6. Alexandrië - René Pieyns - Esoterie : De hogere graden
6. Alexandrië - René Pieyns - Esoterie : De hogere graden
6. Alexandrië - René Pieyns - Esoterie : De hogere graden
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>6.</strong><br />
<strong>Alexandrië</strong><br />
- Gnostiek<br />
- Christenen vs. gnostiek<br />
- Hermes Trismegistos, inwijding<br />
- Neopythagorisme, neoplatonisme<br />
<strong>De</strong> havenstad <strong>Alexandrië</strong> was in de eerste eeuwen de belangrijkste stad van Egypte, met<br />
zowat 400.000 inwoners, en de tweede grootste van het Romeinse Rijk (na Rome). Ze werd<br />
Alexandria apud Aegypton geheten; het Grieks was er de cultuurtaal. <strong>De</strong> stad was beroemd<br />
omwille van haar Bibliotheca Alexandrina (een enorme bibliotheek) in het Mouseion, haar<br />
Vuurtoren (een van de zeven wereldwonderen van de oudheid), het mausoleum van<br />
Alexander de Grote, en haar filosofische scholen. <strong>Alexandrië</strong> was de trefplaats van de<br />
gnostiek, het neoplationisme, de Egyptische godsdienst, het jonge christendom en de joodse<br />
religie.<br />
Gnostiek<br />
In het Romeinse keizerrijk rivaliseerden de gnostische secten met het jonge christendom. We<br />
zijn hieromtrent goed ingelicht na de vondsten in Nag Hammadi (Egypte, 1945) en de Dode-<br />
Zeerollen te Qumran (Israël, 1970). <strong>De</strong> gnostische secten verspreidden zich in het imperium<br />
reeds in de eerste eeuw, maar vooral sterk in de tweede en derde eeuw, vermoedelijk vaak<br />
vanuit <strong>Alexandrië</strong> (waar enkele van de gekendste gnostici leefden). Maar men vindt de<br />
gnostiek in het begin van onze tijdrekening terug in diverse culturen van en rond het Midden<br />
Oosten: Perzië, Babylonië, Griekse cultuur, Egypte, christenen, joodse middens.<br />
<strong>De</strong> gnostiek is een strijd tegen de onwetendheid. <strong>De</strong> benaming is afgeleid van gnosis, Grieks<br />
voor kennis; bedoeld is de bevrijdende spirituele kennis (langs intuïtieve weg te bereiken).<br />
Volgens de definitie van Clemens van <strong>Alexandrië</strong>: “Gnosis, de kennis die wij waren en wat<br />
wij geworden zijn, waar wij waren en waarin wij geworpen zijn, waarheen wij ons spoeden en<br />
waarvan wij verlost worden, wat de geboorte is en wat de wedergeboorte”. Hier vertrekt men<br />
dus niet van geloof, maar van geopenbaarde kennis
Men bestudeert vandaag overwegend vijf hoofdstromingen – chronologisch: de joodse<br />
gnostiek van de Sethianen, de slangengnostiek van de Ophieten/Naässenen, het marcionisme,<br />
de Alexandrijnse gnostiek (vooral Valentinus), de oosterse gnostiek (vooral het<br />
manicheïsme). Daarnaast heeft de vermelde vondst van de papyrusrollen te Nag Hammadi en<br />
te Qumran de aandacht gevestigd op de gnostische evangeliën (van o.a. Thomas, Judas, Maria<br />
Magdalena) en de daarmee verwante secten.<br />
In joodse Alexandrijnse middens speelde de theoloog Philo van <strong>Alexandrië</strong> (ca. 20 VC- 45<br />
NC) een rol van voorloper en catalysator. Hij bestudeerde de heilige joodse teksten vanuit een<br />
Griekse invalshoek. Vertrekkend van Genesis legt hij een band tussen God en mens, tussen<br />
Logos en materie. <strong>De</strong> band tussen intelligentie (het mannelijke) en de zintuigen (het<br />
vrouwelijke) vindt hij in de androgynie. Hij schuwde de sterke uitspraken niet: “Wanneer God<br />
