30.08.2013 Views

Download als pdf-bestand - Maatschappijwetenschappen ...

Download als pdf-bestand - Maatschappijwetenschappen ...

Download als pdf-bestand - Maatschappijwetenschappen ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

DE VERZELFSTANDIGING VAN HET GVB<br />

Een stemadvies voor de Amsterdamse bevolking<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR AMSTERDAM<br />

drs. A. Postema<br />

mr. drs. J.P. van der Meij<br />

SISWO 2002


SISWO WRA Essays 1<br />

Omslagontwerp: Peter de Kroon/SISWO<br />

© SISWO 2002<br />

SISWO, Plantage Muidergracht 4, 1018 TV Amsterdam<br />

www.siswo.nl<br />

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens<strong>bestand</strong>,<br />

of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de<br />

uitgever.


Inhoudsopgave<br />

Inleiding<br />

I Een revaliderende patiënt in een dynamische omgeving 7<br />

Het Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam<br />

Van “stop the bleeding” naar gezondmaking<br />

Een nieuwe wet<br />

II Externe verzelfstandiging in theorie, beleid en praktijk 10<br />

De theorie<br />

Het beleid<br />

De praktijk<br />

Lessen van de NS<br />

III Vormgeving verzelfstandiging GVB 17<br />

Ontvlechting<br />

Opdrachtgeverschap en bestuurlijk toezicht<br />

Personeel<br />

Levensvatbaarheid en marktconformiteit<br />

Dienstverlening<br />

IV Conclusies en advies 21<br />

Bijlage De Wetenschappelijke Raad voor Amsterdam 25


Inleiding<br />

Op 15 mei van dit jaar, gelijktijdig met de Tweede Kamerverkiezingen,<br />

kan de Amsterdamse bevolking zich uitspreken<br />

voor of tegen het in november 2001 genomen<br />

Raadsbesluit over de externe verzelfstandiging van het<br />

Gemeentevervoer Bedrijf (GVB). Onder externe verzelfstandiging<br />

wordt in het algemeen verstaan de omvorming<br />

van een overheidsonderdeel tot een afzonderlijke<br />

rechtspersoon (vennootschap of stichting), waarover de<br />

overheid de beslissende overwegende zeggenschap over<br />

behoudt. 1 Het Amsterdamse gemeentebestuur is voornemens<br />

honderd procent van de aandelen in de NV GVB te<br />

nemen: privatisering is niet aan de orde.<br />

Nu zijn in Nederland sinds het midden van de jaren tachtig<br />

letterlijk honderden dienstonderdelen van de overheid<br />

extern verzelfstandigd. De PTT, de Staatsdrukkerij,<br />

de Informatiseringsbank, tal van energiebedrijven, afvalverbrandingsinstallaties<br />

en slachthuizen, ja zelfs de universiteiten<br />

en de politie zijn op afstand van de overheid<br />

gezet. Andere bedrijven en instellingen, zo<strong>als</strong> Schiphol,<br />

NS, Gasunie en De Nederlandsche Bank, zijn al veel<br />

langer een vennootschap met de overheid <strong>als</strong> grootaandeelhouder.<br />

Gegeven deze praktijk van verzelfstandiging mag het<br />

Amsterdamse referendum over de verzelfstandiging van<br />

het GVB dan ook een bijzonderheid heten. Klaarblijkelijk<br />

is er nogal wat aan de hand. Op initiatief van Saar<br />

Boerlage is in het najaar van 2001 het referendumcomité<br />

‘Ons GVB geen NV’ opgericht. Het comité kwam vrij<br />

probleemloos aan de voor het afdwingen van een referen-<br />

5<br />

dum benodigde handtekeningen. Sedertdien roert het de<br />

trom via de pers en een eigen website. 2<br />

Maar ook de gemeente laat zich niet onbetuigd. Zij heeft<br />

een communicatieadviseur in de arm genomen voor de<br />

publiekscampagne. Het feit dat het referendum samenvalt<br />

met de Tweede Kamerverkiezingen, waardoor de verplichte<br />

opkomstdrempel wel zal worden gehaald, en het<br />

verschijnsel dat kiezers een sterke neiging hebben om bij<br />

referenda tegen te stemmen heeft hier ongetwijfeld toe<br />

bijgedragen. 3 Hard tegen hard dus. 4<br />

Het gesteggel omtrent de verzelfstandiging van het vervoerbedrijf<br />

is des te opmerkelijker, omdat het klagen over<br />

de dienstverlening van het GVB <strong>als</strong> één van de meest<br />

constante factoren in de Amsterdamse samenleving geldt.<br />

Klaarblijkelijk is er sprake van een intense haat-liefde-verhouding,<br />

hetgeen recentelijk treffend is geschetst in de<br />

krantenkop ‘Ons klote GVB’. 5<br />

Voor de Wetenschappelijke Raad voor Amsterdam is er<br />

dus genoeg aanleiding om aan het referendum over de<br />

verzelfstandiging van het GVB zijn eerste advies te wijden.<br />

Hiertoe wordt eerst een korte schets van de historie en<br />

het huidige presteren van het GVB gegeven. Vervolgens<br />

wordt ingegaan op wat externe verzelfstandiging nu precies<br />

is, hoe het Amsterdamse beleid dienaangaande luidt<br />

en wat tot dusverre de ervaringen zijn. Dan volgt een<br />

bespreking van de wijze waarop de voorgestane verzelfstandiging<br />

is vormgegeven en de mate waarin lessen uit<br />

eerdere verzelfstandigingen zijn getrokken. Tot slot vatten<br />

wij de bevindingen samen en komen tot ons stemadvies<br />

aan de Amsterdamse bevolking.


Deze beschouwing is opgesteld door drs. A. Postema en<br />

mr. drs. J.P. van der Meij, beide <strong>als</strong> adviseur werkzaam<br />

bij Cap Gemini Ernst & Young. Beiden zijn betrokken<br />

(geweest) bij een groot aantal verzelfstandigingen van<br />

overheidsorganisaties, waaronder de verzelfstandiging van<br />

het GVB. Voor het schrijven van deze afweging van argumenten<br />

zijn zij uit hun rol <strong>als</strong> adviseur voor één partij<br />

gestapt. Ze hebben getracht hun grote deskundigheid in<br />

te zetten om ons Amsterdammers een steuntje te geven bij<br />

de keuze op 15 mei. De Raad is beide auteurs voor hun<br />

bijdrage bijzonder erkentelijk.<br />

Namens de Wetenschappelijke Raad voor Amsterdam,<br />

dr. P. Renooy<br />

voorzitter<br />

6


I Een revaliderende patiënt in een dynamische<br />

omgeving<br />

Het Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam<br />

Zo<strong>als</strong> dit voor de meeste nutsbedrijven geldt is het huidige<br />

