30.08.2013 Views

Historische Rozenkruisers - René Pieyns - Esoterie : De hogere ...

Historische Rozenkruisers - René Pieyns - Esoterie : De hogere ...

Historische Rozenkruisers - René Pieyns - Esoterie : De hogere ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

V.<br />

ROZENKRUISERS<br />

Wie de Filosofische Rozentuin tracht binnen te<br />

dringen zonder sleutel, lijkt op een man die wil<br />

lopen zonder voeten.<br />

(Michael Maier)


<strong>Esoterie</strong> in de 17 e eeuw<br />

13 .<br />

<strong>Historische</strong> <strong>Rozenkruisers</strong><br />

- <strong>Esoterie</strong> in de 17 e eeuw<br />

- <strong>De</strong> Kring van Tübingen<br />

- <strong>De</strong> drie manifesten<br />

- Sterke reacties<br />

In het begin van de 17 e eeuw komt de tegenstelling tussen de laatmiddeleeuwse<br />

denkrichtingen en de pre-moderne plots sterk naar voor – om dan langzaam in het voordeel<br />

van de modernen te evolueren (wat de mainstream betreft). <strong>De</strong> gehele overgangsperiode was<br />

gestart met de renaissance van de 12 e -13 e eeuw (toen het individualisme begon te groeien),<br />

om ergens te eindigen met de denkers van de Verlichting. Gedurende 5 à 600 jaar heeft de<br />

culturele elite van Europa in mentale parallelwerelden geleefd, deels magisch en deels<br />

rationeel. Op de duur wordt een dergelijke gespletenheid onuitroeibaar. Zowel het ene als het<br />

andere kan worden geïnterpreteerd als „des duivels‟.<br />

<strong>De</strong> esoterie liep in de 17 e eeuw via diverse stromingen: de aloude alchemie en astrologie<br />

leefden ongestoord verder, de door de Italiaanse Renaissance uitgedachte christelijke kabbala<br />

en het neo-hermetisme zouden vooral in Duitsland nog een sterke nawerking kennen, de<br />

theosofie komt tot grote bloei met Jacob Böhme, en de stellingen van de verder besproken<br />

<strong>Rozenkruisers</strong> zullen nog eeuwen blijven nazinderen.<br />

Een sleutelfiguur van de esoterie in het begin van de 17 e eeuw was de Habsburgse keizer<br />

Rudolf II (1552-1612), die vanuit Praag het Heilig Roomse Rijk bestuurde. Hij zocht naar een<br />

band tussen het christendom en het oude hermetisme, en nodigde daartoe tal van gekende<br />

alchemisten uit (o.a. Michael Maier, John <strong>De</strong>e, Michael Sendivogius, Oswald Crollius). Hij<br />

was ook beroemd om zijn Kunstkammer, een rariteitenkabinet dat hij zag als een soort<br />

microkosmos. Helaas voor zijn opvolgers begon in 1618 de <strong>De</strong>rtigjarige oorlog, een<br />

godsdienstig conflict gekenmerkt door het bloedbad in Bohemen, de afgang van de<br />

Habsburgers en een verzwakking van de Duitse economie en esoterie. Engeland, Frankrijk en<br />

Nederland kwamen versterkt uit het conflict.<br />

Alchemie en hermetisme.<br />

<strong>De</strong> occulte alchemie kreeg in die periode een nieuwe oriëntatie. <strong>De</strong> verandering had vooral<br />

vier oorzaken: 1° Paracelsus had reeds in de 16 e eeuw de chemicaliën uit de occulte hoek<br />

gehaald (ten voordele van het gebruik als medicatie); 2° verscheidene onder zijn volgelingen<br />

wisselden het operatieve aspect (het alchemistische labo) voor de meer filosofische en/of


speculatieve benadering (o.a. G. Dorn, J. Gohory, C. della Riviera, G. Bruno); 3° de alchemie<br />

werd afgewezen door de universiteiten; 4° de Zwitser I. Casaubon ontdekte dat de geschriften<br />

van Hermes Trismegistos dateerden uit de 2 e -3 e eeuw en dus geen uitstaan hadden met het<br />

Oud Testament – dit betekende een slag voor het neo-hermetisme (dat ondergronds ging, o.m.<br />

bij de alchemisten, de <strong>Rozenkruisers</strong>, later bij de vrijmetselaren).<br />

Maar ondanks de tegenslagen kende de alchemie in de 17 e eeuw nog een vrij bloeiend<br />

bestaan. <strong>De</strong> eeuwenoude symboliek en filosofie bood aan vele zoekenden nog een voldoende<br />

houvast. Er verschenen tal van bloemlezingen, te beginnen met het Theatrum Chemicum<br />

(internationale compilatie in zes delen gepubliceerd tussen 1602 en 1661, de eerste vier te<br />

Straatsburg. Wordt soms verward met het Theatrum Chemicum Britannicum (1652, ingeleid<br />

door Elias Ashmole), ook een compendium maar met grotendeels verschillende inhoud. Een<br />

gekende verzameling alchemistische gravures is de Mutus Liber (1677), zonder tekst,<br />

verschenen in La Rochelle.<br />

En men bleef natuurlijk ook zoeken naar de (materiële) transmutatie, het middel om lood in<br />

goud om te zetten. <strong>De</strong> Nederlander Johan Fr. Schweitzer (ook J.F. Helvetius genaamd, 1629-<br />

1700) zou in dit opzet geslaagd zijn na het bezoek van vreemde man genaamd „Elias‟.<br />

Helvetius was de schrijver van Vitulus Aureus (Het Gouden Kalf, 1667).<br />

Gekende Engelse alchemisten in die tijd waren vader en zoon <strong>De</strong>e, Robert Fludd, de<br />

Amerikaans-Engelse George Starkey, de vermelde Ashmole, Thomas Vaughan en Isaac<br />

Newton. <strong>De</strong> veelzijdige John <strong>De</strong>e werd hoger behandeld onder Magia naturalis (hfst. 9). Zijn<br />

oudste zoon Arthur <strong>De</strong>e (1579-1651) publiceerde de alchemistische verzameling Fasciculus<br />

Chemicus (1629). <strong>De</strong> alchemist en arts Robert Fludd (1574-1637) verspreidde de ideeën van<br />

de <strong>Rozenkruisers</strong> (infra). <strong>De</strong> antiquair en alchemist Elias Ashmole (1617-92) was<br />

medestichter van de Royal Society (1660) en voorloper van de speculatieve vrijmetselarij; hij<br />

schreef in zijn dagboek op 16.5.1653 dat rozenkruiser William Barckhouse hem op zijn<br />

sterfbed het geheim van de Steen meedeelde …<br />

George Starkey (1628-65), geboren in Bermuda en opgeleid in Harvard, publiceerde in<br />

Londen een reeks alchemistische werken onder het pseudoniem Eirenaeus Philalethes.<br />

Thomas Vaughan (1621-66) uit Wales, tweelingbroer van de dichter Henry Vaughan, werd<br />

bekend met zijn Anthroposophia Theomagica van mystieke aard; de meeste van zijn<br />

esoterische epistels verschenen onder het pseudo Eugenius Philalethes. Isaac Newton (1642-<br />

1727) was niet alleen de grondlegger van de moderne natuurkunde, maar ook alchemist (en<br />

schrijver over de profeet Daniël en over de Apocalyps) – zie volgend hoofdstuk.<br />

<strong>De</strong> voortgang van de Duitse esoterie werd in de 17 e eeuw op een pijnlijke manier onderbroken<br />

door de <strong>De</strong>rtigjarige Oorlog. <strong>De</strong>sondanks kregen enkele auteurs een internationale erkenning,<br />

vooral Michael Maier in de alchemie, Athanasius Kircher in het hermetisme en de historische<br />

<strong>Rozenkruisers</strong> als nieuwe (overkoepelende) esoterie op wereldniveau.<br />

Michael Maier (1568-1622) schreef een twintigtal werken over alchemie en hermetisme; het<br />

bekendste is Atalanta fugiens (1617), naar Ovidius (tiende zang van de „Metamorphosen‟),<br />

met prachtige illustraties en muziekstukken (canons). Hij droeg ook enkele werken op aan de<br />

broeders van het Rozenkruis, waaronder Silentium post clamores (ook 1617) en Themis aurea<br />

1618) – zie verder „Sterke reacties‟. Zijn Symbola aureae (1617) behelst een hulde aan<br />

Hermes Trismegistos.