omgang krijgt met de ziel, gebeurt het dat zij die voorheen vrouw was wederom maagd<br />
wordt”. Het doel van het leven is God te leren kennen. <strong>De</strong> mens zit volgens Philo echter<br />
gevangen in zijn lichaam; hij kan zich bevrijden door het zoeken naar de Logos (Gods<br />
voorzienigheid) met behulp van de Wijsheid (waarin God zich openbaart). “Zij die het<br />
naamloze zoeken d.m.v. het naamloze, licht door het licht, zijn op weg naar de waarheid”. <strong>De</strong><br />
dood van het lichaam betekent de verlossing van de ziel.<br />
Men beschouwt de Sethianen als de voorgangers van alle andere gnostische stromingen,<br />
vermoedelijk reeds actief in de eerste eeuw VC. Hun denkbeelden zijn goed verwoord in het<br />
„Geheime boek van Johannes‟, uit de Nag-Hammadigeschriften. Het complexe<br />
scheppingsverhaal begint hier bij de onbenoembare Vader-god, die een evenbeeld uit zichzelf<br />
laat stromen (zodat Hij zichzelf kan spiegelen), nl. Barbelo, de eerste aeon. Barbelo vraagt<br />
Vader om andere aeonen toe te voegen, zoals Onvergankelijkheid, Waarheid, Christus. <strong>De</strong><br />
laatste wordt omringd door twaalf aeonen/lichten en aldus ontstaat de kosmische wereld – het<br />
Pleroma (waarin de wezens Adamas en Seth; Adamas is een volmaakte spiritueel-fysieke<br />
mens en Seth bevat alle ontwikkelingskiemen van de mensheid). Dan schept de lagere aeon<br />
Sophia (wijsheid) haar evenbeeld, de boosaardige demiurg Jaldabaoth, die aan Sophia de<br />
krachten onttrekt om het menselijk universum te scheppen (waarin het materiële heerst).<br />
Jaldabaoth bestuurt het universum samen met zijn Archonten. Na het scheppen van de mens,<br />
Adamas, verliest hij op zijn beurt alle aan Sophia ontstolen krachten. Van de Vader ontvangt<br />
Adamas een goddelijke vonk, Epinoia. Jaldabaoth wil deze roven en schept als evenbeeld het<br />
vrouwelijk lichaam Eva. <strong>De</strong> Epinoia verdwijnt daarop in de Boom der Kennis. Eva wordt<br />
verkracht door Jaldabaoth en de archonten, waaruit Kaïn en Abel voortkomen. Uit Adam en<br />
Eva ontstaat Seth, de eigenlijke eerste zoon die de zaden uit de Boom des Levens voor Adam<br />
gaat halen – zodat ooit de verlossing (pronoia) zal komen.<br />
In tientallen gnostische teksten vindt men allerlei varianten op dit scheppingsverhaal. <strong>De</strong><br />
Sethianen zwermden uit in Syrië en Egypte. Ze hadden een duidelijke invloed op<br />
Thomasianen, Basilidianen en Valentinianen. <strong>De</strong> negatieve theologie (God is alleen negatief<br />
te omschrijven – bv. Hij maakt geen deel uit van de eeuwigheid) vindt hier een van haar<br />
wortels. Men zal in de vele gnostische stromingen, die volgen op de Sethianen, soortgelijke<br />
thema‟s terugvinden: de transcendente oergod, schepping doorheen emanatie (met aeonen en<br />
een demiurg), goddelijke vonk in de mens, een materiële wereld (o.l.v. archonten) van laag
allooi, gnosis en ascese zijn essentieel voor terugkeer naar de goddelijke oorsprong. Het<br />
proces van bewustwording is het prototype van alle latere esoterieën.<br />
<strong>De</strong> Ophieten/Naässenen zijn bekend geraakt door het Judasevangelie, door hun<br />
slangensymboliek en door de hevige aanval van kerkvader Irenaeus van Lyon in zijn boek<br />
„Adversus Haereses‟ (Tegen de ketters, ca. 180 NC, cf. infra) vooral gericht tegen de<br />
