Grondwaterplan Soest Planperiode 2011-2015 - Gemeente Soest

Grondwaterplan Soest Planperiode 2011-2015 - Gemeente Soest Grondwaterplan Soest Planperiode 2011-2015 - Gemeente Soest

30.08.2013 Views

Grondwaterplan Soest Planperiode 2011-2015 Definitief eindrapport Uitgebracht aan: Gemeente Soest Raadhuisplein 1 3762 AV SOEST

<strong>Grondwaterplan</strong> <strong>Soest</strong><br />

<strong>Planperiode</strong> <strong>2011</strong>-<strong>2015</strong><br />

Definitief eindrapport<br />

Uitgebracht aan:<br />

<strong>Gemeente</strong> <strong>Soest</strong><br />

Raadhuisplein 1<br />

3762 AV SOEST


definitief<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


Projecttitel : <strong>Grondwaterplan</strong> <strong>Soest</strong><br />

<strong>Planperiode</strong> <strong>2011</strong>-<strong>2015</strong><br />

Projectcode : KF23A<br />

Soort document : Definitief eindrapport<br />

Kenmerk : KF23A, RAP<strong>2011</strong>00210<br />

Opdrachtgever : <strong>Gemeente</strong> <strong>Soest</strong><br />

Opgesteld door : drs. ing. M.J. Kuiper<br />

Senior projectleider : ir. J.H. Bouma<br />

Paraaf opsteller :<br />

Paraaf senior projectleider :<br />

Datum : 14 februari <strong>2011</strong><br />

definitief<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


Inhoudsopgave<br />

definitief<br />

Tekst pagina<br />

1. Inleiding ........................................................................................................... 1<br />

2. Huidige grondwatersituatie .................................................................................. 4<br />

3. Wetgeving, verantwoordelijkheden en taken......................................................... 12<br />

4. Missie, visie, beleid en strategie grondwater in <strong>Soest</strong> ............................................. 15<br />

5. Gewenste ontwateringdiepte en drooglegging ....................................................... 18<br />

6. Oplossen en voorkomen van grondwateroverlast en -onderlast ............................... 21<br />

7. Beheer en onderhoud drainage- en infiltratiesysteem............................................. 27<br />

8. Monitoring grondwaterstanden ........................................................................... 29<br />

9. Grondwaterloket............................................................................................... 31<br />

10. Beperking grondwaterverontreiniging door infiltratie en randvoorzieningen ............. 33<br />

11. Duurzaam bodembeheer en gebiedsgericht grondwaterbeheer .............................. 37<br />

12. Kostendekking ............................................................................................... 39<br />

Bijlagen<br />

1 Overzichtstekening gemeente <strong>Soest</strong><br />

2 Aandachtsgebieden en kansen infiltratie<br />

3 Beleid en wetgevend kader<br />

4 Toetsingscriteria grondwaterstanden stedelijk gebied<br />

5 Gevolgen van te hoge en te lage grondwaterstanden<br />

6 Maatregelen tegen grondwateroverlast<br />

7 Rapportage: Leidraad afkoppelen en infiltreren op de Utrechtse Heuvelrug,<br />

inventarisatie en afstemming<br />

8 Verklarende woordenlijst<br />

9 Reacties van verschillende partijen<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


1. Inleiding<br />

1.1. Aanleiding<br />

1 definitief<br />

Per 1 januari 2008 is de gemeentelijke grondwaterzorgplicht van kracht, zoals aangegeven<br />

in de Wet Verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken. Het betreft een nieuwe<br />

gemeentelijke taak. De kern hiervan kan als volgt worden samengevat:<br />

“Het in het openbare gemeentelijke gebied treffen van maatregelen teneinde<br />

structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond<br />

gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het<br />

treffen van die maatregelen doelmatig is en deze niet tot de verantwoordelijkheid<br />

van het waterschap of de provincie behoort.”<br />

(Bron: Memorie van Toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 578,<br />

nr. 3)<br />

1.2. Stedelijk grondwater<br />

Het stedelijk grondwater maakt naast het stedelijk oppervlaktewater, de neerslag en<br />

verdamping, de drinkwatervoorziening en het afvalwater, een wezenlijk onderdeel uit van<br />

het stedelijk watersysteem.<br />

Het stedelijk grondwater wordt onderscheiden in enerzijds het grondwater in het dieper<br />

gelegen watervoerend pakket en anderzijds het grondwater in het bovenste, freatisch<br />

pakket. De stijghoogte van het freatisch grondwater, het grondwaterpeil, is van belang<br />

voor het grondgebruik en de te nemen maatregelen bij dit gebruik. Dit geldt voor<br />

gebouwen (kruipruimten), voor aanleg en onderhoud van groen en wegen en voor de<br />

kansen voor ecologie en natuur.<br />

Enkele hydrologische begrippen, genoemd in de volgende hoofdstukken, zijn schematisch<br />

weergegeven in figuur 1.<br />

Figuur 1: Schematisatie hydrologische begrippen<br />

drooglegging<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


1.3. Beleidsdoelen<br />

2 definitief<br />

Met dit grondwaterplan van de gemeente <strong>Soest</strong> worden de volgende doelen nagestreefd:<br />

- inzicht geven in de algemene geohydrologische situatie en de omvang van de<br />

grondwaterproblematiek in de gemeente <strong>Soest</strong>;<br />

- verantwoordelijkheden en taken van de verschillende partijen definiëren;<br />

- uitgangspunten voor grondwaterstanden formuleren. Deze kunnen gebruikt worden bij<br />

nieuwe in- en uitbreidingsplannen enerzijds, en om na te gaan of sprake is van te<br />

hoge grondwaterstanden in de bestaande stad anderzijds;<br />

- het vaststellen van een voorkeursvolgorde van maatregelen om de grondwateroverlast<br />

te bestrijden c.q. te voorkomen;<br />

- het beperken van verdroging;<br />

- het vaststellen van de beheer en onderhoudsmethodiek voor drainage-<br />

infiltratiesystemen;<br />

- het vaststellen van het beheer van het grondwatermeetnet;<br />

- het bepalen hoe het (grond)waterloket vorm dient te krijgen (omgang met klachten en<br />

informatieverstrekking);<br />

- bepalen hoe omgegaan wordt met ingrepen in bebouwd gebied, die effect kunnen<br />

hebben op het grondwater;<br />

- het beschermen van de grondwaterkwaliteit bij infiltratie;<br />

- het ramen van de kosten van de werkzaamheden die volgen uit het plan en het maken<br />

van een planning van deze werkzaamheden en het regelen van de financiering.<br />

1.4. Afbakening<br />

Het grondwaterplan van de gemeente <strong>Soest</strong> gaat over het ondiepe, freatisch grondwater<br />

in de gemeente. Dit is het grondwater dat zich in de bovenste meters van de bodem<br />

bevindt. Het plan heeft primair betrekking op de grondwaterkwantiteit.<br />

Grondwaterkwaliteitsaspecten komen uitsluitend aan bod in relatie tot het infiltreren van<br />

afstromend hemelwater en de controle op verontreiniging bij randvoorzieningen.<br />

In het Waterplan <strong>Soest</strong> 2010-2014 worden grondwateraspecten op hoofdlijnen<br />

beschreven, op basis van een integrale watersysteembenadering. Dit voorliggend rapport<br />

gaat specifiek over het grondwaterbeleid.<br />

Het rioleringsbeleid is niet beschreven in voorliggend document. Dit grondwaterplan dient<br />

als achtergronddocument voor het nieuw op te stellen Verbreed <strong>Gemeente</strong>lijk<br />

Rioleringsplan (VGRP).<br />

Dit grondwaterplan heeft betrekking op de gemeente <strong>Soest</strong>, met de woonkernen <strong>Soest</strong>,<br />

<strong>Soest</strong>erberg en <strong>Soest</strong>duinen. In bijlage 1 is een locatietekening toegevoegd.<br />

1.5. <strong>Planperiode</strong><br />

De gemeentelijke grondwaterzorgplicht wordt ondergebracht in het reeds wettelijk<br />

verplichte gemeentelijke rioleringsplan. Het grondwaterplan wordt een uitvoeringsplan met<br />

een set maatregelen van <strong>2011</strong> tot <strong>2015</strong>.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


1.6. Proces<br />

3 definitief<br />

Dit grondwaterplan als onderlegger bij het VGRP is in samenwerking met het Waterschap<br />

Vallei en Eem tot stand gekomen. Het grondwaterplan is ter beoordeling aangeboden aan<br />

verschillende partijen. Van de volgende partijen zijn opmerkingen (zie bijlage 9) verwerkt:<br />

- aanbevelingen naar aanleiding van het rekenkameronderzoek naar de<br />

rioleringszorg;<br />

- opmerkingen van de adviescommissie milieu en ruimte;<br />

- opmerkingen van de provincie Utrecht;<br />

- opmerkingen van Vitens.<br />

Na de formele vaststelling door de gemeenteraad zal het plan ter informatie worden<br />

toegezonden aan de provincie Utrecht en Vitens.<br />

Het grondwaterplan beschrijft de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan haar<br />

wettelijke zorgplicht voor grondwaterbeheer. Met het opstellen van het GWP is het beleid<br />

voor de grondwaterzorg geformuleerd en hiermee zijn de effecten en de kosten voor het<br />

uitvoeren van de zorgplicht expliciet en toetsbaar gemaakt.<br />

Het grondwaterplan is net als het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) strategisch van aard<br />

en maakt onderdeel uit van het verbrede GRP. In het plan is een kostendekkingplan<br />

opgenomen, hierin worden alle maatregelen financieel vertaald.<br />

Door vaststelling van dit grondwaterplan legt de gemeenteraad haar grondwaterbeleid<br />

voor de komende planperiode vast.<br />

1.7. Leeswijzer<br />

In hoofdstuk 2 wordt de huidige grondwatersituatie in <strong>Soest</strong> beschreven. De wetgeving,<br />

verantwoordelijkheden en taken zijn in hoofdstuk 3 toegelicht. De visie en het beleid zijn<br />

in hoofdstuk 4 opgenomen. In hoofdstuk 5 is vervolgens de criteria aangaande overtollig<br />

grondwater vastgesteld.<br />

In de daaropvolgende hoofdstukken 6 tot en met 11 is opgenomen hoe de maatregelen<br />

uitgevoerd moeten worden om aan de beleidsdoelen te kunnen voldoen. Deze<br />

onderwerpen zijn achtereenvolgens: oplossen van grondwateroverlast (hoofdstuk 6),<br />

beheer en onderhoud drainage-infiltratiesystemen (hoofdstuk 7), monitoring<br />

grondwaterstand (hoofdstuk 8), het (grond)waterloket (hoofdstuk 9), het beperken van<br />

verontreiniging bij infiltratie (hoofdstuk 10) en duurzaam bodemgebruik (hoofdstuk 11).<br />

De uitwerking van de kosten van deze maatregelen is opgenomen in hoofdstuk 12.<br />

In bijlage 8 is een verklarende woordenlijst opgenomen.<br />

Wijzigingen naar aanleiding van opmerkingen van de in paragraaf 1.6. genoemde partijen,<br />

zijn weergegeven als blauwe tekst.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


2. Huidige grondwatersituatie<br />

4 definitief<br />

Om een grondwaterplan te kunnen opstellen, is inzicht gewenst in het huidig geohydrologisch<br />

systeem. Hiervoor is een analyse verricht van de in het verleden uitgevoerde onderzoeken en<br />

studies, aangevuld met kennis van medewerkers van de gemeente.<br />

Dit hoofdstuk betreft een beknopte omschrijving van de huidige situatie. Voor een gedetailleerde<br />

omschrijving wordt verwezen naar de rapportage “<strong>Grondwaterplan</strong> <strong>Soest</strong>; Geohydrologische<br />

inventarisatie en analyse”, Wareco, kenmerk KF23.RAP20090915, d.d. 8-10-2009.<br />

2.1. Algemene beschrijving<br />

De topografie van <strong>Soest</strong> is weergegeven in bijlage 1. Een luchtfoto van de gemeente <strong>Soest</strong> is<br />

weergegeven in onderstaand figuur.<br />

Figuur 2: Luchtfoto van de gemeente <strong>Soest</strong> (bron: GoogleMaps 2009)<br />

Geschiedenis<br />

De eerste sporen van bewoning rond <strong>Soest</strong> zijn teruggevonden in de <strong>Soest</strong>erduinen. Circa<br />

11.000 voor Christus bevolkten jagersgroepen de streek rond <strong>Soest</strong>. De eerste vermelding<br />

van het dorp <strong>Soest</strong> dateert uit 1028. In 2004 kon dan ook het 975-jarig bestaan gevierd<br />

worden. De eerste boeren vestigden zich op de zuidoost helling van de Engh, een uitloper<br />

van de Utrechtse Heuvelrug. Door hoog te wonen waren zij veilig voor de Zuiderzee, die<br />

regelmatig de Eempolder overstroomde.<br />

In 1650 liet de burgemeester van Amsterdam een buitenverblijf bouwen, de Hofstede aen<br />

Zoestdijck, het huidige paleis <strong>Soest</strong>dijk. Rond 1920 groeiden <strong>Soest</strong>dijk en <strong>Soest</strong> aan elkaar.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


5 definitief<br />

In 1945 telde <strong>Soest</strong> nog slechts 16.000 inwoners. In de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw<br />

breidde <strong>Soest</strong> zich snel uit met de wijken Klaarwater, Smitsveen en Overhees. De jongste<br />

nieuwbouw is de Boerenstreek, waar vanaf 1997 in vier etappes gebouwd is. Op dit moment<br />

telt de gemeente <strong>Soest</strong> circa 45.500 inwoners.<br />

Kernen die tot de gemeente <strong>Soest</strong> behoren zijn onder andere <strong>Soest</strong>duinen en <strong>Soest</strong>erberg.<br />

<strong>Soest</strong>duinen ligt tussen de twee zandverstuivingsgebieden de “Lange Duinen” en de “Korte<br />

Duinen”. De bebouwing van <strong>Soest</strong>duinen bestaat voornamelijk uit villa’s. Ook is er een klein<br />

industriegebied aanwezig. <strong>Soest</strong>erberg is waarschijnlijk ontstaan rond herberg ‘Huis ten Halve’<br />

op de kruising bij de N237. Bij aanvang heette het dorp ‘Den Bergh’, later werd het bij Koninklijk<br />

Besluit ‘<strong>Soest</strong>erberg’. In 1910 is er door enkele ondernemers een start- en landingsbaan<br />

aangelegd voor hun bedrijf voor vliegtuigen. Na hun faillissement groeide het complex uit tot<br />

NAVO-basis New Amsterdam. Vanaf 1954 werden er Amerikanen gestationeerd met hun<br />

familie. Vliegbasis <strong>Soest</strong>erberg trok veel toerisme en het dorp groeide snel. In 2008 werd de<br />

basis gesloten. Onderstaand staan drie historische kaarten weergegeven van <strong>Soest</strong>,<br />

<strong>Soest</strong>erberg en <strong>Soest</strong>duinen.<br />

Figuur 3: Historische kaart van <strong>Soest</strong> anno circa 1905 (bron: Grote Historische Atlas,<br />

Utrecht)<br />

Figuur 4: Historische kaart van <strong>Soest</strong>erberg en <strong>Soest</strong>duinen anno ca. 1905 (bron: Grote<br />

Historische Atlas, Utrecht)<br />

Oppervlaktewater<br />

Oppervlaktewater is voornamelijk aan de rand van <strong>Soest</strong> aanwezig (Overhees, Koningsweg,<br />

Paleis <strong>Soest</strong>dijk, Eempolder) met uitzondering van de zuidelijke rand (<strong>Soest</strong> Zuid). In<br />

<strong>Soest</strong>duinen en <strong>Soest</strong>erberg is geen oppervlaktewater aanwezig.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


6 definitief<br />

Maaiveld<br />

Het maaiveldniveau is beschreven op basis van het Actueel Hoogtebestand van Nederland<br />

(AHN) van <strong>Soest</strong> uit 1999, welke beschikbaar is gesteld door de gemeente <strong>Soest</strong>.<br />

<strong>Soest</strong> is gelegen in een opgestuwd gebied in het verlengde van de Utrechtse Heuvelrug, zie<br />

figuur 5.<br />

<strong>Soest</strong><br />

<strong>Soest</strong>duinen<br />

<strong>Soest</strong>erberg<br />

Figuur 5: Regionaal maaiveldverloop (m NAP)<br />

(bron: www.ahn.nl 2009)<br />

Riolering, drainage en infiltratievoorzieningen<br />

In <strong>Soest</strong> zijn meerdere rioleringssystemen aanwezig. In het buitengebied is drukriolering<br />

aanwezig. In <strong>Soest</strong> is voornamelijk een gemengd stelsel aanwezig, in het westen van <strong>Soest</strong><br />

(Overhees, Boerenstreek, bedrijventerreinen) is een verbeterd gescheiden stelsel aanwezig.<br />

In <strong>Soest</strong>duinen en <strong>Soest</strong>erberg is een gemengd stelsel aanwezig.<br />

In de wijken Overhees, Smitsveen en Klaarwater is velddrainage aanwezig. Deze systemen<br />

worden niet onderhouden. Verwacht wordt dat de systemen niet meer goed functioneren.<br />

Voor infiltratie maakt de gemeente <strong>Soest</strong> hoofdzakelijk gebruik van infiltratiekratten en IT<br />

leidingen, indien mogelijk met een overstort op een infiltratievijver. Om vuil tegen te gaan<br />

worden in de kolken “gully strainers” toegepast en wordt een zandvangpunt voor elk<br />

krattenpakket aangebracht. Bij IT leidingen worden geen zandvangputten toegepast. Er<br />

worden geen olieafscheiders toegepast.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


7 definitief<br />

Grondwateronttrekkingen<br />

Volgens gegevens van de provincie Utrecht bevindt zich nabij <strong>Soest</strong> één permanente<br />

grondwateronttrekking. Dit betreft pompstation <strong>Soest</strong>duinen, welke zich circa 2 km ten<br />

zuiden van <strong>Soest</strong> bevindt. Het vergunde onttrekkingdebiet bedraagt 9 miljoen m 3 per jaar<br />

(bron: provincie Utrecht).<br />

In figuur 6 is het grondwaterbeschermingsgebied weergegeven (bron: provincie Utrecht). De<br />

winning in <strong>Soest</strong>-Zuid (die nog wel op figuur 6 staat) is niet meer operationeel. Het<br />

grondwaterbeschermingsgebied en het waterwingebied zullen vervallen als de vergunning<br />

wordt ingetrokken (bron: provincie Utrecht). Op dit moment is Vitens bezig een<br />

grondwaterwetvergunning voor de winning Woudenberg te verwerven. Zodra deze<br />

vergunning verleend is, zal Vitens de provincie laten weten niet langer gebruik te willen<br />

maken van de winning in <strong>Soest</strong>-Zuid (bron: Vitens).<br />

Figuur 6: Grondwaterbeschermingsgebieden. (bron: Streekplan Provincie Utrecht)<br />

De onttrekking bij <strong>Soest</strong>-Zuid is niet meer operationeel.<br />

Volgens opgave van de gemeente is tevens een aantal particuliere onttrekkingen aanwezig,<br />

ten behoeve van beregening van tuinen.<br />

Bebouwing<br />

Volgens opgave van de gemeente is nagenoeg bij alle woningen in <strong>Soest</strong>, <strong>Soest</strong>duinen en<br />

<strong>Soest</strong>erberg een kruipruimte aanwezig. De woningen zijn veelal op staal gefundeerd.<br />

Uitzondering daarop is Overhees en Boerenstreek (<strong>Soest</strong>erveen).<br />

Verdrogingsgevoelige natuur<br />

Ten zuidwesten van <strong>Soest</strong>erveen bevindt zich het provinciaal SUBTOP-gebied <strong>Soest</strong>erveen,<br />

zie onderstaand figuur. Op deze plek lag ooit een uitgestrekt hoogveengebied. Tegenwoordig<br />

bestaat het <strong>Soest</strong>erveen uit berkenbos met open gedeelten die zijn afgeplagd om planten als<br />

dopheide, zonnedauw en wollengras een kans te geven. De natuur is sterk afhankelijk van<br />

een continue hoge grondwaterstand. SUBTOP-gebieden zijn gebieden waar de verdroging zal<br />

worden aangepakt. Voor deze gebieden wordt door de provincie Utrecht geen verslechtering<br />

(zijnde verdroging) toegestaan. Daarnaast is langs de Ir. Menkolaan in <strong>Soest</strong> een relatief<br />

klein natuurgebied aanwezig, het Slangenbosje.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


Figuur 7: Voor verdroging gevoelige natuur<br />

(bron: <strong>Grondwaterplan</strong>2008-2013 Provincie Utrecht)<br />

2.2. Bodemopbouw<br />

8 definitief<br />

In figuur 8 is een geschematiseerde dwarsdoorsnede van de geologie over de gemeente<br />

<strong>Soest</strong> weergegeven (bron: TNO).<br />

<strong>Soest</strong><br />

WVP*1: Dekzanden<br />

Plaatselijke leemlaag<br />

Opgestuwde afzettingen<br />

WVP 2: Pleistocene rivierafzettingen<br />

WVP 1: Fluvioglaciale afzettingen<br />

Figuur 8: Schematische weergave van de bodemopbouw en de geohydrologie langs het<br />

west-oost profiel over <strong>Soest</strong> (bron: REGIS II-TNO). *WVP:Watervoerend pakket<br />

<strong>Soest</strong>duinen<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11<br />

<strong>Soest</strong>erberg


9 definitief<br />

De bodem bestaat overwegend uit fijn tot grove zandgronden. Ten noordoosten (Eempolder)<br />

van <strong>Soest</strong> zijn waterstorende lagen aan het maaiveld aanwezig.<br />

In <strong>Soest</strong>, <strong>Soest</strong>duinen en <strong>Soest</strong>erberg worden van boven naar beneden over het algemeen de<br />

volgende bodemlagen en geohydrologische pakketten onderscheiden:<br />

Fijnkorrelige zanden<br />

Vanaf het maaiveld worden, met uitzondering van het hooggelegen deel van <strong>Soest</strong> en het<br />

zuiden van <strong>Soest</strong>erberg, fijnzandige lagen aangetroffen (dekzanden). Op basis van<br />

archiefgegevens komen in dit pakket lokaal waterstorende lagen voor. Veelal is sprake van<br />

leemhoudend zand, maar ook zijn regelmatig afzonderlijke leemlaagjes of kleilaagjes te<br />

onderscheiden. De omvang van deze storende lagen is niet nauwkeurig bekend en zijn<br />

tijdens het boren niet aangetroffen. De onderzijde van dit pakket bevindt zich volgens TNO<br />

op circa NAP -5 m. Ten zuiden van <strong>Soest</strong>erberg wordt deze laag niet aangetroffen.<br />

Grofkorrelige zanden<br />

Onder de dekzanden bevinden zich grovere zanden, afgezet door rivieren. Plaatselijk is dit<br />

pakket grindhoudend. De onderzijde van dit pakket bevindt zich op basis van boringen uit het<br />

archief van TNO op circa NAP -60 m.<br />

Ten noordoosten van <strong>Soest</strong> (Eempolder) bevindt zich direct onder de dekzanden dan wel aan<br />

het maaiveld een slecht doorlatende klei-, veen- of leemlaag met een dikte van circa 10 m.<br />

2.3. Grondwater<br />

In aanvulling op de bestaande peilbuizen van TNO zijn verspreid over <strong>Soest</strong> acht freatische<br />

peilbuizen geplaatst. De grondwaterstand wordt hierin hoogfrequent gemeten met behulp<br />

van dataloggers. De locaties van de peilbuizen zijn weergegeven in bijlage 1.<br />

In Soesduinen en <strong>Soest</strong>erberg zijn geen peilbuizen geplaatst. De grondwaterstand bevindt<br />

zich daar op relatief grote diepte onder het maaiveld. De bestaande peilbuizen van TNO<br />

geven voldoende inzicht in de grondwaterstand.<br />

Horizontale grondwaterstroming<br />

De freatische, ondiepe grondwaterstand varieert in zowel plaats als tijd.<br />

Horizontale grondwaterstroming in <strong>Soest</strong> treedt op van het hooggelegen centrum (De Engen)<br />

naar de lagergelegen gebieden. In <strong>Soest</strong>duinen en <strong>Soest</strong>erberg stroomt het grondwater in<br />

noordoostelijke richting, van de Utrechtse Heuvelrug richting de polder tussen Baarn en<br />

Amersfoort (Eempolder).<br />

In figuren 9 en 10 zijn een geschematiseerde dwarsdoorsnede van het hydrologisch systeem<br />

in <strong>Soest</strong> en <strong>Soest</strong>erberg/<strong>Soest</strong>duinen weergegeven. De omliggende polders hebben een grote<br />

invloed op de grondwaterstand in <strong>Soest</strong>.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


hoogte t.o.v. NAP (m)<br />

20<br />

18<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

peilbuis 6<br />

peilbuis 5<br />

Koningsweg (N221)<br />

0 500 1000 1500 2000 2500 3000<br />

afstand zuidwest-noordoost (m)<br />

10 definitief<br />

Zuidwest Noordoost<br />

potentieel overlastgebied<br />

peilbuis 4<br />

peilbuis 3<br />

Steenhofstraat<br />

polder<br />

potentieel overlastgebied<br />

Figuur 9: Schematische dwarsdoorsnede met grondwaterstanden in <strong>Soest</strong><br />

hoogte t.o.v. NAP (m)<br />

50<br />

45<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Noord Zuid<br />

<strong>Soest</strong>duinen<br />

0 500 1000 1500 2000 2500 3000<br />

afstand noord-zuid (m)<br />

<strong>Soest</strong>erberg<br />

maaiveldhoogte<br />

gws natte periode<br />

Trace doorsnede<br />

zuidwest<br />

noordoost<br />

maaiveldhoogte<br />

grondwaterstand<br />

Trace doorsnede<br />

zuidwest<br />

Figuur 10: Schematische dwarsdoorsnede met grondwaterstanden in <strong>Soest</strong>erberg en<br />

