Grondwaterplan Soest Planperiode 2011-2015 - Gemeente Soest
Grondwaterplan Soest Planperiode 2011-2015 - Gemeente Soest Grondwaterplan Soest Planperiode 2011-2015 - Gemeente Soest
Grondwaterplan Soest Planperiode 2011-2015 Definitief eindrapport Uitgebracht aan: Gemeente Soest Raadhuisplein 1 3762 AV SOEST
- Page 2 and 3: definitief KF23A, RAP20110210 14-02
- Page 4 and 5: Inhoudsopgave definitief Tekst pagi
- Page 6 and 7: 1.3. Beleidsdoelen 2 definitief Met
- Page 8 and 9: 2. Huidige grondwatersituatie 4 def
- Page 10 and 11: 6 definitief Maaiveld Het maaiveldn
- Page 12 and 13: Figuur 7: Voor verdroging gevoelige
- Page 14 and 15: hoogte t.o.v. NAP (m) 20 18 16 14 1
- Page 16 and 17: 3. Wetgeving, verantwoordelijkheden
- Page 18 and 19: 14 definitief b. De perceeleigenaar
- Page 20 and 21: 16 definitief Besloten is om na te
- Page 22 and 23: 5. Gewenste ontwateringdiepte en dr
- Page 24 and 25: 20 definitief Tabel 1: Criteria ont
- Page 26 and 27: 6.2.1. Planmatige aanpak 22 definit
- Page 28 and 29: 24 definitief 6.4. Vastleggen voork
- Page 30 and 31: 26 definitief Om bewustzijn bij par
- Page 32 and 33: 7.4. Vastleggen langcyclische aanle
- Page 34 and 35: 8.2. Inrichting en beheer meetnet 3
- Page 36 and 37: 9.3. Klachten- c.q. meldingenregist
- Page 38 and 39: 34 definitief Grondwaterverontreini
- Page 40 and 41: 36 definitief De gemeente Soest gaa
- Page 42 and 43: 38 definitief De provincie is in he
- Page 44 and 45: Tabel 3: Kostenraming acties monito
- Page 48: Dit beschermingsgebied komt te verv
- Page 51 and 52: BIJLAGE 3 BELEID EN WETGEVEND KADER
<strong>Grondwaterplan</strong> <strong>Soest</strong><br />
<strong>Planperiode</strong> <strong>2011</strong>-<strong>2015</strong><br />
Definitief eindrapport<br />
Uitgebracht aan:<br />
<strong>Gemeente</strong> <strong>Soest</strong><br />
Raadhuisplein 1<br />
3762 AV SOEST
definitief<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
Projecttitel : <strong>Grondwaterplan</strong> <strong>Soest</strong><br />
<strong>Planperiode</strong> <strong>2011</strong>-<strong>2015</strong><br />
Projectcode : KF23A<br />
Soort document : Definitief eindrapport<br />
Kenmerk : KF23A, RAP<strong>2011</strong>00210<br />
Opdrachtgever : <strong>Gemeente</strong> <strong>Soest</strong><br />
Opgesteld door : drs. ing. M.J. Kuiper<br />
Senior projectleider : ir. J.H. Bouma<br />
Paraaf opsteller :<br />
Paraaf senior projectleider :<br />
Datum : 14 februari <strong>2011</strong><br />
definitief<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
Inhoudsopgave<br />
definitief<br />
Tekst pagina<br />
1. Inleiding ........................................................................................................... 1<br />
2. Huidige grondwatersituatie .................................................................................. 4<br />
3. Wetgeving, verantwoordelijkheden en taken......................................................... 12<br />
4. Missie, visie, beleid en strategie grondwater in <strong>Soest</strong> ............................................. 15<br />
5. Gewenste ontwateringdiepte en drooglegging ....................................................... 18<br />
6. Oplossen en voorkomen van grondwateroverlast en -onderlast ............................... 21<br />
7. Beheer en onderhoud drainage- en infiltratiesysteem............................................. 27<br />
8. Monitoring grondwaterstanden ........................................................................... 29<br />
9. Grondwaterloket............................................................................................... 31<br />
10. Beperking grondwaterverontreiniging door infiltratie en randvoorzieningen ............. 33<br />
11. Duurzaam bodembeheer en gebiedsgericht grondwaterbeheer .............................. 37<br />
12. Kostendekking ............................................................................................... 39<br />
Bijlagen<br />
1 Overzichtstekening gemeente <strong>Soest</strong><br />
2 Aandachtsgebieden en kansen infiltratie<br />
3 Beleid en wetgevend kader<br />
4 Toetsingscriteria grondwaterstanden stedelijk gebied<br />
5 Gevolgen van te hoge en te lage grondwaterstanden<br />
6 Maatregelen tegen grondwateroverlast<br />
7 Rapportage: Leidraad afkoppelen en infiltreren op de Utrechtse Heuvelrug,<br />
inventarisatie en afstemming<br />
8 Verklarende woordenlijst<br />
9 Reacties van verschillende partijen<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
1. Inleiding<br />
1.1. Aanleiding<br />
1 definitief<br />
Per 1 januari 2008 is de gemeentelijke grondwaterzorgplicht van kracht, zoals aangegeven<br />
in de Wet Verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken. Het betreft een nieuwe<br />
gemeentelijke taak. De kern hiervan kan als volgt worden samengevat:<br />
“Het in het openbare gemeentelijke gebied treffen van maatregelen teneinde<br />
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond<br />
gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het<br />
treffen van die maatregelen doelmatig is en deze niet tot de verantwoordelijkheid<br />
van het waterschap of de provincie behoort.”<br />
(Bron: Memorie van Toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 578,<br />
nr. 3)<br />
1.2. Stedelijk grondwater<br />
Het stedelijk grondwater maakt naast het stedelijk oppervlaktewater, de neerslag en<br />
verdamping, de drinkwatervoorziening en het afvalwater, een wezenlijk onderdeel uit van<br />
het stedelijk watersysteem.<br />
Het stedelijk grondwater wordt onderscheiden in enerzijds het grondwater in het dieper<br />
gelegen watervoerend pakket en anderzijds het grondwater in het bovenste, freatisch<br />
pakket. De stijghoogte van het freatisch grondwater, het grondwaterpeil, is van belang<br />
voor het grondgebruik en de te nemen maatregelen bij dit gebruik. Dit geldt voor<br />
gebouwen (kruipruimten), voor aanleg en onderhoud van groen en wegen en voor de<br />
kansen voor ecologie en natuur.<br />
Enkele hydrologische begrippen, genoemd in de volgende hoofdstukken, zijn schematisch<br />
weergegeven in figuur 1.<br />
Figuur 1: Schematisatie hydrologische begrippen<br />
drooglegging<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
1.3. Beleidsdoelen<br />
2 definitief<br />
Met dit grondwaterplan van de gemeente <strong>Soest</strong> worden de volgende doelen nagestreefd:<br />
- inzicht geven in de algemene geohydrologische situatie en de omvang van de<br />
grondwaterproblematiek in de gemeente <strong>Soest</strong>;<br />
- verantwoordelijkheden en taken van de verschillende partijen definiëren;<br />
- uitgangspunten voor grondwaterstanden formuleren. Deze kunnen gebruikt worden bij<br />
nieuwe in- en uitbreidingsplannen enerzijds, en om na te gaan of sprake is van te<br />
hoge grondwaterstanden in de bestaande stad anderzijds;<br />
- het vaststellen van een voorkeursvolgorde van maatregelen om de grondwateroverlast<br />
te bestrijden c.q. te voorkomen;<br />
- het beperken van verdroging;<br />
- het vaststellen van de beheer en onderhoudsmethodiek voor drainage-<br />
infiltratiesystemen;<br />
- het vaststellen van het beheer van het grondwatermeetnet;<br />
- het bepalen hoe het (grond)waterloket vorm dient te krijgen (omgang met klachten en<br />
informatieverstrekking);<br />
- bepalen hoe omgegaan wordt met ingrepen in bebouwd gebied, die effect kunnen<br />
hebben op het grondwater;<br />
- het beschermen van de grondwaterkwaliteit bij infiltratie;<br />
- het ramen van de kosten van de werkzaamheden die volgen uit het plan en het maken<br />
van een planning van deze werkzaamheden en het regelen van de financiering.<br />
1.4. Afbakening<br />
Het grondwaterplan van de gemeente <strong>Soest</strong> gaat over het ondiepe, freatisch grondwater<br />
in de gemeente. Dit is het grondwater dat zich in de bovenste meters van de bodem<br />
bevindt. Het plan heeft primair betrekking op de grondwaterkwantiteit.<br />
Grondwaterkwaliteitsaspecten komen uitsluitend aan bod in relatie tot het infiltreren van<br />
afstromend hemelwater en de controle op verontreiniging bij randvoorzieningen.<br />
In het Waterplan <strong>Soest</strong> 2010-2014 worden grondwateraspecten op hoofdlijnen<br />
beschreven, op basis van een integrale watersysteembenadering. Dit voorliggend rapport<br />
gaat specifiek over het grondwaterbeleid.<br />
Het rioleringsbeleid is niet beschreven in voorliggend document. Dit grondwaterplan dient<br />
als achtergronddocument voor het nieuw op te stellen Verbreed <strong>Gemeente</strong>lijk<br />
Rioleringsplan (VGRP).<br />
Dit grondwaterplan heeft betrekking op de gemeente <strong>Soest</strong>, met de woonkernen <strong>Soest</strong>,<br />
<strong>Soest</strong>erberg en <strong>Soest</strong>duinen. In bijlage 1 is een locatietekening toegevoegd.<br />
1.5. <strong>Planperiode</strong><br />
De gemeentelijke grondwaterzorgplicht wordt ondergebracht in het reeds wettelijk<br />
verplichte gemeentelijke rioleringsplan. Het grondwaterplan wordt een uitvoeringsplan met<br />
een set maatregelen van <strong>2011</strong> tot <strong>2015</strong>.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
1.6. Proces<br />
3 definitief<br />
Dit grondwaterplan als onderlegger bij het VGRP is in samenwerking met het Waterschap<br />
Vallei en Eem tot stand gekomen. Het grondwaterplan is ter beoordeling aangeboden aan<br />
verschillende partijen. Van de volgende partijen zijn opmerkingen (zie bijlage 9) verwerkt:<br />
- aanbevelingen naar aanleiding van het rekenkameronderzoek naar de<br />
rioleringszorg;<br />
- opmerkingen van de adviescommissie milieu en ruimte;<br />
- opmerkingen van de provincie Utrecht;<br />
- opmerkingen van Vitens.<br />
Na de formele vaststelling door de gemeenteraad zal het plan ter informatie worden<br />
toegezonden aan de provincie Utrecht en Vitens.<br />
Het grondwaterplan beschrijft de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan haar<br />
wettelijke zorgplicht voor grondwaterbeheer. Met het opstellen van het GWP is het beleid<br />
voor de grondwaterzorg geformuleerd en hiermee zijn de effecten en de kosten voor het<br />
uitvoeren van de zorgplicht expliciet en toetsbaar gemaakt.<br />
Het grondwaterplan is net als het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) strategisch van aard<br />
en maakt onderdeel uit van het verbrede GRP. In het plan is een kostendekkingplan<br />
opgenomen, hierin worden alle maatregelen financieel vertaald.<br />
Door vaststelling van dit grondwaterplan legt de gemeenteraad haar grondwaterbeleid<br />
voor de komende planperiode vast.<br />
1.7. Leeswijzer<br />
In hoofdstuk 2 wordt de huidige grondwatersituatie in <strong>Soest</strong> beschreven. De wetgeving,<br />
verantwoordelijkheden en taken zijn in hoofdstuk 3 toegelicht. De visie en het beleid zijn<br />
in hoofdstuk 4 opgenomen. In hoofdstuk 5 is vervolgens de criteria aangaande overtollig<br />
grondwater vastgesteld.<br />
In de daaropvolgende hoofdstukken 6 tot en met 11 is opgenomen hoe de maatregelen<br />
uitgevoerd moeten worden om aan de beleidsdoelen te kunnen voldoen. Deze<br />
onderwerpen zijn achtereenvolgens: oplossen van grondwateroverlast (hoofdstuk 6),<br />
beheer en onderhoud drainage-infiltratiesystemen (hoofdstuk 7), monitoring<br />
grondwaterstand (hoofdstuk 8), het (grond)waterloket (hoofdstuk 9), het beperken van<br />
verontreiniging bij infiltratie (hoofdstuk 10) en duurzaam bodemgebruik (hoofdstuk 11).<br />
De uitwerking van de kosten van deze maatregelen is opgenomen in hoofdstuk 12.<br />
In bijlage 8 is een verklarende woordenlijst opgenomen.<br />
Wijzigingen naar aanleiding van opmerkingen van de in paragraaf 1.6. genoemde partijen,<br />
zijn weergegeven als blauwe tekst.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
2. Huidige grondwatersituatie<br />
4 definitief<br />
Om een grondwaterplan te kunnen opstellen, is inzicht gewenst in het huidig geohydrologisch<br />
systeem. Hiervoor is een analyse verricht van de in het verleden uitgevoerde onderzoeken en<br />
studies, aangevuld met kennis van medewerkers van de gemeente.<br />
Dit hoofdstuk betreft een beknopte omschrijving van de huidige situatie. Voor een gedetailleerde<br />
omschrijving wordt verwezen naar de rapportage “<strong>Grondwaterplan</strong> <strong>Soest</strong>; Geohydrologische<br />
inventarisatie en analyse”, Wareco, kenmerk KF23.RAP20090915, d.d. 8-10-2009.<br />
2.1. Algemene beschrijving<br />
De topografie van <strong>Soest</strong> is weergegeven in bijlage 1. Een luchtfoto van de gemeente <strong>Soest</strong> is<br />
weergegeven in onderstaand figuur.<br />
Figuur 2: Luchtfoto van de gemeente <strong>Soest</strong> (bron: GoogleMaps 2009)<br />
Geschiedenis<br />
De eerste sporen van bewoning rond <strong>Soest</strong> zijn teruggevonden in de <strong>Soest</strong>erduinen. Circa<br />
11.000 voor Christus bevolkten jagersgroepen de streek rond <strong>Soest</strong>. De eerste vermelding<br />
van het dorp <strong>Soest</strong> dateert uit 1028. In 2004 kon dan ook het 975-jarig bestaan gevierd<br />
worden. De eerste boeren vestigden zich op de zuidoost helling van de Engh, een uitloper<br />
van de Utrechtse Heuvelrug. Door hoog te wonen waren zij veilig voor de Zuiderzee, die<br />
regelmatig de Eempolder overstroomde.<br />
In 1650 liet de burgemeester van Amsterdam een buitenverblijf bouwen, de Hofstede aen<br />
Zoestdijck, het huidige paleis <strong>Soest</strong>dijk. Rond 1920 groeiden <strong>Soest</strong>dijk en <strong>Soest</strong> aan elkaar.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
5 definitief<br />
In 1945 telde <strong>Soest</strong> nog slechts 16.000 inwoners. In de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw<br />
breidde <strong>Soest</strong> zich snel uit met de wijken Klaarwater, Smitsveen en Overhees. De jongste<br />
nieuwbouw is de Boerenstreek, waar vanaf 1997 in vier etappes gebouwd is. Op dit moment<br />
telt de gemeente <strong>Soest</strong> circa 45.500 inwoners.<br />
Kernen die tot de gemeente <strong>Soest</strong> behoren zijn onder andere <strong>Soest</strong>duinen en <strong>Soest</strong>erberg.<br />
<strong>Soest</strong>duinen ligt tussen de twee zandverstuivingsgebieden de “Lange Duinen” en de “Korte<br />
Duinen”. De bebouwing van <strong>Soest</strong>duinen bestaat voornamelijk uit villa’s. Ook is er een klein<br />
industriegebied aanwezig. <strong>Soest</strong>erberg is waarschijnlijk ontstaan rond herberg ‘Huis ten Halve’<br />
op de kruising bij de N237. Bij aanvang heette het dorp ‘Den Bergh’, later werd het bij Koninklijk<br />
Besluit ‘<strong>Soest</strong>erberg’. In 1910 is er door enkele ondernemers een start- en landingsbaan<br />
aangelegd voor hun bedrijf voor vliegtuigen. Na hun faillissement groeide het complex uit tot<br />
NAVO-basis New Amsterdam. Vanaf 1954 werden er Amerikanen gestationeerd met hun<br />
familie. Vliegbasis <strong>Soest</strong>erberg trok veel toerisme en het dorp groeide snel. In 2008 werd de<br />
basis gesloten. Onderstaand staan drie historische kaarten weergegeven van <strong>Soest</strong>,<br />
<strong>Soest</strong>erberg en <strong>Soest</strong>duinen.<br />
Figuur 3: Historische kaart van <strong>Soest</strong> anno circa 1905 (bron: Grote Historische Atlas,<br />
Utrecht)<br />
Figuur 4: Historische kaart van <strong>Soest</strong>erberg en <strong>Soest</strong>duinen anno ca. 1905 (bron: Grote<br />
Historische Atlas, Utrecht)<br />
Oppervlaktewater<br />
Oppervlaktewater is voornamelijk aan de rand van <strong>Soest</strong> aanwezig (Overhees, Koningsweg,<br />
Paleis <strong>Soest</strong>dijk, Eempolder) met uitzondering van de zuidelijke rand (<strong>Soest</strong> Zuid). In<br />
<strong>Soest</strong>duinen en <strong>Soest</strong>erberg is geen oppervlaktewater aanwezig.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
6 definitief<br />
Maaiveld<br />
Het maaiveldniveau is beschreven op basis van het Actueel Hoogtebestand van Nederland<br />
(AHN) van <strong>Soest</strong> uit 1999, welke beschikbaar is gesteld door de gemeente <strong>Soest</strong>.<br />
<strong>Soest</strong> is gelegen in een opgestuwd gebied in het verlengde van de Utrechtse Heuvelrug, zie<br />
figuur 5.<br />
<strong>Soest</strong><br />
<strong>Soest</strong>duinen<br />
<strong>Soest</strong>erberg<br />
Figuur 5: Regionaal maaiveldverloop (m NAP)<br />
(bron: www.ahn.nl 2009)<br />
Riolering, drainage en infiltratievoorzieningen<br />
In <strong>Soest</strong> zijn meerdere rioleringssystemen aanwezig. In het buitengebied is drukriolering<br />
aanwezig. In <strong>Soest</strong> is voornamelijk een gemengd stelsel aanwezig, in het westen van <strong>Soest</strong><br />
(Overhees, Boerenstreek, bedrijventerreinen) is een verbeterd gescheiden stelsel aanwezig.<br />
In <strong>Soest</strong>duinen en <strong>Soest</strong>erberg is een gemengd stelsel aanwezig.<br />
In de wijken Overhees, Smitsveen en Klaarwater is velddrainage aanwezig. Deze systemen<br />
worden niet onderhouden. Verwacht wordt dat de systemen niet meer goed functioneren.<br />
Voor infiltratie maakt de gemeente <strong>Soest</strong> hoofdzakelijk gebruik van infiltratiekratten en IT<br />
leidingen, indien mogelijk met een overstort op een infiltratievijver. Om vuil tegen te gaan<br />
worden in de kolken “gully strainers” toegepast en wordt een zandvangpunt voor elk<br />
krattenpakket aangebracht. Bij IT leidingen worden geen zandvangputten toegepast. Er<br />
worden geen olieafscheiders toegepast.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
7 definitief<br />
Grondwateronttrekkingen<br />
Volgens gegevens van de provincie Utrecht bevindt zich nabij <strong>Soest</strong> één permanente<br />
grondwateronttrekking. Dit betreft pompstation <strong>Soest</strong>duinen, welke zich circa 2 km ten<br />
zuiden van <strong>Soest</strong> bevindt. Het vergunde onttrekkingdebiet bedraagt 9 miljoen m 3 per jaar<br />
(bron: provincie Utrecht).<br />
In figuur 6 is het grondwaterbeschermingsgebied weergegeven (bron: provincie Utrecht). De<br />
winning in <strong>Soest</strong>-Zuid (die nog wel op figuur 6 staat) is niet meer operationeel. Het<br />
grondwaterbeschermingsgebied en het waterwingebied zullen vervallen als de vergunning<br />
wordt ingetrokken (bron: provincie Utrecht). Op dit moment is Vitens bezig een<br />
grondwaterwetvergunning voor de winning Woudenberg te verwerven. Zodra deze<br />
vergunning verleend is, zal Vitens de provincie laten weten niet langer gebruik te willen<br />
maken van de winning in <strong>Soest</strong>-Zuid (bron: Vitens).<br />
Figuur 6: Grondwaterbeschermingsgebieden. (bron: Streekplan Provincie Utrecht)<br />
De onttrekking bij <strong>Soest</strong>-Zuid is niet meer operationeel.<br />
Volgens opgave van de gemeente is tevens een aantal particuliere onttrekkingen aanwezig,<br />
ten behoeve van beregening van tuinen.<br />
Bebouwing<br />
Volgens opgave van de gemeente is nagenoeg bij alle woningen in <strong>Soest</strong>, <strong>Soest</strong>duinen en<br />
<strong>Soest</strong>erberg een kruipruimte aanwezig. De woningen zijn veelal op staal gefundeerd.<br />
Uitzondering daarop is Overhees en Boerenstreek (<strong>Soest</strong>erveen).<br />
Verdrogingsgevoelige natuur<br />
Ten zuidwesten van <strong>Soest</strong>erveen bevindt zich het provinciaal SUBTOP-gebied <strong>Soest</strong>erveen,<br />
zie onderstaand figuur. Op deze plek lag ooit een uitgestrekt hoogveengebied. Tegenwoordig<br />
bestaat het <strong>Soest</strong>erveen uit berkenbos met open gedeelten die zijn afgeplagd om planten als<br />
dopheide, zonnedauw en wollengras een kans te geven. De natuur is sterk afhankelijk van<br />
een continue hoge grondwaterstand. SUBTOP-gebieden zijn gebieden waar de verdroging zal<br />
worden aangepakt. Voor deze gebieden wordt door de provincie Utrecht geen verslechtering<br />
(zijnde verdroging) toegestaan. Daarnaast is langs de Ir. Menkolaan in <strong>Soest</strong> een relatief<br />
klein natuurgebied aanwezig, het Slangenbosje.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
Figuur 7: Voor verdroging gevoelige natuur<br />
(bron: <strong>Grondwaterplan</strong>2008-2013 Provincie Utrecht)<br />
2.2. Bodemopbouw<br />
8 definitief<br />
In figuur 8 is een geschematiseerde dwarsdoorsnede van de geologie over de gemeente<br />
<strong>Soest</strong> weergegeven (bron: TNO).<br />
<strong>Soest</strong><br />
WVP*1: Dekzanden<br />
Plaatselijke leemlaag<br />
Opgestuwde afzettingen<br />
WVP 2: Pleistocene rivierafzettingen<br />
WVP 1: Fluvioglaciale afzettingen<br />
Figuur 8: Schematische weergave van de bodemopbouw en de geohydrologie langs het<br />
west-oost profiel over <strong>Soest</strong> (bron: REGIS II-TNO). *WVP:Watervoerend pakket<br />
<strong>Soest</strong>duinen<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11<br />
<strong>Soest</strong>erberg
9 definitief<br />
De bodem bestaat overwegend uit fijn tot grove zandgronden. Ten noordoosten (Eempolder)<br />
van <strong>Soest</strong> zijn waterstorende lagen aan het maaiveld aanwezig.<br />
In <strong>Soest</strong>, <strong>Soest</strong>duinen en <strong>Soest</strong>erberg worden van boven naar beneden over het algemeen de<br />
volgende bodemlagen en geohydrologische pakketten onderscheiden:<br />
Fijnkorrelige zanden<br />
Vanaf het maaiveld worden, met uitzondering van het hooggelegen deel van <strong>Soest</strong> en het<br />
zuiden van <strong>Soest</strong>erberg, fijnzandige lagen aangetroffen (dekzanden). Op basis van<br />
archiefgegevens komen in dit pakket lokaal waterstorende lagen voor. Veelal is sprake van<br />
leemhoudend zand, maar ook zijn regelmatig afzonderlijke leemlaagjes of kleilaagjes te<br />
onderscheiden. De omvang van deze storende lagen is niet nauwkeurig bekend en zijn<br />
tijdens het boren niet aangetroffen. De onderzijde van dit pakket bevindt zich volgens TNO<br />
op circa NAP -5 m. Ten zuiden van <strong>Soest</strong>erberg wordt deze laag niet aangetroffen.<br />
Grofkorrelige zanden<br />
Onder de dekzanden bevinden zich grovere zanden, afgezet door rivieren. Plaatselijk is dit<br />
pakket grindhoudend. De onderzijde van dit pakket bevindt zich op basis van boringen uit het<br />
archief van TNO op circa NAP -60 m.<br />
Ten noordoosten van <strong>Soest</strong> (Eempolder) bevindt zich direct onder de dekzanden dan wel aan<br />
het maaiveld een slecht doorlatende klei-, veen- of leemlaag met een dikte van circa 10 m.<br />
2.3. Grondwater<br />
In aanvulling op de bestaande peilbuizen van TNO zijn verspreid over <strong>Soest</strong> acht freatische<br />
peilbuizen geplaatst. De grondwaterstand wordt hierin hoogfrequent gemeten met behulp<br />
van dataloggers. De locaties van de peilbuizen zijn weergegeven in bijlage 1.<br />
In Soesduinen en <strong>Soest</strong>erberg zijn geen peilbuizen geplaatst. De grondwaterstand bevindt<br />
zich daar op relatief grote diepte onder het maaiveld. De bestaande peilbuizen van TNO<br />
geven voldoende inzicht in de grondwaterstand.<br />
Horizontale grondwaterstroming<br />
De freatische, ondiepe grondwaterstand varieert in zowel plaats als tijd.<br />
Horizontale grondwaterstroming in <strong>Soest</strong> treedt op van het hooggelegen centrum (De Engen)<br />
naar de lagergelegen gebieden. In <strong>Soest</strong>duinen en <strong>Soest</strong>erberg stroomt het grondwater in<br />
noordoostelijke richting, van de Utrechtse Heuvelrug richting de polder tussen Baarn en<br />
Amersfoort (Eempolder).<br />
In figuren 9 en 10 zijn een geschematiseerde dwarsdoorsnede van het hydrologisch systeem<br />
