3 X NOORD - GRONINGEN - Provincie Groningen
3 X NOORD - GRONINGEN - Provincie Groningen
3 X NOORD - GRONINGEN - Provincie Groningen
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
BEPLANTINGSPLAN<br />
WADDENKUST<br />
WEIWERD<br />
3 X <strong>NOORD</strong> - <strong>GRONINGEN</strong>
3x Noord <strong>Groningen</strong> is in opdracht van de <strong>Provincie</strong><br />
<strong>Groningen</strong> opgesteld door Bosch Slabbers tuin- en<br />
landschapsarchitecten.<br />
September 2004<br />
1
Fysische geografie van <strong>Groningen</strong>
1. INLEIDING<br />
1.1 Inleiding 5<br />
1.2 Verhouding tot overige plandocumenten 5<br />
1.3 Opbouw van het rapport 6<br />
2. KENSCHETS VAN HET LANDSCHAP<br />
2.1 Inleiding 9<br />
2.2 Wordingsgeschiedenis 10<br />
2.3 Het landschap van nu 12<br />
3. BEPLANTINGSPLAN<br />
3.1 Inleiding 21<br />
3.2 Uitgangspunten 23<br />
3.3 Wegbeplantingen 28<br />
3.4 Grote groengebieden 34<br />
3.5 Beplantingen bij dorpen 38<br />
3.6 Erfbeplantingen 48<br />
3.7 Bijzondere elementen 52<br />
3.8 Beplantingen langs watergangen 56<br />
3.9 Aandachtspunten per landschapstype 59<br />
4. WADDENKUST<br />
4.1 Inleiding 60<br />
4.2 Geschiedenis 62<br />
4.3 Kwaliteiten 65<br />
4.4 Knelpunten 68<br />
4.5 Opgave 70<br />
4.6 Zienswijze 71<br />
4.7 Vertaling zienswijze tot landschapsplan 73<br />
4.8 Conclusies 81<br />
5. WEIWERD<br />
5.1 Inleiding 82<br />
5.2 Opgave 88<br />
5.3 Strategie 89<br />
5.4 Mogelijk beeld toekomstig landschap 92<br />
5.5 Deeluitwerkingen 94<br />
5.6 Uitvoeringsaspecten 99<br />
6. VERVOLG 101<br />
0. INHOUD<br />
3
De intensiteit van het licht...
1.1 Inleiding<br />
Nu het Landschappelijk Raamwerk en de gebiedsuitwerking<br />
Noord <strong>Groningen</strong> gereed zijn, is de tijd daar om een meer<br />
concrete invulling te geven aan de ontwikkelingsrichtingen die<br />
in deze rapportages zijn opgenomen. Daartoe is in het najaar<br />
van 2003 gestart met het opstellen van een “landschapsontwikkelingsplan<br />
Noord <strong>Groningen</strong>”. Als eerste stap hierin is<br />
een aantal deelstudies verricht. Naast de Identiteitsvisie<br />
Damsterdiep, welke in juni 2004 is afgerond, zijn een<br />
thematische en twee gebiedsmatige verkenningen opgesteld.<br />
Dit betreft:<br />
< Visie landschappelijke beplantingen Noord <strong>Groningen</strong><br />
< Landschapsplan Waddenkust<br />
< Landschapsplan Weiwerd<br />
De resultaten van deze drie deelstudies zijn in onderhavige nota<br />
vastgelegd. Naast bovengenoemde verkenningen zullen in het<br />
vervolgtraject nog twee ontwerpopgaven voor Noord-<strong>Groningen</strong><br />
worden uitgewerkt: de Fivel en Middag-Humsterland.<br />
De deelstudies leveren bouwstenen aan voor het op te stellen<br />
Landschapsontwikkelingsplan. In dit LOP worden de verschillende<br />
deelopgaven samengebracht en geïntegreerd in een<br />
uitvoeringsgerichte visie op het landschap van Noord-<strong>Groningen</strong>.<br />
In het LOP zullen daartoe thema’s worden benoemd en<br />
uitgewerkt in concrete acties en projecten.<br />
Het Landschapsontwikkelingsplan zal meer zijn dan de som der<br />
delen; het behelst een totaalvisie op het landschap van Noord-<br />
<strong>Groningen</strong> waarbij de verschillende deelopgaven in hun<br />
samenhang worden beschouwd. Dit betekent dat de hier<br />
gepresenteerde voorstellen niet noodzakelijkerwijs straks ook<br />
één op één in het LOP zijn terug te vinden. Voortschrijdend<br />
inzicht en afstemming met andere ontwerpopgaven (bijvoorbeeld<br />
op het gebied van water) kan leiden tot aanpassingen of<br />
aanvullingen.<br />
De verkenningen hebben als doel de ontwerpopgaven in beeld te<br />
brengen en oplossingsrichtingen te formuleren. Ze hebben<br />
daarmee het karakter van tussenrapportage; de eerste stap<br />
richting een Landschapsontwikkelingsplan voor Noord-<strong>Groningen</strong>.<br />
1. INLEIDING<br />
5
1.2 Verhouding tot overige plandocumenten.<br />
Recent heeft de provincie <strong>Groningen</strong> samen met 8 Noord-<br />
Groningse gemeenten en het waterschap Noorderzijlvest -<br />
verenigd in de stuurgroep Noord- een uitwerking vastgesteld<br />
van het Provinciaal Omgevingsplan, de gebiedsuitwerking Noord<br />
geheten. Voor de uitvoering daarvan hebben de partijen in<br />
februari 2004 een convenant gesloten. Aan de basis van de<br />
gebiedsuitwerking Noord staat de notie dat het bijzondere<br />
waardevolle landschap vertrekpunt moet zijn voor de vormgeving<br />
en inpassing van nieuwe ontwikkelingen. De stuurgroep Noord<br />
streeft niet naar een museumlandschap maar naar een<br />
dynamisch, leefbaar Noord-<strong>Groningen</strong> met een landschap van<br />
hoge kwaliteit. Omdat in de praktijk nieuwe ontwikkelingen vaak<br />
afbreuk doen aan het landschap heeft de stuurgroep Noord het<br />
Landschappelijk Raamwerk opgesteld. Dat geeft een<br />
benadering om nieuwe ontwikkelingen zo uit te voeren dat het<br />
landschap er op zijn minst niet minder van wordt, liefst beter.<br />
Het Landschappelijk Raamwerk is nog niet uitvoeringsgericht.<br />
Daarom heeft de stuurgroep Noord besloten na een<br />
consultatieronde met bewoners en maatschappelijke organisaties<br />
in juni 2003 om het Landschappelijk Raamwerk uit te werken tot<br />
een Landschapsontwikkelingsplan (LOP). De uitgangspunten<br />
voor dit LOP liggen vast in het POP, de gebiedsuitwerking Noord<br />
en een aantal overige beleidsnota’s zoals de recent<br />
geactualiseerde Regiovisie <strong>Groningen</strong>-Assen en de<br />
stroomgebiedsvisie “Over leven met Water” (2002).<br />
De drie thans gepresenteerde ontwerpopgaven vormen<br />
uitwerkingen van de opgaven zoals die al in het Landschappelijk<br />
Raamwerk waren benoemd. Daarmee vormt het LOP de<br />
ontbrekende schakel tussen plannen en uitvoering.<br />
1.3 Opbouw van het rapport<br />
Hoofdstuk 2 schetst een beeld van het landschap van Noord<br />
<strong>Groningen</strong>, van haar geschiedenis en van de huidige landschappelijke<br />
opbouw. Deze informatie vormt de onderlegger voor de<br />
drie ontwerpopgaven, welke in de hoofdstukken 3, 4 en 5 aan de<br />
orde zijn. In hoofdstuk 3 staan de beplantingen in Noord<br />
<strong>Groningen</strong> centraal. Op welke wijze kan men met beplanting de<br />
karakteristieken van dit open landschap versterken? Waar zijn<br />
Deze pagina: kaften van het POP, het landschappelijk raamwerk en<br />
de gebiedsuitwerking Noord <strong>Groningen</strong><br />
Rechter pagina: collage van beelden waaruit het landschap van<br />
Noord <strong>Groningen</strong> is opgebouwd.<br />
beplantingen gewenst, waar niet, en aan welke voorwaarden<br />
moeten die beplantingen voldoen? Hoofdstuk 4 geeft aan op<br />
welke wijze men de agrarische schaalvergroting kan afstemmen<br />
op de kwaliteiten van het landschap in de Waddenkust.<br />
Hoofdstuk 5 betreft de polder Weiwerd, zonder twijfel het meest<br />
verguisde landschap van Noord <strong>Groningen</strong>, terwijl dit landschap<br />
over verborgen kwaliteiten beschikt. Het hoofdstuk brengt de<br />
bijzondere kwaliteiten van dit gebied voor het voetlicht en<br />
presenteert een aanpak waarmee dit gebied uit haar negatieve<br />
spiraal zou kunnen worden verlost.
INLEIDING<br />
7
Rijk aan relicten en contrasten...
2.1 INLEIDING<br />
Noord <strong>Groningen</strong> kent een interessante verscheidenheid aan<br />
landschapstypen. Op hoofdlijnen worden de volgende gebieden<br />
onderscheiden:<br />
< De Waddenkust<br />
- Aandijkingen en inpolderingen<br />
- Lauwersmeergebied<br />
< Het Wierdenlandschap<br />
- Oude kwelderrug<br />
- Jonge kwelderrug<br />
- Middag-Humsterland<br />
- Woldstreek<br />
- Weiwerd<br />
< Het landschap van de oude stroomgeulen<br />
- Reitdiep<br />
- Fivel<br />
- Land van Aagt<br />
Binnen deze deelgebieden zijn kenmerkende landschapselementen<br />
aanwezig, zoals wierden, maren, dijken, dobbe en<br />
eendenkooien. Genoemde gebieden verschillen ruimtelijk sterk<br />
van elkaar. Deze verschillen zijn terug te voeren op verschillen in<br />
ondergrond en verschillen in occupatiegeschiedenis.<br />
Paragraaf 2.2 geeft in het kort de wordingsgeschiedenis van<br />
Noord <strong>Groningen</strong> weer. Paragraaf 2.3 deelt het landschap van<br />
nu in op basis van een interpretatie van de geomorfologische<br />
kaart en verricht veldwerk. Per landschapstype worden de<br />
belangrijkste karakteristieken kort benoemd.<br />
Kaartuitsnedes landschapselementen: dobbe, maar, eendenkooi.<br />
2. KENSCHETS VAN HET LANDSCHAP<br />
9
2.2 WORDINGSGESCHIEDENIS<br />
Prehistorie<br />
De geschiedenis van het Noord Groninger landschap begint<br />
omstreeks het einde van de ijstijden, circa 10.000 jaar voor<br />
Christus. Door het vochtige klimaat en het stijgen van de<br />
zeespiegel ontstaat, achter een gesloten duinenrij, een<br />
uitgestrekt veenmoeras. De afwatering van dit veenmoeras<br />
vindt plaats via de riviertjes Fivel en Hunze (het huidige<br />
Reitdiep).<br />
1000 voor Christus.<br />
Omstreeks 1000 jaar voor aanvang van onze jaartelling<br />
ontwikkelt zich tussen de Fivel- en de Hunzeboezem een<br />
kleikwelder, die aan de zeezijde wordt omringd door een hoger<br />
gelegen kwelderwal. Deze kwelderwal wordt, evenals de hoge<br />
oeverwallen langs de Fivel en Reitdiep, vanaf ongeveer 650 voor<br />
Christus bewoond. Omdat deze gebieden bij hoge vloeden nog<br />
regelmatig overstromen leggen de bewoners verhoogde<br />
woonplaatsen aan. Deze opgeworpen heuvels zijn nog als<br />
‘wierden’ in het landschap herkenbaar. Doordat de eerste<br />
bewoning juist op de relatief smalle kwelderwal plaatsvindt<br />
ontstaat een kenmerkende wierdenreeks.<br />
Rond het begin van de jaartelling<br />
Omstreeks het begin van de jaartelling ontstaat ter hoogte van<br />
Usquert, onder invloed van het stromingspatroon aan de<br />
noordoostzijde van de kwelderwal, een haakvormige strandwal<br />
die zich geleidelijk in oostelijke richting ontwikkelt. Op deze<br />
strandwal ontstaan later de dorpen Oldörp, Uithuizen en<br />
Uithuizermeeden. In de luwte van deze strandwal vindt<br />
opslibbing plaats. Doordat de opslibbing van west naar oost<br />
verloopt, als gevolg van stromingspatronen in de Fivelboezem,<br />
ontstaat een afwateringspatroon in dezelfde richting. Dit<br />
verklaart dat alle oude maren hun oorsprong ergens op de oude<br />
kleikwelder vinden en van daaruit in oostelijke richting afwateren.<br />
Tussen de maren ontstaan, op de hogere delen van de kwelders,<br />
de voorlopers van de huidige wegen, de ‘veedriften’.<br />
Ontwikkeling van Noord <strong>Groningen</strong> in 5 schema’s.<br />
Bron: het Groninger landschap
Vanaf het jaar 1000<br />
Rond het einde van het eerste millennium wordt het gebied<br />
gekerstend. Noord <strong>Groningen</strong> komt onder invloed van het<br />
Christendom, de eerste monniken doen hun intrede. Een groot<br />
aantal kloosterrestanten herinnert aan hun aanwezigheid (zoals<br />
de voormalige kloosters te Usquert, Rottum, Warffum, Thesinge,<br />
Wittewierum en Appingedam). Hiermee ontstaat de<br />
organisatiestructuur die de voorwaarde vormt voor de<br />
systematische ontginning van het land, een proces dat tot ver in<br />
de 20 e eeuw zal voortduren. Het zijn dan ook zeer waarschijnlijk<br />
de monniken die hebben zorg gedragen voor de aanleg van de<br />
eerste dijk. Deze Oldiek, ofwel Oude dijk, is aangelegd in de<br />
Fivelboezem. Omstreeks 1250 omsluit deze dijk <strong>Groningen</strong> aan<br />
de waddenzijde (direct boven Warffum, Usquert en Uithuizen).<br />
Ondanks de aanleg van deze dijk heeft de zee, via de maren<br />
nog altijd invloed op het binnendijks gelegen gebied.<br />
Vanaf de dertiende eeuw worden dijken aangelegd om<br />
woonplaatsen en landbouwgebieden tegen overstroming te<br />
beschermen. Daarnaast worden dijken aangelegd om opgeslibde<br />
gebieden langs de noordkust van <strong>Groningen</strong>, rond de<br />
Lauwerszee en aan weerszijden van het Reitdiep, in te dijken.<br />
De kwelders groeien verder aan. Rond de uiterdijkselanden en<br />
de meeden wordt eerst een lage zomerkade aangelegd, de<br />
feitelijke bedijking vindt pas enkele eeuwen later plaats. De<br />
middeleeuwse bedijkingsactiviteit eindigt met het afsluiten van<br />
de Fivelboezem.<br />
De Fivel mag nu dan een onbeduidend stroompje zijn, ten tijde<br />
van de Middeleeuwen was het een machtig brede rivier, en<br />
tevens belangrijke verbindingsweg. Aan de Fivel lagen de<br />
belangrijkste kloostercomplexen en kastelen van het noorden.<br />
Deze kloosters en kastelen moesten de plaatselijke bevolking<br />
beschermen tegen plunderingen, bijvoorbeeld door de<br />
noormannen, die over de Fivel en de Maren vanaf de Noordzee<br />
het land binnen drongen.<br />
Lange tijd verliep vrijwel al het transport over het water. Vrijwel<br />
iedere kern lag aan een maar, en had zijn eigen haven. Langs<br />
de maren liepen jaagpaden. Over de maren en diepen werd het<br />
transport naar de stad <strong>Groningen</strong> verzorgd. Op de Grote Markt<br />
kwamen de dorpen en hun producten samen.<br />
18 e eeuw-heden<br />
De ontwikkelingen in de Waddenkust hebben sinds de 18 e eeuw<br />
een grote vaart genomen. Deze inpolderingsgeschiedenis wordt<br />
beschreven in hoofdstuk 4.<br />
KENSCHETS VAN HET LANDSCHAP<br />
11
2.3 HET LANDSCHAP VAN NU<br />
De rijkdom aan landschapstypen in Noord <strong>Groningen</strong> is op<br />
verschillende manieren te typeren. Op het hoogste schaalniveau<br />
is er onderscheid tussen het oude en het nieuwe land, waarbij<br />
de Oldiek op de kwelderwal van Uithuizen de scheidslijn vormt.<br />
Ten zuiden hiervan bevindt zich het oude land met kronkelende<br />
maren en een overwegend onregelmatige verkavelingsstructuur.<br />
Ten noorden van de Oldiek ligt het nieuwe land met een rechte,<br />
noord-zuid gerichte verkaveling, ontstaan vanuit de<br />
landaanwinning en het recht van opstrek.<br />
In deze paragraaf wordt, op basis van een interpretatie van de<br />
geomorfologische kaart en verricht veldwerk, deze hoofdindeling<br />
verfijnd tot de volgende landschapstypen:<br />
1. De Waddenkust, met de verbijzonderingen:<br />
a) Aandijkingen en inpolderingen<br />
b) Lauwersmeergebied<br />
2. Het Wierdenlandschap, met de verbijzonderingen:<br />
a) Oude kwelderrug<br />
b) Jonge kwelderrug<br />
c) Middag-Humsterland<br />
d) De Woldstreek<br />
e) Polder Weiwerd<br />
3. Het landschap van de oude stroomgeulen, met de<br />
verbijzonderingen:<br />
a) Fivelboezem<br />
b) Reitdiepdal<br />
c) Het land van Aagt<br />
Aandijkingen en inpolderingen<br />
Lauwersmeergebied<br />
Land van Aagt<br />
Reitdiepdal<br />
Middag-(Humsterland)<br />
Woldstreek
Fivelboezem<br />
Oude kwelderruggen<br />
Jonge kwelderruggen<br />
Polder Weiwerd<br />
Schematische weergave van onderscheiden landschapstypen in Noord <strong>Groningen</strong>.<br />
KENSCHETS VAN HET LANDSCHAP<br />
13
De Waddenkust<br />
Aandijkingen en inpolderingen<br />
Het landschap van de Waddenkust is een weids en open<br />
landschap, met een kenmerkende opeenvolging van dijken.<br />
Lange, nagenoeg kaarsrechte dijken liggen parallel aan de<br />
kustlijn en scheiden de verschillende perioden van<br />
landaanwinning. Middels het recht van opstrek zijn veelal oude<br />
zomerkaden opgehoogd tot nieuwe winterdijken, waarna het<br />
achterliggende land is ingepolderd. Zo is de karakteristieke<br />
reeks van dijken ontstaan, die in het Oldambt de slaper, de<br />
dromer en de waker worden genoemd. Op enkele plaatsen vindt<br />
men nog relicten van de oude dijklichamen<br />
De Waddenkust is een agrarisch productielandschap in optima<br />
forma. Alles in dit gebied heeft maat, dat geldt zowel de<br />
polders, als de boerenbedrijven en de boerderijen zelf. Het<br />
landschap kent hier een monumentale openheid. Binnen het<br />
gebied liggen verschillende waardevolle kleine landschapselementen<br />
zoals, dobben, eendenkooien, coupures. Buitendijks<br />
liggen belangrijke natuurwaarden. Op de kwelders is de<br />
vogelrichtlijn van toepassing.<br />
Het Lauwersmeergebied<br />
Het Lauwersmeergebied ligt aan de monding van het Reitdiepdal<br />
en vormt een groot aaneengesloten natuurgebied met aan<br />
de randen landbouwgebied. De natuurwaarde van het gebied is<br />
groot en geniet dan ook een landelijk beschermde status. Op<br />
enkele recreatiedorpen en de landbouw na is het gebied in<br />
beheer bij Staatsbosbeheer en defensie. Het vissersdorp<br />
Zoutkamp ligt op de overgang van het Reitdiep naar het<br />
Lauwersmeer.<br />
Bovenste rij afbeeldingen vlnr: gedeeltelijk vergraven dijk, informatiebord<br />
over vogels en de rode baksteen als kleur van het noorden.<br />
Onderste rij afbeeldingen vlnr: agrarisch productielandschap in optima<br />
forma, de haven van Zoutkamp en het Lauwersmeergebied.