<strong>Soest</strong>duinen<br />

In <strong>Soest</strong>, <strong>Soest</strong>erberg en <strong>Soest</strong>duinen is sprake van een wegzijgingssituatie:het grondwater<br />

stroomt vanuit het bovenste watervoerend pakket naar de onderliggende pakketten. Ter<br />

plaatse van de weilanden ten noordoosten van <strong>Soest</strong> (Eempolder) treedt door de aanwezigheid<br />

van polders lichte kwel op.<br />

Ontwateringsituatie<br />

De ontwateringdiepte is de afstand tussen het maaiveld en de grondwaterstand. Hoe geringer<br />

de ontwateringdiepte, hoe groter de kans op grondwateroverlast.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11<br />

noord<br />

zuid


11 definitief<br />

Tijdens de winterperiode, op 24 januari 2009, varieerde de ontwateringdiepte in <strong>Soest</strong> van<br />

kleiner dan 0,5 m aan de noordelijke rand (Noorderweg) tot circa 10 m in het midden (De<br />

Eng). In de volgende gebieden in <strong>Soest</strong> is de berekende ontwateringdiepte kleiner dan<br />

0,7 m:<br />

- Korte Brinkweg en Lange Brinkweg (noordoosten), aan de rand met de Eempolder;<br />

- Jachthuislaan, Colenso, Noorderweg en Stadhouderslaan (noorden), tegen de grens<br />

met Baarn;<br />

- Overhees (zuidwesten), plaatselijk bij wegen.<br />

De ontwateringdiepte in <strong>Soest</strong>duinen bedraagt circa 5 m à 7 m. De ontwateringdiepte in<br />

<strong>Soest</strong>erberg bedraagt circa 10 m à 15 m.<br />

Klachten (grond)wateroverlast<br />

Colenso en de Noorderweg en omgeving zijn bij de gemeente bekende<br />

grondwateroverlastgebieden. Aan de Ir. Menkolaan, Heuvelweg en Dr. Rupertlaan in het<br />

noorden van <strong>Soest</strong> is door verschillende bewoners melding gedaan van grondwateroverlast.<br />

De overlast manifesteerde zich als grondwater in de kruipruimte en in de tuinen. In<br />

<strong>Soest</strong>duinen en <strong>Soest</strong>erberg zijn geen grondwateroverlastgebieden.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


3. Wetgeving, verantwoordelijkheden en taken<br />

3.1. Algemeen<br />

12 definitief<br />

De werkzaamheden van de gemeente <strong>Soest</strong> zijn er primair op gericht om de veiligheid en de<br />

leefbaarheid (leefomgeving) van haar inwoners en bedrijven te waarborgen en waar mogelijk<br />

te verbeteren. Grondwateroverlast kan het woongenot en daarmee de leefbaarheid van de<br />

inwoners aantasten. Het voorliggende grondwaterbeleidsplan is erop gericht de overlast als<br />

gevolg van te hoge of te lage grondwaterstanden voor de inwoners en bedrijven van de<br />

gemeente <strong>Soest</strong> te verminderen.<br />

3.2. Waterwet<br />

De taakverdeling en verantwoordelijkheid voor het beheer van het ondiepe grondwaterbeheer<br />

waren tot 2008 niet eenduidig in wet- en regelgeving vastgelegd. Om deze onduidelijkheid op<br />

te heffen is de Wet Verankering en Bekostiging <strong>Gemeente</strong>lijke Watertaken (hierna te<br />

noemen: Wet <strong>Gemeente</strong>lijke Watertaken) opgesteld, die per 1 januari 2008 in werking is<br />

getreden en per 22 december 2009 is opgenomen in de Waterwet. Deze wet gaat overigens<br />

niet alleen over grondwater.<br />

De wet bevat onder meer de nieuwe rioolheffing en introduceert gemeentelijke zorgplichten<br />

voor afvloeiend hemelwater en voor het grondwater (zie paragraaf 1.1.). De zorgplicht werkt<br />

niet met terugwerkende kracht. De volgende elementen zijn van belang (bron: Van<br />

rioleringszaak naar gemeentelijke watertaak, VNG 2007):<br />

Verantwoordelijkheid perceelseigenaar<br />

Van de perceelseigenaar mag worden verwacht dat hij de vereiste (waterhuishoudkundige<br />

en/of bouwkundige) maatregelen neemt om grondwaterproblemen te voorkomen of te<br />

bestrijden, voor zover deze problemen niet aantoonbaar worden veroorzaakt door onrechtmatig<br />

handelen of nalaten van een ander, particulier of overheid. Daarbij horen ook eigen<br />

wensen ten aanzien van het object, zoals wonen in de kelder.<br />

Structureel<br />

De gemeentelijke taak begint als er sprake is van structureel nadelige gevolgen van de<br />

grondwaterstand. Bij incidentele grondproblemen (bijvoorbeeld bij extreme regenval) heeft<br />

de gemeente dus geen taak en die zal de perceelseigenaar moeten accepteren c.q. zelf<br />

maatregelen moeten nemen. De gemeente bepaalt wanneer gesproken kan worden van<br />

structurele problemen.<br />

Bestemming<br />

Voorwaarde voor maatregelen is dat de grondwaterstanden negatieve gevolgen moeten<br />

hebben voor de bestemming (bijvoorbeeld woonfunctie), er moet dus een probleem zijn.<br />

Inspanningsplicht<br />

De grondwaterstand is –zeker in bebouwd gebied- niet volledig te sturen, daarom heeft de<br />

grondwaterzorgplicht van de gemeente het karakter van een inspanningsverplichting (‘zoveel<br />

mogelijk’) en wordt de gemeente niet verantwoordelijk voor de grondwaterstand. De gemeente<br />

kan wel aansprakelijk worden gesteld op het nakomen van de grondwaterzorgplicht.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


13 definitief<br />

Doelmatigheid<br />

In de afweging van gemeentelijke maatregelen moeten de financiële implicaties, de omvang<br />

en de duur van de problemen meegenomen worden, alsmede de verschillende mogelijke<br />

oplossingen om grondwateroverlast tegen te gaan (beïnvloeden van het grondwaterpeil in<br />

probleemgebieden versus laten nemen van bouwkundige maatregelen).<br />

Niet de verantwoordelijkheid van andere overheden<br />

De gemeentelijke zorgplicht geldt alleen voor maatregelen die niet tot de<br />

verantwoordelijkheid van het waterschap of de provincie behoren.<br />

In bijlage 3 is het wettelijk kader opgenomen.<br />

3.3. Taakverdeling en verantwoordelijkheden<br />

De volgende partijen hebben een gedeelde verantwoordelijkheid en taken aangaande het<br />

stedelijk en ondiep grondwater: de perceeleigenaar, de gemeente, het waterschap, de<br />

provincie en het waterleidingbedrijf. Hieronder worden per instelling de taken en<br />

verantwoordelijkheden benoemd.<br />

a. De <strong>Gemeente</strong> <strong>Soest</strong>:<br />

- Is verantwoordelijk voor de ontwatering van openbaar terrein, conform de<br />

gemeentelijke grondwaterzorgplicht zoals die in dit plan is vormgeven binnen het<br />

kader van het gemeentelijk beleid, zie paragraaf 5.2.<br />

- Biedt particulieren de mogelijkheid zich op een duurzame manier te ontdoen van<br />

grondwater, voor zover deze daartoe geen andere mogelijkheden hebben en dit<br />

passend is binnen het gemeentelijk beleid, zie paragraaf 5.4.<br />

- Draagt zorg voor de eventuele aanleg en onderhoud van de benodigde duurzame<br />

leidingsystemen en aansluitpunten in de openbare ruimte voor de ontwatering van het<br />

particuliere terrein.<br />

- Heeft een loket waar vragen en klachten over grondwater(overlast) binnenkomen en<br />

verstrekt informatie via een website, zie hoofdstuk 9.<br />

- Neemt naar aanleiding van klachten over (grond-)wateroverlast het initiatief om de<br />

oorzaak van de overlast te onderzoeken.<br />

- Beheert een grondwatermeetnet ter monitoring van het grondwaterpeil, zie hoofdstuk 8.<br />

- Stelt als initiatiefnemer, in ruimtelijke plannen een waterparagraaf op. Hierin worden<br />

de aspecten van het grondwater meegenomen. Het waterschap heeft een<br />

adviserende rol voor respectievelijk het oppervlakte- en grondwater.<br />

- Ziet erop toe dat de van “nature” voorkomende grondwaterstanden (representatief<br />

hoogste grondwaterstand) en het anticiperen daarop door de bouwer in het<br />

watertoetsproces wordt meegenomen.<br />

- Is verantwoordelijk voor het leveren van kennis en advies, zowel ten behoeve van<br />

het uitvoeren van de watertoets als bij het op een duurzame manier aanpakken van<br />

problemen in bestaand stedelijk gebied.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


14 definitief<br />

b. De perceeleigenaar:<br />

- Is primair verantwoordelijk voor de ontwatering van zijn terrein. Hij houdt bij<br />

grondwaterstandverlagende maatregelen rekening met het gemeentelijk beleid en<br />

belangen van aangrenzende percelen. Hij kan de gemeente verzoeken het water te<br />

mogen lozen op een gemeentelijke voorziening. De gemeente maakt daarbij een<br />

doelmatigheidsafweging. De perceeleigenaar is tevens verantwoordelijk voor de<br />

bouwkundige staat en het onderhoud van zijn bouwwerken.<br />

c. Waterschap Vallei en Eem:<br />

- Heeft haar verantwoordelijkheid voor het kwantitatieve en kwalitatieve<br />

oppervlaktewater. Omdat grond- en oppervlaktewater elkaar kunnen beïnvloeden<br />

heeft het waterschap tevens een (afgeleide) rol in het beheer van het ondiepe<br />

grondwater.<br />

- Is verantwoordelijk voor de afvoer van drainage- en grondwater via het<br />

oppervlaktewater dat door de gemeente of particulieren wordt aangeboden.<br />

- Is verantwoordelijk voor het leveren van kennis en advies (waar het<br />

oppervlaktewater en het ondiepe grondwater betreft), zowel ten behoeve van het<br />

uitvoeren van de watertoets c.q. waterparagraaf, als bij het aanpakken van<br />

problemen in bestaand stedelijk gebied.<br />

- Verleent vergunningen voor onttrekkingen kleiner dan 150.000 m 3 /jaar en voor alle<br />

bronbemalingen.<br />

d. Waterleidingbedrijf Vitens:<br />

- Heeft als primaire taak het leveren van drinkwater. Het waterleidingbedrijf heeft geen<br />

wettelijk verantwoordelijkheid ten aanzien van de grondwaterstand of de handhaving<br />

van de grondwaterkwaliteit.<br />

e. Provincie Utrecht:<br />

- Heeft de taak om het strategisch grondwaterbeleid op te stellen. Middels de<br />

grondwaterwet is de provincie ook verantwoordelijk voor het verlenen van<br />

vergunningen voor en het registreren van grote grondwateronttrekkingen en<br />

infiltraties.<br />

- De provincie is beheerder van de grondwatervoorraad. Het beheer van grondwater is<br />

met de Waterwet (2009) in handen gelegd van de waterschappen, uitgezonderd<br />

winningen voor de openbare drinkwatervoorziening, industriële onttrekkingen groter<br />

dan 150.000 m 3 /jaar en warmte-koudeopslag, voor deze onderdelen is de provincie<br />

verantwoordelijk.<br />

- De provincie is bevoegd gezag voor de bescherming van de kwaliteit van het<br />

grondwater op grond van de Waterwet (Kaderrichtlijn Water en Grondwaterrichtlijn)<br />

en de Wet Milieubeheer.<br />

- De provincie heeft een centrale rol in het grondwaterbeschermingsbeleid. De<br />

gebieden waar grondwater voor drinkwater aan de bodem wordt onttrokken en de<br />

gebieden die daarvoor in reserve worden gehouden worden afdoende beschermd. De<br />

provincie stelt beperkingen aan activiteiten en ruimtelijke functies in het zogeheten<br />

grondwaterbeschermingsgebied en in mindere mate in het intrekgebied (het gebied<br />

waarbinnen het onttrokken water van bovenaf wordt aangevuld).<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


4. Missie, visie, beleid en strategie grondwater in <strong>Soest</strong><br />

4.1. Missie<br />

15 definitief<br />

Onder de missie wordt verstaan een strategische doelstelling voor de lange termijn, waarbij<br />

de continuïteit wordt geborgd. Voor het grondwater in <strong>Soest</strong> geldt de volgende missie:<br />

4.2. Visie<br />

De gemeente <strong>Soest</strong> streeft in haar gebied naar een duurzaam grondwatersysteem,<br />

met een grondwaterstand die geen structurele overlast veroorzaakt bij de bewoners.<br />

Daarnaast wil de gemeente de grondwaterstand niet onnodig verlagen, omdat dit<br />

anders botst met de visie de verdroging van de natuur te voorkomen. Ook wil de<br />

gemeente voorkomen dat de bodem of het grondwater (op de lange termijn)<br />

verontreinigd wordt door actieve infiltratie van verontreinigd afstromend hemelwater<br />

(bijvoorbeeld bij afkoppelen).<br />

Onder de visie wordt verstaan de wijze waarop de missie kan worden bereikt. In <strong>Soest</strong> geldt<br />

de volgende grondwatervisie:<br />

De gemeente <strong>Soest</strong> wil de aanwezige structurele grondwateroverlast gaan<br />

verminderen en daarnaast voorkomen dat toekomstige grondwateroverlast gaat<br />

ontstaan. Bij grondwateroverlast wil de gemeente waar mogelijk meewerken aan<br />

duurzame/innovatieve oplossingen. Ook wil de gemeente een duidelijk aanspreekpunt<br />

zijn voor burgers en bedrijven betreffende grondwaterproblematiek en vragen over<br />

het grondwater. De gemeente heeft ten aanzien van het ondiepe grondwater een<br />

duidelijke regiefunctie.<br />

4.3. Beleidsdoelstellingen<br />

Om in de toekomst te kunnen voldoen aan de grondwatermissie en de grondwatervisie wordt<br />

de uitwerking van de onderstaande onderwerpen belangrijk geacht voor het grondwaterplan.<br />

Deze onderwerpen staan in de volgende hoofdstukken uitgewerkt.<br />

Criteria overtollig grondwater en drooglegging<br />

Tot op heden ontbreekt het aan heldere criteria wanneer wel of niet grondwater wordt<br />

ingezameld en hoe het overtollige grondwater vervolgens wordt verwerkt. Ook ontbreekt nog<br />

bij welke grondwaterstand infiltratie van afstromend hemelwater kan worden toegepast<br />

(zoals bij afkoppelen). Daarnaast ontbreken criteria voor een goede drooglegging. Over deze<br />

criteria wordt in het grondwaterplan een standpunt ingenomen.<br />

Het beleid hierover is opgenomen in hoofdstuk 5.<br />

Aanpak van grondwateroverlast en -onderlast<br />

Een duidelijk plan van aanpak ontbreekt voor het op een duurzame en innovatieve manier<br />

verhelpen van grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied. Daarnaast dient rekening te<br />

worden gehouden met mogelijke toename van extreme neerslag aangaande de<br />

klimaatswijziging, zoals die is voorspeld in de IPCC rapporten (bron: Toelichting KNMI op de<br />

IPCC rapporten, Intergovernmental Panel on Climate Change van 1 februari 2007).<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


16 definitief<br />

Besloten is om na te gaan hoe in bestaand stedelijk gebied met grondwateroverlast moet<br />

worden omgegaan. Een tweedeling wordt toegepast in het planmatig en vraaggestuurd<br />

oplossen van die grondwaterproblemen.<br />

Daarnaast wordt beleid ontwikkeld om op een duurzame wijze grondwateroverlast in nieuw<br />

te ontwikkelen gebied te voorkomen. Uit landelijke ervaring is gebleken dat bij nieuw te<br />

ontwikkelen gebied wordt bezuinigd op het voldoende ophogen van de bodem, het hebben<br />

van voldoende drooglegging en het aanleggen van duurzame ontwateringmiddelen. Gevolg<br />

daarvan is dat na oplevering van de woonwijken al snel klachten kunnen ontstaan.<br />

Ook wordt ernaar gestreefd om grondwateronderlast te beperken, zoals verdroging van de<br />

natuur en zettingen.<br />

Hoe dit beleid vorm dient te krijgen is nader uitgewerkt in hoofdstuk 6.<br />

Aanleg, beheer en onderhoud drainage- en infiltratiesysteem<br />

In de huidige situatie is, met uitzondering van velddrainage op particuliere terreinen, geen<br />

drainage aanwezig. Wel wordt overwogen om drainage in combinatie met een IT-riool voor<br />

regenwaterafvoer aan te leggen, bijvoorbeeld in de omgeving van de Ir. Menkolaan. Het<br />

uitgangspunt hierbij is dat een duurzaam systeem voor de lange termijn wordt aangelegd.<br />

Hoe het beleid met betrekking tot de aanleg, beheer en onderhoud vorm dient te krijgen is<br />

nader uitgewerkt in hoofdstuk 7.<br />

Monitoring grondwaterstand<br />

Sinds 2008 wordt de grondwaterstand in de toplaag (het freatisch watervoerend pakket)<br />

automatisch gemonitoord met behulp van dataloggers. De metingen dienen meerdere<br />

doelen. Naast inzicht in de ontwateringdiepte is nagegaan of de ontwateringcriteria in het<br />

openbaar gebied gehaald kan worden. Bovendien worden deze gegevens gebruikt bij het<br />

oplossen van grondwaterklachten. Nagegaan wordt hoe de gewenste gegevens verzameld en<br />

gedocumenteerd worden.<br />

Hoe dit beleid vorm dient te krijgen is nader uitgewerkt in hoofdstuk 8.<br />

(Grond)waterloket<br />

Grondwater gerelateerde klachten kunnen momenteel gemeld worden bij het (algemene)<br />

Meldpunt Woonomgeving.<br />

Om een aanspreekpunt voor inwoners te zijn voor vragen en/of klachten van het grondwater<br />

dient voor de volgende onderwerpen beleid te worden opgesteld: de herkenbaarheid van het<br />

waterloket vergroten en het doorverwijzen van klachten tussen de gemeente en het<br />

waterschap synchroniseren.<br />

Het beleid hiervoor is beschreven en nader uitgewerkt in hoofdstuk 9.<br />

Beperking grondwaterverontreiniging bij infiltratie<br />

De grondwatervoorraad in de Utrechtse Heuvelrug is kwetsbaar. Om deze voorraad te<br />

beschermen tegen verontreiniging, is voor de Utrechtse Heuvelrug duurzaam beleid voor<br />

infiltratie van afstromend hemelwater nodig.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


17 definitief<br />

Het beleid hiervoor is beschreven en nader uitgewerkt in hoofdstuk 10.<br />

Duurzaam bodembeheer en gebiedsgericht grondwaterbeheer<br />

De verwachting is dat de bodem van <strong>Soest</strong> komende jaren meer benut zal worden. Met name<br />

een toename van de toepassing van Warmte Koude-Opslagsystemen (WKO) zal daar een<br />

belangrijke rol in spelen. Ook zullen wellicht meer bodemverontreinigingen als een<br />

geaccepteerde bodemfunctie beschouwd kunnen worden (in het kader van gebiedsgericht<br />

grondwaterbeheer). Door de toename van het aantal functies in een beperkte ruimte in de<br />

bodem kunnen onderlinge beïnvloeding en knelpunten ontstaan. Daarentegen kunnen zich in<br />

een drukke bodem ook kansen voordoen.<br />

Het beleid hiervoor is beschreven en nader uitgewerkt in hoofdstuk 11.<br />

4.4. Strategie maatregelen<br />

Voor maatregelen om in de toekomst te kunnen voldoen aan de grondwatermissie en de<br />

grondwatervisie, wordt uitgegaan van het duurzaamheidsprincipe. Duurzaam betekent in dit<br />

geval dat de bij een gebied behorende hydrologische situatie bij stedelijke ontwikkelingen zo<br />

veel mogelijk wordt gehandhaafd. Tevens betekent dit dat zo min mogelijk technische<br />

voorzieningen worden gebruikt om de grondwaterstand te reguleren.<br />

Om in het bestaand stedelijk gebied, bij inbreidingen, sloop-nieuwbouw en voor te<br />

ontwikkelen stedelijk gebied grondwateroverlast te voorkomen, wordt uitgegaan van de<br />

volgende voorkeursvolgorde:<br />

1. ophogen van het maaiveld;<br />

2. het aanleggen van extra oppervlaktewater dan wel het verlagen van het<br />

oppervlaktewaterpeil;<br />

3. het aanleggen van drainage onder vrij verval.<br />

De gemeente <strong>Soest</strong> past in beginsel geen onderbemaling van drainagesystemen toe.<br />

Een andere mogelijkheid is het nemen van bouwtechnische maatregelen. In bijlage 6 zijn de<br />

bouwtechnische maatregelen om vochtoverlast te voorkomen nader beschreven. Voor het<br />

treffen van bouwtechnische maatregelen zijn de woningeigenaren primair zelf<br />

verantwoordelijk. Bouwtechnische maatregelen worden daarom in dit gemeentelijk<br />

grondwaterplan niet verder uitgewerkt.<br />

Op korte termijn is het oplossen van grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied vaak<br />

niet mogelijk door het verhogen van het maaiveld of het aanleggen van extra open water. In<br />

dit geval is de inzet de structurele overlast op te lossen via de aanleg van drainage in<br />

openbaar gebied. Vanuit kosteneffectiviteit wordt de aanleg van drainage zoveel mogelijk<br />

gecombineerd met rioolvervanging of gecombineerd met de aanleg van een IT-riool voor<br />

regenwaterafvoer.<br />

Door het veranderende klimaat is het neerslagregime aan het wijzigen. Dit zal een stijging<br />

veroorzaken van de grondwaterstand. Bij dimensionering van (nieuwe of te vervangen)<br />

drainagesystemen zal hiermee rekening moeten worden gehouden.<br />

Doelmatigheid: in principe worden maatregelen alleen doelmatig geacht als meegelift kan<br />

worden met andere relevante werkzaamheden en als de maatregelen passen in gemeentelijk<br />

beleid ten aanzien van de grondwaterstandverlaging.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


5. Gewenste ontwateringdiepte en drooglegging<br />

5.1. Achtergrond<br />

18 definitief<br />

De ontwateringdiepte (afstand van het maaiveld tot het grondwater) is een belangrijk item in<br />

de aanpak van de grondwateroverlast. Bij een te geringe ontwatering kan overlast ontstaan.<br />

Afhankelijk van de gebruiksfunctie kan een andere ontwatering gewenst zijn. Bij woningen in<br />

woonwijken leidt een hoge grondwaterstand in het algemeen eerder tot overlast dan op een<br />

bedrijventerrein. Ook de ouderdom van de bebouwing speelt hierin een rol. Bij oudere<br />

bebouwing kan eerder grondwateroverlast door optrekkend vocht worden ervaren dan bij<br />

nieuwbouw.<br />

De mogelijke gevolgen van grondwateroverlast zijn beschreven in bijlage 5.<br />

Het is van belang aan te geven welke grondwatersituatie de gemeente <strong>Soest</strong> nastreeft. Het<br />

grondwaterpeil reageert op neerslag en verdamping en is daarom niet op een vast peil te<br />

handhaven. De gemeente heeft dan ook geen resultaatsverplichting om het gewenste<br />

grondwaterpeil te handhaven. Middels het nemen van maatregelen volgens de<br />

voorkeursvolgorde ophogen, aanleggen open water en grondwatertechnische maatregelen<br />

(zie paragraaf 4.4.) kan de gemeente in het openbaar gebied een inspanning leveren om de<br />

gewenste situatie te bereiken. De gemeente is niet verantwoordelijk voor het bereiken van<br />

een bepaalde grondwatersituatie op het particuliere terrein.<br />

De verschillende onderdelen van bovengenoemde taak zijn vastgelegd in doelstellingen die in<br />

de onderstaande paragrafen worden behandeld.<br />

5.2. Vaststellen ontwateringcriterium voor de openbare ruimte<br />

De gemeente <strong>Soest</strong> is, als beheerder van de openbare ruimte, verantwoordelijk voor de<br />

ontwateringdiepte van haar terrein. Ter plaatse van het openbaar gebied (zoals wegen, parkeerplaatsen<br />

en plantsoenen) wordt gestreefd naar een ontwateringdiepte (maaiveld minus grondwaterstand) van ten<br />

minste 0,7 m beneden de as van de weg. Voor openbare groengebieden en parken zal gestreefd worden<br />

naar een ontwateringdiepte van ten minste 0,5 m minus maaiveld. Voor landelijk gangbare<br />

toetsingscriteria onder openbaar terrein wordt verwezen naar bijlage 4.<br />

Gekozen is voor het criterium van 0,7 m beneden de as van een weg, daar dit een landelijk<br />

gangbaar criterium is en <strong>Soest</strong> over het algemeen al een grotere ontwateringdiepte heeft.<br />

Door een dergelijk criterium aan te houden wordt het particuliere belang veelal meegenomen<br />

doordat het ontwateringmiddel (bijvoorbeeld middels een drainageleiding of<br />

oppervlaktewater) in de gemeente <strong>Soest</strong> een uitstraling heeft op de grondwaterstand in de<br />

omliggende omgeving.<br />

Als grondwatertechnische middelen worden ontworpen, zal het particuliere belang worden<br />

meegenomen door bijvoorbeeld op een drainageniveau lager dan 0,7 m beneden de as van<br />

de weg te gaan draineren, voor zover dit mogelijk en doelmatig is. Het streven is om een<br />

ontwatering van 0,7 m op particulier terrein te kunnen realiseren (zie bijlage 4). Om op een<br />

lager drainageniveau dan 0,7 m beneden de as van de weg te gaan draineren, geldt echter<br />

wel de volgende randvoorwaarde:<br />

- in zettingsgevoelige gebieden geldt dat de grondwaterstand niet structureel mag<br />

dalen onder de van nature laagst voorkomende grondwaterstand.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


