30.08.2013 Views

zomernummer - Remonstrantse Broederschap

zomernummer - Remonstrantse Broederschap

zomernummer - Remonstrantse Broederschap

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

emonstrants maandblad jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012<br />

Gast<br />

redacteur<br />

prof. dr.<br />

Marius van<br />

Leeuwen<br />

nitium


van de redactie<br />

Initium<br />

Deze zomer neemt professor dr. Th.M. (Marius) van<br />

Leeuwen afscheid als hoogleraar van het Remonstrants<br />

Seminarium. Twintig jaar lang leidde hij remonstrantse<br />

predikanten op en was hij geestelijk leidsman van de<br />

<strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong>. Graag besteedt de redactie<br />

aandacht aan Van Leeuwens emeritaat. We doen<br />

dat op een manier die bij ons past: we hebben Marius<br />

uitgenodigd als gastredacteur. U vindt in dit nummer<br />

artikelen over zaken die hij belangrijk en interessant<br />

vindt en interviews met mensen die hij graag aan het<br />

woord wil laten. Bij zijn emeritaat ontbreekt het hem<br />

niet aan ideeën. We konden er moeiteloos een dubbeldik<br />

nummer mee vullen.<br />

De titel, Initium, behoeft misschien enige toelichting.<br />

Het latijnse woord betekent ‘begin’. Marius’ emeritaat<br />

is een afsluiting, maar de nadruk in dit nummer zal niet<br />

liggen op wat er allemaal gebeurd en inmiddels verleden<br />

tijd is. De nadrukkelijke wens van Marius was om ons<br />

in dit nummer onder meer:<br />

3 Interview Marius<br />

6 Overweging<br />

8 Paul Klee<br />

10 Mijnke Bosman<br />

12 Paul Ricoeur<br />

14 Seminarium<br />

16 Arminius<br />

18 Oecumene<br />

in dit nummer te richten op alles wat er begonnen is<br />

en nog doorloopt, en op alles wat er nu begint en tot<br />

stand komt. Zijn hoogleraarschap als bouwsteen in de<br />

voortgaande opbouw van de <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong>.<br />

In die geest wil hij u meenemen langs een aantal<br />

initiatieven uit ‘zijn’ periode die van betekenis zijn voor<br />

de <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong> en voor de kerk in het<br />

algemeen.<br />

Of zoals Huub Oosterhuis dicht (Tussentijds nr. 51):<br />

‘Blijf niet staren op wat vroeger was, sta niet stil in het<br />

verleden. Ik, zegt hij, ga iets nieuws beginnen, het is al<br />

b egonnen merk je het niet? •<br />

Bert Dicou<br />

Hoofdredacteur<br />

Het volgende nummer van AdRem<br />

verschijnt op 7 september.<br />

22 Verbinding met andere religies<br />

24 Geloof en cultuur in gesprek<br />

26 Liturgie<br />

30 Belijdenis 2006<br />

32 Levensverbintenissen<br />

36 Remonstrants jeugd- en jongerenwerk<br />

38 Diaconie<br />

40 Arnold Schönberg<br />

colofon Redactie: Sigrid Coenradie, Bert Dicou (hoofdredacteur), Joan van Esveld, Martijn Junte, Michel Peters (eindredacteur), Lilian Roos en Carolien Sieverink. Redactieadres:<br />

AdRem, p/a Nieuwegracht 27 a, 3512 LC Utrecht, tel. 030 2316970, adrem@remonstranten.org Administratie (adreswijzigingen en andere mutaties): info@remonstranten.<br />

org, of via boven staand redactie adres. ING 4088342 t.n.v. AdRem Utrecht Website: www.remonstranten.org Kosten: gratis voor remonstranten, 30,- euro per jaar voor nietremonstranten.<br />

Advertentiewerving: Eric Zinger, 026 3333181, ericzinger@kpnmail.nl, tarieven op aanvraag verkrijgbaar. Uitgave: Boekencentrum Uitgevers Ontwerp: Marjorie<br />

Specht, www.ontwerpkantoor.nl Druk: Koninklijke BDU Barneveld ISSN 0925-238X © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande toestemming<br />

van de redactie.


interview Marius<br />

‘Wij zijn interessanter dan<br />

onze omvang doet vermoeden’<br />

Predikanten verkleden zich voor de foto op pagina 14 (januari 2009).<br />

Kun je om te beginnen iets zeggen over je loopbaan bij<br />

de <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong>? ‘Ik begon in 1978 als<br />

een echte rode dominee in Lochem-Zutphen. Ik kwam uit<br />

het vormingswerk. In mijn studen tentijd ging ik demonstrerend<br />

de straat op. Dat nam ik allemaal mee de kerk in.<br />

Daar school het gevaar in van politiek bedrijven op de kansel,<br />

maar het werd nooit partijpolitiek. Gedurende mijn tijd<br />

als predikant in Utrecht is het allemaal wat geluwd. Maar<br />

nadat ik in 1993 als hoogleraar begon, ben ik die betrokkenheid<br />

wel gaan missen.’<br />

Als je nu op de drempel van het emeritaat terugkijkt,<br />

welke hoogtepunten zijn je dan in het bijzonder bijgebleven?<br />

‘Een van de hoogtepunten van mijn predikantsperiode<br />

was het gemeentecontact met de DDR. Met een<br />

groep jongeren maakten we in Dresden de val van Honecker<br />

mee. We waren in de Kreuzkirche terwijl de demonstraties<br />

om de kerk golfden. Daar heb ik heel veel bewondering<br />

gekregen voor mensen die in zo’n situatie in het openbaar<br />

voor hun mening durfden uit te komen. Andere hoogtepunten<br />

waren de twee keer dat ik afgevaardigde was naar de<br />

Assemblee van de Wereldraad van Kerken in Harare en in<br />

Porto Alegre. Dat was zeer leerzaam en inspirerend, al was<br />

het maar omdat je zag wat mensen als Tutu, Mandela, en<br />

Rowan Williams in de kerk teweeg kunnen brengen.’<br />

Initium<br />

‘Een interview over de toekomst? Van de mensheid? Ik heb geen glazen bol hoor!’ Zo wordt AdRem ontvangen<br />

op het Seminarium door de professor. Gelukkig heeft hij toch het nodige te zeggen. Over zijn passie voor<br />

oecumene. Over de kansen van de <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong>. Het leverde een optimistische schets op<br />

van de mogelijkheden van de remonstranten om ook in de toekomst een rol van betekenis te blijven spelen.<br />

En als je vooruit kijkt? ‘Mijn vrouw zei van de week nog:<br />

‘Jij gaat toch wel wat blijmoediger over de streep dan je<br />

vader.’ Mijn vader leed echt onder de cesuur van de jaren<br />

‘60. Hij was de laatste jaren van zijn predikantschap<br />

buitengewoon somber over de toekomst en ried mij sterk<br />

af om predikant te worden. Dat lag misschien ook aan de<br />

Amsterdamse situatie. Daar ging het wel vreselijk snel.<br />

Hij had plannen gemaakt voor een vrijzinnig centrum in<br />

de Bijlmer. Dat viel allemaal plat op de grond. Zo somber<br />

als hij ben ik niet.’<br />

Zou jij dan nu jouw zoon wel aanbevelen predikant te<br />

worden? ‘Ja. Waarom niet? Wat dat betreft ben ik<br />

misschien een rasoptimist of een naïeveling. Er is<br />

steeds plek geweest voor de remonstranten. Het was<br />

zinvol dat we er waren. Er is wat dat betreft nog toekomst<br />

voor ons.’<br />

Welk beeld heb je van de toekomst van de kerk?<br />

‘Kerken zijn in een minderheidspositie gekomen. Veel<br />

mensen leven heel best zonder geloof en zonder kerk.<br />

Je kunt niet volhouden dat mensen een onvolkomen leven<br />

leiden of het geluk ontberen wanneer ze niet geloven.<br />

Dat blijkt heel goed zonder te kunnen. Toch zullen er<br />

altijd wel mensen op een religieuze manier naar het leven<br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 3


kijken en de waarde van de christelijke traditie inzien of<br />

daarnaar op zoek gaan. Het zal dus wel blijven voortbestaan,<br />

maar als een optie, niet als een levensnoodzaak.’<br />

Maakt de <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong> in die context<br />

een kans? ‘In die context is er juist voor de remonstranten<br />

een plaats. Aan de ene kant zie je dat het geloof nog<br />

aantrekkelijk blijkt te zijn in een orthodoxe of evangelicale<br />

gedaante. Maar er is ook een gematigder vorm, zichzelf<br />

meer relativerend, daar horen wij remonstranten bij. Ik<br />

denk dat die vorm voor veel mensen aantrekkelijk is. Het<br />

is ook nodig dat mensen blijven experimenteren met een<br />

vrijzinnige variant van geloven. Dat ze erop hameren dat<br />

het christelijk geloof veel waarde heeft. Niet objectief bewijsbaar.<br />

Niet dat je meteen iedereen ertoe moet bekeren,<br />

maar als een belangrijke levensoriëntatie.’<br />

Kun je aangeven wat kenmerkend is voor die levensoriëntatie?<br />

‘Voor mij komt het neer op vrijzinnigheid.<br />

Dat betekent dat niemand de hele waarheid heeft. Er is<br />

een kathedraal van het christelijk gedachtegoed, maar<br />

niet in de zin van geloofsartikelen die je allemaal moet<br />

geloven. De een wordt gefascineerd door dit element, de<br />

ander door dat element. Het zijn allemaal fragmenten<br />

en daar leven we bij. Daar laat je elkaar ook vrij in. Dat<br />

is voor mij remonstrants geloven. Het heeft niet een<br />

substantie die helder omschreven kan worden, eerder<br />

misschien een bepaalde manier van omgaan met waarheid<br />

en waarheidsclaims.’<br />

Welk aspect van dit gedachtengoed maakt dat je zo optimistisch<br />

bent over de toekomst van de <strong>Remonstrantse</strong><br />

<strong>Broederschap</strong>? ‘Laagdrempeligheid is onze sterkte en<br />

onze zwakte. We stellen weinig eisen aan mensen. We<br />

kennen een open avondmaal. We hebben een uitnodigende<br />

geloofsbelijdenis. Die hoeven mensen niet te onderschrijven<br />

met hun handtekening of met hun bloed, het<br />

is een suggestie. Kijk eens op die manier naar de dingen.<br />

Die laagdrempeligheid heeft wel het gevaar in zich dat je<br />

alles maar mooi vindt en er geen kern meer is. Zo gaat<br />

het heen en weer. We gooien de deuren open en soms is<br />

er dan ineens het streven om de dingen bij de naam te<br />

noemen. Dan komt de belijdenis om de hoek kijken.’<br />

Kim Magnee, interim - voorzitter van de VVP, stelde in<br />

een interview in Trouw dat het niet erg is als de ‘gelabelde<br />

vrijzinnigheid’ verdwijnt. Er is in lokale gemeenten veel<br />

4 adrem remonstrants maandblad<br />

vrijzinnigheid te vinden. Betekent dit volgens jou dat de<br />

remonstranten uiteindelijk zullen opgaan in een groter<br />

verband? ‘Het hangt af van plaatselijke situaties. Wanneer<br />

er ergens een vrijzinnige PKN-gemeente is, kan ik<br />

me goed voorstellen dat remonstranten daar aansluiting<br />

vinden. Maar ik praat toch altijd vanuit de positie van een<br />

klein kerkje aan de rand van de grote kerk. De vrijzinnige<br />

geloofsvariant is deels binnen die grote kerk geïncorporeerd,<br />

maar er zijn toch mensen die hun kop stoten tegen<br />

de orthodoxie en dan een vluchtheuvel zoeken. Dan is het<br />

heel zinnig dat er ook een vrijzinnig kerkje is.’<br />

Hoe zie je de rol van de landelijke <strong>Remonstrantse</strong><br />

<strong>Broederschap</strong>? ‘De <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong> heeft in<br />

de oecumene een nuttige relativerende rol. Zo brachten wij<br />

bij het project Doopverkenning in dat we ook leden hebben<br />

die niet gedoopt zijn. Volgens ons roept God mensen ook<br />

tot zich langs andere wegen dan via dat ritueel van de kerk.<br />

Dat is een zinnige inbreng. Ik heb wel eens ervoor gepleit<br />

om mensen die lid worden ook meteen maar te dopen, maar<br />

ik ben daar van bekeerd. Het is goed dat remonstranten,<br />

met de Quakers en het Leger des Heils, de koppeling tussen<br />

christen, lid van een kerk, en gedoopt zijn relativeren.<br />

Je noemde net al je afvaardiging naar de Assemblee van<br />

de Wereldraad van Kerken. Hebben de remonstranten<br />

Van links naar rechts: Kernwapendebat, vergadering op het Landelijk Bureau, doop en ondertekening dooperkenning 2012.<br />

daar ook die relativerende rol kunnen vervullen? ‘In de<br />

Wereldraad vervullen we natuurlijk een buitengewoon<br />

bescheiden rol. We zijn zo klein. We hebben ook geen<br />

duidelijke partners. We zijn daar een Nederlandse kerk,<br />

sterk verwant met de PKN. Allerlei andere verschillen<br />

vallen dan een beetje weg.’<br />

Kunnen we in die context een rol van betekenis spelen?<br />

‘Op een punt als homoseksualiteit kunnen we een belangrijke<br />

inbreng hebben. In Harare hebben de remonstranten<br />

het voortouw genomen om dat met de Nederlandse<br />

kerken op de agenda te zetten. In Porto Alegre stond dat<br />

opnieuw op de agenda. Daar kregen we er ontzettend van<br />

langs. Sommige Afrikaanse kerken vonden het openen<br />

van seksualiteit in de richting van homoseksualiteit ‘influisteringen<br />

van de duivel’. Daar valt nog heel wat strijd te<br />

leveren. Onze inbreng als Nederlandse kerken is een soort<br />

gematigdheid, maar dat is niet speciaal remonstrants.’<br />

Zijn er, als je nu terugkijkt op de afgelopen 35 jaar, dingen<br />

gebeurd waarvan je denkt dat ze bepalend zullen zijn


voor de toekomst van de kerk of van de remonstranten?<br />

‘De secularisatie is wel het belangrijkste. Er zijn niet<br />

minder gelovigen gekomen, maar de rol van de kerk in de<br />

samenleving is wel veranderd. Iets anders is de herordening<br />

van Europa. Daarmee zijn oude scheidslijnen tussen<br />

orthodoxie en westers christelijk Europa weer bloot komen<br />

te liggen. Ik denk dat we daar nog wel een generatie<br />

mee bezig zijn om dat te verwerken. Maar wat beslist<br />

veranderd is in de afgelopen 35 jaar is de interreligieuze<br />

ontmoeting. Dat heb ik nooit voorzien.’<br />

Wat is de positie van de kerk in die ontmoeting?<br />

‘Godsdienstige stromingen zoeken elkaar op omdat ze<br />

allemaal in een minderheidspositie zitten. Je belijdt<br />

allemaal zoiets geks als dat er iets te geloven valt buiten<br />

de zichtbare werkelijkheid. In discussies over besnijdenis<br />

en ritueel slachten zeggen kerken in een eerste reflex<br />

dat de staat zich er niet teveel mee moet bemoeien omdat<br />

er vrijheid van godsdienst is. Hoe ver je in deze discussies<br />

over de legitimiteit van heel oude gebruiken kunt gaan,<br />

weet ik niet. Als het gaat over het ombrengen van dieren<br />

kom je natuurlijk wel aan de grenzen van wat tolerabel is.<br />

Hier moeten de kerken goed nadenken wat hun positie is.’<br />

Je noemt nu een aantal grootschalige ontwikkelingen.<br />

Aan welke ontwikkelingen binnen de <strong>Remonstrantse</strong><br />

<strong>Broederschap</strong> denk je? ‘Er zijn twee landmarks: de<br />

kerkordewijziging van 1989, waardoor het inzegenen van<br />

levensverbintenissen mogelijk werd, en de belijdenis van<br />

2006. Dat zijn voor mij de twee belangrijkste momenten.’<br />

Het valt me op dat je het niet meegaan in het Samen op<br />

Weg - proces en het ontstaan van de PKN niet noemt?<br />

‘Dat speelde toen ik hier in Leiden begon. Net als bij de<br />

doop moet ik zeggen dat ik een beetje terugbekeerd ben.<br />

Als hoogleraar voelde ik er veel voor om mee te gaan met<br />

de SoW-kerken. Nu denk ik dat we niet echt gelukkig<br />

zouden zijn geworden. We waren vermalen. Dat is niet<br />

erg als het een hele levendige kerk had opgeleverd, maar<br />

het is een heel moeizaam gebeuren. Maar als je naar de<br />

toekomst kijkt, naar 2019, de Dordtse Synode, denk ik,<br />

zou dat niet een mooi moment zijn dat we zeggen: Klop,<br />

klop, klop, hier zijn we.’<br />

Welk belang zouden de andere kerken hebben om de<br />

remonstranten erbij te betrekken? ‘In de oecumenerapporten<br />

van de PKN staat heel duidelijk: openingen maken<br />

naar pinkstergroepen en gereformeerden, maar dan ook<br />

naar links, naar de remonstranten. We zijn heel klein,<br />

maar we zijn toch interessanter voor anderen dan onze<br />

kleinheid doet vermoeden.’<br />

Dat klinkt zelfverzekerd. Past dat wel bij die bescheiden<br />

remonstranten? ‘Toen ik begon zaten we erg in onze<br />

schulp. We deden wel mee aan allerlei grote dingen, maar<br />

dachten nogal minnetjes over onszelf. Die bescheidenheid<br />

hebben we afgeworpen. De gedachte is nu: we zijn klein<br />

maar fijn. Beweeglijk. We kunnen een voortrekkersrol<br />

vervullen. Het PR-beleid van Tom Mikkers, onze algemeen<br />

secretaris, hoort daar helemaal bij. Hij laat zich niet afschrikken<br />

door de kleinheid. Hij gaat heel eigenwijs met zijn neus<br />

vooraan zitten. Dat is strategie, maar er is ook meer zelfvertrouwen.<br />

Dat is echt veranderd de afgelopen jaren.’<br />

Waar komt dat vandaan? ‘Dat weet ik niet. Er is natuurlijk<br />

ontzettend veel aan het schuiven. Als je de EO ziet.<br />

De uitzendingen voor televisie. Daar waren ze dertig jaar<br />

geleden voor gekielhaald. Kennelijk is er bij ons ook iets<br />

aan de gang.’<br />

Je gaf net aan niet over een glazen bol te beschikken.<br />

Zou je als afsluiting niet toch een poging willen wagen<br />

te voorspellen waar het er in de komende jaren op aan<br />

<strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong> | Nieuwegracht 27a | 3512 LC Utrecht | 030 2316970 | info@remonstranten.org | www.remonstranten.org<br />

Remonstranten online... De meeste informatie over de Remonstranten vind je op www.remonstranten.org. In 2009 won deze website de Zilveren Webfishaward.<br />

De Webfish Award wordt jaarlijks uitgereikt aan de beste christelijke bijdrage op het internet binnen het Nederlandse taalgebied.<br />

Daarnaast kun je over de Remonstranten lezen op wikipedia. Ook zijn er groepen voor remonstranten op hyves, linkedin en facebook.<br />

En wil je weten waar je Remonstranten kunt vinden in Nederland, op de website vind je een overzichtskaart met gegevens van alle remonstrantse gemeenten.<br />

Initium<br />

Remonstranten geloven dat de waarheid vele gezichten heeft.<br />

Daarom pleiten zij al bijna 400 jaar voor vrijheid en verdraagzaamheid.<br />

Debat over De Vrije Wil in Leiden, Arminiuscongres 2009, presentatie van de glossy Arminius en brochure van de remonstranten.<br />

komt? ‘Ik denk dat we een aantal dingen serieuzer<br />

moeten nemen, willen we gezamenlijk overleven als<br />

mensheid. Dan denk ik dus echt dat het er op aan gaat<br />

komen in de komende eeuw. Het punt van de duurzaamheid,<br />

van de overbevolking, van de grondstoffen, energie,<br />

dat worden enorme uitdagingen. Ik denk dat we als kerken<br />

weer terug moeten naar het project uit de tijd van het<br />

conciliair proces: de nieuwe levensstijl. We weten gewoon<br />

dat, als de hele wereldbevolking op de voet gaat leven die<br />

wij hebben, dat het einde is. Dan krijg je een enorme strijd<br />

om het welvaartspeil vast te houden of we moeten een<br />

beetje terug. Dat zit er om een andere reden ook wel aan<br />

te komen met het instorten van de economie, maar het<br />

zal wel moeten. Dat heeft voor mij dus veel met geloven<br />

te maken, met verantwoordelijkheid voor de schepping<br />

en met de verantwoordelijkheid om de levenskansen te<br />

vergroten voor komende generaties. Dat wordt de grote<br />

uitdaging voor religies. Überhaupt voor alle mensen.’ •<br />

Martijn Junte<br />

Predikant in de remonstrantse gemeente Eindhoven<br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 5<br />

voor een vrij en verdraagzaam christendom


overweging<br />

De gelijkenis van<br />

de verloren zoon<br />

Toen ik als kind voor het eerst de gelijkenis van de verloren zoon hoorde, vielen mij twee dingen op. In de<br />

eerste plaats dat er gezegd werd dat de jongste zoon ‘begeerde zijn buik te vullen met de schillen, die de<br />

varkens aten’, gevolgd door de opmerking: ‘doch niemand gaf ze hem.’ Ik dacht: ‘Maar als hij de varkenshoeder<br />

is, waarom néémt hij dan niet gewoon van die schillen?’ Die vraag was begrijpelijk, maar onzinnig.<br />

Er wil alleen maar mee gezegd zijn dat hij niets te eten had, zelfs de varkens hadden het nog beter dan hij<br />

– een heel gewone overdrijving. Het tweede dat me opviel was de terechtwijzing van de oudste zoon. Had<br />

die niet een beetje gelijk, toen hij zich beklaagde over de voorkeursbehandeling van zijn losbandige broer?<br />