<strong>De</strong> alchemie werd ook beleden door een esoterische organisatie, „Orden der<br />

Unzertrennlichen‟, die rond 1577 zou ontstaan zijn en georganiseerd was in vijf graden. <strong>De</strong><br />

orde bestond onder diverse aliassen, zoals „Alchemistenloge‟, „Kreuzorden‟, „Gesellschaft der<br />

Philosophen‟, „Akademischer Orden‟, „Sincera Confoederatio‟.<br />

Een ander zwaargewicht onder de toenmalige Duitse esoteristen was Athanasius Kircher<br />

(1602-80), jezuïet en egyptoloog. Bekend is vooral zijn Oedipus Aegyptiacus (1654) over het<br />

oude Egypte en over comparatieve godsdienst. Volgens Kircher was het Oudegyptisch de taal<br />

van Adam en Eva, was Hermes Trismegistos eigenlijk Mozes en behelzen de hiëroglyfen<br />

occulte symbolen van een geheime Egyptische leer. Hij liet diverse obelisken verhuizen van<br />

Egypte naar Rome. Kircher correspondeerde vanuit Rome met honderden andere geleerden in<br />

Europa. Hij ligt aan de basis van de egyptomanie sedert de 17 e eeuw. Zijn motto: „in uno<br />

omnia‟ (alles in één). <strong>De</strong>ze veelzijdige geleerde was ook bekend vanwege de illustraties in<br />

zijn boeken en vanwege zijn strijd tegen de pest. Hij bestudeerde vulkanen en<br />

getallensymboliek. We kunnen hem zien als een late uitloper van de Renaissance.<br />

In Frankrijk leeft de alchemie in de 17 e eeuw op een klein vuurtje verder. Men citeert hier<br />

vooral Pierre-Jean Fabre (1588-1658) en Le Cosmopolite. Fabre schreef tal van werken over<br />

alchemie en geneeskunst in de lijn van Paracelsus, o.m. Alchymista christianus (1632) en<br />

Abrégé des secrets chimiques (1636). Als arts was hij gespecialiseerd in de bestrijding van de<br />

pest in de regio Toulouse.<br />

<strong>De</strong> dichter Clovis Hesteau de Nuysement (1550-1624) schreef een Traité du Vrai Sel, met<br />

alchemistische verzen. <strong>De</strong>ze bundel vindt men ook terug als derde deel (onder valse naam) in<br />

het alchemistisch verzamelwerk Le Cosmopolite ou Nouvelle Lumière Chimique (Parijs,<br />

1691). Voor het overige bestaat dit boek uit teksten van de Schotse alchemist Alexandre<br />

Sethon (?-1604) en zijn leerling de Moraviër Michael Sendivogius (1566-1636, ook gekend<br />

als Sensophax). <strong>De</strong> benaming „cosmopoliet‟ slaat op de bijnaam van Sethon, een groot<br />

reiziger.<br />

Astrologie.<br />

Evenals de alchemie werd de astrologie in de 17 e eeuw ingehaald door de academische<br />

wetenschap. In beide gevallen bleef de esoterische traditie een sterke parallelle rol vervullen.<br />

Een goed voorbeeld van astrologische symboliek vindt men in de Città del Sole (1602) van<br />

Tommaso Campanella; de zonnestaat wordt bestuurd door de priester geheten Metaphysicus<br />

(eenheid van potentia en sapientia). Een ook vandaag nog bekend astrologisch werk is<br />

Christian astrology (1647) van William Lilly (1602-81). Lilly verwijst in de appendix o.m.<br />

naar Agrippa, Fludd en Paracelsus; hij voorspelde de grote brand van Londen in 1666 (vijftien<br />

jaar vooraf).<br />

<strong>De</strong> astrologie is te complex om in een algemeen overzicht zoals onderhavig boek te<br />

behandelen. Men vindt een algemene inleiding in mijn Encyclopedie en op tal van websites.<br />

<strong>De</strong> meeste grote astronomen van de 17 e eeuw, zoals Kepler en Kircher, kwamen ook aan de<br />

kost als astroloog.<br />

Christelijke kabbala<br />

Duitsland. <strong>De</strong> christelijke kabbala van de Renaissance kende in de 17 e eeuw een heropbloei in<br />

diverse Europese landen, zij het meestal vermengd met andere esoterieën of met de dominante<br />

religie. Het basiswerk, Kabbala denudata, werd in 1677-78 gepubliceerd door de Silezische<br />

filoloog Christian Knorr von Rosenroth (1631-89). Het boek had later een sterke invloed op<br />

de ritualenschrijvers van de Golden Dawn; MacGregor Mathers vertaalde het als „The<br />

Kabbalah Unveiled‟ in 1887. Knorr zag in de kabbalistische Adam Kadmon een uitbeelding


van Christus en in de hoogste drie sefirot die van de H. Drievuldigheid. Knorr werkte samen<br />

met Van Helmont, hij nam diens adumbratio (infra) over.<br />

Andere bekende Duitse christelijke kabbalisten uit die tijd waren Balthasar Walther (1558-<br />

1631), Christoph Besoldus (1577-1638), Johannes Buxtorf (1564-1629) en vooral Antonia<br />

von Württemberg (1613-79). <strong>De</strong>ze laatste werd ook „de Minerva van Württemberg‟ geheten<br />

vanwege haar vroomheid en geleerdheid. Na de <strong>De</strong>rtigjarige Oorlog zette ze zich in voor het<br />

herstel van de kerken. Ze was bevriend met J.V. Andreae en met de stichter van het piëtisme,<br />

Philipp Jacob Spener. Ze had een bijzondere interesse voor de joodse kabbala, zoals blijkt uit<br />

de tryptiek (volgens haar ontwerp) Kabbalistische Lehrtafel in de Drievuldigheidskerk te Bad<br />

Teinach in het Zwarte Woud. Ze liet er haar hart begraven.<br />

In de christelijke kabbala van de 17 e eeuw heeft de Vlaming Van Helmont jr. een sleutelrol<br />

gespeeld. Franciscus Mercurius van Helmont (1614-98), geboren te Vilvoorde, was een groot<br />

reiziger en beschikte aldus over nuttige netwerken in Nederland, Duitsland en Engeland.<br />

Vooral in Amsterdam frequenteerde hij de joodse middens. Hij was als kabbalist verbonden<br />

met Henry More te Cambridge, ze bespraken samen de werken van Knorr von Rosenroth. Tot<br />

het einde werkte Van Helmont nauw samen met Gottfried Leibniz (die zijn grafschrift<br />

maakte). Keizer Leopold I schonk hem in 1658 de titel van baron vanwege zijn pogingen tot<br />

verzoening tussen katholieken en lutheranen.<br />

Van Helmont zag in de kabbala de „theologia prisca‟ door God aan Adam geschonken,<br />

hetgeen hem (samen met o.a. geloof in reïncarnatie) in 1661 op anderhalf jaar opsluiting door<br />

de Inquisitie kwam te staan. Het anonieme Adumbratio kabbalae christianae (ca. 1682) wordt<br />

hem toegeschreven; in hetzelfde jaar verscheen A cabbalistical dialogue als bijlage bij de<br />

Engelse versie van de Kabbala denudata.<br />

In Frankrijk werd de christelijke kabbala weliswaar bestudeerd, maar toch in hoofdzaak<br />

bestreden. Vooral de aanval van Marin Mersenne (1588-1648, „le père Mersenne‟), een vriend<br />

van <strong>De</strong>scartes, in het geschrift Questions sur la Genèse (1623) trok de aandacht. Mersenne<br />

betichtte gekende auteurs zoals Vanini, Bruno, Machiavelli, Campanella, e.v.a. van atheïsme<br />

(„des libertins‟). Hij verzette zich ook tegen de <strong>Rozenkruisers</strong> en hun verdediger Robert<br />

Fludd. In Frankrijk werd hij van antwoord gediend door o.a. de theoloog Jacques Gaffarel<br />