in <strong>Soest</strong> en <strong>Soest</strong>erberg/<strong>Soest</strong>duinen weergegeven. De omliggende polders hebben een grote<br />
invloed op de grondwaterstand in <strong>Soest</strong>.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
hoogte t.o.v. NAP (m)<br />
20<br />
18<br />
16<br />
14<br />
12<br />
10<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
0<br />
peilbuis 6<br />
peilbuis 5<br />
Koningsweg (N221)<br />
0 500 1000 1500 2000 2500 3000<br />
afstand zuidwest-noordoost (m)<br />
10 definitief<br />
Zuidwest Noordoost<br />
potentieel overlastgebied<br />
peilbuis 4<br />
peilbuis 3<br />
Steenhofstraat<br />
polder<br />
potentieel overlastgebied<br />
Figuur 9: Schematische dwarsdoorsnede met grondwaterstanden in <strong>Soest</strong><br />
hoogte t.o.v. NAP (m)<br />
50<br />
45<br />
40<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
Noord Zuid<br />
<strong>Soest</strong>duinen<br />
0 500 1000 1500 2000 2500 3000<br />
afstand noord-zuid (m)<br />
<strong>Soest</strong>erberg<br />
maaiveldhoogte<br />
gws natte periode<br />
Trace doorsnede<br />
zuidwest<br />
noordoost<br />
maaiveldhoogte<br />
grondwaterstand<br />
Trace doorsnede<br />
zuidwest<br />
Figuur 10: Schematische dwarsdoorsnede met grondwaterstanden in <strong>Soest</strong>erberg en<br />
<strong>Soest</strong>duinen<br />
In <strong>Soest</strong>, <strong>Soest</strong>erberg en <strong>Soest</strong>duinen is sprake van een wegzijgingssituatie:het grondwater<br />
stroomt vanuit het bovenste watervoerend pakket naar de onderliggende pakketten. Ter<br />
plaatse van de weilanden ten noordoosten van <strong>Soest</strong> (Eempolder) treedt door de aanwezigheid<br />
van polders lichte kwel op.<br />
Ontwateringsituatie<br />
De ontwateringdiepte is de afstand tussen het maaiveld en de grondwaterstand. Hoe geringer<br />
de ontwateringdiepte, hoe groter de kans op grondwateroverlast.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11<br />
noord<br />
zuid
11 definitief<br />
Tijdens de winterperiode, op 24 januari 2009, varieerde de ontwateringdiepte in <strong>Soest</strong> van<br />
kleiner dan 0,5 m aan de noordelijke rand (Noorderweg) tot circa 10 m in het midden (De<br />
Eng). In de volgende gebieden in <strong>Soest</strong> is de berekende ontwateringdiepte kleiner dan<br />
0,7 m:<br />
- Korte Brinkweg en Lange Brinkweg (noordoosten), aan de rand met de Eempolder;<br />
- Jachthuislaan, Colenso, Noorderweg en Stadhouderslaan (noorden), tegen de grens<br />
met Baarn;<br />
- Overhees (zuidwesten), plaatselijk bij wegen.<br />
De ontwateringdiepte in <strong>Soest</strong>duinen bedraagt circa 5 m à 7 m. De ontwateringdiepte in<br />
<strong>Soest</strong>erberg bedraagt circa 10 m à 15 m.<br />
Klachten (grond)wateroverlast<br />
Colenso en de Noorderweg en omgeving zijn bij de gemeente bekende<br />
grondwateroverlastgebieden. Aan de Ir. Menkolaan, Heuvelweg en Dr. Rupertlaan in het<br />
noorden van <strong>Soest</strong> is door verschillende bewoners melding gedaan van grondwateroverlast.<br />
De overlast manifesteerde zich als grondwater in de kruipruimte en in de tuinen. In<br />
<strong>Soest</strong>duinen en <strong>Soest</strong>erberg zijn geen grondwateroverlastgebieden.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
3. Wetgeving, verantwoordelijkheden en taken<br />
3.1. Algemeen<br />
12 definitief<br />
De werkzaamheden van de gemeente <strong>Soest</strong> zijn er primair op gericht om de veiligheid en de<br />
leefbaarheid (leefomgeving) van haar inwoners en bedrijven te waarborgen en waar mogelijk<br />
te verbeteren. Grondwateroverlast kan het woongenot en daarmee de leefbaarheid van de<br />
inwoners aantasten. Het voorliggende grondwaterbeleidsplan is erop gericht de overlast als<br />
gevolg van te hoge of te lage grondwaterstanden voor de inwoners en bedrijven van de<br />
gemeente <strong>Soest</strong> te verminderen.<br />
3.2. Waterwet<br />
De taakverdeling en verantwoordelijkheid voor het beheer van het ondiepe grondwaterbeheer<br />
waren tot 2008 niet eenduidig in wet- en regelgeving vastgelegd. Om deze onduidelijkheid op<br />
te heffen is de Wet Verankering en Bekostiging <strong>Gemeente</strong>lijke Watertaken (hierna te<br />
noemen: Wet <strong>Gemeente</strong>lijke Watertaken) opgesteld, die per 1 januari 2008 in werking is<br />
getreden en per 22 december 2009 is opgenomen in de Waterwet. Deze wet gaat overigens<br />
niet alleen over grondwater.<br />
De wet bevat onder meer de nieuwe rioolheffing en introduceert gemeentelijke zorgplichten<br />
voor afvloeiend hemelwater en voor het grondwater (zie paragraaf 1.1.). De zorgplicht werkt<br />
niet met terugwerkende kracht. De volgende elementen zijn van belang (bron: Van<br />
rioleringszaak naar gemeentelijke watertaak, VNG 2007):<br />
Verantwoordelijkheid perceelseigenaar<br />
Van de perceelseigenaar mag worden verwacht dat hij de vereiste (waterhuishoudkundige<br />
en/of bouwkundige) maatregelen neemt om grondwaterproblemen te voorkomen of te<br />
bestrijden, voor zover deze problemen niet aantoonbaar worden veroorzaakt door onrechtmatig<br />
handelen of nalaten van een ander, particulier of overheid. Daarbij horen ook eigen<br />
wensen ten aanzien van het object, zoals wonen in de kelder.<br />
Structureel<br />
De gemeentelijke taak begint als er sprake is van structureel nadelige gevolgen van de<br />
grondwaterstand. Bij incidentele grondproblemen (bijvoorbeeld bij extreme regenval) heeft<br />
de gemeente dus geen taak en die zal de perceelseigenaar moeten accepteren c.q. zelf<br />
maatregelen moeten nemen. De gemeente bepaalt wanneer gesproken kan worden van<br />
structurele problemen.<br />
Bestemming<br />
Voorwaarde voor maatregelen is dat de grondwaterstanden negatieve gevolgen moeten<br />
hebben voor de bestemming (bijvoorbeeld woonfunctie), er moet dus een probleem zijn.<br />
Inspanningsplicht<br />
De grondwaterstand is –zeker in bebouwd gebied- niet volledig te sturen, daarom heeft de<br />
grondwaterzorgplicht van de gemeente het karakter van een inspanningsverplichting (‘zoveel<br />
mogelijk’) en wordt de gemeente niet verantwoordelijk voor de grondwaterstand. De gemeente<br />
kan wel aansprakelijk worden gesteld op het nakomen van de grondwaterzorgplicht.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
13 definitief<br />
Doelmatigheid<br />
In de afweging van gemeentelijke maatregelen moeten de financiële implicaties, de omvang<br />
en de duur van de problemen meegenomen worden, alsmede de verschillende mogelijke<br />
oplossingen om grondwateroverlast tegen te gaan (beïnvloeden van het grondwaterpeil in<br />
probleemgebieden versus laten nemen van bouwkundige maatregelen).<br />
Niet de verantwoordelijkheid van andere overheden<br />
De gemeentelijke zorgplicht geldt alleen voor maatregelen die niet tot de<br />
verantwoordelijkheid van het waterschap of de provincie behoren.<br />
In bijlage 3 is het wettelijk kader opgenomen.<br />
3.3. Taakverdeling en verantwoordelijkheden<br />
De volgende partijen hebben een gedeelde verantwoordelijkheid en taken aangaande het<br />
stedelijk en ondiep grondwater: de perceeleigenaar, de gemeente, het waterschap, de<br />
provincie en het waterleidingbedrijf. Hieronder worden per instelling de taken en<br />
verantwoordelijkheden benoemd.<br />
a. De <strong>Gemeente</strong> <strong>Soest</strong>:<br />
- Is verantwoordelijk voor de ontwatering van openbaar terrein, conform de<br />
gemeentelijke grondwaterzorgplicht zoals die in dit plan is vormgeven binnen het<br />
kader van het gemeentelijk beleid, zie paragraaf 5.2.<br />
- Biedt particulieren de mogelijkheid zich op een duurzame manier te ontdoen van<br />
grondwater, voor zover deze daartoe geen andere mogelijkheden hebben en dit<br />
passend is binnen het gemeentelijk beleid, zie paragraaf 5.4.<br />
- Draagt zorg voor de eventuele aanleg en onderhoud van de benodigde duurzame<br />
leidingsystemen en aansluitpunten in de openbare ruimte voor de ontwatering van het<br />
particuliere terrein.<br />
- Heeft een loket waar vragen en klachten over grondwater(overlast) binnenkomen en<br />
verstrekt informatie via een website, zie hoofdstuk 9.<br />
- Neemt naar aanleiding van klachten over (grond-)wateroverlast het initiatief om de<br />
oorzaak van de overlast te onderzoeken.<br />
- Beheert een grondwatermeetnet ter monitoring van het grondwaterpeil, zie hoofdstuk 8.<br />
- Stelt als initiatiefnemer, in ruimtelijke plannen een waterparagraaf op. Hierin worden<br />
de aspecten van het grondwater meegenomen. Het waterschap heeft een<br />
adviserende rol voor respectievelijk het oppervlakte- en grondwater.<br />
- Ziet erop toe dat de van “nature” voorkomende grondwaterstanden (representatief<br />
hoogste grondwaterstand) en het anticiperen daarop door de bouwer in het<br />
watertoetsproces wordt meegenomen.<br />
- Is verantwoordelijk voor het leveren van kennis en advies, zowel ten behoeve van<br />
het uitvoeren van de watertoets als bij het op een duurzame manier aanpakken van<br />
problemen in bestaand stedelijk gebied.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
14 definitief<br />
b. De perceeleigenaar:<br />
- Is primair verantwoordelijk voor de ontwatering van zijn terrein. Hij houdt bij<br />
grondwaterstandverlagende maatregelen rekening met het gemeentelijk beleid en<br />
belangen van aangrenzende percelen. Hij kan de gemeente verzoeken het water te<br />
mogen lozen op een gemeentelijke voorziening. De gemeente maakt daarbij een<br />
doelmatigheidsafweging. De perceeleigenaar is tevens verantwoordelijk voor de<br />
bouwkundige staat en het onderhoud van zijn bouwwerken.<br />
c. Waterschap Vallei en Eem:<br />
- Heeft haar verantwoordelijkheid voor het kwantitatieve en kwalitatieve<br />
oppervlaktewater. Omdat grond- en oppervlaktewater elkaar kunnen beïnvloeden<br />
heeft het waterschap tevens een (afgeleide) rol in het beheer van het ondiepe<br />
grondwater.<br />
- Is verantwoordelijk voor de afvoer van drainage- en grondwater via het<br />
oppervlaktewater dat door de gemeente of particulieren wordt aangeboden.<br />
- Is verantwoordelijk voor het leveren van kennis en advies (waar het<br />
oppervlaktewater en het ondiepe grondwater betreft), zowel ten behoeve van het<br />
uitvoeren van de watertoets c.q. waterparagraaf, als bij het aanpakken van<br />
problemen in bestaand stedelijk gebied.<br />
- Verleent vergunningen voor onttrekkingen kleiner dan 150.000 m 3 /jaar en voor alle<br />
bronbemalingen.<br />
d. Waterleidingbedrijf Vitens:<br />
- Heeft als primaire taak het leveren van drinkwater. Het waterleidingbedrijf heeft geen<br />
wettelijk verantwoordelijkheid ten aanzien van de grondwaterstand of de handhaving<br />
van de grondwaterkwaliteit.<br />
e. Provincie Utrecht:<br />
- Heeft de taak om het strategisch grondwaterbeleid op te stellen. Middels de<br />
grondwaterwet is de provincie ook verantwoordelijk voor het verlenen van<br />
vergunningen voor en het registreren van grote grondwateronttrekkingen en<br />
infiltraties.<br />
- De provincie is beheerder van de grondwatervoorraad. Het beheer van grondwater is<br />
met de Waterwet (2009) in handen gelegd van de waterschappen, uitgezonderd<br />
winningen voor de openbare drinkwatervoorziening, industriële onttrekkingen groter<br />
dan 150.000 m 3 /jaar en warmte-koudeopslag, voor deze onderdelen is de provincie<br />
verantwoordelijk.<br />
- De provincie is bevoegd gezag voor de bescherming van de kwaliteit van het<br />
grondwater op grond van de Waterwet (Kaderrichtlijn Water en Grondwaterrichtlijn)<br />
en de Wet Milieubeheer.<br />
- De provincie heeft een centrale rol in het grondwaterbeschermingsbeleid. De<br />
gebieden waar grondwater voor drinkwater aan de bodem wordt onttrokken en de<br />
gebieden die daarvoor in reserve worden gehouden worden afdoende beschermd. De<br />
provincie stelt beperkingen aan activiteiten en ruimtelijke functies in het zogeheten<br />
grondwaterbeschermingsgebied en in mindere mate in het intrekgebied (het gebied<br />
waarbinnen het onttrokken water van bovenaf wordt aangevuld).<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
4. Missie, visie, beleid en strategie grondwater in <strong>Soest</strong><br />
4.1. Missie<br />
15 definitief<br />
Onder de missie wordt verstaan een strategische doelstelling voor de lange termijn, waarbij<br />
de continuïteit wordt geborgd. Voor het grondwater in <strong>Soest</strong> geldt de volgende missie:<br />
4.2. Visie<br />
De gemeente <strong>Soest</strong> streeft in haar gebied naar een duurzaam grondwatersysteem,<br />
met een grondwaterstand die geen structurele overlast veroorzaakt bij de bewoners.<br />
Daarnaast wil de gemeente de grondwaterstand niet onnodig verlagen, omdat dit<br />
anders botst met de visie de verdroging van de natuur te voorkomen. Ook wil de<br />
gemeente voorkomen dat de bodem of het grondwater (op de lange termijn)<br />
verontreinigd wordt door actieve infiltratie van verontreinigd afstromend hemelwater<br />
(bijvoorbeeld bij afkoppelen).<br />
Onder de visie wordt verstaan de wijze waarop de missie kan worden bereikt. In <strong>Soest</strong> geldt<br />
de volgende grondwatervisie:<br />
De gemeente <strong>Soest</strong> wil de aanwezige structurele grondwateroverlast gaan<br />
verminderen en daarnaast voorkomen dat toekomstige grondwateroverlast gaat<br />
ontstaan. Bij grondwateroverlast wil de gemeente waar mogelijk meewerken aan<br />
duurzame/innovatieve oplossingen. Ook wil de gemeente een duidelijk aanspreekpunt<br />
zijn voor burgers en bedrijven betreffende grondwaterproblematiek en vragen over<br />
het grondwater. De gemeente heeft ten aanzien van het ondiepe grondwater een<br />
duidelijke regiefunctie.<br />
4.3. Beleidsdoelstellingen<br />
Om in de toekomst te kunnen voldoen aan de grondwatermissie en de grondwatervisie wordt<br />
de uitwerking van de onderstaande onderwerpen belangrijk geacht voor het grondwaterplan.<br />
Deze onderwerpen staan in de volgende hoofdstukken uitgewerkt.<br />
Criteria overtollig grondwater en drooglegging<br />
Tot op heden ontbreekt het aan heldere criteria wanneer wel of niet grondwater wordt<br />
ingezameld en hoe het overtollige grondwater vervolgens wordt verwerkt. Ook ontbreekt nog<br />
bij welke grondwaterstand infiltratie van afstromend hemelwater kan worden toegepast<br />
(zoals bij afkoppelen). Daarnaast ontbreken criteria voor een goede drooglegging. Over deze<br />
criteria wordt in het grondwaterplan een standpunt ingenomen.<br />
Het beleid hierover is opgenomen in hoofdstuk 5.<br />
Aanpak van grondwateroverlast en -onderlast<br />
Een duidelijk plan van aanpak ontbreekt voor het op een duurzame en innovatieve manier<br />
verhelpen van grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied. Daarnaast dient rekening te<br />
worden gehouden met mogelijke toename van extreme neerslag aangaande de<br />
klimaatswijziging, zoals die is voorspeld in de IPCC rapporten (bron: Toelichting KNMI op de<br />
IPCC rapporten, Intergovernmental Panel on Climate Change van 1 februari 2007).<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
16 definitief<br />
Besloten is om na te gaan hoe in bestaand stedelijk gebied met grondwateroverlast moet<br />
worden omgegaan. Een tweedeling wordt toegepast in het planmatig en vraaggestuurd<br />
oplossen van die grondwaterproblemen.<br />
Daarnaast wordt beleid ontwikkeld om op een duurzame wijze grondwateroverlast in nieuw<br />
te ontwikkelen gebied te voorkomen. Uit landelijke ervaring is gebleken dat bij nieuw te<br />
ontwikkelen gebied wordt bezuinigd op het voldoende ophogen van de bodem, het hebben<br />
van voldoende drooglegging en het aanleggen van duurzame ontwateringmiddelen. Gevolg<br />
daarvan is dat na oplevering van de woonwijken al snel klachten kunnen ontstaan.<br />
Ook wordt ernaar gestreefd om grondwateronderlast te beperken, zoals verdroging van de<br />
natuur en zettingen.<br />
Hoe dit beleid vorm dient te krijgen is nader uitgewerkt in hoofdstuk 6.<br />
Aanleg, beheer en onderhoud drainage- en infiltratiesysteem<br />
In de huidige situatie is, met uitzondering van velddrainage op particuliere terreinen, geen<br />
drainage aanwezig. Wel wordt overwogen om drainage in combinatie met een IT-riool voor<br />
regenwaterafvoer aan te leggen, bijvoorbeeld in de omgeving van de Ir. Menkolaan. Het<br />
uitgangspunt hierbij is dat een duurzaam systeem voor de lange termijn wordt aangelegd.<br />
Hoe het beleid met betrekking tot de aanleg, beheer en onderhoud vorm dient te krijgen is<br />
nader uitgewerkt in hoofdstuk 7.<br />
Monitoring grondwaterstand<br />
Sinds 2008 wordt de grondwaterstand in de toplaag (het freatisch watervoerend pakket)<br />
automatisch gemonitoord met behulp van dataloggers. De metingen dienen meerdere<br />
doelen. Naast inzicht in de ontwateringdiepte is nagegaan of de ontwateringcriteria in het<br />
openbaar gebied gehaald kan worden. Bovendien worden deze gegevens gebruikt bij het<br />
oplossen van grondwaterklachten. Nagegaan wordt hoe de gewenste gegevens verzameld en<br />
gedocumenteerd worden.<br />
Hoe dit beleid vorm dient te krijgen is nader uitgewerkt in hoofdstuk 8.<br />
(Grond)waterloket<br />
Grondwater gerelateerde klachten kunnen momenteel gemeld worden bij het (algemene)<br />
Meldpunt Woonomgeving.<br />
Om een aanspreekpunt voor inwoners te zijn voor vragen en/of klachten van het grondwater<br />
dient voor de volgende onderwerpen beleid te worden opgesteld: de herkenbaarheid van het<br />
waterloket vergroten en het doorverwijzen van klachten tussen de gemeente en het<br />
waterschap synchroniseren.<br />
Het beleid hiervoor is beschreven en nader uitgewerkt in hoofdstuk 9.<br />
Beperking grondwaterverontreiniging bij infiltratie<br />
De grondwatervoorraad in de Utrechtse Heuvelrug is kwetsbaar. Om deze voorraad te<br />
beschermen tegen verontreiniging, is voor de Utrechtse Heuvelrug duurzaam beleid voor<br />
infiltratie van afstromend hemelwater nodig.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
17 definitief<br />
Het beleid hiervoor is beschreven en nader uitgewerkt in hoofdstuk 10.<br />
Duurzaam bodembeheer en gebiedsgericht grondwaterbeheer<br />
De verwachting is dat de bodem van <strong>Soest</strong> komende jaren meer benut zal worden. Met name<br />
een toename van de toepassing van Warmte Koude-Opslagsystemen (WKO) zal daar een<br />
belangrijke rol in spelen. Ook zullen wellicht meer bodemverontreinigingen als een<br />
geaccepteerde bodemfunctie beschouwd kunnen worden (in het kader van gebiedsgericht<br />
grondwaterbeheer). Door de toename van het aantal functies in een beperkte ruimte in de<br />
bodem kunnen onderlinge beïnvloeding en knelpunten ontstaan. Daarentegen kunnen zich in<br />
een drukke bodem ook kansen voordoen.<br />
Het beleid hiervoor is beschreven en nader uitgewerkt in hoofdstuk 11.<br />
4.4. Strategie maatregelen<br />
Voor maatregelen om in de toekomst te kunnen voldoen aan de grondwatermissie en de<br />
grondwatervisie, wordt uitgegaan van het duurzaamheidsprincipe. Duurzaam betekent in dit<br />
geval dat de bij een gebied behorende hydrologische situatie bij stedelijke ontwikkelingen zo<br />
veel mogelijk wordt gehandhaafd. Tevens betekent dit dat zo min mogelijk technische<br />
voorzieningen worden gebruikt om de grondwaterstand te reguleren.<br />
Om in het bestaand stedelijk gebied, bij inbreidingen, sloop-nieuwbouw en voor te<br />
ontwikkelen stedelijk gebied grondwateroverlast te voorkomen, wordt uitgegaan van de<br />
volgende voorkeursvolgorde:<br />
1. ophogen van het maaiveld;<br />
2. het aanleggen van extra oppervlaktewater dan wel het verlagen van het<br />
oppervlaktewaterpeil;<br />
3. het aanleggen van drainage onder vrij verval.<br />
De gemeente <strong>Soest</strong> past in beginsel geen onderbemaling van drainagesystemen toe.<br />
Een andere mogelijkheid is het nemen van bouwtechnische maatregelen. In bijlage 6 zijn de<br />
bouwtechnische maatregelen om vochtoverlast te voorkomen nader beschreven. Voor het<br />
treffen van bouwtechnische maatregelen zijn de woningeigenaren primair zelf<br />
verantwoordelijk. Bouwtechnische maatregelen worden daarom in dit gemeentelijk<br />
grondwaterplan niet verder uitgewerkt.<br />
Op korte termijn is het oplossen van grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied vaak<br />
niet mogelijk door het verhogen van het maaiveld of het aanleggen van extra open water. In<br />
dit geval is de inzet de structurele overlast op te lossen via de aanleg van drainage in<br />
openbaar gebied. Vanuit kosteneffectiviteit wordt de aanleg van drainage zoveel mogelijk<br />
gecombineerd met rioolvervanging of gecombineerd met de aanleg van een IT-riool voor<br />
regenwaterafvoer.<br />
Door het veranderende klimaat is het neerslagregime aan het wijzigen. Dit zal een stijging<br />
veroorzaken van de grondwaterstand. Bij dimensionering van (nieuwe of te vervangen)<br />
drainagesystemen zal hiermee rekening moeten worden gehouden.<br />
Doelmatigheid: in principe worden maatregelen alleen doelmatig geacht als meegelift kan<br />
worden met andere relevante werkzaamheden en als de maatregelen passen in gemeentelijk<br />
beleid ten aanzien van de grondwaterstandverlaging.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
5. Gewenste ontwateringdiepte en drooglegging<br />
5.1. Achtergrond<br />
18 definitief<br />
De ontwateringdiepte (afstand van het maaiveld tot het grondwater) is een belangrijk item in<br />
de aanpak van de grondwateroverlast. Bij een te geringe ontwatering kan overlast ontstaan.<br />
Afhankelijk van de gebruiksfunctie kan een andere ontwatering gewenst zijn. Bij woningen in<br />
woonwijken leidt een hoge grondwaterstand in het algemeen eerder tot overlast dan op een<br />
bedrijventerrein. Ook de ouderdom van de bebouwing speelt hierin een rol. Bij oudere<br />
bebouwing kan eerder grondwateroverlast door optrekkend vocht worden ervaren dan bij<br />
nieuwbouw.<br />
De mogelijke gevolgen van grondwateroverlast zijn beschreven in bijlage 5.<br />
Het is van belang aan te geven welke grondwatersituatie de gemeente <strong>Soest</strong> nastreeft. Het<br />
grondwaterpeil reageert op neerslag en verdamping en is daarom niet op een vast peil te<br />
handhaven. De gemeente heeft dan ook geen resultaatsverplichting om het gewenste<br />
grondwaterpeil te handhaven. Middels het nemen van maatregelen volgens de<br />
voorkeursvolgorde ophogen, aanleggen open water en grondwatertechnische maatregelen<br />
(zie paragraaf 4.4.) kan de gemeente in het openbaar gebied een inspanning leveren om de<br />
gewenste situatie te bereiken. De gemeente is niet verantwoordelijk voor het bereiken van<br />
een bepaalde grondwatersituatie op het particuliere terrein.<br />
De verschillende onderdelen van bovengenoemde taak zijn vastgelegd in doelstellingen die in<br />
de onderstaande paragrafen worden behandeld.<br />
5.2. Vaststellen ontwateringcriterium voor de openbare ruimte<br />
De gemeente <strong>Soest</strong> is, als beheerder van de openbare ruimte, verantwoordelijk voor de<br />
ontwateringdiepte van haar terrein. Ter plaatse van het openbaar gebied (zoals wegen, parkeerplaatsen<br />
en plantsoenen) wordt gestreefd naar een ontwateringdiepte (maaiveld minus grondwaterstand) van ten<br />
minste 0,7 m beneden de as van de weg. Voor openbare groengebieden en parken zal gestreefd worden<br />
naar een ontwateringdiepte van ten minste 0,5 m minus maaiveld. Voor landelijk gangbare<br />
toetsingscriteria onder openbaar terrein wordt verwezen naar bijlage 4.<br />
