HET VERLOREN PARADIJS - Maatschappijwetenschappen
HET VERLOREN PARADIJS - Maatschappijwetenschappen HET VERLOREN PARADIJS - Maatschappijwetenschappen
Gerard C. de Haas - De onvoorziene generatie jonge mens leeft echter nog veel dichter bij deze dreigende gegevens; zijn fantasie en gedrag worden er direct door gevoed en gestimuleerd. Maar wat ons het meeste is opgevallen, is de merkwaardige folkloristische traditie waarbinnen deze grondmotieven doorgegeven worden. Het desolate geluk van de clown, de harlekijn en de pierrot, de spanning tussen vervulling en verlatenheid in de balladen van de comédiens, musiciens et magiciens, zijn oeroud en tegelijkertijd telkens weer nieuw. Wij herinneren ons allen de trieste sentimenten die het acrobatengroepje in Sans famille van Hector Malot hij ons opwekte; wij herinneren ons wellicht ook het tweegesprek tussen pierrot en harlekijn van de Nederlandse dichter Martinus Nijhoff, in wiens gehele oeuvre de typische jeugdfolklore van eenzaamheid, dood, vervlogen gelukservaringen en hun geheimzinnige vertolkers zoals acrobaten, clowns, harlekijns en pierrots, komedianten en straatmuzikanten, tot een zeldzame rijpheid is gekomen, Maar eveneens kunnen wij wijzen op de Italiaanse cineast Fellini, die op de beslissende ogenblikken in zijn films teruggrijpt op oeroude kermismotieven zoals circusclowns, kermisgasten, acrobaten en komedianten. En hetzelfde treffen wij aan bij Ingmar Bergman, in wiens films te midden van in hun leven vastgelopen hoofdpersonen opeens komedianten, circusdwergen, kermisgasten en muzikanten rondlopen, die nergens vandaan komen en heengaan, maar desondanks een zekere (menselijke) zelfherkenning teweegbrengen als weerslag van hun geheimzinnige en op het eerste gezicht functieloze aanwezigheid. Alweer worden wij verleid tot antropologische fantasieën. In de in 1965 in Nederland vertoonde Deense film ‘Zelfmoordschool’ zien we een door de moderne welvaartsstaat geplaagde man tevergeefs trachten zelfmoord te plegen. De confrontatie met de dood, die tevens als een confrontatie met zichzelf gehanteerd wordt, wordt voortdurend uitgesteld door de Dood zelf - in de gedaante van achtereenvolgens de directeur van een zelfmoordschool, een psychiater, een automobielverkoper, een Hitlerachtige demagoog. Wanneer de hoofdpersoon uiteindelijk laat op de avond op het kermisterrein aangeland is, ontmoet hij voor het laatst de Dood en zichzelf. Voor een kermistent zit op een verhoging een droevige clown met een groot, rood hart op de voorkant van zijn clownspak getekend. Naast hem tracht de Dood, ditmaal als kermisexploitant, het publiek te lokken om driemaal met een bal op het hart te mikken. De hoofdpersoon nadert, wil de ballen aannemen, ziet op naar de clown en ontdekt in het clownsgelaat zijn eigen gezicht. Precies het- 84
Gerard C. de Haas - De onvoorziene generatie zelfde motief zien wij in Fellini’s film 8 1/2. De hoofdpersoon, die in de moderne, luxueuze omgeving van zijn volwassen leven steeds onbarmhartiger op zoek gedreven wordt naar zichzelf, wordt aan het einde van de film opgenomen in een navrante kermisstoet van clowns en komedianten, terwijl aan het hoofd van de stoet het jongetje loopt dat hij eens zelf is geweest in zijn jeugd. Waarom gebruiken Bergman en Fellini, alom gefêteerd als de artistieke vernieuwers van de menselijke zelfherkenning, juist deze opvallende motieven uit de kermis- en vagantenwereld? Hoe zijn de opvallende overeenkomsten te verklaren met de kermiswereld in Nijhoffs gedichten! Wat is de band tussen kind en clown, knaap en komediant? Het