19 definitief<br />

De gemeente draagt geen verantwoordelijkheid voor de grondwaterstand op particulier<br />

terrein. Hiervoor is de particulier zelf verantwoordelijk.<br />

In speciale gevallen kan afgeweken worden van het ontwateringcriterium. Bijvoorbeeld als de<br />

ontwatering niet gehandhaafd kan worden, omdat het oppervlaktewaterpeil niet door het<br />

waterschap kan worden verlaagd.<br />

Deze ontwateringdieptes gelden voor bestaand stedelijk gebied (wegen en parken).<br />

Grondwater dat zich structureel boven deze gestelde ontwateringdiepte bevindt wordt als<br />

overtollig beschouwd.<br />

In- en uitbreidingsplannen<br />

De gemeente <strong>Soest</strong> hanteert bij in- en uitbreidingsplannen een minimale ontwateringdiepte<br />

van 0,8 m. Voor de in- en uitbreidingen is sprake van een strengere ontwateringcriterium<br />

dan voor de bestaande stad. Hiermee wordt toekomstige grondwateroverlast voorkomen.<br />

Grondwater dat zich structureel boven deze gestelde ontwateringdiepte bevindt kan leiden<br />

tot structurele grondwateroverlast.<br />

Structureel<br />

Grondwateroverlast wordt als structureel beschouwd als er zowel meldingen zijn als te hoge<br />

grondwaterstanden. Structureel te hoge grondwaterstanden treden op als de gemiddelde<br />

hoogste grondwaterstand (GHG) of de representatieve hoogste grondwaterstand (RHG)<br />

gedurende meerdere aaneengesloten jaren hoger is dan de gewenste grondwatersituatie.<br />

Infiltratie afstromend hemelwater<br />

Bij het actief infiltreren van afstromend hemelwater wordt de grondwaterstand, afhankelijk<br />

van de bodemopbouw, verhoogd. Om te voorkomen dat grondwateroverlast ontstaat, worden<br />

voor de toepassing van infiltratie criteria aan de grondwaterstand gesteld, zie tabel 1,<br />

bijlage 2a en bijlage 2b. Bij een ontwateringdiepte kleiner dan 1 m wordt geen infiltratie<br />

toegepast. Bij een ontwateringdiepte tussen 1 m en 2 m wordt per project onderzoek<br />

uitgevoerd naar de grondwatersituatie en wordt beoordeeld of infiltratie tot<br />

grondwateroverlast kan leiden. Ook wordt nagegaan of ondiepe (innovatieve)<br />

infiltratietechnieken toegepast moeten worden om te voorkomen dat de infiltratietechnieken<br />

permanent onder water komen te staan. Voorbeelden van gangbare technieken zijn: wadi’s,<br />

doorlatende verharding, ondiepe infiltratie-elementen zoals “krukjes”. Ondiepe<br />

infiltratietechnieken kunnen ook op innovatieve wijze gebruikt worden als waterberging onder<br />

de straat. Afstromend water kan in de voorzieningen worden geborgen waarna het vertraagd<br />

kan afstromen naar oppervlaktewater. Bij grotere ontwateringdiepten kan in principe<br />

infiltratie toegepast worden, mits dit niet tot wateroverlast (bij laaggelegen gebieden) leidt.<br />

Bij grootschalige infiltratieprojecten wordt door middel van berekeningen beoordeeld of<br />

infiltratie tot grondwateroverlast bij laaggelegen delen leidt.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


20 definitief<br />

Tabel 1: Criteria ontwateringdiepte ten aanzien van infiltratie van hemelwater<br />

Ontwateringdiepte<br />

natte<br />

periode<br />

[m]<br />

Mogelijkheden Opmerking<br />

< 1,0 Niet infiltreren:<br />

afvoer naar<br />

oppervlaktewater<br />

Vanwege kans op grondwateroverlast wordt<br />

hemelwater afgevoerd naar oppervlaktewater.<br />

1,0 - 2,0 Overgangszone Nader onderzoek haalbaarheid.<br />

2,0 - 3,0 Infiltreren<br />

mogelijk<br />

> 3,0 Infiltreren goed<br />

mogelijk<br />

Mits dit niet tot grondwateroverlast bij laaggelegen<br />

delen leidt.<br />

Mits dit niet tot grondwateroverlast bij laaggelegen<br />

delen leidt.<br />

5.3. Vaststellen droogleggingseisen voor nieuwbouwgebieden<br />

Het waterschap is als peilbeheerder van het oppervlaktewater verantwoordelijk voor<br />

voldoende drooglegging. Gestreefd wordt naar een drooglegging bij normaal waterpeil van<br />

1,3 m. Hierbij is aangesloten op de uitgangspunten van het waterschap Vallei en Eem. Bij<br />

deze drooglegging is er nog 0,5 m ruimte voor opbolling van de freatische grondwaterstand.<br />

Door met zand op te hogen tot 1,3 m boven het oppervlaktewaterpeil, wordt een robuust,<br />

duurzaam en klimaatbestendig ontwerp gerealiseerd.<br />

5.4. Vaststellen hoe om te gaan met door derden aangeboden grondwater<br />

Ontvangst van door particulieren aangeboden grondwater dient aan het criterium van<br />

overtollig grondwater te voldoen. Grondwater wordt alleen aangenomen als dit doelmatig is.<br />

Indien het grondwater op particulier terrein zich bevindt op of onder 0,7 m beneden de as<br />

van de weg, dan is de gemeente <strong>Soest</strong> niet ontvangstplichtig.<br />

Ten aanzien van maatregelen tegen wateroverlast dienen in beginsel eerst maatregelen op<br />

eigen terrein genomen te worden. Er kan dan bijvoorbeeld gedacht worden aan bouwkundige<br />

maatregelen (zie bijlage 6) of lozing naar het oppervlaktewater waar dat mogelijk is.<br />

Indien dit niet mogelijk blijkt te zijn zal de gemeente aan particulieren de mogelijkheid<br />

bieden zich te ontdoen van grondwater door dit bijvoorbeeld aan te laten sluiten op het<br />

aanwezige of nieuw aan te leggen gemeentelijk drainagesysteem of op de<br />

regenwaterriolering. In een zeer uitzonderlijk geval kan toestemming gegeven worden om<br />

tijdelijk op een gemengd stelsel grondwater te lozen. Hoe grondwater aangeboden moet<br />

worden, wordt beschreven in een aansluitverordening. Bij het opstellen van het VGRP wordt<br />

dit nader beschreven conform de modelverordening van de VNG.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


21 definitief<br />

6. Oplossen en voorkomen van grondwateroverlast en -onderlast<br />

6.1. Achtergrond<br />

In bijlage 2a en bijlage 2b zijn zones aangegeven waar mogelijk grondwateroverlast<br />

verwacht kan worden enerzijds en waar anderzijds infiltratie van hemelwater op basis van de<br />

geohydrologie mogelijk is (uitgaande van een natte situatie). Deze kaarten zijn gebaseerd op<br />

de ontwateringkaart, bekende overlastgebieden en archiefgegevens van TNO.<br />

Bij de gemeente <strong>Soest</strong> is bekend dat in het noorden van <strong>Soest</strong> ter plaatse van Colenso, de<br />

Noorderweg, de Ir. Menkolaan, Heuvelweg en Dr. Rupertlaan grondwateroverlast wordt<br />

ervaren. Momenteel wordt aan de Ir. Menkolaan grondwateronderzoek verricht om te<br />

bepalen of en welke maatregelen getroffen kunnen worden. De resultaten hiervan worden in<br />

het voorjaar van <strong>2011</strong> verwacht.<br />

Op basis van de ontwateringkaart is het mogelijk dat in Overhees en aan de rand met de<br />

Eempolder (omgeving van de Korte Brinkweg en de Lange Brinkweg) grondwateroverlast<br />

wordt ervaren. Er is vooralsnog echter geen grondwateroverlast gemeld door bewoners.<br />

Voor de overige gebieden in de gemeente <strong>Soest</strong> is het onwaarschijnlijk dat eventuele<br />

klachten met grondwater te maken hebben. Ook de ontwateringdiepte in <strong>Soest</strong>erberg en<br />

<strong>Soest</strong>duinen is op basis van de TNO meetgegevens voldoende groot. In deze woonkernen<br />

wordt geen grondwateroverlast verwacht en is infiltratie van hemelwater op basis van de<br />

geohydrologie mogelijk.<br />

De verschillende onderdelen van bovengenoemde taak zijn vastgelegd in doelstellingen die in<br />

de onderstaande paragrafen worden behandeld.<br />

6.2. Vaststellen aanpak grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied<br />

Voor de gemeente <strong>Soest</strong> zijn drie maatregelen toepasbaar om grondwateroverlast tegen te<br />

gaan (zie hoofdstuk 4): het ophogen van maaiveld voor nieuw te ontwikkelen gebied, het<br />

toepassen van een peilverlaging/aanleg watergangen en grondwatertechnische maatregelen<br />

(drainage). In een uitzonderlijk geval kan in bestaand stedelijk gebied voldoende ruimte<br />

aanwezig zijn om nieuwe watergangen te realiseren.<br />

Het aanpakken van grondwateroverlast dient doelmatig te gebeuren. Maatregelen naar<br />

aanleiding van klachten dienen kosteneffectief te worden genomen. Maatregelen worden<br />

alleen doelmatig geacht als meegelift kan worden met andere relevante werkzaamheden en<br />

als de maatregelen passen in gemeentelijk beleid ten aanzien van de<br />

grondwaterstandverlaging (het ontwateringcriterium van 0,7 m beneden as van de weg).<br />

Als de drain er eenmaal ligt kunnen particulieren hun eigen ontwateringvoorziening hierop<br />

laten aansluiten. Hiervoor dient bij de gemeente wel aan de aansluitverordening te worden<br />

voldaan. In de aansluitverordening worden onder andere de technische gegevens van de<br />

drains en de wijze van onderhoud en de afstemming met de overheid vastgelegd.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


6.2.1. Planmatige aanpak<br />

22 definitief<br />

De gemeente <strong>Soest</strong> heeft besloten om voor Overhees en het gebied aan de rand met de<br />

Eempolder (omgeving van de Korte Brinkweg en de Lange Brinkweg) vooralsnog niet na te<br />

gaan of sprake is van structurele (grond)wateroverlast. Reden hiervoor is dat er geen<br />

grondwateroverlast is gemeld door bewoners. Wel wordt voor de wijk Overhees in <strong>Soest</strong> in<br />

samenwerking met het waterschap geïnventariseerd of een peilverlaging van de watergangen<br />

in de wijk doelmatig is voor het verbeteren van de ontwateringsituatie in de wijk. Hiermee<br />

wordt beoogd de grondwatersituatie in de wijk te verbeteren en gereed te maken voor<br />

klimaatveranderingen.<br />

Om mogelijke problemen planmatig aan te pakken wordt de volgende werkwijze gehanteerd:<br />

1 analyse op basis van klachten en de gegevens van grondwatermeetnet;<br />

2 archiefstudie naar grondwateroverlast;<br />

3 onderzoek uitvoeren naar grondwateroverlast (veldstudie);<br />

4 opstellen van ontwerpen voor compenserende maatregelen;<br />

5 realisatie van de maatregelen.<br />

De gemeente <strong>Soest</strong> heeft goede ervaringen met IT-riolen en is er voorstander van om<br />

leidingen met een grote diameter (Ø 300 mm) in de rijbaan aan te brengen, eventueel met<br />

uitleggers richting de woningen. Bij voorkeur wordt het IT riool aangelegd op een diepte<br />

vergelijkbaar met het vuilwaterriool, worden de kolken aangesloten op het IT-riool en wordt<br />

het IT riool in open verbinding met het oppervlaktewater aangelegd. De gemeente is er tegen<br />

om een onderbemaling te installeren, omdat hiermee een kunstmatige situatie wordt<br />

gecreëerd en de natuurlijke fluctuatie van de grondwaterstand teniet wordt gedaan.<br />

6.2.2. Vraaggestuurde aanpak<br />

Naar aanleiding van meldingen over grondwateroverlast neemt de gemeente <strong>Soest</strong> het<br />

initiatief om te onderzoeken of de overlast samenhangt met de aanwezige grondwaterstand.<br />

Er wordt gewerkt volgens de volgende drietrapsstrategie.<br />

1. Als er klachten worden gemeld, zal een medewerker van de gemeente <strong>Soest</strong> een quick<br />

scan verrichten. Middels informatie uit het grondwatermeetnet en archiefgegevens wordt<br />

nagegaan wat de mogelijke oorzaak van het probleem kan zijn. Vervolgens gaat een<br />

medewerker ter plaatse polshoogte nemen. Met de particulier wordt besproken hoe<br />

grondwateroverlast het beste verholpen kan worden.<br />

2. Indien meerdere klachten uit een wijk worden gemeld zal, naast de werkzaamheden uit<br />

stap 1, ook een veldwerk worden uitgevoerd. Peilbuizen zullen worden geplaatst en de<br />

grondwaterstand wordt handmatig of automatisch geregistreerd en de bodemopbouw<br />

wordt vastgesteld. Op basis van deze informatie wordt gepoogd een oplossing voor het<br />

geconstateerde probleem te vinden.<br />

3. Mocht blijken dat het geconstateerde probleem niet eenvoudig is op te lossen, dan zal<br />

overgegaan worden op het planmatig aanpakken van de grondwateroverlast. Hetzelfde<br />

geldt voor die situaties waarbij continu klachten uit een wijk blijven binnenkomen.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


23 definitief<br />

6.3. Vastleggen voorkomen grondwateroverlast bij werkzaamheden in bestaand<br />

gebied<br />

Bij werkzaamheden in bestaand gebied dient grondwateroverlast te worden voorkomen.<br />

Voorbeelden van werkzaamheden die invloed kunnen hebben op de grondwaterstand zijn:<br />

- vervanging van een onbedoeld lekkend riool door een nieuw waterdicht riool;<br />

- herinrichting van de openbare ruimte;<br />

- uitbreidingen van bebouwing, bijvoorbeeld de aanleg van een ondergrondse<br />

parkeergarage;<br />

- aanpassing van oppervlaktewaterpeil.<br />

De initiatiefnemer van de uit te voeren werkzaamheden moet aantonen dat er geen risico is<br />

op grondwateroverlast door de werkzaamheden, of dat zij daartegen afdoende maatregelen<br />

hebben genomen. Bij uitbreiding van bebouwing zal Bouwtoezicht in het kader van de<br />

bouwvergunning hierop toe moeten zien. De gemeente <strong>Soest</strong> gebruikt de standaard<br />

bouwverordening van de Vereniging van Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n (VNG).<br />

Vervanging onbedoeld lekke riolen<br />

Nagegaan wordt welke leidingen verwacht mogelijk lek zijn (zie paragraaf 6.6.). Op basis van<br />

de staat en aanlegdiepte van de riolering en de grondwaterstand, wordt per project bepaald<br />

of vervanging van de riolering een ontoelaatbare grondwaterstandstijging met zich<br />

meebrengt. Besloten wordt of met de vervanging een drain wordt aangelegd.<br />

Zettingsrisico’s voor funderingen op staal<br />

In het algemeen bestaat de ondergrond in de gemeente <strong>Soest</strong> uit zandige ondergrond. In<br />

<strong>Soest</strong>dijk zijn echter ondiepe veenlagen aanwezig. Deze slappe lagen kunnen bij een<br />

grondwaterstandverlaging een risico vormen voor zettingen.<br />

Een gebruikelijke methode om de invloed van een ingreep na te gaan is gebruik te maken<br />

van een grondwatermodel. Er kan gekozen worden per werkzaamheid een lokaal model op te<br />

stellen. Hiermee kunnen contouren van de invloed van een ingreep worden bepaald waarmee<br />

de invloed op de bebouwing kan worden nagegaan. In combinatie met gegevens van<br />

funderingen geeft dit inzicht in risico op schade aan bebouwing.<br />

Invloed op archeologische waarden<br />

De conservering van archeologische waarden wordt voor een zeer groot deel bepaald door<br />

het grondwater. Veranderingen van het grondwaterregime hebben veelal een negatief effect<br />

op deze archeologische waarden. Degradatieprocessen van archeologische sporen en<br />

artefacten kunnen bijvoorbeeld al optreden bij verandering van de grondwaterstand,<br />

verzilting van de bodem, bodemdaling en de aanwezigheid van verontreinigd grondwater.<br />

Ook de aanvoer van meer zuurstofrijk water door een veranderende kwel kan een negatieve<br />

invloed hebben op de kwaliteit van het archeologisch bodemarchief. Voorafgaand aan<br />

(grootschalige) ingrepen in het grondwaterregime in de gemeente <strong>Soest</strong> dient daarom nader<br />

inzicht te worden verkregen in de gevolgen die dit kan hebben voor archeologische waarden<br />

ter plekke of in de directe omgeving. Hulpmiddel hierbij vormt de Archeologische<br />

Beleids(advies)kaart van de gemeente <strong>Soest</strong>, waarop de archeologische verwachting van de<br />

verscheidene landschappen binnen de gemeente is aangetekend.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


24 definitief<br />

6.4. Vastleggen voorkomen grondwateroverlast in nieuw te ontwikkelen gebied<br />

Als uitgangspunt voor (toekomstige) ontwikkelingen in de gemeente <strong>Soest</strong> wordt uitgegaan<br />

van de ontwateringkaart in de huidige situatie (van 2009), zie het inventarisatierapport van<br />

<strong>Soest</strong>.<br />

De criteria voor de hoogst toelaatbare grondwaterstand, zoals verwoord in hoofdstuk 5, zijn<br />

ook voor nieuw te ontwikkelen gebieden van kracht.<br />

Bij de inrichting van een nieuw te ontwikkelen gebied wordt van grotere schaal naar een<br />

kleinere schaal gewerkt. Globaal worden de volgende planfasen onderscheiden:<br />

1. opstellen bestemmingsplan;<br />

2. opstellen inrichtingsplan;<br />

3. opstellen bouwplannen per kavel.<br />

Ad 1. Bij het opstellen van een bestemmingsplan, of een wijziging hierop, dient er een<br />

watertoets te worden uitgevoerd waarmee wordt nagegaan of er bij hevige regenval<br />

geen kans is op wateroverlast. Over het algemeen resulteert dit in een benodigd<br />

oppervlak aan oppervlaktewater. Op deze grote planschaal is het nog niet gebruikelijk<br />

de grondwatersituatie in detail te beschouwen.<br />

Ad 2. Bij het opstellen van een inrichtingsplan is het meenemen van de grondwatersituatie<br />

belangrijk om er voor te zorgen dat er geen kans op grondwateroverlast ontstaat in<br />

het nieuw te ontwikkelen gebied. De gemeente gaat daarom een<br />

Standaardprogramma van Eisen (SPvE) voor te ontwikkelen gebieden opstellen. In dit<br />

SPvE worden eisen en richtlijnen gegeven voor de omgang met grondwater op<br />

openbaar en particulier terrein. Dat SPvE wordt onderdeel gemaakt van de<br />

privaatrechtelijke grondexploitatieovereenkomsten met bouwers en<br />

projectontwikkelaars. Ook wordt het proces van toetsing omschreven. De toetsing<br />

kan gelijk plaatsvinden bij de toetsing aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden.<br />

Bij het begin van de ontwikkeling van een gebied ontvangt de ontwikkelaar dit SPvE.<br />

Ad 3. Voor de omgang met (grond)water op particulier terrein wordt verwezen naar de<br />

modelverordening van de VNG.<br />

Voor nieuw te ontwikkelen gebied dient de watertoets verricht te worden (artikel 19, eerste<br />

lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO)). Met de watertoets worden de effecten<br />

van de ontwikkelingen op de waterhuishouding (hemelwater, oppervlaktewater en<br />

grondwater) in beeld gebracht.<br />

6.5. Vastleggen voorkomen grondwateroverlast op lange termijn<br />

Uit klimaatsvoorspellingen blijkt dat in de toekomst naar verwachting meer kortdurende<br />

hevige buien en langdurige perioden van droogte zullen optreden. Daarnaast wordt steeds<br />

meer afstromend hemelwater geïnfiltreerd (bij afkoppelen). De invloed van deze processen<br />

op de grondwaterstand is vooralsnog niet bekend. Dit wordt niet als problematisch ervaren,<br />

daar klimaatswijziging een traag proces betreft.<br />

De gemeente <strong>Soest</strong> is op de hoogte van de problematiek welke in de klimaatswijziging<br />

besloten ligt. Omdat voor de huidige planperiode echter al veel werk te verzetten is, is<br />

besloten dit onderwerp pas in de volgende planperiode(n) in behandeling te nemen.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


6.6. Vastleggen tegengaan grondwateronderlast<br />

25 definitief<br />

Grondwateronderlast kan zich voordoen in de vorm van verdroging van de natuur en<br />

gebouwschade (als gevolg van zettingen of droogstand). Het kan ondermeer veroorzaakt<br />

worden door lekke riolen, onderbemaling van watergangen, aanleg van drainageleidingen,<br />

tijdelijke grondwaterbemalingen bij bouwputten en rioolwerkzaamheden of particuliere<br />

onttrekkingen.<br />

Voor het tegengaan van verdroging van de natuur wordt aangesloten bij het provinciaal<br />

beleid.<br />

Lekke riolen<br />

Uit landelijke ervaring is gebleken dat oude riolen lek kunnen zijn. In de wijken in <strong>Soest</strong> met<br />

een hoge grondwaterstand liggen de leidingen onder het grondwaterpeil en hebben deze<br />

hierdoor een drainerende werking. De drainerende functie van lekke riolen kan ertoe leiden<br />

dat de grondwaterstand plaatselijk zakt. Bij funderingen op staal kunnen (ongelijkmatige)<br />

zettingen optreden. Zettingen kunnen schade aan de bebouwing als gevolg hebben. Om<br />

schade te voorkomen, dient de grondwaterstand niet langdurig verlaagd te worden onder de<br />

van ‘nature’ laagst voorkomende grondwaterstand.<br />

Nagegaan wordt welke leidingen mogelijk lek zijn en of verwacht wordt dat dit een probleem<br />

is ten aanzien van grondwateronderlast (zie paragraaf 6.3.). Als de resultaten bekend zijn,<br />

wordt met de provincie Utrecht en Vitens besproken of de lekke riolering negatieve effecten<br />

heeft voor de grondwaterbeschermingsgebieden.<br />

Onderbemaling van watergangen<br />

Om verdroging tegen te gaan, wordt onderbemaling van watergangen niet meer toegepast. Waar<br />

nu sprake is van onderbemalingen en een lagere grondwaterstand dan van nature aanwezig is,<br />

wil de gemeente <strong>Soest</strong>, als de gelegenheid zich voordoet, deze onderbemalingen opheffen.<br />

Voorwaarde is dat dit niet tot grondwateroverlast gaat leiden.<br />

Aanleg van drainageleidingen<br />

Voordat de drainerende leidingen worden aangelegd, wordt tijdens het grondwateronderzoek<br />

(zie paragraaf 6.2.) onderzocht of de grondwaterstandsverlaging tot nadelige effecten leidt.<br />

Particuliere onttrekkingen<br />

In de gemeente <strong>Soest</strong> doet zich een aantal particuliere onttrekkingen voor. Over het<br />

algemeen betreft het kleinschalige onttrekkingen, waarvan de invloed op de grondwaterstand<br />

niet belangrijk groot zal zijn.<br />

Grondwateronttrekkingen, met uitzondering van drinkwaterwinning en warmte-koudeopslagsystemen,<br />

met een debiet kleiner dan 150.000 m 3 /jaar worden gereguleerd door het<br />

waterschap Vallei en Eem. Voor grondwateronttrekkingen uitsluitend ten behoeve van<br />

beregening met een debiet kleiner dan 60 m 3 /uur geldt geen vergunningsplicht.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


26 definitief<br />

Om bewustzijn bij particulieren over het gebruik van regenwater te creëren en daarmee<br />

verdroging door grondwateronttrekkingen tegen te gaan, zal de gemeente de bewoners<br />

informeren. Bijvoorbeeld door middel van het (grond)waterloket en de gemeentelijke<br />

internetpagina. Daarnaast stimuleert de gemeente <strong>Soest</strong> de aanschaf en het gebruik van<br />

regentonnen in de tuin. Wie besluit een regenton aan te schaffen bij bepaalde winkeliers, kan<br />

van de gemeente het BTW-bedrag terugkrijgen.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


7. Beheer en onderhoud drainage- en infiltratiesysteem<br />

7.1. Achtergrond<br />

27 definitief<br />

In de gemeente <strong>Soest</strong> zijn momenteel geen gemeentelijke drainageleidingen aanwezig, met<br />

uitzondering van de velddrains op particulier terrein. Voorzien wordt echter dat in deze<br />

planperiode aan de Ir. Menkolaan een drainage-infiltratieleiding wordt aangelegd. Verwacht<br />

wordt dat ook in Colenso, de Noorderweg en omgeving, Heuvelweg en Dr. Rupertlaan een<br />

drainage-infiltratiesysteem nodig is.<br />

Om drainage- en infiltratiesystemen optimaal te laten functioneren, is een beheersysteem<br />

noodzakelijk. Momenteel is een rioleringsbeheersysteem aanwezig waarin drainage- en<br />

infiltratiesystemen opgenomen kunnen worden.<br />

Essentieel is dat het gehele toekomstige drainage- en infiltratiesysteem wordt opgenomen in<br />

een beheersysteem, waarin zowel het kortcyclisch beheer en onderhoud (schoonmaken) als<br />

de langcyclische aanleg en vervanging van drainage- en infiltratieleidingen een plek krijgen.<br />

De verschillende onderdelen van bovengenoemde taak zijn vastgelegd in doelstellingen die in<br />

de onderstaande paragrafen worden behandeld.<br />

7.2. Vastlegging vorm beheersysteem<br />

In het beheersysteem dienen naast de ligging van de drainage- en infiltratieleidingen alle<br />

technische kenmerken te worden vastgelegd.<br />

In het beheersysteem dienen daarnaast een tijdsplanning voor het kortcyclisch beheer en<br />

onderhoud en de langcyclische aanleg en vervanging te worden opgesteld. De gemeente<br />