(1601-81) in Abdita divinae cabalae mysteria (1625) – hij werd gecensureerd door de<br />

Sorbonne.<br />

Onder de overige Franse kabbalisten zijn vermeldenswaard: Philippe d‟Aquin (1576-1650),<br />

Gilbert Gaulmin (1585-1665), Louis Cappel (1585-1658), Joseph de Voisin (1610-85), Pierre<br />

Poiret (1646-1719). <strong>De</strong>ze laatste was sterk beïnvloed door de Vlaamse mystica Antoinette<br />

Bourignon (1616-80, infra).<br />

In Engeland vindt men enkele christelijke kabbalisten onder de zgh. Cambridge platonists,<br />

o.m. hun leider Henry More (1614-87) en zijn Conjectura cabbalistica (1653). Hij<br />

bestudeerde ook de „Kabbala denudata‟ van Knorr, samen met Van Helmont. Daarbij<br />

vertrokken ze van de veronderstelling dat in de Kabbala de oudste religieuze waarheden te<br />

vinden zijn. More correspondeerde lange tijd met Anne Conway (1631-79, infra), die zich<br />

specialiseerde in de Luriaanse kabbala (maar zich uiteindelijk bekeerde tot de Quakers).<br />

Verscheidene Engelse steunpilaren van het Rozenkruis hadden interesse voor de Kabbala, en<br />

zeker Robert Fludd met Summum bonum (1629) en Mosaical Philosophy (1638). Varianten<br />

van de Kabbala zullen later nog sporadisch opduiken in Engeland, nl. bij de Golden Dawn, bij


Crowley, in diverse vormen tijdens de vorige eeuw. Meestal probeert men dan de letterwaarde<br />

van woorden te berekenen vertrekkend van het Engelse alfabet (= English qabalah).<br />

Grote collecties kabbalistische werken werden in Italië verzameld door de katholieke<br />

overheid. Kardinaal Frederigo Borromeo (1564-1631) bracht in Milaan een omvangrijke<br />

collectie boeken rond de Kabbala onder in de door hem opgerichte Bibliotheca Ambrosiana;<br />

hij schreef nochtans een pamflet tegen de kabbalisten (<strong>De</strong> Cabbalisticis inventis, 1627). In<br />

Rome verzamelde Ath. Kircher (supra) voor het Vaticaan werken over de Kabbala. Een groep<br />

bekeerde joden werkte er o.l.v Giulio Bartolocci (1613-87) aan de Bibliotheca Magna<br />

Rabbinica (1675-93, vier delen) in een breeds joods cultureel perspectief.<br />

Theosofie, Böhme<br />

In de 17 e eeuw komt de christelijke theosofie een eerste maal tot grote bloei in het oeuvre van<br />

Jacob Böhme; men heet het „de klassieke theosofie‟. <strong>De</strong> term „theosofie‟ (lett. goddelijke<br />

wijsheid) werd reeds gebruikt door de eerste kerkvaders als synoniem van „theologie‟. Tijdens<br />

de Renaissance verschoof de betekenis (onder invloed van het neo-hermetisme, het<br />

paracelsisme, de kabbala, het lutheranisme en de grimoires) naar een gnostische kennis van de<br />

wereld doorheen een rechtstreeks contact met het goddelijke – al dan niet met de tussenkomst<br />

van engelen of andere geesten.<br />

Onder invloed van Böhme (en als antwoord op de exploderende natuurwetenschap) groeit de<br />

theosofie uit tot een spirituele speculatie omtrent de wereld, vertrekkend van de kennis van de<br />

goddelijke natuur. <strong>De</strong> Fransman Antoine Faivre ziet vooral de volgende drie kenmerken: 1°<br />

een theosofische speculatie over le triangle Dieu-Homme-Nature, 2° l’accès direct à des<br />

mondes supérieurs (met de Zentralschau, een verlichting, als hoogtepunt), 3° la primauté du<br />

mythique, zijnde een meditatie over de bijbelse delen die sterk tot de verbeelding spreken<br />

(Genesis, Ezechiël, Apokalyps). Essentieel is de opvatting dat de ware kennis zowel van<br />

inwendige (spirituele) als van externe (wetenschappelijke) aard kan zijn. Het verder<br />

besproken historische Rozenkruis kan men zien als een onderdeel van de klassieke theosofie.<br />

<strong>De</strong>ze theosofie komt vooral in Duitsland tot ontwikkeling. Bij de start van de <strong>Rozenkruisers</strong><br />

spelen o.m. Paracelsus (cf. hfst. 9), A. Gutman en Johann Arndt hierin een rol. <strong>De</strong> alchemist<br />

Aegidius Gutman (1490-1584) behoorde nog tot de vorige eeuw, maar in 1619 verschijnt voor<br />

‟t eerst zijn tractaat Offenbarung Göttlicher Majestät in Frankfurt, waarvan de structuur sterk<br />

doet denken aan de reizen van Christian Rosenkreutz.<br />

<strong>De</strong> Duitse priester-arts Angelus Silesius (Johannes Scheffler, 1624-75) zal enige invloed<br />

uitoefenen met Cherubinischer Wandersmann (cherubijnse pelgrim, 1675), waarin honderden<br />

mystieke aforismen, zoals Wenn ich in Gott vergeh, so komm ich wieder hin, / Wo ich von<br />

Ewigkeit vor mir gewesen bin. Hij bekeerde zich van het lutherse geloof, dat hij te dogmatisch<br />

vond, tot het katholicisme. Schrijft Silesius: „Ik ben zo groot als God, Hij is als ik zo klein:<br />

Hij kan niet boven mij, ik niet onder Hem zijn‟.<br />

Een ander mystiek auteur uit die periode was Johann G. Gichtel (1638-1710), waarvan de<br />

hoofdwerken (vooral de correspondentie met de theoloog Gottfried Arnold, gekend als<br />

Theosophia practica) pas in de 18 e eeuw zou verschijnen.<br />

Laten we ook Philipp J. Spener (1635-1705) vermelden, de grondlegger van het Duitse<br />

piëtisme, een lutherse vroomheidsbeweging. Vooral zijn hoofdwerk Pia desideria (1675)<br />

bracht een schok teweeg bij de volgelingen van Luther. Spener legde de nadruk op de praktijk<br />

van het christelijk leven, op de bijbelstudie in kleine gemeenschap en op het afwijzen van


dogma‟s. Speners inzichten zouden nog tot in de 19 e eeuw doorwerken. In andere landen<br />

ontwikkelden zich soortgelijke bewegingen, zoals het puritanisme in Engeland, de Nadere<br />

Reformatie in Nederland, het quiëtisme in Frankrijk.<br />

<strong>De</strong> belangrijkste Duitse theosoof, Jacob Böhme, wordt hieronder afzonderlijk behandeld.<br />

Idem voor Johann Arndt.<br />

In Engeland waren diverse filosofen (waaronder de reeds vermelde Cambridge Platonists) ook<br />

actief in de theosofie. Gekende theosofen van Cambridge waren Henry More, John Pordage,<br />

Anne Conway. Zoals veel filosofen uit de barokperiode leefden die van Cambridge in de<br />

spagaat tussen de nieuwe natuurwetenschap en de philosophia perennis van de hermetisten.<br />

Ze kwamen allen uit een theologische opleiding en geloofden in de onsterfelijkheid van de<br />

ziel. Maar ze wensten rede en religie in harmonie te brengen, de rede als the candle of the<br />

Lord.<br />

<strong>De</strong> mysticus John Pordage (1607-81) was de leider van de Behemists (volgelingen van J.<br />

Böhme), later bekend als de Philadelphia Society (o.l.v. Jane Leade, infra). Zijn Theologia<br />

Mystica verscheen postuum in 1683 (met voorwoord van Leade). Henry More (1614-87) was<br />

de gezworen vijand van materialisten en atheïsten. Het cartesiaanse denken breekt hij af in<br />

Enchiridion metaphysicum (handboek van metaphysica, 1671). Hij zag de geest als een<br />