GVB een van oorsprong private onderneming. Op 1<br />

januari 1900 werd een aantal particuliere trambedrijven<br />

door de gemeente Amsterdam overgenomen. De zo ontstane<br />

Gemeentetram ging vanaf 1908 ook de eerste buslijnen<br />

rijden. In de Tweede Wereldoorlog werden Gemeentetram<br />

en Gemeenteveren samengevoegd tot het Gemeentevervoerbedrijf.<br />

Vanaf 2002 wordt de afkorting GVB <strong>als</strong><br />

bedrijfsnaam geïntroduceerd.<br />

Met 4.500 werknemers, een jaarlijkse omzet van circa<br />

€ 400 miljoen en een miljoen reizigers per dag is het GVB<br />

een van de belangrijkste spelers op de markt van het openbaar<br />

vervoer. Het is na NS en Connexxion het grootste railbedrijf<br />

respectievelijk busbedrijf van Nederland. Naast vervoer<br />

per bus, tram en metro verzorgt het GVB tevens de<br />

veerverbindingen in Amsterdam.<br />

Van “stop the bleeding” naar gezondmaking<br />

In 1996 vond Max de Jong het GVB “out of control”. 6<br />

Hij schetste het beeld van een financieel, sociaal en<br />

organisatorisch volstrekt ontspoorde organisatie. De<br />

Jong kwam met een lange lijst van noodzakelijke veranderingen<br />

om de toekomst van het GVB veilig te<br />

stellen. Verzelfstandiging achtte hij voor het succesvol<br />

opereren <strong>als</strong> vervoerbedrijf een noodzakelijke voorwaarde.<br />

7<br />

Een jaar later presenteerde de Commissie van Onderzoek<br />

Gemeentevervoerbedrijf onder leiding van Arie van<br />

der Zwan haar bevindingen. Aanleiding van dit onderzoek<br />

waren de aanzienlijke verliezen van het GVB sinds<br />

het begin van de jaren negentig; die tekorten brachten<br />

de gemeente in grote problemen. Van der Zwan constateerde<br />

dat het GVB zich sinds de tweede helft van<br />

de jaren tachtig in een conversie van taakorganisatie<br />

naar risicodragende marktorganisatie bevond, maar niet<br />

het vermogen had om de bedrijfsvoering hierbij aan te<br />

passen. Hij wees op de slechte administratie, het gebrekkige<br />

management, de ruime rechtspositie en arbeidsvoorwaarden<br />

van het personeel, de opeenvolgende reorganisaties<br />

zonder zichtbaar effect, het hoge ziekteverzuim<br />

en de lage productiviteit. 7 Typerend voor de ontstane<br />

situatie was dat er sinds 1986 over de opeenvolgende<br />

jaarrekeningen geen goedkeurende accountantsverklaring<br />

meer was verkregen. Ook Van der Zwan adviseerde<br />

het GVB te verzelfstandigen, en wel door het afsluiten<br />

van een contract waarin de te leveren vervoersprestatie<br />

en de vergoeding worden vastgelegd. 8<br />

Naar aanleiding van de adviezen van De Jong en Van<br />

der Zwan werden diverse veranderingen in gang gezet.<br />

In de zomer van 1997 trad een nieuwe directie aan<br />

onder leiding van André Testa, welke een businessplan<br />

1997-2001 opstelde. Hoogste prioriteit had het oplossen<br />

van het acute vermogenstekort van het vervoerbedrijf en<br />

het bestrijden van de verliezen, intern aangeduid met de<br />

veelzeggende uitdrukking “stop the bleeding”. Hiertoe<br />

verstrekte de gemeente in 1997 een eenmalige bijdrage<br />

van 91 miljoen (ruim 200 miljoen gulden). Het GVB<br />

wist reeds in dat jaar een sluitende begroting te realiseren


15,0 10,0<br />

10,0<br />

5,0<br />

5,0<br />

0,0<br />

0,0<br />

1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000<br />

-5,0<br />

-10,0<br />

-15,0<br />

-15,0<br />

-20,0<br />

-20,0<br />

1988<br />

1989<br />

1990<br />

1991<br />

1992<br />

1993<br />

1994<br />

1995<br />

1996<br />

1997<br />

1998<br />

1999<br />

2000<br />

2001<br />

Resultaat GVB (in miljoen €). Bron: Jaarverslagen GVB<br />

en vanaf 1998 werd een bescheiden winst gemaakt. Deze<br />

resultaatverbetering hing in sterke mate samen met de<br />

forse stijging van de opbrengsten uit het openbaar vervoer,<br />

het werken voor derden en de verlaging van de rente.<br />

Aan de kostenkant was het resultaat minder gunstig: in<br />

het bijzonder de personeelslasten namen flink toe.<br />

Daarnaast stelde de directie zich ten doel om het bedrijf,<br />

organisatorisch en sociaal, daadwerkelijk gezond te maken.<br />

Dit moest er toe leiden dat het GVB in 2001 qua kostenniveau<br />

marktconform zou opereren. In de evaluatie<br />

van het businessplan 1997-2001 constateerde de directie<br />

dat de financiën weliswaar grotendeels op orde waren<br />

gebracht, maar dat de sociale en organisatorische gezondmaking<br />

nog zeker niet was voltooid. Voor de totstandkoming<br />

van een marktconform opererend bedrijf achtte de<br />

directie voor de jaren 2001-2005 een ambitieus transformatieprogramma<br />

dan ook noodzakelijk.<br />

De problematische arbeidscultuur bij het GVB is legendarisch<br />

en behoeft hier geen nadere uiteenzetting, hoe<br />

8<br />

20<br />

18<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000<br />

Ziekteverzuim GVB (in %). Bron: gemeente Amsterdam<br />

verleidelijk dat ook is. Een dergelijke situatie zou binnen<br />

een gewone onderneming nooit zo lang standhouden. In<br />

het bijzonder verontrustend is dat het ziekteverzuim sinds<br />

1997 weer is toegenomen. Wat dit betreft kan de recente<br />

uitspraak van Van der Zwan dat het GVB nog steeds<br />

doodziek is, ook letterlijk worden opgevat. 9<br />

Een nieuwe wet<br />

Op 1 januari 2001 is de Wet Personenvervoer 2000 (WPV)<br />

in werking getreden. Voornaamste doel van deze wet is<br />

om marktwerking in het stad- en streekvervoer te introduceren.<br />

Hiertoe worden voor de bestaande vervoersgebieden<br />

concessies uitgegeven, waarbij door middel van directe<br />

gunning of openbare aanbesteding wordt uitgemaakt welk<br />

bedrijf gedurende de concessieperiode het vervoer verzorgt.<br />

Dit betekent een meer zakelijke relatie tussen opdrachtgever<br />

en opdrachtnemer en een groter ondernemingsrisico.<br />

Voor de gemeentelijke vervoerbedrijven zijn in de wet<br />

diverse bijzondere bepalingen opgenomen. Zo is ver-


plichte aanbesteding van hun vervoersgebied eerst in 2006<br />

aan de orde, terwijl de concessies voor alle overige vervoersgebieden<br />

voor minimaal 35% reeds in 2003 moeten<br />

zijn aanbesteed. Dit proces van aanbesteding in het streekvervoer<br />

en de niet-gvb-steden is momenteel in volle gang.<br />

De reden van het uitstel voor de gemeentelijke vervoerbedrijven<br />

is dat het ministerie van Verkeer & Waterstaat hen<br />

de tijd wil bieden om extern te verzelfstandigen. 10<br />

Hoewel de WPV niet expliciet verplicht tot verzelfstandiging,<br />

worden gemeentelijke vervoerbedrijven hier wel<br />

min of meer toe gedwongen. Ook in de memorie van<br />

toelichting bij de wet komt verzelfstandiging meerdere<br />

malen aan de orde. Hierin zijn onder meer de volgende<br />

voordelen van overwegingen voor verzelfstandiging verondersteld:<br />

- Verzelfstandiging versterkt de concurrentiekracht van het<br />

bedrijf;<br />

- Alleen de verhouding tussen kwaliteit en prijs van<br />

het product dient uitgangspunt te zijn bij de beslissing<br />

omtrent concessieverlening;<br />

- De financiële risico’s voor de overheid zijn beter beheersbaar;<br />

- Er ontstaan minder afgeschermde en meer op innovatie<br />

en vernieuwing georiënteerde bedrijven.<br />

Voor het GVB heeft de WPV al de nodige veranderingen<br />

met zich meegebracht. Zo heeft het bedrijf per 1<br />

januari van dit jaar de concessie verkregen voor het ten<br />

uitvoer brengen van het openbaar vervoer in de gemeente<br />

Amsterdam. Deze concessie is onderhands gegund tot<br />

en met 2005 en omvat het integrale openbaar vervoer<br />

(bus, tram en metro) <strong>als</strong>ook de veervoorzieningen en het<br />

9<br />

beheer en onderhoud van de railinfrastructuur. Hieraan<br />

ligt een contractrelatie ten grondslag op basis van een<br />

door de gemeente uitgewerkt programma van eisen, waarmee<br />

afspraken zijn gemaakt over het voorzieningenniveau<br />

en de tarieven die de gemeente <strong>als</strong> opdrachtgever aan het<br />

GVB voor verleende diensten moet betalen.<br />

Echt spannend wordt het wanneer het in 2005 inderdaad<br />

tot aanbesteding van de concessie Amsterdam komt. Het<br />

GVB moet het dan opnemen tegen andere vervoerders,<br />

uit binnen- en buitenland. Als het dan niet in staat is<br />

marktconform te opereren – dat wil zeggen een adequate<br />

dienstverlening tegen scherpe prijzen te bieden – zal het<br />

voor het bedrijf einde oefening zijn.<br />

Of de aanbesteding in 2005 echt verplicht wordt, blijkt<br />

pas na een tussentijdse evaluatie van de WPV in 2004. De<br />

tot dan toe opgedane ervaringen zullen bij deze beoordeling<br />

een belangrijke rol spelen. Daarnaast is van belang<br />

dat in het Europese Parlement de aanbestedingsplicht<br />

voor grote steden ter discussie staat. 11 Het standpunt<br />

van de Europese Commissie is dat het de lidstaten vrij<br />

moet blijven staan om aanbesteding verplicht te stellen,<br />

ook voor grootstedelijke netwerken. Hiermee kan de met<br />

de WPV beoogde marktwerking intact blijven. 12 Los van<br />

deze discussie kan worden vastgesteld dat naar aanleiding<br />

van de WPV in het Nederlandse openbaar vervoer een<br />

nieuwe dynamiek is ontstaan, waarbij aanbestedingen,<br />

fusies en overnames, verzelfstandigingen en privatiseringen<br />

en toetreding van buitenlandse partijen aan de orde<br />

van de dag zijn.