ophitische groep der Kaïnieten. Een slang heet ophis in het Grieks, naas in het Hebreeuws. <strong>De</strong><br />
Ophieten verschenen omstreeks het jaar honderd in Syrië en Egypte. Ze zagen de Slang als<br />
een leermeester in de gnosis, aangezien zij in het paradijs de mensen had leren eten van de<br />
Boom der Kennis. Dit sloot goed aanbij de Oud-Egyptische slangencultus (de Wereldslang)<br />
en bij het Johannesevangelie: “En deze Mensenzoon moet omhoog worden geheven, zoals<br />
Mozes de slang omhoog hief in de woestijn, opdat eenieder die gelooft in Hem eeuwig leven<br />
zal hebben” (3:14). Zij stelden zich voor als volgelingen van Maria Magdalena, die de leer<br />
van Jacobus (broer van Nezus) had ontvangen. <strong>De</strong> joodse god Elohim zagen ze als de duivelse<br />
demiurg, elders Yaldabaoth (zoon van de chaos) geheten.<br />
<strong>De</strong> ophitische groep der Kaïnieten verscheen ca. 160 en geeft een tegendraadse indruk: ze<br />
vereren Judas (die Jezus verraadde), Kaïn (die Abel vermoordde), de vuilaards van Sodom en<br />
Gomorra. Volgens hen bewees Judas, door zijn meester te verraden, dat hij zijn ware<br />
(ingewijde) leerlng was; hij wist wie Jezus echt was (“U bent van de onsterfelijke wereld van<br />
Barbelo”) en dat Jezus moest sterven om de verlossing van de mens mogelijk te maken. In het<br />
Judasevangelie zegt Jezus tot Judas: “Gij zijt de beste van allen. Ge offert de man die mij een<br />
vorm gaf”. Judas Iskariot zorgde ervoor dat de goddelijkheid van zijn meester onaangetast<br />
bleef.<br />
Het grootste gevaar voor de jonge christelijke kerk te Rome kwam vanuit <strong>Alexandrië</strong> (infra)<br />
en vanwege Marcion van Sinope (ca. 85-160). Sinope ligt aan de Zwarte Zee. Marcion werd<br />
door Hieëronymus als “ardens ingenii et doctissimus” omschreven (vurig van aard en groot<br />
geleerde), en door Polycarpus van Smyrna „de eerstgeborene van Satan‟. Volgens zijn inzicht<br />
bestaat de wereld uit drie sferen: de zichtbare realiteit, de sfeer van de <strong>De</strong>miurg en de hemel<br />
van God. Ook de mensheid werd in drie verdeeld: de uitverkorenen (pneumatikoi) waren<br />
gedoopt en leefden ascetisch, de gewone gelovigen (psuchikoi) die met de vorigen de Kerk<br />
van Marcion vormden, en de ongelovigen (hulikoi).<br />
<strong>De</strong> leer van Marcion aanvaardde uit de christelijke geschriften enkel het evangelie van Lucas<br />
en tien brieven van Paulus. Opgemerkt weze dat de christelijke cann van 27 teksten toen nog<br />
niet was samengesteld. Het Oud Testament werd in zijn geheel verworpen en het nieuw<br />
gezuiverd van alle „judaïsmen‟. Het kruis werd als symbool verworpen (“men aanbidt geen<br />
martelinstrument”) evenals de dubbele (menselijke + goddelijke) natuur van Christus. <strong>De</strong>ze<br />
laatste werd als geslachtloze geestverschijning gedacht. <strong>De</strong> discipelen onthielden zich van<br />
vlees en wijn (in de mis vervangen door water), de vis was een sacraal gerecht. Vasten op<br />
zaterdag. Men keerde zich naar het westen om te bidden.<br />
Het marcionisme kende een groot succes in tal van streken. Volgen Epiphanes waren de<br />
volgelingen in de vierde eeuw vooral te vinden in Italië, Egypte, Palestina, Arabië, Syrië,<br />
Cyprus en Perzië. Later gebeurde een versmeltng met het manicheïsme.