„vierde dimensie‟. Het hele universum is vervuld van God; tussen God en materie<br />

veronderstelt hij een spirit of nature.<br />

Anne Conway (1631-79), leerling en correspondente en hospita van H. More, zag de materie<br />

als gestolde geest, als hiërarchisch geordende „monaden‟ voortkomend uit God. Franciscus M.<br />

van Helmont behoorde ook tot haar spirituele vaders. Haar landgoed in Ragley<br />

(Warwickshire) werd een kruispunt van filosofie en spiritualiteit.<br />

<strong>De</strong> centrale esoterische figuur in de eerste helft van de 17 e eeuw in Engeland was Robert<br />

Fludd (1574-1637), ook Robertus de Fluctibus geheten, vooral vanwege zijn eruditie en<br />

veelzijdigheid: arts (in het spoor van Paracelsus), alchemist en hermetist, mysticus, astroloog,<br />

kabbalist, muziekkenner, wetenschapper en uitvinder, R+C-verdediger – zie verder, Sterke<br />

Reacties. God is voor hem het beginsel waaruit de wereld voortkomt om er terug te keren. Hij<br />

beschrijft en becijfert het universum in Utriusque cosmi historia (de geschiedenis van beide<br />

werelden, 1617-19), zowel de waarneembare als de onzichtbare. Bij de mens is de ziel<br />

verbonden met God en het lichaam met de natuur.<br />

Thomas Vaughan (alias Eugenius Philalethes, 1622-66), reeds hoger vermeld als alchemist,<br />

verwierf o.m. bekendheid door de eerste Engelse vertaling in drukvorm van de Fama<br />

Fraternitatis in 1652. Als Eugenius Philalethes ging hij de filosofisch-esoterische strijd aan<br />

met Henry More, die in 1650 een satirisch pamflet tegen de Anthroposophia Theomagica van<br />

Vaughan had gepubliceerd onder het pseudoniem Alazonomastix. Vaughan/Philalethes<br />

antwoordde met het tegenpamflet Man-Mouse taken in a Trap. Hij was ook lid van de Society<br />

of Unknown Philosophers.<br />

We hadden het reeds over de mystica Jane Leade (1624-1704), die de leiding over The<br />

Philadelphians overnam van John Pordage na diens overlijden in 1694. <strong>De</strong> groep leefde toen<br />

reeds rond haar vizioenen en influisteringen. Ze schreef hieromtrent een twintigtal werken,<br />

o.m. handelend over de christelijke mysteriën (de natuur van Christus, de verlossing van de<br />

mens, het bestaan van Gods vrouwelijke tegenhanger Sophia, de Apocalyps, etc.). Leade had


een grote uitstraling, bv. bij de piëtisten, de behemisten, de Duitse romantiek, Swedenborg,<br />

W. Blake, Women in the Wilderness, Harmony Society, etcetera.<br />

Vlaanderen. Een grote uitstraling had ook de Frans-Vlaamse mystica Antoinette Bourignon<br />

(1616-80), afkomstig van Rijsel (destijds behorend tot de Spaanse Nederlanden), die zich<br />

door God geroepen voelde om het ware christendom te verspreiden. Ze verbleef o.m. in<br />

Mechelen, Amsterdam en Hamburg, overleed in Franeker. Zij bestreed de praalzucht van de<br />

Roomse kerk en werd de leidster van een christelijke commune (een „sociëteit der ware<br />

christenen‟) met o.a. Robert Boyle, Comenius, Jan Swammerdam (1637-80).<br />

Bourignon liet een oeuvre achter van 49 franstalige geschriften, o.a. Traité de la vie solitaire<br />

(eerste boek, ca. 1647) en La lumière née des ténèbres (1669). Diverse werken werden<br />

vertaald in het Nederlands, Duits, Latijn en Engels. Balthasar Bekker omschreef haar in<br />

„Algemeine kerkelijke historien‟ (1685) als “een Paapsch vrouwmensch” welke “haar selven<br />

mettertijd voor een groote heilige en onfeilbare Prophetesse uitgaf”. Zelf beweerde ze: Je suis<br />

assurément envoyée de Dieu pour déclarer la vérité de toute chose. Je suis créée pour cela.<br />

Haar denken behelst geen uitgewerkte leer. Bourignon werd enkele keren van hekserij<br />

beschuldigd. <strong>De</strong> negentien delen van haar verzameld werk verschenen in 1686. Met Pierre<br />

Poiret stichtte ze een ziekenhuis.<br />

<strong>De</strong> calvinistische Elzasser en mysticus Pierre Poiret (1646-1719) was zowel beïnvloed door<br />

<strong>De</strong>scartes als door de mystici Tauler, Hendrik van Barneveld/Hiël en (vooral) Antoinette<br />

Bourignon. Hij schreef tal van spiritualistische werken, zoals Cogitationes rationales de <strong>De</strong>o,<br />

anima et malo, The divine Economy (1687, hierin bezorgt hij de vizioenen van Bourignon een<br />

consistente basis). Poiret studeerde theologie in Bazel en Heidelberg, maar hij bracht het<br />

grootste deel van zijn leven door in Nederland (Amsterdam, Rijnsberg). Hij was de uitgever<br />

van de volledige werken van Bourignon. Een grote verspreiding kende zijn Bibliotheca<br />

mysticorum selecta (1708). Ook het piëtisme (o.a. Mme Guyon) heeft veel aan Poiret te<br />

danken.<br />

Jacob Böhme<br />

Jacob Böhme (1575-1624) wordt beschouwd als de grootste onder de klassieke theosofen. <strong>De</strong><br />

„schoenlapper van Görlitz‟ ontving zijn inzichten tijdens openbaringen (Zentralschau) vanaf<br />

zijn 25 e jaar. Hij was de „prins van de christelijke theosofie‟, de Philosophus Teutonicus<br />

(Hegel). Evenals de historische <strong>Rozenkruisers</strong>, in dezelfde periode ontstaan, kwam Böhme<br />

tegemoet aan een algemene spirituele en intellectuele behoefte van totaalkennis en van<br />

overzicht, een pansofie – hij werd dan ook Pansoph geheten door Erich Peuckert. Ook: „de<br />

grootste aller gnostici‟ (Berdjajev).<br />

Böhme werd in zijn denken beïnvloed door Paracelsus, Valentin Weigel en Kaspar<br />

Schwenkfeld. En in het algemeen door de middeleeuwse mystieke traditie, de alchemie, het<br />

lutheranisme en de kabbala. Er bestonden in zijn tijd ook diverse anti-autoritaire en mystieke<br />

bewegingen waaraan hij zich kon spiegelen. <strong>De</strong> R+C waren in opbouw.<br />

Böhme heeft een groot oeuvre achtergelaten, maar dat op relatief korte tijd werd geschreven<br />

(1612-1624, in versneld tempo vanaf 1618), nl. volgend op zijn tweede en doorslaggevende<br />

Zentralschau. Zijn boeken circuleerden in manuscriptvorm; alleen <strong>De</strong>r Weg zu Christo<br />

verscheen in gedrukte vorm tijdens zijn leven, nl. op nieuwjaarsdag van 1624, zijn<br />

overlijdensjaar. Zeer snel volgden, postuum, de overige werken. Vooral bekend zijn gebleven:<br />

<strong>De</strong> tribus Principiis (geschreven in 1619), <strong>De</strong> signatura rerum (in 1622), zijn hoofdwerk


Mysterium magnum (1623). Böhme schreef zijn werken in het Duits, ze kregen achteraf een<br />

Latijnse titel. Vertaling in het Frans door Jean Marle en later door Louis-Claude de Saint-<br />

Martin, in het Nederlands door Abraham Willem van Beyerland, in het Engels door John<br />

Ellistone en John Sparrow.<br />

“Want God heeft alle dingen uit het Niets gemaakt, en dat Niets is Hij zelve”. God is voor<br />