Gekozen is voor het criterium van 0,7 m beneden de as van een weg, daar dit een landelijk<br />
gangbaar criterium is en <strong>Soest</strong> over het algemeen al een grotere ontwateringdiepte heeft.<br />
Door een dergelijk criterium aan te houden wordt het particuliere belang veelal meegenomen<br />
doordat het ontwateringmiddel (bijvoorbeeld middels een drainageleiding of<br />
oppervlaktewater) in de gemeente <strong>Soest</strong> een uitstraling heeft op de grondwaterstand in de<br />
omliggende omgeving.<br />
Als grondwatertechnische middelen worden ontworpen, zal het particuliere belang worden<br />
meegenomen door bijvoorbeeld op een drainageniveau lager dan 0,7 m beneden de as van<br />
de weg te gaan draineren, voor zover dit mogelijk en doelmatig is. Het streven is om een<br />
ontwatering van 0,7 m op particulier terrein te kunnen realiseren (zie bijlage 4). Om op een<br />
lager drainageniveau dan 0,7 m beneden de as van de weg te gaan draineren, geldt echter<br />
wel de volgende randvoorwaarde:<br />
- in zettingsgevoelige gebieden geldt dat de grondwaterstand niet structureel mag<br />
dalen onder de van nature laagst voorkomende grondwaterstand.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
19 definitief<br />
De gemeente draagt geen verantwoordelijkheid voor de grondwaterstand op particulier<br />
terrein. Hiervoor is de particulier zelf verantwoordelijk.<br />
In speciale gevallen kan afgeweken worden van het ontwateringcriterium. Bijvoorbeeld als de<br />
ontwatering niet gehandhaafd kan worden, omdat het oppervlaktewaterpeil niet door het<br />
waterschap kan worden verlaagd.<br />
Deze ontwateringdieptes gelden voor bestaand stedelijk gebied (wegen en parken).<br />
Grondwater dat zich structureel boven deze gestelde ontwateringdiepte bevindt wordt als<br />
overtollig beschouwd.<br />
In- en uitbreidingsplannen<br />
De gemeente <strong>Soest</strong> hanteert bij in- en uitbreidingsplannen een minimale ontwateringdiepte<br />
van 0,8 m. Voor de in- en uitbreidingen is sprake van een strengere ontwateringcriterium<br />
dan voor de bestaande stad. Hiermee wordt toekomstige grondwateroverlast voorkomen.<br />
Grondwater dat zich structureel boven deze gestelde ontwateringdiepte bevindt kan leiden<br />
tot structurele grondwateroverlast.<br />
Structureel<br />
Grondwateroverlast wordt als structureel beschouwd als er zowel meldingen zijn als te hoge<br />
grondwaterstanden. Structureel te hoge grondwaterstanden treden op als de gemiddelde<br />
hoogste grondwaterstand (GHG) of de representatieve hoogste grondwaterstand (RHG)<br />
gedurende meerdere aaneengesloten jaren hoger is dan de gewenste grondwatersituatie.<br />
Infiltratie afstromend hemelwater<br />
Bij het actief infiltreren van afstromend hemelwater wordt de grondwaterstand, afhankelijk<br />
van de bodemopbouw, verhoogd. Om te voorkomen dat grondwateroverlast ontstaat, worden<br />
voor de toepassing van infiltratie criteria aan de grondwaterstand gesteld, zie tabel 1,<br />
bijlage 2a en bijlage 2b. Bij een ontwateringdiepte kleiner dan 1 m wordt geen infiltratie<br />
toegepast. Bij een ontwateringdiepte tussen 1 m en 2 m wordt per project onderzoek<br />
uitgevoerd naar de grondwatersituatie en wordt beoordeeld of infiltratie tot<br />
grondwateroverlast kan leiden. Ook wordt nagegaan of ondiepe (innovatieve)<br />
infiltratietechnieken toegepast moeten worden om te voorkomen dat de infiltratietechnieken<br />
permanent onder water komen te staan. Voorbeelden van gangbare technieken zijn: wadi’s,<br />
doorlatende verharding, ondiepe infiltratie-elementen zoals “krukjes”. Ondiepe<br />
infiltratietechnieken kunnen ook op innovatieve wijze gebruikt worden als waterberging onder<br />
de straat. Afstromend water kan in de voorzieningen worden geborgen waarna het vertraagd<br />
kan afstromen naar oppervlaktewater. Bij grotere ontwateringdiepten kan in principe<br />
infiltratie toegepast worden, mits dit niet tot wateroverlast (bij laaggelegen gebieden) leidt.<br />
Bij grootschalige infiltratieprojecten wordt door middel van berekeningen beoordeeld of<br />
infiltratie tot grondwateroverlast bij laaggelegen delen leidt.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
20 definitief<br />
Tabel 1: Criteria ontwateringdiepte ten aanzien van infiltratie van hemelwater<br />
Ontwateringdiepte<br />
natte<br />
periode<br />
[m]<br />
Mogelijkheden Opmerking<br />
< 1,0 Niet infiltreren:<br />
afvoer naar<br />
oppervlaktewater<br />
Vanwege kans op grondwateroverlast wordt<br />
hemelwater afgevoerd naar oppervlaktewater.<br />
1,0 - 2,0 Overgangszone Nader onderzoek haalbaarheid.<br />
2,0 - 3,0 Infiltreren<br />
mogelijk<br />
> 3,0 Infiltreren goed<br />
mogelijk<br />
Mits dit niet tot grondwateroverlast bij laaggelegen<br />
delen leidt.<br />
Mits dit niet tot grondwateroverlast bij laaggelegen<br />
delen leidt.<br />
5.3. Vaststellen droogleggingseisen voor nieuwbouwgebieden<br />
Het waterschap is als peilbeheerder van het oppervlaktewater verantwoordelijk voor<br />
voldoende drooglegging. Gestreefd wordt naar een drooglegging bij normaal waterpeil van<br />
1,3 m. Hierbij is aangesloten op de uitgangspunten van het waterschap Vallei en Eem. Bij<br />
deze drooglegging is er nog 0,5 m ruimte voor opbolling van de freatische grondwaterstand.<br />
Door met zand op te hogen tot 1,3 m boven het oppervlaktewaterpeil, wordt een robuust,<br />
duurzaam en klimaatbestendig ontwerp gerealiseerd.<br />
5.4. Vaststellen hoe om te gaan met door derden aangeboden grondwater<br />
Ontvangst van door particulieren aangeboden grondwater dient aan het criterium van<br />
overtollig grondwater te voldoen. Grondwater wordt alleen aangenomen als dit doelmatig is.<br />
Indien het grondwater op particulier terrein zich bevindt op of onder 0,7 m beneden de as<br />
van de weg, dan is de gemeente <strong>Soest</strong> niet ontvangstplichtig.<br />
Ten aanzien van maatregelen tegen wateroverlast dienen in beginsel eerst maatregelen op<br />
eigen terrein genomen te worden. Er kan dan bijvoorbeeld gedacht worden aan bouwkundige<br />
maatregelen (zie bijlage 6) of lozing naar het oppervlaktewater waar dat mogelijk is.<br />
Indien dit niet mogelijk blijkt te zijn zal de gemeente aan particulieren de mogelijkheid<br />
bieden zich te ontdoen van grondwater door dit bijvoorbeeld aan te laten sluiten op het<br />
aanwezige of nieuw aan te leggen gemeentelijk drainagesysteem of op de<br />
regenwaterriolering. In een zeer uitzonderlijk geval kan toestemming gegeven worden om<br />
tijdelijk op een gemengd stelsel grondwater te lozen. Hoe grondwater aangeboden moet<br />
worden, wordt beschreven in een aansluitverordening. Bij het opstellen van het VGRP wordt<br />
dit nader beschreven conform de modelverordening van de VNG.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
21 definitief<br />
6. Oplossen en voorkomen van grondwateroverlast en -onderlast<br />
6.1. Achtergrond<br />
In bijlage 2a en bijlage 2b zijn zones aangegeven waar mogelijk grondwateroverlast<br />
verwacht kan worden enerzijds en waar anderzijds infiltratie van hemelwater op basis van de<br />
geohydrologie mogelijk is (uitgaande van een natte situatie). Deze kaarten zijn gebaseerd op<br />
de ontwateringkaart, bekende overlastgebieden en archiefgegevens van TNO.<br />
Bij de gemeente <strong>Soest</strong> is bekend dat in het noorden van <strong>Soest</strong> ter plaatse van Colenso, de<br />
Noorderweg, de Ir. Menkolaan, Heuvelweg en Dr. Rupertlaan grondwateroverlast wordt<br />
ervaren. Momenteel wordt aan de Ir. Menkolaan grondwateronderzoek verricht om te<br />
bepalen of en welke maatregelen getroffen kunnen worden. De resultaten hiervan worden in<br />
het voorjaar van <strong>2011</strong> verwacht.<br />
Op basis van de ontwateringkaart is het mogelijk dat in Overhees en aan de rand met de<br />
Eempolder (omgeving van de Korte Brinkweg en de Lange Brinkweg) grondwateroverlast<br />
wordt ervaren. Er is vooralsnog echter geen grondwateroverlast gemeld door bewoners.<br />
Voor de overige gebieden in de gemeente <strong>Soest</strong> is het onwaarschijnlijk dat eventuele<br />
klachten met grondwater te maken hebben. Ook de ontwateringdiepte in <strong>Soest</strong>erberg en<br />
<strong>Soest</strong>duinen is op basis van de TNO meetgegevens voldoende groot. In deze woonkernen<br />
wordt geen grondwateroverlast verwacht en is infiltratie van hemelwater op basis van de<br />
geohydrologie mogelijk.<br />
De verschillende onderdelen van bovengenoemde taak zijn vastgelegd in doelstellingen die in<br />
de onderstaande paragrafen worden behandeld.<br />
6.2. Vaststellen aanpak grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied<br />
Voor de gemeente <strong>Soest</strong> zijn drie maatregelen toepasbaar om grondwateroverlast tegen te<br />
gaan (zie hoofdstuk 4): het ophogen van maaiveld voor nieuw te ontwikkelen gebied, het<br />
toepassen van een peilverlaging/aanleg watergangen en grondwatertechnische maatregelen<br />
(drainage). In een uitzonderlijk geval kan in bestaand stedelijk gebied voldoende ruimte<br />
aanwezig zijn om nieuwe watergangen te realiseren.<br />
Het aanpakken van grondwateroverlast dient doelmatig te gebeuren. Maatregelen naar<br />
aanleiding van klachten dienen kosteneffectief te worden genomen. Maatregelen worden<br />
alleen doelmatig geacht als meegelift kan worden met andere relevante werkzaamheden en<br />
als de maatregelen passen in gemeentelijk beleid ten aanzien van de<br />
grondwaterstandverlaging (het ontwateringcriterium van 0,7 m beneden as van de weg).<br />
Als de drain er eenmaal ligt kunnen particulieren hun eigen ontwateringvoorziening hierop<br />
laten aansluiten. Hiervoor dient bij de gemeente wel aan de aansluitverordening te worden<br />
voldaan. In de aansluitverordening worden onder andere de technische gegevens van de<br />
drains en de wijze van onderhoud en de afstemming met de overheid vastgelegd.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
6.2.1. Planmatige aanpak<br />
22 definitief<br />
De gemeente <strong>Soest</strong> heeft besloten om voor Overhees en het gebied aan de rand met de<br />
Eempolder (omgeving van de Korte Brinkweg en de Lange Brinkweg) vooralsnog niet na te<br />
gaan of sprake is van structurele (grond)wateroverlast. Reden hiervoor is dat er geen<br />
grondwateroverlast is gemeld door bewoners. Wel wordt voor de wijk Overhees in <strong>Soest</strong> in<br />
samenwerking met het waterschap geïnventariseerd of een peilverlaging van de watergangen<br />
in de wijk doelmatig is voor het verbeteren van de ontwateringsituatie in de wijk. Hiermee<br />
wordt beoogd de grondwatersituatie in de wijk te verbeteren en gereed te maken voor<br />
klimaatveranderingen.<br />
Om mogelijke problemen planmatig aan te pakken wordt de volgende werkwijze gehanteerd:<br />
1 analyse op basis van klachten en de gegevens van grondwatermeetnet;<br />
2 archiefstudie naar grondwateroverlast;<br />
3 onderzoek uitvoeren naar grondwateroverlast (veldstudie);<br />
4 opstellen van ontwerpen voor compenserende maatregelen;<br />
5 realisatie van de maatregelen.<br />
De gemeente <strong>Soest</strong> heeft goede ervaringen met IT-riolen en is er voorstander van om<br />
leidingen met een grote diameter (Ø 300 mm) in de rijbaan aan te brengen, eventueel met<br />
uitleggers richting de woningen. Bij voorkeur wordt het IT riool aangelegd op een diepte<br />
vergelijkbaar met het vuilwaterriool, worden de kolken aangesloten op het IT-riool en wordt<br />
het IT riool in open verbinding met het oppervlaktewater aangelegd. De gemeente is er tegen<br />
om een onderbemaling te installeren, omdat hiermee een kunstmatige situatie wordt<br />
gecreëerd en de natuurlijke fluctuatie van de grondwaterstand teniet wordt gedaan.<br />
6.2.2. Vraaggestuurde aanpak<br />
Naar aanleiding van meldingen over grondwateroverlast neemt de gemeente <strong>Soest</strong> het<br />
initiatief om te onderzoeken of de overlast samenhangt met de aanwezige grondwaterstand.<br />
Er wordt gewerkt volgens de volgende drietrapsstrategie.<br />
1. Als er klachten worden gemeld, zal een medewerker van de gemeente <strong>Soest</strong> een quick<br />
scan verrichten. Middels informatie uit het grondwatermeetnet en archiefgegevens wordt<br />
nagegaan wat de mogelijke oorzaak van het probleem kan zijn. Vervolgens gaat een<br />
medewerker ter plaatse polshoogte nemen. Met de particulier wordt besproken hoe<br />
grondwateroverlast het beste verholpen kan worden.<br />
2. Indien meerdere klachten uit een wijk worden gemeld zal, naast de werkzaamheden uit<br />
stap 1, ook een veldwerk worden uitgevoerd. Peilbuizen zullen worden geplaatst en de<br />
grondwaterstand wordt handmatig of automatisch geregistreerd en de bodemopbouw<br />
wordt vastgesteld. Op basis van deze informatie wordt gepoogd een oplossing voor het<br />
geconstateerde probleem te vinden.<br />
3. Mocht blijken dat het geconstateerde probleem niet eenvoudig is op te lossen, dan zal<br />
overgegaan worden op het planmatig aanpakken van de grondwateroverlast. Hetzelfde<br />
geldt voor die situaties waarbij continu klachten uit een wijk blijven binnenkomen.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
23 definitief<br />
6.3. Vastleggen voorkomen grondwateroverlast bij werkzaamheden in bestaand<br />
gebied<br />
Bij werkzaamheden in bestaand gebied dient grondwateroverlast te worden voorkomen.<br />
Voorbeelden van werkzaamheden die invloed kunnen hebben op de grondwaterstand zijn:<br />
- vervanging van een onbedoeld lekkend riool door een nieuw waterdicht riool;<br />
- herinrichting van de openbare ruimte;<br />
- uitbreidingen van bebouwing, bijvoorbeeld de aanleg van een ondergrondse<br />
parkeergarage;<br />
- aanpassing van oppervlaktewaterpeil.<br />
De initiatiefnemer van de uit te voeren werkzaamheden moet aantonen dat er geen risico is<br />
op grondwateroverlast door de werkzaamheden, of dat zij daartegen afdoende maatregelen<br />
hebben genomen. Bij uitbreiding van bebouwing zal Bouwtoezicht in het kader van de<br />
bouwvergunning hierop toe moeten zien. De gemeente <strong>Soest</strong> gebruikt de standaard<br />
bouwverordening van de Vereniging van Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n (VNG).<br />
Vervanging onbedoeld lekke riolen<br />
Nagegaan wordt welke leidingen verwacht mogelijk lek zijn (zie paragraaf 6.6.). Op basis van<br />
de staat en aanlegdiepte van de riolering en de grondwaterstand, wordt per project bepaald<br />
of vervanging van de riolering een ontoelaatbare grondwaterstandstijging met zich<br />
meebrengt. Besloten wordt of met de vervanging een drain wordt aangelegd.<br />
Zettingsrisico’s voor funderingen op staal<br />
In het algemeen bestaat de ondergrond in de gemeente <strong>Soest</strong> uit zandige ondergrond. In<br />
<strong>Soest</strong>dijk zijn echter ondiepe veenlagen aanwezig. Deze slappe lagen kunnen bij een<br />
grondwaterstandverlaging een risico vormen voor zettingen.<br />
Een gebruikelijke methode om de invloed van een ingreep na te gaan is gebruik te maken<br />
van een grondwatermodel. Er kan gekozen worden per werkzaamheid een lokaal model op te<br />
stellen. Hiermee kunnen contouren van de invloed van een ingreep worden bepaald waarmee<br />
de invloed op de bebouwing kan worden nagegaan. In combinatie met gegevens van<br />
funderingen geeft dit inzicht in risico op schade aan bebouwing.<br />
Invloed op archeologische waarden<br />
De conservering van archeologische waarden wordt voor een zeer groot deel bepaald door<br />
het grondwater. Veranderingen van het grondwaterregime hebben veelal een negatief effect<br />
op deze archeologische waarden. Degradatieprocessen van archeologische sporen en<br />
artefacten kunnen bijvoorbeeld al optreden bij verandering van de grondwaterstand,<br />
verzilting van de bodem, bodemdaling en de aanwezigheid van verontreinigd grondwater.<br />
Ook de aanvoer van meer zuurstofrijk water door een veranderende kwel kan een negatieve<br />
invloed hebben op de kwaliteit van het archeologisch bodemarchief. Voorafgaand aan<br />
(grootschalige) ingrepen in het grondwaterregime in de gemeente <strong>Soest</strong> dient daarom nader<br />
inzicht te worden verkregen in de gevolgen die dit kan hebben voor archeologische waarden<br />
ter plekke of in de directe omgeving. Hulpmiddel hierbij vormt de Archeologische<br />
Beleids(advies)kaart van de gemeente <strong>Soest</strong>, waarop de archeologische verwachting van de<br />
verscheidene landschappen binnen de gemeente is aangetekend.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
24 definitief<br />
6.4. Vastleggen voorkomen grondwateroverlast in nieuw te ontwikkelen gebied<br />
Als uitgangspunt voor (toekomstige) ontwikkelingen in de gemeente <strong>Soest</strong> wordt uitgegaan<br />
van de ontwateringkaart in de huidige situatie (van 2009), zie het inventarisatierapport van<br />
<strong>Soest</strong>.<br />
De criteria voor de hoogst toelaatbare grondwaterstand, zoals verwoord in hoofdstuk 5, zijn<br />
ook voor nieuw te ontwikkelen gebieden van kracht.<br />
Bij de inrichting van een nieuw te ontwikkelen gebied wordt van grotere schaal naar een<br />
kleinere schaal gewerkt. Globaal worden de volgende planfasen onderscheiden:<br />
1. opstellen bestemmingsplan;<br />
2. opstellen inrichtingsplan;<br />
3. opstellen bouwplannen per kavel.<br />
Ad 1. Bij het opstellen van een bestemmingsplan, of een wijziging hierop, dient er een<br />
watertoets te worden uitgevoerd waarmee wordt nagegaan of er bij hevige regenval<br />
geen kans is op wateroverlast. Over het algemeen resulteert dit in een benodigd<br />
oppervlak aan oppervlaktewater. Op deze grote planschaal is het nog niet gebruikelijk<br />
de grondwatersituatie in detail te beschouwen.<br />
Ad 2. Bij het opstellen van een inrichtingsplan is het meenemen van de grondwatersituatie<br />
belangrijk om er voor te zorgen dat er geen kans op grondwateroverlast ontstaat in<br />
het nieuw te ontwikkelen gebied. De gemeente gaat daarom een<br />
Standaardprogramma van Eisen (SPvE) voor te ontwikkelen gebieden opstellen. In dit<br />
SPvE worden eisen en richtlijnen gegeven voor de omgang met grondwater op<br />
openbaar en particulier terrein. Dat SPvE wordt onderdeel gemaakt van de<br />
privaatrechtelijke grondexploitatieovereenkomsten met bouwers en<br />
projectontwikkelaars. Ook wordt het proces van toetsing omschreven. De toetsing<br />
kan gelijk plaatsvinden bij de toetsing aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden.<br />
Bij het begin van de ontwikkeling van een gebied ontvangt de ontwikkelaar dit SPvE.<br />
Ad 3. Voor de omgang met (grond)water op particulier terrein wordt verwezen naar de<br />
modelverordening van de VNG.<br />
Voor nieuw te ontwikkelen gebied dient de watertoets verricht te worden (artikel 19, eerste<br />
lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO)). Met de watertoets worden de effecten<br />
van de ontwikkelingen op de waterhuishouding (hemelwater, oppervlaktewater en<br />
grondwater) in beeld gebracht.<br />
6.5. Vastleggen voorkomen grondwateroverlast op lange termijn<br />
Uit klimaatsvoorspellingen blijkt dat in de toekomst naar verwachting meer kortdurende<br />
hevige buien en langdurige perioden van droogte zullen optreden. Daarnaast wordt steeds<br />
meer afstromend hemelwater geïnfiltreerd (bij afkoppelen). De invloed van deze processen<br />
op de grondwaterstand is vooralsnog niet bekend. Dit wordt niet als problematisch ervaren,<br />
daar klimaatswijziging een traag proces betreft.<br />
De gemeente <strong>Soest</strong> is op de hoogte van de problematiek welke in de klimaatswijziging<br />
besloten ligt. Omdat voor de huidige planperiode echter al veel werk te verzetten is, is<br />
besloten dit onderwerp pas in de volgende planperiode(n) in behandeling te nemen.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
6.6. Vastleggen tegengaan grondwateronderlast<br />
25 definitief<br />
Grondwateronderlast kan zich voordoen in de vorm van verdroging van de natuur en<br />
gebouwschade (als gevolg van zettingen of droogstand). Het kan ondermeer veroorzaakt<br />
worden door lekke riolen, onderbemaling van watergangen, aanleg van drainageleidingen,<br />
tijdelijke grondwaterbemalingen bij bouwputten en rioolwerkzaamheden of particuliere<br />
onttrekkingen.<br />
Voor het tegengaan van verdroging van de natuur wordt aangesloten bij het provinciaal<br />
beleid.<br />
Lekke riolen<br />
Uit landelijke ervaring is gebleken dat oude riolen lek kunnen zijn. In de wijken in <strong>Soest</strong> met<br />
een hoge grondwaterstand liggen de leidingen onder het grondwaterpeil en hebben deze<br />
hierdoor een drainerende werking. De drainerende functie van lekke riolen kan ertoe leiden<br />
dat de grondwaterstand plaatselijk zakt. Bij funderingen op staal kunnen (ongelijkmatige)<br />
zettingen optreden. Zettingen kunnen schade aan de bebouwing als gevolg hebben. Om<br />
schade te voorkomen, dient de grondwaterstand niet langdurig verlaagd te worden onder de<br />
van ‘nature’ laagst voorkomende grondwaterstand.<br />
Nagegaan wordt welke leidingen mogelijk lek zijn en of verwacht wordt dat dit een probleem<br />
is ten aanzien van grondwateronderlast (zie paragraaf 6.3.). Als de resultaten bekend zijn,<br />
wordt met de provincie Utrecht en Vitens besproken of de lekke riolering negatieve effecten<br />
heeft voor de grondwaterbeschermingsgebieden.<br />
Onderbemaling van watergangen<br />
Om verdroging tegen te gaan, wordt onderbemaling van watergangen niet meer toegepast. Waar<br />
nu sprake is van onderbemalingen en een lagere grondwaterstand dan van nature aanwezig is,<br />
wil de gemeente <strong>Soest</strong>, als de gelegenheid zich voordoet, deze onderbemalingen opheffen.<br />
Voorwaarde is dat dit niet tot grondwateroverlast gaat leiden.<br />
Aanleg van drainageleidingen<br />
Voordat de drainerende leidingen worden aangelegd, wordt tijdens het grondwateronderzoek<br />
(zie paragraaf 6.2.) onderzocht of de grondwaterstandsverlaging tot nadelige effecten leidt.<br />
Particuliere onttrekkingen<br />
In de gemeente <strong>Soest</strong> doet zich een aantal particuliere onttrekkingen voor. Over het<br />
algemeen betreft het kleinschalige onttrekkingen, waarvan de invloed op de grondwaterstand<br />
niet belangrijk groot zal zijn.<br />
Grondwateronttrekkingen, met uitzondering van drinkwaterwinning en warmte-koudeopslagsystemen,<br />
met een debiet kleiner dan 150.000 m 3 /jaar worden gereguleerd door het<br />
waterschap Vallei en Eem. Voor grondwateronttrekkingen uitsluitend ten behoeve van<br />
beregening met een debiet kleiner dan 60 m 3 /uur geldt geen vergunningsplicht.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
26 definitief<br />
Om bewustzijn bij particulieren over het gebruik van regenwater te creëren en daarmee<br />
verdroging door grondwateronttrekkingen tegen te gaan, zal de gemeente de bewoners<br />
informeren. Bijvoorbeeld door middel van het (grond)waterloket en de gemeentelijke<br />
internetpagina. Daarnaast stimuleert de gemeente <strong>Soest</strong> de aanschaf en het gebruik van<br />
regentonnen in de tuin. Wie besluit een regenton aan te schaffen bij bepaalde winkeliers, kan<br />
van de gemeente het BTW-bedrag terugkrijgen.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
7. Beheer en onderhoud drainage- en infiltratiesysteem<br />
7.1. Achtergrond<br />
27 definitief<br />
In de gemeente <strong>Soest</strong> zijn momenteel geen gemeentelijke drainageleidingen aanwezig, met<br />
