Handboek Slibgisting - Stowa
Handboek Slibgisting - Stowa
Handboek Slibgisting - Stowa
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
StoWa 2011-16 HANDBOEK SLIBGISTING<br />
SCrUBBING<br />
Naast filtratie is gas scrubbing (gaswassen) een andere veel gebruikte techniek voor de verwijdering<br />
van H2S. Om gas te scrubben wordt gebruik gemaakt van een alkalische oplossing<br />
waarin H2S oplost en vervolgens in een biologisch proces wordt omgezet naar elementair<br />
zwavel. De scrubvloeistof wordt hierbij geregenereerd. Omdat zowel H2S als CO2 oplosbaar<br />
zijn in water, kunnen deze door middel van ‘scrubbing’ worden verwijderd uit het biogas. In<br />
het algemeen is in biogas het CO2-gehalte vele malen hoger dan het H2S-gehalte waardoor de<br />
reactor kritisch ontworpen moet worden om CO2-opname te beperken.<br />
Het chemisch scrubben van biogas werk volgens hetzelfde principe als het biochemisch<br />
scrubben. Met een alkalische oplossing van meestal natronloog wordt het gas gewassen. Bij<br />
chemisch scrubben wordt deze wasvloeistof niet geregenereerd en dus ook geen elementair<br />
zwavel gevormd. Deze technologie produceert dus een sulfiderijke reststroom. Ook deze<br />
installatie moet kritisch ontworpen om het scrubben van CO2 te beperken.<br />
Een andere mogelijkheid om H2S te verwijderen is door deze uit te wassen met koud water bij<br />
een verhoogde gasdruk (het zogenaamde water scrubbing). H2S en ook CO2 kunnen uit het<br />
biogas worden verwijderd omdat de oplosbaarheid hoger is dan die van CH4 . Deze oplosbaarheid<br />
neemt toe bij hogere druk en lagere temperatuur. Na de fase met hogere druk wordt het<br />
water door een stripper gevoerd. Hier ontwijkt de CO2 en H2S weer door de veel lagere druk.<br />
7.3.7 SCHUIMVorMING<br />
Het aspect schuimvorming is uitgebreid beschreven in een onlangs gepubliceerd STOWA<br />
onderzoek (STOWA 2010). (Praktijkonderzoek naar oorzaken schuimvorming in slibgistingstanks,<br />
STOWA 2010-43)., waarin uitgebreid is ingegaan op mogelijke oorzaken van<br />
schuimvorming en mogelijkheden om schuimvorming te voorkomen of the beheersen. In<br />
een eerder STOWA rapportage ‘Inventarisatie van omvang en kenmerken van schuimvorming<br />
in de slibgisting’ (STOWA 2007-W-07) is een uitgebreide inventarisatie gemaakt<br />
Het onderzoek naar de schuimproblematiek richtte zich op het testen van een aantal<br />
hypothese die aan schuimvorming ten grondslag liggen. Deze hypotheses inclusief validatie<br />
hiervan zijn gegeven in tabel 7.3.<br />
taBEL 7.4 CoNCLUSIES VaLIDItEIt HYpotHESES SCHUIMVorMING-, StaBILItEIt EN BEHEErSING<br />
Hypothese Beschrijving Conclusie<br />
Schuimvorming<br />
1 Elke slibgistingstank heeft de potentie tot schuimvorming waar<br />
2 Een lagere oppervlaktespanning van de vloeistof in de slibgistingstank leidt tot een hogere schuimpotentie waar<br />
3<br />
De oppervlakteactieve stoffen die in een slibgistingstank leiden tot een verlaging van<br />
de oppervlaktespanning zijn vetten, eiwitten en hogere vetzuren.<br />
niet aangetoond<br />
4 Een lagere hardheid van de vloeistof in de slibgistingstank leidt tot een hogere schuimpotentie geen toetsing was mogelijk<br />
5 Een hogere viscositeit van het slib leidt tot een hogere schuimpotentie<br />
en slibgisting die niet goed presteert (reductie van organische stof, biogasproductie) heeft een<br />
mogelijk waar<br />
6 hogere schuimpotentie door de aanwezigheid van oppervlakteactieve stoffen, als gevolg van de<br />
verslechtering van de afbraak van onder andere hogere vetzuren<br />
niet aangetoond<br />
Schuimstabiliteit<br />
7<br />
Een slibgistingstank met een hoge schuimpotentie produceert<br />
een meer stabiele schuimlaag<br />
niet aangetoond<br />
8 Oppervlakteactieve stoffen dragen bij aan de stabiliteit van het schuim niet aangetoond<br />
9 Draadvormers dragen bij aan de stabiliteit van het schuim goed toetsing niet mogelijk<br />
Schuimbheersing<br />
10 afvoer van schuim draagt bij aan een goede beheersing van de schuimproblematiek waar<br />
11 De dosering van anti-schuim draagt bij aan een goede beheersing van de schuimproblematiek waar<br />
93