<strong>Soest</strong> is voornemens dit geheel op te nemen in een verbreed GRP. Grondwater wordt in<br />

<strong>Soest</strong> via IT-riolen afgevoerd. Het hoofddoel van IT-riolen is de afvoer van hemelwater.<br />

Derhalve wordt de aanleg en het onderhoud ervan gefinancierd via het GRP.<br />

7.3. Vastleggen kortcyclisch beheer & onderhoud<br />

De planning van het kortcyclisch beheer en onderhoud is afhankelijk van de mate van<br />

dichtslibben van de drainage- en infiltratieleidingen door ijzerafzettingen en kleine siltdeeltjes.<br />

Daarnaast gaat de kwaliteit van de leidingen achteruit door bijvoorbeeld wortelingroei.<br />

Voor de gemeente <strong>Soest</strong> zal vooralsnog worden uitgegaan van het eens per vijf jaar reinigen<br />

van de leidingen. Afhankelijk van de staat en aanlegwijze van de leidingen dient gekozen te<br />

worden voor doorspoelen, doorspuiten of doorsteken van deze leidingen. Ook vindt eens per<br />

tien jaar een visuele inspectie plaatst met behulp van een camera.<br />

Particuliere drainagesystemen (velddrains) zullen door de gemeente <strong>Soest</strong> niet worden<br />

onderhouden. Hiervoor zijn particulieren te allen tijde zelf verantwoordelijk.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


7.4. Vastleggen langcyclische aanleg en vervanging<br />

28 definitief<br />

De planning van de langcyclische aanleg en vervanging zal synchroon lopen met de<br />

vervangingstermijn van de riolering of wegwerkzaamheden. Door mee te liften met deze<br />

werken, zijn de vervangings- of aanlegkosten van een drainagesysteem minimaal en wordt<br />

voldaan aan de eisen van het zo doelmatig mogelijk tegengaan van grondwateroverlast en -<br />

onderlast.<br />

Uitgangspunt zal zijn een robuust en duurzaam drainage- en infiltratiesysteem. Intentie is de<br />

levensduur gelijk te houden aan dat van rioolleidingen. Dit betekent dat drainage- en<br />

infiltratieleidingen van duurzaam kunststofmateriaal moeten zijn. Om ijzerafzetting en<br />

wortelingroei te voorkomen dienen drainageleidingen (dan wel IT-leidingen) onder de van<br />

nature voorkomende grondwaterstand te worden aangelegd. Het drainage- of infiltratieniveau<br />

zal middels opzetstukken of schildmuren worden ingeregeld.<br />

Particuliere drainagesystemen (velddrains) zullen door de gemeente <strong>Soest</strong> niet worden<br />

vervangen. Hiervoor zijn particulieren te allen tijde zelf verantwoordelijk.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


8. Monitoring grondwaterstanden<br />

8.1. Achtergrond<br />

29 definitief<br />

Om de taken en verantwoordelijkheden goed uit te kunnen voeren is een adequate<br />

monitoring van de grondwaterstand nodig, inclusief digitaal beheerprogramma en<br />

presentatiemogelijkheden. Monitoring van de grondwaterkwaliteit wordt behandeld in<br />

hoofdstuk 10.<br />

In het kader van de zorgplicht, geregeld in de Waterwet, dient de gemeente inzicht te hebben in<br />

de ontwateringdiepte op openbaar terrein. Meetgegevens kunnen zodoende gebruikt worden<br />

voor het informeren van burgers en bedrijven over de aanwezige grondwaterstand en het<br />

adviseren over activiteiten in relatie tot grondwater. Daarnaast geven deze gegevens de<br />

gemeente inzicht in de grondwaterstand voor het verrichten van haar werkzaamheden in de<br />

openbare ruimte. Bovendien kunnen grondwatermetingen gebruikt worden om de werking van<br />

de infiltratie- en drainagesystemen te bepalen.<br />

Het proces om tot een functioneel meetnet te komen bevat verschillende stappen. In figuur 11<br />

zijn de belangrijkste stappen weergegeven. De gemeente <strong>Soest</strong> bevindt zich anno <strong>2011</strong> in de<br />

meetfase. Hoe het meetnet structureel zal worden beheerd en hoe de gegevens structureel<br />

worden opgeslagen en worden gepresenteerd, moet nog worden vastgesteld.<br />

Figuur 11: Van ontwerp naar de interpretatie<br />

In het beheersgebied van Waterschap Vallei & Eem zijn diverse partijen betrokken bij beheer<br />

van water. Deze partijen hebben zich georganiseerd binnen het Platform Water Vallei en<br />

Eem. Vanuit dit platform is de projectgroep Grondwatermeetnet opgericht. De projectgroep<br />

bestaat uit gemeenten, het Waterschap Vallei & Eem, provincies Utrecht en Gelderland en<br />

drinkwaterbedrijf Vitens. Binnen dit verband wordt nagedacht over het gezamenlijk beheer<br />

en organiseren van de afzonderlijke grondwatermeetnetten.<br />

Het gezamenlijk inzamelen van grondwaterstanddata en een gezamenlijk databeheer kan een<br />

kostenvoordeel opleveren. Men moet wel rekening houden dat er geïnvesteerd zal moeten<br />

worden in de mogelijkheid voor uitwisselbaarheid van informatie tussen de verschillende<br />

gebruikers.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


8.2. Inrichting en beheer meetnet<br />

30 definitief<br />

Het grondwatermeetnet van het bovenste watervoerend pakket voor het bestaand stedelijk<br />

gebied is vooralsnog voldoende om de grondwatersituatie op hoofdlijnen te beoordelen. Extra<br />

peilbuizen zijn echter wenselijk om de grondwatercontourlijnen en de ontwateringsituatie in<br />

de aangewezen aandachtsgebieden nauwkeuriger in beeld te brengen. Het gaat daarbij om<br />

de rand met de Eempolder, nabij de Korte Brinkweg/Stadhouderslaan en de Boerenstreek<br />

(Hofstedering) in <strong>Soest</strong>. Deze extra peilbuizen zullen geplaatst worden in het kader van het<br />

opzetten van een regionaal grondwatermeetnet en de samenwerking binnen het Platform<br />

Water.<br />

8.3. Informatieverzameling<br />

Het toepassen van dataloggers geeft door haar hoogfrequente metingen inzicht in de<br />

dynamiek van het grondwatersysteem (bijvoorbeeld met behulp van tijdreeksanalyse). Het<br />

effect van extreme neerslag of infiltratie op de minimaal benodigde ontwateringdiepte kan<br />

bijvoorbeeld geanalyseerd worden.<br />

Momenteel wordt in een aantal peilbuizen in het eerste watervoerend pakket, met dataloggers<br />

de grondwaterstand gemeten. Er zijn echter nog onvoldoende meerjarige<br />

meetreeksen van de grondwaterstandfluctuatie voorhanden. Derhalve wordt de<br />

grondwaterstand in de peilbuizen blijvend gemonitoord.<br />

8.4. Registratie grondwaterstanden en bodemgegevens<br />

Alle peilbuizen (posities, kenmerken en grondwaterstanden) welke geplaatst zijn binnen de<br />

gemeente <strong>Soest</strong> dienen in een gemeentelijke database opgenomen te worden. Welk systeem<br />

dit moet zijn, dient uitgezocht te worden.<br />

Informatie van het meetnet (unieke nummering, posities, kenmerken en grondwaterstanden)<br />

worden in dezelfde database opgenomen. Vanwege de huidige meetfrequentie van eenmaal<br />

per uur, is het belangrijk dat de database een grote hoeveelheid metingen kan bewaren.<br />

8.5. Uitwisseling gegevens<br />

Nagegaan dient te worden hoe de informatie (grondwaterstanden) uit de database ter<br />

beschikking gesteld kan worden aan de bewoners van de gemeente <strong>Soest</strong> (bijvoorbeeld met<br />

behulp van een internet-portal).<br />

Deze informatie of een interpretatie van deze informatie dient een plek te krijgen in het<br />

grondwaterloket (zie hoofdstuk 9). Hierdoor zal worden voldaan aan de eisen zoals gesteld in<br />

het verdrag van Aarhus, Richtlijn 2003/4/EG).<br />

De gegevens van deze databases worden ter registratie in het bestaande DINO-database van<br />

TNO aangeboden. In de DINO-database worden de posities, kenmerken en meetgegevens op<br />

een uniforme manier opgeslagen.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


9. Grondwaterloket<br />

9.1. Achtergrond<br />

31 definitief<br />

De gemeente <strong>Soest</strong> heeft met de inwerkingtreding van de Waterwet de taak om een<br />

aanspreekpunt voor burgers te zijn voor het grondwater. Te denken valt bijvoorbeeld aan<br />

grondwaterstanden, grondwateroverlast, wat daaraan te doen is en hoe de gemeente in een<br />

voorkomend geval handelt. Ten behoeve van de informatievoorziening wordt een<br />

(grond)waterloket ingericht. De gemeente heeft het doel om het bestaande Meldpunt<br />

Woonomgeving van de gemeente <strong>Soest</strong> hiervoor te gebruiken, waar burgers terecht kunnen<br />

met hun vragen, meldingen en klachten.<br />

Het op te zetten (grond)waterloket dient het aanspreekpunt te zijn voor inwoners van de<br />

gemeente <strong>Soest</strong> met vragen en/of klachten over (grond)water. Daarnaast dient het<br />

(grond)waterloket en het klachtenregistratiesysteem daarachter voor de gemeente het<br />

beginpunt te zijn voor het omgaan met klachten en vragen.<br />

Meldingensysteem en (grond)waterklachten<br />

Grondwater gerelateerde klachten kunnen momenteel gemeld worden bij het Meldpunt<br />

Woonomgeving van de gemeente <strong>Soest</strong>. Het meldpunt is algemeen van opzet en dient voor<br />

vragen of opmerkingen over de onderhoudstoestand en het functioneren van gemeentelijke<br />

voorzieningen in openbare gebieden.<br />

Informatievoorziening burger<br />

Met betrekking tot het grondwater is geen actieve informatieverstrekking aanwezig richting<br />

de burgers. Er bestaat onder andere behoefte aan informatie die aan bewoners kan worden<br />

gegeven (bijvoorbeeld een brief, folder, internetpagina).<br />

De verschillende onderdelen van bovengenoemde taak zijn vastgelegd in doelstellingen die in<br />

de onderstaande paragrafen worden behandeld.<br />

9.2. Herkenbaarheid en vindbaarheid (grond)waterloket<br />

Bij reguliere promotieacties met betrekking tot het contact van particulieren met de<br />

gemeente kan worden ingegaan op het onderwerp grond- en oppervlaktewater. Daarbij kan<br />

ook aandacht worden besteed aan het waterloket.<br />

Daarnaast wordt gedacht aan het opstellen van een folder “hoe om te gaan met<br />

grondwateroverlast”. In deze folder kan worden aangegeven hoe particulieren met<br />

grondwateroverlast om kunnen gaan. Verder kan informatie worden verstrekt aangaande<br />

bouwtechnische aspecten zoals kruipruimten, lekke kelders en het onderhoud van de ring- en<br />

blokdrainages.<br />

Op de website van de gemeente wordt informatie over water (grond-, oppervlakte- en<br />

leidingwater) geplaatst. Om de aandacht meer op het waterloket te vestigen kan gebruik<br />

worden gemaakt van andere publieksactiviteiten van de gemeente en eventueel het<br />

waterschap.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


9.3. Klachten- c.q. meldingenregistratiesysteem en procedure<br />

32 definitief<br />

Het klachten- c.q. meldingenregistratiesysteem waarin meldingen geregistreerd kunnen<br />

worden, ongeacht de manier waarop zij binnenkomen, functioneert goed. In het systeem<br />

worden (grond)waterklachten per type geregistreerd. Klachten met betrekking tot<br />

(grond)water zijn eenvoudig in het systeem opvraagbaar. Aanpassingen zijn vooralsnog niet<br />

nodig.<br />

Op meldingen, vragen en klachten dient snel en adequaat een antwoord te worden gegeven.<br />

Het belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat voor de melders duidelijk is hoe te werk wordt<br />

gegaan, wat de tijdsplanning is waarbinnen de klacht of het informatieverzoek behandeld<br />

wordt en dat de melders niet worden doorverwezen. De afstemming dient achter het<br />

Meldpunt Woonomgeving plaats te vinden. De huidige procedure van het meldpunt voldoet<br />

goed.<br />

De procedure en de verantwoordelijkheden kunnen aan bewoners worden toegelicht in een<br />

folder.<br />

9.4. Synchronisatie (grond)waterklachten gemeente, waterschap en provincie<br />

Klachten van particulieren met betrekking tot (grond)water komen voornamelijk bij het<br />

waterschap en de gemeente binnen. Alle (grond)water gerelateerde klachten die bij het<br />

waterschap binnenkomen, worden doorverwezen naar de gemeente. In onderling overleg<br />

tussen gemeente en het waterschap Vallei en Eem dient de procedure hiervoor nader<br />

ingevuld te worden. Verder komen mogelijk ook klachten binnen bij de gemeente die voor de<br />

provincie bestemd zijn, en vice versa. Daarom vindt afstemming tussen de gemeente <strong>Soest</strong><br />

en de provincie plaats.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


33 definitief<br />

10. Beperking grondwaterverontreiniging door infiltratie en randvoorzieningen<br />

10.1. Achtergrond<br />

Bij de omgang met (hemel)water wordt conform de Waterwet in een integrale afweging door<br />

de gemeente, de waterbeheerder en andere betrokken partijen voor de lange termijn bepaald<br />

hoe invulling gegeven kan worden aan het hemelwaterbeleid. Een belangrijk onderdeel in de<br />

afweging is het beperken van de grondwaterverontreiniging.<br />

VROM heeft aangegeven dat de provincie de bescherming strenger ter hand moet nemen, dat<br />

gemeenten werk moeten maken van vergunningverlening en handhaving bij inrichtingen in<br />

grondwaterbeschermingszones en dat de milieu-inspectie hierop gaat toezien (bron:<br />

Provinciaal <strong>Grondwaterplan</strong> 2008 t/m 2013).<br />

Het uitgangspunt in de huidige regelgeving is dat afstromend hemelwater meestal schoon<br />

genoeg is om zonder zuivering in het milieu te worden teruggebracht. Gezien de grote<br />

kwetsbaarheid van het grondwater in de Utrechtse Heuvelrug is echter afgestemd beleid<br />

noodzakelijk. Dit beleid is vormgegeven in een werkgroep met vertegenwoordigers van de<br />

provincie, Vitens, de waterschappen en een aantal gemeenten. De resultaten zijn beschreven<br />

in de door Wareco opgestelde rapportage “Leidraad afkoppelen en infiltreren op de Utrechtse<br />

Heuvelrug, Inventarisatie en afstemming”, zie bijlage 7. De gemeente <strong>Soest</strong> heeft het<br />

convenant ondertekend en zich aan dit beleid geconformeerd .<br />

Belangrijke afspraken uit het convenant zijn:<br />

- geen gebruik van schadelijke, chemische bestrijdingsmiddelen voor<br />

onkruidbestrijding op afgekoppelde openbare gebieden;<br />

- de gemeente streeft ernaar om bij gladheidbestrijding de strooizouthoeveelheden te<br />

beperken, mits de veiligheid dit toelaat;<br />

- de gemeente streeft ernaar om het gebruik van uitloogbare bouwmaterialen in de<br />

openbare ruimte te reduceren;<br />

- verontreinigd water wordt niet in de bodem afgevoerd;<br />

- binnen grondwaterbeschermingsgebieden (zie bijlagen 2a en 2b) kan niet<br />

verontreinigd water worden geïnfiltreerd onder voorwaarden.<br />

De gemeente <strong>Soest</strong> heeft voor het openbare gebied maatregelen getroffen om<br />

verontreiniging van de bodem onder infiltratievoorzieningen te beperken. Het biezenveld<br />

(randvoorziening voor de riolering) aan de Peter van den Breemerweg in <strong>Soest</strong> is voorzien<br />

van een afsluitende kleilaag op de bodem. Daarnaast wordt gecontroleerd of er<br />

verontreiniging van het grondwater optreedt. Jaarlijks wordt uit vier peilbuizen het<br />

grondwater geanalyseerd. Ook bij een van de infiltratievijvers in <strong>Soest</strong>erberg is een peilbuis<br />

geplaatst en wordt jaarlijks het grondwater geanalyseerd. Het is wenselijk dat ook bij nieuwe<br />

infiltratievoorzieningen de bodem- en grondwaterkwaliteit wordt gemonitoord. Overigens is<br />

niet bij iedere infiltratievoorziening monitoring noodzakelijk.<br />

Ook particulieren kunnen afstromend hemelwater van het dak of uit de tuin infiltreren. De<br />

gemeente <strong>Soest</strong> en het waterschap hebben geen beleid hoe om te gaan met particuliere<br />

afkoppelinitiatieven.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


34 definitief<br />

Grondwaterverontreiniging kan, naast afkoppelen, ook optreden door onbedoelde lekke<br />

riolering. Als de resultaten van het onderzoek naar lekke riolering (zie paragraaf 6.6.) bekend<br />

zijn, wordt met de provincie Utrecht en Vitens besproken of de lekke riolering negatieve<br />

effecten heeft voor de grondwaterbeschermingsgebieden.<br />

De verschillende onderdelen van bovengenoemde taak zijn vastgelegd in doelstellingen die in<br />

de onderstaande paragrafen worden behandeld.<br />

10.2. Invulling afkoppelbeleid<br />

In deze paragraaf wordt het afkoppelbeleid van de Utrechtse Heuvelrug vertaald naar<br />

praktisch beleid voor de gemeente <strong>Soest</strong>.<br />

De gemeente <strong>Soest</strong> treft momenteel bronmaatregelen tegen verontreiniging van<br />

oppervlaktewater (bron: Plan van aanpak diffuse bronnen <strong>Gemeente</strong> <strong>Soest</strong>, gemeente <strong>Soest</strong>,<br />

d.d. 20 februari 2007). Dit plan van aanpak geeft een inventarisatie van diffuse bronnen en<br />

geeft aan hoe en wanneer de gemeente <strong>Soest</strong> de verontreiniging van het oppervlaktewater<br />

door diffuse bronnen tegengaat en of de aanpak wordt geïntensiveerd. In het Waterplan<br />

<strong>Soest</strong> is het plan van aanpak nader beschreven.<br />

Voor de integrale afweging of en op welke wijze hemelwater geïnfiltreerd wordt in de bodem,<br />

wordt gebruik gemaakt van de beslisboom afkoppelen en infiltreren in openbaar terrein (uit:<br />

“Leidraad Afkoppelen en infiltreren op de Utrechtse Heuvelrug, Inventarisatie en<br />

afstemming”), zie bijlage 7.<br />

De beslisboom afkoppelen en infiltreren schrijft voor dat afstromend hemelwater afkomstig<br />

van schone en beperkt verontreinigde oppervlakken in principe kan worden geïnfiltreerd.<br />

Voor bepaalde situaties dienen beheersbare maatregelen genomen worden.<br />

Aandachtspunt bij infiltratie (geldt ook voor drainage) is de aanwezigheid van bodem- en<br />

grondwaterverontreinigingen. Nagegaan dient te worden of de verontreinigingen worden<br />

verplaatst. Bepalend daarbij is of nabij de infiltratie of drainage een ernstig geval van<br />

bodemverontreiniging conform de Wet Bodembescherming bekend is. De volgende locaties in<br />

de gemeente <strong>Soest</strong> met grondwaterverontreiniging en/of bodemverontreiniging zijn bekend:<br />

- diverse stortplaatsen;<br />

- aan de Wieksloterweg ligt een stortplaats vlak boven de grondwaterspiegel. Deze<br />

stortplaats wordt gemonitord, het valt niet uit te sluiten dat er op termijn<br />

beheersmaatregelen nodig zijn;<br />

- voormalige Chemco- en Katemaille-terrein in <strong>Soest</strong>duinen, verontreinigd met zware<br />

metalen en vluchtige stoffen, deels gesaneerd;<br />

- terrein nabij het voormalige ziekenhuis, beperkte olieverontreiniging in nazorg;<br />

- diverse bodemverontreinigingen op militaire terreinen;<br />

- nabij station <strong>Soest</strong>-zuid, terrein van voormalig metaalverwerkend bedrijf Randstad,<br />

verontreinigd met zware metalen en vluchtige stoffen;<br />

- in een groot gebied rond de Engen in <strong>Soest</strong> is sprake van relatief hoge zinkgehaltes in<br />

het grondwater.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


35 definitief<br />

10.3. Monitoring grondwater- en bodemkwaliteit en voorzuivering<br />

Monitoring<br />

Een van de te nemen maatregelen voor afkoppelen van (beperkt) verontreinigde<br />

oppervlakken, is het monitoren van de grondwater- en bodemkwaliteit. Monitoring van de<br />

bodem- en grondwaterkwaliteit geeft inzicht in het gedrag van stoffen en is belangrijk om te<br />

voorkomen dat zich onverwachte verontreinigingen voordoen.<br />

Besloten is om niet bij alle nieuwe infiltratievoorzieningen de kwaliteit te gaan monitoren. In<br />

overleg met het waterschap, de provincie en Vitens wordt via het convenant afgestemd op<br />

welke wijze en locaties monitoring plaats gaat vinden.<br />

Alle bemonsterde peilbuizen in de gemeente <strong>Soest</strong> worden in een overzicht opgenomen.<br />

Zuivering<br />

Een andere mogelijke maatregel voor afkoppelen van (beperkt) verontreinigde oppervlakken,<br />

is het toepassen van een zuivering bij infiltratiesystemen. Afgestemd op de verwachte<br />

vuilvracht dient afgewogen en getoetst te worden welke zuiveringsmechanisme en -techniek<br />

toepasbaar zijn. Indien mogelijk zal voor het zuiveren gebruik gemaakt worden van<br />

innovatieve producten. Het infiltreren binnen grondwaterbeschermingsgebieden vraagt ook<br />

speciale aandacht, zoals beschreven in de rapportage “Leidraad afkoppelen en infiltreren op<br />

de Utrechtse Heuvelrug, Inventarisatie en afstemming”, zie bijlage 7.<br />

Besloten is om de afweging projectmatig, per project, te maken. Vanwege de<br />

beheersbaarheid wordt daarbij gestreefd om één type zuiveringstechniek toe te passen.<br />

Indien in de toekomst een afkoppelplan wordt opgesteld, wordt dit onderwerp meegenomen.<br />

Standaard wordt elke infiltratievoorziening die bestaat uit kratten voorzien van een<br />

zandvang/olieafscheider put.<br />

10.4. Vaststellen afkoppelbeleid voor particulieren<br />

Afkoppelen door particulieren brengt risico’s met zich mee, met name vanwege de<br />

beheersbaarheid. Mogelijke gevaren voor de grondwaterkwaliteit zijn foutieve aansluitingen,<br />

uitloging van bouwmaterialen en de toepassing van chemische bestrijdingsmiddelen. Het<br />

infiltreren van afstromend hemelwater in de bodem en de toepassing van chemische en<br />

uitloogbare middelen door particulieren, kan niet worden tegengegaan. Wel kan de gemeente<br />

bewustwording bij bewoners creëren, waardoor het onverantwoord infiltreren kan worden<br />

gedemotiveerd.<br />

De gemeente <strong>Soest</strong> geeft bij nieuwbouw (door particulieren en projectontwikkelaars) in het<br />

stadium van de bouwvergunning advies over het infiltreren van afstromend hemelwater op<br />

particulier terrein. Daarnaast wordt in de gemeente de toepassing van regentonnen<br />

gestimuleerd door het BTW bedrag te subsidiëren. Bij grote objecten in het buitengebied<br />

(mechanische riolering) wordt het afkoppelen van hemelwater actief gestimuleerd door de<br />

gemeente <strong>Soest</strong>.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


36 definitief<br />

De gemeente <strong>Soest</strong> gaat een folder opstellen, waarin de bewoners gewezen worden op hun<br />

verantwoordelijkheden en de risico’s van afkoppelen en infiltratie voor de bodem- en<br />

grondwaterkwaliteit. Deze folder wordt verspreid in wijken waar het openbaar gebied<br />

is/wordt afgekoppeld en bij woningen waarvan het hemelwater op een gemeentelijk<br />

drainage-infiltratiesysteem wordt afgevoerd. De folder kan gelijktijdig met de folder over<br />

grondwateroverlast worden verspreid.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


37 definitief<br />

11. Duurzaam bodembeheer en gebiedsgericht grondwaterbeheer<br />

11.1. Achtergrond<br />

De scoop van dit grondwaterplan betreft het kwantitatieve beheer van het ondiepe<br />

grondwater. Voorgestelde maatregelen kunnen echter effecten hebben op andere<br />

beleidsterreinen, zoals rioleringsbeheer en ondergronds ruimtegebruik. Door invoeging van<br />

de grondwatermaatregelen in het VGRP is de samenhang met rioleringsbeheer geborgd. De<br />

samenhang met ondergronds ruimtegebruik zou niet over het hoofd gezien moeten worden.<br />

Het wordt de laatste jaren steeds drukker in stedelijke bodems. Enkele decennia geleden<br />

werd de bodem vrijwel uitsluitend benut voor grondwaterwinning voor drinkwater en<br />

bevloeiing. De bodem bedient tegenwoordig echter steeds meer functies, zoals:<br />