uitzondering van de velddrains op particulier terrein. Voorzien wordt echter dat in deze<br />
planperiode aan de Ir. Menkolaan een drainage-infiltratieleiding wordt aangelegd. Verwacht<br />
wordt dat ook in Colenso, de Noorderweg en omgeving, Heuvelweg en Dr. Rupertlaan een<br />
drainage-infiltratiesysteem nodig is.<br />
Om drainage- en infiltratiesystemen optimaal te laten functioneren, is een beheersysteem<br />
noodzakelijk. Momenteel is een rioleringsbeheersysteem aanwezig waarin drainage- en<br />
infiltratiesystemen opgenomen kunnen worden.<br />
Essentieel is dat het gehele toekomstige drainage- en infiltratiesysteem wordt opgenomen in<br />
een beheersysteem, waarin zowel het kortcyclisch beheer en onderhoud (schoonmaken) als<br />
de langcyclische aanleg en vervanging van drainage- en infiltratieleidingen een plek krijgen.<br />
De verschillende onderdelen van bovengenoemde taak zijn vastgelegd in doelstellingen die in<br />
de onderstaande paragrafen worden behandeld.<br />
7.2. Vastlegging vorm beheersysteem<br />
In het beheersysteem dienen naast de ligging van de drainage- en infiltratieleidingen alle<br />
technische kenmerken te worden vastgelegd.<br />
In het beheersysteem dienen daarnaast een tijdsplanning voor het kortcyclisch beheer en<br />
onderhoud en de langcyclische aanleg en vervanging te worden opgesteld. De gemeente<br />
<strong>Soest</strong> is voornemens dit geheel op te nemen in een verbreed GRP. Grondwater wordt in<br />
<strong>Soest</strong> via IT-riolen afgevoerd. Het hoofddoel van IT-riolen is de afvoer van hemelwater.<br />
Derhalve wordt de aanleg en het onderhoud ervan gefinancierd via het GRP.<br />
7.3. Vastleggen kortcyclisch beheer & onderhoud<br />
De planning van het kortcyclisch beheer en onderhoud is afhankelijk van de mate van<br />
dichtslibben van de drainage- en infiltratieleidingen door ijzerafzettingen en kleine siltdeeltjes.<br />
Daarnaast gaat de kwaliteit van de leidingen achteruit door bijvoorbeeld wortelingroei.<br />
Voor de gemeente <strong>Soest</strong> zal vooralsnog worden uitgegaan van het eens per vijf jaar reinigen<br />
van de leidingen. Afhankelijk van de staat en aanlegwijze van de leidingen dient gekozen te<br />
worden voor doorspoelen, doorspuiten of doorsteken van deze leidingen. Ook vindt eens per<br />
tien jaar een visuele inspectie plaatst met behulp van een camera.<br />
Particuliere drainagesystemen (velddrains) zullen door de gemeente <strong>Soest</strong> niet worden<br />
onderhouden. Hiervoor zijn particulieren te allen tijde zelf verantwoordelijk.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
7.4. Vastleggen langcyclische aanleg en vervanging<br />
28 definitief<br />
De planning van de langcyclische aanleg en vervanging zal synchroon lopen met de<br />
vervangingstermijn van de riolering of wegwerkzaamheden. Door mee te liften met deze<br />
werken, zijn de vervangings- of aanlegkosten van een drainagesysteem minimaal en wordt<br />
voldaan aan de eisen van het zo doelmatig mogelijk tegengaan van grondwateroverlast en -<br />
onderlast.<br />
Uitgangspunt zal zijn een robuust en duurzaam drainage- en infiltratiesysteem. Intentie is de<br />
levensduur gelijk te houden aan dat van rioolleidingen. Dit betekent dat drainage- en<br />
infiltratieleidingen van duurzaam kunststofmateriaal moeten zijn. Om ijzerafzetting en<br />
wortelingroei te voorkomen dienen drainageleidingen (dan wel IT-leidingen) onder de van<br />
nature voorkomende grondwaterstand te worden aangelegd. Het drainage- of infiltratieniveau<br />
zal middels opzetstukken of schildmuren worden ingeregeld.<br />
Particuliere drainagesystemen (velddrains) zullen door de gemeente <strong>Soest</strong> niet worden<br />
vervangen. Hiervoor zijn particulieren te allen tijde zelf verantwoordelijk.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
8. Monitoring grondwaterstanden<br />
8.1. Achtergrond<br />
29 definitief<br />
Om de taken en verantwoordelijkheden goed uit te kunnen voeren is een adequate<br />
monitoring van de grondwaterstand nodig, inclusief digitaal beheerprogramma en<br />
presentatiemogelijkheden. Monitoring van de grondwaterkwaliteit wordt behandeld in<br />
hoofdstuk 10.<br />
In het kader van de zorgplicht, geregeld in de Waterwet, dient de gemeente inzicht te hebben in<br />
de ontwateringdiepte op openbaar terrein. Meetgegevens kunnen zodoende gebruikt worden<br />
voor het informeren van burgers en bedrijven over de aanwezige grondwaterstand en het<br />
adviseren over activiteiten in relatie tot grondwater. Daarnaast geven deze gegevens de<br />
gemeente inzicht in de grondwaterstand voor het verrichten van haar werkzaamheden in de<br />
openbare ruimte. Bovendien kunnen grondwatermetingen gebruikt worden om de werking van<br />
de infiltratie- en drainagesystemen te bepalen.<br />
Het proces om tot een functioneel meetnet te komen bevat verschillende stappen. In figuur 11<br />
zijn de belangrijkste stappen weergegeven. De gemeente <strong>Soest</strong> bevindt zich anno <strong>2011</strong> in de<br />
meetfase. Hoe het meetnet structureel zal worden beheerd en hoe de gegevens structureel<br />
worden opgeslagen en worden gepresenteerd, moet nog worden vastgesteld.<br />
Figuur 11: Van ontwerp naar de interpretatie<br />
In het beheersgebied van Waterschap Vallei & Eem zijn diverse partijen betrokken bij beheer<br />
van water. Deze partijen hebben zich georganiseerd binnen het Platform Water Vallei en<br />
Eem. Vanuit dit platform is de projectgroep Grondwatermeetnet opgericht. De projectgroep<br />
bestaat uit gemeenten, het Waterschap Vallei & Eem, provincies Utrecht en Gelderland en<br />
drinkwaterbedrijf Vitens. Binnen dit verband wordt nagedacht over het gezamenlijk beheer<br />
en organiseren van de afzonderlijke grondwatermeetnetten.<br />
Het gezamenlijk inzamelen van grondwaterstanddata en een gezamenlijk databeheer kan een<br />
kostenvoordeel opleveren. Men moet wel rekening houden dat er geïnvesteerd zal moeten<br />
worden in de mogelijkheid voor uitwisselbaarheid van informatie tussen de verschillende<br />
gebruikers.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
8.2. Inrichting en beheer meetnet<br />
30 definitief<br />
Het grondwatermeetnet van het bovenste watervoerend pakket voor het bestaand stedelijk<br />
gebied is vooralsnog voldoende om de grondwatersituatie op hoofdlijnen te beoordelen. Extra<br />
peilbuizen zijn echter wenselijk om de grondwatercontourlijnen en de ontwateringsituatie in<br />
de aangewezen aandachtsgebieden nauwkeuriger in beeld te brengen. Het gaat daarbij om<br />
de rand met de Eempolder, nabij de Korte Brinkweg/Stadhouderslaan en de Boerenstreek<br />
(Hofstedering) in <strong>Soest</strong>. Deze extra peilbuizen zullen geplaatst worden in het kader van het<br />
opzetten van een regionaal grondwatermeetnet en de samenwerking binnen het Platform<br />
Water.<br />
8.3. Informatieverzameling<br />
Het toepassen van dataloggers geeft door haar hoogfrequente metingen inzicht in de<br />
dynamiek van het grondwatersysteem (bijvoorbeeld met behulp van tijdreeksanalyse). Het<br />
effect van extreme neerslag of infiltratie op de minimaal benodigde ontwateringdiepte kan<br />
bijvoorbeeld geanalyseerd worden.<br />
Momenteel wordt in een aantal peilbuizen in het eerste watervoerend pakket, met dataloggers<br />
de grondwaterstand gemeten. Er zijn echter nog onvoldoende meerjarige<br />
meetreeksen van de grondwaterstandfluctuatie voorhanden. Derhalve wordt de<br />
grondwaterstand in de peilbuizen blijvend gemonitoord.<br />
8.4. Registratie grondwaterstanden en bodemgegevens<br />
Alle peilbuizen (posities, kenmerken en grondwaterstanden) welke geplaatst zijn binnen de<br />
gemeente <strong>Soest</strong> dienen in een gemeentelijke database opgenomen te worden. Welk systeem<br />
dit moet zijn, dient uitgezocht te worden.<br />
Informatie van het meetnet (unieke nummering, posities, kenmerken en grondwaterstanden)<br />
worden in dezelfde database opgenomen. Vanwege de huidige meetfrequentie van eenmaal<br />
per uur, is het belangrijk dat de database een grote hoeveelheid metingen kan bewaren.<br />
8.5. Uitwisseling gegevens<br />
Nagegaan dient te worden hoe de informatie (grondwaterstanden) uit de database ter<br />
beschikking gesteld kan worden aan de bewoners van de gemeente <strong>Soest</strong> (bijvoorbeeld met<br />
behulp van een internet-portal).<br />
Deze informatie of een interpretatie van deze informatie dient een plek te krijgen in het<br />
grondwaterloket (zie hoofdstuk 9). Hierdoor zal worden voldaan aan de eisen zoals gesteld in<br />
het verdrag van Aarhus, Richtlijn 2003/4/EG).<br />
De gegevens van deze databases worden ter registratie in het bestaande DINO-database van<br />
TNO aangeboden. In de DINO-database worden de posities, kenmerken en meetgegevens op<br />
een uniforme manier opgeslagen.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
9. Grondwaterloket<br />
9.1. Achtergrond<br />
31 definitief<br />
De gemeente <strong>Soest</strong> heeft met de inwerkingtreding van de Waterwet de taak om een<br />
aanspreekpunt voor burgers te zijn voor het grondwater. Te denken valt bijvoorbeeld aan<br />
grondwaterstanden, grondwateroverlast, wat daaraan te doen is en hoe de gemeente in een<br />
voorkomend geval handelt. Ten behoeve van de informatievoorziening wordt een<br />
(grond)waterloket ingericht. De gemeente heeft het doel om het bestaande Meldpunt<br />
Woonomgeving van de gemeente <strong>Soest</strong> hiervoor te gebruiken, waar burgers terecht kunnen<br />
met hun vragen, meldingen en klachten.<br />
Het op te zetten (grond)waterloket dient het aanspreekpunt te zijn voor inwoners van de<br />
gemeente <strong>Soest</strong> met vragen en/of klachten over (grond)water. Daarnaast dient het<br />
(grond)waterloket en het klachtenregistratiesysteem daarachter voor de gemeente het<br />
beginpunt te zijn voor het omgaan met klachten en vragen.<br />
Meldingensysteem en (grond)waterklachten<br />
Grondwater gerelateerde klachten kunnen momenteel gemeld worden bij het Meldpunt<br />
Woonomgeving van de gemeente <strong>Soest</strong>. Het meldpunt is algemeen van opzet en dient voor<br />
vragen of opmerkingen over de onderhoudstoestand en het functioneren van gemeentelijke<br />
voorzieningen in openbare gebieden.<br />
Informatievoorziening burger<br />
Met betrekking tot het grondwater is geen actieve informatieverstrekking aanwezig richting<br />
de burgers. Er bestaat onder andere behoefte aan informatie die aan bewoners kan worden<br />
gegeven (bijvoorbeeld een brief, folder, internetpagina).<br />
De verschillende onderdelen van bovengenoemde taak zijn vastgelegd in doelstellingen die in<br />
de onderstaande paragrafen worden behandeld.<br />
9.2. Herkenbaarheid en vindbaarheid (grond)waterloket<br />
Bij reguliere promotieacties met betrekking tot het contact van particulieren met de<br />
gemeente kan worden ingegaan op het onderwerp grond- en oppervlaktewater. Daarbij kan<br />
ook aandacht worden besteed aan het waterloket.<br />
Daarnaast wordt gedacht aan het opstellen van een folder “hoe om te gaan met<br />
grondwateroverlast”. In deze folder kan worden aangegeven hoe particulieren met<br />
grondwateroverlast om kunnen gaan. Verder kan informatie worden verstrekt aangaande<br />
bouwtechnische aspecten zoals kruipruimten, lekke kelders en het onderhoud van de ring- en<br />
blokdrainages.<br />
Op de website van de gemeente wordt informatie over water (grond-, oppervlakte- en<br />
leidingwater) geplaatst. Om de aandacht meer op het waterloket te vestigen kan gebruik<br />
worden gemaakt van andere publieksactiviteiten van de gemeente en eventueel het<br />
waterschap.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
9.3. Klachten- c.q. meldingenregistratiesysteem en procedure<br />
32 definitief<br />
Het klachten- c.q. meldingenregistratiesysteem waarin meldingen geregistreerd kunnen<br />
worden, ongeacht de manier waarop zij binnenkomen, functioneert goed. In het systeem<br />
worden (grond)waterklachten per type geregistreerd. Klachten met betrekking tot<br />
(grond)water zijn eenvoudig in het systeem opvraagbaar. Aanpassingen zijn vooralsnog niet<br />
nodig.<br />
Op meldingen, vragen en klachten dient snel en adequaat een antwoord te worden gegeven.<br />
Het belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat voor de melders duidelijk is hoe te werk wordt<br />
gegaan, wat de tijdsplanning is waarbinnen de klacht of het informatieverzoek behandeld<br />
wordt en dat de melders niet worden doorverwezen. De afstemming dient achter het<br />
Meldpunt Woonomgeving plaats te vinden. De huidige procedure van het meldpunt voldoet<br />
goed.<br />
De procedure en de verantwoordelijkheden kunnen aan bewoners worden toegelicht in een<br />
folder.<br />
9.4. Synchronisatie (grond)waterklachten gemeente, waterschap en provincie<br />
Klachten van particulieren met betrekking tot (grond)water komen voornamelijk bij het<br />
waterschap en de gemeente binnen. Alle (grond)water gerelateerde klachten die bij het<br />
waterschap binnenkomen, worden doorverwezen naar de gemeente. In onderling overleg<br />
tussen gemeente en het waterschap Vallei en Eem dient de procedure hiervoor nader<br />
ingevuld te worden. Verder komen mogelijk ook klachten binnen bij de gemeente die voor de<br />
provincie bestemd zijn, en vice versa. Daarom vindt afstemming tussen de gemeente <strong>Soest</strong><br />
en de provincie plaats.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
33 definitief<br />
10. Beperking grondwaterverontreiniging door infiltratie en randvoorzieningen<br />
10.1. Achtergrond<br />
Bij de omgang met (hemel)water wordt conform de Waterwet in een integrale afweging door<br />
de gemeente, de waterbeheerder en andere betrokken partijen voor de lange termijn bepaald<br />
hoe invulling gegeven kan worden aan het hemelwaterbeleid. Een belangrijk onderdeel in de<br />
afweging is het beperken van de grondwaterverontreiniging.<br />
VROM heeft aangegeven dat de provincie de bescherming strenger ter hand moet nemen, dat<br />
gemeenten werk moeten maken van vergunningverlening en handhaving bij inrichtingen in<br />
grondwaterbeschermingszones en dat de milieu-inspectie hierop gaat toezien (bron:<br />
Provinciaal <strong>Grondwaterplan</strong> 2008 t/m 2013).<br />
Het uitgangspunt in de huidige regelgeving is dat afstromend hemelwater meestal schoon<br />
genoeg is om zonder zuivering in het milieu te worden teruggebracht. Gezien de grote<br />
kwetsbaarheid van het grondwater in de Utrechtse Heuvelrug is echter afgestemd beleid<br />
noodzakelijk. Dit beleid is vormgegeven in een werkgroep met vertegenwoordigers van de<br />
provincie, Vitens, de waterschappen en een aantal gemeenten. De resultaten zijn beschreven<br />
in de door Wareco opgestelde rapportage “Leidraad afkoppelen en infiltreren op de Utrechtse<br />
Heuvelrug, Inventarisatie en afstemming”, zie bijlage 7. De gemeente <strong>Soest</strong> heeft het<br />
convenant ondertekend en zich aan dit beleid geconformeerd .<br />
Belangrijke afspraken uit het convenant zijn:<br />
- geen gebruik van schadelijke, chemische bestrijdingsmiddelen voor<br />
onkruidbestrijding op afgekoppelde openbare gebieden;<br />
- de gemeente streeft ernaar om bij gladheidbestrijding de strooizouthoeveelheden te<br />
beperken, mits de veiligheid dit toelaat;<br />
- de gemeente streeft ernaar om het gebruik van uitloogbare bouwmaterialen in de<br />
openbare ruimte te reduceren;<br />
- verontreinigd water wordt niet in de bodem afgevoerd;<br />
- binnen grondwaterbeschermingsgebieden (zie bijlagen 2a en 2b) kan niet<br />
verontreinigd water worden geïnfiltreerd onder voorwaarden.<br />
De gemeente <strong>Soest</strong> heeft voor het openbare gebied maatregelen getroffen om<br />
verontreiniging van de bodem onder infiltratievoorzieningen te beperken. Het biezenveld<br />
(randvoorziening voor de riolering) aan de Peter van den Breemerweg in <strong>Soest</strong> is voorzien<br />
van een afsluitende kleilaag op de bodem. Daarnaast wordt gecontroleerd of er<br />
verontreiniging van het grondwater optreedt. Jaarlijks wordt uit vier peilbuizen het<br />
grondwater geanalyseerd. Ook bij een van de infiltratievijvers in <strong>Soest</strong>erberg is een peilbuis<br />
geplaatst en wordt jaarlijks het grondwater geanalyseerd. Het is wenselijk dat ook bij nieuwe<br />
infiltratievoorzieningen de bodem- en grondwaterkwaliteit wordt gemonitoord. Overigens is<br />
niet bij iedere infiltratievoorziening monitoring noodzakelijk.<br />
Ook particulieren kunnen afstromend hemelwater van het dak of uit de tuin infiltreren. De<br />
gemeente <strong>Soest</strong> en het waterschap hebben geen beleid hoe om te gaan met particuliere<br />
afkoppelinitiatieven.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
34 definitief<br />
Grondwaterverontreiniging kan, naast afkoppelen, ook optreden door onbedoelde lekke<br />
riolering. Als de resultaten van het onderzoek naar lekke riolering (zie paragraaf 6.6.) bekend<br />
zijn, wordt met de provincie Utrecht en Vitens besproken of de lekke riolering negatieve<br />
effecten heeft voor de grondwaterbeschermingsgebieden.<br />
De verschillende onderdelen van bovengenoemde taak zijn vastgelegd in doelstellingen die in<br />
de onderstaande paragrafen worden behandeld.<br />
10.2. Invulling afkoppelbeleid<br />
In deze paragraaf wordt het afkoppelbeleid van de Utrechtse Heuvelrug vertaald naar<br />
praktisch beleid voor de gemeente <strong>Soest</strong>.<br />
De gemeente <strong>Soest</strong> treft momenteel bronmaatregelen tegen verontreiniging van<br />
oppervlaktewater (bron: Plan van aanpak diffuse bronnen <strong>Gemeente</strong> <strong>Soest</strong>, gemeente <strong>Soest</strong>,<br />
d.d. 20 februari 2007). Dit plan van aanpak geeft een inventarisatie van diffuse bronnen en<br />
geeft aan hoe en wanneer de gemeente <strong>Soest</strong> de verontreiniging van het oppervlaktewater<br />
door diffuse bronnen tegengaat en of de aanpak wordt geïntensiveerd. In het Waterplan<br />
<strong>Soest</strong> is het plan van aanpak nader beschreven.<br />
Voor de integrale afweging of en op welke wijze hemelwater geïnfiltreerd wordt in de bodem,<br />
wordt gebruik gemaakt van de beslisboom afkoppelen en infiltreren in openbaar terrein (uit:<br />
“Leidraad Afkoppelen en infiltreren op de Utrechtse Heuvelrug, Inventarisatie en<br />
afstemming”), zie bijlage 7.<br />
De beslisboom afkoppelen en infiltreren schrijft voor dat afstromend hemelwater afkomstig<br />
van schone en beperkt verontreinigde oppervlakken in principe kan worden geïnfiltreerd.<br />
Voor bepaalde situaties dienen beheersbare maatregelen genomen worden.<br />
Aandachtspunt bij infiltratie (geldt ook voor drainage) is de aanwezigheid van bodem- en<br />
grondwaterverontreinigingen. Nagegaan dient te worden of de verontreinigingen worden<br />
verplaatst. Bepalend daarbij is of nabij de infiltratie of drainage een ernstig geval van<br />
bodemverontreiniging conform de Wet Bodembescherming bekend is. De volgende locaties in<br />
de gemeente <strong>Soest</strong> met grondwaterverontreiniging en/of bodemverontreiniging zijn bekend:<br />
- diverse stortplaatsen;<br />
- aan de Wieksloterweg ligt een stortplaats vlak boven de grondwaterspiegel. Deze<br />
stortplaats wordt gemonitord, het valt niet uit te sluiten dat er op termijn<br />
beheersmaatregelen nodig zijn;<br />
- voormalige Chemco- en Katemaille-terrein in <strong>Soest</strong>duinen, verontreinigd met zware<br />
metalen en vluchtige stoffen, deels gesaneerd;<br />
- terrein nabij het voormalige ziekenhuis, beperkte olieverontreiniging in nazorg;<br />
- diverse bodemverontreinigingen op militaire terreinen;<br />
- nabij station <strong>Soest</strong>-zuid, terrein van voormalig metaalverwerkend bedrijf Randstad,<br />
verontreinigd met zware metalen en vluchtige stoffen;<br />
- in een groot gebied rond de Engen in <strong>Soest</strong> is sprake van relatief hoge zinkgehaltes in<br />
het grondwater.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
35 definitief<br />
10.3. Monitoring grondwater- en bodemkwaliteit en voorzuivering<br />
Monitoring<br />
Een van de te nemen maatregelen voor afkoppelen van (beperkt) verontreinigde<br />
oppervlakken, is het monitoren van de grondwater- en bodemkwaliteit. Monitoring van de<br />
bodem- en grondwaterkwaliteit geeft inzicht in het gedrag van stoffen en is belangrijk om te<br />
voorkomen dat zich onverwachte verontreinigingen voordoen.<br />
Besloten is om niet bij alle nieuwe infiltratievoorzieningen de kwaliteit te gaan monitoren. In<br />
overleg met het waterschap, de provincie en Vitens wordt via het convenant afgestemd op<br />
welke wijze en locaties monitoring plaats gaat vinden.<br />
Alle bemonsterde peilbuizen in de gemeente <strong>Soest</strong> worden in een overzicht opgenomen.<br />
Zuivering<br />
Een andere mogelijke maatregel voor afkoppelen van (beperkt) verontreinigde oppervlakken,<br />
is het toepassen van een zuivering bij infiltratiesystemen. Afgestemd op de verwachte<br />
vuilvracht dient afgewogen en getoetst te worden welke zuiveringsmechanisme en -techniek<br />
toepasbaar zijn. Indien mogelijk zal voor het zuiveren gebruik gemaakt worden van<br />
innovatieve producten. Het infiltreren binnen grondwaterbeschermingsgebieden vraagt ook<br />
speciale aandacht, zoals beschreven in de rapportage “Leidraad afkoppelen en infiltreren op<br />
de Utrechtse Heuvelrug, Inventarisatie en afstemming”, zie bijlage 7.<br />
Besloten is om de afweging projectmatig, per project, te maken. Vanwege de<br />
beheersbaarheid wordt daarbij gestreefd om één type zuiveringstechniek toe te passen.<br />
Indien in de toekomst een afkoppelplan wordt opgesteld, wordt dit onderwerp meegenomen.<br />
Standaard wordt elke infiltratievoorziening die bestaat uit kratten voorzien van een<br />
zandvang/olieafscheider put.<br />
10.4. Vaststellen afkoppelbeleid voor particulieren<br />
Afkoppelen door particulieren brengt risico’s met zich mee, met name vanwege de<br />
beheersbaarheid. Mogelijke gevaren voor de grondwaterkwaliteit zijn foutieve aansluitingen,<br />
uitloging van bouwmaterialen en de toepassing van chemische bestrijdingsmiddelen. Het<br />
infiltreren van afstromend hemelwater in de bodem en de toepassing van chemische en<br />
uitloogbare middelen door particulieren, kan niet worden tegengegaan. Wel kan de gemeente<br />
bewustwording bij bewoners creëren, waardoor het onverantwoord infiltreren kan worden<br />
gedemotiveerd.<br />
De gemeente <strong>Soest</strong> geeft bij nieuwbouw (door particulieren en projectontwikkelaars) in het<br />
stadium van de bouwvergunning advies over het infiltreren van afstromend hemelwater op<br />
particulier terrein. Daarnaast wordt in de gemeente de toepassing van regentonnen<br />
gestimuleerd door het BTW bedrag te subsidiëren. Bij grote objecten in het buitengebied<br />
(mechanische riolering) wordt het afkoppelen van hemelwater actief gestimuleerd door de<br />
gemeente <strong>Soest</strong>.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
36 definitief<br />
De gemeente <strong>Soest</strong> gaat een folder opstellen, waarin de bewoners gewezen worden op hun<br />
verantwoordelijkheden en de risico’s van afkoppelen en infiltratie voor de bodem- en<br />
grondwaterkwaliteit. Deze folder wordt verspreid in wijken waar het openbaar gebied<br />
is/wordt afgekoppeld en bij woningen waarvan het hemelwater op een gemeentelijk<br />
drainage-infiltratiesysteem wordt afgevoerd. De folder kan gelijktijdig met de folder over<br />