KENSCHETS VAN HET LANDSCHAP<br />
15
Het Wierdenlandschap<br />
Oude kwelderrug<br />
De oude kwelderrug vormt het hoogste deel van het Wierdenlandschap.<br />
Deze wordt gemarkeerd door de dorpskernen op de<br />
rug en de monumentale boerderijen die op de overgang van de<br />
rug naar het Waddenlandschap liggen. Van een afstand<br />
verschaffen deze dorpssilhouetten het wierdenlandschap haar<br />
karakteristiek aanzien.<br />
Bij de wierden is er onderscheid in:<br />
S Ronde wierden met een ringweg en ossengang, met aan<br />
de voet een radiale verkaveling zoals Eenrum, Biessum of<br />
Groot Maarslag.<br />
S Hoekige wierden met een blokvormige verkaveling en<br />
paden tussen de erven, zoals bijvoorbeeld Leens. Deze<br />
liggen meestal op de smallere kwelderruggen.<br />
Jonge kwelderrug<br />
Op de jonge kwelderrug zijn de maten van de wierden minder<br />
spectaculair dan op de oude kwelderrug. Het betreft hier<br />
voornamelijk kleine en lage wierden waarop zich een of enkele<br />
boerderijen hebben gevestigd. Deze wierden liggen verspreid<br />
als groene eilanden in het open landschap. Voor het overige<br />
wordt het landschap gekenmerkt door kronkelende maren, een<br />
onregelmatige verkavelingsstructuur en verspreid liggende<br />
waardevolle landschapselementen.<br />
Middag - Humsterland<br />
Het landschap van Middag - Humsterland vormt binnen het<br />
wierdenlandschap een bijzonderheid. Middag en Humsterland<br />
vormden vroeger een schiereiland respectievelijk in de monding<br />
van de Hunze. Het gebied is al in de Middeleeuwen ontgonnen,<br />
en sedertdien is het verkavelingspatroon nauwelijks veranderd.<br />
Het verkavelingspatroon is hier dermate gaaf behouden dat het<br />
gebied is voorgedragen om te worden opgenomen op de UNESCO<br />
werelderfgoedlijst.<br />
De Woldstreek<br />
De Woldstreek vormt vanwege de afwijkende<br />
ontginningsgeschiedenis een apart gebied binnen het Noord<br />
Groningse landschap. De naamgeving duidt op het tijdperk waarin<br />
het gebied was bedekt met een uitgestrekt moerasbos. Dit bos is<br />
vanaf de randen naar binnen toe ontgonnen. De Wolddijk vormt<br />
een ringdijk die is aangelegd om bescherming te bieden tegen het<br />
water dat van alle kanten naar het gebied toestroomde.<br />
De lage ligging maakt het gebied tot een van de natste delen<br />
van Noord <strong>Groningen</strong>. Midden 19 e eeuw wordt het<br />
landschapsbeeld van dit woudgebied dan ook beheerst door<br />
meer dan 150 windmolens die langs de boezemkaden staan. Nu<br />
vormt de zwaar beplante Wolddijk een krans om dit laag<br />
gelegen open weideland, en wordt de openheid binnen de<br />
Ringdijk verbijzonderd door de aanwezigheid van enkele<br />
monumentaal beplante erven.<br />
Polder Weiwerd<br />
Ook polder Weiwerd vormt een verbijzondering binnen het<br />
Wierdenlandschap. De reden hiervoor ligt in het spanningsveld<br />
tussen enerzijds de oude structuurlijnen en anderzijds de<br />
jonge, voornamelijk industriele ontwikkelingen. Dit<br />
spanningsveld levert interessante contrasten op, zoals het beeld<br />
van het kerkje van Heveskes tegen de achtergrond van de<br />
chemische industrie van Delfzijl.<br />
Bovenste rij afbeeldingen vlnr: zicht op kerk van wierdedorp en authentiek<br />
verkavelingspatroon in Middag.<br />
Onderste rij afbeeldingen vlnr: wierdedorp Saaksum en boerenerven als<br />
groen eilanden in de open Woldstreek.
Het landschap van de oude stroomgeulen<br />
Fivelboezem<br />
De Fivelboezem vormt een apart landschapstype. Lange tijd<br />
vormde dit een open inbraakgebied, waar de zee vrij spel had.<br />
Hier werd het kenmerkende patroon van kwelderruggen en<br />
maren doorbroken. Deze inbraak van de zee is in een aantal<br />
fasen ingepolderd, waarbij telkens op ruime afstand voor de<br />
oude dijk een nieuwe dijk is aangelegd. Hierdoor ontstond een<br />
ritmiek van lange, kaarsrechte dijken. Later zijn de dijken<br />
afgegraven, maar de lange rechte wegen herinneren nog aan dit<br />
patroon. De Fivelboezem vormt nog altijd een meer open<br />
landschap.<br />
Het Reitdiepdal<br />
Het Reitdiepdal vormt het voormalige stroomdal van de Hunze<br />
en wordt omsloten door oude zeedijken. Doordat de loop van de<br />
Hunze zich herhaaldelijk heeft verlegd is een tamelijk breed en<br />
open stroomdallandschap ontstaan met een fijnmazig mozaïek<br />
van verlaten stroomdraden, oude meanderbochten en voormalige<br />
oeverwallen. Het Reitdiepdal wordt recreatief gewaardeerd,<br />
vanuit de stad <strong>Groningen</strong> wordt het gebied intensief bezocht om<br />
te wandelen of te fietsen.<br />
Het land van Aagt<br />
Ook het Land van Aagt vormt een oud inbraakgebied van de<br />
zee, waarmee het kenmerkende patroon van kwelderruggen en<br />
maren wordt doorbroken. Nog altijd wordt het Land van Aagt<br />
gekenmerkt door openheid.<br />
Deze pagina: fysisch geografische kaartuitsnede van het inbraakgebied<br />
het Land van Aagt.<br />
Rechter pagina, bovenste rij afbeeldingen vlnr: het Fivelboezem en een<br />
nevengeul in het Reitdiepdal.<br />
Onderste rij afbeeldingen vlnr: kaartfragment van middeleeuwse<br />
bedijkingen in het Fivelboezem en oude meanders langs de voormalige<br />
loop van de Hunze.
KENSCHETS VAN HET LANDSCHAP<br />
19
Het verschil tussen open en kaal...
3.1 INLEIDING<br />
Introductie<br />
Het landschap van Noord <strong>Groningen</strong> is vooral een open<br />
landschap. Weids en stoer. Juist in open landschappen zijn de<br />
aanwezige beplantingen van bijzondere betekenis. Zij maken<br />
het verschil tussen een ‘open’ landschap en een ‘kaal’<br />
landschap, tussen soberheid en armoede.<br />
Wegbeplantingen zorgen voor contrast tussen beslotenheid en<br />
openheid. Vanuit de intimiteit van de beplante weg ziet men uit<br />
over het open polderland. De bomen langs de weg bieden het<br />
zicht op de openheid een voorgrond, en geven het perspectief<br />
daarmee diepte, gelijk de zuilen van een kloostergang.<br />
Beplante boerenerven vormen in die openheid weldadige groene<br />
eilanden, omspoeld door ruimte. Zij geven ‘maat’ aan de<br />
openheid, en vormen refugia voor mens en dier.<br />
Beplantingen kunnen verborgen structuren, zoals verschillen in<br />
de bodem of verschillen in ontginningsgeschiedenis, zichtbaar<br />
maken. Zij kunnen landschappen een eigen sfeer en ‘couleur<br />
locale’ verschaffen en daarmee belangrijk bijdragen aan de<br />
eigen ruimtelijke identiteit.<br />
In het open landschap ‘tekenen’ beplantingen als het ware de<br />
horizon. Denk aan de monumentale beplanting langs wegen en<br />
dijken, of aan het zwaar geboomte in de oude dorpskernen.<br />
Tegelijkertijd kan men constateren dat de kwaliteit van de<br />
beplantingen onder druk staat. Iepziekte en essensterven<br />
hebben ook in Noord <strong>Groningen</strong> hun tol geëist.<br />
Wegverbredingen maken dat er steeds minder ruimte rest voor<br />
een vitale wegbeplanting. Het resultaat is een fragmentatie van<br />
de groenstructuur. Waar eens monumentale lanen het<br />
landschapsbeeld bepaalden, staan nu verspreid nog enkele<br />
solitairen langs de weg, verloren in de ruimte.<br />
Boeren hebben vaak niet meer de middelen, de tijd of de<br />
interesse voor erfbeplanting, waardoor ook de erfbeplantingen<br />
aan kracht inboeten. Daarentegen verschijnen er steeds meer<br />
beplantingen die afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit van<br />
het landschap. In de drang om de recreatieve<br />
uitloopmogelijkheden te vergroten of ontwikkelingen ‘in te<br />
passen’ of aan het oog te onttrekken ontstaan beplantingen die:<br />
3. BEPLANTINGSPLAN<br />
21
de zo gewaardeerde openheid van het landschap<br />
aantasten,<br />
< niet passen bij de maat en schaal van het landschap,<br />
< afbreuk doen aan de leesbaarheid van het landschap.<br />
Beplantingen kunnen een enorme kwaliteit aan het landschap<br />
toevoegen. Maar verkeerd toegepast kunnen zij evenzeer<br />
afbreuk doen aan de landschappelijke kwaliteit.<br />
Het landschap van Noord <strong>Groningen</strong> is als een schilderij uit de<br />
Gouden Eeuw. Het herkrijgt haar glans wanneer het weer eens<br />
grondig wordt schoongemaakt. Plots herkent men in het schilderij<br />
weer tekening en nuances, die onder de grauwsluier zoek<br />
waren geraakt, onzichtbaar waren geworden. Wellicht moet ook<br />
het landschap van Noord <strong>Groningen</strong> soms wel worden ontdaan<br />
van haar groensluier, opdat het beeld weer helder, de nuance<br />
weer zichtbaar wordt.<br />
Opgave<br />
Opgave bij het beplantingsplan Noord <strong>Groningen</strong> is een uitvoeringsgerichte<br />
visie te ontwikkelen op hoe om te gaan met<br />
beplantingen in een landschap dat haar kracht mede aan haar<br />
openheid ontleent. Het beplantingsplan Noord <strong>Groningen</strong> wil<br />
spelregels formuleren over hoe om te gaan met beplantingen.<br />
Daarbij zijn vragen aan de orde als “hoe kunnen we beplantingen<br />
herstellen?”, maar ook “hoe gaan we om met beplantingen<br />
die structuren verstoren, die de eigenheid van het landschap<br />
geweld aan doen?”<br />
Kanttekening<br />
Het beplantingsplan Noord <strong>Groningen</strong> formuleert spelregels over<br />
hoe om te gaan met beplantingen. Het reikt, op het<br />
schaalniveau van Noord <strong>Groningen</strong>, keuzes op hoofdlijnen aan.<br />
De daadwerkelijke uitwerking van beplantingsplan tot concreet<br />
uitvoeringsplan vereist maatwerk. Dit maatwerk, waarbij<br />
gedetailleerd wordt bepaald waar beplanting wenselijk is, en in<br />
welk sortiment, en waar niet, zal plaatsvinden in<br />
vervolguitwerking. Bij die vertaling van de thans aangereikte<br />
hoofdlijnen naar concrete maatregelen zal meer in detail naar<br />
de kenmerken van de plek moeten worden gekeken. De thans<br />
aangereikte structuur draagt primair zorg voor samenhang<br />
tussen de toekomstige deeluitwerkingen.
3.2 UITGANGSPUNTEN<br />
Versterken van de karakteristiek van het open landschap.<br />
Het landschap van Noord <strong>Groningen</strong> is bovenal een open<br />
landschap. Beplantingen maken hier het verschil tussen ‘open’<br />
en ‘kaal’. Openheid is een kwaliteit, maar dit mag niet omslaan<br />
in een kaal landschap. Insteek bij het beplantingsplan is het<br />
versterken van de karakteristiek van het open landschap.<br />
Versterken onderscheid in landschapstypen<br />
Beplantingen kunnen verborgen verschillen in het landschap<br />
zichtbaar maken. Het gaat hierbij om verschillen in bodemopbouw<br />
en occupatiegeschiedenis. Het beplantingsplan hanteert de<br />
verschillende landschapstypen als onderlegger. De volgende<br />
landschapstypen zijn onderscheiden:<br />
< De Waddenkust<br />
- Aandijkingen en inpolderingen<br />
- Lauwersmeergebied<br />
< Het Wierdenlandschap<br />
- Oude kwelderrug<br />
- Jonge kwelderrug<br />
- Middag-Humsterland<br />
- Woldstreek<br />
- Weiwerd<br />
< Het landschap van de oude stroomgeulen<br />
- Reitdiep<br />
- Fivel<br />
- Land van Aagt<br />
Deze landschapstypen verschillen in bodemopbouw, landbouwkundig<br />
gebruik, bebouwingsdichtheid en mate van openheid.<br />
Het gaat niet alleen om verschillen binnen het hoofdtype, zoals<br />
bijvoorbeeld tussen de Wadden- en Wierdenlandschap, maar<br />
ook en soms juist om de verschillen tussen bijvoorbeeld de<br />
Oude en Jonge kwelderrug in het Wierdenlandschap.<br />
Boven: links wegbeplantingen als kwaliteit, rechts als knelpunt.<br />
Onder: links erfbeplanting als kwaliteit, rechts als knelpunt.<br />
BEPLANTINGSPLAN<br />
23
Voor het zorgvuldig omgaan met beplantingen zijn de verschillen<br />
in mate van openheid het meest bepalend. De Waddenkust vormt<br />
het meest open en het Wierdenlandschap, in het bijzonder de<br />
oude kwelderrug, relatief het meest besloten landschap.<br />
Wanneer men echter de kaart met de huidige beplantingen over<br />
de kaart met de landschapstypen legt, dan blijkt een sterke<br />
nivellering. Het onderscheid tussen de verschillende<br />
landschapstypen vervaagt. De Waddenkust manifesteert zich<br />
weliswaar nog altijd als het meest open landschap, maar het<br />
onderscheid tussen de Woldstreek en de jonge kwelderrug in<br />
het Wierdenlandschap is nauwelijks meer herkenbaar. Het<br />
Reitdiep toont zich nog als een open stroomdal; de voormalige<br />
Fivelboezem raakt echter ruimtelijk verdicht.<br />
Links: de landschapstypen van Noord <strong>Groningen</strong> ingedeeld op basis van de relatieve openheid. Hoe groter het vierkant,<br />
hoe groter de openheid binnen het landschapstype.<br />
Rechts: Huidige beplantingen geprojecteerd over de landschapstypen van Noord <strong>Groningen</strong>.
BEPLANTINGSPLAN<br />
25
Het is de ambitie om met het beplantingsplan, vanuit de generale<br />
karakteristiek van een open landschap, het onderscheid tussen<br />
de verschillende landschapstypen te versterken.<br />
Hiertoe wordt ingezet op de ontwikkeling van de volgende 6<br />
thema’s:<br />
1. Wegbeplantingen<br />
2. Grote groenprojecten<br />
3. Beplanting bij dorpen<br />
4. Erfbeplantingen<br />
5. Bijzondere beplantingen (borgen, begraafplaatsen,<br />
Wolddijk, Stadsweg, bakenbomen)<br />
6. Beplantingen langs waterlopen (maren, diepen, kanalen)<br />
In het vervolg wordt per thema een benaderingswijze<br />
ontwikkeld, wordt aangegeven hoe structuren en elementen<br />
door beplantingen kunnen worden versterkt.
