30.08.2013 Views

rapport 2000-08 - Stowa

rapport 2000-08 - Stowa

rapport 2000-08 - Stowa

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

1 Inleiding<br />

J%n van de belangrijkste conclusies van deze studie is dat er in de praktijk weinig aandacht wordt<br />

besteed aan het vastleggen van de uitgangssituatie, het beschrijven van het streefbeeld, monitoring<br />

van ontwikkelingen en evaluatie. Daardoor is in veel gevallen moeilijk of nauwelijks na te gaan of<br />

de aanleg van de natuurvriendelijke oever heeft geleid tot verhoging van de natuurwaarden, en zo ja<br />

in welke mate.<br />

Teneinde inzichtelijk te maken hoe men deze leemte zou kunnen invullen wordt in deze bijlage<br />

uiteengezet op weke wijze een monitoringonderzoek opgezet kan worden. De wijze waarop<br />

vegetatie en diverse diergroepen geïnventariseerd kunnen worden, wordt globaal beschreven. Voor<br />

specifieke literatuur en handboeken wordt verwezen naar 8 6.2.<br />

Omdat het voor een beheerder financieel niet haalbaar zal zijn alle natuurvnendelijke oevers elk<br />

jaar te monitoren is het noodzakelijk keuzes te maken. Verwezen wordt naar het 'Keuzeinstrument<br />

monitoring natuurvnendelijke oevers' (KIMONO). Dit keuze-instrument (Witteveen+Bos, 1998) en<br />

andere aspecten van monitoring worden besproken in bijlage 6 van het handboek<br />

Natuurvriendelijke Oevers 'Aanpak en Toepassingen' (CUR publicatie 200 - CUR/DWW, 1999).<br />

Bij het volgen van de ontwikkelingen in een oever kan onderscheid worden gemaakt in de volgende<br />

hoofdonderdelen, welke hierna worden besproken:<br />

1 Vastleggen uitgangssituatie.<br />

2 Beschrijven referentiebeeld en streefbeeld.<br />

3 Monitoring van de ontwikkelingen.<br />

4 Evaluatie.<br />

2 Vastleggen uitgangssituatie<br />

Het is gebleken dat gegevens over de uitgangssituatie bij de herinnchting van een oever vaak niet<br />

beschikbaar zijn. Gegevens over flora, vegetatie en fauna beschikbaar bij Rijk, provincies,<br />

onderzoebinstituten en particuliere natuurbeschermingsorganisaties zijn meestal niet bruikbaar op<br />

het niveau van de waterbeheerder. Bovendien is beoordeling van oude veldinformatie ingewikkeld<br />

en moeilijk interpreteerbaar. Er is meestal wel een globale indruk aanwezig over venuiging met<br />

grote brandnetel, riddemting, akkerdistel en dergelijke. Verder zijn van enkele zeldzame soorten<br />

vindplaatsen bekend. Deze veldkennis is echter onvoldoende om voor de betreffende oever de<br />

uitgangssituatie vast te leggen en te gebruiken voor natuur-referentiebeelden en streefbeelden<br />

(Sessink, 1996). Het is derhalve noodzakelijk de uitgangssiniatie te inventariseren en vast te leggen.<br />

Met de uitgangssituatie wordt de situatie bedoeld zoals de oever e ~it ziet v66r de herinnchting.<br />

Deze uitgangssituatie dient vastgelegd te worden omdat de oorspronkelijk aanwezige biotische en<br />

abiotische omstandigheden voor een groot deel bepalen mei welke randvoorwaarden men te maken<br />

heeft bij het bepalen van het streefbeeld.<br />

Ook ten aanzien van het monitoren is het vastleggen van de situatie zoals die is voor de inrichting<br />

in veel gevallen een noodzaak. Wanneer de uitgangssituatie is vastgelegd kan men immers de<br />

ontwikkeling goed volgen. Er kan dan een vergelijking gemaakt worden tussen nieuwe en oude<br />

situatie.<br />

STOWA - Namudaidelijkc wem. Evaluatie v a de stand van zalra in Nsderland pagina 144

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!