grondwateroverlast worden verspreid.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
37 definitief<br />
11. Duurzaam bodembeheer en gebiedsgericht grondwaterbeheer<br />
11.1. Achtergrond<br />
De scoop van dit grondwaterplan betreft het kwantitatieve beheer van het ondiepe<br />
grondwater. Voorgestelde maatregelen kunnen echter effecten hebben op andere<br />
beleidsterreinen, zoals rioleringsbeheer en ondergronds ruimtegebruik. Door invoeging van<br />
de grondwatermaatregelen in het VGRP is de samenhang met rioleringsbeheer geborgd. De<br />
samenhang met ondergronds ruimtegebruik zou niet over het hoofd gezien moeten worden.<br />
Het wordt de laatste jaren steeds drukker in stedelijke bodems. Enkele decennia geleden<br />
werd de bodem vrijwel uitsluitend benut voor grondwaterwinning voor drinkwater en<br />
bevloeiing. De bodem bedient tegenwoordig echter steeds meer functies, zoals:<br />
- ondergronds bouwen, voor bijvoorbeeld parkeerkelders en tunnels;<br />
- infiltratie van water voor afkoppelen;<br />
- onttrekking van grondwater voor de drooglegging van woonwijken en bestrijding van<br />
grondwateroverlast (horizontale en verticale drainagesystemen);<br />
- energiewinning, zoals warmte-koude opslagsystemen (WKO’s).<br />
Naast deze nuttige toepassingen zijn delen van de bodem en het grondwater in de afgelopen<br />
decennia verontreinigd geraakt. Deze verontreinigingen kunnen een belemmering zijn voor<br />
de gewenste functies van de bodem. Het is in sommige gevallen niet mogelijk of<br />
economische niet realistisch om bodemverontreinigingen te verwijderen. In dat geval kan een<br />
bodemverontreiniging beschouwd worden als een geaccepteerde vorm van ondergronds<br />
ruimtegebruik c.q. een bodemfunctie. In verschillende stedelijke regio’s wordt dit beleid<br />
onder de naam gebiedsgericht grondwaterbeheer gevoerd, zoals ook beschreven in het<br />
convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties. De provincie Utrecht heeft<br />
aangegeven de mogelijkheden te gaan verkennen om gebiedsgericht grondwaterbeheer toe<br />
te passen binnen de provincie. Hierbij is afstemming en/of samenwerking tussen provincie en<br />
gemeente gewenst.<br />
De verschillende onderdelen van bovengenoemde taak zijn vastgelegd in doelstellingen die in<br />
de onderstaande paragraaf worden behandeld.<br />
11.2. Afstemming bodemgebruik<br />
Door de toename van het aantal functies in een beperkte ruimte in de bodem kunnen<br />
onderlinge beïnvloeding en knelpunten ontstaan. Daarentegen kunnen zich in een drukke<br />
bodem ook kansen voordoen. De verschillende functies kunnen worden gecombineerd. De<br />
WKO’s of bemalingen om grondwateroverlast te bestrijden kunnen bijvoorbeeld gebruikt<br />
worden om grondwaterverontreinigingen te saneren. Grondwateroverlast en<br />
bodemverontreinigingen kunnen wellicht tegelijkertijd worden opgelost door grondwater te<br />
onttrekken en het vrijkomende water na zuivering in te zetten tegen verdroging.<br />
Om de ondergrond zo optimaal en efficiënt mogelijk te kunnen benutten kan een integrale<br />
aanpak voor het gebruik van de ondergrond wenselijk zijn. Gebiedsgericht grondwaterbeheer<br />
zou daarbij een belangrijk onderdeel van kunnen uitmaken.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
38 definitief<br />
De provincie is in het kader van het grondwaterplan voornemens om beleid voor de<br />
afstemming van WKO’s op te stellen. De provincie heeft aangegeven hiervoor wettelijke<br />
instrumenten nodig te hebben die waarschijnlijk in <strong>2011</strong>/2012 beschikbaar komen. Tot die<br />
tijd probeert de provincie de WKO’s zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. <strong>Gemeente</strong>n<br />
worden hierbij zoveel mogelijk betrokken.<br />
De gemeente <strong>Soest</strong> kan hiernaast voor het beheer van de ondergrond in de gemeente in de<br />
toekomst een regierol vervullen, zodat gemeentelijke knelpunten efficiënt opgelost kunnen<br />
worden. Startpunt van een dergelijke rol is een inventarisatie van ondergrondse ruimteclaims<br />
(bestaande en geplande WKO’s, drinkwaterwinning, infiltratiegebieden) en een inventarisatie<br />
van kansen en knelpunten in relatie tot grondwater (mogelijkheden voor WKO, mogelijke<br />
infiltratiegebieden, grondwateroverlastgebieden, verdroging, verontreinigingskaart). De<br />
inventarisatie kan op basis van archiefgegevens worden uitgevoerd. Op basis hiervan kunnen<br />
de mogelijkheden verder worden ingevuld. Mogelijk kan ook aangesloten worden bij<br />
werkzaamheden die de provincie uitvoert. Er is al een provinciebrede WKO-kansenkaart en<br />
een landelijke WKO-kansenkaart.<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
12. Kostendekking<br />
39 definitief<br />
De kosten van de genoemde acties zijn in tabel 2 tot en met 6 geraamd. In de tabellen is in<br />
de eerste kolom het actienummer opgenomen. In de tweede kolom is een opsomming van<br />
acties opgenomen uit het grondwaterbeleid zoals beschreven in bovenstaande hoofdstukken.<br />
De kosten zijn afgerond op duizendtallen. De onderbouwing van deze kosten inclusief een<br />
opsomming van de uitgangspunten is niet in dit grondwaterplan opgenomen. De kosten zijn<br />
inclusief interne uren, exclusief BTW en geraamd met het prijspeil 2009.<br />
Financiering<br />
Met de inwerkingtreding van de Waterwet is eveneens de rioolheffing (verbreed rioolrecht)<br />
geïntroduceerd. Hiermee kan de gemeente alle kosten die direct of indirect te maken hebben<br />
met de invulling van de grondwaterzorgplicht bekostigen. Ditzelfde geldt overigens ook voor<br />
het afvalwater en het hemelwater. Gedacht kan worden aan de kosten van de maatregelen<br />
om nadelige gevolgen van de grondwaterstand te voorkomen of te beperken, maar ook de<br />
kosten voor beheer en onderhoud van de uitgevoerde maatregelen. De genoemde<br />
maatregelen in dit plan kunnen dan ook uit de rioolheffing worden gefinancierd. In het<br />
(verbrede) GRP zal hierover een besluit worden genomen.<br />
Tabel 2: Kostenraming acties in het kader tegengaan grondwateroverlast<br />
6 Grondwateroverlast en -onderlast<br />
actie<br />
nr.<br />
korte omschrijving rea-<br />
lisatie<br />
eenmalige<br />
kosten €<br />
jaarlijkse<br />
kosten €<br />
eenmalige<br />
uren<br />
jaarlijk<br />
se uren<br />
6.1 Onderzoek<br />
peilverlaging Overhees <strong>2011</strong> 20.000 0 0 0<br />
6.2 Onderzoek opheffen<br />
onderbemalen<br />
watergangen 2012 7.000 0 0 0<br />
6.3 SPVE voor nieuw te<br />
ontwikkelen gebieden <strong>2011</strong> 0 0 90 0<br />
6.4 Onderzoek invloed<br />
lekke riolen 2012 0 0 56 0<br />
6.5 Informeren bewoners<br />
over grondwateronttrekkingen<br />
gem. = gemeente<br />
<strong>2011</strong>-<br />
2012 0 0 24 0<br />
trekker finan-<br />
ciering<br />
gem. VGRP<br />
gem. VGRP<br />
gem. VGRP<br />
gem. VGRP<br />
gem. VGRP<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11
Tabel 3: Kostenraming acties monitoring grondwaterstand<br />
8 Monitoring grondwaterstanden<br />
actie<br />
nr.<br />
8.1<br />
8.2<br />
8.3<br />
korte omschrijving rea-<br />
lisatie<br />
eenmalige<br />
kosten €<br />
40 definitief<br />
jaarlijkse<br />
kosten €<br />
eenmalige<br />
KF23A, RAP<strong>2011</strong>0210 14-02-11<br />
uren<br />
jaarlijk<br />
se uren<br />
trekker finan-<br />
ciering<br />
Plaatsen extra<br />
peilbuizen 2014 3.000 0 0 0 gem. VGRP<br />
Beheer peilbuizenmeetnet<br />
in database 2012 0 24 0 gem. VGRP<br />
Exploitatie freatisch<br />
meetnet<br />
8.4. Uitwisseling gegevens<br />
Tabel 4: Kostenraming acties grondwaterloket<br />
9 Grondwaterloket<br />
actie<br />
nr.<br />
korte omschrijving rea-<br />
<strong>2011</strong>-<br />
<strong>2015</strong> 0 7.000 0 0 gem. VGRP<br />
<strong>2011</strong>-<br />
<strong>2015</strong> 0 0 0 8 gem. VGRP<br />
lisatie<br />
eenmalige<br />
kosten €<br />
jaarlijkse<br />
kosten €<br />
eenmalige<br />
uren<br />
jaarlijk<br />
se uren<br />
trekker finan-<br />
ciering<br />
9.1 Website<br />
grondwateroverlast 2012 0 1.000 48 0 gem. VGRP<br />
9.2 Opstellen folder<br />
grondwateroverlast 2012 0 0 64 0 gem. VGRP<br />
9.3 Afstemmen<br />
(grond)waterklachten<br />
met waterschap en<br />
provincie <strong>2011</strong> 0 0 8 0 gem. VGRP<br />
Tabel 5: Kostenraming acties beperking van grondwaterverontreiniging door infiltratie<br />
10 Beperking grondwaterverontreiniging door infiltratie<br />
actie<br />
nr.<br />
korte omschrijving rea-<br />
lisatie<br />
eenmalige<br />
kosten €<br />
jaarlijkse<br />
kosten €<br />
eenmalige<br />
uren<br />
jaarlijk<br />
se uren<br />
trekker finan-<br />
ciering<br />
10.1 Afstemming monitoring<br />
bodem en<br />
grondwaterkwaliteit bij<br />
afkoppelen <strong>2011</strong> 0 0 20 0 gem. VGRP<br />
10.2 Opnemen bemonsterde<br />
peilbuizen in overzicht <strong>2011</strong> 0 0 8 0 gem. VGRP<br />
10.3 Opstellen folder<br />
afkoppelen en infiltratie <strong>2011</strong> 0 0 64 0 gem. VGRP<br />
Tabel 6: Kostenraming acties duurzaam bodembeheer<br />
11 Beperking grondwaterverontreiniging door infiltratie<br />
actie<br />
nr.<br />
korte omschrijving rea-<br />
lisatie<br />
eenmalige<br />
kosten €<br />
jaarlijkse<br />
kosten €<br />
eenmalige<br />
uren<br />
jaarlijk<br />
se uren<br />
trekker finan-<br />
ciering<br />
11.1 Inventarisatie<br />
ruimteclaims,<br />
knelpunten en kansen 2014 5.000 0 0 0 gem. VGRP
BIJLAGEN
Dit beschermingsgebied komt te<br />
vervallen bij intrekken vergunning.<br />
±<br />
0 125 250 500 750 1,000<br />
Meters<br />
grondwaterbeschermingsgebied: infiltreren onder voorwaarden<br />
afkoppelconvenant Utrechtse Heuvelrug<br />
overgangszone: eerst onderzoek naar haalbaarheid infiltratie<br />
infiltratie mogelijk op basis van ontwateringskaart<br />
aandachtsgebieden op basis van klachten<br />
aandachtsgebieden op basis van ontwateringskaart<br />
geen gegevens<br />
Bijlage 2a: Aandachtsgebieden en kansen infiltratie <strong>Soest</strong><br />
SOEST<br />
<strong>Grondwaterplan</strong><br />
A3<br />
420<br />
x<br />
297<br />
schaal: datum: get. door: gezien:<br />
1 : 15.000 10-02-<strong>2011</strong> DO<br />
project: tekeningna am:<br />
Kf23a.bij2a.mxd<br />
Kf23a
±<br />
0 125 250 500 750 1,000<br />
Meters<br />
grondwaterbeschermingsgebied: infiltreren onder voorwaarden<br />
afkoppelconvenant Utrechtse Heuvelrug<br />
infiltratie mogelijk<br />
Bijlage 2b: Aandachtsgebieden en kansen infiltratie<br />
<strong>Soest</strong>erberg en <strong>Soest</strong>duinen<br />
SOEST<br />
<strong>Grondwaterplan</strong><br />
A3<br />
420<br />
x<br />
297<br />
schaal: datum: get. door: gezien:<br />
1 : 15.000 02-02-<strong>2011</strong> DO<br />
project: tekeningna am:<br />
Kf23a.bij2b.mxd<br />
Kf23a
BIJLAGE 3 BELEID EN WETGEVEND KADER<br />
De volgende wetten en beleidsplannen zijn bepalend voor het gemeentelijk<br />
grondwaterbeleid:<br />
- Europese Kaderrichtlijn Water (wet)<br />
- De Waterwet (wet)<br />
- Wet Milieubeheer (wet)<br />
- Nationaal Waterplan 2009-<strong>2015</strong> (ontwerp)<br />
- Nationaal bestuursakkoord water geactualiseerd (afspraak)<br />
- Bestuursakkoord Waterketen 2007 (afspraak)<br />
- Milieuverordening Utrecht<br />
- Provincie Utrecht Provinciaal Waterplan 2010-<strong>2015</strong><br />
- Provinciaal <strong>Grondwaterplan</strong> 2008 t/m 2013<br />
- Zicht op water, langertermijnvisie wininfrastrcutuur 2010-2040, Vitens<br />
- Waterbeheersplan (WBP) Waterschap Vallei & Eem<br />
- <strong>Gemeente</strong>lijk rioleringsplan <strong>Soest</strong> 2005 t/m 2009<br />
- Waterplan <strong>Soest</strong> 2010 - 2014<br />
- Duurzaamheidsplan <strong>Soest</strong> 2010-2014 (concept)<br />
- Diffuse bronnen beleid <strong>Soest</strong><br />
Europese Kaderrichtlijn Water (wet)<br />
De Kaderrichtlijn Water (KRW) is erop gericht de kwaliteit van watersystemen te<br />
verbeteren, onder meer door lozingen aan te pakken, op Europees niveau. Verder is het<br />
de bedoeling het duurzaam gebruik van water te bevorderen en de verontreiniging van<br />
grondwater aanzienlijk te verminderen. Naast een verbetering van de waterkwaliteit is het<br />
streven ook de Europese waterwetgeving te harmoniseren, uiterlijk in <strong>2015</strong>. De KRW stelt<br />
voor alle wateren een hoge ecologische en kwaliteitsdoelstelling. Met name voor wateren<br />
met verhoogde natuurdoelstellingen kan verwacht worden dat nog grote inspanningen<br />
geleverd moeten worden.<br />
De Waterwet (wet)<br />
Acht bestaande wetten (o.a. Wet op de Waterhuishouding en Grondwaterwet) voor het<br />
waterbeheer in Nederland zijn sinds december 2009 vervangen door één Waterwet. De<br />
Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. De wet is gericht op het<br />
bereiken van doelstellingen van watersystemen (stroomgebieden), met een heldere<br />
verdeling van verantwoordelijkheden en taken tussen de verschillende betrokken<br />
overheden. Tevens is de wet gericht op een adequaat instrumentarium voor de uitvoering<br />
van het waterbeleid. Dit betreft dan met name een vermindering van regels,<br />
vergunningstelsels en administratieve lasten.<br />
Door de Waterwet zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat<br />
wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de wet in<br />
het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart,<br />
drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van de functie worden<br />
eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water.<br />
Hemelwater- en grondwaterzorgplicht voor gemeenten<br />
De WMB (art 4.22) en Wtw (art 3.5 en 3.6) bieden de gemeenten een aantal wettelijke<br />
voorzieningen om een adequate aanpak van de stedelijke wateropgave te waarborgen:<br />
1. Een gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling door middel van een openbaar<br />
Kf23a, RAP<strong>2011</strong>0210_bij3 04-02-11<br />
1
2<br />
vuilwaterriool en het transport naar een zuiveringtechnisch werk van stedelijk<br />
afvalwater. De gemeente kan in plaats van aanleg en beheer van een openbaar<br />
vuilwaterriool ook gebruikmaken van een afzonderlijke systemen of andere<br />
passende systemen (zoals IBA’s), indien daarmee eenzelfde graad van<br />
milieubescherming wordt bereikt. Indien de inzameling en transport van<br />
afvalwater niet doelmatig zijn, kan de gemeente van de provincie een ontheffing<br />
krijgen van de zorgplicht.<br />
2. Opname van een zorgplicht voor de gemeente met betrekking tot afvloeiend<br />
hemelwater (‘hemelwaterzorgplicht’).<br />
3. Een zorgplicht voor de gemeente voor het in het openbaar gemeentelijke gebied<br />
treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de<br />
grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te<br />
voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig<br />
is en niet tot zorg van het waterschap of de provincie behoort<br />
(‘grondwaterzorgplicht’).<br />
4. Het doorvoeren van aanpassingen in de Wet milieubeheer die volgen uit de<br />
herijking van het regenwaterbeleid en de herijking van de VROM-regelgeving. Zo<br />
is een nieuw artikel opgenomen waarin wordt bepaald dat bestuursorganen die<br />
bevoegdheden uitoefenen met betrekking tot afvalwater, rekening moeten houden<br />
met een voorkeursvolgorde. De reden hiervoor is dat sommige wijzen van omgaan<br />
met afvalwater vanuit milieuhygiënisch oogpunt uitdrukkelijk de voorkeur<br />
verdienen boven de andere.<br />
5. Het creëren van een heffingsbevoegdheid in de <strong>Gemeente</strong>wet, die de gemeenten,<br />
beter dan tot nu toe het geval was, in staat moest stellen de kosten te verhalen<br />
die gepaard gaan met de gemeentelijke wateropgave (gemeentelijke rioolheffing<br />
6. De mogelijkheid voor gemeenten om bij verordening regels te stellen voor het<br />
lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater.<br />
7. Een ‘verbreding’ van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), door in art. 4.22 WMB<br />
op te nemen dat gemeenten in hun GRP naast de reeds bestaande planverplichting<br />
voor de inzameling en transport van afvalwater ook aandacht besteden aan hun<br />
zorgplicht voor grond- en hemelwater.<br />
Wet Milieubeheer (wet)<br />
Met de inwerkingtreding van de Wet Milieubeheer zijn voorschriften gesteld aan het lozen<br />
van afvalwater. Lozingen op de riolering worden op basis van de Wet milieubeheer<br />
geregeld. Enerzijds mag het materiaal van de riolering niet worden aangetast, anderzijds<br />
mag ook de goede werking van de afvalwater- zuiveringsinrichting niet worden<br />
belemmerd. Tot slot is de kwaliteit van belang in verband met de overstortingen op<br />
oppervlaktewater. Een en ander is vastgelegd in de Instructieregeling lozingsvoorschriften<br />
milieubeheer. Bij Wet milieubeheercontroles bij bedrijven moet ook de<br />
rioleringscomponent worden meegenomen.<br />
Kf23a, RAP<strong>2011</strong>0210_bij3 04-02-11
Nationaal Waterplan 2009-<strong>2015</strong> (ontwerp) 1<br />
Het Nationale Waterplan (NWP), tevens structuurvisie op basis van de nieuwe Waterwet<br />
en de Wet ruimtelijke ordening, beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-<strong>2015</strong><br />
genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en<br />
leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.<br />
Opgaven voor wonen, werken, mobiliteit, recreëren, landschap en natuur, water en milieu<br />
worden in samenhang aangepakt. Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar<br />
gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo toeneemt. Dit moet stedelijk<br />
gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden. Bij de aanpak van de stedelijke<br />
wateropgave wordt rekening gehouden met verdergaande verstedelijking en<br />
klimaatverandering en zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van de stad. De<br />
uitvoering van maatregelen wordt gecombineerd met herstructurering van bestaand<br />
bebouwd gebied en de realisatie van groen in en om de stad.<br />
<strong>Gemeente</strong>n pakken uiterlijk in <strong>2015</strong> in samenwerking met waterschappen in een<br />
gebiedsproces urgente knelpunten van stedelijke wateroverlast aan, inclusief de riolerings-<br />
en waterkwaliteitsopgave (Kaderrichtlijn Water). De overige knelpunten worden uiterlijk in<br />
2027 opgelost. Conform de uitgangspunten van de nieuwe wetgeving die begin 2008 in<br />
werking is getreden, formuleren gemeenten uiterlijk in 2012 beleid voor de invulling van<br />
hun nieuwe wettelijke zorgplichten voor de inzameling van overtollig regenwater en<br />
grondwater in het wettelijk verplichte (verbrede) gemeentelijk rioleringsplan. Verder<br />
maken gemeenten en waterschappen conform de nieuwe bepaling in de Waterwet<br />
afspraken over de afstemming van wederzijdse taken. <strong>Gemeente</strong>n en waterschappen<br />
kunnen er ook voor kiezen deze afspraken te maken in de vorm van een stedelijk<br />
waterplan.<br />
Nationaal bestuursakkoord water geactualiseerd (afspraak)<br />
In 2003 is door het Rijk, IPO (Interprovinciaal Overleg), UvW (Unie van Waterschappen)<br />
en de VNG (Vereniging van Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n) de oorspronkelijke versie NBW<br />
ondertekend. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot <strong>2015</strong> de waterhuishouding in<br />
Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het<br />
gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering.<br />
Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge<br />
periodes.<br />
Een groot deel van de in 2003 gemaakte afspraken is inmiddels uitgevoerd. De NBWpartijen<br />
gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het<br />
akkoord. Daarin staat onder meer hoe zij moeten omgaan met klimaatveranderingen, de<br />
stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er<br />
meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water waarvoor afspraken zijn<br />
gemaakt over het realiseren van schoon en ecologisch gezond water.<br />
1<br />
Doordat het Nationaal Waterplan (NWP) controversieel is verklaard, kunnen een aantal onderdelen<br />
(projecten) uit het Structuurvisiedeel van het NWP voorlopig niet uitgevoerd worden (situatie oktober<br />
2010).<br />
Kf23a, RAP<strong>2011</strong>0210_bij3 04-02-11<br />
3
Bestuursakkoord Waterketen 2007 (afspraak)<br />
Op 5 juli 2007 heeft de VNG samen met andere betrokken partijen een bestuursakkoord<br />
waterketen afgesloten. Dit akkoord bevat afspraken die leiden tot versterking en verdere<br />
stimulering van het bottum-up samenwerkingsproces tussen gemeenten,<br />
drinkwaterbedrijven en waterschappen. Resultaat van deze afspraken moet zijn dat de<br />
doelmatigheid en transparantie van de uitvoering van de taken wordt vergroot. Het<br />
akkoord gaat ervan uit dat een doelmatigheid van 10 à 20 % over 10 jaar haalbaar is.<br />
Aandachtspunten voor de gemeenten uit het bestuursakkoord waterketen zijn met name<br />
Benchmarking rioleringszorg, intergemeentelijke samenwerking en permanente<br />
samenwerking met het waterschap.<br />
• Een belangrijk speerpunt is het doen van vergelijkend onderzoek ter verbetering<br />
van de uitvoering van taken (benchmarking). Benchmarking biedt objectieve<br />
informatie om de uitvoering van taken te vergelijken en op basis daarvan verder<br />
verbeteringen door te voeren. In het bestuursakkoord wordt opgeroepen een<br />
benchmark uit te voeren. In 2010 zal een representatieve groep gemeenten een<br />
benchmark over 2009 hebben uitgevoerd.<br />
• Het bestuursakkoord stelt tot doel dat gemeenten en waterschappen een<br />
permanente samenwerking in het afvalwaterbeheer realiseren en bestuurlijke<br />
overeenkomsten afsluiten om investeringen tegen de laagst maatschappelijke<br />
kosten te realiseren. Voor alle rioolwaterzuiveringsinstallaties en de aangesloten<br />
riolering dient in 2009 een optimalisatiestudie te zijn uitgevoerd, tenzij uit een<br />
snelle inventarisatie blijkt dat er geen optimalisatiekansen zijn. Het waterschap<br />
neemt hiertoe het initiatief.<br />
Het Rijk monitoort de ontwikkeling van de doelmatigheid en transparantie ten opzichte<br />
van het referentiejaar 1998. In 2007 is de eerste monitor uitgevoerd. In 2009 en <strong>2011</strong><br />
worden de tweede en de derde, de laatste, monitor uitgevoerd.<br />
Milieuverordening Utrecht<br />
De Wet Milieubeheer vormt de basis voor provinciale milieuverordeningen, artikel 2.1 van<br />
deze wet bevat de verplichting een verordening ter bescherming van het milieu vast te<br />
stellen. Elke provincie heeft een provinciale milieuverordening. De Provinciale<br />
Milieuverordening Utrecht is een verzameling van provinciale regels om het milieu in<br />
Utrecht te beschermen. Belangrijke onderdelen van die milieuverordening zijn de<br />
paragrafen over inspraak, afvalstoffen, bodemsanering en milieubeschermingsgebieden.<br />
Provincie Utrecht Provinciaal Waterplan 2010-<strong>2015</strong><br />
Het omvat het beleid voor waterveiligheid, waterbeheer en gebruik en beleving van water<br />
in de provincie Utrecht voor de periode 2010-<strong>2015</strong>. Met dit plan voldoet de provincie aan<br />
de verplichting van de Waterwet om voor een periode van zes jaar een regionaal<br />
waterplan op te stellen. Dit plan is opgezet vanuit een watersysteembenadering, specifieke<br />
grondwatertechnische aspecten zijn beschreven in het provinciaal grondwaterplan.<br />
Provinciaal <strong>Grondwaterplan</strong> 2008 t/m 2013<br />
Dit plan beschrijft hoe de provincie Utrecht in de periode 2008 t/m 2013 de beschikbare<br />