Böhme de „Ungrund‟, het bodemloos oneindige dat zich als universum manifesteert in alle<br />

dingen. Uit de Ungrund ontwikkelt zich een Scheppende Wil, die zichzelf tot uitdrukking<br />

brengt. God ziet doorheen Sophia (wijsheid Gods) elke potentie van de werelden die Hij<br />

schept. God is dus nooit in „esse‟, maar altijd in „fieri‟ (in wording). Aldus is de ganse kosmos<br />

het lichaam van God. Es gibt nichts Geistiges ohne Leibliches! <strong>De</strong> wereld is bezield, is een<br />

verschijningsvorm van het geestelijke, de openbaring van het verborgen goddelijke. <strong>De</strong><br />

goddelijke Sophia wordt ook Ogen of Spiegel geheten, een spiegel waarin God zichzelf<br />

herkent en tot zelfbewustzijn komt. God en Sophia zijn volmaakt androgyn.<br />

In zijn cosmologie onderscheidt Böhme drie principes en zeven geesten. <strong>De</strong> drie: God als<br />

vuur van een (eeuwige) geestelijke wereld, de Zoon als het Licht dat voortkomt uit het vorige<br />

principe, de (sterfelijke) natuur. Er is echter slechts één God, het hele Zijn dat behelst: Kwaad<br />

en Goed, Hemel en Hel, Licht en Duister, Eewigheid en Tijd, Begin en Einde. <strong>De</strong> „hel‟ is<br />

tegelijk ook levensenergie. Elke realiteit, ook de goddelijke, ontstaat door het zich ontplooien<br />

vanuit de tegenstellingen.<br />

<strong>De</strong> zeven Quellgeister (brongeesten) structureren alle verbanden (bv. tussen God, mens,<br />

wereld). Het gaat om de aantrekking (scheppende wil), de afstoting (het differentiëren) en de<br />

rotatie (brengt evenwicht tussen beide vorige), de logos (het scheppende woord, dat tot<br />

bewustzijn leidt), de zoetheid (liefde), het zoute (intelligentie), de Sophia als apotheose. <strong>De</strong><br />

zeven treft men aan in de wereld, dus ook in de mens. Door de val van Lucifer ontstond<br />

egoïsme uit het zelfbewustzijn.<br />

Elke mens kan zich van dit alles bewust worden door een innerlijke transformatie. Doorheen<br />

de tegenstellingen zal men opnieuw de weg naar de harmonie en de eenheid ontdekken. Men<br />

zal zich openstellen voor de kern van zijn goddelijke realiteit (in een Zentralschau). Wanneer<br />

de mens zichzelf terugvindt, helpt hij ook bij de ontwikkeling van Gods zelfbewustzijn. “God<br />

moet mens worden, de mens moet God worden”, dit is Böhme‟s visie op de goddelijke<br />

aanwezigheid in al het levende. Het heet kommen in das Ganze door het terugvinden van<br />

göttliche Auge zum Sehen. Dit is mogelijk omdat elke mens een signatuur is van het<br />

goddelijke, „één met Christus‟ in zijn diepste zijn.<br />

<strong>De</strong> ideeën van Böhme hebben in Duitstalig Europa veel generaties beïnvloed, o.m. Gichtel,<br />

Arnold, Von Baader, Oetinger, Zinzendorf, Goethe, Schelling, Novalis, Leibniz, Hesse, Jung,<br />

Mann. Maar ook in de rest van de beschaafde wereld was de uitstraling erg groot; denken we<br />

slechts aan Swedenborg, Saint-Martin, Poiret, Pordage, Milton, Leade, Blake, Fox (van de<br />

Quakers), Berdiaev, Gurdjieff.<br />

Boehme: “Wanneer je de wereld verlaat, kom je in dat waaruit de wereld is gemaakt”.<br />

<strong>De</strong> Kring van Tübingen<br />

Men kan de start van de <strong>Rozenkruisers</strong> situeren in het begin van de 17 e eeuw, nl. in


academische kringen te Tübingen (kleine stad in Württemberg). Omstreeks 1608 vormde zich<br />

daar een groep rond Johann Arndt, Tobias Hess en Johann V. Andreae. Tot de ledenkring<br />

behoorden tal van juristen (o.a. Wilhelm Bidembach, Christoph Besold, Thomas Lansius), de<br />

filosoof Tobias Adami, de theoloog Johann J. Hainlin, de astronoom Wilhelm Schickard.<br />

Allen hadden (buiten hun vakgebied) interesse voor mystiek en oude esoterieën; ze wensten<br />

een religieus-maatschappelijke hervorming volgens de inzichten van Luther en Calvijn.<br />

Arndt, Hess en Andreae worden verder besproken.<br />

Vanaf 1614 ontstond in dit midden een esoterische traditie, genaamd Broederschap van het<br />

Rozenkruis, die men moet beschouwen als een „uitgevonden traditie‟ (een invented tradition<br />

volgens de omschrijving van historicus Eric Hobsbawm). Dat geldt overigens ook voor de<br />

Vrijmetselarij, die een eeuw later in Londen zou ontstaan (in 1717).<br />

<strong>De</strong> hieronder beschreven beweging ontstond uit een rijke esoterische context, zoals we<br />

hierboven hebben gezien. Mystieke en hermetische ideeënstromingen hadden een grote<br />

invloed sedert de Renaissance. Vooral Paracelsus zou een sterke invloed uitoefenen. <strong>De</strong><br />

Zwitserse alchemist beschreef de geneeskundige toepassingen van de magie; bij hem vindt<br />

men tal van verwijzingen naar roos + kruis of roos + Christus. <strong>De</strong> roos staat hier voor de<br />

wederopstanding na de dood (cf. Liber de resurrectione, 1533). <strong>De</strong> <strong>Rozenkruisers</strong> zullen zich<br />

uitdrukkelijk op Paracelsus beroepen. In 1605 verscheen een tweede uitgave in tien delen van<br />

Paracelsus‟ werken.<br />

In 1595 verscheen het succesrijke Amphitheatrum Sapientiae Aeternae van Heinrich<br />

Khunrath, met tal van illustraties en verwijzingen naar de Kabbala en de muziek. <strong>De</strong> drang<br />

naar een hervorming in één grote (bovenmenselijke) samenhang had Khunrath gemeen met<br />

Ficino, Paracelsus, Weigel, Boehme en de utopisten.<br />

<strong>De</strong> Duitse arts en alchemist Michael Maier (1568-1622, zie verder: „Sterke reacties‟) schreef<br />

twee gekende werken: Atalanta fugiens (1617, met vijftig emblemata en evenveel fuga‟s) en<br />

Silentium post clamores (ook 1617, over de oertraditie). Een beroemd opschrift uit het eerste<br />

boek: “Wie de Filosofische Rozentuin tracht binnen te dringen zonder sleutel, lijkt op een<br />

man die wil lopen zonder voeten” (Qui Rosarium intrare conatur Philosophicum absque<br />

clave, assimilatur homini ambulare volenti absque pedibus - emblema XXVII). <strong>De</strong> „sleutel‟ is<br />

te vinden in de Traditie.<br />

Als tegenhanger van de religieuze spanningen (ingevolge Reformatie en Contrareformatie)<br />

ontstonden in de 16 e en 17 e eeuw allerlei politiek-godsdienstige utopieën. Tot de gekendste<br />

behoren de Utopia (1516) van Thomas Morus, de Pansofie van o.m. Francesco Patrici in zijn<br />

Nova de Universis Philosophia (1591), La Città del Sole (1623) van Campanella, The New<br />

Atlantis (1627) van Francis Bacon. <strong>De</strong> historische <strong>Rozenkruisers</strong> kan men als een der<br />

invloedrijkste uitlopers van deze stroming beschouwen. <strong>De</strong> medestichter J.V. Andreae<br />

publiceerde trouwens zelf de utopie Christianopolis in 1619.<br />

Naast hermetisme en utopie kende men in Tübingen zeker ook de Rijnlandse mystiek (via J.<br />

Arndt) en de mystieke theoriën van de Catalaanse theoloog en mysticus Raimundus Lullius<br />

(Ramon Lull, 1232-1315) wiens werken in 1598 te Straatsburg waren verschenen. Lull


esteedde zijn leven aan de bekering van moslims en joden. En hij schreef daartoe o.m. Ars<br />