Ook dat is geen goede vraag, zoals ik hier wil betogen.<br />

Gelijkenissen ‘Gelijkenis’ is een Nederlands woord<br />

dat in onbruik is geraakt, behalve in toepassing op de<br />

verhaaltjes die in de bijbel aan Jezus worden toeschreven.<br />

Het hedendaagse equivalent is ‘vergelijking.’ Meer dan<br />

dat is het ook niet: een vergelijking. Het enige dat je moet<br />

weten en juist dat is in de evangeliën niet altijd aanstonds<br />

duidelijk is wat er precies met wat wordt vergeleken.<br />

Belangrijk is hoe dan ook dat de lezer begrijpt dat een<br />

gelijkenis niet op zichzelf staat. Het is geen verhaal dat<br />

in zichzelf een bepaalde wijsheid of waarheid bevat, maar<br />

een verhaal dat iets duidelijk maakt over iets anders. De<br />

figuren die erin voorkomen zijn geen echte mensen,<br />

maar typeringen van gedrag in een bepaalde situatie.<br />

Toch hebben we bijna van nature de neiging om het<br />

verhaaltje, de gelijkenis, op zichzelf te gaan beschouwen,<br />

en er, ook los van het punt van vergelijking, diepere<br />

betekenis in te zoeken. Dat leidt onvermijdelijk tot onbeantwoordbare<br />

vragen. Als eenmaal de vergelijking is<br />

gemaakt, is het verhaal klaar—meer betekenis is er niet.<br />

De blijdschap De gelijkenis van de verloren zoon is de<br />

derde in een reeks, die alle illustraties bieden van de irrationele,<br />

maar reële blijdschap over iets wat teruggevonden<br />

wordt. Als een schaap van de kudde is afgedwaald,<br />

laat de herder negenennegentig schapen achter om dat<br />

ene te zoeken. Als hij het gevonden heeft, nodigt hij familie<br />

en vrienden uit om het te vieren. Als een vrouw tien<br />

drachmen heeft en er een verliest, houdt ze een feest als<br />

ze die ene na veel moeite heeft teruggevonden. En als een<br />

vader een van zijn beide zoons kwijtraakt, viert hij, wanneer<br />

die zoon weer terugkeert, een feest als nooit tevoren.<br />

Ook de gelijkenis van de verloren zoon brengt, als derde<br />

in de reeks, blijdschap tot uitdrukking. De verloren zoon<br />

is bij uitstek een zondaar, die uit louter egoïsme een fortuin<br />

heeft verbrast met een liederlijk leven. Maar hij toont<br />

6 adrem remonstrants maandblad<br />

ook berouw, en vraagt niet om vergeving, maar slechts<br />

om een eerloos bestaan te mogen leiden temidden van de<br />

dagloners van zijn vader. Natuurlijk is die vader blij, en<br />

we kunnen ons allemaal levendig voorstellen dat hij een<br />

groot banket aanricht. Maar in dit geval is de blijdschap<br />

niet het einde van het verhaal. Er is een vervolg: de oudste<br />

zoon is helemaal niet blij met de terugkeer van zijn broer,<br />

en beklaagt zich bij zijn vader over diens vreugde om de<br />

bekeerde zondaar.<br />

De terechtwijzing van de oudste zoon Volgens mij<br />

voelt ieder die de gelijkenis van de verloren zoon kent<br />

mee met de oudste zoon. Natuurlijk, de blijdschap van de<br />

vader begrijpen we, maar iets in ons protesteert mee met<br />

de verongelijktheid van de brave zoon—al was het alleen<br />

maar, omdat we ons als nette en fatsoenlijke mensen ook<br />

het makkelijkst met de brave zoon kunnen identificeren.<br />

Wat is precies zijn bezwaar? Hij zegt: ‘Al jarenlang werk<br />

ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u<br />

mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje<br />

gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu<br />

die zoon van u is thuisgekomen die uw vermogen heeft<br />

verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste<br />

kalf geslacht.’ Met andere woorden: hij heeft weinig<br />

waardering voor het gedrag van zijn broer, maar zijn<br />

verwijt geldt hun vader. De vader handelt in zijn ogen<br />

onrechtvaardig door de jongste zoon beter te behandelen<br />

dan hemzelf.<br />

Maar is het waar dat de vader de jongste beter behandelt?<br />

Volgens de vader niet: ‘Mijn jongen, jij bent altijd bij me,<br />

en alles wat van mij is, is van jou. Maar we konden toch<br />

niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was<br />

dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is<br />

teruggevonden.’<br />

Er is geen sprake van dat de jongste meer krijgt dan de<br />

oudste: ‘Alles wat van mij is, is van jou.’ Wel is de jongste


(LUCAS 15:11-32)<br />

de oorzaak van de blijdschap van de vader, en is zijn<br />

terugkomst reden tot een feest. Dat is onmiddellijk inzichtelijk<br />

en behoeft geen verklaring. De vraag moet dan<br />

vervolgens niet zijn waarom er voor de oudste nooit een<br />

partijtje is georganiseerd, maar waarom de oudste niet<br />

even blij is als zijn vader. De vader zegt niet: ‘Mijn zoon<br />

was dood en is weer tot leven gekomen,’ maar: ‘Je broer,<br />

jouw broer, was dood en is weer tot leven gekomen.’ De<br />

oudste heeft niets verloren, zijn erfdeel noch de genegenheid<br />

van zijn vader – waarom is hij eigenlijk niet blij om<br />

zijn broer?<br />

De vergelijking Deze gelijkenissen worden verteld<br />

naar aanleiding van de aanmerkingen die schriftgeleerden<br />

en farizeeën hadden op de omgang van Jezus met tollenaars<br />

en zondaars. Ze moeten illustreren dat de blijdschap<br />

in de hemel om de bekering van zondaars groter is dan<br />

de woede om hun overtredingen. Ze verklaren niet alleen<br />

waarom Jezus met zondaars omging, maar ook waarom<br />

de reactie van de geleerden daarop misschien voorstelbaar,<br />

maar toch niet juist is.<br />

Toen ik Marius van Leeuwen vroeg wat zijn favoriete<br />

gelijkenis was, zei hij: ‘Die van de twee verloren zonen.’<br />

Zo had ik het nog nooit bekeken, en dit stukje is de neer-<br />

Initium<br />

De terugkomst van de<br />

verloren zoon (1956).<br />

Keramisch paneel van<br />

Piet Schoenmakers,<br />

pastorie kerk Beesel.<br />

slag van mijn gedachten daarover. Is die oudste zoon óók<br />

een verloren zoon, of misschien wel de verloren zoon bij<br />

uitstek? Het is verleidelijk om daarover door te denken,<br />

maar toch denk ik dat dat niet de bedoeling is. Het zou<br />

een voorbeeld zijn van doorvragen, terwijl het verhaal in<br />

werkelijkheid ophoudt en in al zijn kortheid zijn functie<br />

van vergelijking heeft vervuld.<br />

Je kunt hele romans bij elkaar bedenken over het vervolg,<br />

en dat is vast ook wel gebeurd. Is het tussen beide broers<br />

nog goed gekomen? En tussen de oudste en zijn vader?<br />

Is de jongste eindelijk braaf geworden? Is er ooit nog een<br />

feest voor de oudste georganiseerd? En zo ja, was dat een<br />

leuk feest? In mijn fantasie allemaal niet, maar daar gaat<br />

het kennelijk niet om.<br />

De nadruk ligt in het verhaal op het gegeven dat de oudste<br />

zoon niets verliest bij de vreugde om de jongste: nette<br />

mensen verliezen niets als zondaars iets winnen door<br />

vergeving te ontvangen. Zeker, als iedereen er maar op<br />

los zou leven, dan zou het einde ver te zoeken zijn. Maar<br />

zo zijn nette mensen nu eenmaal niet. Gelukkig niet. •<br />

Johannes Magliano Tromp<br />

Hoofddocent voor het Vroege Jodendom op het Instituut<br />

Godsdienstwetenschappen in Leiden<br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 7


paul Klee<br />

DE KUnSTEnAAR AlS TWEEDE ScHEppER<br />

In mijn gymnasiumtijd werd moderne kunst mijn passie en vereerde ik paul Klee als mijn grote held. Mijn<br />

weekgeld ging goeddeels op aan reproducties van mijn idolen: Marc, Kandinsky, Feininger en Malevitsch.<br />

Maar van paul Klee had ik zelfs een aparte map met plaatjes, die zijn hele ontwikkeling als kunstenaar<br />

documenteerde.<br />

Elke zomer mocht ik tijdens de wandelvakantie in<br />

Graubünden één dagje in de Paul Klee Stiftung in Bern<br />

zitten om grafiek van mijn grote meester te bekijken.<br />

Min of meer bij toeval ontdekte ik daar een tekening,<br />

waarmee Klee als docent aan het Bauhaus zijn plaats als<br />

kunstenaar in de wereld verduidelijkte (pag. 9, rechts).<br />

‘Wege des Naturstudiums’ heette het opstel dat uitloopt op<br />

dit getekende schema. Het begint met een vaststelling als<br />

een klaroenstoot: ‘Die Zweisprache mit der Natur bleibt für<br />

den Künstler conditio sine qua non. Der Künstler ist Mensch,<br />

selber Natur und ein Stück Natur im Raume der Natur’.<br />

Kunstwerk als natuur Het schema aan het slot,<br />

waarmee Klee beeldend toont wat hij bedoelt, is voor<br />

mij jaren lang de beste introductie tot moderne kunst<br />

8 adrem remonstrants maandblad<br />

gebleven. Klee zegt: ‘Der heutige Künstler ist mehr als<br />

verfeinerte Kamera, er ist komplizierter, reicher und<br />

raumlicher. Er ist Geschöpf auf der Erde und Geschöpf<br />

innerhalb des ganzen…’ Een kunstenaar beschikt over autonome<br />

beeldende middelen als lijnen, kleuren, vlakken.<br />

Maar als hij daarmee bezig is gaan als vanzelf associaties<br />

met de zichtbare werkelijkheid een rol spelen. Je tekent<br />

een lijn en je ziet een groeiproces. De contour eromheen<br />

suggereert een blad, de lijnen betekenen de nervatuur.<br />

Zo ontstaat een kunstwerk parallel aan de natuur. Het is<br />

een intuïtief proces. De kunstenaar wordt via de ‘optischphysischen<br />

Wege der Erscheinung das Ich zu gefühlsmäszigen<br />

Schlüssen angereizt, die, je nach der eingeschlagen<br />

Richtung, mehr oder weniger vielverzweigt, den<br />

Erscheinungseindruck zu funktioneller Verinnerlichung


Initium<br />

DooR HEt SCHEMA GING IK DE oNtwIKKELING IN HEt<br />

oEUVRE VAN PAUL KLEE ZIEN ALS EEN FAScInEREnDE<br />

OnTDEKKInGSREIS<br />

Linker pagina: Paul Klee, Ad Parnassum, 125 x 100 cm,<br />

Kunstmuseum Basel, boven: detail, rechts: Paul Klee,<br />

schema ‘Wege des Naturstudiums’. Bauhausverlag<br />

Weimar/München, 1923<br />

steigern können’. Het kunstwerk is het van tevoren onvoorspelbare<br />

resultaat van een scheppingsproces, waarin<br />

‘irdische Verwürzelung’ en ‘kosmische Gemeinsamkeit’<br />

zichtbaar worden. Het is een ‘Synthese von aüszerem<br />

Sehen und innerem Schauen’. Het wordt geboren, niet<br />

gemaakt. Wanneer het ter wereld is gekomen, moet het,<br />

zoals Klee zegt, gedoopt worden. Het krijgt een titel, die<br />

het kunstwerk op een poëtische manier verankert in de<br />

wereld van zichtbaarheden.<br />

Die gedachte was niet nieuw. We komen hem herhaaldelijk<br />

tegen in de Duitse romantiek. Caspar David Friedrich<br />

bijvoorbeeld schrijft in 1808: ‘Der Maler soll nicht bloss<br />

malen, was er vor sich sieht, sondern auch was er in sich<br />

sieht’. Maar geen kunstenaar voor Paul Klee had daar de<br />

conclusie uit getrokken, dat de beeldende werkzaamheid<br />

van de kunstenaar fundamenteel zou moeten veranderen,<br />

zodat er een nieuwe ruimte ontstaat, die moet worden<br />

geëxploreerd. Door dat getekende schema ging ik de<br />

ontwikkeling in het oeuvre van Paul Klee zien als een<br />

fascinerende ontdekkingsreis.<br />

Ravenna In het kunstmuseum in Basel bevindt zich<br />

een schilderij van Paul Klee, dat heel geschikt is om<br />

duidelijk te maken op welke manier de zichtbare werkelijkheid<br />

– ‘der Erscheinungseindruk’ – in het scheppingsproces<br />

wordt geïntensiveerd tot ‘funktioneller Verinnerlichung’.<br />

In 1932 heeft Paul Klee een bezoek gebracht aan<br />

de mozaïeken van Ravenna. Hij is diep onder de indruk<br />

van de werking van het licht van deze kunstwerken.<br />

Van het gouden schijnsel dat uitgaat van mozaïeken.<br />

Het herinnert hem aan het effect van sommige pointillistische<br />

schilderijen. Hij begint met stevige kleurvakjes<br />

in een kleurige bedding (pag. 9 links). Zo ontstaat een<br />

wonderbaarlijk beeld van hemelse transparantie. Van<br />

Hemel naar Paradijs naar ‘Zauberberg’, die hij Parnassus<br />

gedoopt heeft en in die berg van de kunsten ontdekt hij<br />

een soort hemelpoort (pag.8). Een massieve zon contrasteert<br />

met de doorschijnende wereld en versterkt tegelijkertijd<br />

het landschappelijke ervan. Klee schrijft aan het<br />

eind van zijn essay ‘Wege des Naturstudiums’: ‘Er (Der<br />

Kunstler) schaft dann ein Werk, oder er beteiligt sich am<br />

Erschaffen von Werken, die ein Gleichnis zum Werke<br />

Gottes sind’. Dat schema bakent als het ware een nieuw<br />

werkveld af van een nieuwe tijd voor de kunstenaar: hij is<br />

niet meer en niet minder dan een nieuwe schepper. •<br />

Henk van Os<br />

Professor ‘Kunst en Samenleving’<br />

aan de Universiteit van Amsterdam<br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 9


mijnke Bosman<br />

Van oude tijden<br />

DE DINGEN DIE VooRBIJ GAAN<br />

Mijnke Bosman mag in dit speciale nummer voor Marius van leeuwen niet ontbreken. Zij was van 1989<br />

tot 2007 algemeen secretaris van de <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong> en heeft dus bijna twee decennia met<br />

Marius samengewerkt, onder meer in de commissie tot de Zaken en het Moderamen. na enig aandringen<br />

heeft ze er toch wel plezier in om enkele hoogtepunten uit die periode naar boven te halen. ‘Er is eigenlijk<br />

best veel gebeurd’, zegt ze als ze eenmaal op dreef is.<br />

In september 1992 is Marius door een extra Algemene<br />

Vergadering benoemd als hoogleraar. Daar was wel een en<br />

ander aan vooraf gegaan. Tijdens een tweedaagse AV van<br />

Bestuur in Amsterdam, ook in 1992, is uitvoerig gediscussieerd<br />

over de organisatiestructuur van het Seminarium.<br />

Daar is besloten om voor het eerst een coördinator bij het<br />

Seminarium aan te stellen. Zijn inaugurele rede hield<br />

Marius in 1994 over de relatie van de remonstranten tot<br />

het jodendom. In die tijd begon de trend al door te zetten<br />

dat er weinig jonge theologen aan het Seminarium studeerden.<br />

Er waren wel veel tweede kansers. Met enige regelmaat<br />

is er gesproken over de eisen die aan deze oudere<br />

studenten moesten worden gesteld en over de richting die<br />

het Seminarium in zou moeten slaan.<br />

Begintijd Uit de begintijd denk ik met veel plezier<br />

terug aan enkele bijeenkomsten die we organiseerden.<br />

In 1993 was er een AV van Beraad in Rotterdam, waar we<br />

de ruim 300 aanwezigen de stad in hebben gestuurd om<br />

‘gesprekken met de samenleving’ te voeren. Zij gingen<br />

bijvoorbeeld naar de politie, naar een theater en naar de<br />

krant. De vraag was steeds ‘wat verlangt de wereld van de<br />

kerk?’. Een bijzondere bijeenkomst! Bedenk dat internet<br />

en e-mail toen nog nauwelijks bestonden. Het landelijk<br />

bureau kreeg pas in de tweede helft van de jaren ’90 een<br />

internetaansluiting en in 1999 een website. Mede dankzij<br />

de automatisering konden we op ons kleine bureau de<br />

derde oecumenische Kerkendag in 1998 in Kampen<br />

organiseren, ook een leuke klus. Een hoogtepunt was het<br />

Remonstrantenfestival in 1994 ter ere van ons 375-jarig<br />

bestaan. In Wageningen op het universiteitsterrein<br />

kwamen zo’n 1400 remonstranten bijeen. Met busladingen<br />

tegelijk werden ze aangevoerd. Marius, Annegien<br />

Ochtman en een aantal cantorijen hebben daar een kleine<br />

opera over de remonstrantse predikant Sapma opgevoerd.<br />

Marius heeft bijzondere talenten op dit<br />

gebied. Hij is heel muzikaal en een verdienstelijke<br />

tekstschrijver. Ondertussen<br />

ging de ledendaling door. Daar moesten<br />

we iets aan doen. Er werd gepoogd om<br />

meer jongeren bij de remonstranten te<br />

betrekken. Er is stevig ingezet op het<br />

stimuleren van het jongeren- en studentenwerk.<br />

Christiane Berkvens, Henk<br />

10 adrem remonstrants maandblad<br />

van den Berg en Joost Röselaers kregen achtereenvolgens<br />

een aanstelling bij het landelijk bureau om gemeenten te<br />

ondersteunen bij het organiseren van activiteiten voor jongeren<br />

en studenten. In 1997 werd de jongerengemeente<br />

Arminius een officiële landelijke gemeente. Andere kerken<br />

waren geïnteresseerd in deze stap. De AV van 1999 besloot<br />

dat ook niet jongeren landelijk lid kunnen worden van de<br />

<strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong>. Gehoopt werd dat daarmee<br />

een nieuwe groep geïnteresseerden zou worden bereikt. Al<br />

eerder was de positie van de vrienden veranderd. In 1992<br />

is de nota Beter een goede vriend aangenomen in de AV<br />

van Bestuur. De rechten en plichten van vrienden werden<br />

uitgebreid. Eigenlijk bleef er maar één taak over die ze niet<br />

zouden kunnen vervullen. Om voorzitter van de Commissie<br />

tot de Zaken te worden, moet je lid zijn.<br />

politiek Kenmerkend voor de remonstranten is dat je<br />

zelf na mag denken. Op veranderingen in de samenleving<br />

wordt over het algemeen alert gereageerd. Soms leidde<br />

dat tot problemen zoals bij de discussies over de kernbewapening<br />

en over de apartheid in Zuid-Afrika. De politieke<br />

implicaties van deze onderwerpen riepen ook bij de<br />

remonstranten tegenstellingen op. Het kader was over<br />

het algemeen wat progressiever dan de leden. Daarom is<br />

de samenstelling van de AV van Bestuur gewijzigd. Het<br />

stemrecht voor commissies en voor alle predikanten werd<br />

afgeschaft. Het Convent van Predikanten kreeg het recht<br />

om een stemhebbende afvaardiging te sturen van zeven<br />

predikanten. De invloed van de gemeenten op het beleid<br />

is daardoor veel groter geworden. Na de discussie over de<br />

kernbewapening is er – zoals in veel kerken – een zekere<br />

aarzeling ontstaan om uitspraken als kerk te doen over<br />

zaken als bijvoorbeeld vrede en armoede. De gesprekken<br />

over deze vraagstukken gingen wel door maar leidden<br />

niet tot opzienbarende acties.<br />

Medisch-ethische tendensen in de samenleving<br />

werden opgepikt en bediscussieerd.<br />

Zo organiseerden we twee overvolle conferenties<br />

over de pil van Drion, met medewerking<br />

van prof. H.J. Heering en mr. Drion<br />

zelf (op de foto hiernaast). In 1994 kwam<br />

het homohuwelijk in de Tweede Kamer aan<br />

de orde. Wij hebben toen een brief gestuurd<br />

aan alle leden van de Tweede Kamer, waar-


Derde Oecumenische Kerkendag in Kampen (1998).<br />

van de teneur was: het is bevrijdend als homo’s dezelfde<br />

rechten krijgen als heteroparen. Dat hadden wij ervaren<br />

bij het inzegenen van levensverbintenissen van paren van<br />

gelijk geslacht. Een punt van discussie was de naam van<br />

de geloofsgemeenschap. Er is in de jaren ’90 geprobeerd<br />

de naam te veranderen. <strong>Broederschap</strong> was voor een aantal<br />

leden een niet vrouwvriendelijke en weinig uitnodigende<br />

naam. Al gauw bleek dat een voorstel voor het veranderen<br />

van de naam geen meerderheid zou krijgen. Wel is er een<br />

en ander ten goede gewijzigd. Toen ik aantrad in 1989<br />

werd de telefoon aangenomen met ‘<strong>Broederschap</strong>’. Dat<br />

werd Landelijk Bureau Remonstranten. Ook bij drukwerk<br />

wordt vaak de aanduiding Remonstranten gebruikt in<br />

plaats van <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong>.<br />

Belijdenis Na de eeuwwisseling kregen we de gesprekken<br />

over de belijdenis van 2006, die tot stand kwam<br />

op verzoek van het Convent van Predikanten. Drie jaar<br />

zijn we met de voorbereidingen bezig geweest. Er is met<br />

enthousiasme gediscussieerd in de gemeenten, er zijn<br />

boeken en een werkschrift over de ontwikkeling van de<br />

nieuwe belijdenis uitgegeven. Samen met Marius heb ik<br />

veel geïnvesteerd in de oecumene binnen de Raad van<br />

Kerken. Ik bewonderde Wim van der Zee om zijn durf en<br />

zijn gouden pen. Ook aan Ineke Bakker heb ik goede herinneringen,<br />

zij was meer iemand van overleg en het zoe-<br />

Initium<br />

ken naar de consensus. Lange tijd hebben we in die jaren<br />

overwogen om ons als remonstranten aan te sluiten bij<br />

de PKN. Ik was waarnemer namens de remonstranten bij<br />

het proces van vereniging. De meningen waren verdeeld,<br />

in de winter van ’92/’93 ben ik op wel 25 gemeenteavonden<br />

geweest om hierover te discussiëren. Uiteindelijk<br />

heeft een nipte meerderheid van de AV negatief besloten<br />

toEN IK AANtRAD IN 1989 wERD DE tELEfooN<br />

AANGENoMEN MEt ‘BROEDERScHAp’.<br />

over deelname aan wat toen nog Samen Op Weg heette.<br />

Ik was voorstander, met name vanwege de positie van de<br />

predikanten. Achteraf denk ik dat het misschien toch wel<br />

verstandig was om nee te zeggen. Kijk naar de lutheranen<br />

die binnen de PKN nog maar weinig profiel hebben!<br />

Ten slotte ons blad, het Remonstrants Weekblad. De<br />

CoZa vond eind jaren ’80 dat het goedkoper, leuker en<br />

anders moest. Het RW werd opgeheven en de redactie<br />

ontslagen. Dat leverde enorm veel protest en commotie<br />

op. Besloten werd om een nieuw blad uit te geven dat<br />

maandelijks zou gaan verschijnen. In 1990 zijn we gestart<br />

met AdRem. Johan Blaauw werd de eerste hoofdredacteur.<br />

Het aantal abonnees was direct aanzienlijk groter dan bij<br />

het RW. AdRem bestaat dus al weer 22 jaar. Nu gaat het<br />

blad naar alle leden en is het een glossy geworden. De<br />

remonstranten gaan nog altijd met hun tijd mee!’ •<br />

Michel Peters<br />

Coördinator communicatie bij de remonstranten<br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 11


paul Ricoeur<br />

In 1981 verscheen de dissertatie van Marius van leeuwen: The Surplus of Meaning. Ontology<br />

and Eschatology in the Philosophy of Paul Ricoeur. In dit boek gaf Marius van leeuwen een<br />

weergave van het denken van de Franse filosoof paul Ricoeur. Initium, begin, is het thema van<br />

dit nummer van AdRem. Mij valt dan de gedachte in: wat als Marius van leeuwen opnieuw zijn<br />

dissertatie over Ricoeur zou schrijven? Zou hij dan nog steeds het denken van Ricoeur uitdrukken<br />