voorraad zoet grondwater beschermen en het gebruik ervan reguleren. Het hoofddoel is:<br />
De hoeveelheid en kwaliteit van het grondwater is geschikt voor duurzaam gebruik door<br />
mens en natuur. Informatie daarover is zodanig inzichtelijk dat de samenleving daarmee<br />
rekening kan houden en het provinciaal bestuur daarmee sturing kan geven.<br />
Kf23a, RAP<strong>2011</strong>0210_bij3 04-02-11<br />
4
De belangrijkste onderwerpen zijn:<br />
- Onttrekkingsvergunningen: vergunningsverlening en handhaving.<br />
- Grondwaterbescherming: het grondwaterbeleid is gericht op het behalen van een<br />
goede chemische toestand (ten behoeve van natuur en drinkwater), conform de<br />
doelstellingen van de KRW.<br />
- Drinkwater: onttrekken van grondwater voor dit doel wordt beschouwd als<br />
hoogwaardig gebruik van grondwater, dat toegestaan wordt mits er geen<br />
onaanvaardbare aantasting van andere belangen optreedt.<br />
- Energiewinning: beide vormen van energiewinning (Koude-warmte opslag en<br />
bodemwarmtewisselaars) uit de bodem wordt niet toegestaan in de nabijheid van<br />
drinkwateronttrekkingen en er worden voorwaarden aan de toepassing gesteld.<br />
- Sturing: vindt plaats via regelgeving, ruimtelijke ordening en functies, flankerend<br />
beleid en informatieverzameling voor evaluatie en onderbouwing.<br />
Belangrijke toevoeging op het <strong>Grondwaterplan</strong> is dat gesignaleerd is dat de ondergrond<br />
steeds drukker wordt door onder andere de toename in het gebruik van energiewinning uit<br />
grondwater. Bij het herzien van het <strong>Grondwaterplan</strong> wordt deze ontwikkeling<br />
meegenomen.<br />
Waterbeheersplan (WBP) Waterschap Vallei & Eem<br />
Het bestuur van Waterschap Vallei & Eem heeft een nieuw ontwerp-Waterbeheersplan<br />
(WBP) voor de periode 2010-<strong>2015</strong> vastgesteld en ter inzage gelegd. In het<br />
waterbeheersplan staat wat het waterschap doet om te zorgen voor veilige dijken,<br />
optimale waterpeilen en schoon water in sloten, beken, kanalen en plassen. Centraal staan<br />
de waterschapstaken: waterbeheer, waterkering en waterketen. Nieuw grondwaterbeleid<br />
specifiek voor het waterschap is nog niet ontwikkeld.<br />
<strong>Gemeente</strong>lijk rioleringsplan <strong>Soest</strong> 2005 t/m 2009<br />
In het <strong>Gemeente</strong>lijk Rioleringsplan 2005-2009 is omschreven hoe het bestaande<br />
rioleringsstelsel in elkaar zit en hoe het functioneert. Er worden doelen voor de<br />
betreffende periode in beschreven waaraan het rioleringsstelsel moet voldoen en welke<br />
maatregelen getroffen moeten worden om de gestelde doelen te halen. Ook het<br />
kostenplaatje wat hierbij hoort is in het plan beschreven. In 2010 komt het nieuwe<br />
verbrede gemeentelijke rioleringsplan voor de periode 2010-2014.<br />
Waterplan <strong>Soest</strong> 2010 - 2014<br />
Het waterplan vormt een kader voor het nieuwe <strong>Gemeente</strong>lijke Rioleringsplan (GRP). Dit<br />
betekent dat de gemeente haar eigen acties waar mogelijk zal vastleggen in het GRP<br />
2010-2014. <strong>Gemeente</strong>lijke acties die buiten de reikwijdte van het GRP vallen, zijn<br />
opgenomen in het actieprogramma van dit geactualiseerde waterplan. Dat geldt ook voor<br />
samenwerkingen en voor acties van andere partijen. In het waterplan worden<br />
grondwateraspecten op hoofdlijnen beschreven, op basis van een integrale<br />
watersysteembenadering.<br />
Duurzaamheidsplan 2010-2014 (concept)<br />
In het duurzaamheidsplan is samenhangend, integraal, milieu- en duurzaamheidsbeleid<br />
vastgesteld, op het gebied van milieu, duurzaamheid, afval en klimaat. Het doel is om per<br />
beleidsveld hoger op de ‘duurzaamheidsladder’ te komen staan. Hiertoe worden een aantal<br />
acties en projecten op het gebied van duurzaamheid en milieu uitgevoerd, of worden<br />
voorstellen gedaan om beleidsprocessen anders in te richten. Intern zal het plan<br />
Kf23a, RAP<strong>2011</strong>0210_bij3 04-02-11<br />
5
doorwerken in de beleidsvelden; ruimtelijke ordening, water, bouwen, verkeer, openbare<br />
verlichting, volkshuisvestingsbeleid, onderwijs, grondzaken en inkoop.<br />
Thema’s die leidende principes zijn voor de toekomstvisies in dit nieuwe Milieu- en<br />
duurzaamheidsplan zijn:<br />
<strong>Soest</strong> op weg naar klimaatneutraal<br />
Hiermee wil <strong>Soest</strong> alle inwoners, organisaties en bedrijven die hun activiteiten<br />
klimaatneutraal willen maken stimuleren.<br />
Duurzaamheid en Cradle to Cradle<br />
De ultieme duurzaamheid. Dit principe daagt uit om producten, maar ook gebouwen<br />
en steden, intelligenter te ontwerpen en om productieprocessen schoon en vooral ‘ecoeffectief’<br />
in te richten. Met het grondbeginsel ‘afval = voedsel’ als richtlijn.<br />
Veiligheid en gezondheid<br />
Deze principes zullen altijd uitgangspunt van het milieubeleid moeten zijn waarbij in<br />
acht wordt genomen:<br />
- Herstellen van milieuschade<br />
- Voorkomen van milieuschade<br />
- Geen afwenteling naar elders of naar toekomstige generaties.<br />
Diffuse bronnen beleid<br />
De gemeente heeft in collegestuk (behandeldatum 20-02-2007) het beleid omtrent diffuse<br />
bronnen verder uitgewerkt. Het doel van dit beleid is gericht op het verder reduceren van<br />
de diffuse emissies naar het oppervlaktewater. Een vijftal bronnen worden hierin<br />
onderscheiden te weten:<br />
• Chemische bestrijdingsmiddelen;<br />
• Bouwmaterialen;<br />
• Landbouw;<br />
• Verkeer;<br />
• Hondenpoep.<br />
Kf23a, RAP<strong>2011</strong>0210_bij3 04-02-11<br />
6
- <br />
-
- <br />
-
Bijlage 5 Gevolgen van te hoge en te lage grondwaterstanden<br />
Grondwateroverlast<br />
Woningen en gebouwen<br />
Ten gevolge van langdurig te hoge grondwaterstanden kan vochtoverlast ontstaan in<br />
woningen, zoals bijvoorbeeld water in kruipruimten, zwam- en schimmelvorming, een<br />
muffe lucht of stank, vochtplekken op wanden, aantasting van behang of stucwerk,<br />
aantasting van (houten) vloeren, plinten en vloerbedekking en negatieve beïnvloeding van<br />
het klimaat in de woning.<br />
Wegen en verhardingen<br />
Een te hoge grondwaterstand ter plaatse van wegen en verhardingen heeft overmatige<br />
slijtage tot gevolg, bijvoorbeeld door spoorvorming of opdooi en stabiliteitsverlies van het<br />
wegcunet.<br />
Groenbeheer<br />
In verband met de benodigde bewortelingsdiepte dienen te hoge grondwaterstanden te<br />
worden voorkomen. Een te hoge grondwaterstand ter plaatse van tuinen en plantsoenen<br />
zorgt in het algemeen voor slechte groeicondities voor de beplanting.<br />
Bouwkundige oorzaak van grondwateroverlast<br />
Er is bijvoorbeeld sprake van een bouwkundig gebrek bij kelders die niet waterdicht zijn.<br />
Volgens de bouwvoorschriften behoren ondergrondse ruimten welke zijn ingericht als<br />
woon- en verblijfsruimten, waterdicht te zijn. Andere voorbeelden van vochtoverlast in<br />
woningen die bouwkundig kunnen worden opgelost zijn optrekkend vocht door de muren<br />
en begane grondvloeren welke niet hychroscopisch zijn. In het Bouwbesluit, van kracht<br />
sinds 1992, zijn hiervoor regels opgenomen.<br />
Regenwater<br />
Indien de infiltratiecapaciteit van de toplaag van de bodem onvoldoende is, als gevolg van<br />
slecht doorlatende grondlagen, ontstaan na hevige neerslag plassen in tuinen en<br />
plantsoenen. Deze plassen blijven vaak langere tijd aanwezig en de plantsoenen zijn<br />
drassig. Ook kan regenwater overlast veroorzaken doordat er lekstromen vanaf maaiveld<br />
naar gevels of kelderwanden ontstaan.<br />
Bij een verkeerde of onvoldoende afvoer van hemelwater van verharde oppervlakken of<br />
maaiveld, bijvoorbeeld verhardingen onder onjuist afschot of het plaatsen van kolken op<br />
de verkeerde plek kan ook overlast ontstaan in kruipruimten of kelders. Deze oorzaken<br />
van wateroverlast hebben geen relatie met het grondwater.<br />
Grondwateronderlast<br />
Droogstand houten paalfunderingen<br />
Door periodieke droogstand neemt de kwaliteit van een houten paalfundering af. Dit werkt<br />
cumulatief over losstaande perioden van droogstand (bijvoorbeeld elk jaar twee<br />
maanden). Na langdurige (decennia) cumulatieve droogstand moet veelal funderingsherstel<br />
uitgevoerd worden. Het uitvoeren van funderingsherstel is een taak van de<br />
eigenaar van het pand en wordt daarom in dit gemeentelijk plan niet verder behandeld.<br />
kf23a.bij5.docx 04-02-11<br />
1
Voor gemeenten is het sinds de inwerkingtreding van de grondwaterzorgplicht van belang<br />
om te voorkomen dat door gemeentelijke ingrepen droogstand wordt veroorzaakt.<br />
Oorzaken van droogstand waarvoor de gemeenten aangesproken zouden kunnen worden<br />
zijn:<br />
- onbedoeld lekke riolen met een drainerende werking;<br />
- het uitvoeren van bemalingen door de gemeente, zoals voor bouwkuipen of<br />
rioolwerkzaamheden (vaak kortstondig);<br />
- een te grote grondwaterstandverlaging door drainage in de openbare ruimte.<br />
Door een adequate werkvoorbereiding van gemeentelijke ingrepen in de openbare ruimte<br />
wil de gemeente droogstand zo veel mogelijk beperken.<br />
Daarnaast kan droogstand veroorzaakt worden door langere perioden van droogte (door<br />
klimaatveranderingen), een lagere grondwaterstand door een verlaging van het<br />
oppervlaktewaterpeil (verantwoordelijkheid waterschap), het uitvoeren van bemalingen<br />
door derden of een te hoog aangelegde fundering. Voor deze oorzaken zullen gemeenten<br />
over het algemeen niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden.<br />
Ander gevolg van een verlaagde grondwaterstand bij houten paalfunderingen kan een<br />
ontoelaatbare toename van negatieve kleef op de funderingspaal zijn.<br />
Verdroging van de groenvoorziening<br />
Te lage grondwaterstanden hebben een negatieve invloed op de groeicondities van<br />
beplanting. Hierdoor zou bijvoorbeeld het gewenste ecohydrologische streefbeeld in<br />
landgoederen en stadsparken niet behaald kunnen worden.<br />
Zettingen van slappe bodemlagen<br />
Bij uitzonderlijke lage grondwaterstanden kunnen slappe bodemlagen (klei en veen) gaan<br />
zetten. Hierdoor treedt vaak ook een maaiveldzetting op. Gevolgen voor de gemeente<br />
kunnen zijn dat werkzaamheden aan kabels en leidingen of wegverharding moeten<br />
plaatsvinden. Daarnaast kan door zettingen gebouwschade optreden.<br />
kf23a.bij5.docx 04-02-11<br />
2
BIJLAGE 6 MAATREGELEN TEGEN GRONDWATEROVERLAST<br />
Er kunnen verschillende maatregelen worden genomen om grondwateroverlast tegen te<br />
gaan.<br />
1. Bouwtechnische maatregelen<br />
Bij renovatie- en herstelprojecten dienen panden conform het Bouwbesluit waterdicht<br />
gemaakt te worden. Nadat bouwtechnische maatregelen zijn uitgevoerd kan de<br />
grondwaterstand natuurlijker gaan fluctueren zonder dat dit tot wateroverlast in de<br />
panden hoeft te leiden. Dit zijn over het algemeen duurzame maatregelen. Veelal zullen<br />
bouwtechnische maatregelen worden uitgevoerd bij panden die lager liggen dan de wegen<br />
of die zich op grote afstand van de wegen bevinden. In dergelijke situaties zijn<br />
maatregelen in het openbaar gebied vaak niet doeltreffend voor de overlast bij de<br />
desbetreffende panden. De meest voorkomende bouwtechnische maatregelen zijn:<br />
- het dampdicht maken van de begane grondvloer;<br />
- het injecteren van bouwmuren om optrekkend vocht tegen te gaan;<br />
- het waterdicht maken van kelders;<br />
- aanpassingen aan de kruipruimte om de luchtvochtigheid te verminderen. Hierbij<br />
wordt gedacht aan bijvoorbeeld het aanbrengen van een schelpenlaag, het verbeteren<br />
van de ventilatie et cetera.<br />
Voor het treffen van bouwtechnische maatregelen zijn de woningeigenaren primair zelf<br />
verantwoordelijk. Bouwtechnische maatregelen worden daarom in dit gemeentelijk<br />
grondwaterbeheerplan niet uitgewerkt.<br />
2. Ophogen maaiveld<br />
Bij sloop en nieuwbouw kan het betreffende terrein worden opgehoogd. Om wegen aan te<br />
passen aan de van nature voorkomende grondwaterstanden, dienen wegen eveneens te<br />
worden opgehoogd.<br />
De effecten van het lokaal ophogen op de directe omgeving kunnen aanzienlijk zijn, het is<br />
derhalve een gecompliceerde maatregel. Bij reconstructiewerken, waarbij een hele buurt<br />
opnieuw wordt ingericht, zijn meer mogelijkheden. Dit zal per reconstructieproject moeten<br />
worden bezien.<br />
3. Creëren open water<br />
Door het aanleggen van nieuwe waterlopen verbeteren de afwaterings- en<br />
ontwateringmogelijkheden. Daarnaast nemen hierdoor de mogelijkheden voor afkoppelen<br />
toe.<br />
Nieuwe watergangen vergen veel ruimte, ruimte die binnen bebouwd gebied schaars is.<br />
Bovendien is het creëren van open water onvoldoende om voldoende ontwatering te<br />
realiseren. Drainage is altijd noodzakelijk. Dit is derhalve een lastig te realiseren<br />
maatregel.<br />
4.Grondwatertechnische maatregelen<br />
Om de ontwateringsituatie in bestaand stedelijk gebied te verbeteren kunnen in het<br />
openbaar gebied grondwatertechnische maatregelen worden uitgevoerd. Door het<br />
aanleggen van grondwatertechnische maatregelen verbeteren de afwaterings –en<br />
ontwateringmogelijkheden.<br />
kf23a.bij6.docx 04-02-11<br />
1
Grondwatertechnische maatregelen kunnen in tegenstelling van het creëren van open<br />
water, eenvoudig en snel worden aangelegd. Dit kan bijvoorbeeld in combinatie met<br />
rioolvervangingswerken worden aangelegd.<br />
kf23a.bij6.docx 04-02-11<br />
2
BIJLAGE 7<br />
Rapportage: Leidraad afkoppelen en infiltreren op de Utrechtse Heuvelrug, inventarisatie<br />
en afstemming
Leidraad afkoppelen en<br />
infiltreren<br />
op de Utrechtse Heuvelrug<br />
Inventarisatie en afstemming<br />
Definitief<br />
Uitgebracht aan:<br />
<strong>Gemeente</strong> Utrechtse Heuvelrug<br />
Kerkplein 2<br />
3941 HV DOORN
definitief<br />
KF58A, RAP20091005 10-12-09
Projecttitel : Leidraad afkoppelen en infiltreren op de<br />
Utrechtse Heuvelrug; inventarisatie en<br />
afstemming<br />
Projectcode : KF58A<br />
Soort document : Definitief<br />
Kenmerk : KF58A, RAP20091202<br />
Opdrachtgever : <strong>Gemeente</strong> Utrechtse Heuvelrug<br />
Opgesteld door : drs. ing. M.J. Kuiper<br />
Senior projectleider : ir. J.H. Bouma<br />
Paraaf opsteller :<br />
Paraaf senior projectleider :<br />
Datum : 10 december 2009<br />
definitief<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
Inhoudsopgave<br />
definitief<br />
Tekst pagina<br />
1. Inleiding ........................................................................................................... 1<br />
2. Hemelwater ....................................................................................................... 2<br />
3. Gebiedsbeschrijving ............................................................................................ 4<br />
3.1. Algemeen .................................................................................................... 4<br />
3.2. Geohydrologie .............................................................................................. 4<br />
4. Verspreiding verontreinigingen bij infiltratie ............................................................7<br />
4.1. Algemeen .................................................................................................... 7<br />
4.2. Verontreinigingsbronnen bij afstromend hemelwater .......................................... 8<br />
4.3. Kans op verspreiding naar het grondwater per stofgroep..................................... 9<br />
4.4. Conclusies verspreiding verontreinigingen ....................................................... 11<br />
5. Bronmaatregelen .............................................................................................. 11<br />
6. Beslisschema afkoppelen en infiltreren ................................................................ 14<br />
6.1. Algemeen .................................................................................................. 14<br />
6.2. Voorkeursvolgorde voor infiltratie .................................................................. 14<br />
6.3. Infiltratiemogelijkheden en voorwaarden ........................................................ 15<br />
6.3.1. Algemeen ............................................................................................. 15<br />
6.3.2. Typering verhard oppervlak .................................................................... 15<br />
6.3.3. Gevolgen voor grondwaterkwaliteit .......................................................... 16<br />
6.3.4. Beslisschema ........................................................................................ 16<br />
6.4. Maatregelen ter beperking uitspoeling naar grondwater .................................... 18<br />
7. Voorbeelden infiltratievoorzieningen .................................................................... 19<br />
Bijlagen<br />
1. Algemene begrippenlijst<br />
2. Grondwaterbeschermingsgebieden<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
1. Inleiding<br />
1 definitief<br />
In de ontwerp waterplannen van de provincie Utrecht enerzijds en het waterschap Vallei<br />
en Eem en Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden anderzijds, zijn verschillende<br />
visies weergegeven ten aanzien van het afkoppelen op de Utrechtse Heuvelrug.<br />
Het grondwaterbeleid van de waterschappen is met name gericht op de<br />
grondwaterkwantiteit en heeft als speerpunt het vasthouden van water, bijvoorbeeld door<br />
het in de bodem brengen van hemelwater. Het beleid van de provincie is daarentegen met<br />
name gericht op de waterkwaliteit en heeft als speerpunt het beschermen van de<br />
grondwaterkwaliteit, bijvoorbeeld door het beperken van de infiltratie van verontreinigd<br />
hemelwater.<br />
Om tot overeenstemming over het afkoppelen van schoon water van de riolering op de<br />
Utrechtse Heuvelrug te komen, is een werkgroep opgericht met vertegenwoordigers van<br />
de provincie, Vitens, de waterschappen en een aantal gemeenten. Het planvormingsproces<br />
met deze partijen heeft geleid tot een afgestemd afkoppelbeleid, waarvan voorliggende<br />
rapportage het resultaat is. Om de samenwerking te bekrachtigen is een convenant<br />
opgesteld. Beoogd wordt dat het convenant door bovenstaande partijen wordt gedragen<br />
en bestuurlijk wordt vastgesteld.<br />
Voorliggende rapportage betreft een samenvattend technische achtergrondrapportage<br />
voor het afkoppelbeleid op de Utrechtse Heuvelrug. Deze rapportage is als bijlage van het<br />
convenant opgenomen. Gezien de kwetsbaarheid van de grondwatervoorraad in de<br />
Utrechtse Heuvelrug, vraagt het gebied om locatiespecifiek beleid voor infiltratie. Deze<br />
rapportage heeft betrekking op het infiltreren van afstromend hemelwater en de risico’s<br />
hiervan voor de grondwaterkwaliteit, niet op oppervlaktewater.<br />
Voor de begrenzing van de Utrechtse Heuvelrug wordt de volgende definitie aangehouden:<br />
“dat deel van de Utrechtse Heuvelrug waarbinnen het grootste deel van het<br />
neerslagoverschot (de ondiepe grondwateraanvulling) het diepe grondwater bereikt”. Deze<br />
definitie is in lijn met de beoogde bescherming van de strategische grondwatervoorraad in<br />
de provincie (notitie “Grenzen en zones Visie Utrechtse Heuvelrug”, Grontmij, kenmerk<br />
274493, d.d. 26 juni 2009).<br />
Enkele in deze rapportage gebruikte begrippen zijn toegelicht in een algemene<br />
begrippenlijst, zie bijlage 1.<br />
Totstandkoming<br />
De procesbegeleiding is verzorgd door Wareco. In de eerste twee overleggen van de<br />
werkgroep, in het voorjaar van 2009, is een eerste opzet van een beslisboom besproken.<br />
Ook is de wens uitgesproken om meer inzicht te krijgen in de risico’s van verspreiding van<br />
mogelijke verontreinigingen in relatie tot de kwetsbaarheid van de Utrechtse Heuvelrug.<br />
Wareco heeft een literatuurstudie verricht naar het gedrag van prominente stofgroepen in<br />
de bodem (kenmerk KF58A, NOT20090520, d.d. 20 mei 2009). Op 28 mei 2009 zijn de<br />
risico’s besproken met de werkgroep. Tevens was een promovendus van de TU Delft<br />
(F. Boogaard) aanwezig om de meest recente wetenschappelijke inzichten hieromtrent te<br />
presenteren. De resultaten hiervan zijn verwerkt in deze rapportage. Vervolgens zijn<br />
conceptrapporten met de werkgroep besproken op 23 juni 2009 en 22 september 2009.<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
2. Hemelwater<br />
2 definitief<br />
Het watersysteem van Nederland is er van oudsher op ingericht om afstromend<br />
hemelwater zo snel mogelijk af te voeren, zoals is aangegeven in figuur 1. Inmiddels<br />
wordt al enige tijd onderkend dat deze behandelingswijze allerlei nadelen met zich<br />
meebrengt voor het gehele watersysteem. Het rioolstelsel wordt bijvoorbeeld zwaar belast<br />
met piekafvoeren, waardoor deze frequent overstorten op oppervlaktewater. De<br />
rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI) werken minder goed bij veel hemelwater. Deze<br />
effecten zijn nadelig voor de waterkwaliteit, -kwantiteit en de waterbodemkwaliteit.<br />
Figuur 1: De weg van de druppel<br />
Vanwege deze nadelen is nieuw waterbeleid gevormd. Met het oog op de waterkwantiteit<br />
wordt water, conform het beleid van Waterbeheer 21 e eeuw (WB21), in het algemeen naar<br />
voorkeur behandeld volgens de trits: vasthouden-bergen-afvoeren. Belangrijk is dat water<br />
zo lang mogelijk wordt vastgehouden in eigen gebied, zo veel mogelijk wordt geborgen en<br />
zo langzaam mogelijk wordt afgevoerd. Bijvoorbeeld door infiltratie van afstromend<br />
hemelwater.<br />
Hoe met afstromend hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken omgegaan zou<br />
moeten worden, staat ondermeer beschreven in de regenwaterbrief van Van Geel aan de<br />
Tweede Kamer en is op 1 januari 2008 wettelijk vastgelegd in de nieuwe Wet<br />
<strong>Gemeente</strong>lijke Watertaken. Daarin worden vier pijlers onderscheiden:<br />
1. aanpak bij de bron;<br />
2. regenwater vasthouden en bergen;<br />
3. regenwater gescheiden van afvalwater afvoeren;<br />
4. integrale afweging op lokaal niveau.<br />
De waterkwaliteit moet bij de omgang met hemelwater niet uit het oog worden verloren.<br />
De Utrechtse Heuvelrug is tenslotte een kwetsbaar gebied met de belangrijkste<br />
hernieuwbare grondwatervoorraad van de provincie Utrecht. Dit grondwater is van belang<br />
voor drinkwater, landbouw en natuur. Voor de grondwaterkwaliteit is ondermeer de<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
3 definitief<br />
Kaderrichtlijn Water (KRW) van toepassing. De KRW schrijft voor dat verslechtering van<br />
de grondwaterkwaliteit in beginsel niet is toegestaan en dat de inbreng van<br />
verontreinigende stoffen dient te worden voorkomen of beperkt (art. 4 KRW resp. art. 6<br />
Grondwaterrichtlijnen). Een andere doelstelling van de KRW is het verlagen van<br />
zuiveringsinspanning van drinkwaterbedrijven.<br />
Ook is de voorkeursvolgorde voor omgaan met hemelwater en afvalwater aan de bron van<br />
toepassing, zoals genoemd in de Wet milieubeheer (Wm, artikel 10.29a). Bij hemelwater<br />
geldt dat lokale lozing van hemelwater in het milieu (al dan niet via een gemeentelijk<br />
hemelwatersysteem) de voorkeur geniet boven lozing op een gemengd stelsel. Als laatste<br />
optie wordt het afvoeren naar de RWZI genoemd. Lozing op oppervlaktewater is vanuit<br />
waterkwalitatieve overwegingen (Wm) gelijkwaardig aan lozing op de bodem. De<br />