zijn hier slechts voorlopige vragen, waarvan wij de samenhang intuïtief vermoeden kunnen zonder een duidelijk en beredeneerd antwoord te kunnen geven. Deze vragen dringen zich op, nu de generatietheorieën en het model van protest en conflict geen sluitende verklaring verschaffen voor het typische jeugdgedrag dat wij zien op straat en elders. Het is buitengewoon moeilijk om in de opvallende kledingstukken waarmee onze jeugdigen zich tooien, alleen maar een protesthouding te zien. De vraag is, waarom juist zeer speciale kledingstukken gekozen worden om deze eventuele protesthouding en het mogelijk provocerend bedoelde gedrag te accentueren. De protesthouding is misschien nog wel aanwezig bij de zakjurken, paardestaarten, blokruitblouses en spijkerbroeken die tussen 1950 en 1955 een verzet verrieden tegen de opkomende verfijning in de naoorlogse mode der volwassenen. De primitieve paardestaart en de slordige spijkerbroek werden gecultiveerd als reactie op de civilisatieverschijnselen van de beginnende naoorlogse welvaartsmaatschappij. De jeugdkleding die na 1960 de toon aangeeft, is echter veel minder primitief en wordt ook beslist niet alleen gebruikt om een zekere onverschilligheid tegenover de ouderen en anderen tot uiting te laten komen. Eigenlijk geloven wij er niets van, dat de jeugdcultuur een ‘protestcultuur’ zou zijn, zeker niet de huidige teenagercultuur die met haar geheimzinnige symbolen en afspraken een zelfstandige jeugdkaste suggereert, die betrekkelijk onverschillig staat tegenover de groep der ouderen. Wanneer we in de jeugdmode een globale onderscheiding maken tussen boerse en hoofse folklore, dan zijn in de huidige jeugdkleding uitgesproken hoofse motieven aanwezig, waarmee een hoofs gedrag gepaard gaat, zoals de schrijver tot zijn 85
- Page 34 and 35: Leida Schuringa - Culturen als bure
- Page 36 and 37: Hans van Laar et al. - Lokaal vanda
- Page 38 and 39: Hans van Laar et al. - Lokaal vanda
- Page 41 and 42: II. THUIS Ida Gerhardt - Het gebed
- Page 43 and 44: Sj. Groeman et al. - Ommen Een zeer
- Page 45 and 46: Jan Haveman - De ongeschoolde arbei
- Page 47 and 48: ISONEVO - Zuid-Oost Drenthe burgerl
- Page 49 and 50: ISONEVO - Zuid-Oost Drenthe dan vri
- Page 51 and 52: ISONEVO - Zuid-Oost Drenthe te besp
- Page 53 and 54: G.A. Kooy De oude samenleving op he
- Page 55 and 56: Flip Lindo - Maakt cultuur verschil
- Page 57 and 58: Flip Lindo - Maakt cultuur verschil
- Page 59 and 60: Flip Lindo - Maakt cultuur verschil
- Page 61: J.A. Emmens - Rei van Brabantse vro
- Page 64 and 65: H. Heertje - Het ateliermeisje van
- Page 66 and 67: H. Heertje - Het ateliermeisje van
- Page 68 and 69: P.H. Vrijhof - Rapport over een gro
- Page 70 and 71: P.H. Vrijhof - Rapport over een gro
- Page 72 and 73: Maatschappelijke verwildering der j
- Page 74 and 75: Maatschappelijke verwildering der j
- Page 76 and 77: ISONEVO - Zuid-West Groningen volge
- Page 78 and 79: ISONEVO - Zuid-West Groningen De ve
- Page 80 and 81: A.J. Wichers - Leven en werken te E
- Page 82 and 83: Gerard C. de Haas - De onvoorziene
- Page 86 and 87: Gerard C. de Haas - De onvoorziene
- Page 88 and 89: Gerard C. de Haas - De onvoorziene
- Page 90 and 91: Livio Sansone - Schitteren in de sc
- Page 92 and 93: Livio Sansone - Schitteren in de sc
- Page 94 and 95: Flip Lindo - Maakt cultuur verschil
- Page 96 and 97: Flip Lindo - Maakt cultuur verschil
- Page 98 and 99: Hans Lodeizen - Allemaal steden de
- Page 100 and 101: W. Brand - Eindhoven W. Brand Eindh
- Page 102 and 103: W. Brand - Eindhoven satie wil alle