onder de noemer van een ‘surplus aan betekenis’?<br />

Het verlangen<br />

geboren<br />

Om die vraag te beantwoorden gaan we terug naar 1981.<br />

Het was in die tijd al een hele prestatie om het denken<br />

van Paul Ricoeur vanaf zijn vroegste werken tot aan<br />

zijn recente publicaties te volgen en te omvatten. Paul<br />

Ricoeur (1913-2005) is een denker geweest die zich liet<br />

bepalen door allerlei vragen die zich aandienden. In zijn<br />

vroege studietijd was dat bijvoorbeeld de vraag: wat moet<br />

het onbewuste domein van de menselijke geest, zoals<br />

door Freud blootgelegd, betekenen voor een rationele<br />

Franse reflexieve filosofie die zich vanaf Descartes heeft<br />

laten leiden door het adagium: ik denk, dus ik ben? En<br />

verder: wat kan de menselijke persoon nog betekenen, als<br />

er zo’n onmenselijke Eerste Wereldoorlog is geweest (Ricoeur<br />

was een oorlogswees) en de Spaanse burgeroorlog<br />

vragen stelt over persoon en massa?<br />

‘Ja’ tegen het leven Ricoeur ontwikkelde zich<br />

al snel tot een filosoof die openstond voor wat<br />

buiten zijn traditie op hem afkwam. Als krijgsgevangene<br />

in Duitsland in de Tweede Wereldoorlog<br />

verdiepte hij zich in Husserl, wiens fenomenologie<br />

hem een weg wees om de verschijnselen die<br />

zich aan de mens voordoen te doordenken.<br />

Met die filosofische bagage zette Ricoeur zich aan<br />

een meerdelig project, waarin hij de mogelijkheden<br />

en onmogelijkheden van de menselijke wil wenste<br />

te exploreren. Waarin is de mens vrij, wat kan hij<br />

willen en verlangen, wat zijn de diepste krachten die hem<br />

bepalen en beperken? Dat leidt tot een antropologie waarin<br />

de ‘feilbare mens’ wordt omschreven: L’homme faillible<br />

uit 1960. De mens loopt met zijn wil om<br />

het goede te doen voortdurend vast in zijn<br />

eigen feilbaarheid. Maar toch blijft een zinvol<br />

bestaan over. ‘De mens is de vreugde<br />

van het ‘ja’ in de droefheid van het eindige<br />

bestaan,’ schrijft Ricoeur. Ja zeggen tegen<br />

het leven, ondanks ellende, moedwillig<br />

kwaad of de pure ervaring van eindigheid.<br />

Het is een diepe overtuiging bij Ricoeur,<br />

die heel zijn filosofie doorademt. Kun je<br />

12 adrem remonstrants maandblad<br />

zo’n overtuiging filosofisch beargumenteren en<br />

doordenken? Voor Ricoeur is het een bestaanservaring<br />

die aan het filosoferen vooraf gaat. De<br />

filosofie kan op haar eigen wijze herhalen hoe er<br />

een tegoed is aan betekenis dat de schijnbare betekenisloosheid<br />

van het bestaan doet overstijgen.<br />

Die filosofische zoektocht krijgt voor Ricoeur<br />

een eigen accent wanneer hij ontdekt hoe verhalen<br />

en mythen een extra dimensie geven aan het<br />

doordenken van de menselijke mogelijkheden<br />

tot een zinvol bestaan. ‘Het symbool geeft te<br />

denken,’ schrijft Ricoeur in een ander boek uit 1960,<br />

La symbolique du mal. Symbolen, metaforen of verhalen<br />

zijn anders dan de strakke filosofische reflectie. Maar<br />

juist daardoor weten ze iets aan de filosofie mee te geven.<br />

In zijn boek uit 1981 heeft van Leeuwen nog net mee<br />

kunnen nemen hoe Ricoeur die hermeneutische bijdrage<br />

aan de filosofie, het interpreteren van talige uitdrukkingen<br />

en daarin een eigen vorm van nadenken zien,<br />

heeft uitgewerkt in een uitgebreide verkenning van<br />

metafoorgebruik en teksten. Steeds gaat het Ricoeur<br />

daarbij om het andere, dat wat pure filosofie zelf niet kan<br />

verwoorden en doordenken, maar waarin ze vanuit het<br />

vreemde en bevreemdende van menselijke taaluitingen


een wending meekrijgt. Metaforen die een zwaai<br />

aan het letterlijke geven die ‘eigenlijk’ helemaal<br />

niet kan; verhalen die met hun plots allerlei heterogene<br />

elementen en personages in een zinvol<br />

geheel plaatsen; teksten die betekenis krijgen<br />

juist omdat er geen directe band met een spreker<br />

is… De filosofie kan er zich volop aan laven.<br />

Openheid naar het andere Marius van Leeuwen<br />

herkende in deze openheid voor het andere bij Ricoeur<br />

ook een religieus element. ‘God’ is niet zomaar een<br />

synoniem voor de orde van het bestaan of een fundament<br />

van het zijn. Het woord ‘God’ zegt voortdurend iets over<br />

Paul Ricoeur, rechts met Louis Monier,<br />

fotografie: National University of Ireland, Galway.<br />

het meer en het andere van het zijn. De theologie kent<br />

het woord ‘eschatologie’ voor deze basale openheid naar<br />

het andere. En dat is de noemer waarmee Van Leeuwen<br />

de rondgang in zijn boek over het betekenisvolle in het<br />

werk van Ricoeur besluit. Over het zijn en het menselijk<br />

bestaan moet je spreken in termen van hoop, uitzien<br />

naar het andere, naar de ander die je tegemoet komt.<br />

‘Hier wordt het verlangen geboren dat vrijheid slavernij<br />

kan overstijgen, het verlangen dat het ja tot het leven de<br />

droefheid en het tragische kan overstijgen, dat de kracht<br />

om te leven sterker is dan de dood’ (p. 189).<br />

Voor Van Leeuwen is dat een bestaanservaring<br />

die wel in een talige<br />

poëtica kan worden uitgedrukt maar<br />

niet in filosofische reflectie. Het<br />

ja tot het leven moet uitgezongen<br />

worden, kan ten diepste niet beredeneerd<br />

worden. Op dat punt wijkt hij<br />

af van Ricoeur, want de laatste heeft<br />

zich vanaf de jaren tachtig steeds<br />

verbetener gestort in het verbinden<br />

Initium<br />

van zulke niet rationeel fundeerbare hoop<br />

met de filosofische reflectie. Een trilogie over<br />

filosofie en de menselijke tijdservaring zoals<br />

uitgedrukt in verhalen is daarvan bij Ricoeur<br />

het gevolg (Temps et récit, 1983-1985). Een<br />

prachtige monografie waarin de mens wordt<br />

beschreven als iemand met capaciteiten: het<br />

vermogen tot spreken, handelen, een levensverhaal<br />

vertellen en het vermogen om zich<br />

beschikbaar te maken tot een ander en die beschikbaarheid<br />

ook te verankeren in maatschappelijke structuren<br />

(Soi-même comme un autre, 1990). Of een massief werk<br />

over de menselijke daad van het gedenken, met de<br />

voortdurende worsteling om het verleden niet te incorporeren<br />

maar vreemd en anders te houden<br />

(La mémoire, 2000). En uiteindelijk Parcours<br />

de la reconnaissance uit 2004, waarin Ricoeur<br />

beschrijft hoe de mens tot echt kennen komt<br />

door het andere en de ander in zijn andersheid<br />

te laten staan, en zelfs erkentelijk te zijn<br />

om het andere en vreemde. Zou Marius van<br />

Leeuwen zijn dissertatie opnieuw moeten<br />

schrijven om dit latere werk van Ricoeur<br />

allemaal te verwerken? Het fascinerende is,<br />

dat dat latere werk doorgaat op het thema van<br />

de andersheid als modus van de zinvolheid: precies het<br />

thema waarmee Van Leeuwen zijn dissertatie in 1981<br />

besloot. In deze heeft Van Leeuwen profetische kwaliteit<br />

getoond en behoeft zijn boek geen correctie.<br />

Hoop Op 21 december 2012 zou de wereld moeten<br />

vergaan, zo luidt in ieder geval een interpretatie van de<br />

archaïsche Mayakalender, die de afgelopen jaren uitgebreid<br />

in het nieuws is geweest. Het is maar goed dat dit<br />

nummer van AdRem dan nog in de<br />

zomer van 2012 is verschenen, zou<br />

je kunnen concluderen. Dieper gezien<br />

drukt dit nieuwsbericht een onvermogen<br />

uit om met het andere om<br />

te gaan. De Maya’s konden slechts<br />

denken in cyclische structuren: na<br />

het verstrijken van de kalender volgt<br />

een nieuwe cyclus. Daarin toont zich<br />

een onvermogen om écht iets nieuws<br />

of anders voor te stellen. De postmoderne<br />

westerling kan zich geen verandering voorstellen<br />

dan als een catastrofe. Wat is er met zo’n cyclische of juist<br />

wanhopig lineaire ervaring van het menselijk bestaan<br />

behoefte aan denkers die wél de waarde van het andere, de<br />

ander en verandering kunnen benoemen als een potentieel<br />

van hoop en zinvolheid. Marius van Leeuwen heeft dat<br />

als begin en beginsel van zijn wetenschappelijke arbeid<br />

neergezet en in allerlei geschriften daarna uitgewerkt. Dat<br />

blijft van waarde – ook na 21 december. •<br />

Theo L. Hettema<br />

Docent aan het Seminarium van de Bond van Vrije<br />

Evangelische Gemeenten, gevestigd bij de Protestantse<br />

theologische Universiteit, locatie Utrecht<br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 13


marijke Tolsma<br />

Seminarium<br />

20 jaar! Hoe is het begonnen? ‘De officiële benoeming<br />

was op 26 september 1992 op de AV van Bestuur. Mijn<br />

afscheidscollege is op 24 september, dus op twee dagen<br />

na 20 jaar. Maar het echte begin was op 10 juni 1993,<br />

toen ik afscheid nam van de gemeente Utrecht.<br />

Tot dan toe was de hoogleraar (Sirks, Hoenderdaal,<br />

Kuiper) in zijn eentje. Hij leidde voornamelijk vanuit<br />

huis de studenten op. De Commissie Toekomst koos<br />

voor een nieuwe opzet met een 80% hoogleraar, een 10%<br />

docent en een 33,3% coördinator. Dat is Marijke sinds<br />

2000. Zij allen zouden voortaan vanuit de universiteit<br />

werken. Nu had de hoogleraar ineens ’sparring partners’:<br />

de docent, de coördinator, het curatorium (met vertegenwoordigingen<br />

uit faculteit, predikantschap en theologie),<br />

en de andere hoogleraren van de hervormde kerkelijke<br />

opleiding. Zeer tevreden over al deze bijzonder goede<br />

collega’s. De samenwerking gaf inspiratie en inbreng bij<br />

onderwijsvernieuwing.’<br />

Na dit nieuwe begin, wat is er gedurende die tijd veranderd?<br />

‘Vooral de steeds nauwere samenwerking tussen<br />

het seminarium en de hervormde kerkelijke opleiding,<br />

nu PThU. Eén hoogleraar die alle vakken geeft kan niet<br />

meer. Wij delen dus collegiaal de disciplines. Ook uitbrei-<br />

<strong>Remonstrantse</strong> predikanten in volle glorie, 2009.<br />

14 adrem remonstrants maandblad<br />

dingen, zoals diaconaat en vrouwenstudies. Daarnaast<br />

is er een eindscriptie toegevoegd, en we zijn een nascholingsprogramma<br />

begonnen.<br />

Vanuit de universiteit zijn de eisen steeds stringenter<br />

geworden, zoals een minimumaantal studenten per vak,<br />

administratieve discipline, betalen voor faciliteiten, visitaties.<br />

Allemaal noodzakelijk wegens veel grotere aantallen<br />

studenten op de universiteit, waar de kerkelijke opleidingen<br />

in het geheel niet aan mee kunnen doen. Vandaar<br />

dat de opleidingsplaatsen zijn uitgedund tot nu nog maar<br />

twee, Amsterdam en Groningen.<br />

Het is een herfsttij der kerkelijke theologie en het gemoedelijke<br />

binnen de universiteit is er wel af. Echter onder<br />

collega’s van de kerkelijke opleidingen en het Instituut<br />

voor Godsdienstwetenschappen is de sfeer zeer goed en<br />

vriendschappelijk gebleven’.<br />

En de studenten? ‘Alle 35 kennen wij persoonlijk<br />

natuurlijk, daar is niets aan veranderd. Maar het type<br />

student wel. In het begin was er een gemakkelijke saamhorigheid.<br />

Zij deden alles samen, studie in zelfde stad,<br />

dispuut, seminariumavonden waar je ook veel leerde van<br />

ouderejaars. Nu komen ze van ver, hebben al een loopbaan<br />

achter de rug en studeren naast hun werk. Daardoor


Initium<br />

In de zo bekende kamer in leiden spraken scheidend seminariumhoogleraar Marius van<br />

leeuwen en studiecoördinator Marijke Tolsma met Joep de Valk, één van de 35 <strong>Remonstrantse</strong><br />

predikanten die Marius tijdens zijn twintig jaar hoogleraarschap heeft opgeleid. Een terugblik<br />

op een tijdperk.<br />

ALS BRUG tUSSEN WETEnScHAp EN KERK<br />

zijn er soms lange perioden zonder contact als zij andere<br />

vakken volgen. Elke student heeft een andere woonplaats,<br />

achtergrond, opleiding en ervaring. Dat betekent opleiding<br />

op maat voor elk individu. Saamhorigheid moet nu<br />

wat zwaarder bevochten worden. Maar de huidige diversiteit<br />

is wel verrijkend. Sowieso ben ik ‘van nature’ gericht<br />

op oecumene. Inbreng vanuit een katholieke en orthodox<br />

- protestante achtergrond is een pluspunt, en ook typisch<br />

remonstrants. Als sommigen beweren dat zij begrippen<br />

als verlossing, verzoening en genade ver achter zich hebben<br />

gelaten, dan ga ik sputteren. Vrijzinnigen hebben<br />

deze begrippen inderdaad losgelaten, maar zij vormen<br />

wel een onderdeel van de traditie waaruit wij komen.’<br />

Typisch remonstrants? ‘Ja. Waarheid is altijd persoonlijk<br />

en niet algemeen geldend. Het kan aangescherpt of<br />

gecorrigeerd worden door nieuwe gezichtspunten. Zie<br />

het proces in 2005-2006 van het schrijven van de nieuwe<br />

geloofsbelijdenis. Na een proeve discussiëren alle gemeenten<br />

mee. De uiteindelijke tekst is enerzijds klassiek,<br />

maar met een openheid naar buiten en een relativering<br />

van de eigen waarden. Aan de literaire inslag zie je de<br />

invloed van cultuur. Af en toe willen wij de spijker op z’n<br />

kop slaan, maar wel met menselijkheid en de benodigde<br />

relativering van de eigen overtuiging.’<br />

Wat waren voor jou hoogtepunten in je hoogleraarschap?<br />

‘Ten eerste het Arminiusjaar in 2009. Het was hard<br />

werken maar de remonstrantse wortels zijn goed bovengehaald<br />

en bestudeerd. Binnen de kerkelijke opleidingen<br />

heeft de Arminiusherdenking geleid tot de herinstelling<br />

van het theologisch dispuut. Sinds 2006, 400 jaar na<br />

het eerste dispuut tussen Arminius en Gomaris, disputeren<br />

de kerkelijk hoogleraren eens per jaar over een<br />

theologisch heet hangijzer. Een mooi tegenwicht voor het<br />

steeds schoolsere universitaire systeem, met ’klassen’,<br />

’huiswerk’, en tentamentjes doen.<br />

Andere hoogtepunten waren de twee afvaardigingen naar<br />

de Assemblee van de Wereldraad van Kerken, en vooral<br />

wil ik noemen de samenwerking met de collega’s van de<br />

PThU. Mensen als Gerrit de Kruijf, de helaas overleden<br />

Kune Biezeveld, Herman Noordegraaf en anderen<br />

vormen en vormden een hecht team, gekenmerkt door<br />

collegialiteit, eigentijdse hoffelijkheid en een vriendelijke<br />

sfeer.’<br />

En hoogtepunten voor jou, Marijke? ‘Eigen inbreng en<br />

collegialiteit. Vooral dankzij Marius’ manier van werken<br />

is er veel ruimte voor het eerste. En door de collegialiteit<br />

weet ik mij zeer gewaardeerd en thuis. Het jaarlijkse<br />

etentje van de kerkelijke docenten en partners is daar een<br />

voorbeeld van. Dat dat een traditie is geworden, en al die<br />

jaren een heel plezierige afsluiting van het academisch jaar<br />

was, zegt wat mij betreft dat ook de onderlinge banden van<br />

de kerkelijke docenten goed waren. Het waren meer dan<br />

collegiale banden, ze waren haast vriendschappelijk.’<br />

Een directe vraag: waar ben je trots op, Marius? ‘Graag<br />

relativeer ik mijn wetenschappelijke prestaties ten zeerste<br />

(was bescheidenheid niet een zeer goed ontwikkelde<br />

eigenschap? JdV), tenslotte ben ik meer kerkelijk dan wetenschappelijk<br />

gericht. Maar op de publicaties ’Van horen<br />

zeggen’ en ’Van feest naar feest’ voel ik wel een gepaste<br />

trots, als dat woord op mij toepasbaar is.’ Marijke: ’Zij<br />

worden alom geprezen binnen de faculteit en de kerkelijke<br />

opleidingen.’ Marius: ‘Het zijn typische voorbeelden<br />

van zeer gedegen theologische onderbouwing, waarvan<br />

het topje zichtbaar is in een heldere en voor iedereen<br />

makkelijk toegankelijke verhandeling. Niet populairwetenschappelijk,<br />

maar wel populair en wel wetenschappelijk.<br />

Ik zie het werk van een seminariumhoogleraar als de<br />

trait d’union tussen wetenschap en kerk. Zo ook is mijn<br />

ideaalbeeld van het seminarium: het moet een toeleiding<br />

zijn vanuit de universitaire wetenschap naar de praktijk<br />

van het predikantschap.’<br />

Tot slot het artikel over jou in de glossy. ‘(Lachend) Nou<br />

ja, een beetje raar. Maar de laatste zin is mij uit het hart<br />

gegrepen: ‘De boodschap die ik vooral wil uitdragen is<br />

dat er voor de moderne mens veel waardevols zit in het<br />

goede, oude christelijke geloof.’ Het woord ’christelijk’ is<br />

met zorg gekozen. Het is niet protestants, daarvoor ben<br />

ik teveel oecumenisch, en het is ook niet algemeen religieus,<br />

want remonstranten zijn geworteld in het evangelie<br />

van Jezus Christus. Het is goed om je bezig te houden<br />

met waar het ook alweer om ging, waar de riten vandaan<br />

komen en welke functie zij hebben of hadden, en welke<br />

de invloed is of was van de omringende cultuur. Daarmee<br />

omgaan op een vrijzinnige manier.’ •<br />

Joep de Valk<br />

Predikant in de remonstrantse gemeente waddinxveen<br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 15


ZIJN lEVEn EN nAlATEnScHAp<br />

Jacob Harmenszoon, beter bekend als Jacob Arminius, is een bijzondere figuur in de nederlandse intellectuele<br />

geschiedenis en een van de werkelijk grote theologen in de geschiedenis van de protestantse Kerk.<br />

Het ontbreken van kennis over Arminius en over zijn werk heeft weinig te maken met een gebrek aan historische<br />

betekenis; het heeft eerder simpelweg te maken met het algehele verlies aan historisch bewustzijn in<br />

het Westen. Desalniettemin kunnen we een lichte groei in de wetenschappelijke en publieke belangstelling<br />

voor Arminius waarnemen, waarmee een einde komt aan de onwetendheid over en de misvattingen rond<br />

zijn persoon. laten we ons hier beperken tot een korte samenvatting van zijn leven, zijn gedachtegoed en<br />

zijn nalatenschap.<br />

Arminius werd geboren rond 1559 in Oudewater. Zijn<br />

vader stierf voordat hij was geboren en zijn moeder en<br />

broer(s) en/of zus(sen) kwamen om het leven in de massamoord<br />

die de Spanjaarden daar in 1575 aanrichtten.<br />

Arminius studeerde in Marburg, Leiden, Genève en<br />

Basel, waarna hij vijftien jaar als gereformeerd predikant<br />

werkte in de Oude Kerk in Amsterdam. Naar aanleiding<br />

van zijn prediking over de Romeinenbrief, kwam hij onder<br />

vuur te liggen vanwege zijn relatief optimistische kijk<br />

op het leven van christelijke heiligheid en vanwege zijn<br />

opvattingen over de predestinatie. In 1603 verruilde hij<br />

zijn predikantsschap in Amsterdam voor de Theologische<br />

Faculteit in Leiden, die een beroep op hem deed. Gedurende<br />

zijn professoraat daar raakte Arminius betrokken<br />

bij een conflict met zijn collega’s aan de faculteit – in het<br />

bijzonder met Franciscus Gomarus – over de doctrine<br />

van de predestinatie.<br />

Het gereformeerde geloof leerde dat God bepaalde mensen<br />

had voorbestemd tot veroordeling en anderen tot onweerstaanbare<br />

redding. Arminius huldigde daarentegen de<br />

opvatting dat God alle mensen had geschapen met het<br />

oog op redding, dat genade een niet onweerstaanbare<br />

kracht is en dat God alle mensen uitverkiest die zijn<br />

genadige gift accepteren. Voor veel van zijn tijdgenoten<br />

ondermijnde deze denkbeelden echter de alomvattende<br />

soevereiniteit van God. Arminius worstelde met dezelfde<br />

problemen als waarmee theologen van eeuwen voor hem<br />

zich hadden bezig gehouden – het herstel van de goddelijke<br />

soevereiniteit, genade en het recht doen aan menselijke<br />

vrijheid en verantwoordelijkheid; het probleem van<br />

het kwaad en het waarom van het lijden; en de zekerheid<br />

van redding. Zijn oplossingen ten aanzien van deze<br />

kwesties vormden de basis voor zijn theologie en leidden<br />

deze in een andere richting dan de meeste van zijn gere-<br />

16 adrem remonstrants maandblad<br />

formeerde tijdgenoten. Vanwege deze afwijkende opvattingen<br />

werd Arminius voortdurend in de gaten gehouden<br />

door gereformeerde theologen, die hem verdachten van<br />

prediking in strijd met de belijdenis en de catechismus<br />

van de kerk. Hij leverde een bijdrage aan verschillende<br />

conferenties in een poging om de betwiste kwesties tot<br />

een oplossing te brengen, maar zonder resultaat. Hoewel<br />

hij bij zijn dood in 1609 een goede relatie onderhield<br />

met de Universiteit van Leiden en met de gereformeerde<br />

kerk, was zijn naam in bepaalde kerkelijke kringen al<br />

synoniem met ‘ketterij’.<br />

Binnen een paar weken na de dood van Arminius<br />

tekenden vierenveertig gereformeerde predikanten die<br />

EEN GOED GEWETEn<br />

IS HEt PARADIJS<br />

sympathiseerden met zijn theologie, de Remonstrantie<br />

van 1610. Die tekst verwoordde hun standpunt over enkele<br />

dogmatische kwesties waarover verschil van mening<br />

bestond. De heftige debatten tussen remonstranten en<br />

contra-remonstranten mondden uit in de Synode van<br />

Dordrecht (1618 – 1619), waar de remonstranten werden<br />

verbannen en hun gedachtegoed veroordeeld. Deze<br />

kerkvergadering kon de invloed van Arminius echter niet<br />

uitbannen.<br />

De <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong> is gedurende vierhonderd<br />

jaar in Nederland blijven bestaan als de drager van<br />

de Nederlandse Arminiaanse theologie. De invloed van<br />

Arminius wordt zelfs nog sterker gevoeld binnen het<br />

Anglo-Amerikaanse Protestantisme en de geest van het<br />

Arminianisme is verspreid waar ook maar dit soort van


Verder lezen over Arminius:<br />

evangelicalisme heen is gegaan. Soms draagt de overlevering<br />

weinig overeenkomsten met Arminius zelf. Maar<br />

of men nu Remonstrant is of conservatieve evangelical,<br />

ongeacht hun relatie tot Arminius: Arminianen zijn erfgenamen<br />

van een onderscheidende erfenis. Deze erfenis<br />

kent vele facetten, enkele ervan zijn het waard om hier<br />

nader uit te werken.<br />

Arminius’ persoonlijke motto was ‘een goed geweten is<br />

het paradijs’ (bona conscientia paradisus). Deze gedachte<br />

betreft niet alleen het religieuze geweten, maar evenzeer<br />

het morele geweten. Met goede daden kun je God niet<br />

beïnvloeden, maar je dient ze zeker ook niet na te laten.<br />

Dit impliceert dat er geen plaats is voor aardse zekerheid<br />

in het christelijke leven. G.J. Hoenderdaal wees op het<br />

sterke ‘praktische’ karakter waarvan de theologie van<br />

Arminius doortrokken is. G.J. Heering spreekt van het<br />

sterke ethische karakter van de remonstrantse theologie en<br />

Wesleyaanse groepen staan bekend om hun nadruk op de<br />

heiligheid van het leven en het nastreven van perfecte liefde.<br />

Arminius stelde, meer dan de meeste theologen in de<br />

Nederlands - Gereformeerde Kerk, de bijna onaantastbare<br />

autoriteit van de belijdenis en de catechismus van de kerk<br />

ter discussie. Belijdenissen moeten een ondergeschikte<br />

rol spelen in de theologie, zo meende hij, in het bijzonder<br />

als ze steeds gedetailleerder worden uitgewerkt. De<br />

eerste remonstrantse belijdenis, geschreven door Simon<br />

Episcopius, opent dan ook met een uitgebreide inleiding,<br />

waarin de rol van de belijdenis en de verwerping door de<br />

remonstranten van het verplichte lidmaatschap worden<br />

uitgelegd. Remonstranten en evangelicale Arminianen<br />

stellen in navolging van Arminius dat de Schrift hun<br />

enige grondbeginsel is en dat belijdenissen geen absolute<br />

autoriteit hebben.<br />

Een ander kenmerk van de Arminiaanse erfenis is de<br />

erkenning dat we niet alles kunnen weten, dat we de<br />

waarheid niet in pacht hebben. Het gevolg hiervan is<br />

de nadruk op het streven naar eenheid en tolerantie.<br />

Remonstrant H.Y. Groenewegen wijst op Arminius als<br />

iemand die dan wel niet ‘radicaal brak met alle dogmatisme’,<br />

maar toch wel een ‘afscheid van het dogmatisme’<br />

representeerde. Arminius had een eenheid van geloof in<br />

gedachten die C.S. Lewis later een ‘onversneden christendom’<br />

zou noemen. De remonstrantse professor Arnold<br />

Poelenburg schreef in 1659: ‘Maar dit is het ereschild van<br />

het remonstrantisme, de kroon op onze glorie, omdat we<br />

dit schisma niet hebben veroorzaakt, geen schisma hebben<br />

toegevoegd en ieder schisma als zodanig afkeuren.<br />

Initium<br />

- Bangs, Carl O. Arminius: A Study in the Dutch Reformation, 2nd ed. (Grand Rapids: Zondervan, 1985).<br />

