lambda-sensor en bij de inductie-impulsgever<br />

afgebeeld in fig. 3. Dan meten we tussen de plus en de min van de sensor. Er is<br />

2


nog iets dat opvalt wanneer we fig. 3 en 4 bestuderen, nl. dat de min-pen met<br />

een kort draadje is verbonden met de plus-meetpen. Door gebruik te maken<br />

van een korte min-pen wordt het oppikken van elektrische storingen door de<br />

meetpennen zo veel mogelijk voorkomen. De meeste <strong>oscilloscopen</strong> zijn twee<br />

Figuur 4: In de meeste gevallen dienen we t.o.v. de voertuigmassa te meten (foto: Fluke).<br />

kanaals-<strong>oscilloscopen</strong>, dat wil zeggen dat we twee signalen tegelijkertijd op<br />

het scherm kunnen zetten. De oscilloscoop is hiervoor uitgevoerd met twee<br />

meetpennen (probes). Elke meetpen is voorzien van een min-aansluiting.<br />

De meeste <strong>oscilloscopen</strong> zijn ook uitgevoerd met een COM-aansluiting (fig.<br />

5). Deze aansluiting kunnen we gebruiken voor een gemeenschappelijke<br />

min-aansluiting. We kunnen dan, bijv. met behulp van een meetkabel met een<br />

4-mm banaanconnector, een langere min-aansluiting maken. Wel is de kans op<br />

storingen wat groter. We hebben dus twee mogelijkheden zoals fig. 6 laat zien.<br />

Figuur 5: De aansluitingen voor de metingen met twee-kanalen (A en B) en een gemeenschappelijk<br />

min-aansluiting (COM). Tekening: Fluke<br />

Indien mogelijk verdient de korte aansluiting dus de min-aansluiting via de<br />

plus-meetpennen de voorkeur. Handregels:<br />

• als we één kanaal gebruiken dan gebruiken we, indien mogelijk, de korte<br />

min-meetpen;<br />

3


Figuur 6: Boven: Twee korte min-meetpennen. Onder: Gemeenschappelijke min-aansluiting. Ook<br />

toe te passen wanneer we maar één kanaal willen gebruiken (foto’s: Fluke).<br />

4


• als dit, door de (te) korte draad, niet mogelijk is dan gebruiken we een<br />

langere draad via de COM-aansluiting;<br />

• als we twee kanalen gebruiken dan gebruiken we bij voorkeur de COMaansluiting.<br />

Hierbij voorkomen we dat we de twee kanalen verschillend<br />

’minnen’.<br />

Fig. 7 geeft een voorbeeld van verkeerde en correcte aansluitingen.<br />

Figuur 7: Figuur links: de min-aansluitingen van de twee kanalen zijn aangesloten op verschillende<br />

spanningen. Figuur rechts: de correcte aansluiting. Eenvoudiger is het om de COM-aansluiting<br />

te gebruiken<br />

3 Meetpennen<br />

Meetpennen of probes zijn afgestemd op de oscilloscoop en zijn meer dan alleen<br />

een stukje draad om de signalen naar de oscilloscoop te voeren. In de eerste<br />

plaats zijn de meetpennen voorzien van een afschermingsmantel om te voorkomen<br />

dat ze storingen oppakken. Er zijn veel verschillende probe-uitvoeringen<br />

waardoor ze in meerdere of mindere mate geschikt zijn voor hun taak. De meest<br />

bekende zijn de 1:1 en de 10:1 probe. Een 1:1 probe (fig. 8) geeft de gemeten<br />

spanning rechtstreeks door aan de oscilloscoop. De meeste moderne <strong>oscilloscopen</strong><br />

kunnen dan spanningen tussen 10 mV en 1000 V meten. In het algemeen is<br />

dit spanningsbereik meer dan voldoende. Immers ook de primaire ontstekingssignalen<br />

kunnen dan zonder problemen in beeld worden gebracht. Een nadeel<br />

van een 1:1 probe is dat de weerstand en capaciteit van het ingaande circuit de<br />

meting beinvloedt. 1:1 probes zijn eigenlijk alleen maar geschikt voor relatief<br />

lage frequenties. Dit is ook de reden waarom sommige fabrikanten aanbevelen<br />

om altijd een 10:1 probe te gebruiken en soms de oscilloscoop standaard met<br />

een 10:1 probe leveren. Ook wanneer men hogere spanningen wil meten dan<br />

komt een 10:1 probe in beeld. Een dergelijke meetpen is intern uitgevoerd met<br />

een spanningsdeler en wel zo dat de inkomende spanning door de factor 10<br />

wordt gedeeld. De spanning wordt dus verzwakt aan de oscilloscoop doorgegeven<br />