Boven: het totale beplantingsplan Noord <strong>Groningen</strong> opgebouwd uit 6<br />
thema’s, samengevoegd in een kaart.<br />
1. Wegbeplantingen<br />
2. Grote groengebieden<br />
3. Beplantingen bij dorpen<br />
4. Erfbeplantingen<br />
5. Bijzondere beplantingen<br />
6. Beplantingen langs<br />
watergangen<br />
BEPLANTINGSPLAN<br />
27
3.3 WEGBEPLANTINGEN<br />
Eenduidigheid<br />
De kracht van de oude wegbeplantingen is dat zij een<br />
verbindingslijn van het begin tot het eind van een eenduidige<br />
beplanting voorzien. Eenduidig in de zin van 1 soort, 1 leeftijd,<br />
1 habitus. Dit verschaft deze beplantingen een ijzersterke<br />
ritmiek, vergelijkbaar met de zuilen van een kloostergalerij, en<br />
een welhaast ongekende monumentaliteit.<br />
Wie nu door het landschap van Noord <strong>Groningen</strong> gaat, wordt<br />
vooral geconfronteerd met een verbrokkelde groenstructuur. Als<br />
gevolg van ouderdom en ziekten zijn grote gaten in de<br />
wegbeplantingen geslagen. Van het sterke gebit van weleer<br />
resten nu nog slechts enkele tanden. Door <strong>Provincie</strong>, gemeenten<br />
en wegbeheerders wordt wel geïnvesteerd in wegbeplantingen,<br />
getuigen de vele nieuwe aanplantingen, maar het lijkt of men<br />
angst heeft voor de grote lijnen. Het is alsof men in plaats van<br />
het ‘gebit’ juist de ‘tanden’, als eindfase van een proces van<br />
verval, als referentie verkiest. In plaats van de gehele lijn, van<br />
begin tot eind, van een eenduidige beplanting te voorzien<br />
worden verspreid korte rijen, vaak afgewisseld met struweelbeplanting,<br />
aangeplant, als morse-tekens in het landschap.<br />
Insteek van het beplantingsplan is dat men bij wegbeplantingen<br />
durft te kiezen. Helemaal of helemaal niet beplanten.<br />
Inzetten op een krachtig groen raamwerk<br />
Het zijn vooral de wegbeplantingen en in mindere mate de<br />
beplantingen langs waterlopen (zie 3.8) die een krachtig groen<br />
raamwerk vormen. Binnen dit raamwerk hebben de overige<br />
beplantingsthema’s een meer eigenstandige plek.<br />
Onbeplante wegen<br />
Om het onderscheid in landschapstypen te versterken worden<br />
niet in alle landschapstypen de wegen beplant. Hierdoor<br />
ontstaat weer verschil tussen ‘weidse landschappen’ en meer<br />
besloten landschappen. In de volgende landschapstypen zijn de<br />
wegen bij voorkeur niet beplant<br />
< De aandijkingen en inpolderingen van de Waddenkust<br />
< De Woldstreek binnen het Wierdenlandschap<br />
< Het Reitdiepdal, de Fivelboezem en het land van Aagt
Boven: wegbeplantingen onderverdeeld in 3 niveaus.<br />
Rechts, boven: restant van beplantingen langs een oude weg door het<br />
landschap; onder: ontbreken van een eenduidig beplantingsbeeld.<br />
BEPLANTINGSPLAN<br />
29
(met uitzondering van de oude verbindingsweg Wehe den<br />
Hoorn - Mensingeweer) binnen het landschap van de oude<br />
stroomgeulen.<br />
De Woldstreek<br />
In het geval van de Woldstreek ontbreekt een eenduidige<br />
cultuurhistorische referentie waar het de beplantingen betreft.<br />
Zoals de naam al aangeeft is het van oorsprong een bosgebied.<br />
In de Middeleeuwen is deze laagte omdijkt, en vanaf de Wolddijk<br />
naar het midden toe ontgonnen. Midden 19 e eeuw is het<br />
een uitzonderlijk open landschap, waar het landschapsbeeld<br />
wordt bepaald door de meer dan 150 windmolens die nodig zijn<br />
om dit laaggelegen gebied droog te malen. Nu vormt de zwaar<br />
beplante Wolddijk een krans om dit laag gelegen open weideland,<br />
en wordt de openheid binnen de Wolddijk verbijzonderd<br />
door de aanwezigheid van monumentaal beplante erven. Voor<br />
de Woldstreek is gekozen voor het versterken van de beplanting<br />
rond de dijk (zie ook 3.7), waarbij het overige gebied zo open<br />
mogelijk wordt gehouden. De openheid krijgt extra cachet door<br />
het stimuleren van erfbeplantingen (zie 3.6)<br />
Fivelboezem<br />
In geval van de Fivelboezem gold een afweging. Lange tijd<br />
vormde dit een inbraakgebied van de zee, waarbij het patroon<br />
van de kwelderruggen werd doorbroken. De Fivelboezem is in<br />
een aantal fasen ingepolderd, waarbij telkens op ruime afstand<br />
voor de oude dijk een nieuwe dijk is aangelegd. Hierdoor<br />
ontstond een ritmiek van lange, kaarsrechte dijken. Later zijn<br />
de oude dijken afgegraven. De lange rechte wegen herinneren<br />
nog aan dit patroon. Het was denkbaar om er voor te kiezen<br />
deze ritmiek zichtbaar te maken door deze lange wegen op een<br />
afwijkende manier te beplanten, bijvoorbeeld als transparante<br />
populieren-lanen. Deze ritmiek van transparante schermen zou<br />
tot een herkenbaar en ongetwijfeld ongemeen fraai<br />
landschapsbeeld leiden. Anderzijds zou hiermee de maat van<br />
het landschap worden genivelleerd. Vanuit de doelstelling van<br />
behoud van de openheid is er voor gekozen de wegen binnen<br />
het gebied van de Fivelboezem niet te beplanten. Daarmee<br />
wordt het meest herkenbaar dat dit een inbraakgebied betreft<br />
waarmee het patroon van kwelderruggen is onderbroken.<br />
Weg door de Woldstreek<br />
Beplant erf in de Fivelboezem
Monumentale wegbeplanting langs hoofd-kwelderrug (niveau 1)<br />
Beplanting langs belangrijke structuurlijn (niveau 2 )<br />
Beplanten wegen<br />
Het wierdenlandschap onderscheid zich van de omliggende<br />
‘weidse’ landschapen door haar relatief ‘besloten’ karakter. Er<br />
wordt beplanting voorgesteld langs de volgende wegen:<br />
1. Wegen die over de twee belangrijkste kwelderruggen voeren:<br />
S de kwelderrug van <strong>Groningen</strong> naar Roodeschool<br />
S de kwelderrug die daar min of meer haaks op staat van<br />
Baflo naar Ulrum<br />
2. Wegen over de kleinere oude kwelderruggen.<br />
3. Voor de overige wegen is de keuze om deze in hun geheel<br />
wel, of in hun geheel niet te beplanten. Deze keuze zal<br />
worden ingegeven door de kwaliteit en kwantiteit van de<br />
beplantingen die reeds aanwezig zijn; fraaie beplantingen<br />
langs wegen blijven behouden en worden zonodig versterkt,<br />
onbeplante wegen laat men in eerste instantie ongemoeid<br />
Verschil in hiërarchie<br />
Er wordt een verschil in hiërarchie bepleit. Langs de wegen over<br />
de hoofd-kwelderruggen wordt een zwaardere beplantingsvorm<br />
nagestreefd dan langs de overige kwelderruggen.<br />
Niveau 1: hoofdstructuur<br />
Dit betreft met name de doorgaande historische verbindingen<br />
over de oude kwelderruggen. Het aanzetten van deze lijnen door<br />
middel van monumentale wegbeplanting draagt bij aan de<br />
markering van de hoge rand van de kwelderrug en versterkt het<br />
contrast tussen de openheid van het Reitdiep/Fivelboezem/<br />
Waddenkust en het Wierdenlandschap. Soms vallen historische<br />
verbinding en nieuwe N-weg vrijwel samen op de kwelderruggen;<br />
soms parallel en volgt de N-weg een tracé buiten de dorpen<br />
om. Beide wegen worden beplant, dit versterkt het effect van de<br />
kwelderrug. Het onderscheid tussen beiden (bijvoorbeeld in<br />
sortiment) is hierbij aandachtspunt.<br />
Niveau 2: belangrijke structuurlijnen<br />
Dit betreft vooral de kleinere kwelderruggen. Het gaat hierbij om:<br />
- Het markeren van de randen; het aanzetten van wegbeplantingen<br />
langs de rand van het Wierdenlandschap;<br />
overgang naar het Reitdiep, land van Aagt en Fivelboezem.<br />
- Het versterken van de interne structuur.<br />
BEPLANTINGSPLAN<br />
31
Niveau 3: ondersteunende lijnen<br />
Onder deze categorie vallen wegbeplantingen die mogelijk bij<br />
kunnen dragen aan het versterken van het groen raamwerk,<br />
maar daartoe niet essentieel zijn. Reeds fraai beplante wegen<br />
blijven gehandhaafd en worden zo nodig versterkt (beplanten<br />
van begin tot eind). Voor nieuwe aanplant zijn dit geen<br />
prioritaire gebieden. Specifieke lokale motieven zoals de<br />
historische betekenis van een weg, een bijzonderheid is de<br />
geomorfologische ondergrond of het reeds bestaande<br />
landschapsbeeld kunnen een aanleiding vormen om een weg te<br />
beplanten. In elk geval is maatwerk vereist en moet de<br />
beplanting geen afbreuk doen aan de zo gewenste openheid.<br />
Per wegvak moet bekeken worden of beplanting bijdraagt aan<br />
het vergroten van de leesbaarheid van het landschap<br />
Uitvoeringsaspecten<br />
Probleem bij de wegbeplantingen, met name langs de oude<br />
wegen, is dat hiertoe de benodigde ruimte veelal nauwelijks<br />
meer voorhanden is. Door wegverbreding zijn de bermen sterk<br />
versmald, hetgeen de groeiplaats niet ten goede komt.<br />
Daarnaast worden bermen niet zelden intensief benut voor het<br />
leggen van kabels en leidingen. Er is een aantal mogelijkheden,<br />
die van geval tot geval in overweging moeten worden genomen:<br />
1. Het versmallen van de weg, bijvoorbeeld door het instellen<br />
van 1 richtingsverkeer, of toepassen van passeerstroken;<br />
2. Het verbreden van de bermen, waarbij bijvoorbeeld een vrij<br />
liggend fietspad kan worden gerealiseerd. Bij deze<br />
oplossing, die onder meer in Middag is toegepast,<br />
verandert het profiel beperkt.<br />
3. Het aanbrengen van beplanting aan de overzijde van de<br />
sloot. Hiermee verandert het ruimtelijk beeld van het profiel<br />
ingrijpend en moet met tal van grondeigenaren en<br />
gebruikers tot overeenstemming worden gekomen;<br />
4. De aanleg van een geheel nieuwe weg, teneinde de oude<br />
weg ‘vrij te spelen’.<br />
Oorspronkelijk wegprofiel<br />
Optie 1: wegversmalling, 1 richtingsverkeer, passeerstroken<br />
Optie 2: verbreden bermen, realisatie vrijliggend fietspad<br />
Optie 3: beplanting aan overzijde van de sloot<br />
Optie 4: aanleg geheel nieuwe weg, oude weg komt vrij
Beeld van uitgangssituatie waarbij het wegprofiel verbreed is<br />
Optie 3: verbreden berm waarbij vrijliggend fietspad is gerealiseerd<br />
Reduceren beplantingen<br />
Zoals gezegd, beplantingen kunnen een enorme kwaliteit aan het<br />
landschap toevoegen, maar verkeerd toegepast kunnen zij<br />
evenzeer afbreuk doen aan de landschappelijke kwaliteit.<br />
Geadviseerd wordt de nieuwe N46 zoveel mogelijk als een open<br />
structuurlijn in het landschap te behandelen. Aan deze weg is,<br />
vooral bij kruisingen en viaducten, relatief veel beplanting<br />
aanwezig. Dat hangt deels samen met het aspect veiligheid.<br />
Toch doen deze beplantingen afbreuk aan de openheid en de<br />
leesbaarheid van het landschap. Viaducten doemen nu als forse<br />
boscomplexen in het open landschap op, en suggereren van<br />
afstand eerder de nadering van een recreatiegebied of een<br />
landgoed dan van een kruispunt. Voorgesteld wordt om, met in<br />
acht name van het veiligheidsaspect, te onderzoeken wat de<br />
mogelijkheden zijn deze beplantingen meer transparant te maken<br />
of op termijn te verwijderen.<br />
Zwaar beplant knooppunt aan N-weg<br />
BEPLANTINGSPLAN<br />
33
3.4 GROTE GROENGEBIEDEN<br />
Teloorgang openbaarheid van het landelijk gebied.<br />
Begin negentiende eeuw was het landschap van Noord <strong>Groningen</strong><br />
een openbaar toegankelijk landschap. Het landelijk gebied was<br />
intensief ontsloten middels veedriften, kerkepaden en stenen<br />
paden. Die vormden ‘Swiebertjes-paden’ door het landschap,<br />
waar men kon land-lopen.<br />
In de na-oorlogse periode zijn veel van deze paden ‘in cultuur<br />
gebracht’, letterlijk bij het korenveld of het veld met pootaardappels<br />
getrokken. Daarmee is de toegankelijkheid van het<br />
landelijk gebied voor de burger gereduceerd. Het landelijk gebied<br />
ging in figuurlijke zin ‘op-slot’. Dat is eens te meer te betreuren,<br />
nu blijkt dat de rol van het landelijk gebied zich steeds meer<br />
ontwikkelt van productiegebied, via uitloopgebied tot<br />
gebruiksgebied. Wil het deze twee laatste rollen kunnen<br />
vervullen, dan moet het landelijk gebied tenminste ‘ont-sloten’<br />
worden.
Boven: de 3 grote groengebieden, vlnr Natuurgroen Lauwersmeergebied,<br />
Stedelijk groen <strong>Groningen</strong>, Stedelijk groen Eemsmond.<br />
Linker pagina: ontsluiting van het landelijk gebied middels ‘Swiebertjespaden’.<br />
In de na-oorlogse periode is wel gepoogd om aan die uitloopfunctie<br />
van het landelijk gebied, als tegenhanger van het<br />
stedelijk gebied, tegemoet te komen, maar daarbij is tegelijkertijd<br />
een ontkoppeling met het agrarisch gebied tot stand<br />
gebracht. In het kader van de ruilverkaveling zijn bij dorpen de<br />
zogenaamde ‘dorpsbosjes’ aangeplant, waar de burger kon<br />
wandelen. Verspreid over het Groninger landschap ontstonden<br />
groene vlekken. Bossen die in maat en schaal niet passen bij<br />
het Groninger land, en afbreuk doen aan de kenmerkende<br />
openheid van dit gebied. Overwogen moet worden of het niet<br />
beter is afscheid te nemen van deze ruimtelijke dwaling. In<br />
plaats van overal een dorpsbos verdient het aanbeveling te<br />
streven naar:<br />
< een concentratie van enkele grote groen-projecten,<br />
passend bij de maat en schaal van het landschap en / of<br />
passend bij de maat en schaal van de ontwikkelingen in<br />
het landschap;<br />
< een verbeterde recreatieve ontsluiting van het landelijk<br />
gebied, opdat men in Noord <strong>Groningen</strong> niet alleen kan<br />
‘wad-lopen’ maar ook weer kan ‘land-lopen’.<br />
< het door-ontwikkelen van bestaande dorpsbossen, hierop<br />
wordt nader ingegaan in paragraaf 3.5.<br />
Visie<br />
De volgende Grote Groengebieden worden onderscheiden:<br />
1. Natuurgroen Lauwersmeergebied<br />
2. Stedelijk groen <strong>Groningen</strong><br />
3. Stedelijk groen Eemsmond (Appingedam / Delfzijl /<br />
Eemshaven).<br />
Ad 1 Natuurgroen Lauwersmeer<br />
Dit betreft een uitgestrekt gebied dat wordt gekenmerkt door<br />
een afwisseling van open water, kreken, open riet- en<br />
moeraslanden, struweel en bos. Het gebied is vanwege haar<br />
natuurwaarden aangeduid als Nationaal Park. Inmiddels heeft het<br />
gebied zich, mede door de aanleg van een bungalow-park,<br />
ontwikkeld tot een belangrijk toeristisch gebied. De schaal van<br />
het gebied leent zich voor de ontwikkeling van ‘struinnatuur’,<br />
waar de ontwikkeling van natuur en recreatie hand in hand gaan.<br />
Voorgesteld wordt hier robuuste natuur te ontwikkelen; natuur<br />
BEPLANTINGSPLAN<br />
35
‘die tegen een stootje kan’. Hier treft de recreant een essentieel<br />
andere recreatieomgeving. In plaats van een aangeharkt<br />
recreatiegebied treft hij natuur die uitnodigt om van de<br />
gebaande paden af te wijken, om zelf het gebied te gaan<br />
verkennen. Hier treedt men een essentieel andere wereld<br />
binnen dan men gewend is, met een ander soort van ordening<br />
dan men gewoon is. Hier kan men dwalen, bijna verdwalen,<br />
waant men zich ver van de hectiek van de stad verwijderd.<br />
Eenvoudige knuppelpaden ontsluiten de natste delen, aan de<br />
oevers van de kreken kan men vlotten bouwen en vogels<br />
bekijken.<br />
Middels een zonering kan men een diversiteit in<br />
gebruiksintensiteit bewerkstelligen, waarbij de randen van het<br />
gebied het meest intensief worden gebruikt, en het centrale<br />
deel een extensiever gebruik kent. Maar ook in het centrale deel<br />
gaat het om natuur die door mensen gebruikt, beleefd en<br />
genoten kan worden.<br />
Bovenstaande ideëen kunnen worden uitgewerkt in het kader van<br />
het inrichtings- en beheersplan voor het nationale park<br />
Lauwersmeer.<br />
Ad 2 Stedelijk groen <strong>Groningen</strong><br />
Rond de stad <strong>Groningen</strong> is een aantal recreatie- en<br />
natuurgebieden aangelegd. Tezamen met het landelijk gebied<br />
vormen zij een overgangsgebied van ‘stad’ naar zuiver landelijk<br />
gebied. Dergelijke overgangsgebieden kunnen worden uitgebouwd<br />
tot attractieve uitloopgebieden waar open weidelandschappen<br />
worden afgewisseld met bos- en natuurgebieden van formaat.<br />
Willen deze gebieden een succes worden dan moet aan een<br />
aantal voorwaarden worden voldaan:<br />
< Er moet sprake zijn van een sterke onderlinge samenhang<br />
tussen de verschillende elementen waaruit het gebied is<br />
opgebouwd, het geheel moet meer zijn dan de som der<br />
delen.<br />
< Er moet sprake zijn van afwisseling tussen openheid en<br />
beslotenheid,<br />
< Het gebied moet beschikken over interessante doorzichten,<br />
met lange en korte zichtlijnen<br />
Rechts: referentiebeelden Natuurgroen Lauwersmeergebied.
Er moet een goede recreatieve routestructuur zijn die de<br />
verschillende elementen met elkaar koppelt en die vanuit de<br />
stad tot ver in het landelijk gebied reikt.<br />
Dit komt grotendeels overeen met het huidige beleid van de<br />
gemeente <strong>Groningen</strong> en de door hun gevolgde aanpak voor het<br />
recreatiegebied Kardinge aan de oostkant van de stad.<br />
Ad 3 Stedelijk groen Eemsmond, Polder Weiwerd<br />
Polder Weiwerd is een bijzonder geval. In het Landschappelijk<br />
Raamwerk worden vooral de negatieve kanten benadrukt.<br />
Daarmee dreigt het gebied verder in een negatieve spiraal te<br />
worden gedrukt. Men kan de polder Weiwerd ook zien als een van<br />
de boeiendste Groninger landschappen, waar oude structuren en<br />
nieuwe ontwikkelingen tot fascinerende contrasten leiden.<br />
In de polder Weiwerd zijn de afgelopen decennia tal van<br />
ontwikkelingen, waarvoor elders geen plaats meer was, geland,<br />
van crossterrein tot stortplaats, van baggerdepot tot<br />
rioolzuivering. Het negatieve imago van Weiwerd is hier<br />
ongetwijfeld mede debet aan. Vanuit de gedachte dat hier een<br />
blind paard nog geen schade kan aanrichten heeft Weiwerd zich<br />
ontwikkeld tot ‘grabbelton van <strong>Groningen</strong>’.<br />
Daarnaast is in de polder de afgelopen twintig jaar zo’n 500 ha<br />
bos aangeplant. Dit hangt samen met de onzekere<br />
landbouwkundige positie. Er is veelvuldig gebruik gemaakt van<br />
stimuleringsregeling snelgroeiend bos, braakregeling etc. Dit bos<br />
heeft zich caleidoscopisch over het gebied verspreid. Er is geen<br />
structuur in te onderkennen, en dat is jammer, omdat het<br />
Landschappelijk Raamwerk vooral benadrukt dat Weiwerd een<br />
structuurarm landschap is. De inzet van die 500 ha was, in<br />
retrospectie, een middel geweest om deze structuur te<br />
ontwikkelen, in plaats van bij te dragen aan een verdere<br />
ruimtelijke fragmentatie.<br />
In hoofdstuk 5 wordt voor Weiwerd een herstructurering<br />
voorgesteld. Bestaande groenelementen worden ‘hergroepeerd’<br />
tot een structuur waarbinnen zich tal van ontwikkelingen<br />
kunnen settelen.<br />
Links: referentiebeelden Stedelijkgroen <strong>Groningen</strong> en Eemsmond.<br />
BEPLANTINGSPLAN<br />
37
3.5 BEPLANTINGEN BIJ DORPEN<br />
Introductie<br />
Belangrijke kwaliteit van het Noord Groninger landschap is het<br />
contrast in maatvoering. Naast weidsheid is er intimiteit, naast<br />
de grote structuren zijn er de kleine details.<br />
In het uitgestrekte Groninger land liggen de dorpen als kleine<br />
enclaves, van een essentieel andere maat en schaal dan het<br />
aanliggend landschap. Hier vindt men de menselijke schaal en<br />
geborgenheid. Beplanting en bebouwing vormen samen veelal<br />
prachtige dorpssilhouetten, die van verre zichtbaar zijn in het<br />
open landschap. De torenspits die uitpriemt boven het<br />
monumentale geboomte vormt een van de iconen van het<br />
Groninger landschap.<br />
Optuigen van het dorpssilhouet<br />
Nieuwe dorpsuitbreidingen en recente dorpsbossen doen veelal<br />
afbreuk aan het karakter van het dorpssilhouet. Het<br />
beplantingsplan stelt voor om de kwaliteiten van het<br />
dorpssilhouet te versterken middels:<br />
< Het versterken van het monumentale geboomte in de kern.<br />
< Het beplanten van de ‘poorten’ tot het dorp; de<br />
belangrijkste toegangswegen.<br />
< Het verwijderen danwel transformeren van de<br />
dorpsbossen<br />
< Het vormgeven van de nieuwe dorpsranden<br />
Versterken monumentaal geboomte in de kern<br />
In de beschutting van de dorpskern is vaak nog een<br />
monumentale beplanting aanwezig. Deze tekenen letterlijk het<br />
dorpssilhouet. Voorgesteld wordt om het geboomte verder aan te<br />
vullen, ook met het oog op toekomst; beplanting heeft pas over<br />
zo’n 50 tot 100 jaar een monumentaal karakter.<br />
Het beplanten van de ‘poorten’ van het dorp<br />
Om het onderscheid in maat en schaal tussen ‘dorp’ en<br />
‘ommeland’ te versterken wordt voorgesteld om de entrees tot<br />
het dorp als ‘poorten’ te ontwikkelen. De uitvalswegen van het<br />
dorp worden daartoe over enige honderden meters beplant.