- ondergronds bouwen, voor bijvoorbeeld parkeerkelders en tunnels;<br />

- infiltratie van water voor afkoppelen;<br />

- onttrekking van grondwater voor de drooglegging van woonwijken en bestrijding van<br />

grondwateroverlast (horizontale en verticale drainagesystemen);<br />

- energiewinning, zoals warmte-koude opslagsystemen (WKO’s).<br />

Naast deze nuttige toepassingen zijn delen van de bodem en het grondwater in de afgelopen<br />

decennia verontreinigd geraakt. Deze verontreinigingen kunnen een belemmering zijn voor<br />

de gewenste functies van de bodem. Het is in sommige gevallen niet mogelijk of<br />

economische niet realistisch om bodemverontreinigingen te verwijderen. In dat geval kan een<br />

bodemverontreiniging beschouwd worden als een geaccepteerde vorm van ondergronds<br />

ruimtegebruik c.q. een bodemfunctie. In verschillende stedelijke regio’s wordt dit beleid<br />

onder de naam gebiedsgericht grondwaterbeheer gevoerd, zoals ook beschreven in het<br />

convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties. De provincie Utrecht heeft<br />

aangegeven de mogelijkheden te gaan verkennen om gebiedsgericht grondwaterbeheer toe<br />

te passen binnen de provincie. Hierbij is afstemming en/of samenwerking tussen provincie en<br />

gemeente gewenst.<br />

De verschillende onderdelen van bovengenoemde taak zijn vastgelegd in doelstellingen die in<br />

de onderstaande paragraaf worden behandeld.<br />

11.2. Afstemming bodemgebruik<br />

Door de toename van het aantal functies in een beperkte ruimte in de bodem kunnen<br />

onderlinge beïnvloeding en knelpunten ontstaan. Daarentegen kunnen zich in een drukke<br />

bodem ook kansen voordoen. De verschillende functies kunnen worden gecombineerd. De<br />

WKO’s of bemalingen om grondwateroverlast te bestrijden kunnen bijvoorbeeld gebruikt<br />

worden om grondwaterverontreinigingen te saneren. Grondwateroverlast en<br />

bodemverontreinigingen kunnen wellicht tegelijkertijd worden opgelost door grondwater te<br />

onttrekken en het vrijkomende water na zuivering in te zetten tegen verdroging.<br />

Om de ondergrond zo optimaal en efficiënt mogelijk te kunnen benutten kan een integrale<br />

aanpak voor het gebruik van de ondergrond wenselijk zijn. Gebiedsgericht grondwaterbeheer<br />

zou daarbij een belangrijk onderdeel van kunnen uitmaken.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


38 definitief<br />

De provincie is in het kader van het grondwaterplan voornemens om beleid voor de<br />

afstemming van WKO’s op te stellen. De provincie heeft aangegeven hiervoor wettelijke<br />

instrumenten nodig te hebben die waarschijnlijk in <strong>2011</strong>/2012 beschikbaar komen. Tot die<br />

tijd probeert de provincie de WKO’s zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. <strong>Gemeente</strong>n<br />

worden hierbij zoveel mogelijk betrokken.<br />

De gemeente <strong>Soest</strong> kan hiernaast voor het beheer van de ondergrond in de gemeente in de<br />

toekomst een regierol vervullen, zodat gemeentelijke knelpunten efficiënt opgelost kunnen<br />

worden. Startpunt van een dergelijke rol is een inventarisatie van ondergrondse ruimteclaims<br />

(bestaande en geplande WKO’s, drinkwaterwinning, infiltratiegebieden) en een inventarisatie<br />

van kansen en knelpunten in relatie tot grondwater (mogelijkheden voor WKO, mogelijke<br />

infiltratiegebieden, grondwateroverlastgebieden, verdroging, verontreinigingskaart). De<br />

inventarisatie kan op basis van archiefgegevens worden uitgevoerd. Op basis hiervan kunnen<br />

de mogelijkheden verder worden ingevuld. Mogelijk kan ook aangesloten worden bij<br />

werkzaamheden die de provincie uitvoert. Er is al een provinciebrede WKO-kansenkaart en<br />

een landelijke WKO-kansenkaart.<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


12. Kostendekking<br />

39 definitief<br />

De kosten van de genoemde acties zijn in tabel 2 tot en met 6 geraamd. In de tabellen is in<br />

de eerste kolom het actienummer opgenomen. In de tweede kolom is een opsomming van<br />

acties opgenomen uit het grondwaterbeleid zoals beschreven in bovenstaande hoofdstukken.<br />

De kosten zijn afgerond op duizendtallen. De onderbouwing van deze kosten inclusief een<br />

opsomming van de uitgangspunten is niet in dit grondwaterplan opgenomen. De kosten zijn<br />

inclusief interne uren, exclusief BTW en geraamd met het prijspeil 2009.<br />

Financiering<br />

Met de inwerkingtreding van de Waterwet is eveneens de rioolheffing (verbreed rioolrecht)<br />

geïntroduceerd. Hiermee kan de gemeente alle kosten die direct of indirect te maken hebben<br />

met de invulling van de grondwaterzorgplicht bekostigen. Ditzelfde geldt overigens ook voor<br />

het afvalwater en het hemelwater. Gedacht kan worden aan de kosten van de maatregelen<br />

om nadelige gevolgen van de grondwaterstand te voorkomen of te beperken, maar ook de<br />

kosten voor beheer en onderhoud van de uitgevoerde maatregelen. De genoemde<br />

maatregelen in dit plan kunnen dan ook uit de rioolheffing worden gefinancierd. In het<br />

(verbrede) GRP zal hierover een besluit worden genomen.<br />

Tabel 2: Kostenraming acties in het kader tegengaan grondwateroverlast<br />

6 Grondwateroverlast en -onderlast<br />

actie<br />

nr.<br />

korte omschrijving rea-<br />

lisatie<br />

eenmalige<br />

kosten €<br />

jaarlijkse<br />

kosten €<br />

eenmalige<br />

uren<br />

jaarlijk<br />

se uren<br />

6.1 Onderzoek<br />

peilverlaging Overhees <strong>2011</strong> 20.000 0 0 0<br />

6.2 Onderzoek opheffen<br />

onderbemalen<br />

watergangen 2012 7.000 0 0 0<br />

6.3 SPVE voor nieuw te<br />

ontwikkelen gebieden <strong>2011</strong> 0 0 90 0<br />

6.4 Onderzoek invloed<br />

lekke riolen 2012 0 0 56 0<br />

6.5 Informeren bewoners<br />

over grondwateronttrekkingen<br />

gem. = gemeente<br />

<strong>2011</strong>-<br />

2012 0 0 24 0<br />

trekker finan-<br />

ciering<br />

gem. VGRP<br />

gem. VGRP<br />

gem. VGRP<br />

gem. VGRP<br />

gem. VGRP<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11


Tabel 3: Kostenraming acties monitoring grondwaterstand<br />

8 Monitoring grondwaterstanden<br />

actie<br />

nr.<br />

8.1<br />

8.2<br />

8.3<br />

korte omschrijving rea-<br />

lisatie<br />

eenmalige<br />

kosten €<br />

40 definitief<br />

jaarlijkse<br />

kosten €<br />

eenmalige<br />

KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11<br />

uren<br />

jaarlijk<br />

se uren<br />

trekker finan-<br />

ciering<br />

Plaatsen extra<br />

peilbuizen 2014 3.000 0 0 0 gem. VGRP<br />

Beheer peilbuizenmeetnet<br />

in database 2012 0 24 0 gem. VGRP<br />

Exploitatie freatisch<br />

meetnet<br />

8.4. Uitwisseling gegevens<br />

Tabel 4: Kostenraming acties grondwaterloket<br />

9 Grondwaterloket<br />

actie<br />

nr.<br />

korte omschrijving rea-<br />

<strong>2011</strong>-<br />

<strong>2015</strong> 0 7.000 0 0 gem. VGRP<br />

<strong>2011</strong>-<br />

<strong>2015</strong> 0 0 0 8 gem. VGRP<br />

lisatie<br />

eenmalige<br />

kosten €<br />

jaarlijkse<br />

kosten €<br />

eenmalige<br />

uren<br />

jaarlijk<br />

se uren<br />

trekker finan-<br />

ciering<br />

9.1 Website<br />

grondwateroverlast 2012 0 1.000 48 0 gem. VGRP<br />

9.2 Opstellen folder<br />

grondwateroverlast 2012 0 0 64 0 gem. VGRP<br />

9.3 Afstemmen<br />

(grond)waterklachten<br />

met waterschap en<br />

provincie <strong>2011</strong> 0 0 8 0 gem. VGRP<br />

Tabel 5: Kostenraming acties beperking van grondwaterverontreiniging door infiltratie<br />

10 Beperking grondwaterverontreiniging door infiltratie<br />

actie<br />

nr.<br />

korte omschrijving rea-<br />

lisatie<br />

eenmalige<br />

kosten €<br />

jaarlijkse<br />

kosten €<br />

eenmalige<br />

uren<br />

jaarlijk<br />

se uren<br />

trekker finan-<br />

ciering<br />

10.1 Afstemming monitoring<br />

bodem en<br />

grondwaterkwaliteit bij<br />

afkoppelen <strong>2011</strong> 0 0 20 0 gem. VGRP<br />

10.2 Opnemen bemonsterde<br />

peilbuizen in overzicht <strong>2011</strong> 0 0 8 0 gem. VGRP<br />

10.3 Opstellen folder<br />

afkoppelen en infiltratie <strong>2011</strong> 0 0 64 0 gem. VGRP<br />

Tabel 6: Kostenraming acties duurzaam bodembeheer<br />

11 Beperking grondwaterverontreiniging door infiltratie<br />

actie<br />

nr.<br />

korte omschrijving rea-<br />

lisatie<br />

eenmalige<br />

kosten €<br />

jaarlijkse<br />

kosten €<br />

eenmalige<br />

uren<br />

jaarlijk<br />

se uren<br />

trekker finan-<br />

ciering<br />

11.1 Inventarisatie<br />

ruimteclaims,<br />

knelpunten en kansen 2014 5.000 0 0 0 gem. VGRP


BIJLAGEN


Dit beschermingsgebied komt te<br />

vervallen bij intrekken vergunning.<br />

±<br />

0 125 250 500 750 1,000<br />

Meters<br />

grondwaterbeschermingsgebied: infiltreren onder voorwaarden<br />

afkoppelconvenant Utrechtse Heuvelrug<br />

overgangszone: eerst onderzoek naar haalbaarheid infiltratie<br />

infiltratie mogelijk op basis van ontwateringskaart<br />

aandachtsgebieden op basis van klachten<br />

aandachtsgebieden op basis van ontwateringskaart<br />

geen gegevens<br />

Bijlage 2a: Aandachtsgebieden en kansen infiltratie <strong>Soest</strong><br />

SOEST<br />

<strong>Grondwaterplan</strong><br />

A3<br />

420<br />

x<br />

297<br />

schaal: datum: get. door: gezien:<br />

1 : 15.000 10-02-<strong>2011</strong> DO<br />

project: tekeningna am:<br />

Kf23a.bij2a.mxd<br />

Kf23a


±<br />

0 125 250 500 750 1,000<br />

Meters<br />

grondwaterbeschermingsgebied: infiltreren onder voorwaarden<br />

afkoppelconvenant Utrechtse Heuvelrug<br />

infiltratie mogelijk<br />

Bijlage 2b: Aandachtsgebieden en kansen infiltratie<br />

<strong>Soest</strong>erberg en <strong>Soest</strong>duinen<br />

SOEST<br />

<strong>Grondwaterplan</strong><br />

A3<br />

420<br />

x<br />

297<br />

schaal: datum: get. door: gezien:<br />

1 : 15.000 02-02-<strong>2011</strong> DO<br />

project: tekeningna am:<br />

Kf23a.bij2b.mxd<br />

Kf23a


BIJLAGE 3 BELEID EN WETGEVEND KADER<br />

De volgende wetten en beleidsplannen zijn bepalend voor het gemeentelijk<br />

grondwaterbeleid:<br />

- Europese Kaderrichtlijn Water (wet)<br />

- De Waterwet (wet)<br />

- Wet Milieubeheer (wet)<br />

- Nationaal Waterplan 2009-<strong>2015</strong> (ontwerp)<br />

- Nationaal bestuursakkoord water geactualiseerd (afspraak)<br />

- Bestuursakkoord Waterketen 2007 (afspraak)<br />

- Milieuverordening Utrecht<br />

- Provincie Utrecht Provinciaal Waterplan 2010-<strong>2015</strong><br />

- Provinciaal <strong>Grondwaterplan</strong> 2008 t/m 2013<br />

- Zicht op water, langertermijnvisie wininfrastrcutuur 2010-2040, Vitens<br />

- Waterbeheersplan (WBP) Waterschap Vallei & Eem<br />

- <strong>Gemeente</strong>lijk rioleringsplan <strong>Soest</strong> 2005 t/m 2009<br />

- Waterplan <strong>Soest</strong> 2010 - 2014<br />

- Duurzaamheidsplan <strong>Soest</strong> 2010-2014 (concept)<br />

- Diffuse bronnen beleid <strong>Soest</strong><br />

Europese Kaderrichtlijn Water (wet)<br />

De Kaderrichtlijn Water (KRW) is erop gericht de kwaliteit van watersystemen te<br />

verbeteren, onder meer door lozingen aan te pakken, op Europees niveau. Verder is het<br />

de bedoeling het duurzaam gebruik van water te bevorderen en de verontreiniging van<br />

grondwater aanzienlijk te verminderen. Naast een verbetering van de waterkwaliteit is het<br />

streven ook de Europese waterwetgeving te harmoniseren, uiterlijk in <strong>2015</strong>. De KRW stelt<br />

voor alle wateren een hoge ecologische en kwaliteitsdoelstelling. Met name voor wateren<br />

met verhoogde natuurdoelstellingen kan verwacht worden dat nog grote inspanningen<br />

geleverd moeten worden.<br />

De Waterwet (wet)<br />

Acht bestaande wetten (o.a. Wet op de Waterhuishouding en Grondwaterwet) voor het<br />

waterbeheer in Nederland zijn sinds december 2009 vervangen door één Waterwet. De<br />

Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. De wet is gericht op het<br />

bereiken van doelstellingen van watersystemen (stroomgebieden), met een heldere<br />

verdeling van verantwoordelijkheden en taken tussen de verschillende betrokken<br />

overheden. Tevens is de wet gericht op een adequaat instrumentarium voor de uitvoering<br />

van het waterbeleid. Dit betreft dan met name een vermindering van regels,<br />

vergunningstelsels en administratieve lasten.<br />

Door de Waterwet zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat<br />

wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de wet in<br />

het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart,<br />

drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van de functie worden<br />

eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water.<br />

Hemelwater- en grondwaterzorgplicht voor gemeenten<br />

De WMB (art 4.22) en Wtw (art 3.5 en 3.6) bieden de gemeenten een aantal wettelijke<br />

voorzieningen om een adequate aanpak van de stedelijke wateropgave te waarborgen:<br />

1. Een gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling door middel van een openbaar<br />

Kf23a, RAP<strong>2011</strong>0210_bij3 04-02-11<br />

1


2<br />

vuilwaterriool en het transport naar een zuiveringtechnisch werk van stedelijk<br />

afvalwater. De gemeente kan in plaats van aanleg en beheer van een openbaar<br />

vuilwaterriool ook gebruikmaken van een afzonderlijke systemen of andere<br />

passende systemen (zoals IBA’s), indien daarmee eenzelfde graad van<br />

milieubescherming wordt bereikt. Indien de inzameling en transport van<br />

afvalwater niet doelmatig zijn, kan de gemeente van de provincie een ontheffing<br />

krijgen van de zorgplicht.<br />

2. Opname van een zorgplicht voor de gemeente met betrekking tot afvloeiend<br />

hemelwater (‘hemelwaterzorgplicht’).<br />

3. Een zorgplicht voor de gemeente voor het in het openbaar gemeentelijke gebied<br />

treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de<br />

grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te<br />

voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig<br />

is en niet tot zorg van het waterschap of de provincie behoort<br />

(‘grondwaterzorgplicht’).<br />

4. Het doorvoeren van aanpassingen in de Wet milieubeheer die volgen uit de<br />

herijking van het regenwaterbeleid en de herijking van de VROM-regelgeving. Zo<br />

is een nieuw artikel opgenomen waarin wordt bepaald dat bestuursorganen die<br />

bevoegdheden uitoefenen met betrekking tot afvalwater, rekening moeten houden<br />

met een voorkeursvolgorde. De reden hiervoor is dat sommige wijzen van omgaan<br />

met afvalwater vanuit milieuhygiënisch oogpunt uitdrukkelijk de voorkeur<br />

verdienen boven de andere.<br />

5. Het creëren van een heffingsbevoegdheid in de <strong>Gemeente</strong>wet, die de gemeenten,<br />

beter dan tot nu toe het geval was, in staat moest stellen de kosten te verhalen<br />

die gepaard gaan met de gemeentelijke wateropgave (gemeentelijke rioolheffing<br />

6. De mogelijkheid voor gemeenten om bij verordening regels te stellen voor het<br />

lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater.<br />

7. Een ‘verbreding’ van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), door in art. 4.22 WMB<br />

op te nemen dat gemeenten in hun GRP naast de reeds bestaande planverplichting<br />

voor de inzameling en transport van afvalwater ook aandacht besteden aan hun<br />

zorgplicht voor grond- en hemelwater.<br />

Wet Milieubeheer (wet)<br />

Met de inwerkingtreding van de Wet Milieubeheer zijn voorschriften gesteld aan het lozen<br />

van afvalwater. Lozingen op de riolering worden op basis van de Wet milieubeheer<br />

geregeld. Enerzijds mag het materiaal van de riolering niet worden aangetast, anderzijds<br />

mag ook de goede werking van de afvalwater- zuiveringsinrichting niet worden<br />

belemmerd. Tot slot is de kwaliteit van belang in verband met de overstortingen op<br />

oppervlaktewater. Een en ander is vastgelegd in de Instructieregeling lozingsvoorschriften<br />

milieubeheer. Bij Wet milieubeheercontroles bij bedrijven moet ook de<br />

rioleringscomponent worden meegenomen.<br />

Kf23a, RAP<strong>2011</strong>0210_bij3 04-02-11


Nationaal Waterplan 2009-<strong>2015</strong> (ontwerp) 1<br />

Het Nationale Waterplan (NWP), tevens structuurvisie op basis van de nieuwe Waterwet<br />

en de Wet ruimtelijke ordening, beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-<strong>2015</strong><br />

genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en<br />

leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.<br />

Opgaven voor wonen, werken, mobiliteit, recreëren, landschap en natuur, water en milieu<br />

worden in samenhang aangepakt. Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar<br />

gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo toeneemt. Dit moet stedelijk<br />

gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden. Bij de aanpak van de stedelijke<br />

wateropgave wordt rekening gehouden met verdergaande verstedelijking en<br />

klimaatverandering en zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van de stad. De<br />

uitvoering van maatregelen wordt gecombineerd met herstructurering van bestaand<br />

bebouwd gebied en de realisatie van groen in en om de stad.<br />

<strong>Gemeente</strong>n pakken uiterlijk in <strong>2015</strong> in samenwerking met waterschappen in een<br />

gebiedsproces urgente knelpunten van stedelijke wateroverlast aan, inclusief de riolerings-<br />

en waterkwaliteitsopgave (Kaderrichtlijn Water). De overige knelpunten worden uiterlijk in<br />

2027 opgelost. Conform de uitgangspunten van de nieuwe wetgeving die begin 2008 in<br />

werking is getreden, formuleren gemeenten uiterlijk in 2012 beleid voor de invulling van<br />

hun nieuwe wettelijke zorgplichten voor de inzameling van overtollig regenwater en<br />

grondwater in het wettelijk verplichte (verbrede) gemeentelijk rioleringsplan. Verder<br />

maken gemeenten en waterschappen conform de nieuwe bepaling in de Waterwet<br />

afspraken over de afstemming van wederzijdse taken. <strong>Gemeente</strong>n en waterschappen<br />

kunnen er ook voor kiezen deze afspraken te maken in de vorm van een stedelijk<br />

waterplan.<br />

Nationaal bestuursakkoord water geactualiseerd (afspraak)<br />

In 2003 is door het Rijk, IPO (Interprovinciaal Overleg), UvW (Unie van Waterschappen)<br />

en de VNG (Vereniging van Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n) de oorspronkelijke versie NBW<br />

ondertekend. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot <strong>2015</strong> de waterhuishouding in<br />

Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het<br />

gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering.<br />

Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge<br />

periodes.<br />

Een groot deel van de in 2003 gemaakte afspraken is inmiddels uitgevoerd. De NBWpartijen<br />

gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het<br />

akkoord. Daarin staat onder meer hoe zij moeten omgaan met klimaatveranderingen, de<br />

stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er<br />

meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water waarvoor afspraken zijn<br />

gemaakt over het realiseren van schoon en ecologisch gezond water.<br />

1<br />

Doordat het Nationaal Waterplan (NWP) controversieel is verklaard, kunnen een aantal onderdelen<br />

(projecten) uit het Structuurvisiedeel van het NWP voorlopig niet uitgevoerd worden (situatie oktober<br />

2010).<br />

Kf23a, RAP<strong>2011</strong>0210_bij3 04-02-11<br />

3


Bestuursakkoord Waterketen 2007 (afspraak)<br />

Op 5 juli 2007 heeft de VNG samen met andere betrokken partijen een bestuursakkoord<br />

waterketen afgesloten. Dit akkoord bevat afspraken die leiden tot versterking en verdere<br />

stimulering van het bottum-up samenwerkingsproces tussen gemeenten,<br />

drinkwaterbedrijven en waterschappen. Resultaat van deze afspraken moet zijn dat de<br />

doelmatigheid en transparantie van de uitvoering van de taken wordt vergroot. Het<br />

akkoord gaat ervan uit dat een doelmatigheid van 10 à 20 % over 10 jaar haalbaar is.<br />

Aandachtspunten voor de gemeenten uit het bestuursakkoord waterketen zijn met name<br />

Benchmarking rioleringszorg, intergemeentelijke samenwerking en permanente<br />

samenwerking met het waterschap.<br />

• Een belangrijk speerpunt is het doen van vergelijkend onderzoek ter verbetering<br />

van de uitvoering van taken (benchmarking). Benchmarking biedt objectieve<br />

informatie om de uitvoering van taken te vergelijken en op basis daarvan verder<br />

verbeteringen door te voeren. In het bestuursakkoord wordt opgeroepen een<br />

benchmark uit te voeren. In 2010 zal een representatieve groep gemeenten een<br />

benchmark over 2009 hebben uitgevoerd.<br />

• Het bestuursakkoord stelt tot doel dat gemeenten en waterschappen een<br />

permanente samenwerking in het afvalwaterbeheer realiseren en bestuurlijke<br />

overeenkomsten afsluiten om investeringen tegen de laagst maatschappelijke<br />

kosten te realiseren. Voor alle rioolwaterzuiveringsinstallaties en de aangesloten<br />

riolering dient in 2009 een optimalisatiestudie te zijn uitgevoerd, tenzij uit een<br />

snelle inventarisatie blijkt dat er geen optimalisatiekansen zijn. Het waterschap<br />

neemt hiertoe het initiatief.<br />

Het Rijk monitoort de ontwikkeling van de doelmatigheid en transparantie ten opzichte<br />

van het referentiejaar 1998. In 2007 is de eerste monitor uitgevoerd. In 2009 en <strong>2011</strong><br />

worden de tweede en de derde, de laatste, monitor uitgevoerd.<br />

Milieuverordening Utrecht<br />

De Wet Milieubeheer vormt de basis voor provinciale milieuverordeningen, artikel 2.1 van<br />

deze wet bevat de verplichting een verordening ter bescherming van het milieu vast te<br />

stellen. Elke provincie heeft een provinciale milieuverordening. De Provinciale<br />

Milieuverordening Utrecht is een verzameling van provinciale regels om het milieu in<br />

Utrecht te beschermen. Belangrijke onderdelen van die milieuverordening zijn de<br />

paragrafen over inspraak, afvalstoffen, bodemsanering en milieubeschermingsgebieden.<br />

Provincie Utrecht Provinciaal Waterplan 2010-<strong>2015</strong><br />

Het omvat het beleid voor waterveiligheid, waterbeheer en gebruik en beleving van water<br />

in de provincie Utrecht voor de periode 2010-<strong>2015</strong>. Met dit plan voldoet de provincie aan<br />

de verplichting van de Waterwet om voor een periode van zes jaar een regionaal<br />

waterplan op te stellen. Dit plan is opgezet vanuit een watersysteembenadering, specifieke<br />

grondwatertechnische aspecten zijn beschreven in het provinciaal grondwaterplan.<br />

Provinciaal <strong>Grondwaterplan</strong> 2008 t/m 2013<br />

Dit plan beschrijft hoe de provincie Utrecht in de periode 2008 t/m 2013 de beschikbare<br />

voorraad zoet grondwater beschermen en het gebruik ervan reguleren. Het hoofddoel is:<br />

De hoeveelheid en kwaliteit van het grondwater is geschikt voor duurzaam gebruik door<br />

mens en natuur. Informatie daarover is zodanig inzichtelijk dat de samenleving daarmee<br />

rekening kan houden en het provinciaal bestuur daarmee sturing kan geven.<br />

Kf23a, RAP<strong>2011</strong>0210_bij3 04-02-11<br />

4


De belangrijkste onderwerpen zijn:<br />

- Onttrekkingsvergunningen: vergunningsverlening en handhaving.<br />

- Grondwaterbescherming: het grondwaterbeleid is gericht op het behalen van een<br />

goede chemische toestand (ten behoeve van natuur en drinkwater), conform de<br />

doelstellingen van de KRW.<br />

- Drinkwater: onttrekken van grondwater voor dit doel wordt beschouwd als<br />

hoogwaardig gebruik van grondwater, dat toegestaan wordt mits er geen<br />

onaanvaardbare aantasting van andere belangen optreedt.<br />

- Energiewinning: beide vormen van energiewinning (Koude-warmte opslag en<br />

bodemwarmtewisselaars) uit de bodem wordt niet toegestaan in de nabijheid van<br />

drinkwateronttrekkingen en er worden voorwaarden aan de toepassing gesteld.<br />