waardoor we in staat zijn om hogere spanningen te meten. Voor een correcte<br />

uitlezing moet de oscilloscoop wel ingesteld worden op het gebruik van een<br />

10:1 probe. Ook dient een 10:1 probe gecompenseerd te worden. Hiervoor is<br />

5


Probe<br />

te meten spanning<br />

afscherming<br />

kabel capaciteit<br />

input oscilloscoop<br />

Figuur 8: Een 1:1 probe schematisch afgebeeld. De afscherming van de meetkabel is duidelijk te<br />

zien.<br />

een afstelschroefje op de meetkop aanwezig. Meestal gebeurt het compenseren<br />

met behulp van een testsignaal dat de oscilloscoop zelf genereert. Fig. 9 geeft<br />

een 10:1 probe weer. Met het stelschroefje wordt de ingebouwde condensator<br />

ingesteld.<br />

Probe<br />

stelschroefje<br />

9MOhm<br />

te meten spanning<br />

afscherming<br />

kabel capaciteit<br />

1M<br />

15 pF<br />

input oscilloscoop<br />

Figuur 9: Met een stelschroefje vindt compensatie van de de 10:1 probe plaats. De twee weerstanden<br />

vormen een spanningdeler.<br />

4 Aansluiting op een Personal Computer<br />

<strong>Digitale</strong> <strong>oscilloscopen</strong> hebben meestal de mogelijkheid om deze aan te sluiten<br />

op een personal computer. De verbinding loopt via de RS232-ingang of de<br />

USB-poort. Een bij de oscilloscoop behorend programma geeft de mogelijkheid<br />

om het opgenomen signaal te printen of verder met behulp van de software te<br />

bewerken of te analyseren. Een bijzonderheid is dat de verbinding tussen de<br />

oscilloscoop en de PC vaak galvanisch gescheiden is. Galvanisch gescheiden wil<br />

zeggen dat er tussen de twee apparaten geen elektrische verbinding bestaat.<br />

De signalen worden vanuit de oscilloscoop via leds in lichtstraaltjes omgezet en<br />

vanuit de PC-kant door lichtgevoelige dioden of fototransistoren weer in elektrische<br />

signalen omgezet. Galvanische scheiding voorkomt dat hoge spanningen<br />

1M<br />

15 pF<br />

6


die we met een oscilloscoop meten door bijv. een defect de personal computer<br />

zouden bereiken. Fig. 10 laat een dergelijke kabel zien.<br />

Figuur 10: Kabel om de oscilloscoop op de PC te kunnen aansluiten. Oscilloscoop en personal<br />

computer zijn galvanisch gescheiden (Foto Fluke).<br />

5 De werking van een digitale geheugen-oscilloscoop<br />

De digitale geheugen-oscilloscoop waarmee we tegenwoordig werken maakt<br />

intern gebruik van een analoog-digitaal omzetter (ADC) en werkt volgens het<br />

’sample and hold’ principe. Op bepaalde vaste tijdstippen wordt de analoge<br />

spanning gemeten. De gemeten spanning wordt gedigitaliseerd en vervolgens<br />

in het geheugen van de oscilloscoop opgeslagen. Het is een continu proces van<br />

meten, digitaliseren en opslaan. Een interne elektronische klok bepaalt de snelheid<br />

waarmee dit gebeurt. <strong>Digitale</strong> <strong>oscilloscopen</strong> kunnen dit bijzonder snel. Een<br />

bemonsteringssnelheid (sample rate) van 1 miljoen keer per seconde is geen<br />

uitzondering. Hoe snel dit echter ook gaat, er is altijd een zekere tijd tussen<br />

twee opnames. Dit betekent dat er altijd een stukje van het te meten signaal niet<br />

wordt opgenomen. In veel gevallen is dat geen probleem en in sommige gevallen<br />

missen we belangrijke informatie. Om geen meetfouten te maken dienen we<br />

op de hoogte te zijn van dit werkingsprincipe. Fig. 11 toont ons het blokschema<br />

van een digitale geheugenoscilloscoop. Wanneer het geheugen van de oscilloscoop<br />

eenmaal met datapunten is volgeschreven kan het worden weergegeven<br />

op de display van de oscilloscoop. Veel <strong>oscilloscopen</strong> maken onderscheidt tussen<br />

het acquisitie- of opneemgeheugen en het weergavegeheugen. De display<br />

geeft uiteindelijk de verzameling van opgeslagen punten weer. Zie hiervoor fig.<br />

12. Het oscilloscoopprogramma zal in de meeste gevallen de punten met elkaar<br />

verbinden zodat het opgenomen signaal zo getrouw mogelijk wordt weergegeven.<br />