Boven: dorpen waarop beplantingen van toepassing zijn.<br />
Rechts: 6 topkaartfragmenten van huidige dorpen met dorpsbossen.<br />
Transformatie van dorpsbossen<br />
Veel dorpen hebben nog een prachtig dorpsgezicht. Soms gaan<br />
ze echter schuil achter recent aangelegde dorpsbossen. Niet<br />
alleen wordt door deze bossen het zicht op het dorp ontnomen,<br />
ook de historisch-functionele relatie wordt verstoord. De kern<br />
wordt als het ware losgesneden van het agrarisch achterland,<br />
daar waar zij historisch een twee-eenheid vormen.<br />
Voorgesteld wordt het ruimtelijk beeld en het gebruik van de<br />
dorpsbosjes te heroverwegen. Daar waar zij een ongewenste<br />
ruimtelijk scheiding tussen dorp en dorpsgebied teweeg brengen<br />
wordt bepleit deze bossen transparanter te maken (evt.<br />
gedeeltelijk te verwijderen), en zichtlijnen te ontwikkelen die de<br />
samenhang tussen dorpskern en dorps-gebied herstellen.<br />
Veel dorpsbossen kennen een eenzijdige samenstelling, met een<br />
groot aandeel snelgroeiende soorten, en een beperkt gebruik.<br />
Hierdoor zijn zij maar beperkt interessant. Tegelijkertijd bieden<br />
zij, nu veel van deze bossen tot wasdom zijn gekomen, wel een<br />
beschut milieu. Dit voegt een kwaliteit toe. Bezien moet worden<br />
wat de mogelijkheden zijn deze bossen zodanig door te ontwikkelen<br />
dat zij ruimtelijk en functioneel interessanter worden,<br />
bijvoorbeeld door er programma aan toe te voegen (wonen in<br />
lage dichtheid, golfbaan, begraafpark). In die zin kunnen deze<br />
bossen in beginsel een aantrekkelijk casco vormen waarbinnen<br />
BEPLANTINGSPLAN<br />
39
een tweede generatie ontwikkeling denkbaar is. De omvorming<br />
van het dorpsbos van Ten Boer tot een begraafbos is hiervan<br />
een voorbeeld.<br />
Vormgeving van de nieuwe dorpsrand<br />
Een deel van de dorpen is recentelijk sterk uitgegroeid, waarbij<br />
de nieuwe wijken nauwelijks een samenhang vertonen met de<br />
oude kern. De locatie is veelal niet bepaald op basis van een<br />
analyse van hoe de structuur van het dorp is opgebouwd en hoe<br />
daar op kan worden ingespeeld, maar lijkt veeleer ingegeven door<br />
de beschikbaarheid cq de verwerfbaarheid van gronden.<br />
Hierdoor tonen deze wijken zich als wonderlijke uitstulpingen aan<br />
een historisch gegroeid dorp. Daarbij reageren deze<br />
nieuwbouwwijken in hun interne structuur nauwelijks op de<br />
kenmerken van de plek. Kenmerken als kavelrichting, ritmiek,<br />
aanwezigheid van elementen als sloten of houtsingels worden in<br />
het stedenbouwkundig plan niet opgenomen. Hierdoor ontstaan<br />
anonieme wijken, die feitelijk overal hadden kunnen liggen.<br />
De opgave kan nooit beperkt blijven tot het bouwen van<br />
woningen. De opgave is een woonomgeving te ontwikkelen, waar<br />
woningen deel van uitmaken. De vraag van de ontwikkelaar<br />
“hoeveel woningen kan ik hier bouwen” dient dan ook gepareerd<br />
te worden met de wedervraag “hoeveel woonomgeving denkt u<br />
hier te kunnen ontwikkelen?” Dit impliceert dat naast woningen<br />
ook groen moet worden ontwikkeld.<br />
Helling van wierde<br />
Zowel de locatiekeuze van de nieuwe uitbreidingswijken als de<br />
stedenbouwkundige uitwerking van de wijk dient gebaseerd te<br />
zijn op een heldere analyse van de structuur van het dorp.<br />
Bij de ontwikkeling van een nieuwe wijk behoeft de overgang<br />
naar het landelijk gebied bijzondere aandacht. Met de<br />
ontwikkeling van de nieuwe wijk moet de overgang dorpaanliggend<br />
landelijk gebied opnieuw worden gedefinieerd.<br />
Anders dan in de oude kern zijn de woningen in de uitbreiding<br />
geen familie van elkaar en is er geen samenhang in dakvorm,<br />
maat- en schaal, materiaalgebruik, nokrichting of oriëntatie.<br />
Waar de historisch bebouwingsrand van het landschap uit gezien<br />
vaak rust, ingetogenheid en samenhang toont, wordt de rand<br />
van de nieuwbouw gekenmerkt door onrust en opzichtigheid. Geboomte in historische kern<br />
Besloten wereld
Situatie 1900<br />
Situatie 2000<br />
Teneinde alsnog rust en samenhang te bewerkstelligen,<br />
elementen ‘onder een noemer te plaatsen’ wordt voorgesteld<br />
langs de nieuwe dorpsrand bomen in een los verband te strooien.<br />
Van onder de bomen geniet men een doorzicht op het landelijk<br />
gebied. Vanuit het landelijk gebied bezien vormt het loverdak een<br />
samenbindende paraplu. Gekoppeld aan het verspreide<br />
bomenpatroon kunnen wandelpaden worden aangelegd waarmee<br />
de mogelijkheden om vanuit de kern een ommetje te maken<br />
toenemen.<br />
I Vingeroefening Leens<br />
Situatie<br />
Leens is een haakvormig wierdedorp gelegen op de meest<br />
noordelijk smalle kwelderrug, Parallel aan de oude hoofdontsluiting<br />
ligt op enige afstand de Provinciale weg. Deze staat<br />
zwaar in de boombeplanting, met een dichte onderbeplanting<br />
van heesters. De ligging van Provinciale weg valt ongeveer<br />
samen met de plaats tot waar vroeger de kwelder reikte. Lange<br />
tijd was dit landschap half zee, half land, en stroomde het bij<br />
hoogwater onder.<br />
De historische kern ligt hoog op de kwelderrug. Het relief is hier<br />
nadrukkelijk aanwezig. Binnen de oude dorpskern is zwaar<br />
geboomte aanwezig. De westelijke dorpsrand kent een fraaie<br />
overgang naar de wierde en is aangemerkt als beschermd<br />
dorpsgezicht. De oude kern ligt aan het einde van een maar.<br />
Zoals vrijwel alle dorpen had ook Leens een haventje. Tot ver in<br />
de twintigste eeuw verliep vrijwel al het transport over water.<br />
Inmiddels is de haven gedempt. Dit heeft geleid tot een bovenmaats<br />
profiel, hetgeen slechts te begrijpen is wanneer men<br />
weet dat hier ooit een haven heeft gelegen. Tussen de kern en<br />
de Provinciale weg loopt, aan de voet van de wierde, de<br />
Achtervalge. Op enige afstand van het dorp ligt de borg<br />
Verhilder-sum. Deze wordt door een carré van zwaar geboomte<br />
omgeven. Binnen dit carré ligt een siertuin.<br />
Tegen de oude kern zijn recent nieuwbouwwijken ontwikkeld.<br />
Deze vertonen ruimtelijk geen relatie met de oude kern.<br />
BEPLANTINGSPLAN<br />
41
Westelijke entree Leens<br />
Borg Verhildersum<br />
Buitenruimte borg Verhildersum<br />
Zicht over Achtervalge herstellen door verwijderen<br />
onderbeplanting priovinciale weg.<br />
Entrees ontwikkelen tot poorten tot het dorp.<br />
Silhouet historische dorpskern<br />
benadrukken door geboomte.<br />
Entrees ontwikkelen tot poorten tot het dorp.
Borg Verhildersum als autonoom element zichtbaar.<br />
Aanleg wandelpad om een ommetje te kunnen maken in<br />
combinatie met de aanleg van een boomweide die de<br />
overgang van de uitbreidingswijk naar het landelijk gebied<br />
rust en samenhang geeft.<br />
Visiekaart beplantingen in en om wierdedorp Leens<br />
Strategie<br />
C Voorgesteld wordt het oude centrum te benadrukken door<br />
het toevoegen van solitaire bomen, die op termijn kunnen<br />
uitgroeien tot ‘zwaar geboomte dat het silhouet van het<br />
dorp tekent’.<br />
C Om het onderscheid in maat en schaal tussen ‘dorp’ en<br />
‘landelijk gebied’ te versterken wordt voorgesteld om de<br />
entrees tot het dorp als ‘poorten’ te ontwikkelen.<br />
Voorgesteld wordt langs deze entrees laanbomen aan te<br />
brengen.<br />
C Voorgesteld wordt de provinciale weg van haar<br />
onderbeplanting te ontdoen. Hierdoor wordt de weg weer<br />
‘transparant’ beplant en geniet men vanaf de weg naar het<br />
noorden weer het zicht op de ‘zee van ruimte’, kan men<br />
zich weer voorstellen hoe vroeger de zee tot aan de weg<br />
reikte. Tegelijkertijd wordt met het wegnemen van de<br />
onderbeplanting de Verhildersumborg als autonoom<br />
groenelement, dat vrij in de ruimte ligt, weer herkenbaar.<br />
C De ruimte tussen Provinciale weg en kern wordt open<br />
gehouden, opdat men vanaf de weg een vrij zicht behoudt<br />
op de kenmerkende reliëf-vorm van de wierde.<br />
C Op de overgang van uitbreidingswijken naar landelijk<br />
gebied wordt de aanleg van een in los verband verstrooide<br />
bomengroep voorgesteld. Deze brengt rust en samenhang<br />
in de rand.<br />
C In combinatie met de aanleg van deze boomweide wordt<br />
een wandelpad aangelegd, waardoor de mogelijkheden om<br />
vanuit de kern een ommetje te maken toenemen.<br />
Doorsnede door wierdedorp<br />
BEPLANTINGSPLAN<br />
43
Vingeroefening II, Biessum<br />
Situatie<br />
Biessum is een schoolvoorbeeld van een radiaal Wierdedorp. Met<br />
de groei van Delfzijl is het dorp onder stedelijke invloedssfeer<br />
geraakt. Het is letterlijk een ‘wierdedorp in de overgang’. Naar<br />
het oosten grenst het aan de uitbreidingswijken van Delfzijl, naar<br />
het westen aan het landbouwgebied.<br />
Langs de Uitwierdermaar is, mogelijk met de bedoeling de<br />
radiale structuur in de derde dimensie meer zichtbaar te maken,<br />
een natuurgebied met opgaande beplanting aangelegd. Dit<br />
scheidt het dorp van het dorpsgebied en ontneemt het zicht op<br />
het dorp.<br />
Strategie<br />
C Voorgesteld wordt het vrij dichte natuurgebied om te<br />
vormen tot een meer open, transparant natuurgebied<br />
samengesteld uit water, riet, moeras- en<br />
schraallandvegetaties. Situatie 1900<br />
Schematische weergaven radiaal wierdedorp<br />
Situatie 2000
Situatie 1900<br />
Situatie 2000<br />
Vingeroefening III, Middelstum<br />
Situatie<br />
Ook Middelstum is een voorbeeld van een radiaal opgebouwd<br />
Wierdedorp, dat bij nadering volledig schuil gaat achter een<br />
dorpsbos. Pas op het laatste moment ontwaart men het dorp.<br />
Even benoorden Middelstum ligt een van de charmantste<br />
borgcomplexen van Noord <strong>Groningen</strong>: Ewsum, met haar<br />
prachtige oprijlaan van opgekroonde linden.<br />
Met de aanleg van het dorpsbos is een schijnrelatie aangegaan<br />
met het borg-complex, door in het verlengde van de oprijlaan<br />
een boslaan aan te leggen. Hiermee wordt een samenhang<br />
tussen borg en bos gesuggereerd die nooit bestaan heeft.<br />
BEPLANTINGSPLAN<br />
45
Strategie<br />
C Voorgesteld wordt de poorten tot het dorp als lanen te<br />
beplanten<br />
C Voorgesteld wordt de samenhang tussen dorpskern en<br />
landelijk gebied te versterken door de overgangen naar<br />
het aanliggend landelijk gebied zo transparant mogelijk te<br />
maken;<br />
C Voorgesteld wordt het bos van een massieve massa om te<br />
vormen tot een meer transparante vitrage.<br />
C Binnen de te handhaven boscompartimenten kunnen<br />
nieuwe, aanvullende recreatieve functies worden<br />
ontwikkeld<br />
C Borgcomplex en boscomplex worden ruimtelijk van elkaar<br />
ontkoppeld.<br />
Beplantingsstrategie in 5 stappen voor wierdedorp Middelstum:<br />
0. Uitgangssituatie<br />
1. Poorten tot het dorp als lanen beplanten<br />
2.&3. Transparante overgangen tussen dorpskern en landelijk gebied<br />
4. Ruimtelijk ontkoppeling borg en boscomplex<br />
5. Ontwikkeling nieuwe functies in gehandhaafde boscompartimenten.<br />
0. 1. 2. 3. 4.<br />
5.
Huidig dorpsbos Middelstum<br />
Buitenruimte borg Ewsum<br />
Borg Ewsum.<br />
Buitenruimte borg Ewsum<br />
BEPLANTINGSPLAN<br />
47
3.6 ERVEN<br />
Introductie<br />
Noord <strong>Groningen</strong> is rijk aan monumentale boerderijen met even zo<br />
monumentale erven. De rand van het Hoge Land is in dit opzicht<br />
befaamd. De kapitale boerderijen, symbool van het vruchtbare<br />
Groninger zeekleigebied, verhalen over de rijkdom van de<br />
machtige herenboeren. Hier, op de rand van het oude land,<br />
hadden de Mansholts, Bierema’s en Westerhuizen boerde-rijen<br />
met parken, ingericht met een ook voor die tijd ongekende<br />
pracht. Met hun pronkkamers, ingelegd parket, kristallen<br />
kroonluchters, zilverwerk en porseleinen serviezen waren dit de<br />
paleizen van het boerenland.<br />
Ook buiten de Waddenkust zijn de boerenerven, die zich als<br />
groene eilanden in de enorme open ruimten manifesteren, in<br />
belangrijke mate bepalend voor het landschapsbeeld. Zij geven<br />
cachet aan de openheid. De beplanting bij de boerderijen<br />
diende meerdere doelen.<br />
< Op de eerste plaats was de beplanting windvanger. Vaak<br />
werd het erf afgeschermd door een dubbel carré bomen.<br />
< Een deel van de boombeplanting had een nutsfunctie,<br />
denk aan de fruit- en notenbomen.<br />
< Tot slot diende de erfinrichting het plezier en was het een<br />
teken van status. Een deel van de tuinen groeide uit tot<br />
fraaie parken, veelal geïnspireerd op de Engelse<br />
landschapsstijl, met slingerende vijverpartijen, licht<br />
glooiende gazons bekroond door een elegante theekoepel,<br />
en solitaire parkbomen als treurbeuken en goudiepen.<br />
Er is een grote variatie aan typen erfbeplanting. In de Waddenkust<br />
bestaat de erfbeplanting uit een min of meer gesloten<br />
singel, waarbij de vierde wand van het carré ‘de weg over<br />
steekt’. Dit heeft ruimtelijk een interessant effect. Van verre ziet<br />
men een poort. De weg loopt als het ware ‘over’ het erf, en<br />
vanaf de weg heeft men zicht op de boerderij en alles wat daar<br />
bij hoort. De boerderijen op de rand van het Hoge Land zijn vaak<br />
de boven beschreven ‘paleizen van het boerenland’, met<br />
weelderige parken. Soms zijn het ook slechts enkele monumentaal<br />
uitgegroeide bomen, die het erf tekenen. Tussen de bomen
Boven: erfbeplantingen.<br />
Rechts: de tijd heeft de boerenschuur gekleurd.<br />
door ziet men de vaak rijk gedetailleerde boerderij en zijn<br />
opstallen. Met name in het wierdenlandschap komen deze erven<br />
veelvuldig voor.<br />
Bij grote landbouwbedrijven op rijke bodem hoorden grote<br />
schuren. Het land was niet ondankbaar. De gulle gaven van het<br />
land moesten worden binnengehaald. Op weinig plaatsen in<br />
Nederland zijn de boerenschuren zo monumentaal in het<br />
landschap aanwezig als in Noord-<strong>Groningen</strong>. Het zijn prachtige<br />
schuren, mooi van verhoudingen, stoer, en vaak goed geïntegreerd<br />
op het erf. Ze zijn sober en doelmatig, maar desondanks<br />
is er veel aan te zien, ze vertellen hun verhaal. Daarbij zijn ze<br />
gebouwd ‘voor de eeuwigheid’ en opgetrokken uit materialen die<br />
mooi verouderen. De tijd heeft er zijn patina aan toegevoegd.<br />
Tijden veranderen<br />
Erfbeplantingen zijn in verval. Veel boerderijen liggen nagenoeg<br />
nakend in het landschap. De ontwikkelingen in de landbouw gaan<br />
snel. Bedrijven worden groter, de opbrengsten per hectare<br />
nemen, althans in hoeveelheden, toe. Met de schaalvergroting in<br />
de landbouw worden ook de schuren groter. Anders dan in de<br />
BEPLANTINGSPLAN<br />
49
vorige eeuw worden schuren niet meer voor de eeuwigheid<br />
gebouwd. Het zijn slechts tijdelijke omhulsels, bedoeld om de<br />
oogst op te slaan en droog te houden. Aan de ene kant houden<br />
we van die agrarische paleizen met hun imposante schuren en<br />
parkachtige tuinen, en willen we aan dat beeld vasthouden.<br />
Tegelijkertijd beseffen we dat dat uitingen zijn die bij andere<br />
tijden horen. De boer van vandaag heeft niet meer de tijd, de<br />
middelen of domweg de interesse om dergelijke fenomenen te<br />
ontwikkelen. De moderne Groninger boer is op de eerste plaats<br />
vrije ondernemer, wars van ingewikkeldheid. Hij is bereid te<br />
investeren in zijn bedrijf, maar die investering moet wel<br />
renderen.<br />
Knelpunt<br />
De landschappelijke knelpunten ten aanzien van de nieuw<br />
ontwikkelde schuren schuilen zelden in de maatvoering. In het<br />
Groninger land is een schuur niet snel te groot. Een grote<br />
schuur is een verwijzing naar een rijke oogst, en daarmee het<br />
symbool van noeste arbeid en vruchtbaar land. De schuur vormt<br />
de belichaming van het adagio dat bij uitstek op het Groninger<br />
land van toepassing is; ‘Arbeid adelt’.<br />
De knelpunten hebben over het algemeen meer van doen met:<br />
< De ongenaakbare wijze waarop zij in het landschap zijn<br />
geplaatst. Vaak staan de schuren kaal in het landschap,<br />
zonder enige vorm van beplanting. Dat is minder<br />
bezwaarlijk naarmate de schuur van een grotere<br />
schoonheid is. Maar juist die schoonheid laat veelal te<br />
wensen over.<br />
< Een onnodig ingewikkelde vormgeving, waardoor zij meer<br />
aandacht vragen dan nodig is. Om welke reden ook wordt<br />
bij moderne schuren vaak de eenvoudige hoofdvorm<br />
verlaten en ontstaan schuren met dak-overstekken of een<br />
soort van champignon-achtige dakconstructies.<br />
< Een opzichtig kleur- en materiaalgebruik. Sommige moderne<br />
schuren kennen een uitbundig kleurgebruik. In een poging<br />
te verwijzen naar de bakstenen schuur wordt de schuur<br />
steenrood geverfd, waardoor deze juist de aandacht op<br />
zich vestigt. Vaak blijkt dat schuren door een te licht<br />
kleurgebruik, met name waar het de dakplaten betreft,<br />
Erfbeplanting als groen eiland in de ruimte<br />
Rijk gedecoreerde schuur
Erfbeplanting in povere staat<br />
Krampachtig vormgegeven nieuwe schuur<br />
extra veel licht reflecteren waardoor ze onnodig veel<br />
opvallen. Een enkele keer heeft men zozeer zijn best<br />
gedaan op architectuur en materiaalgebruik, dat de nieuwe<br />
boerderij haar stoere inborst verliest en meer weg heeft<br />
van een kinderboerderij.<br />
Twee strategieën<br />
Ten aanzien van de erfbeplantingen bij boerderijen die nog in<br />
bedrijf zijn, zijn op hoofdlijnen twee strategieën denkbaar:<br />
< Ofwel zet in op de ontwikkeling van een sterk ruimtelijk<br />
kader (gevormd door beplanting), en laat daarbinnen grote<br />
vrijheden ten aanzien van architectuur, kleur en<br />
materiaalgebruik.<br />
Deze strategie lijkt met name kansrijk voor de Waddenkust,<br />
omdat daar de grootste dynamiek in de landbouw aanwezig<br />
is, met een sterke schaalvergroting en het samenvoegen<br />
van boerderijen. In paragraaf 4.7.3 is deze strategie voor<br />
de erven inhet landschap van de waddenkust verder<br />
uitgewerkt.<br />
< Ofwel zet in op een hoogwaardige architectuur, die zo mooi<br />
is dat men met graagte wil dat die architectuur gezien kan<br />
worden. In dit geval worden strenge voorwaarden gesteld<br />
aan de architectuur, en wordt de boerderij verbijzonderd<br />
door de aanwezigheid van enkele monumentale bomen. De<br />
aanwezig-heid van enkele volgroeide eiken, linden of<br />
kastanjes kan een boerderij al heel bijzonder maken. Deze<br />
bomen verankeren de boerderij als het ware in het<br />
landschap, maken dat de boerderij ruimtelijk gezien niet<br />
gaat zweven. Bij boerderijen die niet meer als zodanig in<br />
bedrijf zijn moet worden ingezet op het herstel en behoud<br />
van de cultuurhistorisch bepaalde erfinrichting.<br />
Welke strategie ook gekozen wordt maatwerk blijft een vereiste.<br />
De uitwerking daarvan is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid.<br />
In overleg met de gemeente en met boeren en<br />
bewoners wil de provincie <strong>Groningen</strong> in het kader van het POP de<br />
aanpak verder ontwikkelen.<br />
BEPLANTINGSPLAN<br />
51
3.7 BIJZONDERE ELEMENTEN<br />
Binnen het landschap van Noord <strong>Groningen</strong> is een aantal<br />
bijzondere landschaps-elementen aanwezig, die welhaast<br />
onderscheidend zijn voor dit gebied. Dit zijn:<br />
< De borgen<br />
< De begraafplaatsen in het open land<br />
< De Stadsweg van <strong>Groningen</strong> naar Termunterzijl<br />
< De Wolddijk<br />
< De bakenbomen bij de coupures in de Waddijken.<br />
Borgen<br />
De borgen zijn de ‘bloemen in het Groninger landschap’. Hier dient<br />
het beleid te zijn gericht op behoud en herstel. De provincie<br />
<strong>Groningen</strong> telt zestien borgen, negen hiervan liggen binnen Noord<br />
<strong>Groningen</strong>. Het is van belang dat de borg als duidelijke eenheid in<br />
het landschap herkenbaar is. Het veelal groene kader moet niet<br />
samenvallen met wegbeplanting of andere beplante structuurlijn,<br />
waardoor haar zelfstandige ligging in het landschap wordt<br />
ondermijnd. De borgen worden gekenmerkt door een zekere<br />
ingetogenheid. Bij de doorontwikkeling moet worden voorkomen<br />
dat zij ‘te mooi, te overdadig’ worden. Het zijn rijke, doch<br />
nuchtere huizen, wars van overdreven opsmuk. Dit erfgoed mag<br />
zich in een groeiende recreatief toeristische belangstelling<br />
verheugen.