- Leeuwen, Th. Marius van, Keith D. Stanglin, and Marijke Tolsma, eds. Arminius, Arminianism, and Europe:<br />

Jacobus Arminius (1559/60-1609), Brill’s Series in Church History, vol. 39 (Leiden: Brill, 2009).<br />

- Maronier, Jan Hendrik. Jacobus Arminius: Een biografie (Amsterdam: Y. Rogge, 1905).<br />

- Stanglin, Keith D. Arminius on the Assurance of Salvation: The Context, Roots, and Shape of the Leiden Debate, 1603-1609,<br />

Brill’s Series in Church History, vol. 27 (Leiden: Brill, 2007).<br />

- Stanglin, Keith D. and Thomas H. McCall. Jacob Arminius: Theologian of Grace<br />

(New York: Oxford University Press, 2012).<br />

Maar wij roepen allen die Christus liefhebben, allen die<br />

het Evangelie volgen, op om met ons toe te treden tot de<br />

gemeenschap van vrede.’ Arminius zelf was de stem van<br />

deze christelijke eenheid en tolerantie in een tijdperk<br />

waarin dat niet populair was en zelfs gevaarlijk.<br />

Arminius heeft zowel in de diepte als in de breedte vier<br />

eeuwen lang grote invloed uitgeoefend op de protestantse<br />

kerken. Om die reden verdient hij meer wetenschappelijke<br />

en publieke aandacht dan hij meestal krijgt. Die<br />

situatie is recentelijk verbeterd door het verschijnen<br />

van enkele publicaties over hem, maar er moet nog veel<br />

gebeuren. De geschriften van Arminius zelf, inclusief<br />

de brieven die nog nooit zijn getransscribeerd, zouden<br />

bijeen gebracht moeten worden in een kritische editie en<br />

dan vertaald. (Inderdaad, met uitzondering van één toespraak<br />

die hij in het Nederlands hield, zijn de geschriften<br />

van Arminius nooit vertaald in zijn moedertaa). Wetenschappers<br />

kunnen immers alleen een helder beeld krijgen<br />

van de context en het perspectief waarop zijn studies<br />

van de theologie en de implicaties voor vandaag de dag<br />

moeten worden gebaseerd, als de volledige breedte van<br />

zijn geschriften in ogenschouw wordt genomen. Of men<br />

zich nu wel of niet met Arminius identificeert, hedendaagse<br />

christenen kunnen veel leren van een diepgaande<br />

studie van een van de meest invloedrijke theologen in de<br />

protestantse kerk.<br />

De meest natuurlijke pleitbezorger van de bestudering<br />

van Arminius is professor Marius van Leeuwen. Als professor<br />

in de remonstrantse theologie, is hij de meest nabije<br />

erfgenaam van Arminius’ nalatenschap en bekleedt<br />

hij dezelfde positie als de student van Arminius, Episcopius.<br />

Professor Van Leeuwen heeft, naast zijn vele andere<br />

interesses en bezigheden, de studie van Arminius en het<br />

Arminianisme gestimuleerd en er zijn eigen bijdragen<br />

aan geleverd. Hij organiseerde in 2009 bijvoorbeeld een<br />

internationaal congres in Leiden over dit onderwerp en<br />

was mede-uitgever van het conferentieboek. Dit boek is<br />

een belangrijke bron geworden voor de bestudering van<br />

Arminius. Het was een groot genoegen met hem samen<br />

op te trekken binnen dit project. En het was een eer om<br />

Marius te leren kennen en gedurende de afgelopen acht<br />

jaar op verschillende manieren met hem samen te hebben<br />

gewerkt. •<br />

Keith D. Stanglin<br />

Austin Graduate School of theology, Austin, texas, USA<br />

(vertaling Michel Peters)<br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 17


oecumene<br />

Breedte en<br />

Oecumene is in beweging. Velen wisten al langer dat bestaande institutities en vertrouwde werkmethoden<br />

niet meer adequaat zijn om relevante antwoorden te geven op nieuwe vragen. Voor sommigen is dat reden<br />

geweest om oecumenische organisaties de rug toe te keren. Anderen hebben de handschoen opgepakt en<br />

zijn hard aan de slag gegaan, wetende dat kerken zonder oecumene geen christelijke optie is.<br />

Voor de vernieuwing van de oecumenische beweging<br />

is het gesprek tussen generaties van levensbelang. Wat<br />

kunnen oecumenische leiders leren van hun voorgangers<br />

bijvoorbeeld over de vraag hoe de eenheid tussen kerken<br />

en tussen christenen een teken van hoop kan zijn in een<br />

verscheurde wereld? Wat kunnen nieuwe leiders van hen<br />

leren om de uitdagingen van vandaag serieus te nemen?<br />

Marius van Leeuwen is een van die iconen. Hij heeft zelf<br />

veel bijgedragen – en dat doet hij nog steeds – aan de<br />

oecumene én hij is het gesprek tussen generaties, met<br />

studenten, niet uit de weg gegaan. Voor mij, nu verantwoordelijk<br />

voor het werk van eenheid en missie binnen<br />

de Wereldraad van Kerken, is het een eer om bij te mogen<br />

dragen aan dit nummer van AdRem over zijn bijdrage<br />

aan de oecumenische beweging.<br />

In deze bijdrage wil ik ingaan op een aantal belangrijke<br />

ontwikkelingen in de internationale oecumene. Welke<br />

vernieuwing vindt er plaats in bestaande oecumenische<br />

organisaties? Welke nieuwe initiatieven zien we opkomen<br />

en hoe moeten die worden beoordeeld?<br />

conciliaire oecumene achterhaald? Begin februari<br />

dit jaar vond er in Beiroet een interessante ontmoeting<br />

plaats tussen ruim veertig voorzitters en algemeen secretarissen<br />

van nationale en regionale raden van kerken.<br />

De deelnemers aan het beraad over conciliaire oecumene<br />

kwamen uit vrijwel alle delen van de wereld. De omstandigheden<br />

waarin zij leiding moeten geven aan hun raad<br />

verschillen enorm. Eén ding hadden de deelnemers<br />

gemeen: hoe kunnen we terug naar de essentie van de<br />

conciliaire oecumene in een tijd die volstrekt verschilt<br />

van de jaren waarin veel raden werden opgericht, zo’n<br />

dertig à veertig jaar geleden? Het is niet eenvoudig om<br />

die veranderingen te duiden, met name omdat de veranderingsprocesses<br />

zelf niet eenduidig zijn en vol met<br />

innerlijke tegenstrijdigheden. Zeker ook niet als we de<br />

grote diversiteit in ontwikkelingen in de verschillende<br />

landen en werelddelen in ogenschouw nemen.<br />

Toch is het goed om een poging te doen om een aantal<br />

van de belangrijkste kerkelijke en maatschappelijke te<br />

noemen omdat elke orientatie op de toekomst begint met<br />

18 adrem remonstrants maandblad<br />

het verstaan van het heden en het verleden. De belangrijkste<br />

veranderingsprocessen die voor een oriëntatie<br />

op de oecumene van belang zijn, zijn mijns inziens de<br />

volgende:<br />

• van convergentie naar divergentie: Veel raden van kerken,<br />

en dat geldt zeker ook voor de Wereldraad van Kerken,<br />

zijn ontstaan in een tijd waarin het bundelen van krachten<br />

en strategische samenwerking als de weg vooruit<br />

werd gezien. Het was de tijd waarin de Verenigde Naties<br />

en vele andere internationale organisaties werden<br />

opgericht. In dit tijdsgewricht kreeg ook het zoeken<br />

naar kerkelijke eenheid een nieuwe impuls. Echter,<br />

op dit moment laten maatschappelijke en politieke<br />

ontwikkelingen in veel delen van de wereld meer divergentie<br />

zien dan convergentie. Veel zou gezegd kunnen<br />

worden over deze ontwikkelingen die nauw gerelateerd<br />

zijn aan globaliseringsprocessen. Hier wil ik alleen<br />

constateren dat in een tijd van sterke maatschappelijke<br />

divergentie het zoeken naar kerkelijke eenheid minder<br />

vanzelfsprekend is geworden.<br />

• van traditie als bron van gezag naar verhalen: Parallel<br />

aan de beweging naar meer divergentie, zien we dat<br />

ervaringsverhalen meer indruk maken dan traditie of<br />

overtuigingen. Deze verschuiving van, kortgezegd, leer<br />

naar leven, heeft grote gevolgen voor het oecumenisch<br />

beraad. Wordt bijvoorbeeld het beraad over de wezenskenmerken<br />

van de kerk, wat een belangrijk debat<br />

is tussen kerken uit de Oosters Orthodoxe tradities<br />

en de kerken uit de pinksterbeweging, voornamelijk<br />

gevoed vanuit bijbel en traditie of zijn lokale ervaringen<br />

doorslaggevend? Dezelfde vragen komen op in het<br />

oecumenisch beraad over morele vraagstukken, zoals<br />

abortus en euthanasie.<br />

• van hiërarchische structuren naar open netwerken: Een andere<br />

belangrijke verschuiving is die van hiërarchische<br />

naar open netwerken. Op dit moment is er veel skepsis<br />

over de effectiviteit van organisaties en instituties.<br />

Vooral als deze organisaties een bovenplaatselijke functie<br />

hebben. Plaatselijke kerken staan kritisch tegenover


Initium<br />

RECENtE oNtwIKKELINGEN IN DE INtERNAtIoNALE oECUMENE<br />

diepte<br />

landelijke kerkelijke structuren. Nationale kerken<br />

vragen zich af of internationale organisaties nog wel<br />

functioneren. Terwijl hiërarchische structuren onder<br />

druk staan, groeien open netwerken waarin een ieder<br />

op basis van gelijkwaardigheid kan participeren.<br />

• van inclusiviteit naar specialisering: Veel nationale en internationale<br />

organisaties die decennia geleden ontstaan<br />

zijn vanuit bepaalde idealen, zoals de Verenigde Naties,<br />

hebben zich opgesplitst in specialistische organisaties,<br />

bijvoorbeeld rond vluchtelingenwerk (UNHCR).<br />

Soortgelijke professionaliseringsprocessen hebben zich<br />

voorgedaan in de oecumenische beweging. Uit de Wereldraad<br />

van Kerken, zijn oecumenische organisaties<br />

ontstaan rond bijvoorbeeld microkrediet (ECLOF, Oikocredit),<br />

medisch werk, noodhulp (ACT International),<br />

lobbywerk (EAA), ontwikkelingssamenwerking (ACT<br />

Development). In veel landen hebben specialistische<br />

organisaties werk overgenomen van kerken en raden<br />

van kerken.<br />

De deelnemers aan het beraad in Beiroet waren zich<br />

terdege bewust van deze ingrijpende veranderingsprocessen.<br />

De Wereldraad heeft eerder zulke beraden georganiseerd<br />

in 1971, 1986 en 1997. Nooit eerder werd zo<br />

sterk de urgentie gevoeld om opnieuw te zoeken naar de<br />

essentie en relevantie van raden van kerken. Zijn de traditionele<br />

oecumenische structuren nog relevant, of moeten<br />

we toegroeien naar open plurale netwerken waarin volop<br />

ruimte is voor het vertellen van ervaringsverhalen?<br />

Oecumene in de 21st eeuw: een open netwerk?<br />

De Wereldraad van Kerken is zich al langer bewust van<br />

de veranderende realiteit die om nieuwe benaderingen<br />

vraagt. De toenmalige secretaris generaal, Konrad Raiser,<br />

stelde in 1998 aan de assemblee in Harare voor om<br />

een forum, een platform te ontwikkelen voor kerken en<br />

oecumenisch organisaties die niet allemaal lid zijn van<br />

de Wereldraad (Together on the Way. Official Report of<br />

the eighth Assembly of the World Council of Churches,<br />

p.98). Voor een dergelijk forum, aldus Raiser, is participatie<br />

belangrijker dan lidmaatschap. Het zou een open<br />

forum moeten zijn voor kerken en organisaties die het<br />

geloof in Jesus Christus als Heer en Heiland volgens de<br />

Schriften delen. Het zou een platform moeten worden<br />

zonder administratieve en bureaucratische structuren.<br />

Op die manier zou recht gedaan kunnen worden aan<br />

de snelle groei van nieuwe, evangelische, onafhankelijke<br />

kerken en pinksterkerken. Een verbreding van de<br />

oecumenisch beweging volgens het netwerk model. De<br />

assemblee van Harare omarmde dit voorstel waarmee de<br />

weg werd vrijgemaakt voor de oprichting van het Global<br />

Christian Forum.<br />

Sindsdien is het Global Christian Forum langzaam<br />

maar zeker gegroeid. Met steun van de Wereldraad.<br />

De Wereldraad heeft vanaf het begin een tweevoudige<br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 19


Symposium Wereldraad van Kerken met het IMF in Genève<br />

benadering gevolgd, met enerzijds volop steun aan dit<br />

nieuwe initiatief, en anderzijds terughoudendheid om<br />

andere organisaties die minder gecharmeerd zijn van de<br />

Wereldraad volop ruimte te geven om ook mee te doen.<br />

Dat heeft goed gewerkt. Het Global Christian Forum<br />

heeft een groot aantal regionale beraden georganiseerd<br />

en twee wereldwijde bijeenkomsten, een in Nairobi in<br />

2007 en een in Manado 2011. In beide bijeenkomsten<br />

was een brede schakering van christelijke stromingen<br />

vertegenwoordigd. Naast de traditionele oecumenische<br />

denominaties waren vertegenwoordigers aanwezig<br />

van de Rooms Katholieke Kerk, de World Evangelical<br />

Alliance, de charismatische en evangelicale kerken en de<br />

pinksterbeweging. In Manado was de verscheidenheid<br />

niet kleiner dan in Nairobi, hoewel het uitnodigingsbeleid<br />

meer gericht was op vertegenwoordigers uit verschillende<br />

regio’s dan vertegenwoordigers van verschillende<br />

stromingen. Het uitwisselen van geloofservaringen,<br />

vormde een belangrijk element van deze bijeenkomsten,<br />

met name van de bijeenkomst in Manado. De deelnemers<br />

werd gevraagd om in gemengde groepen te vertellen over<br />

hun persoonlijke geloofservaring en geloofsontwikkeling.<br />

Deze benadering had success en vele deelnemers raakten<br />

geinspireerd om ook thuis bijeenkomsten te organiseren<br />

tussen kerken van verschillende tradities en achtergronden.<br />

Dat zien de leiders van het Global Christian Forum<br />

ook als de volgende stap. In guidelines ontwikkeld tijdens<br />

de bijeenkomst in Manado wordt aanbevolen om soortgelijke<br />

bijeenkomsten te organiseren op lokaal en nationaal<br />

niveau. (www.globalchristianforum.org)<br />

Global christian Forum en de Wereldraad van Kerken<br />

Met het Global Christian Forum zien we dus een nieuwe<br />

benadering van oecumene ontstaan in de vorm van een<br />

netwerk waarin deelname belangrijker is dan formeel<br />

lidmaatschap, en waarin geloofsverhalen meer invloed<br />

20 adrem remonstrants maandblad<br />

hebben dan verklaringen van eenheid over belangrijke<br />

elementen ten aanzien van geloof en kerk. Het is daarom<br />

ook niet verwonderlijk dat velen zich afvragen of het<br />

Global Christian Forum de Wereldraad van Kerken niet<br />

zou kunnen vervangen. Deze gedachte wordt echter<br />

verworpen door degenen die langer bij de oecumene zijn<br />

betrokken geweest, zowel van de zijde van de ‘oudere’<br />

oecumene als van de zijde van de ‘nieuwere’ oecumene.<br />

Zij geven als reden dat beide vormen van oecumene, de<br />

Wereldraad en het Global Christian Forum, elkaar aanvullen.<br />

Waar het Global Christian Forum naar verbreding<br />

van de oecumene zoekt, richt de Wereldraad zich met<br />

name op de verdieping van de oecumene. Het Global<br />

Christian Forum moet de ruimte voor vrije verkenningen<br />

houden, terwijl de Wereldraad het beraad tussen kerken<br />

bevordert over lastige vragen rondom bijvoorbeeld doop,<br />

avondmaal en ambten, met als doel de verschillende<br />

christelijke tradities dichter bij elkaar te brengen. Ook<br />

wordt van de Wereldraad ondersteuning verwacht van<br />

kerken in moeilijke omstandigheden, zoals op dit moment<br />

in het Midden-Oosten, en het vertegenwoordigen<br />

van kerken in internationale debatten bijvoorbeeld over<br />

godsdienstvrijheid of over de samenwerking tussen moslims<br />

en christenen. (www.oikoumene.org)<br />

nieuwe ontwikkelingen binnen de Wereldraad<br />

Erkennen dat de Wereldraad nog volop een rol heeft in<br />

onze moderne, of misschien beter post-moderne wereld<br />

is op zich niet voldoende. Ook de Wereldraad zal een<br />

antwoord moeten formuleren op de eerder gesignaleerde<br />

snelle maatschappelijke en kerkelijke veranderingen.<br />

Daar is de Wereldraad in de afgelopen jaren hard mee<br />

bezig geweest. Al voordat de bijeenkomst in Beiroet<br />

over de toekomst van raden van kerken plaatsvond, wist<br />

de leiding van de Wereldraad, dat het nodig is terug te<br />

gaan naar de essentie van de concilaire oecumene om


Hielke Wolters<br />

relevant te kunnen zijn in de toekomst. Die essentie is<br />

kort gezegd dat een raad van kerken, ook de Wereldraad,<br />

in eerste plaats een gemeenschap van kerken is en niet<br />

een organisatie. Dat is niet vanzelfsprekend geweest voor<br />

raden van kerken in vele delen van de wereld, inclusief<br />

voor de Wereldraad. Vele raden raakten de afgelopen<br />

decennia zo diep verwikkeld in bijvoorbeeld economische<br />

ontwikkelingsprogramma’s, gefinancierd vanuit ontwikkelingshulp,<br />

dat de kern van het werk dreigde onder te<br />

sneeuwen. Nu dat werk langzamerhand is overgenomen<br />

door gespecialiseerde organisaties, hebben de raden van<br />

kerken gelegenheid terug te keren naar de kern van hun<br />

bestaan, een gemeenschap van kerken te zijn.<br />

Wat betekent dat voor het werk van de Wereldraad? Deze<br />

vraag heeft veel aandacht gekregen in de afgelopen 5 jaar<br />

zowel in de staf als in het Centraal Comité. De noodzakelijke<br />

vernieuwing wordt gezocht in drie processen:<br />

• Vernieuwing van de bestuursstructuur van de Wereldraad:<br />

waarbij het Centraal Comité de ruimte krijgt zich<br />

te concentreren op oecumenisch beleidsvragen, terwijl<br />

het dagelijks bestuur (executive committee) zich richt<br />

op het besturen van de organisatie.<br />

• Ontwikkeling van een nieuwe benadering voor het<br />

programmawerk: een grotere betrokkenheid van de<br />

lidkerken bij de planning en uitvoering van het werk,<br />

waarbij de Wereldraad zich richt op wat alleen door de<br />

Wereldraad kan worden gedaan;<br />

• Organiseren van een assemblee in 2013 die open en<br />

inclusief is: een assemblee waarbij andere oecumenische<br />

organisaties worden uitgenodigd om volop mee te doen in<br />

het ontwikkelen van de agenda voor de komende jaren.<br />

Deze drie vernieuwingsprocesses zijn absoluut noodzakelijk<br />

voor de Wereldraad, maar konden pas op gang komen<br />

nadat er voldoende duidelijkheid was over haar specifieke<br />

Initium<br />

rol in de oecumenische beweging. Het Centraal Comité<br />

boog zich in 2009 over deze vraag en stelde dat de Wereldraad<br />

in vier opzichten een belangrijke leidende rol in<br />

de oecumenische beweging heeft:<br />

• partijen bij elkaar brengen en beraad initiëren en begeleiden<br />

over relevante, maar moeilijke vraagstukken;<br />

• op mondiaal niveau spreken namens kerken over urgente<br />

vraagstukken;<br />

• oecumenische samenwerking tussen kerken bevorderen;<br />

• oecumenische coherentie bevorderen.<br />

Deze vier aspecten – in het Engels samengevat convening<br />

role, public witness, ecumenical cooperation, ecumenical<br />

coherence – zullen in de komende jaren bepalend zijn<br />

voor al het programmawerk van de Wereldraad. Een<br />

belangrijke methodische verandering is dat de Wereldraad<br />

meer samenwerking tussen kerken stimuleert en<br />

faciliteert dan zelf werk uitvoert. De grote uitdaging zal<br />

de vraag zijn hoe deze nieuwe benadering in praktijk<br />

gebracht kan worden. Zullen kerken bereid zijn om zelf<br />

meer te investeren in oecumenische samenwerking?<br />

Kan de staf van de Wereldraad een werkstijl ontwikkelen<br />

die gericht is op faciliteren en communiceren, terwijl de<br />

uitvoering wordt overgelaten aan experts van de lidkerken<br />

en oecumenisch partners? Hoe kunnen alle lidkerken<br />

van de Wereldraad bij deze nieuwe benadering worden<br />

betrokken en niet alleen de financieel draagkrachtigen?<br />

De Wereldraad kan zich alleen vernieuwen als alle drie<br />

processen – bestuurlijke vernieuwing, methodische vernieuwing<br />

van het programmawerk en een open assemblee<br />

– in een onderling samenhangende manier worden<br />

realiseerd. Alleen op die manier kan een passend antwoord<br />

worden gegeven op veranderingsprocesses waarin<br />

divergentie belangrijker is dan convergentie en netwerken<br />

meer aanspreken dat hiërarchische structuren.<br />

Samenvattend: De internationale oecumenische beweging<br />

heeft op dit moment tenminste twee benaderingen<br />

nodig. Een die verbreding van de oecumene bevordert,<br />

het Global Christian Forum, en een die verdieping van<br />

de oecumene zoekt, zoals de Wereldraad dat doet. Beide<br />

benaderingen hebben hun sterke en zwakke kanten. Het<br />

Global Christian Forum kan een grote verscheidenheid<br />

aan christenen bijelkaar brengen, maar zal het in staat<br />

zijn om verder te komen dan het luisteren naar elkaars<br />

geloofservaringen? De Wereldraad van Kerken, kan een<br />

belangrijke rol spelen in moeilijke vraagstukken bijvoorbeeld<br />

in relaties tot andere religies, met name de islam,<br />

maar zal ze flexibel genoeg zijn om nieuwe vormen van<br />

oecumenische samenwerking te ontwikkelen?<br />

Als leiding van de Wereldraad, en dat geldt ook voor de<br />

leiding van het Global Christian Forum, wordt er alles<br />

aan gedaan om de stap naar morgen te zetten. Er is<br />

regelmatig overleg tussen vertegenwoordigers van beide,<br />

omdat we weten dat we elkaar nodig hebben, maar ook<br />

omdat we beseffen dat oecumenische samenwerking een<br />

belangrijke christelijke opdracht is. •<br />

Dr. Hielke Wolters<br />

Adjunct-Secretaris Generaal van de wereldraad van Kerken<br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 21


verbinding met andere religies<br />

oP ZoEK NAAR EEN GELoofSLEER VAN KwEtSBAAR LEVEN<br />

EEn InTERVIEW MET cHRISTA AnBEEK<br />

Eerst de mensen<br />

In mijn huis liggen her en der stapeltjes knipsels, artikelen en boeken. Sommigen half gelezen, anderen met<br />

een schuin oog ‘gescand’, weer anderen met zorg opzij gelegd. Om later nog eens te herlezen en te gebruiken.<br />