Dit concept van meten, digitaliseren, opslaan en weergeven geeft de<br />

digitale oscilloscoop een aantal bijzondere eigenschappen. Te weten:<br />

• ook langzame signalen kunnen zeer goed worden weergegeven;<br />

• het signaalbeeld kan worden bevroren (vastgezet);<br />

• éénmalige signaalveranderingen kunnen worden vastgelegd;<br />

7


Figuur 11: Schematische opbouw van een digitale geheugenoscilloscoop. Tekening Tektronix<br />

• het signaal kan worden gereconstrueerd;<br />

• het signaal kan worden geanalyseerd;<br />

• het triggerpunt behoeft niet aan het begin van het scherm te liggen;<br />

• we kunnen meer punten opnemen dan weergeven;<br />

• berekeningen kunnen op het signaal plaatsvinden bijv. frequentie en effectieve<br />

waarde;<br />

• het signaal kan met behulp van een PC verder worden geanalyseerd, worden<br />

opgeslagen of worden afgedrukt.<br />

Wanneer we het werkingsprincipe van de oscilloscoop goed bestuderen dan zal<br />

duidelijk zijn dat er met de weergave problemen kunnen optreden. Wanneer er<br />

te langzaam bemonsterd wordt zullen we spanningspieken missen of kan het<br />

signaal sterk vervormen of nog erger kan er een geheel ander signaal ontstaan.<br />

Fig. 13 geeft hier voorbeelden van. Fabrikanten proberen dergelijke meetfouten<br />

te voorkomen daar o.a. de oscilloscoop uit te voeren met een autoset-knop. Met<br />

deze functie start de oscilloscoop met zijn hoogste sample-rate, analyseert het<br />

signaal en geeft het daarna weer op het scherm.<br />

6 Oscilloscoop instellingen<br />

6.1 Aan, uit en autoset<br />

Na het aansluiten van de oscilloscoop zullen we de oscilloscoop moeten instellen.<br />

Hebben we het signaalbeeld eenmaal vastgelegd dan zullen we het signaal<br />

moeten beoordelen. Een veel gebruikte methode is om van het welbekende<br />

8


10V/ Div<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

0 5 10 15 20<br />

0<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6<br />

7<br />

8<br />

9<br />

10<br />

11<br />

12<br />

13<br />

14<br />

15<br />

16<br />

17<br />

18<br />

19<br />

20<br />

schermgeheugen<br />

0<br />

4,8<br />

9,35<br />

13,5<br />

17,1<br />

19,9<br />

21,8<br />

22,8<br />

22,8<br />

21,8<br />

19,9<br />

17,1<br />

13,5<br />

9,35<br />

4,8<br />

0<br />

−4,8<br />

−9,35<br />

−13,5<br />

−17,1<br />

−19,9<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

0 lijn<br />

0 5 10 15 20<br />

0 lijn<br />

ADC<br />

acquisitiegeheugen<br />

Figuur 12: Data-acquisitie (figuur boven) en data-weergave (figuur beneden) bij een digitale<br />

geheugenoscilloscoop.<br />

0<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6<br />

7<br />

8<br />

9<br />

10<br />

11<br />

12<br />

13<br />

14<br />

15<br />

16<br />

17<br />

18<br />

19<br />

20<br />

0<br />

4,8<br />

9,35<br />

13,5<br />

17,1<br />

19,9<br />

21,8<br />

22,8<br />

22,8<br />

21,8<br />

19,9<br />

17,1<br />

13,5<br />

9,35<br />

4,8<br />

0<br />

−4,8<br />

−9,35<br />

−13,5<br />

−17,1<br />

−19,9<br />

9


Figuur 13: Voorbeelden van problemen die kunnen ontstaan bij het weergeven van opgenomen<br />

data-punten. a) Te weinig opnamepunten kunnen een sinusvormige spanning weergeven met<br />

een lagere frequentie. b en c) Te weinig opnamepunten geven een driehoekspanning weer i.p.v.<br />

een sinusvormige. d) Sterke vervorming van een sinusvormige spanning ten gevolge van een te<br />

lage opname-snelheid.<br />

10


lichtnetsignaal uit te gaan. Om zo’n basis-signaal te krijgen zouden we de oscilloscoop<br />

op het ’stopkontact’ kunnen aansluiten (wel voorzichtig zijn!). Vervolgens<br />

moeten we de oscilloscoop ’aan’ zetten. De digitale geheugen-oscilloscoop,<br />

waar we ons toe beperken, heeft uiteraard een aan/uit of een on/off knop. Veel<br />

digitale <strong>oscilloscopen</strong> kunnen op twee manieren aan- en uitgezet worden. Dit<br />

houdt verband met de reeds opgeslagen instellingen. Wanneer we met een oscilloscoop<br />

werken dan stellen we uiteraard het apparaat in. De digitale oscilloscoop<br />

slaat deze instellingen op. Wanneer we de oscilloscoop weer aanzetten<br />

dan krijgen we de instellingen terug. Wanneer iemand anders de oscilloscoop<br />

heeft gebruikt kan dat verwarrend werken. We prefereren dan meestal dat de<br />

oscilloscoop opstart met zijn oorspronkelijke (fabrieks)instelling. We dienen in<br />

dat geval op te starten met een ’algehele reset’. Elke oscilloscoop zal zo zijn<br />

eigen reset procedure hebben. Na de algehele reset drukken we op de ’auto’ of<br />