Boven: bijzondere beplantingen gerelateerd aan bijzondere elementen<br />
en structuren.<br />
Linkerpagina: twee sluitstenen in de latei van een buitengoed.<br />
Rechts: begraafplaats Woltersum.<br />
Deze belangstelling kan worden benut, denk aan de Piloersemaborg,<br />
maar mag niet leiden tot een kermisachtige ontwikkeling, of<br />
tot een te rijke tuinaanleg. Eenvoud is het kenmerk van het<br />
ware. In die zin kan de tuinaanleg van de Verhildersumborg als<br />
‘te overdadig’ worden gekenschetst, en neigt de ontwikkeling<br />
rond de Menkemaborg naar te veel kermis.<br />
Begraafplaatsen<br />
Noord <strong>Groningen</strong> is rijk aan begraafplaatsen, die welhaast<br />
verlaten in het landschap liggen. Het zijn vaak prachtige<br />
verstilde plekken. Ook hier geldt dat rust en ingetogenheid de<br />
leidraad dienen te zijn bij de ontwikkeling.<br />
Stadsweg<br />
Herstel van de Stadsweg is een thema dat in de identiteitsvisie<br />
Damsterdiep wordt meegenomen. Het gaat daarbij meer om het<br />
herkenbaar maken van de continuïteit dan om het versterken<br />
van het beplantingsbeeld. Zoals het nu is, een lint door een<br />
open landschap, met in de berm af en toe een meidoorn of een<br />
els, wordt als optimaal ervaren.<br />
BEPLANTINGSPLAN<br />
53
Wolddijk<br />
De Wolddijk vormt een bijzondere historische structuurlijn in het<br />
Noord Groningse landschap. Het vormt een ringdijk in de<br />
Woldstreek. Een streek die zoals de naam al aangeeft ooit met<br />
bos bedekt was. Het vormde een veengebied met een klein<br />
kleidek. De ontginningsassen zijn nog in de verkaveling terug te<br />
vinden. De Wolddijk vormt een markante structuur dat<br />
meerdere gezichten kent. Plaatselijk manifesteert het zich als<br />
een dijk, aan weerszijden omgeven door dichte beplanting,<br />
waardoor het is alsof men door een groene tunnel gaat.<br />
Plaatselijk is alleen aan de buitenzijde beplanting aanwezig,<br />
waardoor men een weids zicht op het open middengebied geniet.<br />
Plaatselijk is de dijk geheel afgegraven en herkent men het tracé<br />
alleen nog in de aanwezigheid van de weg.<br />
Voorgesteld wordt de Wolddijk zwaarder in de onregelmatige<br />
beplanting te zetten. Door de Wolddijk afwisselend een- en<br />
tweezijdig te beplanten, soms met struweel, ontstaat een<br />
afwisseling tussen meer dichte en meer transparante delen,<br />
wordt beslotenheid afgewisseld met trajecten waar verre<br />
doorzichten mogelijk zijn.<br />
Beplante Wolddijk
De borgen van Noord <strong>Groningen</strong>.<br />
De bovenste vier vlnr: Verhildersum, Breedenborg, Menkemaborg,<br />
Rensumaborg.<br />
De onderste vijf vlnr: Piloersma, Allersmaborg, Ewsum, Rusthoven,<br />
Ekenstein.<br />
Bakenbomen<br />
Vroeger vormden de coupures in de dijk helder tegen de horizon<br />
aftekenende toegangspoorten tot de volgende polder. De<br />
zogenaamde bakenbomen en het huisje voor balken om de dijk<br />
mee te dichten vormden een ensemble die passanten door het<br />
landschap navigeerden. De bakenbomen zijn bijna allemaal in<br />
de loop van de tijd verdwenen. Onderzocht moet worden of deze<br />
weer kunnen worden aangeplant.<br />
Op plaatsen waar de weg niet door de dijk maar over de dijk<br />
gaat, werd de weg omhoog gevoerd, begeleid door meidoornstruweel.<br />
Ook hiervoor moet worden onderzocht of dit weer<br />
aangeplant en beheerd kan worden (zie ook Landschapsplan<br />
Waddenkust). Stichting Landschapsbeheer werkt op het moment<br />
aan een project over het herstel van de bakenbomen.<br />
Bakenbomen<br />
BEPLANTINGSPLAN<br />
55
3.8 WATERGANGEN<br />
De watergangen vormen naast de wegbeplantingen de<br />
belangrijkste structuurdragers van het groene raamwerk voor<br />
het Groninger landschap. Net als bij de wegbeplantingen is een<br />
hierarchie te onderscheiden in de aard van de beplantingen.<br />
Deze hierarchie is gekoppeld aan het type watergang. De<br />
kanalen vormen het hoogste niveau, gevolgd door de diepen.<br />
De maren vormen het laagste niveau.<br />
Kanalen<br />
Bij de kanalen onderscheiden we het Eemskanaal en het Van<br />
Starkenborghkanaal. Kanalen zijn autonome lijnen die los over<br />
het bestaande landschap zijn gelegd. Voorkomen moet worden<br />
dat er schijnrelaties ontstaan tussen kanaal en onderliggend<br />
landschap. Dit pleit er voor om het kanaal als autonoom<br />
element te behandelen. Daarbij is de keuze om het kanaal in<br />
haar geheel te beplanten, of in het geheel onbeplant te laten.<br />
Het Eemskanaal staat eenduidig in de beplanting. Ter weerszijden<br />
van het kanaal staan hoge populierenschermen.<br />
Ook het van Starkenborghkanaal heeft vroeger waarschijnlijk in<br />
haar geheel in de beplanting gestaan. Plaatselijk zijn nog korte<br />
rijen populier aanwezig. Het Eemskanaal maakt deel uit van de<br />
Damsterdiepzone. Deze zone is in de identiteitsvisie gekenschetst<br />
als ‘de geheime tuin van het noorden’. Voor deze zone<br />
wordt gestreefd naar versterking van het groene karakter. Om<br />
die reden wordt voor het Eemskanaal ingezet op het integraal<br />
beplanten van de kaden. Bij het van Starkenborghkanaal is er<br />
voor gekozen deze onbeplant te laten. Door de verschillende<br />
ontwikkelingen op de oever van het Van Starkenborghkanaal is<br />
een volledige beplanting van begin tot eind niet mogelijk.<br />
Diepen<br />
We onderscheiden het Reitdiep, gegraven, het Damsterdiep, het<br />
Boterdiep en het Aduarderdiep / voormalig Peizerdiep. Bij het<br />
Rietdiep wordt ingezet op de ontwikkeling van een open uiterwaardlandschap,<br />
met aan de oevers van het diep rietvegetatie.<br />
Bij het Damsterdiep is onderscheid tussen het ‘arcadische<br />
meanderende Damsterdiep’ en het ‘lineaire Damsterdiep’. Bij het<br />
meanderende deel wordt ingezet op versterking van het groene<br />
karakter.
Boven: beplantingen langs kanalen, diepen en maren.<br />
Rechts; boven: Van Starckenborgkanaal, onder: de weg langs het Boterdiep.<br />
BEPLANTINGSPLAN<br />
57
Het Boterdiep is aan het begin van de zeventiende eeuw, toen<br />
de stad <strong>Groningen</strong> zich uitbreidde, gegraven. Hierbij zijn de<br />
Cleysloot (een waterweg die oostelijk van het Selwerderdiep<br />
lag) en het zuidelijk gedeelte van het Selwerderdiep<br />
samengevoegd, om het achterland beter met <strong>Groningen</strong> te<br />
verbinden. Het huidige beeld voldoet en moet behouden blijven.<br />
Hierbij bestaat de beplanting uit een enkelzijdige beplanting<br />
langs de weg die parallel aan het Boterdiep loopt. De strook<br />
tussen weg (het oude jaagpad) en diep blijft gevrijwaard van<br />
beplanting om zicht over het diep te behouden.<br />
Fivel en Aduarderdiep vormen relicten van oude rivieren. In het<br />
kader van het verruimen van de mogelijkheden voor waterberging<br />
wordt voorgesteld de benedenloop van de Fivel en het<br />
Aduarderdiep te verbreden, opdat deze weer als structuurlijnen<br />
in het landschap herkenbaar worden. Ofschoon deze gebieden<br />
relatief hoog liggen, kunnen zij wel een bijdrage leveren aan de<br />
kleinschalige waterberging. Hier wordt een open uiterwaardenlandschap<br />
nagestreefd met brede rietkragen langs de oevers<br />
van het diep.<br />
Daarbij zijn er tevens mogelijkheden om langs deze watergangen<br />
‘swiebertjes-paden’ aan te leggen. Op deze wijze kunnen<br />
verruiming van de waterberging, natuurwaarden, versterking van<br />
de cultuurhistorie en het vergroten van de recreatiemogelijkheden<br />
hand-in-hand gaan. Hieraan wordt middels het lopende<br />
Marenproject al uitvoering gegeven.<br />
Maren<br />
Maren zijn natuurlijke waterlopen in het open dijken- en<br />
wierdenlandschap. Als voormalige kweldergeulen en prielen zijn<br />
het karakteristieke landschapselementen die nog getuigen van<br />
de ontstaansgeschiedenis van dit gebied. Eerst voerden ze het<br />
zoute water af en aan. Later, na de aanleg van de dijken, zijn<br />
veel maren aangepast en vergraven en werden ze gebruikt voor<br />
de afwatering van zoet water en als transportweg door de mens.<br />
Lange tijd vond het transport vooral over water plaats, en kende<br />
vrijwel ieder dorp zijn eigen haventje. Voorgesteld wordt de<br />
maren als open lijnen te ontwikkelen, gemarkeerd met riet in de<br />
oevers. Aan deze slingerende lijnen liggen vaak andere karakteristieke<br />
landschapselementen als wierden en wierdedorpen,<br />
(voormalige) borgterreinen en monumentale boerenerven.
3.9 AANDACHTSPUNTEN PER LANDSCHAPSTYPE<br />
De visie op de beplantingen laat zich op hoofdlijnen als volgt<br />
samenvatten. Gebruik de geomorfologische kaart als<br />
onderlegger, maak open gebieden weer open, en besloten<br />
gebieden weer besloten, laat erven weer als groene eilanden<br />
cachet aan de openheid geven, roep een halt toe aan het<br />
‘verstop’groen, en koester bijzondere elementen als<br />
begraafplaatsen, borgen en bakenbomen. Zij vormen ‘bloemen<br />
in het landschap’. Per landschapstype zijn de volgende<br />
aandachtspunten voor de planvorming te formuleren.<br />
Wierdenlandschap<br />
Beplanten oude verbindingswegen<br />
Versterken van de beplanting rondom de dorpen<br />
Aandacht voor beplanting en architectuur van het boerenerf<br />
Riet langs de maren<br />
Waddenkust<br />
Wegen in polders onbeplant laten (waar nodig verwijderen)<br />
Versterken beplantingen op de kwelderrug<br />
Stimuleren beplantingen bij erven<br />
Herstel dijkdoorgangen, terugbrengen bakenbomen<br />
Reitdiep en land van Aagt<br />
Open houden van het stroomdal<br />
Stimuleren erfbeplanting<br />
Aanbrengen riet in binnenbochten meanders<br />
Fivel<br />
Wegen en dijken in het boezem niet beplanten<br />
Wegbeplanting op kwelderruggen langs rand versterken<br />
Riet langs de oude loop van de fivel<br />
Woldstreek<br />
Onregelmatige beplanting langs de Wolddijk<br />
Versterken van de erfbeplanting<br />
Voor het overige versterken openheid binnen de Woldstreek<br />
Boven; links: het Eemskanaal, rechts: de Thesingermaar.<br />
Onder; links: het Damsterdiep, rechts: de Broekstermaar.<br />
BEPLANTINGSPLAN<br />
59
Landbouwproductiegebied pur sang...
4.1 INLEIDING<br />
Kenschets<br />
Dit gebied strekt zich uit van het Lauwersmeer tot aan de Eems<br />
onder de Eemshaven. Naar het noorden wordt het begrensd door<br />
de Waddenzee, naar het zuiden door de hoge kwelderruggen die<br />
de rand van het oude land markeren. De oude kwelderrug met<br />
de dorpen Usquert, Uithuizen en Uithuizermeeden vormt de<br />
markante afbakening tussen de Waddenkust in het noorden en<br />
het Wierdenlandschap in het zuiden.<br />
Het landschap van de Waddenkust is gevormd door het<br />
herhaaldelijk aandijken van stukken van de Waddenzee, waarbij<br />
de buitendijkse gelegen kwelders door de aanleg van een<br />
nieuwe zeedijk op enige afstand voor de oude zeedijk zijn<br />
ingepolderd. Hierdoor is een buitengewoon grootschalig en<br />
regelmatig landschap ontstaan, met een opstrekkende noordzuid<br />
gerichte verkaveling en een regelmatig patroon van<br />
overwegend oost-west georiënteerde zeedijken. Lange,<br />
kaarsrechte wegen strekken zich van het oude land uit tot aan<br />
de Waddenzee, daarbij letterlijk de opeenvolging van dijken<br />
doorklievend. Zware dijkdeuren keren bij hoogwater de zee.<br />
Het gebied kenmerkt zich door een grootschalige akkerbouw. De<br />
Groningse Waddenkust is een van de meest grootschalige<br />
landbouwgebieden van ons land. Het is een monumentaal<br />
productielandschap met een bijzondere gelaagdheid. Oude<br />
kreken kronkelen nog door het relatief jong ontgonnen<br />
aandijkingslandschap. Achter de zeedijken herinneren dobben<br />
aan oude dijkdoorbraken.<br />
De indrukwekkende boerderijen, symbool van het vruchtbare<br />
Groninger zeekleigebied, verhalen over de rijkdom van de<br />
machtige herenboeren. Op de rand van het oude land, hadden<br />
de Mansholts, Bierema’s en Westerhuizen boerderijen met<br />
parken. Maar ook de boerderijen in het gebied zelf zijn<br />
imposant. Bepalend voor het aanzien van de landbouwpolders<br />
van de Waddenkust zijn de boerenbedrijven die zich als groene<br />
eilanden in de enorme open ruimten manifesteren.<br />
4. WADDENKUST<br />
61
4.2 GESCHIEDENIS<br />
Bewoningsgeschiedenis<br />
De eerste bewoning vindt plaats op de kwelderrug die loopt van<br />
Warfhuizen via Zuurdijk en Ewer naar Panser. Vanaf 700 worden<br />
de kwelderruggen die zich uitstrekken van de wierden van<br />
Wehe, Leens, Ulrum, Elens en Menneweer tot Vierhuizen<br />
bewoond. De kwelderrug langs de dorpen Hornhuizen, Kruisweg,<br />
Kloosterburen en Molenrij wordt omstreeks 1100 bewoond. Met<br />
uitzondering van de dorpen Houwerzijl en Schouwerzijl, die zich<br />
bij een sluis ontwikkelen, Zoutkamp dat bij een militaire vesting<br />
ontstaat en Kloosterburen dat bij een klooster ontstaat worden<br />
de dorpen op wierden gebouwd.<br />
Op de jongere, noordelijk gelegen kwelderruggen, ontstaan in<br />
de 11e en 12e eeuw kleine wierden, ook wel ‘groene wierden’<br />
genoemd. Aan het eind van de 13e eeuw heeft de Lauwerszee<br />
haar grootste omvang. Op het Marne-eiland liggen de wierden<br />
Lydense (Leens), Werfhusen (Warfhuizen), Oldrum (Ulrum),<br />
Hoorhusen (Hornhuizen), Oldenclooster (Kloosterburen),<br />
Wherahusen, (Wierhuizen), Weij (Wehe), Sutherdicke (Zuurdijk)<br />
en Fledorp (Vliedorp). Op een tweede eiland (Halve Ambt)<br />
liggen onder andere Eendrum (Eenrum) en Maarhusen<br />
(Maarhuizen). Door de eeuwen heen raakt de bewoning, met het<br />
naar het noorden verschuiven van de zeewering, meer verbreid.<br />
Inpolderingsgeschiedenis<br />
Gedurende eeuwen leven de bewoners rond het verdronken land<br />
van de Lauwerszee op wierden en kwelderruggen, die bij<br />
hoogwater nog regelmatig overstromen. Pas tegen het einde van<br />
het eerste millenium, wanneer het Christendom in Noord<br />
<strong>Groningen</strong> zijn intrede doet, bindt men de strijd aan met het<br />
wassende water. In een proces van eeuwen worden de<br />
opgeslibde gebieden langs de noordkust van <strong>Groningen</strong>, rondom<br />
de Lauwerszee en aan weerszijden van het Reitdiep ingedijkt.<br />
Waarschijnlijk hebben de monniken het initiatief tot de indijking<br />
genomen. Zij beschikten over de kennis, de organisatiegraad en<br />
de menskracht om een dergelijk omvangrijk werk letterlijk ter<br />
hand te nemen. Bij Usquert, Rottum, Warffum, Wittewierum,<br />
Thesinge en Appingedam lagen belangrijke kloostercomplexen.<br />
Eerste bewoningsfase<br />
Tweede bewoningsfase en aanleg Oldiek<br />
Inpolderingen tot 1870 en ontwikkelde kernen op kreekruggen<br />
Totale inpolderingen, ontwikkeling windmolenpark en aanleg N-wegen
Inbraakgebied polder de Breebaart<br />
Inpoldering langs de Noord Groningse Waddenkust<br />
De eerste dijken zijn slechts kaden van circa één tot anderhalve<br />
meter hoogte. Zij verminderen het overstromingsrisico van de<br />
grazige kwelderweiden, maar sluiten dit niet uit. De eerste dijk<br />
van enige betekenis en omvang is de Oldijk. Deze loopt globaal<br />
van Uithuizen via Oldenzijl met een grote boog om Garsthuizen<br />
en verder door naar Westeremden. In het veld is deze oude dijk<br />
niet meer terug te vinden, maar namen als Balkjepad, Oldenzijl,<br />
Dijkumerweg en Fiveldijk herinneren nog aan de aanwezigheid<br />
van de Oldijk. Ondanks de aanwezigheid van de Oldijk had de<br />
zee, met name in de winter, via de maren nog steeds invloed op<br />
het binnendijks gelegen gebied. Halverwege de vijftiende eeuw<br />
wordt de eerste ringdijk aangelegd, de “Oude Dijk”. Deze loopt<br />
via Kolhol en sluit ter hoogte van Godlinze aan op de bestaande<br />
dijk in het zuidoostelijk deel van de Fivelboezem. De aanleg van<br />
deze dijk maakt een eind aan de invloed van de zee op het<br />
binnendijkse deel van de Fivelboezem. Deze dijk biedt<br />
bescherming aan vrijwel het gehele toenmalige Groninger<br />
Hoogeland. Restanten van de Oude Dijk zijn nog terug te vinden<br />
ten noorden van Warffum, Usquert, Uithuizen, Uithuizermeeden<br />
en in Oosternieland.<br />
De Oude Dijk doet tot circa 1750 dienst. Na doorbraken door de<br />
Sint Maartensvloed (1686) en de Kerstvloed (1717) is de Oude<br />
Dijk dermate zwaar beschadigd dat men besluit deze niet meer<br />
te repareren. Door het ophogen van oude zomerkaden ontstaat<br />
in 1718 de Middendijk. Deze is nog altijd in het landschap<br />
aanwezig.<br />
Sedertdien heeft de inpoldering een grote vlucht genomen en,<br />
via het recht van opstrek, een reeks van polders ingedijkt:<br />
Vierhuisterpolder (770-1807), Zevenboerenpolder (1802),<br />
Feddemapolder (1804), Hornhuisterpolder (1806), Noordpolder<br />
(1811), Bocumer Ikemapolder (1809-1815), Uithuizerpolder<br />
(1827), Oostpolder (1840), Lauwerpolder (1872),<br />
Negenboerenpolder (1873), Westpolder (1875), Eemspolder<br />
(1878), Julianapolder (1923), Kerkvoogdijpolder (1927),<br />
Linthorst Homanpolder (1940), Emmapolder (1944) en tenslotte<br />
de Eemshaven 1972.<br />
WADDENKUST<br />
63
De kavels zijn steeds bijna haaks op de ontginningsbasis gesteld.<br />
Hierbij ontstaat het kenmerkende patroon van zeer lange, rechte<br />
kavels. Bij de afwatering is gebruik gemaakt van de oude kreken.<br />
Met de inpoldering en daarmee samenhangend het verschuiven<br />
van de kustlijn is ook de bebouwing, in reeksen, naar het<br />
noorden opgeschoven. Een voorbeeld hiervan is de Hefswal ten<br />
noorden van Uithuizermeeden. Tot 1717 lag hier de Ommelander<br />
zeedijk. Na de indijking van de Uithuizerpolder en de Oostpolder<br />
(1718-1719) schoof de bebouwing op naar de Middendijk met<br />
gehuchten als Koningsoord en Oudeschip, waar Valom aan het<br />
einde van de negentiende eeuw als meest noordelijke<br />
bewoningsas tot ontwikkeling kwam.<br />
Voor de Noordpolder zijn de extreem lange opstrekkende<br />
heerden, met polderboerderijen die elk een eigen brug over het<br />
Noordpolderkanaal hebben, kenmerkend. Groot en Klein<br />
Zeewijk, in de Noordpolder, zijn verhoogde woonplaatsen. Deze<br />
‘halligen’ vormen, samen met enkele kwelderkreken, elementen<br />
van voor de bedijking. De jongste polders zijn geheel zonder<br />
bebouwing.