- Sturing: vindt plaats via regelgeving, ruimtelijke ordening en functies, flankerend<br />

beleid en informatieverzameling voor evaluatie en onderbouwing.<br />

Belangrijke toevoeging op het <strong>Grondwaterplan</strong> is dat gesignaleerd is dat de ondergrond<br />

steeds drukker wordt door onder andere de toename in het gebruik van energiewinning uit<br />

grondwater. Bij het herzien van het <strong>Grondwaterplan</strong> wordt deze ontwikkeling<br />

meegenomen.<br />

Waterbeheersplan (WBP) Waterschap Vallei & Eem<br />

Het bestuur van Waterschap Vallei & Eem heeft een nieuw ontwerp-Waterbeheersplan<br />

(WBP) voor de periode 2010-<strong>2015</strong> vastgesteld en ter inzage gelegd. In het<br />

waterbeheersplan staat wat het waterschap doet om te zorgen voor veilige dijken,<br />

optimale waterpeilen en schoon water in sloten, beken, kanalen en plassen. Centraal staan<br />

de waterschapstaken: waterbeheer, waterkering en waterketen. Nieuw grondwaterbeleid<br />

specifiek voor het waterschap is nog niet ontwikkeld.<br />

<strong>Gemeente</strong>lijk rioleringsplan <strong>Soest</strong> 2005 t/m 2009<br />

In het <strong>Gemeente</strong>lijk Rioleringsplan 2005-2009 is omschreven hoe het bestaande<br />

rioleringsstelsel in elkaar zit en hoe het functioneert. Er worden doelen voor de<br />

betreffende periode in beschreven waaraan het rioleringsstelsel moet voldoen en welke<br />

maatregelen getroffen moeten worden om de gestelde doelen te halen. Ook het<br />

kostenplaatje wat hierbij hoort is in het plan beschreven. In 2010 komt het nieuwe<br />

verbrede gemeentelijke rioleringsplan voor de periode 2010-2014.<br />

Waterplan <strong>Soest</strong> 2010 - 2014<br />

Het waterplan vormt een kader voor het nieuwe <strong>Gemeente</strong>lijke Rioleringsplan (GRP). Dit<br />

betekent dat de gemeente haar eigen acties waar mogelijk zal vastleggen in het GRP<br />

2010-2014. <strong>Gemeente</strong>lijke acties die buiten de reikwijdte van het GRP vallen, zijn<br />

opgenomen in het actieprogramma van dit geactualiseerde waterplan. Dat geldt ook voor<br />

samenwerkingen en voor acties van andere partijen. In het waterplan worden<br />

grondwateraspecten op hoofdlijnen beschreven, op basis van een integrale<br />

watersysteembenadering.<br />

Duurzaamheidsplan 2010-2014 (concept)<br />

In het duurzaamheidsplan is samenhangend, integraal, milieu- en duurzaamheidsbeleid<br />

vastgesteld, op het gebied van milieu, duurzaamheid, afval en klimaat. Het doel is om per<br />

beleidsveld hoger op de ‘duurzaamheidsladder’ te komen staan. Hiertoe worden een aantal<br />

acties en projecten op het gebied van duurzaamheid en milieu uitgevoerd, of worden<br />

voorstellen gedaan om beleidsprocessen anders in te richten. Intern zal het plan<br />

Kf23a, RAP<strong>2011</strong>0210_bij3 04-02-11<br />

5


doorwerken in de beleidsvelden; ruimtelijke ordening, water, bouwen, verkeer, openbare<br />

verlichting, volkshuisvestingsbeleid, onderwijs, grondzaken en inkoop.<br />

Thema’s die leidende principes zijn voor de toekomstvisies in dit nieuwe Milieu- en<br />

duurzaamheidsplan zijn:<br />

<strong>Soest</strong> op weg naar klimaatneutraal<br />

Hiermee wil <strong>Soest</strong> alle inwoners, organisaties en bedrijven die hun activiteiten<br />

klimaatneutraal willen maken stimuleren.<br />

Duurzaamheid en Cradle to Cradle<br />

De ultieme duurzaamheid. Dit principe daagt uit om producten, maar ook gebouwen<br />

en steden, intelligenter te ontwerpen en om productieprocessen schoon en vooral ‘ecoeffectief’<br />

in te richten. Met het grondbeginsel ‘afval = voedsel’ als richtlijn.<br />

Veiligheid en gezondheid<br />

Deze principes zullen altijd uitgangspunt van het milieubeleid moeten zijn waarbij in<br />

acht wordt genomen:<br />

- Herstellen van milieuschade<br />

- Voorkomen van milieuschade<br />

- Geen afwenteling naar elders of naar toekomstige generaties.<br />

Diffuse bronnen beleid<br />

De gemeente heeft in collegestuk (behandeldatum 20-02-2007) het beleid omtrent diffuse<br />

bronnen verder uitgewerkt. Het doel van dit beleid is gericht op het verder reduceren van<br />

de diffuse emissies naar het oppervlaktewater. Een vijftal bronnen worden hierin<br />

onderscheiden te weten:<br />

• Chemische bestrijdingsmiddelen;<br />

• Bouwmaterialen;<br />

• Landbouw;<br />

• Verkeer;<br />

• Hondenpoep.<br />

Kf23a, RAP<strong>2011</strong>0210_bij3 04-02-11<br />

6


- <br />

-


- <br />

-


Bijlage 5 Gevolgen van te hoge en te lage grondwaterstanden<br />

Grondwateroverlast<br />

Woningen en gebouwen<br />

Ten gevolge van langdurig te hoge grondwaterstanden kan vochtoverlast ontstaan in<br />

woningen, zoals bijvoorbeeld water in kruipruimten, zwam- en schimmelvorming, een<br />

muffe lucht of stank, vochtplekken op wanden, aantasting van behang of stucwerk,<br />

aantasting van (houten) vloeren, plinten en vloerbedekking en negatieve beïnvloeding van<br />

het klimaat in de woning.<br />

Wegen en verhardingen<br />

Een te hoge grondwaterstand ter plaatse van wegen en verhardingen heeft overmatige<br />

slijtage tot gevolg, bijvoorbeeld door spoorvorming of opdooi en stabiliteitsverlies van het<br />

wegcunet.<br />

Groenbeheer<br />

In verband met de benodigde bewortelingsdiepte dienen te hoge grondwaterstanden te<br />

worden voorkomen. Een te hoge grondwaterstand ter plaatse van tuinen en plantsoenen<br />

zorgt in het algemeen voor slechte groeicondities voor de beplanting.<br />

Bouwkundige oorzaak van grondwateroverlast<br />

Er is bijvoorbeeld sprake van een bouwkundig gebrek bij kelders die niet waterdicht zijn.<br />

Volgens de bouwvoorschriften behoren ondergrondse ruimten welke zijn ingericht als<br />

woon- en verblijfsruimten, waterdicht te zijn. Andere voorbeelden van vochtoverlast in<br />

woningen die bouwkundig kunnen worden opgelost zijn optrekkend vocht door de muren<br />

en begane grondvloeren welke niet hychroscopisch zijn. In het Bouwbesluit, van kracht<br />

sinds 1992, zijn hiervoor regels opgenomen.<br />

Regenwater<br />

Indien de infiltratiecapaciteit van de toplaag van de bodem onvoldoende is, als gevolg van<br />

slecht doorlatende grondlagen, ontstaan na hevige neerslag plassen in tuinen en<br />

plantsoenen. Deze plassen blijven vaak langere tijd aanwezig en de plantsoenen zijn<br />

drassig. Ook kan regenwater overlast veroorzaken doordat er lekstromen vanaf maaiveld<br />

naar gevels of kelderwanden ontstaan.<br />

Bij een verkeerde of onvoldoende afvoer van hemelwater van verharde oppervlakken of<br />

maaiveld, bijvoorbeeld verhardingen onder onjuist afschot of het plaatsen van kolken op<br />

de verkeerde plek kan ook overlast ontstaan in kruipruimten of kelders. Deze oorzaken<br />

van wateroverlast hebben geen relatie met het grondwater.<br />

Grondwateronderlast<br />

Droogstand houten paalfunderingen<br />

Door periodieke droogstand neemt de kwaliteit van een houten paalfundering af. Dit werkt<br />

cumulatief over losstaande perioden van droogstand (bijvoorbeeld elk jaar twee<br />

maanden). Na langdurige (decennia) cumulatieve droogstand moet veelal funderingsherstel<br />

uitgevoerd worden. Het uitvoeren van funderingsherstel is een taak van de<br />

eigenaar van het pand en wordt daarom in dit gemeentelijk plan niet verder behandeld.<br />

kf23a.bij5.docx 04-02-11<br />

1


Voor gemeenten is het sinds de inwerkingtreding van de grondwaterzorgplicht van belang<br />

om te voorkomen dat door gemeentelijke ingrepen droogstand wordt veroorzaakt.<br />

Oorzaken van droogstand waarvoor de gemeenten aangesproken zouden kunnen worden<br />

zijn:<br />

- onbedoeld lekke riolen met een drainerende werking;<br />

- het uitvoeren van bemalingen door de gemeente, zoals voor bouwkuipen of<br />

rioolwerkzaamheden (vaak kortstondig);<br />

- een te grote grondwaterstandverlaging door drainage in de openbare ruimte.<br />

Door een adequate werkvoorbereiding van gemeentelijke ingrepen in de openbare ruimte<br />

wil de gemeente droogstand zo veel mogelijk beperken.<br />

Daarnaast kan droogstand veroorzaakt worden door langere perioden van droogte (door<br />

klimaatveranderingen), een lagere grondwaterstand door een verlaging van het<br />

oppervlaktewaterpeil (verantwoordelijkheid waterschap), het uitvoeren van bemalingen<br />

door derden of een te hoog aangelegde fundering. Voor deze oorzaken zullen gemeenten<br />

over het algemeen niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden.<br />

Ander gevolg van een verlaagde grondwaterstand bij houten paalfunderingen kan een<br />

ontoelaatbare toename van negatieve kleef op de funderingspaal zijn.<br />

Verdroging van de groenvoorziening<br />

Te lage grondwaterstanden hebben een negatieve invloed op de groeicondities van<br />

beplanting. Hierdoor zou bijvoorbeeld het gewenste ecohydrologische streefbeeld in<br />

landgoederen en stadsparken niet behaald kunnen worden.<br />

Zettingen van slappe bodemlagen<br />

Bij uitzonderlijke lage grondwaterstanden kunnen slappe bodemlagen (klei en veen) gaan<br />

zetten. Hierdoor treedt vaak ook een maaiveldzetting op. Gevolgen voor de gemeente<br />

kunnen zijn dat werkzaamheden aan kabels en leidingen of wegverharding moeten<br />

plaatsvinden. Daarnaast kan door zettingen gebouwschade optreden.<br />

kf23a.bij5.docx 04-02-11<br />

2


BIJLAGE 6 MAATREGELEN TEGEN GRONDWATEROVERLAST<br />

Er kunnen verschillende maatregelen worden genomen om grondwateroverlast tegen te<br />

gaan.<br />

1. Bouwtechnische maatregelen<br />

Bij renovatie- en herstelprojecten dienen panden conform het Bouwbesluit waterdicht<br />

gemaakt te worden. Nadat bouwtechnische maatregelen zijn uitgevoerd kan de<br />

grondwaterstand natuurlijker gaan fluctueren zonder dat dit tot wateroverlast in de<br />

panden hoeft te leiden. Dit zijn over het algemeen duurzame maatregelen. Veelal zullen<br />

bouwtechnische maatregelen worden uitgevoerd bij panden die lager liggen dan de wegen<br />

of die zich op grote afstand van de wegen bevinden. In dergelijke situaties zijn<br />

maatregelen in het openbaar gebied vaak niet doeltreffend voor de overlast bij de<br />

desbetreffende panden. De meest voorkomende bouwtechnische maatregelen zijn:<br />

- het dampdicht maken van de begane grondvloer;<br />

- het injecteren van bouwmuren om optrekkend vocht tegen te gaan;<br />

- het waterdicht maken van kelders;<br />

- aanpassingen aan de kruipruimte om de luchtvochtigheid te verminderen. Hierbij<br />

wordt gedacht aan bijvoorbeeld het aanbrengen van een schelpenlaag, het verbeteren<br />

van de ventilatie et cetera.<br />

Voor het treffen van bouwtechnische maatregelen zijn de woningeigenaren primair zelf<br />

verantwoordelijk. Bouwtechnische maatregelen worden daarom in dit gemeentelijk<br />

grondwaterbeheerplan niet uitgewerkt.<br />

2. Ophogen maaiveld<br />

Bij sloop en nieuwbouw kan het betreffende terrein worden opgehoogd. Om wegen aan te<br />

passen aan de van nature voorkomende grondwaterstanden, dienen wegen eveneens te<br />

worden opgehoogd.<br />

De effecten van het lokaal ophogen op de directe omgeving kunnen aanzienlijk zijn, het is<br />

derhalve een gecompliceerde maatregel. Bij reconstructiewerken, waarbij een hele buurt<br />

opnieuw wordt ingericht, zijn meer mogelijkheden. Dit zal per reconstructieproject moeten<br />

worden bezien.<br />

3. Creëren open water<br />

Door het aanleggen van nieuwe waterlopen verbeteren de afwaterings- en<br />

ontwateringmogelijkheden. Daarnaast nemen hierdoor de mogelijkheden voor afkoppelen<br />

toe.<br />

Nieuwe watergangen vergen veel ruimte, ruimte die binnen bebouwd gebied schaars is.<br />

Bovendien is het creëren van open water onvoldoende om voldoende ontwatering te<br />

realiseren. Drainage is altijd noodzakelijk. Dit is derhalve een lastig te realiseren<br />

maatregel.<br />

4.Grondwatertechnische maatregelen<br />

Om de ontwateringsituatie in bestaand stedelijk gebied te verbeteren kunnen in het<br />

openbaar gebied grondwatertechnische maatregelen worden uitgevoerd. Door het<br />

aanleggen van grondwatertechnische maatregelen verbeteren de afwaterings –en<br />

ontwateringmogelijkheden.<br />

kf23a.bij6.docx 04-02-11<br />

1


Grondwatertechnische maatregelen kunnen in tegenstelling van het creëren van open<br />

water, eenvoudig en snel worden aangelegd. Dit kan bijvoorbeeld in combinatie met<br />

rioolvervangingswerken worden aangelegd.<br />

kf23a.bij6.docx 04-02-11<br />

2


BIJLAGE 7<br />

Rapportage: Leidraad afkoppelen en infiltreren op de Utrechtse Heuvelrug, inventarisatie<br />

en afstemming


Leidraad afkoppelen en<br />

infiltreren<br />

op de Utrechtse Heuvelrug<br />

Inventarisatie en afstemming<br />

Definitief<br />

Uitgebracht aan:<br />

<strong>Gemeente</strong> Utrechtse Heuvelrug<br />

Kerkplein 2<br />

3941 HV DOORN


definitief<br />

KF58A, RAP20091005 10-12-09


Projecttitel : Leidraad afkoppelen en infiltreren op de<br />

Utrechtse Heuvelrug; inventarisatie en<br />

afstemming<br />

Projectcode : KF58A<br />

Soort document : Definitief<br />

Kenmerk : KF58A, RAP20091202<br />

Opdrachtgever : <strong>Gemeente</strong> Utrechtse Heuvelrug<br />

Opgesteld door : drs. ing. M.J. Kuiper<br />

Senior projectleider : ir. J.H. Bouma<br />

Paraaf opsteller :<br />

Paraaf senior projectleider :<br />

Datum : 10 december 2009<br />

definitief<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


Inhoudsopgave<br />

definitief<br />

Tekst pagina<br />

1. Inleiding ........................................................................................................... 1<br />

2. Hemelwater ....................................................................................................... 2<br />

3. Gebiedsbeschrijving ............................................................................................ 4<br />

3.1. Algemeen .................................................................................................... 4<br />

3.2. Geohydrologie .............................................................................................. 4<br />

4. Verspreiding verontreinigingen bij infiltratie ............................................................7<br />

4.1. Algemeen .................................................................................................... 7<br />

4.2. Verontreinigingsbronnen bij afstromend hemelwater .......................................... 8<br />

4.3. Kans op verspreiding naar het grondwater per stofgroep..................................... 9<br />

4.4. Conclusies verspreiding verontreinigingen ....................................................... 11<br />

5. Bronmaatregelen .............................................................................................. 11<br />

6. Beslisschema afkoppelen en infiltreren ................................................................ 14<br />

6.1. Algemeen .................................................................................................. 14<br />

6.2. Voorkeursvolgorde voor infiltratie .................................................................. 14<br />

6.3. Infiltratiemogelijkheden en voorwaarden ........................................................ 15<br />

6.3.1. Algemeen ............................................................................................. 15<br />

6.3.2. Typering verhard oppervlak .................................................................... 15<br />

6.3.3. Gevolgen voor grondwaterkwaliteit .......................................................... 16<br />

6.3.4. Beslisschema ........................................................................................ 16<br />

6.4. Maatregelen ter beperking uitspoeling naar grondwater .................................... 18<br />

7. Voorbeelden infiltratievoorzieningen .................................................................... 19<br />

Bijlagen<br />

1. Algemene begrippenlijst<br />

2. Grondwaterbeschermingsgebieden<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


1. Inleiding<br />

1 definitief<br />

In de ontwerp waterplannen van de provincie Utrecht enerzijds en het waterschap Vallei<br />

en Eem en Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden anderzijds, zijn verschillende<br />

visies weergegeven ten aanzien van het afkoppelen op de Utrechtse Heuvelrug.<br />

Het grondwaterbeleid van de waterschappen is met name gericht op de<br />

grondwaterkwantiteit en heeft als speerpunt het vasthouden van water, bijvoorbeeld door<br />

het in de bodem brengen van hemelwater. Het beleid van de provincie is daarentegen met<br />

name gericht op de waterkwaliteit en heeft als speerpunt het beschermen van de<br />

grondwaterkwaliteit, bijvoorbeeld door het beperken van de infiltratie van verontreinigd<br />

hemelwater.<br />

Om tot overeenstemming over het afkoppelen van schoon water van de riolering op de<br />

Utrechtse Heuvelrug te komen, is een werkgroep opgericht met vertegenwoordigers van<br />

de provincie, Vitens, de waterschappen en een aantal gemeenten. Het planvormingsproces<br />

met deze partijen heeft geleid tot een afgestemd afkoppelbeleid, waarvan voorliggende<br />

rapportage het resultaat is. Om de samenwerking te bekrachtigen is een convenant<br />

opgesteld. Beoogd wordt dat het convenant door bovenstaande partijen wordt gedragen<br />

en bestuurlijk wordt vastgesteld.<br />

Voorliggende rapportage betreft een samenvattend technische achtergrondrapportage<br />

voor het afkoppelbeleid op de Utrechtse Heuvelrug. Deze rapportage is als bijlage van het<br />

convenant opgenomen. Gezien de kwetsbaarheid van de grondwatervoorraad in de<br />

Utrechtse Heuvelrug, vraagt het gebied om locatiespecifiek beleid voor infiltratie. Deze<br />

rapportage heeft betrekking op het infiltreren van afstromend hemelwater en de risico’s<br />

hiervan voor de grondwaterkwaliteit, niet op oppervlaktewater.<br />

Voor de begrenzing van de Utrechtse Heuvelrug wordt de volgende definitie aangehouden:<br />

“dat deel van de Utrechtse Heuvelrug waarbinnen het grootste deel van het<br />

neerslagoverschot (de ondiepe grondwateraanvulling) het diepe grondwater bereikt”. Deze<br />

definitie is in lijn met de beoogde bescherming van de strategische grondwatervoorraad in<br />

de provincie (notitie “Grenzen en zones Visie Utrechtse Heuvelrug”, Grontmij, kenmerk<br />

274493, d.d. 26 juni 2009).<br />

Enkele in deze rapportage gebruikte begrippen zijn toegelicht in een algemene<br />

begrippenlijst, zie bijlage 1.<br />

Totstandkoming<br />

De procesbegeleiding is verzorgd door Wareco. In de eerste twee overleggen van de<br />

werkgroep, in het voorjaar van 2009, is een eerste opzet van een beslisboom besproken.<br />

Ook is de wens uitgesproken om meer inzicht te krijgen in de risico’s van verspreiding van<br />

mogelijke verontreinigingen in relatie tot de kwetsbaarheid van de Utrechtse Heuvelrug.<br />

Wareco heeft een literatuurstudie verricht naar het gedrag van prominente stofgroepen in<br />

de bodem (kenmerk KF58A, NOT20090520, d.d. 20 mei 2009). Op 28 mei 2009 zijn de<br />

risico’s besproken met de werkgroep. Tevens was een promovendus van de TU Delft<br />

(F. Boogaard) aanwezig om de meest recente wetenschappelijke inzichten hieromtrent te<br />

presenteren. De resultaten hiervan zijn verwerkt in deze rapportage. Vervolgens zijn<br />

conceptrapporten met de werkgroep besproken op 23 juni 2009 en 22 september 2009.<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


2. Hemelwater<br />

2 definitief<br />

Het watersysteem van Nederland is er van oudsher op ingericht om afstromend<br />

hemelwater zo snel mogelijk af te voeren, zoals is aangegeven in figuur 1. Inmiddels<br />

wordt al enige tijd onderkend dat deze behandelingswijze allerlei nadelen met zich<br />

meebrengt voor het gehele watersysteem. Het rioolstelsel wordt bijvoorbeeld zwaar belast<br />

met piekafvoeren, waardoor deze frequent overstorten op oppervlaktewater. De<br />

rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI) werken minder goed bij veel hemelwater. Deze<br />

effecten zijn nadelig voor de waterkwaliteit, -kwantiteit en de waterbodemkwaliteit.<br />

Figuur 1: De weg van de druppel<br />

Vanwege deze nadelen is nieuw waterbeleid gevormd. Met het oog op de waterkwantiteit<br />

wordt water, conform het beleid van Waterbeheer 21 e eeuw (WB21), in het algemeen naar<br />

voorkeur behandeld volgens de trits: vasthouden-bergen-afvoeren. Belangrijk is dat water<br />

zo lang mogelijk wordt vastgehouden in eigen gebied, zo veel mogelijk wordt geborgen en<br />

zo langzaam mogelijk wordt afgevoerd. Bijvoorbeeld door infiltratie van afstromend<br />

hemelwater.<br />

Hoe met afstromend hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken omgegaan zou<br />

moeten worden, staat ondermeer beschreven in de regenwaterbrief van Van Geel aan de<br />

Tweede Kamer en is op 1 januari 2008 wettelijk vastgelegd in de nieuwe Wet<br />

<strong>Gemeente</strong>lijke Watertaken. Daarin worden vier pijlers onderscheiden:<br />

1. aanpak bij de bron;<br />

2. regenwater vasthouden en bergen;<br />

3. regenwater gescheiden van afvalwater afvoeren;<br />

4. integrale afweging op lokaal niveau.<br />

De waterkwaliteit moet bij de omgang met hemelwater niet uit het oog worden verloren.<br />

De Utrechtse Heuvelrug is tenslotte een kwetsbaar gebied met de belangrijkste<br />

hernieuwbare grondwatervoorraad van de provincie Utrecht. Dit grondwater is van belang<br />

voor drinkwater, landbouw en natuur. Voor de grondwaterkwaliteit is ondermeer de<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


3 definitief<br />

Kaderrichtlijn Water (KRW) van toepassing. De KRW schrijft voor dat verslechtering van<br />

de grondwaterkwaliteit in beginsel niet is toegestaan en dat de inbreng van<br />

verontreinigende stoffen dient te worden voorkomen of beperkt (art. 4 KRW resp. art. 6<br />

Grondwaterrichtlijnen). Een andere doelstelling van de KRW is het verlagen van<br />

zuiveringsinspanning van drinkwaterbedrijven.<br />

Ook is de voorkeursvolgorde voor omgaan met hemelwater en afvalwater aan de bron van<br />

toepassing, zoals genoemd in de Wet milieubeheer (Wm, artikel 10.29a). Bij hemelwater<br />

geldt dat lokale lozing van hemelwater in het milieu (al dan niet via een gemeentelijk<br />

hemelwatersysteem) de voorkeur geniet boven lozing op een gemengd stelsel. Als laatste<br />

optie wordt het afvoeren naar de RWZI genoemd. Lozing op oppervlaktewater is vanuit<br />

waterkwalitatieve overwegingen (Wm) gelijkwaardig aan lozing op de bodem. De<br />

voorkeursvolgorde geeft richting aan de integrale beleidsmatige afwegingen die<br />

gemeenten maken bij het omgaan met hemelwater en ander afvalwater bij de bron.<br />

<strong>Gemeente</strong>n kunnen van de voorkeursvolgorde afwijken.<br />

Bij de omgang met (hemel)water heeft, conform de Wet <strong>Gemeente</strong>lijke Watertaken, de<br />

gemeente een regierol om via een integrale afweging voor de lange termijn te bepalen hoe<br />

invulling gegeven kan worden aan het hemelwaterbeleid. Daarbij worden verschillende<br />

keuzes gemaakt, zoals het wel of niet afkoppelen van het verhard oppervlak of het bepalen<br />

van de afvoerroute van het afstromende hemelwater (bodem, oppervlaktewater of RWZI).<br />

Hier liggen kansen voor gemeenten om stappen te zetten richting duurzaam waterbeheer.<br />

Uitgangspunt in de nieuwe regelgeving is dat afstromend hemelwater meestal schoon<br />

genoeg is om zonder zuivering in het milieu te worden teruggebracht, maar gezien de<br />

grote kwetsbaarheid van het grondwater in de Utrechtse Heuvelrug is afgestemd beleid<br />

noodzakelijk.<br />

Wettelijk kader voor infiltratie regenwater en verantwoordelijkheden<br />

Voor beschermingszones rond winningen gelden de regels bij en krachtens de provinciale<br />

milieuverordening. Bij afkoppelen in een grondwaterbeschermingsgebied gelden de<br />

spelregels uit het Besluit verhardingen en gebouwen, provincie Utrecht 2003. Hiervoor<br />

gelden algemene voorschriften en een meldingsplicht bij de provincie. De richtlijnen<br />

vermeld in voorliggend rapport worden beschouwd als een nadere uitwerking van de<br />

regels binnen grondwaterbeschermingsgebieden zoals vermeld in de Provinciale<br />

milieuverordening (de bijzondere zorgplicht) en het Besluit verhardingen en gebouwen.<br />