’autoset’ knop. We zien dat er nu een signaalbeeld op het scherm (display) van<br />

de oscilloscoop verschijnt. Door het indrukken van de autoset-knop wordt het<br />

signaal door de software geanalyseerd waarna de oscilloscoop zich instelt. Er<br />

verschijnt dan een goed afleesbaar signaalbeeld op de display. Deze methode is<br />

ook noodzakelijk bij onbekende signalen.<br />

6.2 Het signaal van het lichtnet<br />

Het lichtnet produceert signaal overeenkomstig fig. 14. Het signaal van het<br />

lichtnet is -zoals bekend- een sinusvormige spanning van ongeveer 230 Volt<br />

met een frequentie van 50 Hz. Een sinusvormige spanning slaat op de vorm<br />

van het signaal. Een sinus is een wiskundige figuur die ontstaat bij verdraaiing<br />

van een vector. Fig. 15 laat dit zien. We laten de pijl (de vector) linksom draai-<br />

Figuur 14: Na het aanzetten met een algehele reset wordt op auto-knop gedrukt. Het signaal van<br />

het lichtnet verschijnt op het scherm (Fluke 124)<br />

.<br />

en in stappen van 30 0 . Deze stappen van 30 0 zetten we ook uit op een rechte<br />

11


Figuur 15: Het ontstaan van een sinusvormige ’spanning’<br />

30 90 180 graden<br />

360<br />

lijn. We trekken nu vanuit elke vectorpunt een rechte lijn naar de overeenkomstige<br />

uitgezette hoek. Op het snijpunt zetten we een punt. Als we nu de punten<br />

met elkaar verbinden dan ontstaat een wiskundige vorm die we een ’sinus’ noemen.<br />

Omdat het draaien van een winding in een magnetisch veld te vergelijken<br />

is met het draaien van een wiskundige vector is de spanning die een dynamo<br />

opwekt een sinusvormige wisselspanning. De elektro-generatoren van het lichtnet<br />

wekken, evenals de dynamo van de auto, een sinusvormige wisselspanning<br />

op. Alleen bij de auto wordt deze, door de noodzaak van een batterij, gelijkgericht.<br />

Of we op de oscilloscoop een wisselspanning (plus en min keren zich<br />

regelmatig om) of een gelijkspanning meten kunnen we (hier) zien aan een dik<br />

getekende korte streep op de display. In fig. 14 zien we aan de linkerzijde op<br />

de middelste horizontale lijn de korte dikke streep (-) staan. Dit is de nullijn.<br />

Omdat het signaalgedeelte even groot boven als onder de nullijn is spreken we<br />

van een symmetrische wisselspanning.<br />

6.3 Schermdivisies van de oscilloscoop<br />

Een oscilloscoop kan worden gezien als een schrijvende voltmeter. We meten<br />

dus altijd een spanning als functie van de tijd. Verticaal de spanning en horizontaal<br />

de tijd. De grootte van de spanning op het scherm kan worden afgelezen<br />

door het tellen van hokjes. Het beeldscherm van de meeste <strong>oscilloscopen</strong> is verdeeld<br />

in 8 verticale en 10 horizontale hokjes. Zo’n hokje noemt men een divisie.<br />

Elke verticale divisie stelt de spanningsgrootte voor. Hoeveel spanning een hokje<br />

voorstelt kunnen we zelf instellen. Boven het zwarte ’A-move’ rechthoekje in<br />

fig. 16 zien we A 100 V/d staan. ’A’ slaat op het kanaal. Bij een twee-kanaals<br />

oscilloscoop wordt kanaal 1 vaak A genoemd. De 100 V/d betekent dat elk vertikaal<br />

hokje 100 V voorstelt. Het streepje voor de A betekent dat de oscilloscoop<br />

ingesteld staat op DC. De functie van ’Direct Current’ op een oscilloscoop en een<br />

multimeter is verschillend. In de meeste gevallen zal de oscilloscoop ingesteld<br />

moeten staan op DC ook al meten we een wisselspanning (AC). De horizontale<br />

12


hokjes stellen de tijd voor. In fig. 16 staat de oscilloscoop ingesteld op 10 ms/d.<br />