II Externe verzelfstandiging in theorie, beleid<br />

en praktijk<br />

De theorie<br />

Hierboven is externe verzelfstandiging reeds omschreven<br />

<strong>als</strong> de omvorming van een overheidsonderdeel tot<br />

een afzonderlijke rechtspersoon (vennootschap of stichting),<br />

waarover de overheid de overwegende zeggenschap<br />

behoudt. Het is een positie op het spectrum tussen<br />

markt en overheid, met het volledig in eigen beheer ter<br />

hand nemen van de activiteit <strong>als</strong> ene uiterste en het volledig<br />

afstoten van de activiteit <strong>als</strong> andere uiterste.<br />

Wanneer en waarom dringt zich nu het verzelfstandigingsvraagstuk<br />

op? Traditioneel kennen we de markt-<br />

Afstoten / beëindigen<br />

10<br />

sector en de overheidssector. In de marktsector heerst<br />

het spel van vraag- en aanbod, met de prijsvorming<br />

<strong>als</strong> coördinerend mechanisme. In de overheidssector is<br />

eveneens sprake van vraag en aanbod, maar werkt het<br />

prijsmechanisme onvoldoende om de markt zelfstandig<br />

zijn werk te laten doen. Daartussen bevindt zich<br />

een scala aan organisaties en activiteiten, die kenmerken<br />

van beide in zich dragen. Dit zijn veelal organisaties<br />

die bijna net <strong>als</strong> reguliere bedrijven werken, maar<br />

die daarmee een dusdanig publiek belang behartigen<br />

dat de overheid het niet aandurft om tot uitbesteding<br />

aan de marktsector over te gaan. Tegelijkertijd wordt<br />

onderkend dat het volledig in eigen beheer uitvoeren<br />

van deze taken niet tot het wezen van de overheid<br />

behoort. Externe verzelfstandiging biedt hiervoor een<br />

oplossing.<br />

MARKT OVERHEID<br />

Volledig privatiseren<br />

Deelnemen<br />

Externe verzelfstandiging op het spectrum markt-overheid<br />

0000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000<br />

0000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000<br />

0000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000<br />

0000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000<br />

Extern verzelfstandigen<br />

Intern verzelfstandigen<br />

Volledig in eigen huis


Van externe verzelfstandiging worden doelmatigheidsverbeteringen<br />

verwacht. De reden hiervoor is dat de organisatie<br />

meer in staat wordt gesteld naar eigen inzicht haar<br />

bedrijfsvoering in te richten, uiteraard binnen de grenzen<br />

die de overheid <strong>als</strong> opdrachtgever en eigenaar stelt.<br />

Wederzijdse verantwoordelijkheden zijn duidelijker, zodat<br />

partijen zich niet meer achter elkaar kunnen verschuilen.<br />

Daarnaast zal de overheid sneller genegen zijn om de<br />

organisatie aan de gemaakte afspraken te houden. Dit is<br />

dan ook juridisch afdwingbaar.<br />

Wel moet geconstateerd worden dat doelmatigheidsverbeteringen<br />

zich met name voordoen wanneer verzelfstandiging<br />

gepaard gaat met (de dreiging van) versterkte<br />

marktwerking. 13 Zonder marktwerking kan verzelfstandiging<br />

immers weliswaar tot meer transparantie, een betere<br />

verdeling van verantwoordelijkheden en minder bureaucratie<br />

leiden, maar is de doelmatige aanwending van middelen<br />

door de dienst moeilijk te waarborgen. 14<br />

Het beleid<br />

Het Nederlandse beleid inzake verzelfstandiging is in<br />

belangrijke mate gevoed door de aanbevelingen van de<br />

Commissie Sint. 15 Op lokaal niveau hebben diverse gemeenten<br />

hieraan vervolgens hun eigen invulling gegeven. In<br />

Amsterdam is in 2001 een beleidskader vastgesteld ten<br />

behoeve van een beargumenteerde en toetsbare besluitvorming<br />

over het al dan niet verzelfstandigen, privatiseren of<br />

uitplaatsen van gemeentelijke organisatieonderdelen. 16<br />

Bij de afweging inzake de positionering van gemeentelijke<br />

organisatieonderdelen is in de eerste plaats van belang of<br />

11<br />

er sprake is van een wettelijke taak, en of de overheid verplicht<br />

is deze taak zelf uit te voeren. Is dit niet het geval<br />

en is er evenmin sprake van een gemeentelijk (publiek)<br />

belang, dan is beëindiging, afstoten of verkoop van de<br />

taak aan de orde. Is dit wel het geval, dan is de vraag in<br />

hoeverre de gemeente <strong>als</strong> opdrachtgever, <strong>als</strong> regelgever of<br />

<strong>als</strong> eigenaar over voldoende middelen beschikt om deze<br />

rol gestand te doen. Is dit het geval, dan kan privatisering<br />

worden overwogen, mits de taak nu of straks in concurrentie<br />

wordt uitgevoerd. Is er geen concurrentie, dan zou<br />

er sprake zijn van het op de markt zetten van een overheidsmonopolie,<br />

en dat is niet wenselijk. Bij voldoende<br />

(zicht op) concurrentie dient dan ook externe dan wel<br />

interne verzelfstandiging te worden overwogen. Externe<br />

verzelfstandiging komt ter sprake wanneer met de hiermee<br />

gepaard gaande verzakelijking tot aanzienlijke verbetering<br />

van de doelmatigheid en de doeltreffendheid van<br />

de bedrijfsvoering kan worden gekomen.<br />

Op grond van deze criteria heeft het Amsterdamse<br />

gemeentebestuur in november 2001 besloten tot externe<br />

verzelfstandiging van het GVB. In het bijzonder stelt de<br />

gemeente: 17<br />

-dat ten behoeve van het OV het primaire instrument van<br />

het gemeentebestuur het opdrachtgeverschap is en niet de<br />

bemoeienis met de uitvoering;<br />

-dat met een afdwingbaar vervoerscontract en een goede<br />

klachtenbehandeling de publieke zeggenschap over het<br />

OV afdoende kan worden geregeld;<br />

-dat de primaire functie van het GVB het op gezonde<br />

financiële basis aanbieden van hoogwaardig OV betreft,<br />

dat het bedrijf in dit kader gebaat is bij een eigen verantwoordelijkheid<br />

voor de bedrijfsvoering en dat het vol-


Wettelijke<br />

taak?<br />

ja<br />

Bevoegdheden af te<br />

zonderen?<br />

nee<br />

Verbonden bevoegdhedenoverdraagbaar?<br />

ja<br />

nee ja<br />

Gemeentelijk belang<br />

bij uitvoering?<br />

nee<br />

Afstoten/beëindigen<br />

nee<br />

Zelf doen<br />

Voldoende invloed<br />

<strong>als</strong> opdrachtgever?<br />

nee<br />

Invloed te ontlenen<br />

aan publiekrecht?<br />

nee<br />

Voldoende invloed<br />

<strong>als</strong> eigenaar?<br />

ja<br />

Functiescheiding in<br />

termen van effectiviteit<br />

en efficiency?<br />

Afwegingsschema positionering gemeentelijke organisatieonderdelen Amsterdam<br />