Buiten de grondwaterbeschermingsgebieden geldt het algemene beschermingsniveau zoals<br />

dat middels generieke(landelijke) regelgeving is geregeld. Voor lozing van schoon<br />

hemelwater in de bodem is geen melding vereist.<br />

De verschillende overheden op de Utrechtse Heuvelrug hebben de volgende<br />

verantwoordelijkheden teneinde een goede grondwaterkwantiteit en -kwaliteit te bewaken<br />

dan wel te bereiken:<br />

a. De provincie is verantwoordelijk voor het bereiken van de goede<br />

grondwaterkwaliteit, uitvoering van wettelijke beschermingstaken en de<br />

uitvoering van de KRW-maatregelen zoals de terugdringing van het<br />

bestrijdingsmiddelengebruik, en rapporteert over de toestand en maatregelen<br />

aan het Rijk;<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


4 definitief<br />

b. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor een goede<br />

oppervlaktewaterkwantiteit, en -kwaliteit, uitvoering van wettelijke<br />

beschermingstaken en de uitvoering van de KRW-maatregelen zoals de<br />

terugdringing van riooloverstorten;<br />

c. <strong>Gemeente</strong>n zijn verantwoordelijk voor het stedelijke waterbeheer wat betreft<br />

de zorgplicht voor afstromend hemelwater, grondwateronder- en overlast en<br />

afvalwater en zijn verantwoordelijk voor een integrale afweging hoe om te<br />

gaan met hemel-, afval- en grondwater;<br />

d. Vitens is verantwoordelijk voor een gegarandeerde drinkwatervoorziening en<br />

voert daartoe taken uit op grond van de Drinkwaterwet.<br />

3. Gebiedsbeschrijving<br />

3.1. Algemeen<br />

De Utrechtse Heuvelrug betreft een stuwwal. Het landgebruik op de stuwwal is<br />

voornamelijk bos. De Heuvelrug wordt omgeven door het Gooi, de Gelderse Vallei, het<br />

Kromme Rijngebied en Noorderpark. Het hoogste punt van de stuwwal bevindt zich nabij<br />

Amerongen op 68 meter boven NAP. Het regionale maaiveldverloop is weergegeven in<br />

figuur 2.<br />

3.2. Geohydrologie<br />

Figuur 2: Hoogtekaart Heuvelrug (bron: AHN.nl)<br />

Het grondwatersysteem en de bodemopbouw is schematisch weergegeven in figuur 3.<br />

Bodem<br />

De bodem bestaat op de Heuvelrug voornamelijk uit grof zand. Dit zandpakket is op veel<br />

plaatsen erg dik, tot wel 120 m. Mede door opstuwing bevinden zich lokaal dunne, slecht<br />

doorlatende, leem en kleilaagjes in de ondiepe bodem.<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


Figuur 3: Geohydrologisch overzicht Heuvelrug (bron: TNO)<br />

5 definitief<br />

Grond- en oppervlaktewater<br />

Door de hoge ligging is er over het algemeen sprake van een lage grondwaterstand (tot<br />

50 m onder maaiveld) en is weinig oppervlaktewater aanwezig op de Heuvelrug. Aan de<br />

voet van de Heuvelrug is een hogere grondwaterstand (vanaf circa 1 m onder maaiveld)<br />

aanwezig, waardoor enkele waterpartijen voorkomen. De dorpen, welke zich voornamelijk<br />

op de flanken van de Heuvelrug bevinden, hebben over het algemeen een hoge en droge<br />

kern, met een aantal lager gelegen wijken.<br />

Verspreid over de Heuvelrug is een aantal poelen en vennen aanwezig. De poelen en<br />

vennen zijn vaak afhankelijk van hoge grondwaterstanden en hemelwater.<br />

De Utrechtse Heuvelrug is door de provincie Utrecht aangewezen als kwetsbaar<br />

grondwatergebied. Daarom wordt in het milieubeleid van de provincie sinds 2005<br />

(Waterhuishoudingsplan 2005-2010 en het provinciaal Waterplan 2010-<strong>2015</strong>) ingezet op<br />

een pro-actieve bescherming van de Heuvelrug tegen verontreiniging.<br />

Drinkwatervoorziening<br />

Op verschillende plaatsen zijn grondwaterwinningen ten behoeve van de<br />

drinkwatervoorziening aanwezig. Vooral in de omgeving van Zeist-De Bilt zijn grote<br />

grondwaterbeschermingsgebieden (GBG) aangewezen. Alle onttrekkingen op de Heuvelrug<br />

zijn in het bezit van drinkwaterbedrijf Vitens, op de winning bij Doorn na. De provincie<br />

Utrecht is binnen de GBG bevoegd gezag ten aanzien van het drinkwaterbelang,<br />

daarbuiten heeft het een adviserende functie voor diep grondwater vanwege haar rol als<br />

grondwaterbeheerder ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water. Vitens wil graag op de<br />

hoogte blijven van de activiteiten in de GBG, met name als het gaat om infiltratie. De<br />

kaart met de GBG rond de onttrekkingen is opgenomen in figuur 4 en bijlage 2.<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


6 definitief<br />

Figuur 4: Grondwaterbeschermingsgebieden op de Heuvelrug<br />

(brongegevens: Provincie Utrecht, 2003). De grenzen van de beschermingsgebieden<br />

worden in 2010 herzien.<br />

Natuur<br />

Er zijn enkele verdrogingsgevoelige natuurgebieden (inclusief de Natura 2000 gebieden)<br />

aanwezig op de flanken van de Heuvelrug, zie figuur 5. Deze gebieden worden beïnvloed<br />

door de kwel van de Heuvelrug. Slechts enkele Natura 2000 gebieden, zoals de Blauwe<br />

Hel, Kolland/Overlangbroek, het Noorderpark en Groot Zandbrink worden actief beïnvloed<br />

door de kwelstroom.<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


7 definitief<br />

Figuur 5: Gebieden met verdrogingsgevoelige natuur (bron: <strong>Grondwaterplan</strong> provincie<br />

Utrecht 2008-2013)<br />

4. Verspreiding verontreinigingen bij infiltratie<br />

4.1. Algemeen<br />

Om inhoudelijke afspraken over de omgang met het hemelwater te kunnen maken, is<br />

inzicht nodig in:<br />

- de vuilvracht van afstromend hemelwater, zie paragraaf 4.2.;<br />

- de risico’s voor het ontvangend milieu (bodem en grondwater), zie paragraaf 4.3.<br />

Dit hoofdstuk geeft een samenvattende beschrijving van een door Wareco opgestelde<br />

notitie over stofgedrag in de bodem bij infiltratie van afstromend hemelwater (kenmerk<br />

KF58A, NOT20090520, d.d. 20 mei 2009), aangevuld met recente wetenschappelijke<br />

inzichten.<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


4.2. Verontreinigingsbronnen bij afstromend hemelwater<br />

8 definitief<br />

Het landelijke uitgangspunt is dat het hemelwater in principe schoon is. Het hemelwater<br />

kan verontreinigd raken zodra het op verhard oppervlak terecht komt. Afhankelijk van het<br />

verhard oppervlak kan het hemelwater in meer of mindere mate verontreinigd raken,<br />

alvorens het water infiltreert in de bodem. Een mogelijke route van het hemelwater is<br />

schematisch weergegeven in figuur 6.<br />

De mate van verontreiniging hangt af van het type verharding (contactoppervlakken) en<br />

de activiteiten die er plaatsvinden.<br />

Uitloogbare bouwmaterialen<br />

De invloed van bouwmaterialen op de kwaliteit van hemelwater dat afvloeit via daken,<br />

dakgoten en regenpijpen kan groot zijn bij toepassing van uitlogende bouwmaterialen. Zo<br />

geldt dat bij bitumenhoudende daken met zinken dakgoten er het best niet afgekoppeld<br />

kan worden in de eerste jaren. Voor infiltratie van water afkomstig van daken, is derhalve<br />

kennis nodig van de gebruikte materialen.<br />

Verkeer<br />

Ook verkeer zorgt voor een zekere verontreiniging van het afstromend water. Er bestaat<br />

een relatie tussen wegsoorten en verontreiniging. Bij ZOAB (Zeer Open AsfaltBeton)<br />

wegen is de mate van vervuiling lager dan bij DAB (Dicht AsfaltBeton) wegen. In<br />

wetenschappelijke studies is echter geen relatie tussen verkeersintensiteit en vervuiling<br />

aangetoond. Andere bron van verontreiniging zijn strooizouten.<br />

Bestrijdingsmiddelen<br />

Ook onkruidbestrijding is een mogelijke wijze van verontreiniging. Bij toepassing van een<br />

chemische werkwijze is er een vergrote kans op diffuse verontreiniging.<br />

Overige bronnen<br />

Andere mogelijke processen en elementen die hemelwater kunnen vervuilen zijn<br />

ondermeer: onjuiste aansluitingen en lozingen, incidenten, het wassen van auto’s,<br />

straatvuil, dierlijke fecaliën en wegmeubilair.<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


Figuur 6: Verschillende verontreinigingbronnen<br />

4.3. Kans op verspreiding naar het grondwater per stofgroep<br />

9 definitief<br />

Het afstromend hemelwater kan met verschillende stoffen verontreinigd raken. De<br />

belangrijkste stofgroepen zijn: zware metalen, PAK, minerale olie, zout en<br />

bestrijdingsmiddelen. Deze stoffen infiltreren met het hemelwater in de bodem. Hieronder<br />

is per stofgroep weergegeven in hoeverre hierdoor het grondwater verontreinigd kan<br />

raken. De kansen zijn schematisch weergegeven in figuur 7.<br />

Zware metalen<br />

De laatste wetenschappelijke inzichten geven aan dat zware metalen worden vastgelegd in<br />

de toplaag van de bodem (30-50 cm). Daar binden ze zich aan organische stof. Dit<br />

gebeurt ook op zandgronden met weinig organische stof in de bodem. Na verloop van tijd<br />

kan echter doorslag van metalen plaatsvinden naar de onderliggende bodemlaag,<br />

wederom circa 30 tot 50 cm. Doorslaan gebeurt wanneer de bodem verzadigd is en er<br />

geen metalen meer gebonden kunnen worden. Daarnaast worden zware metalen mobieler<br />

bij zoutbelasting door gladheidbestrijding. De periode tot het doorslaan van de metalen is<br />

ondermeer afhankelijk van belastingintensiteit en de bindingscapaciteit. Over het<br />

algemeen is deze gelijk aan de levensduur van riolering; circa 30 tot 50 jaar. Hierna vindt<br />

de binding van de zware metalen plaats in de volgende, onderliggende bodemlaag. Omdat<br />

de grondwaterstand op de Heuvelrug zich veelal ruim dieper dan 1 m bevindt, is de kans<br />

op verspreiding naar het grondwater klein.<br />

PAK<br />

Policyclische Aromatische Koolwaterstoffen worden net als zware metalen effectief<br />

vastgelegd in de bovenste 30-50 cm. In tegenstelling tot zware metalen worden PAK wel<br />

afgebroken op de langere termijn. De accumulatie kan dus langer doorgaan voordat PAK<br />

doorslaan. Ook voor PAK geldt derhalve dat de kans op verspreiding naar het grondwater<br />

klein is.<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


10 definitief<br />

Minerale olie<br />

Minerale oliën worden gehecht aan bodemdeeltjes en afgebroken wanneer het in kleine<br />

hoeveelheden infiltreert in de bodem. Door de diepe ligging van de grondwaterstand zijn<br />

de oliën veelal afgebroken voordat deze het grondwater bereiken. Ook voor minerale oliën<br />

geldt derhalve dat de kans op verspreiding naar het grondwater klein is.<br />

Strooizouten<br />

Strooizout hecht zich nauwelijks aan bodemdeeltjes en percoleert derhalve met het<br />

hemelwater naar het grondwater. Uit analyses van het grondwater uit waarnemings- en<br />

pompputten van Vitens nabij grote doorgaande wegen binnen en buiten stedelijk gebied<br />

blijkt dat de concentratie zout in het grondwater hoger ligt dan de natuurlijke<br />

achtergrondwaarden. In de directe nabijheid van een dergelijke weg worden gehalten ruim<br />

boven de drinkwaternorm van 150 mg/l in het grondwater gemeten. Op grotere afstand<br />

van de weg neemt de concentratie door verdunning af, maar is nog steeds hoger dan wat<br />

van nature voorkomt. De verhoging van het zoutgehalte beperkt zich niet tot de eerste<br />

meters in de bodem, maar is ook merkbaar op grotere dieptes. In Driebergen bijvoorbeeld<br />

wordt door het gebruik van strooizouten in de pompputten 40 tot 60 mg/l aangetroffen<br />

terwijl het natuurlijke zoutgehalte 10 tot 15 mg/l is.<br />

Zout in het grondwater wordt als gevolg van het gedrag van zout in het huidige<br />

zuiveringsproces voor de drinkwaterbereiding niet verwijderd. Dit betekent dat het<br />

zoutgehalte in het grondwater (ruwe water) en het drinkwater (reine water) hetzelfde is.<br />

Zolang de concentratie onder de drinkwaternorm blijft, is er geen risico voor de<br />

drinkwaterkwaliteit en daarmee voor de volksgezondheid. Een te hoge zoutconcentratie<br />

(circa 80 mg/l en hoger) in het reine water heeft wel consequenties voor het leidingwerk<br />

wanneer de leiding van gietijzer is. Door corrosie kan het gietijzer worden aangetast.<br />

Voor behoud van een betrouwbare drinkwaterproductie pleit Vitens voor bescherming van<br />

een goede grondwaterkwaliteit. Verslechtering is niet gewenst en strookt niet met de<br />

KRW-gedachte. Echter, gezien het maatschappelijk belang (veiligheid) accepteert Vitens<br />

het gebruik van strooizout ten behoeve van gladheidsbestrijding op de wegen.<br />

Bestrijdingsmiddelen<br />

Dit betreft een zeer diverse groep van stoffen. Over het algemeen kan gesteld worden dat<br />

bestrijdingsmiddelen lang na gebruik teruggevonden worden en ook op grote diepte. Er<br />

vindt vrijwel geen binding plaats aan bodemdeeltjes en hierdoor is er sprake van een reële<br />

kans op verspreiding naar het grondwater.<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


Figuur 7: De kansen op grondwaterverontreiniging<br />

4.4. Conclusies verspreiding verontreinigingen<br />

11 definitief<br />

Geconcludeerd kan worden dat zich op de Utrechtse Heuvelrug goede kansen voordoen<br />

voor infiltratie, maar dat voor met name bestrijdingsmiddelen en strooizout een reële kans<br />

op verontreiniging van het grondwatersysteem aanwezig is. Zware metalen, PAK, minerale<br />

olie zorgen voor een kleine kans op grondwaterverontreiniging. Deze stoffen worden in de<br />

bovenste 0,3 m tot 0,5 m vastgelegd. Om de risico’s te beperken kunnen technische<br />

randvoorwaarden voor infiltratietechnieken worden opgelegd. Daarnaast wordt<br />

geconcludeerd dat er geen duidelijke relatie is tussen de verkeersintensiteit en de<br />

vuilvracht.<br />

5. Bronmaatregelen<br />

Conform de trits schoonhouden-scheiden-zuiveren, is het tegengaan van verontreiniging<br />

door bronmaatregelen de adequate wijze om hemelwater schoon te houden.<br />

Er is (in de bouw) een keur aan bronmaatregelen mogelijk en nodig, om eventuele<br />

verontreinigingen te beperken of zelfs te voorkomen. Denkbare bronmaatregelen zijn het<br />

afschaffen van schadelijke bestrijdingsmiddelen (zie figuur 9), het beperken van de<br />

strooizouthoeveelheden, het niet meer toepassen van uitloogbare bouwmaterialen, niet<br />

autowassen op straat, het voorkomen van foutieve aansluitingen op een<br />

hemelwatersysteem, et cetera. Een andere bronmaatregel is het beperken van de<br />

verharding, bijvoorbeeld door middel van de toepassing van halfverharding. Op deze<br />

manier wordt de transportroute verkort en komt het initieel schoon hemelwater minder in<br />

contact met verontreinigde oppervlakken.<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


12 definitief<br />

Uitloogbare (bouw)materialen<br />

Voor uitloogbare (bouw)materialen is er met Duurzaam Bouwen (DuBo), al jaren<br />

gestimuleerd door SenterNovem, een landelijke tendens gaande naar het gebruik van<br />

niet/minder uitloogbare (bouw)materialen. Door gemeenten op de Utrechtse Heuvelrug<br />

wordt gestreefd naar de toepassing van DuBo. Er wordt vanuit gegaan dat hiermee de<br />

toepassing van uitloogbare materialen voldoende wordt beperkt.<br />

Strooizout<br />

Bij gladheidbestrijding wordt gestreefd om de strooizouthoeveelheden te beperken, mits<br />

de veiligheid dit toelaat. Door Rijkswaterstaat en de provincie Utrecht worden momenteel<br />

een nat strooiregime gehanteerd. Hierdoor wordt 50% minder zout gebruikt ten opzichte<br />

van een droog strooiregime.<br />

Bestrijdingsmiddelen<br />

Schadelijke bestrijdingsmiddelen worden op de Utrechtse Heuvelrug door de meeste<br />

gemeenten niet meer gebruikt, zie figuur 8 en 9. Op slechts een klein deel van de<br />

gemeentelijke verharde oppervlakken binnen de Utrechtse Heuvelrug is nog sprake van<br />

actief chemiegebruik. Door de betreffende gemeenten wordt gewerkt aan het chemievrij<br />

maken van het openbare oppervlak.<br />

Bestrijdingsmiddelen laten zich nagenoeg niet binden en zuiveren, waardoor<br />

bronmaatregelen de efficiëntste oplossing is. Er ligt derhalve voor een aantal gemeenten<br />

een taak om de gemeente chemievrij te maken. De gemeenten kunnen hiervoor (gratis)<br />

ondersteuning krijgen via het informatieloket van het Praktijknetwerk Duurzaam<br />

Terreinbeheer van de provincie Utrecht: (tel 0317-480499). In 2009 is het<br />

(emissiereducerend) programma “Schoon Grondwater in de Utrechtse Heuvelrug”<br />

opgesteld, waarbij bedrijven en particulieren ondersteund worden bij alternatieve<br />

onkruidbestrijding en innovaties. Het programma wordt in 2010 nader uitgewerkt. Dit<br />

programma wordt gerealiseerd in samenwerking met onder andere gemeenten. De<br />

provincie is trekker.<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


Figuur 8: Toepassing chemische<br />

bestrijdingsmiddelen per gemeente<br />

13 definitief<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09<br />

Verhardingen<br />

Openbaargroen<br />

Openbaarterrein<br />

Sportveld<br />

Amersfoort 1 1 1 3<br />

Baarn 1 1 1 3<br />

UtrechtseHeuvelrug 1 1 1 1<br />

DeBilt 1 1 1 3<br />

<strong>Soest</strong> 1 1 1 3<br />

Zeist 1 1 1 3<br />

Woudenberg 3 1 2 2<br />

Leusden 3 1 3 3<br />

Veenendaal 3 1 3 3<br />

Rhenen 3 2 3 3<br />

WijkbijDuurstede 3 3 2 3<br />

Chemievrij 1<br />

Tussenvorm 2<br />

Chemie 3<br />

Onkruidbeheergemeenten<br />

ProvincieUtrecht20072008<br />

Figuur 9: Bestrijdingsmiddelengebruik per<br />

gemeente (bron: provincie Utrecht, 2007-2008)


6. Beslisschema afkoppelen en infiltreren<br />

6.1. Algemeen<br />

14 definitief<br />

Afvoer van hemelwater kan plaatsvinden via de bodem, via het oppervlaktewater of via<br />

het riool naar de RWZI. De wenselijkheid van afkoppelen en infiltratie wordt per project<br />

door gemeenten middels een integrale afweging voor de lange termijn bepaald, zie<br />

hoofdstuk 2. De keuze hangt samen met de volgende zaken:<br />

- de verontreiniginggraad van de af te koppelen verharding, gespecificeerd voor de<br />

verschillende stofgroepen;<br />

- de doelen die met het afkoppelen van hemelwater worden bereikt of worden<br />

nagestreefd;<br />

- de bestemming van het afgekoppelde hemelwater;<br />

- de aanwezigheid van grondwaterwinningen;<br />

- de aanwezigheid van bodem- en grondwaterverontreinigingen;<br />

- doelmatigheid: hoe verhouden de kosten van het afkoppelen zich tot het behaalde<br />

milieurendement van het scheiden van schoon en vuilwater en/of de reductie van<br />

overlast bij hevige regenval.<br />

Het in dit hoofdstuk beschreven beslisschema is van toepassing voor de situatie dat<br />

gekozen is voor afvoer naar de bodem (infiltratie).<br />

Het beslisschema geeft richting aan de te maken keuzes. Het beslisschema bestaat uit de<br />

volgende onderdelen:<br />

1. een voorkeursvolgorde voor infiltratie (paragraaf 6.2.);<br />

2. een richtlijn die aangeeft welke keuzemogelijkheden er zijn, afhankelijk van het type<br />

oppervlak (paragraaf 6.3.);<br />

3. een beschrijving van maatregelen om uitspoeling naar grondwater te beperken<br />

(paragraaf 6.4.).<br />

6.2. Voorkeursvolgorde voor infiltratie<br />

De voorkeursvolgorde bij infiltratie is als volgt:<br />

1. Oppervlakkige infiltratie<br />

Oppervlakkige infiltratie is goed te onderhouden. Foutieve aansluitingen worden zichtbaar,<br />

verontreinigingen zijn bereikbaar en daardoor verwijderbaar, het is bereikbaar voor<br />

monitoring, et cetera.<br />

In de grondwaterbeschermingsgebieden is infiltratie uitsluitend toegestaan als<br />

oppervlakkige infiltratie wordt toegepast.<br />

2. Ondergrondse infiltratie<br />

Ondergrondse infiltratie is minder voordelig dan oppervlakkige infiltratie. Vervuiling is<br />

slecht te zien, waardoor het systeem gevoeliger is voor foutieve aansluitingen. Onderhoud<br />

is lastiger. Bij het ontwerp dient hier goed rekening mee te worden gehouden. Zuiverende<br />

randvoorwaarden zijn moeilijk aan te brengen, en daardoor is het risico op<br />

verontreinigingen groter dan bij oppervlakkige infiltratie.<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


15 definitief<br />

3. Diepte infiltratie<br />

Toepassing van infiltreren op (grote) diepte wordt afgeraden voor de Heuvelrug. Bij diepte<br />

infiltratie wordt het afstromend hemelwater gelijk in het diepe grondwater geïnfiltreerd.<br />

Het risico op vervuilingen is daar groter.<br />

6.3. Infiltratiemogelijkheden en voorwaarden<br />

6.3.1. Algemeen<br />

Of infiltratie wenselijk is of niet is ondermeer afhankelijk van het risico van verontreiniging<br />

van het grondwater. Het risico (kans maal gevolg) wordt bepaald door de kans op<br />

uitspoeling van schadelijke stoffen en de gevolgen hiervan voor het grondwater, zijnde het<br />

verontreinigen van het grondwater.<br />

Hierbij spelen twee factoren een rol:<br />

1. Hoe vuil is het verhard oppervlak? (kans)<br />

De mate van verontreiniging hangt af van het type verharding (contactoppervlakken) en<br />

de activiteiten die er plaatsvinden. Om deze aan te duiden is een typering gemaakt van<br />

het oppervlak, zie paragraaf 6.3.2.<br />

2. Wat zijn de gevolgen voor het grondwater? (gevolg)<br />

De gevolgen van eventuele vervuiling voor het grondwater is ondermeer afhankelijk van<br />

de aanwezigheid van grondwaterwinningen. Dit onderscheid wordt benadrukt met de<br />

komst van de Europese Kaderrichtlijn Water (zie hoofdstuk 2). In paragraaf 6.3.3. worden<br />

de gevolgen besproken.<br />

De factoren typering verhard oppervlak (vuilvracht) en de gevolgen zijn vertaald naar een<br />

beslisschema, zie paragraaf 6.3.4. en figuur 10.<br />

6.3.2. Typering verhard oppervlak<br />

Bij de typering van verharding worden er vier categorieën onderscheiden. Verder wordt<br />

onderscheid gemaakt tussen terreinen en bebouwing. Bebouwing heeft betrekking op<br />

daken, gevels en dakgoten. Terreinen hebben betrekking op de overige verharding, zoals<br />

wegen, tuinen, pleinen, et cetera.<br />

1. Schoon oppervlak<br />

Hieronder vallen alle daken en gevels van bestaande bebouwing, mits de<br />

dakbedekking en gevelbekleding uit niet-uitlogende bouwmaterialen bestaat. Voor<br />

dakgoten geldt dat deze wel uitgevoerd kunnen zijn met uitloogbare<br />

bouwmaterialen om als schoon oppervlak beschouwd te worden. Gezien het kleine<br />

oppervlak van dakgoten dat in contact komt met hemelwater, is de vuilvracht<br />

voldoende klein om het als schoon te betitelen.<br />

2. Beperkt schoon oppervlak<br />

Hieronder vallen vrijliggende voet- en fietspaden, schoolpleinen, kleine (


16 definitief<br />

3. Beperkt verontreinigd oppervlak<br />

Hieronder vallen oppervlakken waarop PAK, minerale olie of zware metalen<br />

worden verwacht: provinciale- en rijkswegen, busbanen, winkelstraten en -centra,<br />

grotere (> 4 plaatsen) parkeerterreinen. Deze oppervlakken worden alleen als<br />