4.3 KWALITEITEN<br />
Van Waddenzee tot Kwelderrug<br />
Het polderlandschap van de Waddenkust ligt opgespannen<br />
tussen de jonge kwelders langs de Waddenkust en de oude<br />
kwelderrug die als een baken hoog in het landschap ligt. De<br />
dorpen en boerderijen op deze kwelderrug tekenen het oude<br />
land. Tussen de zeedijk en de kwelderrug ligt thans een weids<br />
en open landschap, een ‘zee aan ruimte’.<br />
Monumentale openheid<br />
Het landschap van de Waddenkust is van een monumentale<br />
openheid. De ruimtelijkheid van dit landschap is uniek. Hier<br />
treft men maten aan die men vrijwel nergens elders in<br />
Nederland vindt. Het is daarbij een productielandschap pur<br />
sang. De landbouwkundige productiefunctie, met als<br />
hoofdproducten graan en aardappelen, is bepalend voor deze zo<br />
gewaardeerde openheid.<br />
Vitaliteit<br />
Het landschap van de Waddenkust oogt nog altijd vitaal. Het<br />
gebied heeft ogenschijnlijk nog niet aan kracht ingeboet. Het<br />
landschap is hier nog altijd van een majestueuze weidsheid. De<br />
verpaupering heeft op dit gebied nog nauwelijks vat gehad.<br />
Heldere structuurlijnen<br />
Lange wegen voeren van de kwelderrug, waar de oudste<br />
bewoning heeft plaatsgevonden, in een vrijwel rechte lijn door<br />
de verschillende polders naar de buitenste dijk. Waar een dijk<br />
wordt gekruist gaat de weg ofwel omhoog of snijdt deze dwars<br />
door de dijk. Deze heeft dan vaak deuren die het achterliggende<br />
land tegen overstromingen beschermen.<br />
De aanwezigheid van deze lange kaarsrechte lijnen, die dijken<br />
doorklieven, is uniek voor de Waddenkust. De verkaveling in de<br />
vorm van de zogenaamde opstrekkende heerden verschaft het<br />
landschap een kenmerkend strak geometrisch patroon.<br />
Afbeeldingen vlnr: haven Noordpolderzijl, monumentaal open landbouwgebied,<br />
heldere structuurlijnen en dobbe.<br />
WADDENKUST<br />
65
Een gelaagd landschap<br />
Het landschap van de Waddenkust is het resultaat van een<br />
eeuwenlange ontwikkeling. De meeste vroegere veranderingen<br />
hebben iets aan het landschap toegevoegd, zonder het voorgaande<br />
weg te vagen. Zo ontstond een complex en intrigerend<br />
mengsel van kleine en grote elementen en structuren uit allerlei<br />
perioden. Zij maken dat de ontwikkelings-geschiedenis aan het<br />
landschap afleesbaar is. Dit verschaft het landschap een sterk<br />
historisch perspectief. Het heden kan worden herkend als het<br />
resultaat van een lange ontwikkeling.<br />
Contrastrijk<br />
Het landschap van de Waddenkust is rijk aan contrasten.<br />
- cultuurlijk naast natuurlijk<br />
- open naast besloten<br />
- groot naast klein<br />
Strak geregisseerde kavels binnen een regelmatig systeem van<br />
dijken geven orde aan dit ‘handmade’ landschap. Toch is ook de<br />
natuurlijke dynamiek aan het landschap afleesbaar in de vorm<br />
van dobben en kreken. Deze elementen verschaffen het landschap<br />
een sterk contrast, het sterk cultuurlijk bepaalde naast<br />
het natuurlijk gegroeide landschap. De beslotenheid op de<br />
kwelderrug naast de immense openheid van het productiegebied<br />
is een tweede markant contrast. Het landschap van de<br />
Waddenkust is een landschap waarvan men in eerste instantie<br />
denkt het in zijn geheel te kunnen overzien en te begrijpen.<br />
Maar wanneer men het gebied in gaat, blijkt dat het op een<br />
schaalniveau lager tal van verrassingen in petto heeft. Gaande<br />
door het gebied stuit men telkens weer op kleine<br />
bijzonderheden, als prielen, geulen, maren, dobben en poelen,<br />
waarmee het gebied nieuwe informatie, ook over zijn<br />
ontwikkelingsgeschiedenis, prijsgeeft.<br />
Dijken<br />
Het beeld van op zee gewonnen landbouwpolders wordt mede<br />
bepaald door de dijken uit de verschillende inpolderingsperioden.<br />
De dijken maken de landschapsbeleving spannend. Bij het<br />
naderen van een dijk rijst telkens weer de vraag: “is dit hem<br />
dan, ligt achter deze dijk dan eindelijk de zee?”. De dijken<br />
vormen lineaire elementen in die het landschap meetbaar<br />
maken.
Aan de dijken zijn bijzonderheden gekoppeld. De dijken hebben<br />
vaak een asymmetrisch profiel, aan de zijde die het laatst is<br />
ingepolderd en waar de opslibbing dus het langst is doorgegaan,<br />
ligt het land hoger. Waar wegen of watergangen door de<br />
dijk snijden zijn vaak deuren aanwezig. Soms worden deze<br />
plekken verbijzonderd door ‘bakenbomen’.<br />
Groene eilanden<br />
Naast de dijken zijn het de boerenerven die het landschap<br />
‘schaal’ geven. Van grote afstand zijn de erven herkenbaar als<br />
groene eilanden in een zee aan ruimte. Zij geven maat aan de<br />
monumentale openheid van het landschap van de Groningse<br />
Waddenkust en bieden houvast aan de oriëntatie van de<br />
passant. Zij vormen refugia voor mensen en dier.<br />
Boerenschuren<br />
Bij grote landbouwbedrijven op rijke bodem horen grote<br />
schuren. Op weinig plaatsen in Nederland zijn de boerenschuren<br />
zo monumentaal in het landschap aanwezig als in de<br />
Waddenkust. Het zijn prachtige schuren, waar veel aan te zien<br />
is. Ze zijn sober en doelmatig, maar vertellen hun verhaal.<br />
Daarbij zijn ze mooi van verhoudingen, stoer en vaak goed<br />
geïntegreerd op het erf.<br />
De intensiteit van het licht<br />
De openheid en de ligging direct achter de zeedijk verschaffen<br />
dit landschap nog een uitzonderlijke kwaliteit; de intensiteit van<br />
het licht.<br />
Rijk geestelijk leven<br />
Het overwegend protestantse <strong>Groningen</strong> kent vele mooie<br />
kerken. Tot de verbeelding spreken bijvoorbeeld de kerktorens<br />
van Uithuizen en Zandeweer. De kerken zijn te vinden op de<br />
kwelderruggen, als middelpunt van een wierde.<br />
Afbeeldingen vlnr: coupure in dijk, erf als groen eiland, boerderij met<br />
schuur op wierde, rijk geestelijk leven.<br />
WADDENKUST<br />
67
4.4 KNELPUNTEN<br />
Verrommeling<br />
Openheid is een kwetsbare kwaliteit. Alles wat men bouwt of<br />
aan het landschap toevoegt ziet men al van verre. In het meest<br />
oostelijk deel dreigt het landschap van de Waddenkust te<br />
verrommelen. Hier wordt het landschap veelvuldig door bovenlokale<br />
infrastructuur (wegen, hoogspanningsleidingen,<br />
windmolenpark) doorsneden en is het havengebied aan de<br />
Eemsmond nadrukkelijk aanwezig. Ook de veelheid aan kleine<br />
beplantingselementen in het oostelijk deel doet afbreuk aan de<br />
openheid van het landschap en de helderheid van de<br />
basisstructuur.<br />
Beperkte toegankelijkheid<br />
Het landschap van de Waddenkust is voor de recreant maar<br />
beperkt ontsloten. De wegen die vanaf de kwelderrug de polder<br />
in voeren zijn vrijwel allemaal eigen-wegen van de boeren.<br />
Hierdoor wordt de weg naar de zeedijk, naar het panorama over<br />
het Wad, voor de recreant afgesneden. Ondanks dat het landschap<br />
met name een productie-landschap is zou een recreatieve<br />
beleving een meerwaarde zijn. Ook de dijken zijn (met<br />
uitzondering van een aantal plekken van het waterschap, zoals<br />
bij het gemaal Noordpolderzijl) niet toegankelijk.<br />
Erven<br />
De kwaliteit van de erven staat onder druk. Een goed verzorgd<br />
erf is een uiting van welstand. Maar in deze tijden is welstand in<br />
de agrarische sector geen vanzelfsprekendheid meer. Met het<br />
economisch minder gedijen van de landbouw nemen de tijd, de<br />
middelen en/of de belangstelling voor de erfbeplantingen af. Er<br />
treedt verwildering op. In een aantal gevallen is zelfs sprake<br />
van kaalslag op de erven.<br />
Daarbij is ook een wisselwerking met de vernieuwing van de<br />
schuren. Met de schaalvergroting moeten meer schuren en<br />
loodsen een plaats vinden op het erf. Daarmee resteert minder<br />
ruimte voor een robuuste erfbeplanting. Bij nieuwe schuren in<br />
het veld wordt helemaal geen erfbeplanting meer aangebracht.
Boerenschuren<br />
Met de schaalvergroting worden de schuren nog altijd groter.<br />
Daar is niets mis mee. Wat jammer is, is dat deze nieuwe<br />
schuren niet meer die welhaast vanzelfsprekende kwaliteit halen<br />
die de oude schuren kenmerkt. Het probleem zit hem niet zo<br />
zeer in de nieuwe maat van de schuren, als wel in de wijze<br />
waarop de schuur in haar geheel is vorm gegeven en op het erf<br />
is gesitueerd. Anders dan de oude schuren ademen ze geen<br />
trots en zelfbewustzijn uit, anders dan bij de oude schuren valt<br />
er aan de nieuwe schuren weinig te zien, weinig te herleiden.<br />
De nieuwe boerenschuren zijn nadrukkelijk in het landschap<br />
zichtbaar. Zij bepalen in belangrijke mate mede het<br />
landschapsbeeld. Dat betekent dat hoge eisen mogen<br />
worden gesteld aan kleurgebruik, materialisering en<br />
vormgeving.<br />
Leegstand<br />
De schaalvergroting binnen de landbouw impliceert ook dat<br />
bedrijven worden beëindigd. Soms worden de vrijkomende<br />
bedrijfsgebouwen in gebruik genomen door de nieuwe eigenaar,<br />
soms ook niet. Dit leidt er toe dat bedrijfsgebouwen en erven<br />
verpauperen. In een aantal gevallen wordt de oude boerderij<br />
gesloopt en vervangen door schuren die moederziel alleen in<br />
het landschap staan.<br />
Coupures incompleet<br />
De dijkdoorgangen ofwel coupures waren vroeger bakens in het<br />
landschap. Deze toegangspoorten tot de volgende polder<br />
tekenden zich helder af tegen de horizon. De zogenaamde<br />
bakenbomen en het huisje voor balken om de dijk mee te<br />
dichten vormden een ensemble die passanten door het<br />
landschap navigeerden. Met de voortschrijdende<br />
landaanwinning is het belang van de veiligheidsfunctie van de<br />
oude dijken steeds meer afgenomen. Hiermee is ook de<br />
degradatie van de coupures in gang gezet. Het aanzien van veel<br />
coupures is incompleet geraakt. De bakens zijn letterlijk verzet<br />
en het verval is ingetreden.<br />
Afbeeldingen vlnr: verrommeling op boerenerf, ontoegankelijkheid,<br />
nieuw schuren, incomplete coupure in dijk.<br />
WADDENKUST<br />
69
Spanning tussen vernieuwing en behoud<br />
De landbouw in het Waddengebied is gelukkig nog vitaal en<br />
ontwikkelt zich nog steeds. Het proces van schaalvergroting<br />
gaat door. Dat kan in de toekomst tot een spanning leiden<br />
tussen de wens van de landbouw om zich te vernieuwen en<br />
grotere bedrijven te maken, en de wens om kwetsbare<br />
landschappelijke structuren en elementen (denk aan oude<br />
kreken, dobben, dijken die hun functie hebben verloren) te<br />
behouden. Elders in Noord <strong>Groningen</strong> zijn in het verleden, onder<br />
druk van de schaalvergroting en mechanisatie in de landbouw,<br />
wierden en dijken afgegraven, waardoor het landschap aan<br />
informatiewaarde heeft ingeboet, minder bij machte is haar zo<br />
interessante verhaal te vertellen.<br />
4.5 OPGAVE<br />
De landbouw is de grote drager achter de landschappelijke<br />
kwaliteit. Die landbouw moet zich vitaal kunnen ontwikkelen.<br />
Waar het om gaat is dat die landbouw zich zodanig ontwikkelt<br />
dat dat niet leidt tot een nivellering van historisch gegroeide<br />
structuren of een verrommeling van het open landschap.<br />
De opgave is een plan te ontwikkelen waarin:<br />
1. de landbouw ruimte krijgt zich verder te ontwikkelen,<br />
2. tegelijkertijd wordt aangegeven hoe bestaande kwaliteiten<br />
afdoende beschermd kunnen worden en mogelijks zelfs<br />
verbeterd kunnen worden,<br />
3. wordt aangegeven waar knelpunten tot een oplossing<br />
kunnen worden gebracht (denk aan het verwijderen van de<br />
bosjes in het oostelijk deel).<br />
4. wordt aangegeven hoe nieuwe kwaliteiten kunnen worden<br />
ontwikkeld (denk aan het vergroten van de<br />
toegankelijkheid).<br />
Topografische situatie Noord <strong>Groningen</strong><br />
Visie op de Waddenkust
4.6 ZIENSWIJZE<br />
Aan het begin van de 21 e eeuw verkeert de landbouw in Europa,<br />
en zeker de akkerbouw in Nederland, in een economisch<br />
moeilijke situatie. In veel gebieden verschuift de rol van de<br />
landbouw van voedselproducent naar landschapsbeheerder. Met<br />
name in verstedelijkende gebieden wordt de landbouw in<br />
toenemende mate ingezet als beheerder van het<br />
landschapsbeeld, teneinde een bepaald ideaalbeeld van het<br />
agrarisch landschap in stand te houden.<br />
Een dergelijke krampachtigheid past het landschap van de<br />
Waddenkust niet. Dit is vanouds een productielandschap ‘pur<br />
sang’. Waarbij juist die productie heeft geleid tot bijzondere<br />
natuur- en landschapswaarden. Het kompas voor de ruimtelijke<br />
ontwikkeling van de Waddenkust moet ondubbelzinnig zijn<br />
gericht op “behoud door vernieuwing”.<br />
Men kan niet in heel Nederland de landbouw, in afwachting van<br />
betere tijden, aan het infuus leggen. Er zijn gebieden waar niet<br />
alleen de landbouw, maar ook het landschap, gebaat is bij een<br />
krachtige vernieuwing van de landbouw als productiefunctie. Dit<br />
geldt zeker voor de Groningse Waddenkust, waar de landbouw<br />
de drijvende kracht is achter de openheid en de<br />
monumentaliteit van dit landschap en waar de landbouw<br />
beroemde vernieuwers heeft voortgebracht, denk aan de reeds<br />
genoemde Mansholt. Uit de laatste ‘meitellingen’ van Alterra<br />
komt de Groningse Waddenkust bovendien als landbouwgebied<br />
met een relatief gunstig toekomstperspectief naar voren,<br />
waarbij de strategie moet zijn gericht op schaalvergroting.<br />
Bij de uitwerking van de agrarische vernieuwing behoeven vijf<br />
aspecten bijzondere aandacht:<br />
I het vergroten van de toegankelijkheid van het landelijk<br />
gebied,<br />
II aandacht voor kleine elementen,<br />
III erfinrichting,<br />
IV vormgeving schuren en loodsen,<br />
V de vraag hoe om te gaan met kwetsbare structuren.<br />
WADDENKUST<br />
71
Ad I Het vergroten van de toegankelijkheid<br />
Het landschap van de Waddenkust is een intrigerend landschap.<br />
Het is in zijn weidsheid en helderheid uniek voor Nederland.<br />
Tegelijkertijd is het gebied maar beperkt toegankelijk. Het blijft<br />
daarmee een verborgen schat. Meer mensen moeten kunnen<br />
genieten van de weidsheid van dit landschap, van de intensiteit<br />
van de kleuren, van de helderheid van het licht.<br />
Ad II Aandacht voor het ‘kleine’<br />
Juist in een landschap waar de maat zo overweldigend is, is het<br />
essentieel dat er ook aandacht voor ‘het kleine’ is. Het gaat<br />
daarbij om de kleine nuance. Het herstel van de bakenbomen<br />
kan daarvan een voorbeeld zijn.<br />
Ad III Erfinrichting<br />
De boerenerven liggen als groene eilanden in de ruimte. De<br />
erven, met hun zware geboomte, maken de schaal van het<br />
landschap zichtbaar. Daarbij zijn zij refugia voor mens en dier.<br />
Ook de nieuwe erven behoeven een zorgvuldige inrichting,<br />
opnieuw passend bij de maat van het landschap.<br />
Ad IV Vormgeving schuren en loodsen<br />
De nieuwe, welhaast industriële schaal van de bedrijfsvoering<br />
vraagt om loodsen en schuren van een andere schaal dan men<br />
vanouds gewoon is. Dat betekent dat naar nieuwe vormen,<br />
nieuwe materialen en ook een nieuwe architectonische<br />
expressie moet worden gezocht.<br />
Ad V Omgaan met oude structuren<br />
Kenmerkend voor het landschap van de Waddenkust is dat de<br />
vroegere ontwikkelingen het bestaande landschap niet hebben<br />
weggevaagd, maar er nieuwe elementen en structuren aan<br />
hebben toegevoegd. Zo mag ook de schaalvergroting geen<br />
vrijbrief zijn om hier tot een ‘tabula rasa’ te komen. Het proces<br />
van schaalvergroting moet zijn geënt op bestaande patronen en<br />
structuren.<br />
Boven: kaart met 6 kansrijke transecten.<br />
Onder: algemene aanleidingen voor het ontwikkelen van transecten.<br />
Vlnr: Menkemaborg, Gronings’goed’route, kerk en haven te Eenrum.<br />
Transect 1<br />
Transect 2<br />
Transect 3 & 4
Transect 5<br />
Transect 6<br />
4.7 VERTALING ZIENSWIJZE TOT LANDSCHAPSPLAN<br />
4.7.1 Verbeteren toegankelijkheid landelijk gebied<br />
Transecten<br />
Het landschap van de Waddenkust is, met haar monumentale<br />
openheid, haar rijkdom aan details, haar bijzondere lichtval, de<br />
afleesbaarheid van de geschiedenis, wellicht een van de meest<br />
markante landschappen van ons land. Maar deze bijzondere<br />
kwaliteiten zijn nauwelijks te ervaren omdat het gebied<br />
nagenoeg niet openbaar is ontsloten. Om het bijzondere<br />
landschap van de Waddenkust ‘van binnenuit’ te kunnen<br />
beleven moet het beter voor de bezoeker worden ontsloten.<br />
Voorgesteld wordt een aantal noord-zuidroutes (transecten)<br />
door het gebied te ontwikkelen, die vanaf de kwelderrug naar<br />
de zeedijk voeren en weer terug. Vanaf deze transecten ervaart<br />
men de doorsneden over dit landschap. Verschillende plekken<br />
op de kwelderrug bieden aanleidingen om een startpunt voor<br />
een dergelijk transect te ontwikkelen. Met de ontwikkeling van<br />
de transecten moet worden aangesloten op hetgeen reeds<br />
aanwezig is. Het landschap biedt tal van aanleidingen, waar met<br />
de ontwikkeling van het transect op kan worden aangesloten.<br />
Deze aanleidingen kunnen landschappelijk van aard zijn, zoals<br />
een oude kreek, maar ook bouwkundig zoals een borg, of<br />
toeristisch recreatief zoals een picknickplaats.<br />
In een aantal gevallen ligt het transect er al bijna, maar is haar<br />
aanwezigheid alleen bij ingewijden bekend, moet men al een<br />
kenner van het gebied zijn om te weten waar en hoe men vanaf<br />
de kwelderrug tot aan zee kan komen. In die gevallen kan het<br />
duiden van de mogelijkheden, bijvoorbeeld door een<br />