12<br />

ja<br />

nee<br />

nee<br />

Concurrentie tussen<br />

aanbieders (nu en<br />

straks)?<br />

ja<br />

nee<br />

ja<br />

Privatiseren<br />

Extern verzelfstandigen<br />

Zelf doen of interne<br />

verzelfstandiging


doende armslag moet hebben op de OV-markt in en<br />

rondom Amsterdam.<br />

Gezien de algemene beleidslijn is de keuze voor externe verzelfstandiging<br />

passend. Er is geen sprake van een wettelijke<br />

taak, maar wel van een gemeentelijk belang bij de uitvoering.<br />

18 Aangezien er momenteel van concurrentie geen sprake<br />

is, is privatisering conform de beleidslijn niet aan de orde.<br />

De praktijk<br />

Er wordt veel extern verzelfstandigd. Op het niveau<br />

van het rijk kent Nederland meer dan 600 zelfstandige<br />

bestuursorganen c.q. rechtspersonen met een wettelijke<br />

taak en daarnaast nog diverse ‘reguliere’ meerderheidsdeelnemingen.<br />

19 Op gemeentelijk niveau overstijgt het<br />

aantal extern verzelfstandigde organisaties de 2000. Het<br />

gaat daarbij om een veelheid aan taakgebieden, zo<strong>als</strong><br />

wegen- en groenonderhoud, sport & recreatie, afvalinzameling,<br />

kinderopvang, bibliotheken, muziekscholen, sociale<br />

werkplaatsen, bedrijvenparken, musea en openbaar<br />

vervoer.<br />

Ten aanzien van de ervaringen met externe verzelfstandiging<br />

ontbreekt een totaalbeeld, hetgeen gezien het grote<br />

aantal verzelfstandigingen ook niet vreemd is. Wel is in<br />

1997 uitgebreid onderzoek verricht naar de verzelfstandiging<br />

van gemeentelijke kerntaken. 20 Hieruit blijkt dat<br />

<strong>als</strong> reden van verzelfstandiging in 65% van de gevallen<br />

de bedrijfsvoering wordt aangemerkt en in 25% politiekbestuurlijke<br />

motieven. Gebleken is dat een grote meerderheid<br />

van de gemeenten (80%) tevreden is over het eindresultaat<br />

van de verzelfstandiging. Volgens de betreffende<br />

13<br />

gemeenten zijn de doelstellingen van de verzelfstandiging<br />

gehaald en is het opgeleverde product goed. Een ander<br />

feit dat het hoge percentage tevreden gemeenten bevestigt<br />

is dat slechts in 7% van de gevallen de gemeente het<br />

taakgebied na verzelfstandiging uiteindelijk weer in eigen<br />

beheer heeft genomen. Want dat kan natuurlijk ook altijd<br />

nog.<br />

Over de verzelfstandiging van gemeentelijke vervoerbedrijven<br />

bestaat wel een redelijk compleet beeld. In Nederland<br />

hadden tot voor kort negen gemeenten een eigen<br />

vervoerbedrijf. In Arnhem (GVB Arnhem), Den Haag<br />

(HTM), Dordrecht (Stadsvervoer Dordrecht), Groningen<br />

(GVB Groningen), Maastricht (Stadsbus Maastricht)<br />

en Nijmegen (Novio) zijn deze al verzelfstandigd – in<br />

Dordrecht, Groningen en Maastricht zelfs geprivatiseerd.<br />

Amsterdam (GVB) en Utrecht (GVU) zijn voornemens<br />

hun vervoerbedrijf te verzelfstandigen. De gemeente Rotterdam<br />

beraadt zich momenteel op de verzelfstandiging<br />

van de RET.<br />

Begin 2002 is onderzoek gedaan naar de ervaringen met<br />

de zes reeds (ver)zelfstandig(d)e gemeentelijke vervoerbedrijven.<br />

21 Hiertoe zijn de directeuren van de vervoerbedrijven,<br />

de voorzitters van de ondernemingsraad <strong>als</strong>mede<br />

de verantwoordelijke wethouders ondervraagd. Uit het<br />

onderzoek blijkt dat:<br />

- de overgrote een meerderheid van de ondervraagden van<br />

mening was dat de externe verzelfstandiging van het vervoerbedrijf<br />

heeft geleid tot een heldere scheiding tussen<br />

de gemeente en het vervoerbedrijf en een duidelijker verdeling<br />

van verantwoordelijkheden en bevoegdheden vergeleken<br />

met de situatie waarin het vervoerbedrijf nog een


tak van dienst was;<br />

- men tevreden was over de wijze waarop de externe<br />

verzelfstandiging van het gemeentelijk vervoerbedrijf tot<br />

stand is gekomen;<br />

- de wijze waarop de overgang van het zittende personeel<br />

naar de nieuwe onderneming heeft plaatsgevonden over<br />

het algemeen naar tevredenheid is verlopen;<br />

- vrijwel alle respondenten op grond van de ervaringen<br />

met het vervoerbedrijf een extern verzelfstandigd vervoerbedrijf<br />

boven het vervoerbedrijf <strong>als</strong> tak van dienst<br />

verkiezen.<br />

Maar wat levert externe verzelfstandiging nu op voor<br />

de klant? Hier ligt duidelijk een onderzoeksveld braak.<br />

Enkele empirische vingeroefeningen voor de situatie in<br />

Nederland ten spijt 22 is men hiervoor al snel aangewezen<br />

op ervaringen in het buitenland. In de internationale<br />

literatuur doet zich echter het probleem voor dat naar<br />

de ervaringen met externe verzelfstandiging <strong>als</strong> zodanig<br />

weinig onderzoek is verricht. Veeleer spitst men zich<br />

toe op privatisering, waaronder niet zelden ook externe<br />

verzelfstandiging wordt verstaan. Een recent verschenen<br />

overzichtsstudie van Megginson en Netter toont aan dat<br />

private bedrijven <strong>als</strong> regel beter presteren dan vergelijkbare<br />

bedrijven in overheidshanden, maar daarmee is nog<br />

weinig gezegd over de prestaties van extern verzelfstandigde<br />

bedrijven in vergelijking met gemeentelijke diensten.<br />

23<br />

Ook voor het openbaar vervoer is er weliswaar sprake van<br />

een veelheid aan ervaringsgegevens, maar kan evenmin<br />

de hamvraag – scoort een verzelfstandigde organisatie in<br />

termen van prijs en kwaliteit nu ten principale beter dan<br />

14<br />

een overheidsdienst – beantwoord worden. 24 De reden<br />

hiervoor is in de eerste plaats dat dit nog nooit is onderzocht.<br />

Daarnaast geldt dat behalve de positie van het<br />

vervoerbedrijf nog diverse andere factoren van invloed<br />

zijn op de prestaties, zo<strong>als</strong> de bedrijfsvoering, de mate<br />

van concurrentie (aantal partijen, frequentie van aanbesteding,<br />

entree- en exitbarrières) en regulering (prijs- en<br />

kwaliteitsbepalingen, toegang van derden tot het eigen<br />

netwerk, marktaandeelbeperkingen). Juist de voor- en<br />

nadelen van marktwerking hebben in dit kader veel aandacht<br />

gekregen. Zo blijkt uit diverse onderzoeken dat<br />

marktwerking in het OV (soms forse) efficiencywinsten<br />

kan bewerkstelligen. 25 Onzeker is echter welk aandeel is<br />

toe te schrijven aan het feit dat het OV wordt uitgevoerd<br />

door een zelfstandig of privaat bedrijf. In dit verband is<br />

ook van belang dat verzelfstandiging of privatisering vaak<br />

gepaard ging aan een daling van beschikbare publieke<br />

middelen. Soms was dit zelfs het achterliggende motief.<br />

De daling van de dienstverlening kan dan natuurlijk niet<br />

worden toegeschreven aan de verzelfstandiging of privatisering.<br />

Wat de ervaringen van de afgelopen jaren wél leren is<br />

dat er voor wat betreft de wijze waarop een externe verzelfstandiging<br />

wordt vormgegeven duidelijke do’s & don’ts<br />

zijn. Deze hebben in het bijzonder betrekking op het<br />

opdrachtgeverschap, het eigendom en het onderhoud van<br />

de infrastructuur en andere strategische activa en de ‘integraliteit<br />

van de bedrijfsvoering’. Dit kan worden geïllustreerd<br />

aan de hand van de ervaringen met de NS.