Magna, waarin hij de algemene beginselen uiteenzet die naar de waarheid leiden. <strong>De</strong> grootste<br />

mystieke invloed ging in die periode (de overgang van de Renaissance naar de premoderne<br />

tijden) echter vooral uit van Jacob Böhme (1575-1624). In zijn boek Aurora (1612) geeft hij<br />

het resultaat weer van zijn vele meditaties over God en wereld.<br />

_ _ _<br />

Met zoveel esoterie in hun bagage ontstond in het universitair wereldje van Tübingen de kring<br />

der eerste <strong>Rozenkruisers</strong>. Uit de latere briefwisseling van de leden kan men afleiden dat een<br />

dertigtal (vooral lutherse) stichters vanaf 1608 bijeenkwamen en dat drie onder hen (T. Hess,<br />

J. Arndt en J.V. Andreae) een sturende rol speelden. <strong>De</strong> Tübinger Kreis zou gegroeid kunnen<br />

zijn uit een eerdere studiegroep van een dozijn leden rond Hess.<br />

<strong>De</strong> theoloog en alchemist Johann Arndt (1555-1621) wordt gezien als de spirituele leider. Hij<br />

was voorstander van een „mystieke theologie‟. Arndt schreef enkele succesrijke christelijke<br />

boeken, zoals Vier Bücher vom wahren Christentum (1610, met diverse verwijzingen naar<br />

Paracelsus) en Paradies-Gärtlein (1612), waarin hij zich beriep op de middeleeuwse mystiek.<br />

Wordt beschouwd als de grote voorloper van het piëtisme. Zelf bouwde hij verder op de<br />

Duitse mystiek van o.a. Johannes Tauler en Valentin Weigel.<br />

Aan Tobias Hess (1558-1614) wordt een basisrol toegekend in de totstandkoming van de<br />

eerste twee manifesten. Uit zijn bijbelstudie leidde hij een geheime chronologie af, die vanaf<br />

1620 moest uitmonden in de Periode van de H. Geest. Hess was een veelzijdig man: kabbalist,<br />

paracelsist, joachimist, arts, jurist. Hij was geestelijk verwant met Simon Studion en Julius<br />

Sperber.<br />

Maar dé sleutelfiguur van het historische Rozenkruis was de theoloog Johann Valentin<br />

Andreae (1586-1654), auteur van het derde manifest in 1616. Hij ijverde zijn leven lang (en in<br />

vele, vaak satirische, boeken) voor een „respublica christiana‟ waarbij de praxis pietatis (de<br />

sociale inzet van elke dag) centraal staat. Aldus kan men hem (zoals Arndt) als een grote<br />

voorloper van het Duitse piëtisme beschouwen. Na de <strong>De</strong>rtigjarige Oorlog zette hij zich sterk<br />

in voor de algemene schoolplicht.<br />

Andreae zag zichzelf als behorend tot de christelijke (lutherse) hoofdstroom en zeker niet als<br />

een esoterist. Hij heeft het occulte (alchemie, astrologie, rozenkruis) steeds afgewezen in zijn<br />

later werk. In 1614 werd Andreae diaken te Vaihingen an der Enz, in 1620 priester in Calw, in<br />

1638 hofpredikant in Stuttgart. Hij stichtte het Christliche Gottliebende Gesellschaft, kreeg in<br />

1650 de leiding van de kloosterschool te Bebenhausen en werd in zijn laatste levensjaar abt te<br />

Adelberg.<br />

<strong>De</strong> drie manifesten<br />

<strong>De</strong> Kring van Tübingen publiceerde in 1614 (in het Latijn) te Kassel een boekje, Fama


Fraternitatis, over de reizen (= initiatie) van Christian Rosencreutz (CRC), voorafgegaan<br />

door een oproep aan alle geleerden van het verscheurde Europa om mee te werken aan een<br />

algemene hervorming van godsdienst, wetenschap en politiek. <strong>De</strong>ze Allgemeine und General<br />

Reformation der ganzen weiten Welt vertoont overeenkomsten met het satirische Ragugli di<br />

Parnasso (1612-13) van Boccalini (vertaald door Christoph Besold), nl. het 77 e tractaat.<br />

<strong>De</strong> Fama behelst een verslag van de reizen van CRC doorheen het Midden-Oosten en Noord-<br />

Afrika. Hij brengt vooral veel tijd door in Damcar (drie jaar) en Fez (twee jaar). <strong>De</strong> Arabische<br />

wijzen initiëren hem in de kennis van de Natuur en in de gnosis van alle tijden. Hij leert hier<br />

dat de wetten der kennis in harmonie moeten zijn met het goddelijke. Hij verneemt het<br />

geheim van de Vier Elementen. In Fez krijgt CRC de opdracht in Europa een geheime<br />

broederschap te stichten om de gnosis door te geven.<br />

Na een retraite van vijf jaar begint hij met de fratres G.V., I.A. en I.O. een Tempel van de H.<br />

Geest te bouwen, zieken te genezen en de leer samen te stellen. Zeven jaar later richt hij de<br />

Orde op. <strong>De</strong> leden vergaderen jaarlijks in de Tempel van de H. Geest. CRC sterft op de<br />

ouderdom van 106 jaar in 1484.<br />

Het zevenkantige mausoleum van Rosencreutz wordt, zoals op de toegangsdeur voorspeld, na<br />

120 jaar (dus in 1604) ontdekt. Het getal 120 verwijst naar het Oud Testament (“<strong>De</strong> mens is<br />

maar een nietig wezen; de duur van zijn leven zal honderdtwintig jaar bedragen” – Gen. 6:3).<br />

Men treft hier (bij tekeningen) nog vier andere inscripties aan: Nequaquam vacuum (er bestaat<br />

geen leegte), Libertas Evangelii (de vrijheid van het Evangelie), Legis Jugum (het juk van de<br />

Wet), <strong>De</strong>i Gloria intacta (tot absolute glorie van God).<br />

Het lichaam van CRC bleef al die jaren ongeschonden bewaard, met in zijn hand een boek<br />

met de doctrine. Het gewelf is verdeeld in driehoeken met symbolische figuren en met<br />

teksten. Ook de leus van de broederschap: Ex <strong>De</strong>o nascimur, in Jesu morimur, Per Spiritum<br />

reviviscimus (geboren in God, overleden in Jezus, worden we herboren in de H. Geest). <strong>De</strong><br />

laatste zin van de Fama luidt: Sub umbra alarum tuarum Jehova (in de schaduw van uw<br />

vleugels, Jehova). <strong>De</strong> anonieme auteur noemt zich „broeder van het rozenkruis‟ (een<br />

andreaskruis, volgens zijn schild).<br />

Reeds een jaar later, in 1615, verscheen een tweede uitgave van de Fama, samen met de<br />

toegevoegde tekst Confessio Fraternitatis Rosae Crucis. Ad eruditos Europae. In deze laatste<br />

geloofsbelijdenis stond een nieuwe oproep tot christelijke en universele hervorming – met een<br />

hulde aan „het evangelisch leven‟. Aan de herboren mens wordt een prachtige nieuwe<br />

levensvorm beloofd, gelijkend op die van Adam in het paradijs. Dit zou samenhangen met „de<br />

Vierde Monarchie‟ en het verschijnen van buitengewone tekens en sterren. <strong>De</strong> Confessio legt<br />

verder de nadruk op de helende alchemie, geschikt voor de transmutatie der metalen (met het<br />

oog op de bevrijding van de mensheid).<br />

In de Confessio wordt de paus aangewezen als de Antichrist. Europa zou moeten streven naar<br />

een spirituele herbronning. Er wordt verwezen naar „de leeuw en zijn rijk‟, doelend op<br />

Frederik V, paltsgraaf te Heidelberg, die in staat werd geacht om de algehele<br />

wereldhervorming te verwezenlijken. Een neventhema is het streven naar vrije liefde. <strong>De</strong>


esoterische aard van het werk wordt aangegeven door het motto “wees discreet over de<br />

geheimen, spreidt geen rozenbed voor een ezel”.<br />

Verder benadrukken de <strong>Rozenkruisers</strong> dat zij de sleutel bezitten van alle kennis, zowel inzake<br />

geneeskunst als filosofie, kunst en theologie. En dat hun Kennis niet alleen uit de<br />

omzwervingen van CRC voorkomt, maar ook uit goddelijke verlichting en de hulp van<br />

engelen. Aldus zijn de <strong>Rozenkruisers</strong> gerechtigd om „de zesde kandelaar‟ aan te steken,<br />

hiermede een nieuw tijdperk (van de H. Geest) onthullend. Ze hebben het vermogen zich vrij<br />

te bewegen in tijd en ruimte. Ze beschikken over een „magisch schrift‟, dat toelaat om de<br />

goddelijke opdrachten te begrijpen en uit te voeren. En zij worden belast met het bestuur en<br />

de organisatie van Europa.<br />

Het derde manifest van de <strong>Rozenkruisers</strong>, Chymische Hochzeit Christiani Rosencreutz – Anno<br />