- Page 104 and 105: W. Brand - Eindhoven king en veel v
- Page 106 and 107: F. van Heek - (…)Enschede krotwon
- Page 108 and 109: F. van Heek - (…)Enschede Gelijk
- Page 110 and 111: F. van Heek - (…)Enschede de cris
- Page 112 and 113: Annemieke van Drenth et al. - Tusse
- Page 114 and 115: Annemieke van Drenth et al. - Tusse
- Page 116 and 117: Annemieke van Drenth et al. - Tusse
- Page 118 and 119: Jack Burgers et al. - Drents Dorp,
- Page 120 and 121: Jack Burgers et al. - Drents Dorp,
- Page 122 and 123: Jack Burgers et al. - Drents Dorp,
- Page 124 and 125: 124 Willem Wilmink - Textielstad He
- Page 126 and 127: H. Dijkhuis - Vijftig dagen in een
- Page 128 and 129: H. Dijkhuis - Vijftig dagen in een
- Page 130 and 131: EIM - (…)middenstand in de Jordaa
- Page 132 and 133: EIM - (…)middenstand in de Jordaa
Gerard C. de Haas - De onvoorziene generatie<br />
zelfde motief zien wij in Fellini’s film 8 1/2. De hoofdpersoon, die in de<br />
moderne, luxueuze omgeving van zijn volwassen leven steeds onbarmhartiger<br />
op zoek gedreven wordt naar zichzelf, wordt aan het einde van de film<br />
opgenomen in een navrante kermisstoet van clowns en komedianten, terwijl<br />
aan het hoofd van de stoet het jongetje loopt dat hij eens zelf is geweest in<br />
zijn jeugd.<br />
Waarom gebruiken Bergman en Fellini, alom gefêteerd als de artistieke vernieuwers<br />
van de menselijke zelfherkenning, juist deze opvallende motieven<br />
uit de kermis- en vagantenwereld? Hoe zijn de opvallende overeenkomsten<br />
te verklaren met de kermiswereld in Nijhoffs gedichten! Wat is de band<br />
tussen kind en clown, knaap en komediant?<br />
Het zijn hier slechts voorlopige vragen, waarvan wij de samenhang intuïtief<br />
vermoeden kunnen zonder een duidelijk en beredeneerd antwoord te kunnen<br />
geven. Deze vragen dringen zich op, nu de generatietheorieën en het model<br />
van protest en conflict geen sluitende verklaring verschaffen voor het typische<br />
jeugdgedrag dat wij zien op straat en elders. Het is buitengewoon<br />
moeilijk om in de opvallende kledingstukken waarmee onze jeugdigen zich<br />
tooien, alleen maar een protesthouding te zien. De vraag is, waarom juist<br />
zeer speciale kledingstukken gekozen worden om deze eventuele protesthouding<br />
en het mogelijk provocerend bedoelde gedrag te accentueren. De<br />
protesthouding is misschien nog wel aanwezig bij de zakjurken, paardestaarten,<br />
blokruitblouses en spijkerbroeken die tussen 1950 en 1955 een verzet<br />
verrieden tegen de opkomende verfijning in de naoorlogse mode der<br />
volwassenen. De primitieve paardestaart en de slordige spijkerbroek werden<br />
gecultiveerd als reactie op de civilisatieverschijnselen van de beginnende<br />
naoorlogse welvaartsmaatschappij. De jeugdkleding die na 1960 de toon<br />
aangeeft, is echter veel minder primitief en wordt ook beslist niet alleen gebruikt<br />
om een zekere onverschilligheid tegenover de ouderen en anderen tot<br />
uiting te laten komen.<br />
Eigenlijk geloven wij er niets van, dat de jeugdcultuur een ‘protestcultuur’<br />
zou zijn, zeker niet de huidige teenagercultuur die met haar geheimzinnige<br />
symbolen en afspraken een zelfstandige jeugdkaste suggereert, die betrekkelijk<br />
onverschillig staat tegenover de groep der ouderen. Wanneer we in de<br />
jeugdmode een globale onderscheiding maken tussen boerse en hoofse folklore,<br />
dan zijn in de huidige jeugdkleding uitgesproken hoofse motieven<br />
aanwezig, waarmee een hoofs gedrag gepaard gaat, zoals de schrijver tot zijn<br />
85