Lessen van de NS<br />

Het functioneren van de NS gedurende de afgelopen<br />

jaren heeft een stempel gedrukt op de meningsvorming<br />

omtrent verzelfstandiging. Dit is formeel onterecht. De<br />

NV Nederlandse Spoorwegen is sedert haar oprichting in<br />

1937 een zelfstandige onderneming. Wat sinds 1 januari<br />

1995 plaatsvond is <strong>als</strong> een deregulering en ontvlechting<br />

aan te merken, terwijl de winstgevendheid van de onderneming<br />

voorop kwam te staan. Reden hiervoor was dat<br />

jaarlijks aanzienlijke overheidssubsidies nodig waren om<br />

het bedrijf overeind te houden. Dit maakte de NS,<br />

ondanks goede vervoersprestaties, tot het zorgenkind<br />

binnen de vervoerssector. 26<br />

Opdrachtgeverschap<br />

Een cruciale fout bij de deregulering van de NS was dat<br />

deze plaatsvond nog voordat het ministerie van Verkeer<br />

& Waterstaat het opdrachtgeverschap had geregeld. Pas in<br />

2001 is, na een proces van moeizame onderhandelingen<br />

met de verzelfstandigde monopolist, een prestatiecontract<br />

tot stand gekomen waarmee weer enige sturing is terug<br />

verkregen. Het kwaad was toen al geschied: een eenzijdige<br />

en kortzichtige winststrategie bleek ten koste te gaan van<br />

de kwaliteit van de dienstverlening en de arbeidsverhoudingen.<br />

Het enige wat de minister nog restte was de directie,<br />

met het uiteindelijk verkregen en inmiddels sterk naar<br />

beneden bijgestelde prestatiecontract in de hand, naar huis<br />

te sturen omdat de stiptheidseis van 80% met 0,1% was<br />

onderschreden. Daarmee lijkt voorlopig een eind te zijn<br />

gekomen aan de teloorgang van wat eens, <strong>als</strong> zelfstandige<br />

maar gereguleerde NV Nederlandse Spoorwegen, één van<br />

de duurste maar ook beste railbedrijven ter wereld was.<br />

15<br />

Een belangrijke les is aldus dat op afstand plaatsen pas<br />

zinvol is, wanneer de overheid haar rol <strong>als</strong> opdrachtgever<br />

voldoende heeft vormgegeven. Doet zij dit niet, dan is<br />

zij overgeleverd aan een ongrijpbare monopolist die misschien<br />

wel goedkoper gaat produceren, maar het maatschappelijk<br />

belang van zijn dienstverlening uit het oog<br />

verliest.<br />

Eigendom van de infrastructuur<br />

Eén van de inrichtingsvraagstukken van een externe verzelfstandiging<br />

is het afbakenen van het object. Wat (activiteiten,<br />

mensen, activa) behoort nu precies tot hetgeen op<br />

afstand wordt gezet? Bijzondere aandacht verdient in dit<br />

kader wie het eigendom heeft van de (rail)infrastructuur<br />

en – in mindere mate – het daaraan verbonden rollend<br />

materieel (inclusief stallingen). Zolang een vervoerbedrijf<br />

over het eigendom van dergelijke strategische activa<br />

beschikt zal marktwerking niet van de grond komen.<br />

Daarom heeft de Nederlandse overheid er verstandig aan<br />

gedaan de railinfrastructuur niet aan de NS mee te geven,<br />

maar in een afzonderlijke taakorganisatie te plaatsen.<br />

Maar ook het separaat privatiseren van het infrastructuurbedrijf<br />

brengt aanzienlijke risico’s met zich mee zo<br />

is althans uit de ervaringen in Groot-Brittannië gebleken.<br />

Daar zijn in het midden van de jaren negentig de<br />

infrastructuur en exploitatie van elkaar gescheiden en<br />

ieder afzonderlijk geprivatiseerd. Railtrack, verantwoordelijk<br />

voor de aanleg en het onderhoud van de infrastructuur,<br />

bleek niet bereid en in staat de toch al weinig florissante<br />

staat van de infrastructuur op het gewenste peil<br />

te brengen. In het contract was hier ook in onvoldoende<br />

mate in voorzien. Na een aantal spoorwegongevallen ging


Railtrack in oktober 2001 failliet en besloot de Britse<br />

overheid het bedrijf weer te renationaliseren. 27<br />

De ervaringen met Railtrack leren dat het privatiseren<br />

van infrastructuur – zo hier al voor wordt gekozen –<br />

met de grootst mogelijke zorg moet gebeuren. In andere<br />

landen blijkt dit goed te kunnen, gegeven het feit dat bijvoorbeeld<br />

de private Franse tolwegen een voor Nederlanders<br />

ongekende kwaliteit bieden. Voor het realiseren van<br />

marktwerking in het openbaar vervoer ligt het echter voor<br />

de hand het eigendom over de infrastructuur en de daaraan<br />

verbonden activa in overheidshanden te houden.<br />

Integraliteit van de bedrijfsvoering<br />

Hierboven is het falen van de NS in belangrijke mate toegeschreven<br />

aan het ontbreken van een adequaat opdrachtgeverschap.<br />

Daarnaast wordt de sinds 1995 van kracht<br />

zijnde scheiding tussen NS Reizigers enerzijds en de drie<br />

taakorganisaties Railverkeersleiding, Railned en Railinfrabeheer<br />

anderzijds dikwijls <strong>als</strong> oorzaak aangewezen. “De<br />

linkerhand weet niet wat de rechter doet” is een veel<br />

gehoord argument. Het is echter de vraag of deze ‘integraliteit<br />

van de bedrijfsvoering’ daadwerkelijk de kern van<br />

het probleem is. Feit is dat de taakorganisatie Railinfrabeheer,<br />

verantwoordelijk voor de aanleg en het beheer van<br />

rails, bovenleidingen, wissels, seinen en computersystemen,<br />

eind jaren negentig onder druk van bezuinigingen,<br />

toegenomen treinverkeer en strengere veiligheidsmaatregelen<br />

minder aan preventief onderhoud deed dan voordien<br />

gebruikelijk was. Hierdoor nam het aantal storingen<br />

fors toe. Inmiddels zijn NS Reizigers en Railinfrabeheer<br />

verbeterafspraken overeengekomen, waarvan de<br />

eerste resultaten zichtbaar zijn. 28<br />

16<br />

Behalve een eventuele integratie van vervoersexploitatie,<br />

verkeersleiding en infrabeheer dringt de vraag zich op in<br />

hoeverre het wenselijk is om de integratie tussen diverse<br />

soorten openbaar vervoer (bus, tram, metro) te waarborgen.<br />

Het op elkaar afstemmen van de vervoersdiensten<br />

per bus, tram en metro is in Amsterdam wel degelijk een<br />

cruciaal aspect van de bedrijfsvoering. Dit betreft zowel<br />

de korte termijn (aansluitingen, businzet bij stremmingen)<br />

<strong>als</strong> de langere termijn (vertramming van buslijnen,<br />

nieuwe verkeersassen).


III Vormgeving verzelfstandiging GVB<br />

Hoe is de voorgestane externe verzelfstandiging van het<br />

GVB vormgegeven en in hoeverre zijn daarbij de lessen<br />

van de NS ter harte genomen? Voor het beantwoorden<br />

van deze vragen wordt ingegaan op wat nu precies op<br />

afstand wordt geplaatst, de invulling van het opdrachtgeverschap<br />

en het waarborgen van adequaat bestuurlijk<br />

toezicht, de wijze waarop met het personeel wordt omgegaan<br />

en de mate waarin de nagestreefde levensvatbaarheid<br />

en marktconformiteit nu daadwerkelijk gerealiseerd<br />

kan worden. Tot slot worden de verwachte baten voor de<br />

Amsterdamse reizigers in kaart gebracht.<br />

Ontvlechting<br />

Uitgangspunt van de verzelfstandiging is dat alle vervoerdiensten<br />

van het GVB <strong>als</strong>mede het beheer en onderhoud<br />

van de infrastructuur integraal overgaan naar de op te<br />

richten NV GVB. Ook in geval het in 2005/2006 daadwerkelijk<br />

tot aanbesteding komt zal de gemeente de concessie<br />

Amsterdam integraal aanbesteden. Het bedrijf noch<br />

de concessie worden opgeknipt. Een voorwaarde voor<br />

deze toezegging is wel dat het bedrijf in 2005 marktconform<br />

opereert.<br />

Ten aanzien van de materiële vaste activa is het publieke<br />

belang goed in het oog gehouden. De gemeente kiest<br />

ervoor de infrastructuur in eigendom te houden, zodat<br />

dit geen obstakel voor toekomstige marktwerking vormt.<br />

Daarnaast zijn het railmaterieel en de daarmee verbonden<br />

gebouwen (remises en werkplaatsen) tijdelijk bij het GVB<br />

geplaatst: deze activa komen in 2006 zonder vergoeding<br />

17<br />

terug bij de gemeente. Gedurende de periode 2002-2006<br />

heeft de gemeente het laatste woord <strong>als</strong> het investeringen<br />

in nieuw materieel betreft. Alle overige materiële activa,<br />

inclusief het busmaterieel, gaan over naar de NV GVB.<br />

Opdrachtgeverschap en bestuurlijk toezicht<br />

Essentieel onderdeel van de verzelfstandiging van het<br />

GVB is de invulling van het opdrachtgeverschap. Dit<br />

zal door de dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer<br />

(dIVV) worden vormgegeven. Gedurende het afgelopen<br />

jaar heeft dIVV in samenspraak met het GVB en de Reizigers<br />

Adviesraad (RAR) een programma van eisen opgesteld,<br />

dat de basis vormt van de verleende vervoersconcessie.<br />

Hierin zijn de afspraken omtrent de lijnvoering,<br />

frequenties en haltering gemaakt. Zo is bepaald dat er<br />

binnen een afstand van 400 meter van elke voordeur<br />

een halte moet zijn. Bij bejaardentehuizen, ziekenhuizen<br />

en poliklinieken is dat zelfs 250 meter, terwijl bestaande<br />

haltes voor de deur niet worden weggehaald. Maar ook<br />

over de rijtijden, zitplaatskans en kwaliteitszorg zijn<br />

afspraken gemaakt.<br />

Behalve het vervoersaanbod is ook de kostprijs van het<br />

vervoer van groot belang. Hoe lager deze is, des te meer<br />

vervoer het GVB kan bieden voor hetzelfde geld. Uit het<br />

door het GVB opgestelde businessplan 2001-2005 en een<br />

extern uitgevoerde benchmarkstudie blijkt dat het GVB<br />

in staat moet zijn om de komende jaren een stuk efficiënter<br />

te gaan werken. Dit levert een kostenreductie op die in<br />

2005 is opgelopen tot € 34 miljoen per jaar. Het grootste<br />

deel van deze besparing zal worden aangewend ten<br />

behoeve van meer en beter OV.