Met deze kennis kunnen we uitrekenen dat de maximale spanning die de display<br />

weer kan geven 8 x 100 V = 800 V bedraagt. We tellen immers verticaal 8<br />

hokjes. Het opgenomen signaal wordt dan weergegeven in een tijd van 10 x 10<br />

ms = 100 ms of 0,1 s.<br />

Figuur 16: Vtt van de spanning van het lichtnet bedraagt 600 V.<br />

6.4 Het aflezen van de spanning en tijd<br />

Bij het beoordelen van signalen hebben te maken met een aantal karakteristieke<br />

signaalgrootheden. De belangrijkste zijn de grootte van de spanning en<br />

de periodetijd. Maar wat is nu de grootte van een wisselende spanning? Vaak<br />

maken we voor de aanduiding van de grootte van de spanning gebruik van het<br />

begrip top-top waarde (Vtt). Dit is de spanning die we meten tussen de uiterste<br />

waarden. We tellen in fig. 16 drie hokjes boven de nullijn en drie hokjes<br />

onder de nullijn. Totaal dus 6 hokjes. Dit betekent dat Vtt van de lichtnetspanning<br />

600 V bedraagt. We kunnen ook spreken over de top-waarde (Vt). Deze<br />

bedraagt drie hokjes of 300 V. De topwaarde Vt noemen we ook wel de amplitude<br />

van het signaal. Verder onderscheiden we nog de momentele waarde (Vm)<br />

van de spanning of wel de spanning van het moment. Dit kan elke spanning<br />

zijn tussen de maximale en minimale spanning. Nu zien we in fig. 16 boven in<br />

de display 220.1 rms V staan. Dit komt omdat er voor wisselspanning nog een<br />

grootheid is nl. de effectieve spanning of rms waarde. Dit heeft te maken met de<br />

effectiviteit van de spanning. Met behulp van de effectieve spanning kunnen we<br />

een wisselspanning en een gelijkspanning met elkaar vergelijken. De effectieve<br />

spanning van een wisselspanning is die spanning die dezelfde hoeveelheid<br />

warmte (energie) produceert als een gelijkspanning met dezelfde spanningswaarde.<br />

Wiskundig kan worden aangetoont dat de effectieve spanning gelijk is<br />

aan:<br />

13


√<br />

1<br />

2 2 x Vt of 0,707 x Vt<br />

Wanneer we vanuit het signaalbeeld de effectieve spanning willen afleiden dan<br />

lezen we eerst Vt af. Deze bedraagt zoals we eerder hebben gezien ongeveer<br />

300 V. Vermenigvuldigen we 300 met 0,707 dan vinden we als uitkomst 213<br />

V. Dit is (bijna) gelijk aan de weergegeven spanning boven in het beeld. Hieruit<br />

volgt meteen een waarschuwing. De cijfermatige uitlezing van een digitale<br />

oscilloscoop zijn door de oscilloscoop berekende waarden. Dit kan uitermate<br />

verwarrend zijn omdat we autotechnisch niet met effectieve waarden werken.<br />

Over het algemeen hebben we het over de top-top waarde (Vtt) wanneer we het<br />

over spanning hebben. Blijft de tijd over. Ook autotechnisch hebben we vaak te<br />

maken met repeterende signalen zoals de wisselspanning van het lichtnet een<br />

voorbeeld is. Het signaal herhaalt zich voortdurend. Wanneer een signaal zich<br />

voortdurend herhaalt dan spreken we van een herhaaltijd of periodetijd. Een<br />

periode is een volledige spanningcyclus. Het signaal begint ergens en na enige<br />

tijd begint het weer opnieuw. Waar het precies begint is elektrotechnisch niet<br />

interessant. Bij de sinusvormige spanning beginnen we vaak vanaf het nulpunt<br />

met de omhooggaande (opgaande) flank. Van het begin van de opgaande flank<br />

tot de volgende opgaande flank kunnen we een tijd aflezen van 2 divisies of<br />

20 ms. De periodetijd bedraagt dan 20 ms. Verwant aan de periodetijd is de<br />

frequentie. Frequentie is een berekende grootheid. De frequentie is het aantal<br />

perioden per seconde en wordt uitgedrukt in Herz (Hz). Aangezien er 1000 ms<br />

in een seconde zitten is de frequentie van het signaal 1000 ms : 20 ms = 50 Hz.<br />

Nu kan de processor van de oscilloscoop dit voor ons uitrekenen en weergeven.<br />

Dit zien we in fig. 17. De oscilloscoop is zo ingesteld dat de frequentie bovenin<br />

het scherm wordt weergegeven. De oscilloscoop heeft vanuit het signaal de fre-<br />