voorkeursvolgorde geeft richting aan de integrale beleidsmatige afwegingen die<br />
gemeenten maken bij het omgaan met hemelwater en ander afvalwater bij de bron.<br />
<strong>Gemeente</strong>n kunnen van de voorkeursvolgorde afwijken.<br />
Bij de omgang met (hemel)water heeft, conform de Wet <strong>Gemeente</strong>lijke Watertaken, de<br />
gemeente een regierol om via een integrale afweging voor de lange termijn te bepalen hoe<br />
invulling gegeven kan worden aan het hemelwaterbeleid. Daarbij worden verschillende<br />
keuzes gemaakt, zoals het wel of niet afkoppelen van het verhard oppervlak of het bepalen<br />
van de afvoerroute van het afstromende hemelwater (bodem, oppervlaktewater of RWZI).<br />
Hier liggen kansen voor gemeenten om stappen te zetten richting duurzaam waterbeheer.<br />
Uitgangspunt in de nieuwe regelgeving is dat afstromend hemelwater meestal schoon<br />
genoeg is om zonder zuivering in het milieu te worden teruggebracht, maar gezien de<br />
grote kwetsbaarheid van het grondwater in de Utrechtse Heuvelrug is afgestemd beleid<br />
noodzakelijk.<br />
Wettelijk kader voor infiltratie regenwater en verantwoordelijkheden<br />
Voor beschermingszones rond winningen gelden de regels bij en krachtens de provinciale<br />
milieuverordening. Bij afkoppelen in een grondwaterbeschermingsgebied gelden de<br />
spelregels uit het Besluit verhardingen en gebouwen, provincie Utrecht 2003. Hiervoor<br />
gelden algemene voorschriften en een meldingsplicht bij de provincie. De richtlijnen<br />
vermeld in voorliggend rapport worden beschouwd als een nadere uitwerking van de<br />
regels binnen grondwaterbeschermingsgebieden zoals vermeld in de Provinciale<br />
milieuverordening (de bijzondere zorgplicht) en het Besluit verhardingen en gebouwen.<br />
Buiten de grondwaterbeschermingsgebieden geldt het algemene beschermingsniveau zoals<br />
dat middels generieke(landelijke) regelgeving is geregeld. Voor lozing van schoon<br />
hemelwater in de bodem is geen melding vereist.<br />
De verschillende overheden op de Utrechtse Heuvelrug hebben de volgende<br />
verantwoordelijkheden teneinde een goede grondwaterkwantiteit en -kwaliteit te bewaken<br />
dan wel te bereiken:<br />
a. De provincie is verantwoordelijk voor het bereiken van de goede<br />
grondwaterkwaliteit, uitvoering van wettelijke beschermingstaken en de<br />
uitvoering van de KRW-maatregelen zoals de terugdringing van het<br />
bestrijdingsmiddelengebruik, en rapporteert over de toestand en maatregelen<br />
aan het Rijk;<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
4 definitief<br />
b. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor een goede<br />
oppervlaktewaterkwantiteit, en -kwaliteit, uitvoering van wettelijke<br />
beschermingstaken en de uitvoering van de KRW-maatregelen zoals de<br />
terugdringing van riooloverstorten;<br />
c. <strong>Gemeente</strong>n zijn verantwoordelijk voor het stedelijke waterbeheer wat betreft<br />
de zorgplicht voor afstromend hemelwater, grondwateronder- en overlast en<br />
afvalwater en zijn verantwoordelijk voor een integrale afweging hoe om te<br />
gaan met hemel-, afval- en grondwater;<br />
d. Vitens is verantwoordelijk voor een gegarandeerde drinkwatervoorziening en<br />
voert daartoe taken uit op grond van de Drinkwaterwet.<br />
3. Gebiedsbeschrijving<br />
3.1. Algemeen<br />
De Utrechtse Heuvelrug betreft een stuwwal. Het landgebruik op de stuwwal is<br />
voornamelijk bos. De Heuvelrug wordt omgeven door het Gooi, de Gelderse Vallei, het<br />
Kromme Rijngebied en Noorderpark. Het hoogste punt van de stuwwal bevindt zich nabij<br />
Amerongen op 68 meter boven NAP. Het regionale maaiveldverloop is weergegeven in<br />
figuur 2.<br />
3.2. Geohydrologie<br />
Figuur 2: Hoogtekaart Heuvelrug (bron: AHN.nl)<br />
Het grondwatersysteem en de bodemopbouw is schematisch weergegeven in figuur 3.<br />
Bodem<br />
De bodem bestaat op de Heuvelrug voornamelijk uit grof zand. Dit zandpakket is op veel<br />
plaatsen erg dik, tot wel 120 m. Mede door opstuwing bevinden zich lokaal dunne, slecht<br />
doorlatende, leem en kleilaagjes in de ondiepe bodem.<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
Figuur 3: Geohydrologisch overzicht Heuvelrug (bron: TNO)<br />
5 definitief<br />
Grond- en oppervlaktewater<br />
Door de hoge ligging is er over het algemeen sprake van een lage grondwaterstand (tot<br />
50 m onder maaiveld) en is weinig oppervlaktewater aanwezig op de Heuvelrug. Aan de<br />
voet van de Heuvelrug is een hogere grondwaterstand (vanaf circa 1 m onder maaiveld)<br />
aanwezig, waardoor enkele waterpartijen voorkomen. De dorpen, welke zich voornamelijk<br />
op de flanken van de Heuvelrug bevinden, hebben over het algemeen een hoge en droge<br />
kern, met een aantal lager gelegen wijken.<br />
Verspreid over de Heuvelrug is een aantal poelen en vennen aanwezig. De poelen en<br />
vennen zijn vaak afhankelijk van hoge grondwaterstanden en hemelwater.<br />
De Utrechtse Heuvelrug is door de provincie Utrecht aangewezen als kwetsbaar<br />
grondwatergebied. Daarom wordt in het milieubeleid van de provincie sinds 2005<br />
(Waterhuishoudingsplan 2005-2010 en het provinciaal Waterplan 2010-<strong>2015</strong>) ingezet op<br />
een pro-actieve bescherming van de Heuvelrug tegen verontreiniging.<br />
Drinkwatervoorziening<br />
Op verschillende plaatsen zijn grondwaterwinningen ten behoeve van de<br />
drinkwatervoorziening aanwezig. Vooral in de omgeving van Zeist-De Bilt zijn grote<br />
grondwaterbeschermingsgebieden (GBG) aangewezen. Alle onttrekkingen op de Heuvelrug<br />
zijn in het bezit van drinkwaterbedrijf Vitens, op de winning bij Doorn na. De provincie<br />
Utrecht is binnen de GBG bevoegd gezag ten aanzien van het drinkwaterbelang,<br />
daarbuiten heeft het een adviserende functie voor diep grondwater vanwege haar rol als<br />
grondwaterbeheerder ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water. Vitens wil graag op de<br />
hoogte blijven van de activiteiten in de GBG, met name als het gaat om infiltratie. De<br />
kaart met de GBG rond de onttrekkingen is opgenomen in figuur 4 en bijlage 2.<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
6 definitief<br />
Figuur 4: Grondwaterbeschermingsgebieden op de Heuvelrug<br />
(brongegevens: Provincie Utrecht, 2003). De grenzen van de beschermingsgebieden<br />
worden in 2010 herzien.<br />
Natuur<br />
Er zijn enkele verdrogingsgevoelige natuurgebieden (inclusief de Natura 2000 gebieden)<br />
aanwezig op de flanken van de Heuvelrug, zie figuur 5. Deze gebieden worden beïnvloed<br />
door de kwel van de Heuvelrug. Slechts enkele Natura 2000 gebieden, zoals de Blauwe<br />
Hel, Kolland/Overlangbroek, het Noorderpark en Groot Zandbrink worden actief beïnvloed<br />
door de kwelstroom.<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
7 definitief<br />
Figuur 5: Gebieden met verdrogingsgevoelige natuur (bron: <strong>Grondwaterplan</strong> provincie<br />
Utrecht 2008-2013)<br />
4. Verspreiding verontreinigingen bij infiltratie<br />
4.1. Algemeen<br />
Om inhoudelijke afspraken over de omgang met het hemelwater te kunnen maken, is<br />
inzicht nodig in:<br />
- de vuilvracht van afstromend hemelwater, zie paragraaf 4.2.;<br />
- de risico’s voor het ontvangend milieu (bodem en grondwater), zie paragraaf 4.3.<br />
Dit hoofdstuk geeft een samenvattende beschrijving van een door Wareco opgestelde<br />
notitie over stofgedrag in de bodem bij infiltratie van afstromend hemelwater (kenmerk<br />
KF58A, NOT20090520, d.d. 20 mei 2009), aangevuld met recente wetenschappelijke<br />
inzichten.<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
4.2. Verontreinigingsbronnen bij afstromend hemelwater<br />
8 definitief<br />
Het landelijke uitgangspunt is dat het hemelwater in principe schoon is. Het hemelwater<br />
kan verontreinigd raken zodra het op verhard oppervlak terecht komt. Afhankelijk van het<br />
verhard oppervlak kan het hemelwater in meer of mindere mate verontreinigd raken,<br />
alvorens het water infiltreert in de bodem. Een mogelijke route van het hemelwater is<br />
schematisch weergegeven in figuur 6.<br />
De mate van verontreiniging hangt af van het type verharding (contactoppervlakken) en<br />
de activiteiten die er plaatsvinden.<br />
Uitloogbare bouwmaterialen<br />
De invloed van bouwmaterialen op de kwaliteit van hemelwater dat afvloeit via daken,<br />
dakgoten en regenpijpen kan groot zijn bij toepassing van uitlogende bouwmaterialen. Zo<br />
geldt dat bij bitumenhoudende daken met zinken dakgoten er het best niet afgekoppeld<br />
kan worden in de eerste jaren. Voor infiltratie van water afkomstig van daken, is derhalve<br />
kennis nodig van de gebruikte materialen.<br />
Verkeer<br />
Ook verkeer zorgt voor een zekere verontreiniging van het afstromend water. Er bestaat<br />
een relatie tussen wegsoorten en verontreiniging. Bij ZOAB (Zeer Open AsfaltBeton)<br />
wegen is de mate van vervuiling lager dan bij DAB (Dicht AsfaltBeton) wegen. In<br />
wetenschappelijke studies is echter geen relatie tussen verkeersintensiteit en vervuiling<br />
aangetoond. Andere bron van verontreiniging zijn strooizouten.<br />
Bestrijdingsmiddelen<br />
Ook onkruidbestrijding is een mogelijke wijze van verontreiniging. Bij toepassing van een<br />
chemische werkwijze is er een vergrote kans op diffuse verontreiniging.<br />
Overige bronnen<br />
Andere mogelijke processen en elementen die hemelwater kunnen vervuilen zijn<br />
ondermeer: onjuiste aansluitingen en lozingen, incidenten, het wassen van auto’s,<br />
straatvuil, dierlijke fecaliën en wegmeubilair.<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
Figuur 6: Verschillende verontreinigingbronnen<br />
4.3. Kans op verspreiding naar het grondwater per stofgroep<br />
9 definitief<br />
Het afstromend hemelwater kan met verschillende stoffen verontreinigd raken. De<br />
belangrijkste stofgroepen zijn: zware metalen, PAK, minerale olie, zout en<br />
bestrijdingsmiddelen. Deze stoffen infiltreren met het hemelwater in de bodem. Hieronder<br />
is per stofgroep weergegeven in hoeverre hierdoor het grondwater verontreinigd kan<br />
raken. De kansen zijn schematisch weergegeven in figuur 7.<br />
Zware metalen<br />
De laatste wetenschappelijke inzichten geven aan dat zware metalen worden vastgelegd in<br />
de toplaag van de bodem (30-50 cm). Daar binden ze zich aan organische stof. Dit<br />
gebeurt ook op zandgronden met weinig organische stof in de bodem. Na verloop van tijd<br />
kan echter doorslag van metalen plaatsvinden naar de onderliggende bodemlaag,<br />
wederom circa 30 tot 50 cm. Doorslaan gebeurt wanneer de bodem verzadigd is en er<br />
geen metalen meer gebonden kunnen worden. Daarnaast worden zware metalen mobieler<br />
bij zoutbelasting door gladheidbestrijding. De periode tot het doorslaan van de metalen is<br />
ondermeer afhankelijk van belastingintensiteit en de bindingscapaciteit. Over het<br />
algemeen is deze gelijk aan de levensduur van riolering; circa 30 tot 50 jaar. Hierna vindt<br />
de binding van de zware metalen plaats in de volgende, onderliggende bodemlaag. Omdat<br />
de grondwaterstand op de Heuvelrug zich veelal ruim dieper dan 1 m bevindt, is de kans<br />
op verspreiding naar het grondwater klein.<br />
PAK<br />
Policyclische Aromatische Koolwaterstoffen worden net als zware metalen effectief<br />
vastgelegd in de bovenste 30-50 cm. In tegenstelling tot zware metalen worden PAK wel<br />
afgebroken op de langere termijn. De accumulatie kan dus langer doorgaan voordat PAK<br />
doorslaan. Ook voor PAK geldt derhalve dat de kans op verspreiding naar het grondwater<br />
klein is.<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
10 definitief<br />
Minerale olie<br />
Minerale oliën worden gehecht aan bodemdeeltjes en afgebroken wanneer het in kleine<br />
hoeveelheden infiltreert in de bodem. Door de diepe ligging van de grondwaterstand zijn<br />
de oliën veelal afgebroken voordat deze het grondwater bereiken. Ook voor minerale oliën<br />
geldt derhalve dat de kans op verspreiding naar het grondwater klein is.<br />
Strooizouten<br />
Strooizout hecht zich nauwelijks aan bodemdeeltjes en percoleert derhalve met het<br />
hemelwater naar het grondwater. Uit analyses van het grondwater uit waarnemings- en<br />
pompputten van Vitens nabij grote doorgaande wegen binnen en buiten stedelijk gebied<br />
blijkt dat de concentratie zout in het grondwater hoger ligt dan de natuurlijke<br />
achtergrondwaarden. In de directe nabijheid van een dergelijke weg worden gehalten ruim<br />
boven de drinkwaternorm van 150 mg/l in het grondwater gemeten. Op grotere afstand<br />
van de weg neemt de concentratie door verdunning af, maar is nog steeds hoger dan wat<br />
van nature voorkomt. De verhoging van het zoutgehalte beperkt zich niet tot de eerste<br />
meters in de bodem, maar is ook merkbaar op grotere dieptes. In Driebergen bijvoorbeeld<br />
wordt door het gebruik van strooizouten in de pompputten 40 tot 60 mg/l aangetroffen<br />
terwijl het natuurlijke zoutgehalte 10 tot 15 mg/l is.<br />
Zout in het grondwater wordt als gevolg van het gedrag van zout in het huidige<br />
zuiveringsproces voor de drinkwaterbereiding niet verwijderd. Dit betekent dat het<br />
zoutgehalte in het grondwater (ruwe water) en het drinkwater (reine water) hetzelfde is.<br />
Zolang de concentratie onder de drinkwaternorm blijft, is er geen risico voor de<br />
drinkwaterkwaliteit en daarmee voor de volksgezondheid. Een te hoge zoutconcentratie<br />
(circa 80 mg/l en hoger) in het reine water heeft wel consequenties voor het leidingwerk<br />
wanneer de leiding van gietijzer is. Door corrosie kan het gietijzer worden aangetast.<br />
Voor behoud van een betrouwbare drinkwaterproductie pleit Vitens voor bescherming van<br />
een goede grondwaterkwaliteit. Verslechtering is niet gewenst en strookt niet met de<br />
KRW-gedachte. Echter, gezien het maatschappelijk belang (veiligheid) accepteert Vitens<br />
het gebruik van strooizout ten behoeve van gladheidsbestrijding op de wegen.<br />
Bestrijdingsmiddelen<br />
Dit betreft een zeer diverse groep van stoffen. Over het algemeen kan gesteld worden dat<br />
bestrijdingsmiddelen lang na gebruik teruggevonden worden en ook op grote diepte. Er<br />
vindt vrijwel geen binding plaats aan bodemdeeltjes en hierdoor is er sprake van een reële<br />
kans op verspreiding naar het grondwater.<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
Figuur 7: De kansen op grondwaterverontreiniging<br />
4.4. Conclusies verspreiding verontreinigingen<br />
11 definitief<br />
Geconcludeerd kan worden dat zich op de Utrechtse Heuvelrug goede kansen voordoen<br />
voor infiltratie, maar dat voor met name bestrijdingsmiddelen en strooizout een reële kans<br />
op verontreiniging van het grondwatersysteem aanwezig is. Zware metalen, PAK, minerale<br />
olie zorgen voor een kleine kans op grondwaterverontreiniging. Deze stoffen worden in de<br />
bovenste 0,3 m tot 0,5 m vastgelegd. Om de risico’s te beperken kunnen technische<br />
randvoorwaarden voor infiltratietechnieken worden opgelegd. Daarnaast wordt<br />
geconcludeerd dat er geen duidelijke relatie is tussen de verkeersintensiteit en de<br />
vuilvracht.<br />
5. Bronmaatregelen<br />
Conform de trits schoonhouden-scheiden-zuiveren, is het tegengaan van verontreiniging<br />
door bronmaatregelen de adequate wijze om hemelwater schoon te houden.<br />
Er is (in de bouw) een keur aan bronmaatregelen mogelijk en nodig, om eventuele<br />
verontreinigingen te beperken of zelfs te voorkomen. Denkbare bronmaatregelen zijn het<br />
afschaffen van schadelijke bestrijdingsmiddelen (zie figuur 9), het beperken van de<br />
strooizouthoeveelheden, het niet meer toepassen van uitloogbare bouwmaterialen, niet<br />
autowassen op straat, het voorkomen van foutieve aansluitingen op een<br />
hemelwatersysteem, et cetera. Een andere bronmaatregel is het beperken van de<br />
verharding, bijvoorbeeld door middel van de toepassing van halfverharding. Op deze<br />
manier wordt de transportroute verkort en komt het initieel schoon hemelwater minder in<br />
contact met verontreinigde oppervlakken.<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
12 definitief<br />
Uitloogbare (bouw)materialen<br />
Voor uitloogbare (bouw)materialen is er met Duurzaam Bouwen (DuBo), al jaren<br />
gestimuleerd door SenterNovem, een landelijke tendens gaande naar het gebruik van<br />
niet/minder uitloogbare (bouw)materialen. Door gemeenten op de Utrechtse Heuvelrug<br />
wordt gestreefd naar de toepassing van DuBo. Er wordt vanuit gegaan dat hiermee de<br />
toepassing van uitloogbare materialen voldoende wordt beperkt.<br />
Strooizout<br />
Bij gladheidbestrijding wordt gestreefd om de strooizouthoeveelheden te beperken, mits<br />
de veiligheid dit toelaat. Door Rijkswaterstaat en de provincie Utrecht worden momenteel<br />
een nat strooiregime gehanteerd. Hierdoor wordt 50% minder zout gebruikt ten opzichte<br />
van een droog strooiregime.<br />
Bestrijdingsmiddelen<br />
Schadelijke bestrijdingsmiddelen worden op de Utrechtse Heuvelrug door de meeste<br />
gemeenten niet meer gebruikt, zie figuur 8 en 9. Op slechts een klein deel van de<br />
gemeentelijke verharde oppervlakken binnen de Utrechtse Heuvelrug is nog sprake van<br />
actief chemiegebruik. Door de betreffende gemeenten wordt gewerkt aan het chemievrij<br />
maken van het openbare oppervlak.<br />
Bestrijdingsmiddelen laten zich nagenoeg niet binden en zuiveren, waardoor<br />
bronmaatregelen de efficiëntste oplossing is. Er ligt derhalve voor een aantal gemeenten<br />
een taak om de gemeente chemievrij te maken. De gemeenten kunnen hiervoor (gratis)<br />
ondersteuning krijgen via het informatieloket van het Praktijknetwerk Duurzaam<br />
Terreinbeheer van de provincie Utrecht: (tel 0317-480499). In 2009 is het<br />
(emissiereducerend) programma “Schoon Grondwater in de Utrechtse Heuvelrug”<br />
opgesteld, waarbij bedrijven en particulieren ondersteund worden bij alternatieve<br />
onkruidbestrijding en innovaties. Het programma wordt in 2010 nader uitgewerkt. Dit<br />
programma wordt gerealiseerd in samenwerking met onder andere gemeenten. De<br />
provincie is trekker.<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
Figuur 8: Toepassing chemische<br />
bestrijdingsmiddelen per gemeente<br />
13 definitief<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09<br />
Verhardingen<br />
Openbaargroen<br />
Openbaarterrein<br />
Sportveld<br />
Amersfoort 1 1 1 3<br />
Baarn 1 1 1 3<br />
UtrechtseHeuvelrug 1 1 1 1<br />
DeBilt 1 1 1 3<br />
<strong>Soest</strong> 1 1 1 3<br />
Zeist 1 1 1 3<br />
Woudenberg 3 1 2 2<br />
Leusden 3 1 3 3<br />
Veenendaal 3 1 3 3<br />
Rhenen 3 2 3 3<br />
WijkbijDuurstede 3 3 2 3<br />
Chemievrij 1<br />
Tussenvorm 2<br />
Chemie 3<br />
Onkruidbeheergemeenten<br />
ProvincieUtrecht20072008<br />
Figuur 9: Bestrijdingsmiddelengebruik per<br />
gemeente (bron: provincie Utrecht, 2007-2008)
6. Beslisschema afkoppelen en infiltreren<br />
6.1. Algemeen<br />
14 definitief<br />
Afvoer van hemelwater kan plaatsvinden via de bodem, via het oppervlaktewater of via<br />
het riool naar de RWZI. De wenselijkheid van afkoppelen en infiltratie wordt per project<br />
door gemeenten middels een integrale afweging voor de lange termijn bepaald, zie<br />
hoofdstuk 2. De keuze hangt samen met de volgende zaken:<br />
- de verontreiniginggraad van de af te koppelen verharding, gespecificeerd voor de<br />
verschillende stofgroepen;<br />
- de doelen die met het afkoppelen van hemelwater worden bereikt of worden<br />
nagestreefd;<br />
- de bestemming van het afgekoppelde hemelwater;<br />
- de aanwezigheid van grondwaterwinningen;<br />
- de aanwezigheid van bodem- en grondwaterverontreinigingen;<br />
- doelmatigheid: hoe verhouden de kosten van het afkoppelen zich tot het behaalde<br />
milieurendement van het scheiden van schoon en vuilwater en/of de reductie van<br />
overlast bij hevige regenval.<br />
Het in dit hoofdstuk beschreven beslisschema is van toepassing voor de situatie dat<br />
gekozen is voor afvoer naar de bodem (infiltratie).<br />
Het beslisschema geeft richting aan de te maken keuzes. Het beslisschema bestaat uit de<br />
volgende onderdelen:<br />
1. een voorkeursvolgorde voor infiltratie (paragraaf 6.2.);<br />
2. een richtlijn die aangeeft welke keuzemogelijkheden er zijn, afhankelijk van het type<br />
oppervlak (paragraaf 6.3.);<br />
3. een beschrijving van maatregelen om uitspoeling naar grondwater te beperken<br />
(paragraaf 6.4.).<br />
6.2. Voorkeursvolgorde voor infiltratie<br />
De voorkeursvolgorde bij infiltratie is als volgt:<br />
1. Oppervlakkige infiltratie<br />
Oppervlakkige infiltratie is goed te onderhouden. Foutieve aansluitingen worden zichtbaar,<br />
verontreinigingen zijn bereikbaar en daardoor verwijderbaar, het is bereikbaar voor<br />
monitoring, et cetera.<br />
In de grondwaterbeschermingsgebieden is infiltratie uitsluitend toegestaan als<br />
oppervlakkige infiltratie wordt toegepast.<br />
2. Ondergrondse infiltratie<br />
Ondergrondse infiltratie is minder voordelig dan oppervlakkige infiltratie. Vervuiling is<br />
slecht te zien, waardoor het systeem gevoeliger is voor foutieve aansluitingen. Onderhoud<br />
is lastiger. Bij het ontwerp dient hier goed rekening mee te worden gehouden. Zuiverende<br />
randvoorwaarden zijn moeilijk aan te brengen, en daardoor is het risico op<br />
verontreinigingen groter dan bij oppervlakkige infiltratie.<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
15 definitief<br />
3. Diepte infiltratie<br />
Toepassing van infiltreren op (grote) diepte wordt afgeraden voor de Heuvelrug. Bij diepte<br />
infiltratie wordt het afstromend hemelwater gelijk in het diepe grondwater geïnfiltreerd.<br />
Het risico op vervuilingen is daar groter.<br />
6.3. Infiltratiemogelijkheden en voorwaarden<br />
6.3.1. Algemeen<br />
Of infiltratie wenselijk is of niet is ondermeer afhankelijk van het risico van verontreiniging<br />
van het grondwater. Het risico (kans maal gevolg) wordt bepaald door de kans op<br />
uitspoeling van schadelijke stoffen en de gevolgen hiervan voor het grondwater, zijnde het<br />
verontreinigen van het grondwater.<br />
Hierbij spelen twee factoren een rol:<br />
1. Hoe vuil is het verhard oppervlak? (kans)<br />
De mate van verontreiniging hangt af van het type verharding (contactoppervlakken) en<br />
de activiteiten die er plaatsvinden. Om deze aan te duiden is een typering gemaakt van<br />
het oppervlak, zie paragraaf 6.3.2.<br />
2. Wat zijn de gevolgen voor het grondwater? (gevolg)<br />
De gevolgen van eventuele vervuiling voor het grondwater is ondermeer afhankelijk van<br />
de aanwezigheid van grondwaterwinningen. Dit onderscheid wordt benadrukt met de<br />
komst van de Europese Kaderrichtlijn Water (zie hoofdstuk 2). In paragraaf 6.3.3. worden<br />
de gevolgen besproken.<br />
De factoren typering verhard oppervlak (vuilvracht) en de gevolgen zijn vertaald naar een<br />
beslisschema, zie paragraaf 6.3.4. en figuur 10.<br />
6.3.2. Typering verhard oppervlak<br />
Bij de typering van verharding worden er vier categorieën onderscheiden. Verder wordt<br />
onderscheid gemaakt tussen terreinen en bebouwing. Bebouwing heeft betrekking op<br />
daken, gevels en dakgoten. Terreinen hebben betrekking op de overige verharding, zoals<br />
wegen, tuinen, pleinen, et cetera.<br />
1. Schoon oppervlak<br />
Hieronder vallen alle daken en gevels van bestaande bebouwing, mits de<br />
dakbedekking en gevelbekleding uit niet-uitlogende bouwmaterialen bestaat. Voor<br />