Behalve opdrachtgever blijft de gemeente volledig eigenaar<br />

van het GVB. Dit betekent dat zij ook het bestuurlijk<br />

toezicht voor haar rekening neemt. In dit kader is<br />

bepaald dat het gemeentebestuur alle leden van de Raad<br />

van Commissarissen benoemt. Om dubbele petten te<br />

voorkomen mogen dit geen ambtenaren, wethouders of<br />

gemeenteraadsleden zijn. Daarnaast dient de gemeente <strong>als</strong><br />

aandeelhouder jaarlijks haar goedkeuring aan de hoofdlijnen<br />

van het beleid van de directie te geven. Beslissingen<br />

over de aanschaf van nieuw materieel vergen altijd de<br />

instemming van de gemeente.<br />

Personeel<br />

Met de ondernemingsraad en de bonden is overeengekomen<br />

dat de externe verzelfstandiging geen nadelige gevolgen<br />

voor het personeel mag hebben: de arbeidsvoorwaarden<br />

blijven per saldo gelijk. Eén en ander is vastgelegd<br />

in een nieuwe CAO. Voor de hieruit voortvloeiende toekomstige<br />

verplichtingen in het kader van vutregelingen<br />

en ziektekosten zijn de benodigde voorzieningen getroffen.<br />

In geval van toekomstige aanbesteding is de positie van<br />

het personeel gewaarborgd. In de WPV is bepaald dat<br />

<strong>als</strong> een concessie overgaat naar een nieuwe vervoerder<br />

het personeel met behoud van rechten meegaat. Dit laat<br />

onverlet dat op de langere termijn er wel veranderingen<br />

in de arbeidsvoorwaarden kunnen optreden, CAO´s zijn<br />

immers tijdelijk. Hoe een nieuwe CAO eruit gaat zien is<br />

afhankelijk van de dan gevoerde onderhandelingen. Dit<br />

geldt overigens ook voor de gemeentelijke CAO’s.<br />

18<br />

Levensvatbaarheid en marktconformiteit<br />

Het GVB opereert op één van de meest aantrekkelijkste<br />

vervoersmarkten van Nederland. Dit laat onverlet dat –<br />

los van de jaarlijks van de Rijksoverheid te ontvangen<br />

subsidie op de vervoersopbrengsten – de gemeente in het<br />

verleden diverse keren genoodzaakt was het bedrijf met<br />

flinke kapitaaldotaties het hoofd boven water te houden.<br />

Zo<strong>als</strong> eerder is aangegeven heeft de directie van het GVB<br />

kans gezien om het bedrijf vanaf 1997 uit de rode cijfers<br />

te halen. Om daadwerkelijk marktconform te gaan opereren<br />

zal echter nog een aanzienlijke kostenreductie gerealiseerd<br />

moeten worden. Op basis van de eerder genoemde<br />

benchmarkstudie zou deze kostenreductie ongeveer 34<br />

miljoen op jaarbasis moeten bedragen. In het bijzonder<br />

verbetering van de productiviteit, het reduceren van het<br />

ziekteverzuim, inkrimping van de leiding in kantoren<br />

en werkplaatsen, reductie van de overhead en doelmatigheidsverbeteringen<br />

in de techniek (reparatie, onderhoud<br />

en revisie) bieden hiertoe mogelijkheden. In het door de<br />

directie van het GVB opgestelde businessplan 2001-2005<br />

lijkt één en ander ook daadwerkelijk realiseerbaar. Indien<br />

dit inderdaad het geval is zou het vervoerbedrijf in 2006<br />

een sterk verbeterde kostenstructuur kennen.<br />

Dienstverlening<br />

Ondanks dat het GVB op afstand wordt geplaatst houdt<br />

de gemeente via het opdrachtgeverschap het heft in<br />

handen waar het het voorzieningenniveau betreft. Via het<br />

programma van eisen zijn de sociale functie en de bereikbaarheidsfunctie<br />

van het OV gegarandeerd. De gemeente<br />

blijft dus bepalen wat er moet gebeuren, terwijl het GVB


zelf kan uitmaken hoe zij dit precies uitvoert. Hiermee<br />

ontstaat een volwaardige relatie tussen opdrachtgever en<br />

opdrachtnemer, waarbij de verantwoordelijkheden duidelijk<br />

en gescheiden zijn.<br />

In de bekostigingsrelatie is overeengekomen dat wordt<br />

toegewerkt naar een stelsel waarbij het genereren van extra<br />

reizigers direct wordt vertaald in een hogere vergoeding<br />

voor het GVB. Een dergelijk vraaggestuurd model bevat<br />

belangrijke prikkels voor het vervoerbedrijf om reizigers<br />

daadwerkelijk <strong>als</strong> klanten te behandelen en hen de dienstverlening<br />

te bieden waarom men vraagt. Daarnaast is in<br />

de bekostiging een bonus/malussystematiek opgenomen<br />

waarmee de gemeente het GVB extra kan prikkelen om<br />

de gevraagde kwaliteit te bieden.<br />

Tussen het GVB en de gemeente is contractueel vastgelegd<br />

dat de te realiseren kostenreductie in belangrijke<br />

mate wordt aangewend voor het realiseren van meer en<br />

beter vervoer, zodat dit de reiziger direct ten goede komt.<br />

Dit gaat om aanzienlijke bedragen, zodat het voorzieningenniveau<br />

naar verwachting verder zal stijgen. De<br />

komende jaren zal bovendien worden geïnvesteerd in het<br />

verbeteren van de veiligheid in de voertuigen, bij de haltes<br />

en op de perrons. Hiertoe hebben gemeente en GVB<br />

een contract afgesloten, waarin middelen worden geoormerkt<br />

voor activiteiten <strong>als</strong> metrobewaking, surveillance<br />

en serviceverlening.<br />

19


IV Conclusies en advies<br />

Het GVB is een bijzonder bedrijf – en dat is het. Het<br />

opereert op een uiterst aantrekkelijke markt, met honderdduizenden<br />

reizigers voor wie het openbaar vervoer<br />

de enige reële optie is. Maar tegelijkertijd worstelt het<br />

al jaren met zijn identiteit: gemeentedienst of vervoerbedrijf.<br />

Deze worsteling heeft het GVB geen goed gedaan.<br />

Ondanks het feit dat na het debacle dat zich in de eerste<br />

helft van de jaren negentig voltrok de financiën weer op<br />

orde zijn, blijven de aansturing en de organisatiecultuur<br />

problematisch. En dit vertaalt zich in een ongunstige kostenstructuur<br />

en een dienstverlening die door velen <strong>als</strong><br />

ondermaats wordt ervaren.<br />

De verzelfstandiging van het vervoerbedrijf kent een lange<br />

voorgeschiedenis. Zowel door De Jong <strong>als</strong> Van der Zwan<br />

werd verzelfstandiging aangemerkt <strong>als</strong> een noodzakelijke<br />

voorwaarde om een einde te maken aan de bestuurlijke<br />

verknoping en het GVB daadwerkelijk <strong>als</strong> vervoerbedrijf<br />

te laten opereren. Dit kreeg een extra impuls door de<br />

inwerkingtreding van de nieuwe Wet Personenvervoer per<br />

1 januari 2001, waarin externe verzelfstandiging weliswaar<br />

niet expliciet wordt voorgeschreven, maar er geen<br />

ruimte is voorzien voor vervoerbedrijven die <strong>als</strong> gemeentelijke<br />

dienst willen meedingen naar de aanbesteding van<br />

hun eigen of een ander vervoersgebied.<br />

Externe verzelfstandiging van het GVB is in overeenstemming<br />

met de beleidslijn die de gemeente Amsterdam kent<br />

ten aanzien van de positionering van gemeentelijke organisatieonderdelen.<br />

Met die wetenschap en gegeven de<br />

ontwikkelingen in het openbaar vervoer hebben gemeen-<br />

21<br />

tebestuur en GVB in ruim anderhalf jaar tijd gezamenlijk<br />

de verzelfstandiging van het vervoerbedrijf voorbereid.<br />

Daarbij zijn de ervaringen van eerdere verzelfstandigingen<br />

ter harte genomen. Dit heeft er onder andere toe<br />

geleid dat er voor is gekozen om het opdrachtgeverschap<br />

vroegtijdig te formuleren, het eigendom over de infrastructuur<br />

en andere strategische productiemiddelen bij de<br />

gemeente te houden en de integraliteit van de bedrijfsvoering<br />

te waarborgen door het bedrijf en de vervoersconcessie<br />

niet op te delen.<br />

De voorbereiding van de externe verzelfstandiging heeft<br />

reeds aanzienlijke baten opgeleverd. Er is een programma<br />

van eisen opgesteld waarin het voorzieningenniveau is<br />

vastgelegd. De relatie tussen de gemeente <strong>als</strong> opdrachtgever<br />