Figuur 17: De frequentie en de effectieve spanning van het signaal wordt door de oscilloscoop<br />

berekend en weergegeven.<br />

quentie berekend en de effectieve spanning. Wanneer we onvoldoende kennis<br />

van deze materie hebben zouden we in verwarring kunnen raken wanneer we<br />

14


ijv. een aflezing krijgen volgens fig. 18. Uit fig. 18 zou blijken dat de spanning<br />

Figuur 18: Boven in de display wordt nu de gelijkspanningscomponent van het signaal weergegeven.<br />

vrijwel gelijk is aan 0 Volt. Dit is correct omdat de oscilloscoop nu gevraagd<br />

werd om de gelijkspannings-component te berekenen. Omdat de wisselspanning<br />

symmetrisch is, dus boven de nullijn en onder de nullijn ’gelijk’ is, is de<br />

som van de positieve en negatieve spanning (vrijwel) gelijk aan nul.<br />

6.5 Triggering<br />

Er is nog een opvallend teken in het schermbeeld en dat heeft te maken met triggering.<br />

We zien in fig. 18 TRIGGER, SLOPE en TRIG: A staan in de onderste<br />

gedeelte van de display. Het teken zien we ook weer terug in het signaalbeeld.<br />

Triggeren van het signaal wil zeggen dat we de oscilloscoop vertellen op welk<br />

’spanningspunt’ de oscilloscoop moet beginnen met weergeven. Omdat de display<br />

van de oscilloscoop maar een beperkte grootte heeft en het signaal steeds<br />

doorloopt, valt op een bepaald moment het signaal buiten het beeld. Zou de<br />

oscilloscoop op dat moment weer aan het begin van het scherm beginnen, dan<br />

is het nog maar de vraag of de eindspanning van het signaal gelijk was aan de<br />

eerdere beginspanning. Als dat niet het geval is dan staat het signaalbeeld niet<br />

stil omdat de scherm-update steeds op een andere spanning begint. Wanneer<br />

de oscilloscoop iedere keer op hetzelfde spannings’moment’ met het weergeven<br />

begint dan hebben we dat probleem niet. Met de autosetknop bepaalt de<br />

oscillosoop zelf de triggerspanning. In dit geval op de helft van de topwaarde<br />

(ongeveer 150 Volt) van de opgaande flank. We kunnen de triggerspanning<br />

ook handmatig instellen. Bij veel autotechnische signalen moet dit gebeuren om<br />

een correct signaalbeeld te krijgen. Als voorbeeld bekijken we het signaalbeeld<br />

van een inductieve ABS-sensor. Deze lijkt namelijk het meeste op de besproken<br />

sinusvormige spanning. We laten twee signalen zien: de ene opgenomen met<br />

15


een lage voertuigsnelheid (fig. 19) en de tweede met een wat hogere snelheid<br />

(fig. 20). Om ons te helpen met het aflezen van het signaal hebben we de<br />

Figuur 19: Signaal van een ABS-sensor bij een lage voertuigsnelheid.<br />

Figuur 20: Signaal van een ABS-sensor bij een wat hogere voertuigsnelheid.<br />

oscilloscoop zo ingesteld dat deze de frequentie uitrekend. Omdat de effectieve<br />

waarde hier geen rol speelt laten we de oscilloscoop bovenin het scherm de<br />

top-top waarde weergeven. We zien bij het oplopen van de wagensnelheid twee<br />

grootheden veranderen. De frequentie en de top-top waarde. Uiteraard kunnen<br />

we de uitgerekende waarden ook uit het signaalbeeld halen. De ABS-computer<br />

zelf gebruikt uiteindelijk alleen de frequentie van het signaal.<br />

16


6.6 De AC/DC instelling<br />

Oscilloscopen kennen een zgn. input-koppeling of AC/DC instelling. Deze instelling<br />

is wat verwarrend. De DC-instelling wil niet zeggen dat hiermee de<br />

oscillocoop alleen geschikt is voor gelijkspanning, integendeel. We gebruiken<br />

een oscilloscoop voornamelijk in zijn DC-koppeling. In de AC-instelling wordt<br />

intern een condensator geplaatst tussen de meetprobe en de ADC-converter van<br />

de oscilloscoop. Hierdoor worden alleen maar wisselspanningen naar de oscilloscoop<br />

doorgelaten. Het gelijkspanninggedeelte van het signaal wordt als het<br />

ware tegengehouden. De AC-instelling is bijv. nuttig wanneer we alleen maar<br />

de dynamorimpel willen bestuderen die bovenop de 14 V gelijkspanning staat.<br />