1419, verschenen in 1616, wordt algemeen toegeschreven aan Johann Valentin Andreae. Het<br />

handelt over de verheffing van de menselijke ziel in zeven dagen, verhuld als een<br />

alchemistisch traktaat. In het jaar 1459 wonen negen uitverkorenen een koninklijk huwelijk<br />

bij. Koning en koningin worden onthoofd, evenals vier aanwezige edelen. Er volgt een<br />

(uiteraard symbolische) begrafenis, waarbij de uitverkorenen worden verzocht een medicijn<br />

op te zoeken dat de onthoofden nieuw leven kan schenken. Ze slagen in hun opzet; de<br />

uitverkorenen worden verheven tot Ridder van de Gulden Steen (Eques a Aurei Lapidis) met<br />

macht over onwetendheid, armoede en ziekte. Besluit: de hoogste kennis is niets te weten, na<br />

de mystieke dood volgt de wedergeboorte.<br />

Dit manifest legt alweer de nadruk op de innerlijke weg om de ware Verlossing te bereiken.<br />

Het is minder een alchemistisch traktaat dan een literaire beschrijving van de vereniging van<br />

Animus en Anima (zoals Jung het later zal heten), doorspekt met allerlei enigma‟s en<br />

erotische zinspelingen. Andreae heeft zich waarschijnlijk laten inspireren door The Faerie<br />

Queene (1590) van Edmund Spenser. <strong>De</strong> uitverkorenen drinken uit de fontein van Hermes.<br />

_ _ _<br />

<strong>De</strong> diepere betekenis van de historische manifesten van het Rozenkruis ligt in het streven naar<br />

Eénheid in een periode van grote verdeeldheid, en wel op diverse niveaus. Bovenaan staat de<br />

vereniging van het profane met het spirituele, evenals de „algemene hervorming‟. Maar men<br />

kan in Roos-plus-Kruis zeker ook de na te streven harmonie van alle individuele dualiteiten<br />

zien, evenals het vermijden van religieuze conflicten. Achter de manifesten schuilt een<br />

streven naar een innerlijke spirituele hervorming doorheen een (alchemistische) transmutatie.<br />

<strong>De</strong> Chymische Hochzeit wordt weleens beschreven als het Magnum Opus van de alchemisten<br />

en de Fama als de zoektocht naar de Graal.<br />

Volgens de Fama en de Confessio moet het Boek van de Natuur (Liber Mundi) naast het<br />

„Boek van God‟ (de bijbel) worden geplaatst, ten einde de goddelijke orde in de natuurlijke<br />

terug te vinden. Goddelijke en menselijke wijsheid zijn verenigbaar vanwege de analogie<br />

tussen micro- en macrokosmos. In elke mens zit de complete wijsheid van de wereld


verborgen. <strong>De</strong>rgelijke ideeën leefden ook wel bij andere vroegmoderne filosofen, zoals<br />

<strong>De</strong>scartes, Spinoza, Bacon, Hobbes, Leibniz (Characteristica Universalis). Het idee van een<br />

Liber Mundi werd ontleend aan Paracelsus.<br />

<strong>De</strong> manifesten zijn zonder twijfel symbolische verhalen, dus niet letterlijk op te nemen. <strong>De</strong><br />

reis van CRC van oost naar west kunnen we duiden als een initiatieke reis; er is ook een<br />

connotatie met de kruistochten. We herkennen diverse symbolische jaartallen, zoals 1378<br />

(geboortejaar van Rosencreutz en jaar van het Groot Westers Schisma Rome-Avignon). In het<br />

jaar van zijn dood (1484) wordt Luther geboren. <strong>De</strong> ontdekking van een graftombe komen we<br />

wel vaker tegen in mythische verhalen. Dat CRC zelf een symbolische naam draagt, hoeft<br />

geen uitleg. Overal in de teksten vindt men verwijzingen naar oude mystici, naar Paracelsus<br />

en andere alchemisten.<br />

<strong>De</strong> Kabbala, die in de verdere ontwikkeling van de beweging een grote rol zal spelen, komt<br />

hier nog niet voor.<br />

Sterke reacties<br />

Tijdens de <strong>De</strong>rtigjarige oorlog (1618-48) en de twintig volgende jaren kwamen er vanuit heel<br />

Europa heelwat reacties op de drie manifesten – zij het vooral negatieve in de katholieke<br />

landen. <strong>De</strong> ideeën van een esoterische kennis gecombineerd met een culturele omwenteling<br />

van de „wijde wereld‟ spraken blijkbaar veel protestantse intellectuelen aan.<br />

Vooral Robert Fludd (1574-1637), arts en archivaris te Oxford, wordt als de voortrekker van<br />

de R+C-beweging in de Engelstalige wereld beschouwd. Groot bewonderaar van Paracelsus.<br />

Enkele van zijn boeken, waaronder het vermelde Summum bonum (1629) zijn aan de<br />

<strong>Rozenkruisers</strong> opgedragen. Uit dit laatste boek: “<strong>De</strong> <strong>Rozenkruisers</strong> noemen zich broeders<br />

omdat ze allen kinderen van God zijn en de roos het bloed van Christus voorstelt, omdat er<br />

geen zelfverloochening en verlichting komt zonder een intern en mystiek kruis”. Fludd merkt<br />

in hetzelfde werk ook op dat men diep in „de aarde‟ moet graven om de ware hoeksteen te<br />

vinden (ut lapidem vere angularem inveniat). Reeds in 1616 publiceerde hij de Apologia<br />

compendiaria Fraternitatem de Rosae Cruce (beknopte verdediging van de Broederschap van<br />

het Rozenkruis).<br />

<strong>De</strong> <strong>Rozenkruisers</strong> verdienen onze achting, want zij willen de wereld redden door een<br />

vernieuwing van de wetenschap op grond van een hervormde christelijke leer. <strong>De</strong>ze<br />

wetenschap grijpt o.m. terug op de magie, de kabbala, de alchemie en de astrologie. <strong>De</strong><br />

oerwijsheid werd volgens Fludd meegedeeld aan de eerste mens, en vervolgens aan de<br />

patriarchen, de profeten, de wijzen, ten slotte aan de broeders van het Rozenkruis. Doorheen<br />

de muziek kan men de hemelse harmonie terugvinden die micro- en macrokosmos verbindt.<br />

Francis Bacon (1561-1626), groot filosoof en medewerker van Elisabeth I, was beïnvloed<br />

door het esoterisme van Paracelsus en Fludd en tegelijk voorvechter van een internationale


wetenschappelijke samenwerking. In zijn Nova Atlantis (1624) verdedigt hij zoals<br />

Campanella een maatschappij bestuurd door geleerden. Op zijn ideeën steunde later de Royal<br />

Society (of London for Improving Natural Knowledge).<br />

Er is veel gescheven over de rol van de alchemist en antiquair Elias Ashmole (1617-92) als<br />

band tussen de oude <strong>Rozenkruisers</strong> en de jonge Vrijmetselarij. Ashmole zocht met bevriende<br />

antiquairs naar de bronnen van de <strong>Rozenkruisers</strong>, hij zou een lid zijn geweest van de<br />

operatieve maçonnerie. Was in elk geval een actief lid van de Royal Society. Te Oxford werd<br />

hem een museum opgedragen (op basis van een door hem geschonken legaat).<br />

In het begin kwam de respons op de R+C-oproep ook uit Schotland. <strong>De</strong> Schot Henry<br />

Adamson schreef in 1638 het (enigszins ironisch) gedicht The Muses Trenodie, waarin o.a.<br />