Dit laatste gebeurde met het artikel van christa Anbeek in Trouw (11-2-2012) ‘De goede dood is blind voor het<br />

kwetsbare leven’. Een pleidooi voor de waardigheid van al wat leeft en de rol die de predikant kan spelen in<br />

grensgebieden van het leven. Het artikel raakte aan mijn eigen, toch nog prille, ervaringen als voorganger. U<br />

begrijpt dat ik verheugd was voor deze AdRem in gesprek te gaan met christa Anbeek.<br />

We ontmoetten elkaar in haar werkkamer aan de Universiteit<br />

voor Humanistiek, waar Christa Anbeek bestaansfilosofie<br />

doceert. Naast deze baan is zij vrijgevestigd<br />

remonstrants predikant. Wat haar destijds aansprak en<br />

stimuleerde om het seminarie te volgen, was de openheid<br />

vanuit de remonstrantse traditie met betrekking tot<br />

andere levensbeschouwingen, zoals het boeddhisme. Ook<br />

Marius van Leeuwen was hierin erg stimulerend en ze<br />

heeft het dialogische en uitnodigende perspectief van het<br />

remonstrantse gedachtegoed als verrijkend ervaren.<br />

Momenteel werkt Christa Anbeek aan wat zij verwoordt<br />

als een ‘geloofsleer van kwetsbaar leven’. Interessant<br />

is dat hierbij vanuit humanistisch, boeddhistisch en<br />

christelijk perspectief wordt gekeken naar de oeroude<br />

levensvragen. Christa Anbeek benadert deze tradities niet<br />

als zijnde waarheden in de vorm van dogma’s of massieve<br />

antwoorden waar niet meer aan kan worden getornd.<br />

Nee, het zijn vooreerst geleefde waarheden door mensen.<br />

In die zin zijn ze juist divers van aard.<br />

Wat is leidend in dit opzicht? De traditie of de mens?<br />

Christa Anbeek bedenkt zich geen seconde. Ze antwoordt<br />

zelfbewust en resoluut: ‘De geleefde waarheid van mensen<br />

zelf. De tradities moeten zo worden verstaan dat er<br />

ruimte blijft voor ieders unieke levensweg. De wijsheid<br />

ligt niet zozeer in de boeken zelf, maar in de mensen.<br />

Daarom zijn hun levenservaringen bepalend’.<br />

Maar hoe breng je die verschillende tradities en de geleefde<br />

ervaring bij elkaar? ‘De spannende vraag is hoe de<br />

unieke levenservaringen van mensen kunnen worden<br />

verbonden met elkaar. En dat je je daarbij als individu<br />

niet isoleert en vervalt in subjectivisme. Het gaat er<br />

uiteindelijk om dat de ervaringen van mensen kunnen<br />

worden gedeeld. Met ruimte voor ieders levensweg en<br />

eigenheid. Inzichten en wijsheden uit de christelijke,<br />

maar ook andere levensbeschouwelijke tradities kunnen<br />

22 adrem remonstrants maandblad<br />

helpen om de eigen ervaring bij te lichten en een weg te<br />

vinden in de soms donkere gebieden van het leven’.<br />

Als je dit perspectief als uitgangspunt zou nemen, wat<br />

betekent dit voor de rol van predikanten en geestelijk<br />

verzorgers? Volgens Christa Anbeek staan geestelijk<br />

verzorgers tussen geloofstradities en het geleefde leven<br />

in. Omdat vandaag de dag veel mensen de traditionele<br />

geloofstaal niet meer verstaan, is het belangrijk dat voorgangers<br />

en geestelijk verzorgers helpen om een nieuwe<br />

taal te vinden voor wat belangrijk en onopgeefbaar is<br />

in het leven. ‘Het gevaar is soms dat we ons te veel<br />

verschuilen achter onze ambtsopvatting (bij geestelijk<br />

verzorgers) of in onze kerken, en de oude vertrouwde<br />

woorden blijven herhalen. Maar er zijn steeds minder<br />

mensen die deze woorden verstaan. Er dreigt een enorme<br />

leegte, waarin mensen niet meer kunnen zeggen wat<br />

hen ten diepste raakt. Dat kan niet de bedoeling zijn.<br />

We zijn als professionals juist bezig op dat cruciale<br />

snijvlak van waar het in het leven van mensen op aan<br />

komt. De grensgebieden en de kwetsbare vragen die<br />

opkomen. Maar wij moeten wel voorbij komen aan de<br />

vragen zelf. We zouden ze zó moeten doordenken dat je<br />

bij de tradities te rade kunt gaan. Niet als dogma’s, maar<br />

meer als richtingwijzers. Eén van die richtingwijzers kan<br />

het boeddhisme zijn’. Dat is het vrijzinnige spel volgens<br />

Christa Anbeek, ‘dat je verschillende talen kunt verstaan<br />

en die kunt vertalen naar het leven van mensen toe, inclusief<br />

je eigen leven. De norm ligt in de wisselwerking<br />

tussen de tradities en de geleefde ervaring’.<br />

Hoe je weg te vinden in dat breekbare leven, is dat de<br />

kernvraag? ‘Ja, daar komt het wel op neer. We zouden<br />

als geloofsgemeenschap moeten werken aan een systematische<br />

doordenking van de antwoorden van mensen<br />

op de oeroude levensvragen. Wat mij aanspreekt bij de<br />

remonstranten, is dat zij altijd hebben gezegd dat Gods<br />

liefde te groot is voor het christelijk geloof alleen. Ook


Initium<br />

dan de traditie<br />

buiten de christelijke bronnen zijn schitterende parels<br />

te vinden die Gods licht weerspiegelen’.<br />

Maar vanuit welke positie doordenk je dan het Godsbegrip?<br />

God als woord te gebruiken geeft al een sterk<br />

normatief kader, lijkt me. ‘Dat is inderdaad een gevaar.<br />

Elk godsbegrip is te klein en beperkend, daar dien je je<br />

goed van bewust te zijn. Tegelijkertijd gaat er veel verloren<br />

als we niet meer zouden proberen te verwoorden waar<br />

het ons ten diepste om gaat. Door de eeuwen heen zijn er<br />

getuigenissen van mensen van wat hen drijft, hun verlangen,<br />

hun heimwee, hun diepste vreugde en hun diepste<br />

verlatenheid. Deze getuigenissen zijn soms gebundeld in<br />

wat we heilige schriften noemen. In verdunde vorm zou<br />

je het in romans of zelfs in de krant terug kunnen vinden.<br />

Het gaat dan bijvoorbeeld om gevoelens of ideeën dat we<br />

als mensen boven onszelf uit kunnen stijgen’.<br />

Zoals Psalm 8 dat verwoord bedoel je? ‘Ja, dat gevoel<br />

dat je verbonden bent met een kosmische werkelijkheid,<br />

ondanks je kwetsbaarheid als mens. Het gaat mijn<br />

inziens om de intrinsieke waarde van alle leven, niet<br />

enkel het menselijk of dierlijk leven. Dát wij leven, dat<br />

er überhaupt leven is…die verwondering neem ik als uitgangspunt.<br />

Daar tegenover staat dan dat wij daar ook de<br />

verantwoordelijkheid voor moeten nemen. Datgene dat<br />

wij kostbaar noemen verdient bescherming”.<br />

Welke rol zie je voor de <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong><br />

weggelegd als het gaat om het nemen van verantwoordelijkheid?<br />

‘We moeten als <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong><br />

op zoek gaan naar onze gemeenschappelijkheden. Een<br />

eensgezindheid ontwaren. De verantwoordelijkheid zie ik<br />

niet direct weggelegd in politieke zin. Ik geloof eerder in<br />

de kracht van die laag die tussen individuen en de politiek<br />

in ligt. We zouden een gemeenschap moeten vormen<br />

waarin mensen zich kunnen uiten en gesterkt worden.<br />

Je hoeft mensen niets voor te kauwen, ze weten zelf heel<br />

goed wat van belang is, wat wezenlijke dingen zijn. Ook<br />

in de psychiatrie, waar ik jarenlang gewerkt heb, konden<br />

mensen ondanks hun verward zijn, dát zeer goed duiden.<br />

Het zijn vragen als: Om wie geef je? Wat gaat er niet goed<br />

in je leven? Wat zou je wensen? Levensbeschouwelijke<br />

gemeenschappen dienen mensen te activeren. Ik kies<br />

hierbij niet zozeer voor een theologische insteek. De hermeneutische<br />

sleutel ligt bij de ervaringen van mensen.<br />

Eerst de mensen, dan de traditie en vervolgens de samenspraak<br />

tussen die twee, dan ontvouwt zich een weg.<br />

In de <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong> beschikken we over<br />

een goed kader. Er worden mooie boeken uitgegeven.<br />

Maar we dreigen hierbij te eenzijdig voor het rationele<br />

te gaan. Arminius was één van de exponenten van het<br />

humanisme. Vanuit zijn eigen levenservaring kón hij het<br />

niet eens zijn met de theologie van zijn tijd. We zijn later<br />

wellicht te zeer meegegaan met de religiewetenschap en<br />

de Verlichting. Er zou meer reflectie kunnen komen op<br />

het intuïtieve en de emotie, onze diepe gevoelens maken<br />

duidelijk wat van belang is in ons leven. Je moet als geloofsgemeenschap<br />

dit dan vervolgens wel gemeenschappelijk<br />

durven en willen articuleren. Als je dat niet doet,<br />

dan raak je onzichtbaar’.<br />

Tot slot vraag ik haar naar een dierbare geleefde tekst.<br />

Momenteel ben ik bezig met het herschrijven van psalmen.<br />

Ik denk in het licht hiervan aan Psalm 23: de Heer<br />

is mijn herder. Het gaat mij nu niet zozeer om de Heer of<br />

een godsconcept, maar om de vraag: wat draagt mij? Wat<br />

troost mij als ik voor die doodsvallei sta en er doorheen<br />

moet trekken? En als ik niet door God getroost wordt als<br />

moderne mens, wat draagt mij dán? In het aanschouwen<br />

van de huivering van de dood, wie of wat is de dragende<br />

kracht in mijn bestaan? Hoe is dat, voor de moderne mens?<br />

En hoe is dat voor ons als <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong>?<br />

Laten we die exercitie aangaan!’ •<br />

Yvonne Hiemstra<br />

Predikant Verenigd Christelijke Gemeente Dokkum<br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 23


geloof en cultuur in gesprek<br />

Schommelen<br />

rond de waarheid<br />

In een uit 1975 daterend artikel citeerde Marius van leeuwen 1 met instemming zijn leermeester Hoenderdaal.<br />

Deze typeerde het theologisch denken eens als ‘schommelen rond de waarheid’. Het gaat heen en weer tussen<br />

these en antithese en benadert zodoende de waarheid, zonder haar ooit definitief in de greep te krijgen. Deze<br />

benaderende manier van denken zou je typerend kunnen noemen voor remonstranten, voor hun theologie en<br />

voor de manier waarop ze hun geloof en geloofsgemeenschappen vormgeven.<br />

Dialoog is in deze visie essentieel. Wie het gesprek niet<br />

aan wil, komt aan het schommelen niet toe, maar zal ook<br />

de waarheid niet kunnen benaderen en doet evenmin<br />

recht aan zichzelf. De schommelbeweging en het gesprek<br />

zijn nu eenmaal niet iets van toegevoegde waarde. Ze<br />

maken ons tot de individuen en de gelovigen die we zijn.<br />

Een voorbeeld: het project Uytenbogaert Dialogeren,<br />

schommelen en benaderen, om die werkwoorden<br />

draait het dus. Als het goed is bepalen ze de toon van alle<br />

activiteiten die een gemeente ontplooit. Maar ze zijn in<br />

de afgelopen decennia soms ondergebracht in speciale<br />

centra voor religie en cultuur. Tot de langstdurende behoort<br />

het Uytenbogaertcentrum in Den Haag, genoemd<br />

naar de man die in 1619 de <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong><br />

stichtte en die de eerste Haagse remonstrantse predikant<br />

was. In februari 1995 presenteerde het centrum zich<br />

met een intentieverklaring die de activiteiten tot nu toe<br />

kenmerkt: Sterker dan ooit leeft bij velen de behoefte aan<br />

bezinning en verdieping. De cultuur in ons land heeft vanaf<br />

de zestiger jaren in het teken gestaan van emancipatie en<br />

bevrijding: uit de verzuiling, uit een benepen moraal, uit<br />

beknellend geachte kerkelijke en maatschappelijke verbanden.<br />

Meer en meer ontdekte men dat met het waswater ook de<br />

nodige kinderen zoek zijn geraakt. Dat we vrij en individueel<br />

zijn, is terecht onomstreden. Maar hoe gaan we verder en<br />

wat kan ons met anderen verbinden? De programma’s van<br />

het Uytenbogaertcentrum voor religie en cultuur willen het<br />

zoeken naar een antwoord op deze vragen ondersteunen. In<br />

de keuze en aanpak van thema’s zal het zo veelzijdig zijn als<br />

mogelijk is: politieke en maatschappelijke problemen, morele<br />

kwesties, ontwikkelingen in de literatuur, de muziek en de<br />

beeldende kunst.<br />

In de geest van deze verklaring zijn in de afgelopen<br />

zeventien jaar allerlei thema’s en vele sprekers voorbijgekomen:<br />

politici (bijv. Marijnissen, Hirsch Ballin, Pronk);<br />

24 adrem remonstrants maandblad<br />

Boot op de Seine, Jaap Schuurmans


literatoren (bijv. Rutger Kopland, Abdelkader Benali,<br />

Jan Siebelink); journalisten en columnisten, vertegenwoordigers<br />

van spirituele stromingen, ethici, theologen,<br />

filosofen, en vele anderen. Bovendien waren er als vaste<br />

onderdelen van het programma de in de loop der jaren<br />

door velen bezochte diensten van woord-beeld-klank en<br />

de cursussen meditatie en sacred dance. 2<br />

Het aantal mensen van binnen en van buiten de gemeente<br />

dat van deze activiteiten heeft geprofiteerd, is groot.<br />

Ikzelf heb er, qualitate qua vrijwel altijd aanwezig, enorm<br />

veel van geleerd. Laat ik uit een zee van herinneringen<br />

een drietal naar boven halen. Op een symposium over<br />

naastenliefde en masochisme (met de theologen Annelies<br />

van Heyst, Martien Brinkman en Lideke In ’t Veld) sprak<br />

de laatstgenoemde over de ongezonde nadruk op het<br />

lijden van Christus, blijkend uit de vraag hoe het toch<br />

mogelijk is dat een vader zijn eigen zoon offert. ‘Maar<br />

vrouwen is van jongs af ingeprent dat ze zich moeten<br />

opofferen, dat hun lijden niet zo erg is, dat ze hun kruis<br />

moeten dragen’ (het stond in Trouw, 13-11-95). Of deze<br />

slotregels uit een ‘literaire kanselrede’ van Marjoleine de<br />

Vos naar aanleiding van een Grieks gedicht: ‘Wie dit gedicht<br />

leest en het tot zich door laat dringen geeft zichzelf<br />

een opdracht. Antonius door zijn God verlaten, en verlatener<br />

kan iemand niet zijn, breekt niet, klaagt niet. Hij<br />

zegt vaarwel aan wat hij verliest. Dat is alles.’ Zo staat het<br />

op de laatste pagina van één van de Uytenbogaertpublikaties,<br />

Een verbeelde God: dertien literaire ontwerpen (2001).<br />

Of deze zin uit een lezing die Arnon Grunberg hield, en<br />

waarin hij pleitte voor een absoluut minimum aan hoop:<br />

‘Een ideaal dat erkent dat de hoop dat het lichaam iets is<br />

waaraan men kan ontkomen hoogmoedige en misschien<br />

wel gevaarlijke hoop is.’ (in de Volkskrant, 25-04-10).<br />

De kerk als plaats van wijsheid en demobilisatie<br />

Hoe ziet een ‘rond de waarheid schommelende’ kerk<br />

eruit? In december 2000 werd ik, onder meer vanwege<br />

de activiteiten van het Uytenbogaertcentrum, uitgenodigd<br />

om de diesrede in Kampen te houden. Die rede moest<br />

gaan over predikantschap in de 21ste eeuw. Een van mijn<br />

uitgangspunten was dat de kerken zich op het onderricht<br />

zouden moeten toeleggen en zich tot ‘scholen van<br />

wijsheid’ (een van Schillebeeckx geleende term) zouden<br />

moeten ontwikkelen. 3 In onze posttraditionele cultuur<br />

wordt met grote onbevangenheid naar wijsheid gespeurd.<br />

Om daarop adequaat te kunnen antwoorden, zullen de<br />

kerken zich een lerende en argumenterende manier van<br />

doen moeten eigen maken. Ze zullen zich tot fora voor<br />

zinzoekers moeten ontwikkelen, tot instellingen die<br />

de nadenkende, naar oriëntatie vragende intelligentie<br />

koesteren.<br />

Zo vreemd is dat overigens niet. De grote godsdiensten<br />

hebben, ieder op zijn eigen wijze, méér dan alleen<br />

verkondiging, rituele verering en emotioneel appèl willen<br />

aanbieden. Zij deden ook een beroep op het inzicht<br />

van mensen en wilden scholen van wijsheid zijn. De<br />

bijbelse traditie en het kerkelijke christendom vormen<br />

Initium<br />

hierop geen uitzondering. Een belangrijke catechetische<br />

opdracht was te allen tijde de ontmaskering van schijnzekerheid<br />

– ‘lucht en leegte’, om met Prediker te spreken.<br />

Meer positief gesteld gaat het om het opdelven van wat<br />

Pannenberg ons ‘oneindig aangewezen zijn’ of ook onze<br />

‘vraag naar God’ noemde. In onze huidige cultuur zal<br />

deze vraag vaak de gestalte van een eclectische zoektocht<br />

aannemen. De geestelijke begeleiding daarvan veronderstelt<br />

vele kwaliteiten: kennis van religieuze tradities,<br />

vaardigheid in het vertalen en vertolken, spirituele kracht.<br />

Naast de vriendschap en het vreemdelingschap die de<br />

predikant moet kunnen opbrengen 4 , zou hij/zij de aloude<br />

functie van leraar moeten herontdekken. Ik denk dan allereerst<br />

aan moreel onderricht in de geest van wat de liberaaljoodse<br />

Martha Nussbaum erover schrijft. Zij haalt in<br />

het bijzonder de waarden van het socratische ‘ken uzelf’<br />

en die van de verbeelding naar voren. Socrates leert ons<br />

om onze eigen traditie en onze meest dierbare opinies<br />

kritisch te ondervragen; literaire verbeeldingen scherpen<br />

ons vermogen om van andermans positie uit te denken<br />

en compassie te voelen. Nussbaum is geïnteresseerd in<br />

de betekenis van deze waarden voor het universitair onderwijs.<br />

Maar romans en gedichten verdienen het om ook<br />

in het verband van een kerkelijke leergemeenschap benut<br />

te worden, al komt daar natuurlijk de bijbel als primaire<br />

bron in aanmerking – mits gehanteerd op een manier die<br />

de compassie vergroot en de verbeelding prikkelt.<br />

Naast het morele onderricht vormt oefening in de kunst<br />

van het vragen de tweede opdracht van een kerkelijke<br />

leraar. In een samenleving die steeds meer door resultaten<br />

van wetenschap en techniek gefascineerd wordt, dreigt<br />

de onmisbare kunst van het vragen een zeldzaamheid te<br />

worden. Bovendien is de snelheid waarmee de techniek<br />

zich ontwikkelt een factor die het vragen bemoeilijkt.<br />

Onze samenleving lijkt steeds meer beheerst door een<br />

onbeperkt voortgaande beweging, die mensen en instituties<br />

met zich meevoert. Plaatsen van demobilisatie en<br />

bezinning zijn daarom meer dan ooit nodig, omwille<br />

van mensen individueel en omwille van de samenleving.<br />

Zulke plaatsen zullen oefenplaatsen moeten zijn in de<br />

vertragende kunst van het vragen. •<br />

Johan Goud<br />

Hoogleraar religie en zingeving in literatuur en kunst aan de<br />

Universiteit Utrecht; remonstrants predikant in Den Haag<br />

1 Die ik in dit afscheidsnummer met respect en dank voor al hetgeen hij voor<br />

de remonstrantse gemeenschap betekend heeft, vermeld. Hij suggereerde<br />

deze bijdrage over religie en cultuur, met bijzondere aandacht voor ‘Uytenbogaert’.<br />

2 Voor een volledig overzicht van de eerste tien jaren van het Uytenbogaertcentrum<br />

verwijs ik naar de door de Haagse gemeente geproduceerde<br />

brochure ‘Spiritualiteit en Cultuur’, 2005.<br />

3 In wat volgt, geef ik enkele passages uit de diesrede weer. Zie Johan Goud,<br />

Schrijven in het zand. Predikantschap in de 21ste eeuw, Kamper Oraties 15,<br />

Kampen 2000.<br />

4 In het uitvoerige verslag dat Trouw (7-12-00) aan deze rede wijdde, werd<br />

vooral wat ik over de predikant als ‘vriend’ (als variant voor ‘herder’) zei,<br />

centraal gesteld.<br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 25


liturgie<br />

EUG Janskerk<br />

<strong>Remonstrantse</strong><br />

Het is uitdagend te schrijven over liturgie, de dienst aan God die zinspeelt op de grandeur van oude tijden,<br />

terwijl het dagelijks leven van de meesten van ons in de huidige tijd daar ver van af staat. Of wij dat nu<br />

prettig vinden of niet, wij leven in een seculiere wereld. Dat is een werkelijkheid die de meeste wegen naar<br />

God heeft afgesloten en die tegelijkertijd zich kenmerkt door interesse in echtheid, authenticiteit en spiritualiteit.<br />