eenvoudige bewegwijzering, al veel doen.<br />
Ofschoon de visiekaart een vijftal thematische doorsneden<br />
toont, en per route de concrete aanleidingen benoemt, is het<br />
niet de ambitie om precies deze routes te ontwikkelen. De visie<br />
geeft aan waar kansen liggen om interessante doorsneden<br />
vanuit uiteenlopende thema’s te ontwikkelen. De werkelijke<br />
kansrijkheid van het realiseren van een doorsnede wordt<br />
bepaald door de daadwerkelijke mogelijkheden om fysieke<br />
WADDENKUST<br />
73
ingrepen te realiseren (voor zover deze natuurlijk vereist zijn<br />
voor het functioneren van het transect). Denk aan de aanleg<br />
van een geasfalteerd fietspad, of de ontwikkeling van een<br />
markant eindpunt. In overleg met de belanghebbenden moet<br />
gekeken worden naar wat en waar de mogelijkheden zijn.<br />
Uitwerking transecten<br />
De vijf gesuggereerde transecten (waarvan een dubbeltransect)<br />
tonen verschillende doorsneden over het landschap<br />
van de Waddenkust.<br />
< Het meest westelijke transect toont de geomorfologische<br />
doorsnede. Deze start al bij Wehe den Hoorn, en<br />
doorsnijdt eerst de opeenvolging aan kwelderruggen.<br />
Hierbij is de route vooral gekoppeld aan de Broekstermaar.<br />
Pas vanaf de Oldiek gaat men door het feitelijke landschap<br />
van de Waddenkust.<br />
< Een tweede mogelijk transect voert van Den Andel naar de<br />
Waddendijk. Ook daar zijn in het eerste deel van het<br />
traject mogelijkheden om het pad deels langs een oude<br />
maar, het Oude Riet, te leggen.<br />
< Het derde transect toont de mogelijkheden om middels de<br />
ontwikkeling van een dubbel-transect een lus te maken,<br />
waarbij de heenweg een andere doorsnede toont dan de<br />
terugweg. Dit transect start op het hoge land bij Wadwerd,<br />
en voert vandaar door het waddenlandschap naar het<br />
haventje van Noordpolderzijl. Daarbij passeert men een<br />
aantal interessante dijkcoupures, en beleeft men de<br />
openheid van dit landschap ‘van binnen uit’. Vanaf<br />
Noordpolderzijl gaat men over de zeedijk in oostelijke<br />
richting, om dan vervolgens in een rechte strek terug te<br />
keren naar de hereboerderijen aan de Streek, nabij<br />
Usquert. Dit transect is daarmee ook per trein bereikbaar.<br />
Deze pagina: transect 1 op topkaart met 4 aanleidingen.<br />
Rechter pagina: vlnr transecten 2 t/m 6 met per transect een weergegeven<br />
aanleiding.<br />
Transect 1<br />
Andorra’s autonome landloop<br />
Broekstermaar<br />
Picknickplaats langs maar<br />
Dijkpassage mogelijkheid
Transect 2 Transect 3 & 4 Transect 5 Transect 6<br />
De vier winden De streek Coupure<br />
De laatste dijk<br />
WADDENKUST<br />
75
Het vierde transect voert van Uithuizen naar de zeedijk. Dit<br />
transect sluit aan op het treinstation Uithuizen en op de<br />
Menkemaborg.<br />
< Het meest oostelijk transect voert van Uithuizermeeden<br />
naar de zeedijk. Toonde het meest westelijke transect de<br />
geomorfologische doorsnede, dit transect toont vooral de<br />
doorsnede van inpolderingsgeschiedenis. Onderweg<br />
passeert men een opeenvolging aan dijklichamen, met een<br />
aantal fraaie coupures, ziet men de Eemshaven in de verte<br />
liggen en kruist men het windmolenpark.<br />
Lussen en oost-west verbindingen<br />
Bij het ontwikkelen van de transecten moet ook worden bezien<br />
wat de mogelijkheden zijn om lussen te maken, opdat de<br />
terugweg langs een andere route voert dan de heenweg. Naast<br />
het accent op de lang gestrekte noord-zuid bewegingen moet<br />
ook de mogelijkheid geboden worden om kortere ommetjes te<br />
maken en ook in oost-west het gebied te kruisen. Het<br />
toegankelijk maken van de dijken voor fietsers en voetgangers<br />
biedt daartoe mogelijkheden. De Middendijk is al geschikt<br />
gemaakt voor gebruik door voetgangers.<br />
Collage kwelder<br />
Wervend eindpunt<br />
Uit recreatieonderzoek blijkt dat de Nederlander best bereid is<br />
een flinke wandeling te maken, wanneer aan het eindpunt maar<br />
de beloning wacht. Die beloning kan een goed restaurant of<br />
tenminste een aangenaam terras zijn. Voorgesteld wordt de<br />
eindpunten van de transecten te markeren met een bijzonder<br />
element, een element dat als het ware ‘haar vinger opsteekt’,<br />
en daarmee aangeeft ‘hier is de zee’.<br />
Deze kustmarkeringen vormen unieke uitzichtpunten. Vanaf<br />
deze punten ziet men zowel terug op de wandeling, kijkt men<br />
over de polders uit op het Hoge Land met het silhouet van<br />
Wadwerd, Usquert en Uithuizen, als wel geniet men een<br />
panorama over het wad en ziet men in de verte<br />
Schiermonnikoog, Rottum en Rottumeroog liggen.<br />
Aan deze markeringen kunnen functies worden gekoppeld.<br />
Gedacht kan worden aan een restaurant met bijzondere logies<br />
mogelijkheid (vergelijkbaar met overnachten in de vuurtoren),<br />
een vogelobservatiehut, een informatiecentrum. Observatiehut Nieuw Statenzijl<br />
Camperen
Observatiehut Fochteloerveen<br />
Parkeren<br />
De voorgestelde transecten vormen fiets- en wandelpaden door<br />
de leegte, door wellicht het meest ruimtelijke landschap dat<br />
Nederland te bieden heeft. Het vormen flinke tochten, die voor<br />
een beperkte doelgroep bijzonder interessant zijn. Maar het is<br />
een illusie om te denken dat een ieder het enthousiasme of de<br />
moed kan opbrengen om dit hele transect te voet of per fiets af<br />
te leggen. De realiteit zal zijn dat menig bezoeker met de auto<br />
komt.<br />
Dat impliceert dat bij de eindpunten parkeergelegenheid moet<br />
worden geboden, zonder dat dit afbreuk doet aan het gevoel dat<br />
men ‘naar de uiterste rand van bewoond Nederland gaat’, dat<br />
men de ultieme leegte opzoekt. Dergelijke parkeerterreinen<br />
moeten zorgvuldig worden ingepast, opdat het blik de bezoeker<br />
niet al van kilometers afstand in het zonlicht tegemoet schittert.<br />
Het zal om slechts enkele parkeerplaatsen gaan bij een<br />
eindpunt dat ook daadwerkelijk een parkeerplaats nodig heeft.<br />
De plompe toren - Schouwen Uitkijktoren - afsluitdijk Bezoekerscentrum polder Breebaartpolder<br />
WADDENKUST<br />
77
4.7.2 Aandacht voor kleine elementen<br />
Coupures in de dijk<br />
De dijkcoupures zijn in de oriëntatie en de beleving van de<br />
Waddenkust van bijzondere betekenis. Zij maken dat er op een<br />
lager schaalniveau iets te zien is. De coupures openen ook nu<br />
nog de poorten naar een andere wereld, naar een jongere<br />
polder. Achter iedere dijk schuilt een nieuwe wereld. Is men<br />
eenmaal bij de laatste dijk dan ligt daar, eindelijk, de zee.<br />
De coupures zijn cultuurhistorisch waardevol. Zij maken de<br />
geschiedenis van het gebied inzichtelijk, verschaffen informatie<br />
over hoe dit landschap is ontstaan. Voorgesteld wordt deze<br />
coupures zoveel mogelijk te herstellen. Het gaat daarbij niet<br />
alleen om het terugbrengen van de bakenbomen, maar ook om<br />
het terugbrengen van de deuren en de huisjes waarin de deuren<br />
werden opgeborgen.<br />
Kreken, dobben en maren<br />
Verspreid over het landschap van de Waddenkust liggen<br />
waterelementen als dobben, kreken en maren. De kreken en<br />
maren dateren uit de periode van voor de inpoldering, uit de<br />
tijd waarin de zee nog vrij spel had. De grillige vormen staan in<br />
een sterk contrast tot de geometrische verkaveling die er nadien<br />
over heen is gelegd. De dobben zijn ontstaan bij dijkdoorbraken,<br />
vergelijkbaar met de wielen in het rivierenlandschap. Bij<br />
het herstel van de dijk is de dijk om de dobbe gelegd, waarbij in<br />
de rechte dijk markante verdraaiingen zijn ontstaan. Dit zijn<br />
elementen die tot de verbeelding spreken en in het landschap<br />
zichtbaar moeten blijven.<br />
De maren zijn nu nog nauwelijks zichtbare watergangen in het<br />
landschap. Ze vinden hun beginpunt veelal in de kleine<br />
wierdedorpen van het Hoge Land. De maren vormen in potentie<br />
recreatief aantrekkelijke lijnen die vanaf het Hoge Land tot diep<br />
in het landschap van de Waddenkust doordringen. De kreken,<br />
dobben en maren maken dat in het landschap van de<br />
Waddenkust op een lager schaalniveau veel te zien is. Daarbij<br />
maken zij de geschiedenis van het gebied inzichtelijk. Bij de<br />
verdere ontwikkeling van het landschap dienen deze elementen<br />
tenminste behouden te blijven. Door de maren met riet te<br />
beplanten worden ze ruimtelijk meer manifest.<br />
Coupure in de dijk<br />
Traditionele schuur
Ontsluiting langs kleine landschapselementen<br />
Nieuwe schuur gerealiseerd door stichting Wierde en dijk<br />
Daarnaast moet worden nagegaan of zij bij de toekomstige<br />
ontwikkeling aan betekenis en zichtbaarheid kunnen winnen,<br />
bijvoorbeeld door deze elementen te verbreden of aan deze<br />
elementen een eenvoudig fiets- en wandelpad (de<br />
Swiebertjespaden) te verbinden.<br />
4.7.3 Inrichting boerenerven, vormgeving loodsen en<br />
schuren.<br />
Het traditionele boerenerf voldoet voor veel bedrijven niet meer,<br />
daartoe is de bedrijfsvoering te zeer veranderd. De laatste tijd<br />
is de agrarische bedrijfsvoering in het landschap van de<br />
Waddenkust sterk veranderd. Er heeft een flinke schaalvergroting<br />
plaatsgevonden, waarbij ook bedrijven zijn samengevoegd.<br />
Het proces van schaalvergroting is nog niet ten einde.<br />
Schaalvergroting impliceert dat een groter machinepark is<br />
vereist en dat de opbrengsten per bedrijf toenemen. Dit vergt<br />
aanzienlijk grotere schuren en opslagruimten. Daarnaast vindt<br />
ook in delen van de Waddenkust de omschakeling van<br />
akkerbouw naar veeteelt plaats. Pootaardappels en korenvelden<br />
maken plaats voor weilanden. Ook dit zal leiden tot een<br />
veranderende erfinrichting.<br />
Voor boerderijen die niet meer in productie zijn, en zijn gekocht<br />
door liefhebbers die daar ruim en vrij willen wonen, is herstel<br />
van het traditionele erf een optie. Voor de boerderijen die in<br />
bedrijf zijn moet gezocht worden naar nieuwe concepten. Om<br />
een economische rendabele boerenbedrijfsvoering te kunnen<br />
handhaven moeten de boeren grotere erven kunnen<br />
ontwikkelen. Deze erven moeten de ruimte bieden om schuren<br />
te bouwen die passen bij de aard van het bedrijf.<br />
Voorgesteld wordt om de bedrijven de beschikking te geven<br />
over een royaal bouwblok, een kavel van ca 125 x 125 meter.<br />
Deze kavel wordt door een sloot, met aan weerszijden een<br />
bomenrij, omgeven. Aan de zuidwestzijde wordt, als extra<br />
windscherm, onderbegroeiing in de vorm van gesloten<br />
bosstruweel aangeplant. Aldus ontstaat een stevig carré, dat<br />
zich in de toekomst als groen eiland in de ruimte kan<br />
manifesteren. Waar het carré aan de doorgaande weg ligt, ligt<br />
een van de vier wanden aan de overzijde van de weg.<br />
WADDENKUST<br />
79
Hierdoor ontstaat, analoog aan de historische beelden, een<br />
poortwerking.<br />
Binnen dit carré worden beperkt voorwaarden gesteld aan de<br />
architectuur van de nieuwe bedrijfsgebouwen. Deze hebben<br />
betrekking op een eenvoudige hoofdvorm, een eenvoudig<br />
materiaalgebruik en een terughoudend, donker kleurgebruik.<br />
Mocht in de toekomst het geboden carré toch nog te klein<br />
blijken, dan kan aan het eerste carré een tweede worden<br />
toegevoegd. De boer krijgt dus meer vrijheid wat betreft de<br />
vorm, omvang en oriëntatie van de bedrijfsgebouwen, maar<br />
daar staat tegen over dat er specifiekere eisen worden gesteld<br />
aan het erf. Dit neemt niet weg dat ook in de architectuur van<br />
de bedrijfsgebouwen kwaliteit wordt nagestreefd. Waar mogelijk<br />
moet de boer worden verleid om ook binnen het carré tot een<br />
hoogwaardige architectuur te komen.<br />
Een tweede mogelijkheid, zoals ook in paragraaf 3.6 beschreven<br />
(beplantingsplan) is dat de boer werkelijk gebouwen ontwikkelt<br />
die gezien mogen worden, gebouwen die dermate esthetisch zijn<br />
dat het zonde is om ze achter dichte beplanting ‘te verstoppen’.<br />
In die gevallen kan worden ingezet op een meer transparante<br />
erfinrichting, waarbij enkele trefzeker geplaatste solitairen zorgen<br />
voor het verschil tussen kaal en transparant, maken dat de<br />
bouwwerken in hun omgeving worden verankerd. Een voorbeeld<br />
van deze benaderingswijze is de recent gerealiseerde schuur te<br />
Godlinze, die vrijwel vanzelfsprekend in het landschap opgaat.
4.7.4 Omgaan met kwetsbare structuren<br />
Naast de boerenerven is het landschap rijk aan kleine elementen<br />
die kleur geven aan het landschap, die nuance aanbrengen in<br />
haar tekening. Met de voortgaande schaalvergroting in de<br />
landbouw bestaat het gevaar dat dergelijk kleine elementen<br />
sluipenderwijs verdwijnen. De meeste dijken hebben hun<br />
zeekerende functie verloren. Plaatselijk zijn dijken afgegraven<br />
waarbij het vrijkomende oppervlak bij het productiegebied is<br />
getrokken. Daarmee verliest het landschap aan zeggingskracht,<br />
is het minder in staat ‘zijn verhaal’ te vertellen. Daarmee boet<br />
het landschap aan eigenheid, aan identiteit in. Bij de<br />
schaalvergroting moeten de kwetsbare structuren, elementen die<br />
hun directe nut hebben verloren maar nog wel altijd hun functie<br />
in het landschap vervullen (recreatieve, cultuurhistorische,<br />
ecologische) nadrukkelijk worden beschermd. Dit betreft onder<br />
meer de kreken, maren en dobben, dijken die hun zeekerende<br />
functie hebben verloren.<br />
4.8 Conclusie<br />
Het landschap van de waddenkust is een grootschalig, helder<br />
gestructureerd landschap. De problematiek doet zich met name<br />
voor op een lager niveau. De huidige boerenerven dreigen hun<br />
‘grandeur’ te verliezen, kleine landschapselementen als dobben,<br />
maren en oude coupures zijn niet altijd herkenbaar in het<br />
landschap en het agrarisch landschap is slecht toegankelijk voor<br />
recreanten.<br />
De volgende fase van het LOP moet leiden tot concrete<br />
projecten ten aanzien van het herkenbaar maken van kleine<br />
landschapselementen, vormgeving van boerenerven en het<br />
verbeteren van de recreatieve ontsluiting. Dit vergt een<br />
intensieve samenwerking tussen <strong>Provincie</strong>, gemeenten, boeren,<br />
andere gebruikers en instanties als Landschapsbeheer <strong>Groningen</strong>,<br />
Staatsbosbeheer, Stichting Wierde en Dijk etc.<br />
Enkele beelden uit het van onderzoek naar de toekomstige ontwikkeling<br />
van boerenerven zoals dat in opdracht van het Libau is<br />
uitgevoerd door drie bureaus. De bevindingen zijn gebundeld in<br />
het rapport ‘t Hogeland Opnieuw. Het 125 bij 125 m erfmodel is<br />
hier gepresenteerd als onafhankelijk model naast de modellen uit<br />
de genoemde studie.<br />
81
Oud naast nieuw...
5.1 INLEIDING<br />
Kenschets<br />
Weiwerd vormt één van de meest dynamische landschappen van<br />
Noord <strong>Groningen</strong>. Waar elders het landschap wordt gekenmerkt<br />
door ruimte en een lage ontwikkelingsdynamiek lijken hier juist<br />
alle ontwikkelingen samen te komen.<br />
De afgelopen decennia is er een aanzienlijk programma<br />
neergedaald. Grootschalige elementen als de havenindustrie<br />
rond Delfzijl, baggerdepots, gasinstallaties, stortplaatsen,<br />
bossen, autowegen, crossplaatsen en hoogspanningsleidingen<br />
hebben het oorspronkelijke agrarische landschap ‘overruled.’ Als<br />
gevolg van deze ontwikkelingen is Weiwerd waarschijnlijk het<br />
meest verguisde, maar tegelijkertijd misschien ook wel een van<br />
de meest fascinerende landschappen van Noord <strong>Groningen</strong>.<br />
Nergens anders zijn de contrasten tussen het oude landschap en<br />
de recent toegevoegde elementen zo sterk aanwezig als hier.<br />
5. WEIWERD<br />
83
Een onbemind landschap<br />
De boeiende contrasten tussen oud en nieuw worden maar door<br />
weinigen als zodanig ervaren. In de ogen van veel mensen<br />
wordt het gebied juist ontsierd door industrie en infrastructuur.<br />
Het landschappelijk raamwerk spreekt zelfs van ‘een structuurarm<br />
landschap zonder kwaliteiten.’<br />
Inderdaad valt de negatieve impact van de recente ontwikkelingen<br />
op het landschap niet te ontkennen. Doordat de nieuwe<br />
toevoegingen letterlijk als losse elementen in het landschap zijn<br />
neergedaald, waarbij geen balans is gevonden tussen de<br />
historische en de nieuwe laag, zijn er kwaliteiten van het<br />
landschap verloren gegaan.<br />
Voorbeelden van de teloorgang van het oude landschap zijn de<br />
historische wierdedorpen Heveskes en Weiwerd. Deze dorpen<br />
zijn als het ware overruled door de ontwikkelingen van de<br />
moderne tijd. Weggedrukt door de industrie zijn ze goeddeels<br />
verdwenen. Daarnaast is het landschap versnipperd door<br />
bossen, gasinstallaties en hoogspanningsleidingen die zonder<br />
enige ordening in het gebied zijn geland. Waardevolle relicten<br />
als wierden, maren, een kloosterterrein en een molen liggen<br />
verstopt in het landschap. Ze zijn als fragmenten van het oude<br />
landschap nog net herkenbaar, maar de grotere structuren<br />
waarvan ze ooit deel uitmaakten zijn volledig ondergesneeuwd.<br />
Het landschap van Weiwerd is weinig geliefd. Doordat er weinig<br />
affiniteit met dit gebied bestaat, ontwikkelt Weiwerd zich tot ‘de<br />
grabbelton van <strong>Groningen</strong>’. Vanuit de gedachte dat<br />
ontwikkelingen hier weinig schade aan kunnen richten dreigt de<br />
polder Weiwerd de vergaarbak te worden voor allerlei geplande<br />
en ongeplande ontwikkelingen welke men elders niet wenst. Het<br />
gebied lijkt hiermee in een negatieve spiraal te zijn beland<br />
waaruit het niet meer kan ontsnappen.