‘beperkt verontreinigd’ gezien als de gemeente een chemievrij beleid voert voor de<br />

reiniging van het openbaar terrein.<br />

4. Verontreinigd oppervlak<br />

Verontreinigde oppervlakken zijn onderverdeeld in twee typen: daken en gevels<br />

(4a) en overige verontreinigde oppervlakken (4b).<br />

Daken en gevels (het betreft dakbedekking en gevelbekleding, niet de dakgoten)<br />

met uitloogbare bouwmaterialen worden vanwege een groot contactoppervlak met<br />

hemelwater separaat ingedeeld (4a).<br />

De overige verontreinigde oppervlakken (4b) betreffen bedrijfsterreinen (niet de<br />

bebouwing), marktpleinen, laad- en losplaatsen, overslagterreinen, busstations,<br />

trambanen en tunnels, terreinen waar foutieve aansluitingen of lozingen verwacht<br />

worden en oppervlakken waar sprake is van chemische onkruidbestrijding.<br />

6.3.3. Gevolgen voor grondwaterkwaliteit<br />

De kans op uitspoeling van stoffen via de bodem naar het grondwater is op de Utrechtse<br />

Heuvelrug gering, met uitzondering van bestrijdingsmiddelen en strooizout (zie hoofdstuk<br />

4). De gevolgen van verontreiniging van de voor de drinkwatervoorziening benutte<br />

grondwaterlichamen zijn echter groot. Het risico is door deze bedreiging van de<br />

drinkwaterfunctie dan ook groter, met name in gebieden rondom de winningen. Derhalve<br />

is in het beslisschema onderscheid gemaakt in grondwaterbeschermingsgebieden en<br />

gebieden binnen de Utrechtse Heuvelrug die daarbuiten liggen.<br />

Als grens hiervoor wordt de 25 jaarzone gehanteerd. Deze gebieden zijn duidelijk<br />

afgekaderd, zowel beleid/wetmatig als in het veld. Hierdoor wordt de communicatie<br />

vereenvoudigd en kan het afkoppelbeleid eenvoudiger worden geïmplementeerd.<br />

6.3.4. Beslisschema<br />

In figuur 10 is het beslisschema opgenomen. In de verticale as is de vuilvracht<br />

opgenomen (kans). Bovenin de vuile oppervlakken, onderin de schone oppervlakken. Op<br />

de horizontale as is de mate van actieve grondwaterbescherming aangegeven (gevolg).<br />

Uitgangpunt voor het schema zijn de risico’s voor de grondwaterkwaliteit. Bij een groot<br />

risico vindt een integrale afweging plaats om emissies naar het grondwater te voorkomen.<br />

Dit is in het beslissingsschema vertaald naar afkoppelen, niet afkoppelen of afkoppelen<br />

onder voorwaarden (ja, mits).<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


17 definitief<br />

Figuur 10: Beslisschema afkoppelen en infiltratie op de Utrechtse Heuvelrug<br />

GBG=grondwaterbeschermingsgebied<br />

Niet afkoppelen<br />

Verontreinigde oppervlakken binnen een grondwaterbeschermingsgebied worden niet<br />

afgekoppeld, evenals uitloogbare daken en gevels binnen een beschermingsgebied.<br />

Ja, mits<br />

Voor beperkt verontreinigde oppervlakken binnen en buiten de<br />

grondwaterbeschermingsgebieden en uitlogbare daken en gevels buiten een<br />

beschermingsgebied kunnen in principe worden geïnfiltreerd, mits beheersbare<br />

maatregelen genomen worden (streng en doelmatig) om het risico op verspreiding naar<br />

het grondwater tegen te gaan. De gestelde voorwaarden hierbij zijn beschreven in<br />

paragraaf 6.4.<br />

Als het toepassen van de randvoorwaarden vanwege oplopende kosten niet haalbaar<br />

blijken, komt lozen op het riool in beeld. Ook wordt afstromend hemelwater via het riool<br />

afgevoerd bij de aanwezigheid van verontreinigingen die niet voldoende afgevangen<br />

kunnen worden.<br />

Ja, afkoppelen<br />

Aantoonbaar (beperkt) schone oppervlakken binnen en buiten de<br />

grondwaterbeschermingsgebieden kunnen zonder de gestelde voorwaarden worden<br />

afgekoppeld.<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


6.4. Maatregelen ter beperking uitspoeling naar grondwater<br />

18 definitief<br />

De volgende randvoorwaarden zijn van toepassing bij (beperkt) verontreinigde<br />

oppervlakken, voor de gebieden waarvoor het “ja, mits” principe geldt:<br />

Grondwaterstand<br />

Om het risico van het doorslaan van stoffen die worden vastgelegd in de bodem te<br />

beperken, is het van belang dat de grondwaterstand zich voldoende diep onder het<br />

maaiveld bevindt. De hoogst toelaatbare maximale grondwaterstand bedraagt één meter<br />

onder de infiltratievoorziening. De grondwaterstand wordt tenminste één maal op locatie<br />

gemeten.<br />

Oppervlakkig infiltreren: beheersbaarheid<br />

Bij oppervlakkige infiltratie zijn foutieve aansluitingen en lozingen zichtbaar, is de<br />

infiltratievoorziening goed bereikbaar voor onderhoud en bij calamiteiten en is controle<br />

mogelijk op de functionering van de voorziening. Hiermee is de maatregel beheersbaar.<br />

Ondergrondse en diepe infiltratie zijn vanwege een beperkte beheersbaarheid niet<br />

toegestaan. Om de beheersbaarheid verder te vergroten, worden gemeentelijke<br />

infiltratievoorzieningen in een beheer- en onderhoudsplan opgenomen.<br />

Monitoring<br />

Monitoring van de bodem- en grondwaterkwaliteit geeft inzicht in het gedrag van stoffen<br />

en is belangrijk om te voorkomen dat zich onverwachte verontreinigingen voordoen.<br />

Monitoring kan ondermeer plaatsvinden door het periodiek (bijvoorbeeld circa eens per<br />

twee jaar) analyseren van bodemmonsters of door het analyseren van<br />

(grond)watermonsters uit bijvoorbeeld peilbuizen. De monitoring kan worden<br />

vereenvoudigd door het te infiltreren hemelwater naar een centrale infiltratievoorziening<br />

te leiden. Hiermee wordt het aantal monitoringslocaties beperkt.<br />

Provincie Utrecht en Vitens verrichten monitoring van de grondwaterkwaliteit op regionaal<br />

schaalniveau. De gemeenten wegen af of en hoe de monitoring bij de<br />

afkoppelvoorzieningen op projectniveau wordt uitgevoerd.<br />

Toepassing zuiveringstechniek<br />

Afgestemd op de verwachte vuilvracht wordt afgewogen en getoetst welk<br />

zuiveringsmechanisme en -techniek toepasbaar is. Vuile oppervlakken vragen bijvoorbeeld<br />

een intensievere zuivering dan beperkt verontreinigde oppervlakken binnen het<br />

grondwaterbeschermingsgebied.<br />

De bodem fungeert als natuurlijke zuivering (bodempassage) voor de stofgroepen anders<br />

dan zout en bestrijdingsmiddelen. De belangrijkste aanvullende zuiveringsprocessen voor<br />

infiltratie zijn weergegeven in onderstaande tabel.<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


Tabel 1: Zuiveringstechnieken voor infiltratie<br />

Voorbeeldtechnieken Principe<br />

- lavafilter<br />

- bodempassage met toevoeging<br />

van bijvoorbeeld humus en lutum<br />

- metaaloxiden<br />

bodempassage met toevoeging van<br />

bacteriën, bijvoorbeeld onder<br />

doorlatende straatverharding<br />

- wadi<br />

- infiltratiegreppel<br />

- helofytenfilter<br />

19 definitief<br />

Adsorptie;<br />

het hechten aan met name organisch stof,<br />

metaaloxides en kleideeltjes<br />

Afbraak;<br />

het verteren van organische materie<br />

Opname;<br />

opname en afvoer via het gewas<br />

De kosten van zuivering kunnen worden beperkt door het te infiltreren hemelwater naar<br />

een centrale infiltratievoorziening te leiden. Hiermee wordt het aantal zuiverende<br />

voorzieningen beperkt, hetgeen de beheersbaarheid ten goede komt.<br />

7. Voorbeelden infiltratievoorzieningen<br />

De onderstaande infiltratietechnieken en principes zijn enkele voorbeelden en zijn<br />

geenszins uitputtend.<br />

Wadi<br />

Een wadi is een infiltratievoorziening met een verdiepte bodem. Aan de toplaag wordt<br />

vaak humus en lutum toegevoegd wat er voor zorgt dat het bindend vermogen van de<br />

wadi vergroot wordt. In de verdieping van de wadi kan berging plaatsvinden.<br />

In de toplaag accumuleren de verontreinigingen. Door deze ophoping is het makkelijk te<br />

verwijderen. Eens in de 30 - 50 jaar moet de toplaag dan ook worden vervangen. In<br />

sommige gevallen wordt de wadi voorzien van een horizontale drain, zie figuur 11.<br />

Figuur 11: Overzicht wadi (bron: Aquaro)<br />

Berminfiltratie<br />

Bij berminfiltratie wordt de ondergrond van de bestaande berm verbeterd waardoor het<br />

afstromende water gezuiverd kan infiltreren, zie figuur 12. Het is eigenlijk hetzelfde<br />

principe als een wadi, alleen is het op grotere schaal toepasbaar en heeft het minder<br />

berging.<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


20 definitief<br />

Figuur 12: Berminfiltratie<br />

Infiltratieriool<br />

Verzameld hemelwater kan ook worden geïnfiltreerd door middel van een IT-riool. Dit is in<br />

Leersum uitgevoerd met een verzamelriool, zie figuur 13. Infiltratieriolen zelf hebben een<br />

beperkte zuiverende werking, de bodem eromheen daarentegen vangt veel verontreinigingen<br />

af. Om berging te creëren is het mogelijk een grote diameter aan te leggen.<br />

Figuur 13: IT-riool in aanleg met een<br />

uitzonderlijk grote diameter in Leersum<br />

Doorlatende verharding<br />

Door doorlatende verharding toe te passen wordt water direct onder de verharding in de<br />

fundering gebracht. Vervolgens wordt het daar geborgen, waardoor de afvoer vertraagd<br />

wordt, zie figuur 14. Zuivering kan worden toegepast met behulp van een reinigende<br />

vlijlaag. De doorlatende verharding is desgewenst ook nog uit te voeren met<br />

infiltratiekolken. Dit zijn kolken met gaatjes in de wand, zodat in een goed doorlatende<br />

grond, zoals veel voorkomt op de Heuvelrug, wegwater kan worden geïnfiltreerd. Bij veel<br />

bladval wordt de toepassing van doorlatende verharding afgeraden.<br />

Figuur 14: Schets van doorlatende<br />

verharding (bron: Aquaro)<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


21 definitief<br />

Infiltratie-elementen<br />

Bij infiltratie-elementen wordt het hemelwater de bodem in getransporteerd en daar<br />

geborgen in ondergrondse elementen. Het grote voordeel hiervan is dat er meervoudig<br />

ruimtegebruik plaats kan vinden op de voorzieningen. Een groot nadeel is vaak de<br />

toegankelijkheid en het onderhoud van de voorzieningen. Het is veelal lastig te reinigen,<br />

en vaak is het niet vrij te graven bij defecten. Infiltratie-elementen zijn opgebouwd met<br />

holle ruimten en bestaan in een groot aantal varianten.<br />

KF58A, RAP20091202 10-12-09


BIJLAGEN


Bijlage 1 Algemene begrippenlijst<br />

Afkoppelen<br />

Het ongedaan maken van een situatie waarin regenwater, dat op verhard oppervlak valt,<br />

wordt afgevoerd naar de riolering.<br />

De term wordt ook gebruikt voor het geheel niet aansluiten op riolering die afvoert naar<br />

de rioolwaterzuiveringinrichting.<br />

Afvoer<br />

De hoeveelheid water die per tijdseenheid uit een gebied stroomt.<br />

Afwatering<br />

De afvoer van water via een stelsel van open waterlopen naar een lozingspunt van het<br />

afwateringsgebied.<br />

Diffuse bronnen<br />

Verspreide verontreinigingen, vaak zonder expliciet aanwijsbare bronlocaties of<br />

veroorzaker(s). Voorbeelden zijn: zure regen, zink afkomstig uit dakgoten en uitspoeling<br />

van meststoffen.<br />

Drinkwater<br />

Water van zeer goede en gecontroleerde kwaliteit, geschikt om zonder verdere bewerking<br />

te drinken.<br />

Gemengd rioolstelsel<br />

Rioolstelsel, waarbij afvalwater inclusief ingezamelde neerslag door 1 leidingstelsel wordt<br />

getransporteerd.<br />

Gescheiden rioolstelsel<br />

Rioolstelsel, waarbij afvalwater exclusief neerslag door een leidingstelsel wordt<br />

getransporteerd en neerslag door een afzonderlijk leidingstelsel rechtstreeks naar<br />

oppervlaktewater wordt afgevoerd.<br />

Grondwater<br />

Water beneden het grondoppervlak, meestal beperkt tot water beneden de<br />

grondwaterspiegel.<br />

Hemelwater = neerslag<br />

De massa waterdeeltjes, zowel vloeibaar als vast, die vanuit de atmosfeer het<br />

aardoppervlak bereikt.<br />

Infiltratie<br />

Het verschijnsel dat water aan het grondoppervlak de grond binnentreedt (1).<br />

De aanvulling van water onder het grondoppervlak, vanaf het oppervlak in de bodem of<br />

het wegzijgen van water vanuit een ondergrondse voorziening in de bodem (2).<br />

Infiltratievoorziening<br />

Voorziening van waaruit water in de bodem stroomt.<br />

kf58a.bij1.begrippenlijst.doc 21-8-09


Maaiveld<br />

Bovenkant of oppervlak van het natuurlijk of aangelegd terrein<br />

Ontwateringsdiepte<br />

De afstand tussen het maaiveld (grondoppervlak) en de hoogste grondwaterstand.<br />

Openbaar terrein<br />

Gebieden in eigendom van de gemeente.<br />

Oppervlaktewater<br />

Het water dat stroomt over of verblijft op het aardoppervlak.<br />

Particulier terrein<br />

Percelen in eigendom van particulieren<br />

Percolatie =wegzijging<br />

Een neerwaartse beweging van water in de onverzadigde zone.<br />

Regenwaterrioolstelsel<br />

Rioolstelsel alleen bestemd voor de inzameling en het transport van neerslag.<br />

Riolering<br />

Het samenstelsel van riolen, rioolputten en bijbehorende voorzieningen voor de inzameling<br />

en het transport van afvalwater.<br />

Rioolwater zuiveringsinstallatie (RWZI)<br />

De installatie die zorg draagt voor de zuivering van afvalwater.<br />

Verbeterd gemengd rioolstelsel<br />

Gemengd rioolstelsel met (rand)voorzieningen die de vuiluitworp richting oppervlaktewater<br />

beperken ten opzichte van de traditionele gemengde rioolstelsels.<br />

Verbeterd gescheiden rioolstelsel<br />

Gescheiden rioolstelsel met voorzieningen waardoor de neerslag slechts bij wat grotere<br />

regenbuien naar oppervlaktewater wordt afgevoerd. Het meest vervuilde deel van de<br />

neerslag wordt 'geborgen' in de riolering en naar de zuivering afgevoerd.<br />

kf58a.bij1.begrippenlijst.doc 21-8-09


Eemnes<br />

Baarn<br />

Amersfoort<br />

<strong>Soest</strong><br />

De Bilt<br />

Leusden<br />

Woudenberg<br />

Zeist<br />

Veenendaal<br />

Utrechtse Heuvelrug<br />

±<br />

0 1.5 3 6 9 12<br />

Kilometers<br />

Rhenen<br />

Grondwaterbeschermingsgebieden Utrechtse Heuvelrug<br />

gemeentegrenzen<br />

AFSTEMMING AFKOPPELBELEID UTRECHTSE HEUVELRUG<br />

boringsvrijezone 101v<br />

Bron: Provincie Utrecht<br />

waterwingebied 103v<br />

schaal: datum: get. door: gezien:<br />

A4 1 : 200.000 30-09-2009 DO<br />

project: tekeningnaam:<br />

Kf58a_grondwaterbeschermingsgebieden.mxd<br />

210<br />

x<br />

297<br />

grondwaterbeschermingsgebieden 102v<br />

100-jaarsaandachtsgebieden 101v<br />

Kf58a<br />

begrenzing Utrechtse Heuvelrug


pagina 1 van 3<br />

Bijlage 8 Verklarende woordenlijst<br />

Deze woordenlijst is algemeen van opzet en niet uitputtend.<br />

Afkoppelen: Bij afkoppelen wordt ervoor gezorgd dat neerslagwater dat op verhard<br />

oppervlak (daken, wegen e.d.) valt niet meer in het rioolstelsel terechtkomt. Het water<br />

wordt vastgehouden in de bodem of geborgen in het oppervlaktewater.<br />

Afwatering: De afvoer van water uit een gebied via een stelsel van open waterlopen.<br />

Drainage: De afvoer van water uit de bodem, eventueel door middel van een stelsel van<br />

doorlatende buizen.<br />

Drainagesysteem: Het systeem dat de afvoer van (grond)water mogelijk maakt.<br />

Drooglegging: Het hoogteverschil tussen het oppervlaktewaterpeil en het maaiveld<br />

(grondoppervlak).<br />

Duurzame ontwikkeling: Een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige<br />

generatie zonder daarmee toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen in<br />

hun behoeften te voorzien.<br />

DWA: Droog weer afvoer, het deel van de afvoer in de riolering dat niet bepaald wordt<br />

door neerslag. Het betreft afvalwater uit huishouden, industrieën e.d.<br />

Eerste scheidende laag: Waterscheidende laag direct beneden het eerste watervoerend<br />

pakket.<br />

Eerste watervoerend pakket: Watervoerend pakket direct beneden maaiveld (ook wel<br />

freatisch watervoerend pakket genoemd).<br />

Freatische grondwaterstand: Grondwaterstand in het freatisch watervoerend pakket (de<br />

optredende grondwaterstand aan de bovenzijde van het bodemprofiel waarvan de poriën<br />

volledig met water zijn gevuld).<br />

Fysisch-chemische- waterkwaliteit: De kwaliteit van oppervlaktewater voornamelijk<br />

bepaald op basis van in het water aanwezige stoffen.<br />

Gemengd (riool)stelsel: Een rioolstelsel dat zowel huishoudelijk en industrieel afvalwater<br />

als het van verhard oppervlak afstromende neerslag afvoert.<br />

Gescheiden (riool)stelsel: Een rioolstelsel waarbij het afvalwater gescheiden van de<br />

neerslag wordt afgevoerd. Het regenwaterstelsel mondt uit in oppervlaktewater.<br />

Grondwatersysteem: De combinatie van water dat zich in de bodem en ondergrond<br />

beweegt en het materiaal waar het doorheen beweegt.<br />

Hydrologische neutraal bouwen: Bouwen in een gebied zonder dat het grond- en<br />

oppervlaktewatersysteem (negatief) wordt beïnvloed. Dit houdt onder andere in dat geen<br />

drainage aangelegd mag worden om de gewenste drooglegging te bereiken, maar dat het<br />

maaiveld verhoogd moet worden. Ook mag de afvoer uit het plangebied na bebouwing niet<br />

hoger zijn dan in de oude situatie.<br />

GRP: <strong>Gemeente</strong>lijk riolering plan, verplichte planvorm op grond van Wet milieubeheer als<br />

beleidskader voor het beheer van de riolering in de gemeente.<br />

Infiltratie: a) Het verschijnsel dat water aan het grondoppervlak de grond binnentreedt.<br />

b) De aanvulling van water onder het grondoppervlak, die door middel van een sloten- of<br />

buizenstelsel plaatsvindt.<br />

Integraal waterbeheer: Samenhangend beleid en beheer van de verschillende<br />

waterbeheerders gericht op de watersysteembenadering. Hierbij wordt onder rekening<br />

gehouden met de functionele samenhang tussen de kwantiteit en kwaliteit van grond- en<br />

oppervlaktewater alsmede met de relatie met het ruimtelijk gebruik.<br />

Inzijging: Water in de bovenste lagen van de bodem zakt naar diepere bodemlagen<br />

(neerwaartse grondwaterstroming).<br />

Isohypse: Een lijn op een kaart die punten met een gelijke stijghoogte met elkaar<br />

kf23a.bij8.docx 04-02-11


pagina 2 van 3<br />

verbindt.<br />

Keur: Waterschapverordening op basis van de Wet op de Waterhuishouding en de<br />

provinciale verordening die met strafbepalingen kan worden gehandhaafd.<br />

Kunstwerken: Technische constructie met oog op waterbeheersing, zoals duikers, stuwen<br />

en gemalen.<br />

Kwel: 1) het uittreden van grondwater aan het grondoppervlak of in waterlopen.<br />

2) opwaartse stroming van grondwater tussen watervoerende pakketten.<br />

MTR: Maximaal toelaatbaar risico, waterkwaliteitsnorm uit de Vierde nota<br />

waterhuishouding waaraan minimaal voldaan moet worden. Voor een groot aantal stoffen<br />

is een MTR-waarde vastgesteld.<br />

Natuurvriendelijke oevers: Oeverbescherming waarbij in het ontwerp rekening is<br />

gehouden met de functie die het vervult voor flora en fauna.<br />

Ontwatering: De afvoer van water uit percelen over en door de grond, eventueel door<br />

drainagebuizen naar een stelsel van (grotere) open waterlopen.<br />

Ontwateringsdiepte: De afstand tussen het maaiveld (grondoppervlak) en de hoogste<br />

grondwaterstand.<br />

Oppervlaktewatersysteem: Het geheel van beken , sloten, waterlopen, plassen en meren.<br />

RWZI: Rioolwaterzuiveringsinstallatie, ook wel aangeduid als<br />

afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI).<br />

Stijghoogte: De hoogte van de waterkolom die een druk levert die gelijk is aan de<br />

waterdruk in het betreffende watervoerend pakket, ten opzichte van een referentieniveau.<br />

Streefbeeld: Toekomstbeeld, gewenste toekomstige situatie.<br />

Stroomgebied: Het gebied dat afwatert op een bepaalde beek of waterloop.<br />

Stuw: Vaste of beweegbare constructie die dient om de waterstand te regelen.<br />

Tweede watervoerend pakket: Watervoerend zandpakket onder het waterscheidende<br />

(afdekkend) pakket.<br />

Verbeterd gescheiden (riool)stelsel: Gescheiden rioolstelsel waarbij het eerste, min of<br />

meer verontreinigd, regenwater (first flush) via het DWA wordt afgevoerd. Vervolgens<br />

wordt het neerslagwater afgevoerd naar het oppervlaktewater.<br />

Verhard oppervlak: Bebouw of van verhard oppervlak voorzien gebied (wegen,<br />

parkeerplaatsen, daken e.d.).<br />

Wadi: De term wadi is afkomstig uit het Midden-Oosten en staat voor een rivier die vrijwel<br />

altijd droog staat. De naam wadi heeft in de jaren negentig intrede gedaan bij het<br />

waterbeheer in Nederland. Een wadi is een (met gras begroeide) ondiepe sloot voor<br />

infiltratie en eventueel afvoer van hemelwater. Tijdens droog weer heeft de wadi bijna het<br />

uiterlijk van een grasveld. Bij neerslag stroomt regenwater in de wadi, waar het in de<br />

bodem kan infiltreren. Veelal is de wadi voorzien van een overlaat (slok-op) naar een<br />

regenwaterriool of watergang om overstroming bij hevige neerslag te voorkomen.<br />

Wateraanvoer: Aanvoer van water van elders.<br />

Waterhuishouding: De wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich<br />

verplaatst, gebruikt, verbruikt en afgevoerd wordt.<br />

Waterketen: Het gebruik van water nadat het onttrokken is aan het watersysteem (en<br />

voordat het daar weer aan toegevoegd is). In praktijk vormen het drinkwaternet, de<br />

riolering en de afvalwaterzuivering samen het leeuwendeel van de waterketen.<br />

Waterkwantiteitsbeheer: De zorg voor de hoeveelheid water, bestaande uit onder meer<br />

het beheer van het waterpeil, de wateraanvoer, de waterafvoer, inrichting en onderhoud<br />

van watergangen.<br />

Watersysteem: Een door stroming samenhangend geheel van grond- en oppervlaktewater,<br />

alsmede de daarmee samenhangende levensgemeenschappen, processen en relaties met<br />

de omgeving (zoals oevers, waterbodem en kunstwerken).<br />

kf23a.bij8.docx 04-02-11


pagina 3 van 3<br />

Waterscheidende laag: Relatief slecht waterdoorlatende klei-, zavel, veen- of sterk kleihoudende<br />

zandlaag waarin de verticale component van de grondwaterstroming overheerst.<br />

Watertoets: “De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren,<br />

afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke<br />

plannen en besluiten.” Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in de<br />

ruimtelijke ordening.<br />

Watervoerend pakket: Een goed doorlatende laag in de diepere ondergrond (bestaande uit<br />

voornamelijk zand, grind) waar water door heen stroomt. Watervoerende pakketten<br />

worden gescheiden door lagen die minder goed doorlatend zijn (bestaande uit<br />

voornamelijk klei, leem). Watervoerende lagen worden ook aangeduid als aquifers.<br />

WB21: rapportage “Waterbeheer in de 21e-eeuw”, opgesteld door Commissie Waterbeheer<br />

21e-eeuw: Beleidsnota waarin op rijksniveau de trits vasthouden, bergen en afvoeren als<br />

leidraad voor duurzaam waterbeheer wordt beschreven.<br />

Wegzijging: Neerwaartse stroming van grondwater.<br />

WVO-vergunning: Vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.<br />

WVP1: Eerste watervoerend pakket. Zie watervoerend pakket.<br />

kf23a.bij8.docx 04-02-11


BIJLAGE 9<br />

Reacties van verschillende partijen

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!