En het is overduidelijk dat kerken, waar het de zoektocht naar innerlijke verdieping betreft, hierbij op<br />

eclatante wijze de boot hebben gemist. Zij zouden er misschien beter aan doen om zelf voor enige tijd de<br />

deuren te sluiten. Al was het maar om duidelijk te maken dat de inkeer die allen kennelijk zoeken ook aan<br />

hen, in hun behoefte aan bezinning op vorm en inhoud van geloven, geenszins is voorbijgegaan.<br />

In de geschiedenis bleek het soms raadzaam om met<br />

de beweging van de tijd mee te gaan, en voor kortere of<br />

langere tijd solidair te zijn met allen die goede redenen<br />

hebben gevonden hun kerken de rug toe te keren. Wie<br />

weet gaat er van de stilte van zwijgende kerktorens op<br />

zondagochtenden - het klokgelui voor enige weken verstomd<br />

- bij velen een breed verlangen uit naar een nieuw<br />

begin dat verder reikt dan wij ons nu kunnen voorstellen.<br />

Ik sluit niet uit dat de leegte die dan ontstaat voor een<br />

nieuwe generatie de aangewezen impuls zou kunnen<br />

worden om een nieuw begin te maken. Maar nu loop ik<br />

wel erg hard op de feiten vooruit.<br />

liturgie en het onalledaagse De redactie vroeg mij<br />

in dit artikel, bij het feestelijke afscheid van Marius van<br />

26 adrem remonstrants maandblad<br />

Leeuwen als hoogleraar van het seminarie, in te gaan op<br />

zijn opvattingen over liturgische vernieuwing. Maar wat<br />

zou men schrijven over iemand die er nooit op uit is geweest<br />

om met nieuwe liedjes of andere nieuwlichterij het<br />

verschijnsel van de kunst van de liturgie kunstmatig in<br />

leven te houden dan wel te prolongeren? Daarom probeer<br />

ik hier in het kort zijn opvattingen over liturgie te ontvouwen<br />

en daarover in de context van deze tijd wellicht iets<br />

zinvols naar voren te brengen.<br />

In een artikel in de bundel Nieuwe wegen voor de liturgie<br />

breekt hij een lans voor wat hij het onalledaagse noemt.<br />

Het gaat hem daarbij vooral om de manier waarop de taal<br />

in de liturgie wordt gebruikt. Dit onalledaagse komt tot<br />

uitdrukking in metaforen en in symbolen. Metaforen zijn<br />

bedoeld als botsingen in de taal om de betekenis op een


Renaissance<br />

EEN wERELD ZOnDER KERKEn<br />

ander niveau te brengen. Bijvoorbeeld: licht dat ons aanstoot<br />

in de morgen. Iedereen weet dat licht niet letterlijk<br />

aanstoot, maar in metaforische zin ontstaat door associatie<br />

een nieuwe betekenislaag. Gewone woorden lenen<br />

zich daarvoor en worden in een nieuw verband gebracht.<br />

Symbolen hebben, door herhaling, zo hun geschiedenis<br />

en daardoor een eigen zinsverband: water en vuur, aarde<br />

en hemel krijgen de connotatie van iets heiligs waarmee<br />

ze boven zichzelf uitwijzen. Liturgie verwerft als vorm<br />

van expressie daarmee het karakter van een soort tweede<br />

taal. Dat deze heel vaak onbegrijpelijk is, aldus Marius<br />

van Leeuwen, komt onder meer doordat mensen vaak<br />

meer gehecht waren aan vertrouwde klanken dan aan<br />

precieze betekenis. Soms is alleen al de klank genoeg om<br />

te ontroeren en het religieuze gevoel zich te doen hechten<br />

aan iets wat aanspreekt en dierbaar is. Door de kracht<br />

van de herhaling, de motor van de liturgie, kan dan een<br />

betekenis tot stand worden gebracht die geheel los staat<br />

van wat een woord zegt of aanwijst. Van Leeuwen verklaart<br />

zich een groot voorstander van zorgvuldigheid in<br />

de taal van de liturgie. Woorden bewerken wat zij zeggen,<br />

zo stelt hij in navolging van Engelse filosoof Austin: wat<br />

er concreet wordt bedoeld hangt af van wat de spreker<br />

met of bij het zeggen doet. En nog een stapje verder: als<br />

Initium<br />

de voorganger in een kerkdienst tegen de gemeente zegt<br />

‘laten wij bidden’ of ‘ik doop’ dan brengen deze woorden<br />

als handeling op dat moment die gemeenschap teweeg.<br />

Door het wij wordt het hele kader van de geloofswerkelijkheid<br />

die daar achter of onder zit als het ware opgeroepen.<br />

Je kunt hieruit concluderen dat je van de kerk van de<br />

toekomst dus geen lid of vriend meer hoeft te worden<br />

- er ontstaat uit kracht van het gesproken woord wij een<br />

incidentele gemeenschap. Ontvouwt zich hier heel verrassend<br />

een geheel nieuw kerkmodel - zonder kerken?<br />

Naar zijn opvatting, als ik hem goed volg, ontvangen<br />

degenen die aan liturgie doen een soort tweede-taalonderwijs.<br />

Het onalledaagse van deze taal is een noodzakelijke<br />

voorwaarde om deel te kunnen nemen aan de<br />

werkelijkheid die erdoor wordt opgeroepen. Juist door de<br />

botsingen of onderbreking in het spel van de taal dat in<br />

de liturgie wordt gespeeld, kan wat wezenlijk is concreet<br />

worden. Je zou hier natuurlijk kritische vragen bij kunnen<br />

stellen. Bijvoorbeeld: is het dan een taal waarvan je<br />

nooit de ironie en de humor werkelijk zult begrijpen,<br />

zoals dat meestal het geval is voor de vreemdeling die een<br />

tweede taal leert?<br />

Of: als ondanks de fraaie vernieuwende metaforen alle<br />

oude vooronderstellingen telkens weer worden opgeroe-<br />

RGU Geertekerk met Pinksteren<br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 27


pen, hoe kunnen wij dan ooit verlost worden van oude<br />

religie? Ik denk aan liederen van Huub Oosterhuis, waarvan<br />

vele een bijzondere schoonheid bezitten, maar die<br />

soms een oude bloed- of bruidsmystiek oproepen. Reden<br />

waarom wijlen Jan van Kilsdonk glimlachend, maar niet<br />

minder kritisch, bleef spreken over de ‘innerlijke orthodoxie’<br />

van de gevierde lieddichter. Hoe maken wij – in<br />

een traditie die immers uit is op bevrijding – ook in de<br />

liturgie zelf de bevrijdende volgende stap? Of is de valkuil<br />

dat het veronderstelde van vroeger via regressieve assimilatie<br />

opgeroepen blijft worden in de taal. En dat zo de stap<br />

vooruit, door progressieve assimilatie aan het eigentijdse<br />

van onze taal, belemmerd wordt? Vragen te over. Een lied<br />

van Trijntje Oosterhuis in de liturgie ten gehore gebracht<br />

na een lied van haar vader, zou de taal kunnen doen<br />

breken misschien. Volgens het zojuist gehuldigde beginsel<br />

van botsing van betekenis kan het onalledaagse dan<br />

opeens toch ook verrassend eigentijds worden.<br />

Renaissance De huidige situatie van de liturgie als<br />

een kunstmatige taal zou in onze tijd, waarin het beeld<br />

het woord verdringt, helemaal niet zo moeilijk of ingewikkeld<br />

moeten zijn. Vooral jongeren zouden in de<br />

liturgie een soort virtuele ruimte kunnen ontdekken,<br />

waarmee zij even uitstekend overweg zouden kunnen<br />

als met films en games. Met dit verschil misschien dat er<br />

in de liturgie, anders dan in een mind game of computerspelletje,<br />

de aanwezigheid van een God van elders verondersteld<br />

wordt doordat deze wordt aangeroepen. Voor wie<br />

hier onbekend mee zijn klinkt dit als pure magie.<br />

Er was eens een theoloog die zich gesteld zag voor het -<br />

zelfde probleem. Zijn naam was Martin Buber (1878-<br />

1965). Hij zag hoe mensen in zijn dagen de synagoge<br />

verlieten om uiteenlopende redenen en motieven. Ieder<br />

hield er zo zijn of haar eigen agenda op na bij de keuze<br />

voor die beslissende stap. Bij alle verscheidenheid van<br />

motieven stond toch één ding centraal: het verlangen<br />

naar echtheid en authenticiteit was het in het oog<br />

springende kenmerk van de eigen keuze. Voor de één<br />

was de rationaliteit, voor de ander juist de mystiek of<br />

de zuiverheid van de leer het bepalende element in die<br />

eigen keuze. In deze spraakverwarring heeft Buber een<br />

vernieuwende stap gezet met verstrekkende gevolgen<br />

binnen en buiten het joodse geloof, tot in onze dagen toe.<br />

Staande op de schouders van filosofen als Spinoza komt<br />

hij met een even verrassend als verbluffend argument: er<br />

bestaat een soort vernieuwing die mensen op een authentieke<br />

wijze hebben ondergaan zonder dat zij dit zelf goed<br />

en wel beseffen - een vernieuwing die buiten de gebaande<br />

paden van de gevestigde religieuze tradities omgaat. Hij<br />

ontdekte zo de chassidische verhalen, die vooral buiten de<br />

geijkte paden en buiten de liturgie waren ontstaan. Die<br />

gingen een belangrijke rol spelen. De dragende gedachte<br />

was dat wie kritiek heeft op zijn religie een echte gelovige<br />

is, naar het voorbeeld van de profeten. Je kon betreuren<br />

dat sommigen hierin te ver waren gegaan, maar dit deed<br />

28 adrem remonstrants maandblad<br />

aan de authenticiteit van hun visie of levensoriëntatie<br />

niets af, vond Buber. De renaissance die hij zo op gang<br />

bracht was ongekend.<br />

Het moment er vóór In de boeken en artikelen<br />

die Marius van Leeuwen het licht deed zien, komt het<br />

woordje vrijzinnig niet erg veelvuldig voor. Je kunt daar<br />

van alles van vinden natuurlijk. Zelf denk ik dat hij een<br />

bepaald soort vrijzinnigheid voorbij is en ik ervaar dit als<br />

een verdienste. Je zou kunnen zeggen dat hij de breedte<br />

heeft gezocht en daarmee de remonstrantse inbreng (in<br />

de liturgie) van antecedenten heeft voorzien. En wanneer<br />

vraag je naar iemands antecedenten? Als je naar de<br />

toekomst daar vruchtbare gevolgen aan hoopt te kunnen<br />

verbinden. Volgens Marius – hij zegt het Gerardus van<br />

der Leeuw na – mag je in de liturgie niet zo maar iets veranderen.<br />

Toch hebben we dit bijvoorbeeld in de nieuwe<br />

belijdenis van 2006, die als een liturgische tekst bedoeld<br />

is, wel degelijk gedaan. Door God twee plaatsjes te laten<br />

opschuiven – na de Geest en na Jezus – in de tekst. Het is<br />

de ontmoeting, schrijft hij, die in het spel van de liturgie<br />

op het spel staat. Anders gezegd – het spel en de knikkers<br />

(na het spel).<br />

Staande voor een restant van een kerk in Zuid-Frankrijk<br />

werd mij gevraagd daar iets zinnigs over te zeggen. Wat<br />

een vraag! Een spontaan mij invallende parodie ontsnapte<br />

mij: «Ma chapelle est morte, je n’ai plus de Dieu, ouvre-moi la<br />

porte, pour jouer le jeu.» Bij vrienden in hun tuin staat een<br />

halve cirkel natuurstenen opgesteld om op te zitten. Rond<br />

een rondboog van een 12 e eeuws klooster. Om te mediteren,<br />

vertelt men. De buitenkamer van de publieke religie<br />

in een kerkgebouw maakt plaats voor de binnenkamer in<br />

een achtertuin. Soms zoekt men een spelleider om met de<br />

kritische afstand van haar functie die rol in hun midden te<br />

vervullen. Het nieuwe is al gaande, ook bij hen die – buiten<br />

elke traditie staande – er al door zijn aangeraakt. Zowel<br />

optimisme als pessimisme hierover zijn het gevolg van<br />

een te korte afstand tot verleden en toekomst. In een tijd<br />

waarin alles in beweging is heeft Marius fier volgehouden.<br />

Daarmee heeft hij aan een antecedent gebouwd waar<br />

een nieuwe generatie op kan reageren. Echte vernieuwing<br />

komt tot stand door iets wat vooraf gaat. Een inzicht<br />

wordt een vloertje, een podium voor wat volgt, voor de<br />

naaste stap in de nabije ontwikkeling. Het was nog niet<br />

hèt moment er voor, maar wel het moment er vóór. Dat is<br />

wat telt en wat ertoe doet. Dat vraagt om geduld en geloof<br />

– in de spreekwoordelijke kruiwagen vol even springerige<br />

als vrijzinnige kikkers. Augustinus schreef: “Omnia mea<br />

mecum portas. Al het mijne draag ik bij mij”. Het is<br />

mogelijk dat liturgie zich met andere middelen zal voortzetten<br />

dan uitsluitend met de nu reeds bekende. Wanneer<br />

de innerlijke noodzaak daartoe echt wordt gevoeld gaan we<br />

van feest naar feest! •<br />

Heine Siebrand<br />

Remonstrants predikant Geertekerk Utrecht


advertentie<br />

TE HUUR SENIOREN APPARTEMENTEN<br />

MET EEn VRIJZInnIG RElIGIEUZE UITSTRAlInG<br />

WAAR IEDEREEN WELKOM IS!<br />

De Timanshof<br />

De Roosebrink<br />

De Aleidahof<br />

De Timanshof te Bennekom<br />

De Roosebrink te Wageningen<br />

De Aleidahof te Bennekom<br />

In de complexen heerst een tolerante, vrijzinnig<br />

religieuze sfeer, iedereen is er welkom. Alle drie<br />

de gebouwen zijn op loopafstand gelegen van het<br />

stads- respectievelijk dorpscentrum. De gebouwen<br />

liggen tevens gunstig ten opzichte van het openbaar<br />

vervoer.<br />

Voorzieningen<br />

De appartementen zijn aangesloten op een alarm -<br />

systeem. Hierdoor kan er 24 uur per dag in geval<br />

van nood snel eerste hulp geboden worden.<br />

Tevens beschikken de gebouwen over twee liften,<br />

een wasserette, fietsenstalling, logeerkamers,<br />

recreatieruimte, hobbykamer en een bibliotheek/<br />

vergaderruimte. De bewoners worden vertegenwoordigd<br />

door enthousiaste bewonerscommissies.<br />

Huurprijs<br />

De huurprijs varieert<br />

van 441,– euro tot 747,– euro.<br />

De servicekosten variëren<br />

van 72,– euro tot 193,– euro.<br />

Bent u geïnteresseerd en 50 jaar of ouder?<br />

Maak geheel vrijblijvend een afspraak met<br />

Mw. L. Kik of Mw. C. Besselink voor meer<br />

informatie en/of een bezichtiging.<br />

Seniorenhuisvesting ‘Zuid-Veluwe’<br />

Hof van Sint Pieter 27, 6721 TN Bennekom<br />

Telefoon: 0318 – 43 11 34<br />

Internet: www.vrssh-zuidveluwe.nl<br />

Email: info@vrssh-zuidveluwe.nl<br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 29


elijdenis 2006<br />

Vroom<br />

en terughoudend<br />

MARIUS VAN LEEUwEN EN HEt REMOnSTRAnTS BElIJDEn<br />

Juist omdat zij in de begintijd van hun geloofsgemeenschap – de eerste decennia van de zeventiende<br />

eeuw – op minder plezierige wijze te maken kregen met geloofsbelijdenissen, zijn de remonstranten altijd<br />

zeer voorzichtig geweest met eigen belijdenissen. Het is dus des te opvallender dat de <strong>Remonstrantse</strong><br />

<strong>Broederschap</strong> de afgelopen jaren zo veel tijd en aandacht gestoken heeft in het opstellen van een nieuwe<br />

Geloofsbelijdenis 2006.<br />

Eind jaren tachtig begon de vraag naar een nieuwe belijdenis<br />

reeds te klinken, maar het duurde nog ruim tien<br />

jaar voor het denk- en schrijfproces echt op gang kwam.<br />

Het waren precies de jaren dat Marius van Leeuwen<br />

hoogleraar was aan het Remonstrants Seminarium. Het<br />

verbaast dan ook niet dat hij bij de opstelling van de nieuwe<br />

geloofsbelijdenis nauw betrokken is geweest, naast<br />

Johan Goud. In het onderstaande laten we iets van Van<br />

Leeuwens betrokkenheid bij het belijdenisproject zien,<br />

aan de hand van een selectie van hetgeen hij daarover de<br />

afgelopen jaren schreef. De keuze viel op het cahier dat<br />

Van Leeuwen samen met zijn voorganger E.J. Kuiper<br />

schreef over de eerste remonstrantse Belijdenis van 1621.<br />

Daarnaast werd gekozen voor zijn bijdrage aan de evaluatie<br />

van de tweede remonstrantse Belijdenis van 1940.<br />

De Voorrede van de Belijdenis 1621 In 1994 deed<br />

Van Leeuwen samen met zijn voorganger Kuiper een<br />

boekje het licht zien met als titel Als een vuurbaken.<br />

Teksten over de functie van belijdenissen naar remonstrants<br />

inzicht in de serie Sleutelteksten van uitgeverij Meinema.<br />

Het is nog altijd de grote verdienste van dit boekje dat<br />

het de beroemde Voorrede bij de eerste remonstrantse<br />

Belijdenis van 1621 toegankelijk maakte voor een hedendaags<br />

publiek van (niet-) remonstranten. Zo konden zij<br />

lezen hoe verrassend modern remonstrantse voorvaderen<br />

vier eeuwen geleden belijdenissen hun plaats hadden<br />

gewezen!<br />

De uitvoerige Voorrede van die Belijdenis waarschuwde<br />

voor misbruik van belijdenisteksten. Men moet in zaken<br />

de godsdienst betreffend aan deze formulieren geen<br />

‘onweerspreekbare autoriteit’, geen ongegrond en door<br />

niets te verantwoorden gezag, toekennen. Zulke teksten<br />

kunnen geen leerregels zijn die het ware geloof voor eens<br />

en altijd vastleggen, zodat ze het geweten van mensen<br />

30 adrem remonstrants maandblad<br />

met bindend gezag zouden mogen toespreken. Ze zijn<br />

min of meer persoonlijke exegeses van het geloof. ‘[Het<br />

zijn] niet [stukken] die definiëren of vaststellen wat voor<br />

waar of onwaar moet worden gehouden, wat geloofd of<br />

niet geloofd moet worden of wat op welke wijze moet<br />

worden uitgedrukt of naar voren gebracht, maar [stukken]<br />

die slechts bekend maken en betuigen wat zij, wier<br />

persoonlijke formuleringen en verklaringen het zijn, voor<br />

waar en onwaar houden, wat zij geloven en niet geloven,<br />

op welke wijze zij hun meningen willen uiten.’<br />

Binnen deze relativerende opmerkingen over de status<br />

van belijdenissen speelt sedertdien elke poging tot remonstrants<br />

belijden zich af.<br />

Beeltenis van Gods heilig wezen In Wij geloven – wat<br />

geloven wij? Remonstrants belijden in 1940 en nu (2004)<br />

schreef Van Leeuwen het stuk over Jezus Christus onder<br />

de titel ‘Beeltenis van Gods heilig wezen’. Van Leeuwen<br />

constateert dat in de klassieke belijdenissen de nadruk op<br />

de goddelijkheid van Jezus ligt. Daartegenover komt in<br />

het negentiende-eeuwse modernisme alle nadruk te liggen<br />

op de mens Jezus, Jezus ‘van beneden’. De Belijdenis<br />

van 1940 poogt een tussenweg te bewandelen: gelovig<br />

wordt beaamd dat in Jezus Christus God zichtbaar wordt.<br />

Tegelijk is de tekst terughoudend als het gaat om de vraag<br />

naar de goddelijke of menselijke natuur van Christus. Op<br />

het eerste gezicht klinken de woorden van de Belijdenis<br />

1940 wellicht zwaar, maar bij nadere beschouwing gaat<br />

er een lichte inhoud achter schuil, met onorthodoxe trekken.<br />

Van Leeuwen noemt de Jezus-strofe in de Belijdenis<br />

1940 dan ook bescheiden, vroom en terughoudend.<br />

Juist ook door wat in de tekst niet gezegd wordt of in het<br />

midden gelaten, verraadt de tekst zijn vrijzinnige komaf.<br />

Wel zou in een nieuwe belijdenis explicieter verwoord<br />

mogen worden dát remonstranten graag ‘beneden’ begin-


<strong>Remonstrantse</strong> belijdenis<br />

Wij beseffen en aanvaarden<br />

dat wij onze rust niet vinden in de zekerheid van wat wij belijden,<br />

maar in verwondering over wat ons toevalt en geschonken wordt;<br />

dat wij onze bestemming niet vinden in onverschilligheid en hebzucht,<br />

maar in wakkerheid en verbondenheid met al wat leeft;<br />

dat ons bestaan niet voltooid wordt door wie we zijn en wat we hebben,<br />

maar door wat oneindig groter is dan wij kunnen bevatten.<br />

Door dit besef geleid, geloven wij in Gods Geest<br />

die al wat mensen scheidt te boven gaat<br />

en hen bezielt tot wat heilig is en goed,<br />

opdat zij, zingend en zwijgend,<br />

biddend en handelend,<br />

God eren en dienen.<br />

Wij geloven in Jezus, een van Geest vervulde mens,<br />

het gelaat van God dat ons aanziet en verontrust.<br />

Hij had de mensen lief en werd gekruisigd<br />

maar leeft, zijn eigen dood en die van ons voorbij.<br />

Hij is ons heilig voorbeeld van wijsheid en van moed<br />

en brengt ons Gods eeuwige liefde nabij.<br />

nen bij hun spreken over Jezus. Er zou ook meer gezegd<br />

mogen worden over leven en prediking van Jezus; over<br />

de Opstanding als hoopvol teken dat duister en dood het<br />

laatste woord niet hebben, én ten slotte ook over het feit<br />

dat andere gestalten dan Jezus eveneens iets van God<br />

kunnen tonen.<br />

Hoe nu zijn deze opmerkingen verwerkt in de Jezusstrofe<br />

uit de Belijdenis 2006?<br />

Belijdenis 2006 De Belijdenis 2006 ontmoette, ook<br />

bij niet-remonstranten, een positief onthaal. Velen constateerden<br />

met instemming dat de tekst het accent legt op<br />

de menselijke zijde van het geloof, op het (ver)beeldende,<br />

poëtische, metaforische karakter van geloofstaal én op de<br />

werking van de geest. Jan Greven vond het in Trouw van<br />

durf getuigen dat de nieuwe belijdenis bij de mens begon<br />

en niet bij God.<br />

Dit alles is terug te vinden in de mooie Jezus-strofe van<br />

de belijdenis, die Jezus ‘een van Geest vervulde mens’<br />

noemt, ‘het gelaat van God dat ons aanziet en verontrust.<br />

Hij had de mensen lief en werd gekruisigd maar leeft,<br />

zijn eigen dood en die van ons voorbij. Hij is ons heilig<br />

voorbeeld van wijsheid en van moed en brengt ons Gods<br />

eeuwige liefde nabij.’<br />

Kijken we naar Van Leeuwens ‘wensenlijstje’, dan kan geconstateerd<br />

worden dat de nieuwe belijdenis, ook als het<br />

om Jezus gaat, beneden, bij de mens Jezus begint (zonder<br />

onmiddellijke toevoeging van de ‘soortnaam’ Christus).<br />

Jezus is een mens, niet eens de mens, en die mens is van<br />

Geest (wel met hoofdletter!) vervuld. Of over Jezus’ leven<br />

en prediking in de nieuwe belijdenis zo heel veel meer<br />

wordt gezegd dan vroeger, dat valt te betwijfelen. Maar<br />

de opstanding wordt genoemd, zij het niet expliciet maar<br />

aanduidenderwijs. Iedereen behoudt de vrijheid die opstanding<br />

lichamelijk dan wel geestelijk te duiden.<br />

Initium<br />

Wij geloven in God, de Eeuwige,<br />

die ondoorgronde liefde is, de grond van het bestaan,<br />

die ons de weg van vrijheid en gerechtigheid wijst<br />

en ons wenkt naar een toekomst van vrede.<br />

Wij geloven dat wij zelf,<br />

zo zwak en feilbaar als wij zijn,<br />

geroepen worden om<br />

met Christus en allen die geloven verbonden,<br />

kerk te zijn in het teken van de hoop.<br />

Want wij geloven in de toekomst van God en wereld,<br />

in een goddelijk geduld dat tijd schenkt<br />

om te leven en te sterven en om op te staan,<br />

in het koninkrijk dat is en komen zal,<br />

waar God voor eeuwig zijn zal: alles in allen.<br />

Aan God zij de lof en de eer<br />

in tijd en eeuwigheid<br />

Amen<br />

Bescheiden, licht en vroom Tot slot. Na de aanvaarding<br />

van de nieuwe belijdenis in 2006 verscheen nog een<br />

boekje met reflecties: Een weg van vrijheid. Reflecties bij<br />

de nieuwe remonstrantse belijdenis (2006). Van Leeuwen<br />

opende het geschrift met een historische schets van de remonstranten<br />

en hun belijdenissen. Ondanks hun afkeer<br />

van autoriteit hadden zij toch af en toe de durf gevonden<br />

om opnieuw en tezamen te belijden. Voortgedreven door<br />

de vraag; hoe zeggen we het nù?<br />

Met deze historische schets voltooide Van Leeuwen zijn<br />

jarenlange betrokkenheid bij het belijdenisproject. Zijn<br />

bijdragen herlezend springen de woorden bescheiden en<br />

licht, vroom en terughoudend in het oog. Het gebruik van<br />

bescheiden woorden, licht van toon, dat spreekt de Seminariehoogleraar<br />

in de teksten aan, en dat beveelt hij dan<br />

ook aan als het om de formulering van nieuwe teksten<br />

gaat. Daarbij laat hij zich inspireren door voorgangers die<br />

in staat waren over de grote zaken van het geloof vroom<br />

en terughoudend te spreken. Vroom daarbij bedoeld als<br />

levend ‘in het besef dat ons leven in betrekking staat tot<br />

God of het goddelijke’, en terughoudend als ‘beducht<br />

voor grote, te zekere woorden’.<br />

Wie Marius van Leeuwen gedurende zijn professoraat<br />

heeft meegemaakt, wie hem gehoord of gelezen heeft,<br />

die weet dat deze trefwoorden ook het nodige zeggen over<br />

Van Leeuwen zelf. Bescheiden en licht van toon, vroom<br />

en terughoudend. Zo heeft hij mensen geïnspireerd, in<br />

de eerste plaats zijn studenten en promovendi. Zo ook<br />

staat hij in een lange traditie van remonstranten die,<br />

bescheiden en vroom, vroeger en nu, de oude woorden<br />

nieuwe zeggingskracht willen geven in de wereld van<br />

vandaag. •<br />

Koen Holtzapffel<br />

Predikant in de remonstrantse gemeente Rotterdam<br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 31


levensverbintenissen<br />

BIJ DE REMOnSTRAnTEn<br />

Annekee Stokvis, Jan Willem nieuwenhuijsen en lideke In ’t Veld waren betrokken bij de beslissing van<br />

de <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong> om het huwelijk open te stellen voor paren van hetzelfde geslacht. De<br />

<strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong> veranderde op dit punt de kerkorde in 1986 en was daarmee de eerste kerk<br />

binnen de Wereldraad van Kerken waar homo’s officieel konden trouwen. Zij blikken terug op deze periode.<br />

Kerkorde Het begon in 1978. Er werd een commissie<br />

ingesteld die de kerkorde zou wijzigen. De eerste bespreking<br />

was op 28 oktober 1978 in de vergadering van het<br />

landelijk bestuur (Commissie tot de Zaken). Predikant<br />

Jan van Goudoever opperde in deze vergadering de<br />

mogelijkheid om het ‘homofielenhuwelijk’ te bestuderen.<br />

Er werd met instemming gereageerd.<br />

De noodzaak om de kerkorde te veranderen had ook met<br />

andere onderwerpen te maken. In de jaren zeventig was<br />

de <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong> veranderd. Er waren<br />

bijvoorbeeld samenwerkingsgemeenten ontstaan met<br />

andere vrijzinnige gemeenten zoals de doopsgezinden.<br />

En de kerkorde moest op dit punt worden bijgesteld.<br />

Ook was de taal verouderd. Het ging dus om een totale<br />

herziening.<br />

Het was zeker niet zo dat homoseksualiteit vóór die tijd<br />

onder remonstranten openlijk besproken werd. Meestal<br />

gebeurde dat in bedekte termen of werd er lacherig<br />

over gedaan. Er waren predikanten van wie je wist dat<br />

ze homoseksueel waren, maar echt ermee naar buiten<br />

treden, gebeurde niet. De rol om in de kerkordecommissie<br />

ook het thema relaties te bekijken, werd vervuld door<br />

de Leidse hoogleraar (godsdienstwijsbegeerte en ethiek)<br />

professor L.J. van Holk (1893-1982).<br />

Van Holk zelf was gescheiden. Het thema relaties stelde<br />

hij ruimer dan alleen homoseksualiteit. In de jaren<br />

zeventig gingen mensen ‘hokken’. Deze nieuwe ontwikkelingen<br />

dienden kerken te betrekken bij de inrichting<br />

van het kerkgenootschap. In deze periode kwamen allerlei<br />

samenlevingsvragen aan de orde. Er was sprake van<br />

een trend om je als kerk niet uitsluitend te laten leiden<br />

door de dominante (burgerlijke) cultuur van die tijd.<br />

Daar speelden we misschien wel op in.<br />

Lideke In ’t Veld was voorzitter van het landelijk bestuur<br />

van de remonstranten tot 1985. De beslissing over het<br />

huwelijk en de openstelling ervan moest nog genomen<br />

worden toen zij de voorzittershamer overdroeg, maar<br />

32 adrem remonstrants maandblad<br />

de voorbereidingen ertoe waren reeds in gang gezet. Bij<br />

haar afscheidstoespraak in 1985 stelde zij nog altijd dat<br />

vragen over huwelijk en liefde te weinig onderdeel uitmaakten<br />

in het onderlinge gesprek in kerken. Homofilie<br />

– ‘zo noemde ik dat toen nog’ – was nog altijd een taboe.<br />

Kerken liepen met een wijde boog om het onderwerp<br />

discriminatie van homo’s heen. De kerkordecommissie<br />

ging van start. Het thema seksualiteit en relaties werd<br />

geagendeerd voor een landelijke Algemene Vergadering<br />

van Beraad in 1982. In 1984 werd er een werkgroep<br />

levensverbintenissen ingesteld. Een zorgvuldig<br />

traject werd ontworpen met gespreksmateriaal<br />

voor gemeenten. Er zat een goede video bij<br />

en natuurlijk een rollenspel waarbij een<br />

kerkenraadslid boos wegliep uit een<br />

vergadering, omdat twee homo’s<br />

in zijn kerk zouden trouwen.<br />

De Rotterdamse<br />

advocaat mr.<br />

Roderik Felix<br />

was de grote<br />

motor achter het<br />

verwerken van alle<br />

commentaren in<br />

het ingrijpende proces<br />

van herziening van de kerkorde.<br />

Raad van Kerken De remonstranten<br />

brachten de ontwikkelingen<br />

in hun kerk en hun voornemens<br />

om het huwelijk open te<br />

stellen ook in bij de Nederlandse<br />

Raad van Kerken waar ze deel<br />

van uitmaken. Emancipatie van<br />

vrouwen was al een belangrijk<br />

thema in de oecumene. Maar in<br />

vergaderingen van de Raad van


Kerken werd op de besprekingen en besluitvorming<br />

binnen de <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong> afstandelijk<br />

theologisch gereageerd. Lideke In ’t Veld pleitte in 1983<br />

in Vancouver tijdens de conferentie van de Wereldraad<br />

van Kerken tijdens de grote plenaire vergadering voor<br />

meer openheid. Belangrijk was in deze periode dat veel<br />

predikanten uitkwamen voor hun homoseksualiteit. ‘Heb<br />

je gehoord wie homo is?’<br />

levensverbintenissen De remonstrantse voornemens<br />

om het huwelijk open te stellen leidden ook tot Kamervragen.<br />

De SGP vroeg aan de toenmalige minister van<br />

Justitie of de remonstranten niet strafbaar waren door<br />

het kerkelijk huwelijk aan te bieden aan mensen die<br />

formeel niet getrouwd waren. Volgens de minister was<br />

dit niet zo. ‘We omzeilden de kritiek dat we iets illegaals<br />

deden door een ander woord dan huwelijk te gebruiken,’<br />

brengt Jan Willem Nieuwenhuijsen in. Daarmee waren<br />

de bezwaren van formele aard van de baan. Het gesprek<br />

over de inhoud kon verder gaan. In de nieuwe kerkorde<br />

zouden we niet meer spreken over huwelijk, maar over<br />

levensverbintenissen. Alle relaties hetero en homo vielen<br />

voortaan onder deze term. Natuurlijk was het voortraject<br />

cruciaal. Allerlei vragen kwamen voorbij. Hoe<br />

zat het met relaties van drie mensen? Een relatie<br />

met een minderjarige? Ging het om zegenen of<br />

inzegenen? Er werd gesproken over de mogelijkheid<br />

van ‘weigerpredikanten’. Wat doe<br />

je als een predikant niet overeenkomstig<br />

de kerkorde de zegenbede over twee<br />

mensen wil uitspreken? De teneur<br />

was: we zien het wel als het zover is.<br />

Tijdens de gesprekken in gemeenten<br />

bleek dat er zeker weerstand was<br />

tegen het voornemen om de kerkorde<br />

op het punt van relaties te wijzigen. Er<br />

werden soms ongelooflijk denigrerende<br />

opmerkingen gemaakt waar homo’s<br />

bij waren. Heel belangrijk bij<br />

dit soort gesprekken waren de<br />

ouders van homoseksuele<br />

mannen en vrouwen. Zij waren<br />

ware pleitbezorgers voor<br />

het geluk van hun kinderen.<br />

Zij zagen kans om eindelijk<br />

hun verhaal te doen. ‘Wij<br />

zien het geluk van onze<br />

kinderen.’ Zij brachten op<br />

een geloofwaardige wijze naar<br />

voren dat intimiteit, intensiteit<br />

Initium<br />

en duurzaamheid ook bij homoseksuele relaties horen.<br />

Die opstelling van de ouders maakte veel indruk.<br />

Homokerk Uiteindelijk nam de Algemene Vergadering<br />

van Bestuur het besluit in 1986 om de kerkorde<br />

te wijzigen op het punt van relaties. Ook huwelijken<br />

van mensen van verschillend geslacht heetten voortaan<br />

levensverbintenissen. Voor het eerst in de geschiedenis<br />

konden homo’s in de kerk ‘trouwen’ en werd hun wederzijdse<br />

liefde kerkelijk legitiem. Natuurlijk waren er opzeggingen<br />

en enkele boze predikanten. Sommigen grepen<br />

voor hun bezwaren terug op Hugo de Groot. Toch was er<br />

vooral bijval. De gedachte was dat theologie ook leeft bij<br />

de gratie van herinterpretatie. Theologie dient nimmer tot<br />

ideologie te verworden. Opmerkelijk is dat het letterlijk<br />

citeren uit de bijbel niet zozeer aan de orde was. Remonstranten<br />

hebben niet zo’n traditie om hun gelijk te halen<br />

met een bijbeltekst. En toen gebeurde waar we zo bang<br />

voor waren. Na een jarenlang zorgvuldig traject en de<br />

introductie van het woord ‘levensverbintenissen’ kopte de<br />

Telegraaf op de voorpagina, daags na de remonstrantse beslissing:<br />

‘<strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong> erkent het homohuwelijk.’<br />

Het woord levensverbintenissen lazen we niet<br />

terug. De gedachte leefde dat je je als kerk niet al te actief<br />

in het nieuws mocht werpen. Maar in de <strong>Remonstrantse</strong><br />

<strong>Broederschap</strong> gingen steeds weer geluiden op dat we, ondanks<br />

de ruimte die we wilden bieden, geen ‘homokerk’<br />

wilden worden. Jan-Willem Nieuwenhuijsen: ‘Ik heb<br />

achteraf wel spijt van die wat krampachtige houding. We<br />

hadden dat woord homokerk kunnen omarmen als geuzennaam.<br />

Wat is er mis met een homokerk? We waren<br />

misschien ook wel onvoldoende voorbereid op alle mediaaandacht.<br />

Daar hadden we beter over na moeten denken.<br />

We namen in 1986 een belangrijke historische beslissing,<br />

maar we waren ook bevreesd om er al te vrijmoedig mee<br />

naar buiten te treden om een reden die haaks staat op de<br />

gedachte achter de beslissing. We wilden op dit punt ook<br />

niet concurreren met andere kerken.’ Omdat we ook de<br />

mogelijkheid boden aan niet-remonstranten om bij ons<br />

te trouwen, volgden andere kerken de remonstranten<br />

met argusogen. Toch kwamen vooral buitenlanders bij<br />

de remonstranten om te trouwen. Lideke In ’t Veld: ‘Vaak<br />

was dat weer zo traditioneel. Ik herinner mij twee Duitse<br />

vrouwen. Eentje was in een zwart pak en de ander in een<br />

bruidsjurk.’ Of het landelijk bureau remonstranten zocht<br />

een predikant: ‘Er staan twee homo’s aan de grens uit<br />

Honolulu die willen trouwen.’<br />

Tom Mikkers<br />

Algemeen secretaris van de <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong><br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 33<br />

foto: Mischa Keijser / HH


REAcTIES UIT DE RAAD VAn KERKEn Op<br />

REMOnSTRAnTSE OpEnSTEllInG<br />

Op 11 februari 1987 hield Jan-Willem nieuwenhuijsen<br />

tijdens de vergadering van de Raad van<br />

Kerken een inleiding over ‘het besluit van de<br />

<strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong> inzake inzegening<br />

van levensverbintenissen’. Hij legde het<br />

besluit uit en hoe het vertelde tot stand was<br />

gekomen. Enkele reacties hierop zoals die zijn<br />

vastgelegd in de notulen van deze bijeenkomst.<br />

Ds. Van der Zee (secretaris van de Raad):<br />

‘wordt het in de <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong><br />

zo gezien dat elke duurzame levensverbintenis,<br />

hetero- of homoseksueel bepaald, een teken<br />

kan zijn van de liefde van Christus voor zijn<br />

gemeente?’<br />

Ds. Mooi (nederlands Hervormde Kerk):<br />

‘De beslissing komt over als een uiting van het<br />

typisch individualistisch karakter dat de <strong>Remonstrantse</strong><br />

<strong>Broederschap</strong> als kerkgenootschap<br />

altijd heeft gekenmerkt. De N.H. Kerk, als nauw<br />

verbonden en verweven met de Nederlandse samenleving,<br />

zal de samenleving volgen en heiligen<br />

wat is. Daarom is het in de N.H. Kerk wezenlijk<br />

dat het huwelijksbriefje getoond wordt. Eerst<br />

als de beoogde gelijkwaardigheid ten volle in de<br />

samenleving is geaccepteerd en in de wetgeving<br />

is geregeld, zal een kerk als de N.H. kerk kunnen<br />

volgen.’<br />

Ds. Schoep (Gereformeerde Kerken):<br />

‘wordt nu het typisch eigene van het kerkelijk<br />

handelen, het zegenend moment van de kerk,<br />

als teken van voortdurend handelen van God<br />

met mensen? Is het remonstrantse besluit ook op<br />

deze wijze theologisch gefundeerd en is daarmee<br />

afstand genomen van de kerk als bevestigende<br />

instantie?’<br />

Dhr. Kouwenhoven (Gereformeerde Kerken):<br />

‘De Gereformeerden hebben ten aanzien van de<br />

homofielen gezegd dat deze zich vooral in eigen<br />

kring veilig moeten voelen. (…) Binnen de eigen<br />

kerkelijke gemeenschap zou dan ook de vraag<br />

om Gods zegen thuis horen voor homofielen die<br />

een relatie van trouw en liefde willen aangaan.<br />

Dit is iets heel anders dan de bevestiging van een<br />

huwelijk door de kerk.’<br />

Ds. Roos (sectie internationale zaken): ‘In sommige<br />

situaties zijn er ook kinderen bij betrokken,<br />

kinderen uit een eerdere verbintenis; worden<br />

deze betrokken bij de zegenbede over de levensverbintenis<br />

die ook hen aangaat?’<br />

34 adrem remonstrants maandblad<br />

Dhr. Van Eyk (sectie eredienst):<br />

‘De R.K. Kerk is op dit moment een antipode van<br />

de <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong>. Zeker waar<br />

het gaat om de homofiele relatie zet men zich<br />

eerder schrap en wordt de argumentatie verhard,<br />

dan dat er toenadering wordt gezocht. Dit blijkt<br />

bijvoorbeeld uit de stelling dat de homoseksuele<br />

relatie in strijd is met de scheppingsordening.’<br />

In oktober 2011 was het 25 jaar geleden dat de<br />

Remonstranten het mogelijk maakten dat paren<br />

van hetzelfde geslacht in de kerk konden trouwen.<br />

In Vrijburg waar het eerste homohuwelijk werd<br />

voltrokken in januari 1987 was er een feestelijke<br />

kerkdienst. Aansluitend werd de gids Coming Out<br />

Churches gepresenteerd. In deze gids vind je een<br />

weergave van de bijdrage van kerken aan homoemancipatie<br />

en een overzicht van kerken waar<br />

homo’s en lesbo’s kunnen trouwen.<br />

Het interview met Jan-Willem Nieuwenhuijsen,<br />

Annekee Stokvis en Lideke In ’t Veld is ook te lezen<br />

in de gids Coming Out Churches.<br />

coming Out churches – Dutch Edition.<br />

Gids voor kerk en homo.<br />

Uitgeverij Meinema, Zoetermeer.<br />

116 pagina’s, ISBN 978 90 211 4311 8.<br />

Prijs: 14,90 euro<br />

www.uitgeverijmeinema.nl<br />

foto: Herman Wouters / HH<br />

Colofon<br />

Jan-Willem nieuwenhuijsen<br />

(1942) werkte als functionaris<br />

algemene zaken<br />

op het landelijk bureau van<br />

de remonstranten van 1978<br />

tot 1982. Hij was algemeen<br />

secretaris van de <strong>Remonstrantse</strong><br />

<strong>Broederschap</strong> van<br />

1982-1989. ‘Het was mooi<br />

dat we in 2010 de Bob<br />

Angelopenning ontvingen<br />

van het coc vanwege onze<br />

beslissing in 1986. Dat was<br />

heel eervol.’<br />

Annekee Stokvis (1935)<br />

maakte korte tijd deel<br />

uit van de commissie<br />

die de remonstrantse<br />

kerkorde wijzigde. Ze was<br />

als studiesecretaris van de<br />

sectie ‘De Vrouw in Kerk<br />

en Samenleving’ actief<br />

betrokken bij de Raad van<br />

Kerken in Nederland. ‘Het<br />

was een heftige tijd. we<br />

hadden het toen ook over<br />

kernbommen en Zuid-<br />

Afrika. Zelf had ik daar een<br />

tijdje gewoond. Ik wilde bij<br />

terugkomst in Nederland<br />

iets doen met mijn betrokkenheid.’<br />

lideke In ’t Veld (1936) was<br />

remonstrants theoloog,<br />

docent filosofie aan de Hogeschool<br />

van Amsterdam<br />

en voorzitter van de <strong>Remonstrantse</strong><br />

<strong>Broederschap</strong><br />

van 1978-1985. ‘Nadat de<br />

beslissing genomen is over<br />

de levensverbintenissen,<br />

is seksualiteit nooit meer<br />

een thema geweest bij de<br />

remonstranten. op dit<br />

punt hebben we misschien<br />

de eindstreep gehaald,<br />

maar we hebben elkaar<br />

nog altijd niet echt leren<br />

kennen.’


18 juli t/m 26 augustus 2012<br />

zwoele zomerconcerten in de mooiste botanische tuinen<br />

eerbetoon aan érard<br />

9<br />

Uw reactie<br />

Uw reactie zien wij graag binnen vier weken na heden tegemoet.<br />

U kunt uw sollicitatie en bij voorkeur ook per email richten aan:<br />

De heer J.w. tillema • Parelduikerhof 29 • 4332 DA MIDDELBURG<br />

koorkerk@gmail.com<br />

E-mail jhoubolt@agendum.nl<br />

gsm 06 53 611 190<br />

Fax 010 - 437 02 45<br />

Tel 010 - 437 22 69<br />

Adrianalaan 152<br />

3053 MG Rotterdam<br />

Mariette Houbolt<br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 35<br />

Uitnodigin<br />

Prof<br />

De Ko<br />

Uitnodiging predikant(en)<br />

testa<br />

heeft<br />

Koorkerk Middelburg<br />

op th<br />

profiel koorkerk<br />

voort<br />

De Koorkerkgemeenschap (KKG) is een open geloofsgemeenschap<br />

van vrijzinnige protestanten en remonstranten, die zoekt In verband naar een met het<br />

eigentijdse wijze van geloven. De KKG heeft met haar predikant(en), predikant die (a<br />

(Klaas Hendrikse) belangrijke ontwikkelingen doorgemaakt Iedereen op die zich to<br />

theologisch en organisatorisch gebied. De Koorkerkgemeenschap<br />

Nadere informatie o<br />

wil die lijn graag voortzetten.<br />

http://www.middel<br />

In verband met het emeritaat van onze predikant op 1 september,<br />

zoeken wij een of meer inspirerende predikant(en), die (aanstelling<br />

Gevraagde kwalite<br />

33,3 % of eventueel ‘poolverband’) met ons wil(len) samenwerken.<br />

Wij zoeken (een) cre<br />

Iedereen die zich tot ons profiel aangetrokken voelt, willen die we samen met ons<br />

uitnodigen om te reageren. Nadere informatie op:<br />

http://www.middelburgsekerken.nl/koorkerk<br />

Uw reactie:<br />

of bij Bob Viveen, telefoon 0118 59 33 12.<br />

Uw reactie zien wij<br />

ook per email richte<br />

Gevraagde kwaliteiten<br />

De heer J.W. Tillema<br />

wij zoeken (een) creatieve predikant(en) met inspirerende<br />

visies en onorthodoxe ideeën over kerk zijn, die samen met<br />

ons wil(len) meebouwen aan een mooie toekomst voor onze<br />

Koorkerkgemeenschap.<br />

AGENDUM<br />

I . T . S E R V I C E S<br />

www.letterdyfehouse.nl<br />

Bijzonder vakantiehuis in Ierland (Connemara)<br />

Self-catering/per kamer/groepsaccommodatie<br />

In west-Ierland staat een bijzonder landhuis aan<br />

de Atlantische kust, gekoesterd door een groepje<br />

Nederlanders, waaronder Remonstranten en<br />

Doopsgezinden. De leden zetten zich al 40 jaar in voor<br />

het behoud van het huis en de prachtige natuur.<br />

U kunt logeren in Letterdyfehouse op ieder moment<br />

van het jaar, alle seizoenen hebben hun eigen charme.<br />

Bezoek onze website of bel 06 536 111 90<br />

voor inlichtingen en boekingen.


de jonge marius... en de jongeren nu<br />

In de jeugd van Marius was het niet vreemd dat kinderen ’s zomers deelnamen aan<br />

kampen van christelijke organisaties en dat jongeren lid waren van een jongerenorganisatie.<br />