en het GVB <strong>als</strong> opdrachtnemer is vastgelegd in contracten<br />

voor het vervoer per bus, tram, metro en veer en<br />

voor het beheer en onderhoud van de infrastructuur. Het<br />

feit dat straks met de NV GVB zaken worden gedaan,<br />

betekent dat deze contracten ook daadwerkelijk juridisch<br />

afdwingbaar zijn. Het gemeentebestuur en de directie<br />

van het GVB kennen zo ieder hun eigen verantwoordelijkheid:<br />

van twee kapiteins op één schip is geen sprake<br />

meer.<br />

Is externe verzelfstandiging nu de panacee voor het GVB<br />

en de Amsterdammers? Gaan de trams nu daadwerkelijk<br />

vaker en beter rijden? Worden de metrostations schoner?<br />

Mogen we straks een buschauffeur verwachten die pas<br />

gaat rijden <strong>als</strong> alle passagiers op hun plaats zitten? Uiteindelijk<br />

is dit niet sluitend te bewijzen. Zelfs GVB-directeur<br />

Gertjan Kroon stelde onlangs dat de keuze voor of tegen<br />

verzelfstandiging een kwestie van geloof is. 29 Het is de


verdienste van het comité ‘Ons GVB geen NV’ dat nu<br />

een inhoudelijk debat wordt gevoerd over het geloof in<br />

de plannen met het GVB en dat alle Amsterdammers<br />

zich daarover kunnen uitspreken. Die Amsterdammers<br />

zijn bang voor een tweede NS, en de ervaringen met de<br />

NS stemmen inderdaad tot uiterste voorzichtigheid. Maar<br />

het is in het voorafgaande duidelijk geworden dat de<br />

gemeente Amsterdam van die ervaringen heeft geleerd. Er<br />

worden aan het verzelfstandigde GVB degelijke eisen op<br />

het gebied van dienstverlening en bedrijfsvoering gesteld.<br />

Ook dringt zich de vraag op of de voorziene voordelen -<br />

kwaliteitsverbetering, kostenvermindering en bestuurlijke<br />

transparantie - niet op een andere manier te realiseren<br />

zijn, bijvoorbeeld door interne verzelfstandiging. De contracten<br />

zijn immers beklonken, de beoogde bezuiniging<br />

is vastgesteld en het opdrachtgeverschap is vorm gegeven,<br />

dus waarom nu niet gewoon overgaan tot de orde van de<br />

dag? Dat is een illusie. Het juridisch afdwingen van de<br />

contracten staat of valt met het feit of het GVB een NV<br />

is. En het is nog maar de vraag of het GVB <strong>als</strong> gemeentelijke<br />

dienst de noodzakelijke verbeteringen kan realiseren.<br />

Het opdrachtgeverschap blijft ongeloofwaardig, zolang<br />

dit een zaak is tussen de dienst IVV en de dienst GVB,<br />

tussen de wethouder Verkeer en Vervoer en de wethouder<br />

Bedrijven.<br />

De Raad is van oordeel dat de gemeente en GVB de afgelopen<br />

jaren veel energie hebben gestoken in het vinden<br />

van oplossingen voor de grote problemen waar het vervoerbedrijf<br />

mee kampt. Het besluit tot verzelfstandiging<br />

dat daar uiteindelijk uit voort kwam, acht de Raad een<br />

begrijpelijke en logische keuze in het licht van het Amster-<br />

22<br />

damse beleid, de Wet Personenvervoer en de ontwikkelingen<br />

op de openbaar vervoermarkt.<br />

Voorts acht de Raad het welhaast ondenkbaar dat het<br />

GVB, na al hetgeen de afgelopen jaren is bereikt en in<br />

de komende periode nog te wachten staat, <strong>als</strong> gemeentedienst<br />

verder moet. Zonder externe verzelfstandiging,<br />

waarbij de gemeente het volledige eigendom over het<br />

GVB behoudt en het bedrijf de ruimte krijgt om zijn<br />

eigen bedrijfsvoering in te richten, is het gevaar immers<br />

groot dat de dienst de komende jaren weer in oude patronen<br />

terugvalt. En daar is niemand bij gebaat.<br />

Gegeven deze overwegingen adviseert de Raad om op 15<br />

mei vóór het voorstel tot externe verzelfstandiging van het<br />

GVB te stemmen.


Noten<br />

1 L. Reyn en J.P. van der Meij, Bedrijven tussen markt en overheid. Hand-<br />

reikingen aan bestuurders en managers bij verzelfstandigen, privatiseren en<br />

samenwerken (Alphen aan den Rijn 2000) 64.<br />

2 Zie www.onsgvbgeennv.info<br />

3 Voor<strong>als</strong>nog waren er bij elk referendum in Nederland meer tegen-<br />

dan voorstemmers. Tegelijkertijd is kenmerkend dat de opkomst zelden<br />

hoog genoeg was om het referendum bindend te laten zijn.<br />

4 Opgemerkt wordt dat de gemeente wel de sportiviteit betracht om op<br />

haar eigen website een link met die van het referendumcomité te hebben<br />

en het comité tevens van een subsidie te voorzien.<br />

5 Volkskrant Magazine, 13 oktober 2001. Merk op dat de verwijzing<br />

naar geslachtsdelen in combinatie met ‘ons’ in toenemende mate een<br />

Amsterdamse geuzenuitdrukking lijkt te worden, zo<strong>als</strong> kortgeleden nog<br />

eens door de burgervader hoogstpersoonlijk is bevestigd.<br />

6 Max de Jong, Naar een gezond GVB, eindrapport bestuurlijk gedele-<br />

geerde (1996).<br />

7 Commissie van Onderzoek Gemeentevervoerbedrijf, Erop of eronder.<br />

Rapport van de Commissie van Onderzoek Gemeentevervoerbedrijf (Amster-<br />

dam 1997) 48.<br />

8 Geheel eenduidig is de Commissie niet, waar zij spreekt van “de<br />

gemeente <strong>als</strong> aandeelhouder van het GVB...” in: Ibidem, 53.<br />

9 De Volkskrant 24 november 2001.<br />

10 “Reden voor de ruimere implementatietermijn voor het vervoer dat<br />

wordt verricht door gemeentelijke vervoerbedrijven is het feit dat veel<br />

gemeentelijke vervoerbedrijven nog niet zijn verzelfstandigd. Verzelf-<br />

standiging van het vervoerbedrijf versterkt de concurrentiekracht van<br />

het bedrijf en voor de realisatie hiervan hebben gemeenten tijd nodig.<br />

Het is van belang dat gemeente en gemeentelijk vervoerbedrijf een<br />

(beperkte) periode krijgen om de bestuurlijke, juridische, organisatori-<br />

sche en financiële maatregelen te nemen en te implementeren om het<br />

vervoerbedrijf te verzelfstandigen. Dit is de reden waarom deze imple-<br />

23<br />

mentatietermijn ruimer is dan de termijnen die gelden voor gebieden<br />

waar op het moment van inwerkingtreding van het onderhavige wets-<br />

voorstel geen gemeentelijke vervoerbedrijven vervoer verrichten. Om<br />

gemeenten die het ontvlechtingsproces reeds gestalte hebben gegeven<br />

niet te benadelen ten opzichte van de gemeenten die dit proces nog niet<br />

hebben gestart, is <strong>als</strong> ijkpunt 1 januari 1996 genomen.” in: Wet Perso-<br />

nenvervoer 2000, Memorie van Toelichting (TK 1998-1999 26456 nr.<br />

3) 20.<br />

11 Zie het amendement van de Nederlandse europarlementariër Meijer,<br />

www.sp.nl/db/nieuw/euronieuwspage.html/1033<br />

12 De minister van Verkeer en Waterstaat staat op het standpunt dat,<br />

gelet op de uitgangspunten van de WPV, het niet voor de hand ligt<br />

dat de Nederlandse wetgever onderhandse gunning van concessies <strong>als</strong><br />

blijvende mogelijkheid zal toestaan. Zie in dit verband de brief van de<br />

minister van Verkeer en Waterstaat aan het Amsterdamse College van<br />

B&W d.d. 22 maart 2002.<br />

13 N.P. Mol en H.A.A. Verbon, Neo-institutionele economie en openbaar<br />

bestuur. Perspectieven op de verzelfstandiging van overheidsdiensten (Den<br />

Haag 1997) 7. Zie ook Inno-V, Feiten en f(r)icties verzelfstandiging GVB<br />

Amsterdam. Leren van NS en UPC (Utrecht 2001) 11.<br />

14 Als mogelijke variant op c.q. surrogaat voor marktwerking kan ook<br />

gebruik worden gemaakt van maatstafconcurrentie. Dit is een vorm van<br />

overheidsregulering waarbij partijen worden geprikkeld doelmatig te pro-<br />

duceren door hun prestaties te vergelijken met andere partijen die in een<br />

vergelijkbare positie verkeren en aan deze vergelijking vervolgens financiële<br />

gevolgen te verbinden. Zie ook Centraal Planbureau, Yardstick competition.<br />

Theory, design and practice (Den Haag 2001). Juist de vereiste mate van ver-<br />

gelijkbaarheid blijkt in de praktijk echter moeilijk te bewerkstelligen.<br />

15 Commissie Sint, Verantwoord verzelfstandigen (Den Haag 1994). Meer<br />

recent heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid op dit<br />

terrein geadviseerd, zie WRR, Over publieke en private verantwoordelijk-<br />

heden (Den Haag 1999) en WRR, Het borgen van het publieke belang<br />

(Den Haag 2000).