6.7 Bijzondere oscilloscopmodes<br />

<strong>Digitale</strong> <strong>oscilloscopen</strong> hebben in veel gevallen een aantal bijzondere modes c.q.<br />

instellingen. We noemen:<br />

• de ’single shot’ mode;<br />

• de rolmode;<br />

• de cursorfunctie;<br />

• de ’smooth’ instelling;<br />

• piekdetectie.<br />

6.7.1 De ’single shot’ mode<br />

Wanneer de digitale oscilloscoop in de single shot mode staat, wordt op het bereiken<br />

van de triggerspanning eenmalig het scherm volgeschreven. Hierna stopt<br />

de acquisitie. Deze mode wordt voornamelijk gebruikt wanneer we eenmalige<br />

gebeurtenissen zoals het startproces van de auto willen vastleggen.<br />

6.7.2 De rolmode<br />

Wanneer signalen erg langzaam zijn moet er soms lang gewacht worden voordat<br />

het scherm weer opnieuw wordt volgeschreven. In de rolmode wordt er niet<br />

meer getriggerd maar wordt het signaal direct naar het scherm weggeschreven.<br />

Het signaal rolt dan als het ware over het scherm. Sommige <strong>oscilloscopen</strong> doen<br />

dit automatisch vanaf een bepaalde langzame instelling van de tijdbasis.<br />

6.7.3 De cursorfunctie<br />

Veel moderne <strong>oscilloscopen</strong> zijn uitgevoerd met een cursorfunctie. Op het<br />

scherm verschijnen dan één of twee loodrecht op elkaar staande lijnen (crosshairs)<br />

die met behulp van functietoetsen over het scherm kunnen worden bewogen.<br />

De snijpunten van de ’cross-hairs’ volgen de signaallijn. Op het scherm kan<br />

dan het tijdsverschil resp. het spanningsverschil tussen de vastgelegde punten<br />

worden aangegeven (fig. 21).<br />

17


Figuur 21: Met behulp van de cursorfunctie kan o.a. het tijdsverschil en het spanningsverschil<br />

tussen twee gemarkeerde punten worden weergegeven.<br />

6.7.4 De ’smooth’ instelling<br />

Wanneer veel stoorsignalen een signaal vervuilen dan is het vaak moeilijk om<br />

het eigenlijke signaal nog te herkennen. Zo’n gestoord signaal kan worden gefilteerd.<br />

Dit kan men hardwarematig doen door een storingsfilter tussen de oscilloscoop<br />

en de probe te plaatsen maar het kan ook softwarematig. Dit gebeurt<br />

door de ’smooth’ instelling. Hoewel het signaal er wel duidelijker van wordt<br />

is voorzichtighed geboden. We verwijderen immers bepaalde signaaldelen. Het<br />

lambda-signaal is een voorbeeld van een signaal dat soms alleen maar door<br />

filtering duidelijk zichtbaar gemaakt kan worden.<br />

6.7.5 piek-detectie<br />

Het eerder genoemde gevaar dat de oscilloscoop spanningspieken mist kan worden<br />

beperkt door gebruik te maken van de peak-detectie functie (soms gebeurt<br />

dit ook automatisch). In de piek-detectie gaat de oscilloscoop naar zijn hoogste<br />

samplesnelheid, haalt de spanningpieken eruit en zet deze op het scherm. Een<br />

dergelijke functie kan worden gebruikt wanneer we precies willen weten hoe<br />

hoog bijv. bepaalde inductiespanningen zijn.<br />

7 Het simulatieprogramma van Fluke<br />

We kunnen ook zelf vitueel oefenen. Fluke brengt een simulatieprogramma uit<br />

van de Fluke 123. Dit programma kan worden gedownload van de <strong>Timloto</strong> site<br />

(www.timloto.org). Met dit programma wordt de Fluke 123 gesimuleerd. Het is<br />

18


geen echte oscilloscoop maar alle knoppen ’werken’, zodat we kunnen zien wat<br />

de invloed is van de diverse instellingen op de weergave van het signaal. Ook<br />

bevat het programma softwarematig een eenvoudige functiegenerator waarmee<br />

we verschillende signaalvormen op de virtuele display kunnen zetten. Omdat<br />

we begonnen zijn met het signaal van het lichtnet, hebben we de waveformgenerator<br />

(de simulatie van de functiegenerator) ingesteld op een sinusvormige<br />

spanning van 320 V (amplitude) met een frequentie van 50 Hz. Klik hiervoor<br />

op ’waveform-generator’, stel de spanning in, klik op ’apply’ en vervolgens op<br />

de knop van de oscilloscoop. Fig. 22 geeft de schermafdruk weer.<br />

Figuur 22: De virtuele Fluke 123 ’aangesloten’ op een sinusvormige wisselspanning van 50 Hz<br />