Ik kan me voorstellen dat hij daar mooie herinneringen aan bewaart. net<br />

als aan de gezelligheid in de VcSB (vrijzinnig christelijke studenten bond), waar<br />

hij vast ook nog lid van is geweest. Deze jongerenverbanden zorgden in de eerste<br />

helft van de vorige eeuw voor een toestroom van nieuwe leden en vrienden bij de<br />

<strong>Broederschap</strong>.<br />

Er werden voor jongeren avonden, weekenden en zomerkampen<br />

(in de Hoorneboeg) georganiseerd, waarbij<br />

sterk de nadruk lag op het gemeenschapsgevoel met als<br />

doel om jongeren in ethisch, sociaal en cultureel opzicht<br />

te vormen. In 1948 had de VCJC nog 20.000 leden, dat<br />

waren nog eens tijden!<br />

In de jaren zestig begon de tijdgeest zijn tol te eisen waardoor<br />

alle idealistische jeugdbewegingen achteruit gingen,<br />

dus Marius heeft nog een staartje van die glorietijd<br />

meegemaakt. Ik spreek nog wel eens ouderen die mij de<br />

mooiste verhalen kunnen vertellen uit de tijd dat er op de<br />

Hoorneboeg nog <strong>Remonstrantse</strong> jeugdkampen werden<br />

georganiseerd, het klinkt me altijd wat nostalgisch in de<br />

oren. Want helaas: de tijd dat jongerenorganisaties voor<br />

nieuwe remonstrantse leden en vrienden zorgen, ligt ver<br />

achter ons. Voor jongeren spreekt het niet meer vanzelf<br />

om lid te zijn van organisaties, zij kiezen meer incidenteel<br />

voor activiteiten die hen op een bepaald moment<br />

aanspreken. Om hen te bereiken is het aan te bevelen om<br />

gebruik te maken van nieuwe media zoals interactieve<br />

websites, twitter of facebook.<br />

Marius heeft in de tijd waarin hij hoogleraar was deze<br />

ontwikkeling meegemaakt. Niet dat hij daar heel voortvarend<br />

in mee gaat – zo heb ik hem nog nooit college of een<br />

presentatie zien geven met een powerpoint of meegemaakt<br />

dat hij een blackboard gebruikte als ondersteuning van de<br />

colleges. Wel ligt er altijd een stapel mooie boeken op tafel<br />

als hij les geeft – lekker ouderwets en voor zijn studenten<br />

zeker zo interessant. De allernieuwste ontwikkelingen van<br />

het snelle internet zijn niet aan Marius besteed, maar dat<br />

mag ook in het jaar dat je met emeritaat gaat…<br />

Vanaf de jaren zestig werd het een bron van zorg dat het<br />

vrijzinnig kader weg ging vallen. De studentenbond werd<br />

opgeheven en ging op in grotere verbanden, maar verloor<br />

zo het directe contact met de vrijzinnige kerken.<br />

Als je nu in de <strong>Remonstrantse</strong> gemeenten komt zijn er<br />

maar weinig jongeren lid of vriend van de <strong>Remonstrantse</strong><br />

<strong>Broederschap</strong>. In de gemiddelde gemeente zijn veel meer<br />

mensen van boven de 60 jaar te vinden dan veertigers of<br />

dertigers – om over twintigers nog maar te zwijgen. Hoe<br />

is dat zo gekomen?<br />

36 adrem remonstrants maandblad<br />

Eens stukje geschiedenis Sinds de tweede helft van<br />

de vorige eeuw liep het aantal leden en vrienden van de<br />

<strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong> gestaag terug en de toelevering<br />

van jongeren vanuit de jeugdbeweging begon af<br />

te kalven. Ook de deelname aan catechisatie en zondagsschool<br />

werd steeds minder. In een notitie van 1970 werd<br />

zelfs voorgesteld om niet te veel energie in jeugdwerk te<br />

steken omdat het te weinig opleverde.<br />

In de jaren ’80 kwam men daarop terug en werd er een<br />

functionaris aangesteld op het landelijk bureau voor het<br />

jongerenwerk. Daarna verschenen er verschillende notities<br />

over de mogelijkheden en onmogelijkheden van het<br />

jongerenwerk. Begin jaren ’90 werd op de Hoorneboeg<br />

in Hilversum de ‘schuur’ speciaal geschikt gemaakt voor<br />

jeugd- en jong<br />

jongeren en er werden daar weekenden en kampen voor<br />

hen georganiseerd. In 1990 werd een jongerencommissie<br />

in het leven geroepen en in 1991 werd besloten om<br />

voor het studentenwerk een remonstrants predikant aan<br />

te stellen in Leiden, met als taak het landelijke werk onder<br />

studenten te bevorderen. Deze predikant bleef in landelijke<br />

dienst tot 1996. In die tijd ontstond het landelijke<br />

remonstrantse jongerenverband, Arminius genaamd,<br />

voor jongeren van 20 tot 35 jaar. Vanaf 1997 is dat een<br />

heuse aparte remonstrantse gemeente die weekenden<br />

organiseerde op de Hoorneboeg.<br />

Na 1993 werd het werk voor kinderen en tieners een eerste<br />

verantwoordelijkheid van de plaatselijke gemeenten.<br />

De nieuwe SVJ (samenwerkingsverband Vrijzinnige<br />

Jongeren) zette het werk voor kinderen en tieners voort<br />

(weekenden en kampen op de Hoorneboeg) en bouwde<br />

het uit. In 2006 ging deze stichting verder onder een<br />

nieuwe naam V-Link, die werd gefinancierd door de VVP,<br />

NBP en remonstranten. Deze samenwerking heeft tot<br />

2010 geduurd. Daarnaast behielden de Remonstranten<br />

de taakgroep student- en jongerenwerk (opvolger van de<br />

jeugdcommissie), met een betaalde functionaris voor het<br />

jeugd-, student- en jongerenwerk. De jongerengemeente<br />

Arminius kreeg een eigen predikant en op het internet<br />

kwam de website Zinweb 18-30, opgezet door de remonstranten,<br />

met een eigen e-pastor voor jongeren tot 30 jaar.<br />

Sinds 2003 werden weekenden georganiseerd voor remonstrantse<br />

gezinnen en later deed men dat in samenwerking


REMOnSTRAnTS<br />

erenwerk<br />

met V-Link. Het kreeg gaandeweg een meer algemeen<br />

vrijzinnig dan remonstrants karakter en de remonstrantse<br />

belangstelling werd wel erg mager. In 2010 en 2011 is<br />

er als alternatief voor remonstrantse ouders en hun<br />

kinderen een ontmoetingsdag georganiseerd, met aparte<br />

programma’s voor de kinderen en hun ouders. Sinds<br />

2009 zijn de verschillende (ondersteunende) taken<br />

voor het student- en jongerenwerk (jeugdwerk, pastor<br />

Arminius, studentwerk en zinweb18-30) ondergebracht<br />

bij één landelijke functionaris, de coördinator Jonge Remonstranten.<br />

Hierdoor konden er meer dwarsverbanden<br />

worden gelegd tussen de verschillende gebieden van het<br />

jeugd- en jongerenwerk. Doel van deze coördinator is om<br />

het remonstrantse geluid hoorbaar en de kerk zichtbaar<br />

te maken onder twintigers en dertigers en daarnaast<br />

actieve medewerkers en vrijwilligers van jongerenwerk<br />

in de gemeenten te ondersteunen.<br />

De huidige situatie Door de vergrijzing is het aantal<br />

jonge gezinnen in gemeenten zeer klein geworden en<br />

lang niet in elke gemeente is er opvang geregeld tijdens<br />

de diensten. In de remonstrantse wereld spreekt het niet<br />

vanzelf dat ouders hun kinderen mee nemen naar de kerk,<br />

zoals dat in de PKN en de doopsgezinde gemeenten nog<br />

wel eens gebruikelijk is. Tieners meenemen naar de kerk<br />

is een aparte kunst die niet elke ouder verstaat. Hier en<br />

daar is een tienerwerker aangesteld die kinderen op een<br />

moderne manier aan het werk zet, met excursies of het<br />

maken van films. De jongerengemeente Arminius is de<br />

laatste jaren helemaal van karakter veranderd. Werden er<br />

vroeger zes weekenden per jaar georganiseerd, nu zijn het<br />

er nog twee: een zomerweekend en een kloosterweekend.<br />

Maar daarnaast wordt er nog vier keer per jaar een activiteit<br />

georganiseerd, zoals de oude traditie van het kerstdiner en<br />

de landelijke jongerendagen. Bij Arminius merk je heel<br />

goed dat jongeren zich niet meer voor langere tijd willen<br />

binden: de laatste jaren heeft er niemand belijdenis gedaan<br />

en nieuwe vrienden kwamen er ook niet meer bij. Sinds de<br />

invoering van het tientjeslidmaatschap zit er wat meer<br />

schot in de zaak: dat is goedkoop, vrijblijvender dan lid<br />

of vriend van de remonstranten worden en het geeft nog<br />

korting ook op activiteiten.<br />

Blik in de toekomst De toekomst voorspellen blijft<br />

heel moeilijk: kunnen we de moed maar beter opgeven<br />

of blijven we hoopvol? Ik denk dat laatste. Als ik zie met<br />

hoeveel energie de Arminianen activiteiten organiseren<br />

en hoe ze daar remonstrantse en andere jongeren bij<br />

betrekken, dan blijkt dat jongeren nog steeds in beweging<br />

zijn. Misschien wat minder gebonden, maar niet minder<br />

geïnspireerd en gemotiveerd. Ik hoop dat Marius vanaf<br />

de zijlijn met veel belangstelling de ontwikkelingen zal<br />

blijven volgen. •<br />

Japke van Malde<br />

Coördinator jongerengemeente Arminius<br />

Initium<br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 37<br />

foto: Hans van Egdom


diaconie<br />

DE TOEKOMST VAn<br />

de arme kant<br />

Armoede wordt om de vijf jaar herondekt. Dat is de titel van een overzicht van de geschiedenis van de<br />

werkgroep Arme Kant van Nederland/EVA. De werkgroep Arme Kant van Nederland werd opgericht in<br />

1987, het jaar waarin de Raad van Kerken in nederland en het Arbeidspastoraat DISK de eerste kerkelijke<br />

conferentie tegen verarming organiseerden. De werkgroep bestaat dit jaar 25 jaar. In 1997 is de werkgroep<br />

‘Economie, Vrouwen en Armoede’ (1984) opgegaan in de werkgroep Arme Kant. AdRem vroeg Hub crijns,<br />

een van de trekkers van de activiteiten van de werkgroep, naar zijn visie op de toekomst.<br />

‘Een aantal ontwikkelingen van de laatste jaren hebben<br />

het werk van de werkgroep een wat ander karakter gegeven.<br />

Er zijn daarvoor verschillende oorzaken. Een heel belangrijke<br />

is dat de kerken minder dan vroeger bereid zijn<br />

om het werk van de Arme Kant structureel te steunen.<br />

Je zou kunnen zeggen dat de kerken net als de overheid<br />

een terugtrekkende beweging maken. Werkgroepen die<br />

door de kerken zijn opgericht moeten hun eigen broek<br />

ophouden, zoals dat tegenwoordig zo mooi heet. De<br />

Arme Kant krijgt nog wel bijdragen van Cordaid en Kerk<br />

in Actie, maar dat is niet voldoende om het werk op een<br />

verantwoorde manier voort te kunnen zetten. En dat geldt<br />

ook voor DISK, waar de Arme Kant organisatorisch is ondergebracht.<br />

We zijn de laatste jaren veel projectmatiger<br />

gaan werken. We ontwikkelen projecten en gaan daar de<br />

markt mee op. Dat betekent wel dat je weinig mogelijkheden<br />

meer hebt om vaste medewerkers aan te stellen. Wij<br />

zijn vooral aangewezen op flexwerkers en freelancers. Dat<br />

heeft ook wel voordelen. Je kunt dan per project expertise<br />

inhuren voor juist dat project. Nadeel is dat je weinig<br />

eigen expertise opbouwt in de organisatie.’<br />

Vier projecten Op dit moment lopen er vier projecten.<br />

Geloof, economie, duurzaamheid is het thema van een van<br />

de projecten. Welke rol kan geloof spelen in het streven<br />

naar een duurzame en rechtvaardige economie? Naar een<br />

economie die uit is op eerlijk delen en zorgvuldig omgaan<br />

met alles wat de aarde te bieden heeft. Een tweede<br />

project is het opzetten van een interkerkelijk diaconaal netwerk.<br />

‘Wij ervaren steeds meer dat je samen sterker staat.<br />

Hoe meer kerkelijke diaconale groepen samenwerken en<br />

van elkaar leren, hoe effectiever ze zich kunnen inzetten.<br />

Dit project richt zich vooral op de katholieke kerk. Daar<br />

bestaat geen goede samenwerkingsstructuur. De protestantse<br />

kerken werken samen in Kerk in Actie. Maar het<br />

project bevordert ook oecumenische samenwerking.’ Dan<br />

is er een project sociale zekerheid. ‘Niet nieuw, daar hebben<br />

we ons vaker mee bezig gehouden, maar de situatie<br />

van mensen die op de sociale zekerheid zijn aangewezen,<br />

is de laatste jaren wel slechter geworden. Je zou kunnen<br />

zeggen dat het tot 2000 mogelijk was om met beleid en<br />

38 adrem remonstrants maandblad<br />

zuinigheid rond te komen van een uitkering. Sinds 2000<br />

zijn de kosten van levensonderhoud sterk gestegen en<br />

de uitkeringen hebben die stijging niet bijgehouden. Dat<br />

leidt ertoe dat steeds meer mensen met een uitkering<br />

in de problemen komen en dat geldt eigenlijk voor<br />

mensen met een minimumloon. Een signaal daarvan<br />

is bijvoorbeeld het steeds toenemende beroep op de<br />

voedselbanken. Helaas kunnen die niet alle aanvragers<br />

helpen, omdat bedrijven door de crisis scherper inkopen<br />

en minder overtollige producten aan de voedselbanken<br />

leveren. Wij willen de situatie van uitkeringsgerechtigden<br />

en mensen met een minimumloon zichtbaar maken,<br />

onder de aandacht brengen van de politiek.<br />

Schuldhulpmaatjes Ons vierde project is er op gericht<br />

om mensen die kampen met toenemende schulden hulp<br />

te bieden. Het is het zgn. schuldhulpmaatjesproject. Voor<br />

dit project hebben we een groot bedrag van de overheid<br />

gekregen. De NVVK, de brancheorganisatie op het gebied<br />

van schuldsanering en schuldhulpverlening, heeft haar<br />

zorgen over het toenemende aantal mensen met schulden<br />

onder de aandacht van de Tweede Kamer gebracht.<br />

Er is toen 130 miljoen euro ter beschikking gesteld om de<br />

schuldsanering grondig aan te pakken. Een motie van de<br />

ChristenUnie, die voldoende steun kreeg in de Kamer,<br />

hield in dat 5 miljoen van dit bedrag zou moeten worden<br />

toegekend aan organisaties die met vrijwilligers werken.<br />

Organisaties konden zich melden en per geselecteerde<br />

organisatie zou 350.000,- euro beschikbaar worden<br />

gesteld. Bij de organisaties die in aanmerking waren er<br />

zes met een kerkelijke signatuur. Die hebben besloten<br />

samen te werken en DISK/Arme Kant het project te<br />

laten uitvoeren. Zo kregen we ineens een groot bedrag<br />

ter beschikking. Zoals het vaak gaat met overheidsgeld<br />

moest het wel snel worden besteed. Terecht natuurlijk,<br />

van subsidies moet je geen vermogen kunnen opbouwen.<br />

We hadden ongeveer anderhalf jaar om een enorme<br />

impuls te geven aan schuldhulpverlening door kerkelijke<br />

vrijwilligers. Voor het geld hebben wij 1200 vrijwilligers<br />

getraind als schuldhulpverlener. Ze hebben een certificaat<br />

gekregen en ze moeten regelmatig terugkomen. Er


Voedselbank in Zwolle 2012, foto: Kees Elzenga / HH<br />

verandert voortdurend van alles in de sociale zekerheid<br />

en ze moeten wel op de hoogte blijven. We hebben ook<br />

een fondsenwerver gezocht om middelen te verwerven<br />

die we kunnen inzetten om het werk te continueren<br />

als de subsidie van de overheid op is. Er zijn nu lokale<br />

kerkelijke groepen voor schuldhulpverlening. Aan deze<br />

groepen stellen wij een aantal eisen. Het moeten oecumenische<br />

groepen zijn, waaraan tenminste drie kerken<br />

meedoen. Er moeten goede afspraken worden gemaakt<br />

met de burgerlijke gemeente zodat er niet langs elkaar<br />

heen wordt gewerkt. Gemeenten zijn over het algemeen<br />

blij met vrijwillige inzet van burgers. Burgerparticipatie<br />

moet immers worden gestimuleerd. Ook moeten de kerken<br />

zorgen dat er plaatselijk middelen worden gevonden<br />

om de coördinatie van het werk te kunnen continueren.<br />

De vrijwilligers worden overigens niet betaald.’<br />

Initium<br />

Helpen onder protest Er is een tijd geweest dat de Arme<br />

Kant vaak sprak over helpen onder protest. Aan Hub Crijns<br />

de vraag of dat protest is verstomd. ‘Zeker niet, wij vinden<br />

nog steeds dat het schandalig is dat in een welvarend land<br />

als Nederland mensen aangewezen zijn op voedselhulp via<br />

een voedselbank. Maar die mensen zijn er uiteindelijk niet<br />

mee geholpen als je je tegen deze vorm van hulp verzet. Er<br />

zijn bij de voedselbanken heel veel kerkelijke vrijwilligers<br />

betrokken en zij doen daar goed werk. Als Arme Kant blijven<br />

wij er wel aan werken om voedselbanken overbodig te maken.<br />

Mensen, die niet geheel op eigen benen kunnen staan, hebben<br />

recht op een goede ondersteuning van de overheid.’ •<br />

Mijnke Bosman-Huizinga<br />

Algemeen secretaris van de <strong>Remonstrantse</strong> <strong>Broederschap</strong> van<br />

1989 tot 2007<br />

jaargang 23 nr. 7 juli/augustus 2012 39


Rij 5 stoel 5<br />

oVER DE MUZIKAlE REVOlUTIE VAN ARNoLD SCHöNBERG<br />

Geweldig om te zien hoe er ineens een omslagpunt is in de muziekgeschiedenis. Eerst zijn daar nog<br />

Wagner, Brahms en Reger, Zemlinsky en opeens verschijnt een twintigjarige autodidact die op afstand<br />

zegt waarin hij gelooft. Geen gedegen achtergrond of opleiding met ‘traditie’.<br />

Hoewel nog een decennium<br />

wordt volgehouden dat stijl<br />

van Brahms de enige ‘ware’<br />

is om te componeren, gaat<br />

Arnold Schönberg (1874-<br />

1951) een heel andere weg<br />

op. Hij vond dat een compositie<br />

zijn eigen persoonlijke<br />

weg kiest en dat je het daarin<br />

moet erkennen. Dat klinkt<br />

wat vaag dus laat ik dit eens<br />

concreet maken met een<br />

voorbeeld. Waar in de tonale<br />

muziek er nog als het ware<br />

zwaartekracht is tussen de<br />

noten en hun harmonische<br />

functie, is bij de atonale<br />

muziek deze zwaartekracht<br />

uitgeschakeld. Je bevindt je<br />

nu in het luchtledige, waar<br />

elke toon even belangrijk is. De gebarentaal is ineens<br />

twee keer zo belangrijk, want de harmonie vertelt je niet<br />

meer waar je naar toe moet. De zwaartekracht is weg.<br />

In een stripverhaal zag ik het ooit uitgebeeld: twaalf<br />

nootjes in een kring, net allemaal van een denkbeeldige<br />

notenbalk afgesprongen. Zegt er een, tegen de ander:<br />

‘vroeger was één iemand de baas van alle tonen, maar nu<br />

is er niemand meer de baas, want we zijn het allemaal<br />

geworden, de baas over onszelf, het is nu wachten op je<br />

beurt en genieten van jouw moment’.<br />

Klavierstück Ik heb op de lessenaar thuis een paar<br />

favoriete stukken staan. Een daarvan is het Klavierstück<br />

van Arnold Schönberg; eentje die niet af is. En daar<br />

had Arnold een reden voor. Het stuk begint met enorm<br />

grote romantische gebaren die alle kanten op vliegen,<br />

tonaliteit is er nog heel even. Wagner XXL... Maar<br />

daarna lijkt het of elk gebaar een monsterlijke vorm<br />

aanneemt, een immens crescendo vraagt, meer dan de<br />

vleugel of het orkest bieden kan. Een afgebroken explosie.<br />

Hij schrijft bij het niet voltooide deel een prachtige<br />

zin die mij intrigeerde : ‘Ich habs drei mahl probiert,<br />

aber ich kan ‘s nicht weiter schreiben, jetzt weiss ich es<br />

auch nicht mehr.’ Dat is voor mij het beginpunt van het<br />

momentum dat hij aanvoelde; er moet iets veranderen.<br />

40 adrem remonstrants maandblad<br />

pierrot lunaire Vlak daarna schreef<br />

hij Pierrot Lunaire in de ongelooflijke<br />

tijd van 15 dagen. En net als veel andere<br />

meesterwerken die in korte tijd geschreven<br />

zijn, straalt het werk zo’n mooie eenheid<br />

uit. Het is soms de vraag of je een keuze<br />

hebt om een weg in te slaan. Na het spelen<br />

van het nooit gepubliceerde Klavierstück,<br />

realiseer je je meteen dat Arnold geen<br />

keuze had toen hij eenmaal de werkelijke<br />

kracht van twaalftoonsmuziek ontdekte.<br />

Hij ervoer juist die vrijheid om mee te gaan<br />

met wat je als kunstenaar opmerkt. En dan<br />

is het zover: in oktober 1912, bijna precies<br />

honderd jaar geleden, is de première van<br />

Pierrot Lunaire in Berlijn. Igor Stravinksy<br />

is er iets later op 8 december 1912 bij.<br />

Jarenlang heeft hij het kaartje, rij 5 stoel<br />

5, bewaard. Als groot symbool voor een<br />

onvergetelijk concert, door Arnold zelf<br />

gedirigeerd overigens. Stravinsky was zich, volgens dirigent<br />

en muziekwetenschapper Robert Craft, bewust van het feit<br />

dat Arnold Schönberg een groot componist was. Hij zei over<br />

het werk tegen componist en vriend Florent Schmitt, dat<br />

Arnolds nieuwe taal tijd nodig zou hebben voordat men zijn<br />

werk zou waarderen. En het is niet voor niets dat Igor vlak<br />

erna, voor ongeveer dezelfde bezetting zijn ‘Trois Poésies de<br />

la Lyrique Japonaise’ schreef. Drie geweldige korte stukken.<br />

Toen ik bij Robert Craft thuis was in Florida, stond ik oog in<br />

oog met dat kaartje, gekleurd in de typische Berlijnse roestkleur,<br />

dat aan de muur hing ingelijst. Ik begreep meteen<br />

waarom. Zoiets hang je niet zomaar aan de muur. Het stuk<br />

is een mijlpaal in de geschiedenis van de muziek. En het is<br />

ook een les van twee meesters: openstaan voor wat je echt<br />

interesseert, en zien wat je echt nodig hebt in een leven. De<br />

rest is geschiedenis, of ‘in the end’ wordt alles geschiedenis<br />

dus die keuze is er altijd. Open staan voor nieuw onontdekt<br />

terrein. In de muziek, schilderkunst, architectuur, levensfilosofie,<br />

zo breed je denken wilt en kunt. Daarom is het<br />

luisteren naar de muziek van Schönberg een beleving, die<br />

ik u niet wil en kan onthouden. •<br />

Maarten van Veen<br />

Pianist, dirigent en artistiek directeur van het Hortusfestival<br />

Amsterdam

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!