16 Gemeente Amsterdam, Aanpak en organisatie privatisering, externe ver-<br />

zelfstandiging en uitplaatsing Gemeente Amsterdam (Amsterdam 2001).<br />

17 Gemeente Amsterdam, ‘Principebesluit externe verzelfstandiging<br />

GVB’, Gemeenteblad afd. 1 nr. 20 (Amsterdam 2000) 16-17.<br />

18 De Commissie Borghouts stelt in dit kader dat de vraag in hoeverre<br />

het maatschappelijk belang dat aan de orde is ook een publiek belang is<br />

niet wordt bepaald door de zwaarwegendheid van het belang, maar door<br />

de mate waarin het belang alleen bevredigend tot zijn recht komt wan-<br />

neer de overheid de eindverantwoordelijkheid draagt. Als de overheid de<br />

eindverantwoordelijkheid op zich neemt, doet zich vervolgens de vraag<br />

voor hoe zij dat belang wil (laten) behartigen. Zie Eindadvies Ambte-<br />

lijke Commissie Toezicht, Vertrouwen in onafhankelijkheid (Den Haag<br />

2000).<br />

19 Algemene Rekenkamer, Vermogensvorming bij instellingen op afstand<br />

van het rijk (TK, 1999-2000, 27066); Algemene Rekenkamer, Ver-<br />

antwoord verslagleggen door rechtspersonen met een wettelijke taak (TK,<br />

1999-2000, 26982); Ministerie van Financiën, Nota deelnemingenbeleid<br />

rijksoverheid (Den Haag 2001).<br />

20 Zie ook W.L.M. Schotman, W. van der Sluis, H.H. Driessen en S.B.P.<br />

Bos, Verzelfstandiging op lokaal niveau. De 100 meest gestelde vragen<br />

(Alphen aan den Rijn 2000).<br />

21 Cap Gemini Ernst & Young, Verzelfstandiging gemeentelijke vervoerbe-<br />

drijven. Ervaringen van stakeholders (Utrecht 2002).<br />

22 Zie bijvoorbeeld R.W. Künneke, Op armlengte van de overheid. Een<br />

theoretisch en empirisch onderzoek naar de effecten van verzelfstandiging op<br />

de efficiëntie van openbare nutsbedrijven (Enschede 1991) en J. Sylvester,<br />

De praktijk van privatisering. Een verkenning (Den Haag 1999.<br />

23 W.L. Megginson and J.M. Netter ‘From state to market: a survey on<br />

empirical studies on privatization’ in Journal of Economic Literature 39<br />

(2001) 321-389.<br />

24 J. Groenendijk, Overheidsinvloed in het openbaar vervoer. Een verge-<br />

lijkend onderzoek naar deregulering, privatisering en verzelfstandiging in<br />

Europa (Den Haag 1998).<br />

24<br />

25 Zie in dit kader bijvoorbeeld D.M. van de Velde en J.D.M. Weste-<br />

neng, Achtergrondstudie aanbesteding en marktstructuren in het openbaar<br />

vervoer in het Buitenland (Rotterdam 1994); Ministerie van Verkeer<br />

en Waterstaat, Werkt marktwerking? Ervaringen uit het openbaar vervoer<br />

in 10 Europese steden (Den Haag 1999) en E. Boneschanker en O.<br />

Schmidt-Reps, ‘Efficient Business in het Openbaar Vervoer’ in: Econo-<br />

misch Statistische Berichten 85:4254 (2000) 372-375.<br />

26 E. ten Heuvelhof en R. van der Helm, ‘Personenvervoer over het<br />

spoor’ in: M. van Twist en W. Veeneman (eds.), Marktwerking op weg.<br />

Over concurrentiebevordering in infrastructuurgebonden sectoren (Utrecht<br />

1999) 43-68.<br />

27 ‘Blood on the tracks’, The Economist October 13th (2001) 39-40.<br />

28 ‘De minister op het spoor’, NRC Handelsblad 6 april 2002.<br />

29 Kroon tijdens een debat van de Amsterdamse Seniorenraad over de<br />

verzelfstandiging (16 april)


BIJLAGE<br />

De Wetenschappelijke Raad voor Amsterdam<br />

Voorheen was het vanzelfsprekend dat spraakmakende<br />

Amsterdammers hun stem lieten horen over plannen en<br />

ontwikkelingen in de stad. Met de oprichting van een<br />

Wetenschappelijke Raad voor Amsterdam, de WRA, wil<br />

het met de Universiteit van Amsterdam gelieerde SISWO/<br />

Instituut voor <strong>Maatschappijwetenschappen</strong> deze betrokkenheid<br />

opnieuw vorm geven.<br />

Doelstelling<br />

De WRA heeft tot doel het debat over de stad te stimuleren<br />

en gevraagd en ongevraagd adviezen uit te brengen<br />

aan bestuurders en andere Amsterdammers over maatschappelijke<br />

vraagstukken. De vraagstukken zijn van strategische<br />

aard en overstijgen de “dagelijkse” politieke vraagstukken.<br />

De Raad ziet het ook <strong>als</strong> haar taak om door het uitbrengen<br />

van prikkelende beschouwingen te attenderen op<br />

nieuwe thema’s en ontwikkelingen.<br />

Werkwijze<br />

De WRA maakt elk half jaar een concept werkprogramma<br />

op. Dit programma wordt samengesteld aan de hand<br />

van voorstellen van leden van de Raad. Het programma<br />

bestaat uit korte probleembeschrijvingen, eindigend in<br />

een concrete probleemstelling.<br />

25<br />

Na vaststelling van het programma door de Raad, worden<br />

op voordracht van de leden individuele onderzoekers en<br />

wetenschappers uitgenodigd een kort rapport/essay te<br />

schrijven over de programma-onderdelen. Ook Raadsleden<br />

kunnen deze rol op zich nemen.<br />

De Raad bespreekt in het bijzijn van de onderzoekers de<br />

resultaten. Desgewenst nodigt zij daarbij co-referenten of<br />

betrokkenen uit ten behoeve van een verdere meningsvorming.<br />

Op basis van de rapportage, formuleert de Raad conclusies<br />

en aanbevelingen die zij doet toekomen aan de daarvoor<br />

in aanmerking komende partijen.<br />

De Raad beslist apart over publicatie van de rapportages.<br />

De Raad vergadert vijf maal per jaar onder leiding van<br />

een uit haar midden verkozen voorzitter. De coördinatie<br />

berust bij SISWO.<br />

Samenstelling<br />

De Raad bestaat uit wetenschappers werkzaam in Amsterdam<br />

die zich betrokken voelen bij de stad en haar ontwikkeling.<br />

De leden hebben op persoonlijke titel zitting<br />

in de Raad.<br />

voorzitter<br />

P. Renooy, lid directie Regioplan Beleidsonderzoek<br />

coördinatie<br />

K. Roukens, coördinator wetenschap SISWO


G. van den Bergh, lid College van Bestuur Universiteit van<br />

Amsterdam<br />

C. Brinkgreve, hoogleraar Universiteit Utrecht, gezinsstudies<br />

H. de Feijter, demograaf, afdeling Geografie en Planologie<br />

UvA<br />

J. Jansen van Galen, journalist en columnist Het Parool<br />

B. Kempers, hoogleraar UvA, Afdeling Kunst- en Cultuurwetenschappen<br />

G. Mak, hoogleraar Wibautleerstoel UvA<br />

M. de Rijk, hoofdredacteur Z-magazine<br />

A. de Swaan, universiteitshoogleraar UvA<br />

E. van Thijn, hoogleraar bestuurskunde UvA<br />

Contact:<br />

WRA, SISWO, Plantage Muidergracht 4<br />

1018 TV Amsterdam<br />

roukens@siswo.uva.nl<br />

26

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!