(lichtnet)<br />

19


8 Vragen en opgaven<br />

1. Een oscilloscoop is zeker niet het eerste meetinstrument waar we naar<br />

grijpen in geval van een storing. Omschrijf de wijze waarop men te werk<br />

zal gaan.<br />

2. Welke twee typen <strong>oscilloscopen</strong> worden hier onderscheiden?<br />

3. Het aansluiten van een oscilloscoop op de auto zorgt nog wel eens voor<br />

problemen. Welke genoemde methode zou uw voorkeur verdienen en<br />

waarom?<br />

4. Waarom moet het losnemen van computer-connectoren niet al te vaak<br />

gebeuren?<br />

5. Wat verstaan we onder een break-out box?<br />

6. Op de regel: ’meet altijd t.o.v. de voertuigmassa’, zijn uitzonderingen.<br />

Welke uitzondering wordt genoemd?<br />

7. Wanneer wordt de COM-aansluiting gebruikt?<br />

8. Wat is nu precies het probleem wanneer we de oscilloscoop aansluiten<br />

zoals fig. 7 links weergeeft?<br />

9. Wat is het verschil tussen een 10:1 en een 1:1 probe?<br />

10. Soms wordt aanbevolen om altijd een 10:1 probe te gebruiken. Waarop<br />

is dat gebaseerd?<br />

11. Wat verstaat men onder galvanische scheiding?<br />

12. Wat verstaat men onder ’sample en hold’?<br />

13. Het ’sample en hold’ principe heeft voor <strong>oscilloscopen</strong> een belangrijk nadeel.<br />

Welk nadeel wordt bedoeld?<br />

14. In fig. 13 zien we een aantal (4) ’werkelijke’ signalen met vlak daaronder<br />

het signaal zoals door de oscilloscoop wordt weergegeven. Verklaar hoe<br />

de signaalvoorbeelden tot stand zijn gekomen.<br />

15. Wanneer dienen we een oscilloscoop aan te zetten met een algehele reset?<br />

16. Waarom dienen we de autosetfunctie te gebruiken bij onbekende signalen?<br />

17. Op welke wijze ontstaat en sinusvormige wisselspanning?<br />

18. Hoe kunnen we de spanning en de tijd van het scherm aflezen bij een<br />

oscilloscoop?<br />

19. Wat betekent 5V/div?<br />

20. Hoe komt het dat Vtt van de lichtnetspanning 600 V bedraagt?<br />

21. Wat verstaat men onder de effectieve waarde van een wisselspanning?<br />

22. Wanneer de frequentie van een signaal door de oscilloscoop wordt weergegeven<br />

is dit een berekende waarde. Verklaar dit.<br />

23. Wat verstaat men onder de triggerspanning van een oscilloscoop?<br />

24. Wanneer we de triggerspanning in de ’single shot’ mode te hoog instellen<br />

wordt het signaal niet opgenomen. Verklaar dit.<br />

25. Wat wordt verstaan onder de rolmode van een oscilloscoop?<br />

26. Wat vestaat u onder de ’smooth’ instelling van een osciloscoop?<br />

20


27. Installeer het Fluke simulatieprogramma, start het op en stel nu zelf de<br />

virtuele oscilloscoop in zodat het signaal van fig. 17 verschijnt. Hulp:<br />

• Klik op de balk ’Waveform Generator’ en stel de frequentie en amplitude<br />

(=Vt) in.<br />

• Klik op ’Apply’ en ’OK’ waarna het signaal op het scherm verschijnt.<br />

• Klik op knop waarna de oscilloscoop zich instelt en een<br />

goed leesbaar signaal op de vituele display verschijnt.<br />

Nu moeten we nog de aflezing van de bovenste balk instellen. Klik op<br />

de gele knop < V HZAΩ >. Er verschijnt dan ’Input A Measurements’.<br />

Kies voor Peak (peak-peak) en Hz met de pijtjes toetsen gevolgd door het<br />

klikken op voor ’Enter’.<br />

28. Doe nu hetzelfde voor het signaal van fig. 19.<br />

29. Oefen met triggerinstelling door uit te gaan van fig. 19 van de vorige opdracht.<br />

Na de instelling op ongeveer 320 Hz en een Vtt van 2 V zien we<br />

dat de triggering plaats vindt op ongeveer 1 V van de opgaande positieve<br />

flank. Het triggerpunt ligt niet aan het begin van het scherm maar twee<br />

hokjes naar rechts. Wanneer we nu op klikken dan selecteren we<br />

de triggerinstelling. Met behulp van de pijltjes-toetsen kunnen we nu de<br />

triggerspanning, positief, negatief opgaand of neergaand instellen. Oefen<br />

hiermee en stel ook eens de triggerspanning hoger in dan de topwaarde<br />

van de spanning. Geef een verklaring voor de verandering van het signaalbeeld.<br />

30. Klik op de knoppen en en verklaar wat er gebeurt.<br />

21

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!