For we brethren of the Rosie Cross:/ We have the Mason Word and second sight,/ Things for<br />

to come we can fortell aright ….<br />

In 1652 publiceerde de Welshman en alchemist Thomas Vaughan (1622-66) de Fama en de<br />

Confessio, hij publiceerde later nog diverse geschriften over de <strong>Rozenkruisers</strong> onder het<br />

pseudo Eugenius Philalethes. We kunnen ook John Heyden (1629-67) vermelden met The<br />

Glory of the Rosy-Cross (1664).<br />

Frankrijk valt vooral op door negatieve reacties. Het begon met de zgh. Affaire des Affiches:<br />

in 1622 maakte een collectief geheten Députés du Collège principal de frères de la Rose-<br />

Croix zich bekend met twee affiches die in Parijs werden uitgehangen, evenwel zonder<br />

mogelijkheid zich aan te sluiten. Hierop verscheen een reeks antwoorden, vooral in 1623 de<br />

aanval van Gabriel Naudé, secretaris van Mazarin en geheten Instruction à la France sur la<br />

vérité de l’histoire des Frères de la Roze Croix met ironische commentaren.<br />

Beroemd werd het twistgeschrijf tussen Robert Fludd (supra) en de Franse pater Marin<br />

Mersenne, in 1623 begonnen met Mersennes‟ Quaestionis celeberrimae in Genesim waarin<br />

hij zich kant tegen de occulte erfenis van de Renaissance, in 1624 gevolgd door L’impiété des<br />

déistes, athées et libertins de ce temps. Hierop volgt de polemiek met Fludd. Mersenne heeft<br />

het over les magiciens et charlatans qu’on appelle Frères de la Rose-Croix, lesquels se<br />

ventent d’entendre Trismégiste et tous les cabalistes de l’Antiquité. Mersenne werd o.a.<br />

gesteund oor Pierre Gassendi en <strong>René</strong> <strong>De</strong>scartes.<br />

<strong>De</strong> jezuïet Jacques Gaultier heeft het in Table chronographique de l’Estat du Christianisme<br />

(1633) over de R+C als un rejeton du luthéranisme, mélangé par Satan d’empirisme et de<br />

magie. Cyrano de Bergerac (1629-55) schrijft over une certaine cabale de jeunes gens que le<br />

vulgaire a connus sous le nom de ‘Chevaliers de la Rose-Croix’ (in Histoire comique des<br />

états et empires du soleil, 1657).<br />

In het Duitstalig Europa van die tijd zijn vooral Michael Maier en Jan A. Comenius gekend<br />

als aanhangers van de <strong>Rozenkruisers</strong>. <strong>De</strong> Duitse arts Michael Maier (1568-1622) schreef een<br />

twintigtal werken over alchemie. In het bekende Atalanta Fugiens (1617) combineert hij de<br />

muziek met de alchemie. Ook aan de <strong>Rozenkruisers</strong> wijdde hij enkele geschriften, o.a. in<br />

Silentium post clamores (1617) en Themis Aurea, hoc est <strong>De</strong> legibus Fraternitatis R.C.


(1618). Maier zag in het Rozenkruis de voortzetting van de antieke filosofische traditie. In<br />

„Silentium‟ zegt hij dat de ware <strong>Rozenkruisers</strong> zich buiten tijd en ruimte bevinden, dat ze in<br />

het diepst van de harten kunnen lezen, dat men zich niet kan kandidaat stellen (maar<br />

uitverkoren wordt). Maier prijst de R+C omdat ze met stilte hebben geantwoord op alle<br />

pamfletten die tegen hen werden geschreven. In „Themis Aurea‟ handelt hij over de werking<br />

van de broederschap, o.m. dat de broeders kosteloze zorgen verstrekken tijdens hun reizen,<br />

dat elke broeder jaarlijks de Tempel van de Heilige Geest bezoekt, dat hij zijn opvolger moet<br />

aanduiden ingeval van overlijden, dat de broederschap honderd jaar geheim dient te blijven.<br />

<strong>De</strong> Duitse arts en astronoom Daniel Mögling (1596-1635) schreef ten gunste van de<br />

<strong>Rozenkruisers</strong> onder divers pseudo‟s. Als „Florentino de Valentia‟ diende hij ene F.G.<br />

Menapius van antwoord in Rosa florescens (de bloeiende roos,1617); hij vergeleek de<br />

werking van het R+C met de spiegels van Archimedes en hun methode met die van<br />

Pythagoras; ze staan ook voor de kwadratuur van de cirkel en de wedergeboorte in Jezus<br />

Christus; het ware Boek (en het Koninkrijk Gods) bevindt zich in de mens. Als „Theophilus<br />

Schweighardt Constantiensem‟ publiceerde hij in 1618 Speculum Sophicum<br />

Rhodostauroticum (spiegel van de wijsheid der <strong>Rozenkruisers</strong>) waarin hij het profiel van de<br />

beweging schetste, o.a. „ora et labora‟, eerder God dan de wetenschap, Thomas a Kempis zet<br />

u op de goede weg.<br />

Ook de in Danzig geboren Gotthardus Arthusius (1570-1630) verschool zich achter<br />

pseudoniemen in zijn verdediging van de <strong>Rozenkruisers</strong>. Als „Irenaeus Agnostus‟ publiceerde<br />

hij in 1619 Fons Gratiae; hij herhaalt hier het voorschrift dat de kandidaat vijf jaar lang het<br />

Kruis moet dragen vooraleer de Roos zich openbaart. Als „Rhodophilus Staurophorus‟ (vriend<br />

van de kruisdragende roos) was hij de schrijver van het pamflet Raptus Philosophicus.<br />

Julius Sperber (1540-1616) werkte mee aan de start van de historische <strong>Rozenkruisers</strong> onder<br />

het pseudo „Julianus de Campis‟; een brief van hem werd bij de uitgave-1615 van de Fama<br />

gevoegd. In Echo des Lobl. Ordens R.C. (Danzig, 1615) situeert hij de R+C in de oeroude<br />

traditie beginnend met Adam. Sperber heeft het over een Gemeinschaft von Rosenkreuzern,<br />

maar dat is wellicht een overdrijving.<br />

<strong>De</strong> Duitse alchemist Adrian von Mynsicht (1603-38) schreef onder het pseudo „Hinricus<br />

Madathanus‟ in 1621 Aureum Saeculum Redivivum (de herboren Gouden Eeuw) met<br />

theosofische en R+C-trekjes. Het boek werd later hernomen in diverse verzamelwerken.<br />

In de Duitstalige gebieden hebben tal van R+C-broederschappen bestaan vanaf de 17 e eeuw,<br />

die meestal uitzwermingen waren van de Orden des Unzertrennlichen (1577 - supra).<br />

Gekende leden waren o.a. Samuel Richter (Sincerus Renatus) en Valentin Andreae. Vanaf<br />

1671 zou een samenwerking ontstaan met de adellijke Palmenorden.<br />

Jan A. Comenius (1592-1670) was geen Rozenkruiser, maar hij correspondeerde met<br />

Andreae, die hij ook geregeld citeert in zijn boeken. Hij was vooral aangetrokken door hun<br />

doelstellingen van universeel onderwijs en universele hervorming (cf. „Het labyrint van de<br />

wereld‟, 1631). Jan Comenius wordt gezien als een grondlegger van de „pansofie‟, een<br />

religieus-filosofische beweging i.v.m. een wereldomvattende kennis en vrede in de 17 e en 18 e


eeuw, o.a. door zijn boeken Prodomus pansophiae (1637) en Schola pansophiae (1670).<br />

Geloof en wetenschap mogen niet worden gescheiden. In 1667 stichtte hij in Amsterdam het<br />

Collegium Lucis, sterk verwant met de <strong>Rozenkruisers</strong>.<br />

Ook Leibniz (1646-1716) had belangstelling voor het Rozenkruis; hij was de secretaris van<br />

een alchemistisch genootschap te Nuremberg. In steden als Kassel en Praag stond de R+Cbeweging<br />

in hoog aanzien. Op 10 mei 1625 werden de <strong>Rozenkruisers</strong> veroordeeld door de<br />

Theologische Faculteit te Leiden.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!