Een fascinerend landschap<br />
Men kan de Polder Weiwerd ook zien als een van de boeiendste<br />
Groninger landschappen. Wie op zoek is naar de typische<br />
beelden behorend bij het idyllische wierdenlandschap zal deze in<br />
Weiwerd niet aantreffen. Maar wie open staat kan hier prachtige<br />
contrasten ontdekken tussen de relicten van het oude<br />
landschap en elementen van recente oorsprong. De verlaten<br />
wierde van Weiwerd en het eenzame kerkje van Heveskes, beide<br />
geprojecteerd tegen een achtergrond van stomende ketels en<br />
glimmende pijpen, zijn unieke beelden. De authenticiteit van het<br />
landschap die elders in Noord <strong>Groningen</strong> zo kenmerkend is heeft<br />
hier plaatsgemaakt voor scherpe contrasten tussen ‘oud’ en<br />
‘nieuw’.<br />
Afbeeldingen op deze en vorige pagina tonen de contrasten tussen ‘oud’<br />
en ‘nieuw’ zoals die in polder Weiwerd aanwezig zijn. Waardevolle<br />
historische relicten vormen fragmenten van het oude landschap die<br />
dapper weerstand bieden tegen de ontwikkelingen van de moderne tijd.<br />
WEIWERD<br />
85
Een landschap uit twee lagen<br />
Het landschap van Weiwerd kent twee lagen:<br />
- De eerste laag wordt gevormd door het agrarische<br />
landschap van voor de industriële expansie, met een heel<br />
fragiele maar historisch interessante structuur. Een<br />
landschap dat is geënt op de natuurlijke ondergrond en dat<br />
het resultaat is van een eeuwen durende geleidelijke<br />
ontwikkeling.<br />
- Hierover is de laag van de ‘nieuw toegevoegde<br />
ontwikkelingen’ gelegd, de laag van de havenindustrie, de<br />
baggerdepots, de hoogspanningsleidingen en straks wellicht<br />
het windmolenpark. Kenmerkend voor deze laag is de hoge<br />
ontwikkelingsdynamiek, ongekend voor het Groninger<br />
landschap.<br />
Het is deze dubbele gelaagdheid die het landschap van Weiwerd<br />
zo boeiend maakt. Het feit dat hier twee dermate<br />
contrasterende lagen, ieder in zijn eigen vorm en geaardheid,<br />
naast en door elkaar heen voorkomen is een interessant<br />
gegeven. In dit contrast kunnen bijzondere kwaliteiten schuilen.<br />
Maar tevens ligt hierin de kern van het probleem. In de huidige<br />
situatie dreigt de ‘nieuwe laag’ de ‘oude laag’ te verstikken. De<br />
dynamiek van de laatst genoemde laag is hoog en de<br />
ontwikkelingen hebben grotendeels een ‘foot-loose’ karakter,<br />
waardoor ze niet inspelen op de karakteristieken van de plek. De<br />
‘nieuwe laag’ vaagt daardoor de kenmerken van het historische<br />
landschap uit, terwijl ze zelf onvoldoende nieuwe kwaliteiten aan<br />
het landschap toevoegt.<br />
Linksboven topografische kaart 1900, rechtsonder geomorfologische<br />
kaart, rechter pagina topografische kaart 2000.<br />
De polder Weiwerd bevindt zich op de overgang van het Wierdenlandschap<br />
naar het Wolden/wegdorpen landschap. De eerste bewoning<br />
vond plaats op een reeks wierden in het noordelijk deel van het gebied<br />
(Weiwerd, Heveskes, Amsweer) en op een aantal glaciale dekzandruggen<br />
in het zuiden (de reeks van woldendorpen). Daartussen lagen<br />
uitgestrekte klei-op-veengronden, die vanuit de beide bewoningsassen<br />
werden ontgonnnen. Deze wijze van ontginnnig resulteerde in een<br />
agrarisch landschap met een sterk noord-zuid gerichte structuur van<br />
wegen, maren en verkaveling.
WEIWERD<br />
87
5.2 OPGAVE<br />
Voor het landschapsplan Weiwerd vormt het spanningsveld<br />
tussen beide lagen het centrale thema. De opgave is om de twee<br />
lagen met elkaar in evenwicht te brengen, zodanig dat de<br />
karakteristiek van elke laag tot expressie kan komen.<br />
Allereerst is het van belang dat de thans nog rudimentair<br />
aanwezige structuren behorend bij het agrarische landschap<br />
worden versterkt. Het proces van versnippering en verbrokkeling<br />
moet worden omgebogen. Er moet worden gezocht naar functies<br />
die oude patronen en structuren een nieuwe betekenis geven.<br />
De oorspronkelijke karakteristieken zouden opnieuw tot<br />
ontwikkeling moeten komen, opdat de historie van het landschap<br />
weer afleesbaar wordt.<br />
Daarnaast is het zaak nieuwe ‘foot-loose’ ontwikkelingen<br />
dusdanig te regisseren dat zij nieuwe kwaliteiten toevoegen aan<br />
het landschap.<br />
Verborgen programma<br />
Ten aanzien van het regisseren van nieuwe ontwikkelingen moet<br />
worden opgemerkt dat het benoemde programma voor polder<br />
Weiwerd uitermate beperkt is. Het Provinciaal Omgevingsplan<br />
heeft het over een windmolenpark, een ecologische verbinding<br />
en ruimte voor waterberging. Waarschijnlijk was deze situatie 20<br />
jaar geleden niet veel anders. Ook toen zal het benoemde<br />
programma beperkt zijn geweest. Maar desondanks hebben er tal<br />
van ontwikkelingen plaatsgevonden. Dat zal de komende jaren<br />
niet anders zijn. Kennelijk is er veel ‘verborgen programma’.<br />
Linksboven: Geland programma in de afgelopen decennia<br />
Linksonder: Indicatie van het ‘verborgen programma’.
5.3 STRATEGIE<br />
Een groen-blauw raamwerk<br />
Aan de ene kant moet een nog onbekend programma worden<br />
gefaciliteerd, tegelijkertijd moeten structuren worden versterkt<br />
en nieuwe kwaliteiten aan het gebied worden toegevoegd. De<br />
voorgestelde strategie zet in op de ontwikkeling van een<br />
robuust raamwerk, gevormd door beplantingen en watergangen.<br />
Door de situering van dit raamwerk te enten op historische<br />
patronen winnen oude structuren weer aan kracht.<br />
Diverse kwetsbare relicten zoals maren, zijlen en wierden worden<br />
opgenomen in het groen-blauwe casco. Het groene-blauwe<br />
raamwerk vormt de lijst waarbinnen deze elementen worden<br />
tentoongesteld. Het raamwerk brengt de historische laag van het<br />
landschap opnieuw tot expressie en brengt oud en nieuw met<br />
elkaar in evenwicht.<br />
Het raamwerk vormt een frame, waarbinnen zich grotere en<br />
kleinere ontwikkelingen kunnen vestigen. De aard van de<br />
functie bepaalt de positie binnen het raamwerk. Functies met<br />
een grotendeels ‘footloose’ karakter, zoals industrie en een<br />
windmolenpark vinden hun plek in de tussenruimten van het<br />
raamwerk. Functies met een lagere dynamiek, zoals natuurontwikkeling<br />
en recreatie, kortom functies die in kunnen spelen op<br />
de karakteristieken van het landschap, vinden een plek in het<br />
raamwerk(casco) zelf. Het raamwerk anticipeert op de ongewisse<br />
toekomst ten aanzien van het ‘verborgen programma’. Het<br />
biedt een robuust kader dat ongeacht de omvang en de aard<br />
van de toekomstige ontwikkelingen overeind blijft.<br />
Opbouw van het raamwerk<br />
Het raamwerk overspant de gehele polder Weiwerd. In het<br />
noordelijke deel wordt het raamwerk gevormd door een viertal<br />
grote noord-zuid gerichte groengebieden. Hierin zijn diverse<br />
kwetsbare relicten geïncorporeerd. Deze grote groengebieden<br />
liggen op korte afstand van de kernen Appingedam, Delfzijl en<br />
Termuntenzijl en bieden de inwoners van deze plaatsen een<br />
uitloopgebied. Met hun omvang van 50 tot 200 ha zijn deze<br />
gebieden van een maat en schaal die kan wedijveren met de<br />
schaal van de havenindustrie van Delfzijl.<br />
De basis voor het zuidelijk deel van het raamwerk wordt gevormd<br />
door de nog te realiseren ecologische verbinding tussen het<br />
Schildmeer en het Hondshalstermeer. De natte zone volgt<br />
bestaande waterlopen en markeert de overgang van het<br />
wierdenlandschap naar het wegdorpenlandschap. (zie<br />
geomorfologische kaart) De dorpen Wagenborgen, Meedhuizen en<br />
Tjuchem liggen als kralen aan een snoer langs deze zone.<br />
WEIWERD<br />
89
Realisatie van het raamwerk<br />
De afgelopen 20 jaar is er, mede onder invloed van braakregelingen<br />
en subsidieregeling snelgroeiend bos, in totaal 500 ha bos<br />
aangeplant. Deze boselementen zijn verspreid over het gebied<br />
aangelegd, waarbij een caleidoscopisch beeld is ontstaan. In<br />
plaats van bij te dragen aan het realiseren van nieuwe sterke<br />
structuren, heeft de aanleg van deze bossen geleid tot een<br />
verdere fragmentatie van het landschap. Met hun verspreide<br />
ligging in het gebied zijn de recreatieve en ecologische waarden<br />
van deze boscomplexen eveneens gering.<br />
Voorgesteld wordt om over te gaan tot een herordening van de<br />
bestaande boscomplexen. ‘Zwevende’ boscomplexen, dat wil<br />
zeggen bossen die niet zijn gekoppeld aan grotere landschappelijke<br />
structuren, worden op termijn gerooid.<br />
Hun plaats wordt ingenomen door eenzelfde areaal bos, dat<br />
wordt aangeplant op locaties die passen binnen het raamwerk,<br />
aansluitend op bestaande bossen. Natuurlijk is een dergelijke<br />
‘zoek en vervang-strategie’ een wat theoretisch model, maar het<br />
geeft wel goed aan hoe door hergroepering van de bestaande<br />
boscomplexen een aanzienlijk deel van het raamwerk kan worden<br />
gerealiseerd.<br />
Deze pagina<br />
boven: de ongestructureerde beplantingen die de afgelopen 20<br />
jaar zijn ontstaan.<br />
onder: de optelsom van de in de afgelopen 20 jaar ontstane beplantingen<br />
maakt 500 ha.<br />
Rechterpagina<br />
boven: beplanting in de huidige situatie; midden: verwijderde<br />
beplanting; onder: toegevoegde beplanting.
Dan nog is voor het ontwikkelen van het voorgestane raamwerk<br />
een uitbreiding van het totale oppervlakte bos nodig. Voor de<br />
financiering van deze nieuwe boscomplexen zijn verschillende<br />
mogelijkheden denkbaar.<br />
- Gedacht kan worden aan ‘rood voor groen’ combinaties<br />
waarbij bijvoorbeeld recreatieve ontwikkelingen ook<br />
financieel direct worden gekoppeld aan een stuk groen<br />
aanleg. Het is ook denkbaar dat uitbreiding van<br />
bedrijvigheid gepaard gaat met een bijdrage aan een<br />
groenfonds, van waaruit het raamwerk kan worden<br />
gefinancierd. Concreet voorbeeld hiervan is de aanleg van<br />
de Sloebossen nabij Vlissingen<br />
- De verwachting is dat de onzekere landbouwkundige positie<br />
de komende deccenia niet zal verbeteren. Het is niet<br />
ondenkbaar dat de komende 20 jaar opnieuw een<br />
substantiële hoeveelheid bos gerealiseerd zal worden<br />
volgens regelingen die vergelijkbaar zijn met de<br />
stimuleringsregeling snelgroeiend bos, braakregeling etc.<br />
Naast boselementen maken wegbeplantingen en waterlopen deel<br />
uit van het raamwerk. Belangrijke lijnen zoals het Eemskanaal,<br />
het lint Steenhuizen-Tjuchem-Meedhuizen en de N362 worden<br />
aangezet. Overwogen moet worden om de beplanting langs de<br />
oost-west gerichte N992 te verwijderen.<br />
WEIWERD<br />
91
Mogelijk beeld toekomstig landschap.
5.4 MOGELIJK BEELD TOEKOMSTIG LANDSCHAP<br />
De kaart op de linker pagina geeft een mogelijk beeld van het<br />
toekomstige landschap. Bossen, lanen en natte verbindingszones<br />
vormen aaneengesloten structuren die verloren gewaande<br />
karakteristieken van het landschap opnieuw tot expressie<br />
brengen. De oorspronkelijk noord-zuid oriëntatie van het<br />
landschap wordt in het raamwerk opnieuw tot uiting gebracht.<br />
De overgang naar het Woldenlandschap wordt gemarkeerd door<br />
de ecologische verbindingszone. Diverse historische relicten als<br />
wierden, maren en oude wegen zijn opgenomen in het groeneblauwe<br />
casco, waardoor deze fragiele elementen beter worden<br />
beschermd tegen nadelige ontwikkelingen van buiten af.<br />
De boselementen liggen in de nabijheid van dorpen en steden,<br />
zodat ze een betekenis vervullen als uitloopgebied. De bossen<br />
aan weerszijde van de haven van Delfzijl zijn zwaar aangezet,<br />
opdat ze zich kunnen meten met de schaal van dit industriële<br />
landschap.<br />
93
5.5 DEELUITWERKINGEN<br />
Enkele onderdelen van het raamwerk zijn verder uitgewerkt. De<br />
uitwerkingen geven aan op welke wijze historische relicten<br />
kunnen worden opgenomen in het raamwerk. Daarnaast wordt<br />
geïllustreerd hoe nieuwe ontwikkelingen een bijdrage kunnen<br />
leveren aan het verbeteren van de kwaliteiten van het<br />
landschap.<br />
Groot Groengebied Weiwerd<br />
Ten zuiden van Delfzijl wordt een recreatief uitloopgebied<br />
voorgesteld met een omvang van circa 200 ha. De wierden<br />
Weiwerd en Geefsweer vormen bijzondere elementen in een<br />
parklandschap dat bestaat uit bossen, boomweiden en lanen.<br />
Langs een oude maar wordt een natte zone ontwikkeld; een<br />
langgerekte open ruimte dat een vizier richting het open<br />
landschap vormt. De zichten vanaf de wierde van Weiwerd op<br />
de chemische industrie worden met beplanting nog verder<br />
gedramatiseerd. De groenstructuur biedt ruimte aan recreatieve<br />
voorzieningen als sportvelden of een manege. Ook het<br />
bestaande motorcrossterrein aan de N362 kan deel uitmaken<br />
van dit groengebied.<br />
Collage Groot Groengebied Weiwerd<br />
Geefsweer<br />
Groot Groengebied Weiwerd<br />
Weiwerd<br />
Maar<br />
Chemische fabrieken<br />
Crossbaan
Koolzaadvelden op<br />
braakliggende<br />
gronden<br />
Energieplantage Termunterzijl - fase 1.<br />
Populieren plantage<br />
Borgsweer<br />
Termunten<br />
Termunterzijldiep<br />
Windmolenpark<br />
Energieplantage Termunterzijl - fase 2.<br />
Energieplantage Termuntenzijl<br />
Noord Weiwerd zou zich in de toekomst kunnen ontwikkelen tot<br />
de duurzame energieproducent van Nederland. Bestaande<br />
initiatieven zoals de plannen voor een biodieselfabriek en een<br />
windmolenpark kunnen de eerste aanzet vormen van een<br />
grootschalige ontwikkeling die van Weiwerd de ‘Witte motor van<br />
het noorden’ maakt.<br />
De beschikbare ruimte en de vruchtbare bodem maken Weiwerd<br />
geschikt om hier grote energieplantages (populier, koolzaad,<br />
grassen) te realiseren. Een eventuele biomassacentrale laat zich<br />
relatief eenvoudig aansluiten op het reeds aanwezig netwerk<br />
van hoogspannings-leidingen. De ontwikkeling van een<br />
grootschalige energie-plantage in combinatie met een<br />
windmolenpark kan leiden tot een eigentijds landschap, met<br />
nieuwe kwaliteiten.<br />
Collage energieplantage Termunterzijl<br />
WEIWERD<br />
95
Recreatieve zone Schildmeer-Appingedam<br />
Voorgesteld wordt de groene recreatieve ontwikkeling rond het<br />
Schildmeer te verbinden met het centrum van Appingedam.<br />
Langs de waterloop de Groeve wordt daartoe een natte open<br />
zone gerealiseerd. Langs het water kunnen zich omgeven door<br />
een stevig stelsel van lanen en singels, recreatieve<br />
voorzieningen als een jachthaven, een vakantiepark of golfbaan<br />
vestigen. Deze recreatieve ontwikkelingen moten een<br />
aanzienlijke bijdrage leveren aan de realisatie van het<br />
raamwerk. Het gebied kan uitgroeien tot het recreatieve<br />
zwaartepunt van de regio. Zowel de historische stad<br />
Appingedam, het arcadische gedeelte van het Damsterdiep en<br />
het Schildmeer met zijn watersportmogelijkheden liggen in de<br />
directe nabijheid.<br />
Collage recreatieve zone Schildmeer - Appingedam.<br />
Schildmeer<br />
De Groeve<br />
Recreatieve zone Schildmeer - Appingedam.<br />
Appingedam<br />
ruimte voor<br />
recreatieve<br />
ontwikkeling<br />
Steendam
voormalig Meedhuizermeer<br />
Tjuchem<br />
voormalig Proosmeer<br />
Wagenborgen<br />
Ecologische verbinding gecombineerd met waterberging<br />
Collage ecologische verbinding Schildmeer - Hondshalstermeer<br />
Ecologische verbinding Schildmeer-<br />
Hondshalstermeer<br />
De ecologische verbinding wordt gesitueerd langs<br />
bestaande waterlopen. Een natte strook bestaande uit<br />
riet,moerassen en hier en daar een drogere plek biedt<br />
migratie mogelijkheden voor plant en dier. De ecologische<br />
verbindingszone doorkruist een aantal drooggelegde<br />
meren (zie geomorfologische kaart) Dit zijn de diepste<br />
plekken in het landschap. Op termijn komen deze<br />
locaties in aanmerking als waterbergingsgebied.<br />
WEIWERD<br />
97
5.6 Uitvoeringsaspecten<br />
Het groene raamwerk dient een robuust kader te vormen dat<br />
ongeacht de omvang en aard van de toekomstige (industriele)<br />
ontwikkelingen overeind blijft.<br />
Het is daarom van belang nu reeds met de realisatie van het<br />
raamwerk te starten, beplanting heeft immers tijd nodig om uit te<br />
groeien tot een stevig ruimtelijk kader.<br />
Langs drie verschillende wegen kan er aan de uitvoering van het<br />
raamwerk worden gewerkt, namelijk:<br />
- Mogelijkheden voor herverkaveling van de bestaande<br />
bossen en landschapselementen onderzoeken<br />
- De visie van het raamwerk vastleggen in gemeentelijke<br />
bestemmingsplannen en de toekomstige ontwikkelingen<br />
daaraan toetsen. Daarmee wordt ook het nog onbekende<br />
programma gefaciliteerd.<br />
- Het beleid en de middelen van De Blauwe As (ecologische<br />
verbindingszone van Friesland naar Duitsland) benutten<br />
voor de zuidelijke arm van het voorgestelde raamwerk en<br />
nader onderzoeken of dit te combineren valt met een<br />
vaarverbinding en koppeling van het Damsterdiepcircuit.<br />
99
3 x Noord <strong>Groningen</strong> presenteert een visie op de ontwikkeling<br />
van de beplantingen in Noord <strong>Groningen</strong>, op de ontwikkeling<br />
van de Waddenkust en de ontwikkeling van de polder Weiwerd.<br />
Een visie is mooi, maar je hebt er niets aan zolang deze niet<br />
wordt uitgevoerd. Om met de oud staatssecretaris<br />
Volkshuisvesting Jan Schaeffer te spreken: “in een concept kun<br />
je niet wonen”.<br />
Tussen plan en uitvoering, tussen ‘droom’ en ‘daad’, zit nog een<br />
heel traject. Op de eerste plaats de acceptatie van de plannen.<br />
Dat vergt communicatie. Communicatie met direct betrokkenen;<br />
de bestuurders, de bewoners en de beheerders in en van het<br />
gebied.<br />
Eenmaal geaccepteerd moet de visie vervolgens worden<br />
vertaald in concrete inrichtingsprojecten. Inrichtingsprojecten<br />
waarvoor middelen moeten worden vrijgemaakt en waarvoor<br />
partijen moeten opstaan die zich bereid verklaren deze projecten<br />
uit te voeren. Die daadwerkelijk bereid zijn de schop de grond in<br />
te zetten. Want daar moet het met Noord <strong>Groningen</strong> naar toe:<br />
de schop moet de grond in, en een enkele keer moet de bijl uit<br />
de schuur worden gehaald.<br />
De verkenningen van Weiwerd, de Waddenkust en de<br />
beplantingen van Noord <strong>Groningen</strong> vormen hiertoe een eerste<br />
stap. De volgende stap die nu gezet wordt is het vertalen van<br />
de voorstellen uit de verkenningen naar een uitvoeringsgericht<br />
Landschapsontwikkelingsplan voor Noord <strong>Groningen</strong>. In dit LOP<br />
zullen de hier gepresenteerde voorstellen, aangevuld met de<br />
bevindingen uit andere studies en verkenningen worden<br />
geïntegreerd. In het Landschapsontwikkelingsplan zal de visie op<br />
het landschap van Noord <strong>Groningen</strong> worden gekoppeld aan een<br />
uitvoeringsprogramma; concrete acties en projecten die de<br />
ambities van het LOP ten uitvoer brengen.<br />
6. VERVOLG<br />
101