dakgoten geldt dat deze wel uitgevoerd kunnen zijn met uitloogbare<br />
bouwmaterialen om als schoon oppervlak beschouwd te worden. Gezien het kleine<br />
oppervlak van dakgoten dat in contact komt met hemelwater, is de vuilvracht<br />
voldoende klein om het als schoon te betitelen.<br />
2. Beperkt schoon oppervlak<br />
Hieronder vallen vrijliggende voet- en fietspaden, schoolpleinen, kleine (
16 definitief<br />
3. Beperkt verontreinigd oppervlak<br />
Hieronder vallen oppervlakken waarop PAK, minerale olie of zware metalen<br />
worden verwacht: provinciale- en rijkswegen, busbanen, winkelstraten en -centra,<br />
grotere (> 4 plaatsen) parkeerterreinen. Deze oppervlakken worden alleen als<br />
‘beperkt verontreinigd’ gezien als de gemeente een chemievrij beleid voert voor de<br />
reiniging van het openbaar terrein.<br />
4. Verontreinigd oppervlak<br />
Verontreinigde oppervlakken zijn onderverdeeld in twee typen: daken en gevels<br />
(4a) en overige verontreinigde oppervlakken (4b).<br />
Daken en gevels (het betreft dakbedekking en gevelbekleding, niet de dakgoten)<br />
met uitloogbare bouwmaterialen worden vanwege een groot contactoppervlak met<br />
hemelwater separaat ingedeeld (4a).<br />
De overige verontreinigde oppervlakken (4b) betreffen bedrijfsterreinen (niet de<br />
bebouwing), marktpleinen, laad- en losplaatsen, overslagterreinen, busstations,<br />
trambanen en tunnels, terreinen waar foutieve aansluitingen of lozingen verwacht<br />
worden en oppervlakken waar sprake is van chemische onkruidbestrijding.<br />
6.3.3. Gevolgen voor grondwaterkwaliteit<br />
De kans op uitspoeling van stoffen via de bodem naar het grondwater is op de Utrechtse<br />
Heuvelrug gering, met uitzondering van bestrijdingsmiddelen en strooizout (zie hoofdstuk<br />
4). De gevolgen van verontreiniging van de voor de drinkwatervoorziening benutte<br />
grondwaterlichamen zijn echter groot. Het risico is door deze bedreiging van de<br />
drinkwaterfunctie dan ook groter, met name in gebieden rondom de winningen. Derhalve<br />
is in het beslisschema onderscheid gemaakt in grondwaterbeschermingsgebieden en<br />
gebieden binnen de Utrechtse Heuvelrug die daarbuiten liggen.<br />
Als grens hiervoor wordt de 25 jaarzone gehanteerd. Deze gebieden zijn duidelijk<br />
afgekaderd, zowel beleid/wetmatig als in het veld. Hierdoor wordt de communicatie<br />
vereenvoudigd en kan het afkoppelbeleid eenvoudiger worden geïmplementeerd.<br />
6.3.4. Beslisschema<br />
In figuur 10 is het beslisschema opgenomen. In de verticale as is de vuilvracht<br />
opgenomen (kans). Bovenin de vuile oppervlakken, onderin de schone oppervlakken. Op<br />
de horizontale as is de mate van actieve grondwaterbescherming aangegeven (gevolg).<br />
Uitgangpunt voor het schema zijn de risico’s voor de grondwaterkwaliteit. Bij een groot<br />
risico vindt een integrale afweging plaats om emissies naar het grondwater te voorkomen.<br />
Dit is in het beslissingsschema vertaald naar afkoppelen, niet afkoppelen of afkoppelen<br />
onder voorwaarden (ja, mits).<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
17 definitief<br />
Figuur 10: Beslisschema afkoppelen en infiltratie op de Utrechtse Heuvelrug<br />
GBG=grondwaterbeschermingsgebied<br />
Niet afkoppelen<br />
Verontreinigde oppervlakken binnen een grondwaterbeschermingsgebied worden niet<br />
afgekoppeld, evenals uitloogbare daken en gevels binnen een beschermingsgebied.<br />
Ja, mits<br />
Voor beperkt verontreinigde oppervlakken binnen en buiten de<br />
grondwaterbeschermingsgebieden en uitlogbare daken en gevels buiten een<br />
beschermingsgebied kunnen in principe worden geïnfiltreerd, mits beheersbare<br />
maatregelen genomen worden (streng en doelmatig) om het risico op verspreiding naar<br />
het grondwater tegen te gaan. De gestelde voorwaarden hierbij zijn beschreven in<br />
paragraaf 6.4.<br />
Als het toepassen van de randvoorwaarden vanwege oplopende kosten niet haalbaar<br />
blijken, komt lozen op het riool in beeld. Ook wordt afstromend hemelwater via het riool<br />
afgevoerd bij de aanwezigheid van verontreinigingen die niet voldoende afgevangen<br />
kunnen worden.<br />
Ja, afkoppelen<br />
Aantoonbaar (beperkt) schone oppervlakken binnen en buiten de<br />
grondwaterbeschermingsgebieden kunnen zonder de gestelde voorwaarden worden<br />
afgekoppeld.<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
6.4. Maatregelen ter beperking uitspoeling naar grondwater<br />
18 definitief<br />
De volgende randvoorwaarden zijn van toepassing bij (beperkt) verontreinigde<br />
oppervlakken, voor de gebieden waarvoor het “ja, mits” principe geldt:<br />
Grondwaterstand<br />
Om het risico van het doorslaan van stoffen die worden vastgelegd in de bodem te<br />
beperken, is het van belang dat de grondwaterstand zich voldoende diep onder het<br />
maaiveld bevindt. De hoogst toelaatbare maximale grondwaterstand bedraagt één meter<br />
onder de infiltratievoorziening. De grondwaterstand wordt tenminste één maal op locatie<br />
gemeten.<br />
Oppervlakkig infiltreren: beheersbaarheid<br />
Bij oppervlakkige infiltratie zijn foutieve aansluitingen en lozingen zichtbaar, is de<br />
infiltratievoorziening goed bereikbaar voor onderhoud en bij calamiteiten en is controle<br />
mogelijk op de functionering van de voorziening. Hiermee is de maatregel beheersbaar.<br />
Ondergrondse en diepe infiltratie zijn vanwege een beperkte beheersbaarheid niet<br />
toegestaan. Om de beheersbaarheid verder te vergroten, worden gemeentelijke<br />
infiltratievoorzieningen in een beheer- en onderhoudsplan opgenomen.<br />
Monitoring<br />
Monitoring van de bodem- en grondwaterkwaliteit geeft inzicht in het gedrag van stoffen<br />
en is belangrijk om te voorkomen dat zich onverwachte verontreinigingen voordoen.<br />
Monitoring kan ondermeer plaatsvinden door het periodiek (bijvoorbeeld circa eens per<br />
twee jaar) analyseren van bodemmonsters of door het analyseren van<br />
(grond)watermonsters uit bijvoorbeeld peilbuizen. De monitoring kan worden<br />
vereenvoudigd door het te infiltreren hemelwater naar een centrale infiltratievoorziening<br />
te leiden. Hiermee wordt het aantal monitoringslocaties beperkt.<br />
Provincie Utrecht en Vitens verrichten monitoring van de grondwaterkwaliteit op regionaal<br />
schaalniveau. De gemeenten wegen af of en hoe de monitoring bij de<br />
afkoppelvoorzieningen op projectniveau wordt uitgevoerd.<br />
Toepassing zuiveringstechniek<br />
Afgestemd op de verwachte vuilvracht wordt afgewogen en getoetst welk<br />
zuiveringsmechanisme en -techniek toepasbaar is. Vuile oppervlakken vragen bijvoorbeeld<br />
een intensievere zuivering dan beperkt verontreinigde oppervlakken binnen het<br />
grondwaterbeschermingsgebied.<br />
De bodem fungeert als natuurlijke zuivering (bodempassage) voor de stofgroepen anders<br />
dan zout en bestrijdingsmiddelen. De belangrijkste aanvullende zuiveringsprocessen voor<br />
infiltratie zijn weergegeven in onderstaande tabel.<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
Tabel 1: Zuiveringstechnieken voor infiltratie<br />
Voorbeeldtechnieken Principe<br />
- lavafilter<br />
- bodempassage met toevoeging<br />
van bijvoorbeeld humus en lutum<br />
- metaaloxiden<br />
bodempassage met toevoeging van<br />
bacteriën, bijvoorbeeld onder<br />
doorlatende straatverharding<br />
- wadi<br />
- infiltratiegreppel<br />
- helofytenfilter<br />
19 definitief<br />
Adsorptie;<br />
het hechten aan met name organisch stof,<br />
metaaloxides en kleideeltjes<br />
Afbraak;<br />
het verteren van organische materie<br />
Opname;<br />
opname en afvoer via het gewas<br />
De kosten van zuivering kunnen worden beperkt door het te infiltreren hemelwater naar<br />
een centrale infiltratievoorziening te leiden. Hiermee wordt het aantal zuiverende<br />
voorzieningen beperkt, hetgeen de beheersbaarheid ten goede komt.<br />
7. Voorbeelden infiltratievoorzieningen<br />
De onderstaande infiltratietechnieken en principes zijn enkele voorbeelden en zijn<br />
geenszins uitputtend.<br />
Wadi<br />
Een wadi is een infiltratievoorziening met een verdiepte bodem. Aan de toplaag wordt<br />
vaak humus en lutum toegevoegd wat er voor zorgt dat het bindend vermogen van de<br />
wadi vergroot wordt. In de verdieping van de wadi kan berging plaatsvinden.<br />
In de toplaag accumuleren de verontreinigingen. Door deze ophoping is het makkelijk te<br />
verwijderen. Eens in de 30 - 50 jaar moet de toplaag dan ook worden vervangen. In<br />
sommige gevallen wordt de wadi voorzien van een horizontale drain, zie figuur 11.<br />
Figuur 11: Overzicht wadi (bron: Aquaro)<br />
Berminfiltratie<br />
Bij berminfiltratie wordt de ondergrond van de bestaande berm verbeterd waardoor het<br />
afstromende water gezuiverd kan infiltreren, zie figuur 12. Het is eigenlijk hetzelfde<br />
principe als een wadi, alleen is het op grotere schaal toepasbaar en heeft het minder<br />
berging.<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
20 definitief<br />
Figuur 12: Berminfiltratie<br />
Infiltratieriool<br />
Verzameld hemelwater kan ook worden geïnfiltreerd door middel van een IT-riool. Dit is in<br />
Leersum uitgevoerd met een verzamelriool, zie figuur 13. Infiltratieriolen zelf hebben een<br />
beperkte zuiverende werking, de bodem eromheen daarentegen vangt veel verontreinigingen<br />
af. Om berging te creëren is het mogelijk een grote diameter aan te leggen.<br />
Figuur 13: IT-riool in aanleg met een<br />
uitzonderlijk grote diameter in Leersum<br />
Doorlatende verharding<br />
Door doorlatende verharding toe te passen wordt water direct onder de verharding in de<br />
fundering gebracht. Vervolgens wordt het daar geborgen, waardoor de afvoer vertraagd<br />
wordt, zie figuur 14. Zuivering kan worden toegepast met behulp van een reinigende<br />
vlijlaag. De doorlatende verharding is desgewenst ook nog uit te voeren met<br />
infiltratiekolken. Dit zijn kolken met gaatjes in de wand, zodat in een goed doorlatende<br />
grond, zoals veel voorkomt op de Heuvelrug, wegwater kan worden geïnfiltreerd. Bij veel<br />
bladval wordt de toepassing van doorlatende verharding afgeraden.<br />
Figuur 14: Schets van doorlatende<br />
verharding (bron: Aquaro)<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
21 definitief<br />
Infiltratie-elementen<br />
Bij infiltratie-elementen wordt het hemelwater de bodem in getransporteerd en daar<br />
geborgen in ondergrondse elementen. Het grote voordeel hiervan is dat er meervoudig<br />
ruimtegebruik plaats kan vinden op de voorzieningen. Een groot nadeel is vaak de<br />
toegankelijkheid en het onderhoud van de voorzieningen. Het is veelal lastig te reinigen,<br />
en vaak is het niet vrij te graven bij defecten. Infiltratie-elementen zijn opgebouwd met<br />
holle ruimten en bestaan in een groot aantal varianten.<br />
KF58A, RAP20091202 10-12-09
BIJLAGEN
Bijlage 1 Algemene begrippenlijst<br />
Afkoppelen<br />
Het ongedaan maken van een situatie waarin regenwater, dat op verhard oppervlak valt,<br />
wordt afgevoerd naar de riolering.<br />
De term wordt ook gebruikt voor het geheel niet aansluiten op riolering die afvoert naar<br />
de rioolwaterzuiveringinrichting.<br />
Afvoer<br />
De hoeveelheid water die per tijdseenheid uit een gebied stroomt.<br />
Afwatering<br />
De afvoer van water via een stelsel van open waterlopen naar een lozingspunt van het<br />
afwateringsgebied.<br />
Diffuse bronnen<br />
Verspreide verontreinigingen, vaak zonder expliciet aanwijsbare bronlocaties of<br />
veroorzaker(s). Voorbeelden zijn: zure regen, zink afkomstig uit dakgoten en uitspoeling<br />
van meststoffen.<br />
Drinkwater<br />
Water van zeer goede en gecontroleerde kwaliteit, geschikt om zonder verdere bewerking<br />
te drinken.<br />
Gemengd rioolstelsel<br />
Rioolstelsel, waarbij afvalwater inclusief ingezamelde neerslag door 1 leidingstelsel wordt<br />
getransporteerd.<br />
Gescheiden rioolstelsel<br />
Rioolstelsel, waarbij afvalwater exclusief neerslag door een leidingstelsel wordt<br />
getransporteerd en neerslag door een afzonderlijk leidingstelsel rechtstreeks naar<br />
oppervlaktewater wordt afgevoerd.<br />
Grondwater<br />
Water beneden het grondoppervlak, meestal beperkt tot water beneden de<br />
grondwaterspiegel.<br />
Hemelwater = neerslag<br />
De massa waterdeeltjes, zowel vloeibaar als vast, die vanuit de atmosfeer het<br />
aardoppervlak bereikt.<br />
Infiltratie<br />
Het verschijnsel dat water aan het grondoppervlak de grond binnentreedt (1).<br />
De aanvulling van water onder het grondoppervlak, vanaf het oppervlak in de bodem of<br />
het wegzijgen van water vanuit een ondergrondse voorziening in de bodem (2).<br />
Infiltratievoorziening<br />
Voorziening van waaruit water in de bodem stroomt.<br />
kf58a.bij1.begrippenlijst.doc 21-8-09
Maaiveld<br />
Bovenkant of oppervlak van het natuurlijk of aangelegd terrein<br />
Ontwateringsdiepte<br />
De afstand tussen het maaiveld (grondoppervlak) en de hoogste grondwaterstand.<br />
Openbaar terrein<br />
Gebieden in eigendom van de gemeente.<br />
Oppervlaktewater<br />
Het water dat stroomt over of verblijft op het aardoppervlak.<br />
Particulier terrein<br />
Percelen in eigendom van particulieren<br />
Percolatie =wegzijging<br />
Een neerwaartse beweging van water in de onverzadigde zone.<br />
Regenwaterrioolstelsel<br />
Rioolstelsel alleen bestemd voor de inzameling en het transport van neerslag.<br />
Riolering<br />
Het samenstelsel van riolen, rioolputten en bijbehorende voorzieningen voor de inzameling<br />
en het transport van afvalwater.<br />
Rioolwater zuiveringsinstallatie (RWZI)<br />
De installatie die zorg draagt voor de zuivering van afvalwater.<br />
Verbeterd gemengd rioolstelsel<br />
Gemengd rioolstelsel met (rand)voorzieningen die de vuiluitworp richting oppervlaktewater<br />
beperken ten opzichte van de traditionele gemengde rioolstelsels.<br />
Verbeterd gescheiden rioolstelsel<br />
Gescheiden rioolstelsel met voorzieningen waardoor de neerslag slechts bij wat grotere<br />
regenbuien naar oppervlaktewater wordt afgevoerd. Het meest vervuilde deel van de<br />
neerslag wordt 'geborgen' in de riolering en naar de zuivering afgevoerd.<br />
kf58a.bij1.begrippenlijst.doc 21-8-09
Eemnes<br />
Baarn<br />
Amersfoort<br />
<strong>Soest</strong><br />
De Bilt<br />
Leusden<br />
Woudenberg<br />
Zeist<br />
Veenendaal<br />
Utrechtse Heuvelrug<br />
±<br />
0 1.5 3 6 9 12<br />
Kilometers<br />
Rhenen<br />
Grondwaterbeschermingsgebieden Utrechtse Heuvelrug<br />
gemeentegrenzen<br />
AFSTEMMING AFKOPPELBELEID UTRECHTSE HEUVELRUG<br />
boringsvrijezone 101v<br />
Bron: Provincie Utrecht<br />
waterwingebied 103v<br />
schaal: datum: get. door: gezien:<br />
A4 1 : 200.000 30-09-2009 DO<br />
project: tekeningnaam:<br />
Kf58a_grondwaterbeschermingsgebieden.mxd<br />
210<br />
x<br />
297<br />
grondwaterbeschermingsgebieden 102v<br />
100-jaarsaandachtsgebieden 101v<br />
Kf58a<br />
begrenzing Utrechtse Heuvelrug
pagina 1 van 3<br />
Bijlage 8 Verklarende woordenlijst<br />
Deze woordenlijst is algemeen van opzet en niet uitputtend.<br />
Afkoppelen: Bij afkoppelen wordt ervoor gezorgd dat neerslagwater dat op verhard<br />
oppervlak (daken, wegen e.d.) valt niet meer in het rioolstelsel terechtkomt. Het water<br />
wordt vastgehouden in de bodem of geborgen in het oppervlaktewater.<br />
Afwatering: De afvoer van water uit een gebied via een stelsel van open waterlopen.<br />
Drainage: De afvoer van water uit de bodem, eventueel door middel van een stelsel van<br />
doorlatende buizen.<br />
Drainagesysteem: Het systeem dat de afvoer van (grond)water mogelijk maakt.<br />
Drooglegging: Het hoogteverschil tussen het oppervlaktewaterpeil en het maaiveld<br />
(grondoppervlak).<br />
Duurzame ontwikkeling: Een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige<br />
generatie zonder daarmee toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen in<br />
hun behoeften te voorzien.<br />
DWA: Droog weer afvoer, het deel van de afvoer in de riolering dat niet bepaald wordt<br />
door neerslag. Het betreft afvalwater uit huishouden, industrieën e.d.<br />
Eerste scheidende laag: Waterscheidende laag direct beneden het eerste watervoerend<br />
pakket.<br />
Eerste watervoerend pakket: Watervoerend pakket direct beneden maaiveld (ook wel<br />
freatisch watervoerend pakket genoemd).<br />
Freatische grondwaterstand: Grondwaterstand in het freatisch watervoerend pakket (de<br />
optredende grondwaterstand aan de bovenzijde van het bodemprofiel waarvan de poriën<br />
volledig met water zijn gevuld).<br />
Fysisch-chemische- waterkwaliteit: De kwaliteit van oppervlaktewater voornamelijk<br />
bepaald op basis van in het water aanwezige stoffen.<br />
Gemengd (riool)stelsel: Een rioolstelsel dat zowel huishoudelijk en industrieel afvalwater<br />
als het van verhard oppervlak afstromende neerslag afvoert.<br />
Gescheiden (riool)stelsel: Een rioolstelsel waarbij het afvalwater gescheiden van de<br />
neerslag wordt afgevoerd. Het regenwaterstelsel mondt uit in oppervlaktewater.<br />
Grondwatersysteem: De combinatie van water dat zich in de bodem en ondergrond<br />
beweegt en het materiaal waar het doorheen beweegt.<br />
Hydrologische neutraal bouwen: Bouwen in een gebied zonder dat het grond- en<br />
oppervlaktewatersysteem (negatief) wordt beïnvloed. Dit houdt onder andere in dat geen<br />
drainage aangelegd mag worden om de gewenste drooglegging te bereiken, maar dat het<br />
maaiveld verhoogd moet worden. Ook mag de afvoer uit het plangebied na bebouwing niet<br />
hoger zijn dan in de oude situatie.<br />
GRP: <strong>Gemeente</strong>lijk riolering plan, verplichte planvorm op grond van Wet milieubeheer als<br />
beleidskader voor het beheer van de riolering in de gemeente.<br />
Infiltratie: a) Het verschijnsel dat water aan het grondoppervlak de grond binnentreedt.<br />
b) De aanvulling van water onder het grondoppervlak, die door middel van een sloten- of<br />
buizenstelsel plaatsvindt.<br />
Integraal waterbeheer: Samenhangend beleid en beheer van de verschillende<br />
waterbeheerders gericht op de watersysteembenadering. Hierbij wordt onder rekening<br />
gehouden met de functionele samenhang tussen de kwantiteit en kwaliteit van grond- en<br />
oppervlaktewater alsmede met de relatie met het ruimtelijk gebruik.<br />
Inzijging: Water in de bovenste lagen van de bodem zakt naar diepere bodemlagen<br />
(neerwaartse grondwaterstroming).<br />
Isohypse: Een lijn op een kaart die punten met een gelijke stijghoogte met elkaar<br />
kf23a.bij8.docx 04-02-11
pagina 2 van 3<br />
verbindt.<br />
Keur: Waterschapverordening op basis van de Wet op de Waterhuishouding en de<br />
provinciale verordening die met strafbepalingen kan worden gehandhaafd.<br />
Kunstwerken: Technische constructie met oog op waterbeheersing, zoals duikers, stuwen<br />
en gemalen.<br />
Kwel: 1) het uittreden van grondwater aan het grondoppervlak of in waterlopen.<br />
2) opwaartse stroming van grondwater tussen watervoerende pakketten.<br />
MTR: Maximaal toelaatbaar risico, waterkwaliteitsnorm uit de Vierde nota<br />
waterhuishouding waaraan minimaal voldaan moet worden. Voor een groot aantal stoffen<br />
is een MTR-waarde vastgesteld.<br />
Natuurvriendelijke oevers: Oeverbescherming waarbij in het ontwerp rekening is<br />
gehouden met de functie die het vervult voor flora en fauna.<br />
Ontwatering: De afvoer van water uit percelen over en door de grond, eventueel door<br />
drainagebuizen naar een stelsel van (grotere) open waterlopen.<br />
Ontwateringsdiepte: De afstand tussen het maaiveld (grondoppervlak) en de hoogste<br />
grondwaterstand.<br />
Oppervlaktewatersysteem: Het geheel van beken , sloten, waterlopen, plassen en meren.<br />
RWZI: Rioolwaterzuiveringsinstallatie, ook wel aangeduid als<br />
afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI).<br />
Stijghoogte: De hoogte van de waterkolom die een druk levert die gelijk is aan de<br />
waterdruk in het betreffende watervoerend pakket, ten opzichte van een referentieniveau.<br />
Streefbeeld: Toekomstbeeld, gewenste toekomstige situatie.<br />
Stroomgebied: Het gebied dat afwatert op een bepaalde beek of waterloop.<br />
Stuw: Vaste of beweegbare constructie die dient om de waterstand te regelen.<br />
Tweede watervoerend pakket: Watervoerend zandpakket onder het waterscheidende<br />
(afdekkend) pakket.<br />
Verbeterd gescheiden (riool)stelsel: Gescheiden rioolstelsel waarbij het eerste, min of<br />
meer verontreinigd, regenwater (first flush) via het DWA wordt afgevoerd. Vervolgens<br />
wordt het neerslagwater afgevoerd naar het oppervlaktewater.<br />
Verhard oppervlak: Bebouw of van verhard oppervlak voorzien gebied (wegen,<br />
parkeerplaatsen, daken e.d.).<br />
Wadi: De term wadi is afkomstig uit het Midden-Oosten en staat voor een rivier die vrijwel<br />
altijd droog staat. De naam wadi heeft in de jaren negentig intrede gedaan bij het<br />
waterbeheer in Nederland. Een wadi is een (met gras begroeide) ondiepe sloot voor<br />
infiltratie en eventueel afvoer van hemelwater. Tijdens droog weer heeft de wadi bijna het<br />
uiterlijk van een grasveld. Bij neerslag stroomt regenwater in de wadi, waar het in de<br />
bodem kan infiltreren. Veelal is de wadi voorzien van een overlaat (slok-op) naar een<br />
regenwaterriool of watergang om overstroming bij hevige neerslag te voorkomen.<br />
Wateraanvoer: Aanvoer van water van elders.<br />
Waterhuishouding: De wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich<br />
verplaatst, gebruikt, verbruikt en afgevoerd wordt.<br />
Waterketen: Het gebruik van water nadat het onttrokken is aan het watersysteem (en<br />
voordat het daar weer aan toegevoegd is). In praktijk vormen het drinkwaternet, de<br />
riolering en de afvalwaterzuivering samen het leeuwendeel van de waterketen.<br />
Waterkwantiteitsbeheer: De zorg voor de hoeveelheid water, bestaande uit onder meer<br />
het beheer van het waterpeil, de wateraanvoer, de waterafvoer, inrichting en onderhoud<br />
van watergangen.<br />
Watersysteem: Een door stroming samenhangend geheel van grond- en oppervlaktewater,<br />
alsmede de daarmee samenhangende levensgemeenschappen, processen en relaties met<br />
de omgeving (zoals oevers, waterbodem en kunstwerken).<br />
kf23a.bij8.docx 04-02-11
pagina 3 van 3<br />
Waterscheidende laag: Relatief slecht waterdoorlatende klei-, zavel, veen- of sterk kleihoudende<br />
zandlaag waarin de verticale component van de grondwaterstroming overheerst.<br />
Watertoets: “De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren,<br />
afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke<br />
plannen en besluiten.” Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in de<br />
ruimtelijke ordening.<br />
Watervoerend pakket: Een goed doorlatende laag in de diepere ondergrond (bestaande uit<br />
voornamelijk zand, grind) waar water door heen stroomt. Watervoerende pakketten<br />
worden gescheiden door lagen die minder goed doorlatend zijn (bestaande uit<br />
voornamelijk klei, leem). Watervoerende lagen worden ook aangeduid als aquifers.<br />
WB21: rapportage “Waterbeheer in de 21e-eeuw”, opgesteld door Commissie Waterbeheer<br />
21e-eeuw: Beleidsnota waarin op rijksniveau de trits vasthouden, bergen en afvoeren als<br />
leidraad voor duurzaam waterbeheer wordt beschreven.<br />
Wegzijging: Neerwaartse stroming van grondwater.<br />
WVO-vergunning: Vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.<br />
WVP1: Eerste watervoerend pakket. Zie watervoerend pakket.<br />
kf23a.bij8.docx 04-02-11
BIJLAGE 9<br />
Reacties van verschillende partijen