Het manicheïsme werd in Perzië gesticht door Mani (216-276), heette eigenlijk Kerk der<br />
Rechtvaardigheid en kende twee soorten leden: uitverkorenen (electi, die de absolute kuisheid<br />
nastreefden) en toehoorders (auditores). Er heerste dus een dubbele moraal (en een strakke<br />
hiërarchie). <strong>De</strong> secte verspreidde zich van China tot de Atlantische Oceaan en zou het meer<br />
dan twaalf eeuwen volhouden. Het manicheïsme kende meer succes dan de andere gnostische<br />
secten, omdat het eenvoudiger was en zich goed kon aanpassen aan lokale religieuze tradities.<br />
<strong>De</strong> doctrine vertrekt van de tegenstelling licht-duister en legt de wereld uit als een strijd van<br />
de opperste God tegen de Vorst der Duisternis. Aan de mens moet de herkomst van zijn ziel,<br />
nl. het Lichtrijk worden geopenbaard. Het proces van bevrijding word door gebed, vasten,<br />
kuisheid en armoede in de hand gewerkt. Aan het eind der tijden houdt Christus een gericht en<br />
worden de twee rijken definitief gescheiden.<br />
Mani, een jood, zag zichzelf als de laatste van een rij „verlossers‟, nl. voorafgegaan door Laotse,<br />
Boeddha, Zarathoestra, Hermes Trismegistos, Plato en Jezus van Nazareth. Zijn<br />
„syncretisme‟ betekent dat hij van alle vermelde denkers iets meepikte, bv. de reïncarnatie van<br />
Boeddha, het dualisme van Zarathoestra. Hijzelf stond als Archegos (leider) aan het hoofd van<br />
een College van twaalf leraren. Op aansteken van de afgunstige magiërs werd Mani door de<br />
Perzische heerser Bahram I opgesloten; hij stierf de marteldood.<br />
Augustinus was in zijn jeugd toehoorder bij de manicheïsten – om er nadien de hevigste<br />
bestrijder van de worden. <strong>De</strong> gnostiek heeft een grote invloed uitgeoefend op de westerse<br />
esoterie. We vinden sporen bij Campanella, Böhme, Schelling en Hegel, de christelijke<br />
mystiek, theosofie en anthroposophie, het martinisme, C.G. Jung, de vrijmetselarij. <strong>De</strong><br />
Katharen in de 12 e en 13 e eeuw waren de laatste gestructureerde gnostische beweging; hun<br />
leer was verwant met de gnostische Bogomielen (een Bulgaarse uitloper). Gnostische<br />
elementen die altijd een weerklank zullen vinden bij de meeste ingewijden: de noodzaak van<br />
zelfkennis, de geest is belangrijker dan het lichaam, de verbinding met het Absolute is direct<br />
bereikbaar, de lichtcultus.<br />
Christenen vs. Gnostici<br />
Dat het orthodoxe christendom reeds bij zijn start veel hinder ondervond van de gnostische<br />
secten wordt bewezen door het feit dat in het Nieuw Testament een viertal keer wordt<br />
gewaarschuwd tegen de gnostische opvattingen. Zo bv. in de „Brief aan de christenen van<br />
Kolosse‟, door Paulus geschreven tijdens zijn Romeinse gevangenschap in 58-60: “Weest op<br />
uw hoede, dat ge u niet laat meeslepen door bedrieglijke theorieën, die de machten van de<br />
kosmos verheerlijken maar Christus bestrijden … door mensen die voldoening vinden in<br />
zelfkastijding en engelenverering en het doorvorsen van hun vizioenen” (Kol. 2:8, 18).<br />
<strong>De</strong> christelijke orthodoxie wist zich op te bouwen door enerzijds een nieuwe canon samen te<br />
stellen (het Nieuw Testament) en anderzijds de strijd aan te binden met alle christelijke<br />
stromingen die afweken van de canon. Tot de laatste soort behoorden chronologisch: Simon<br />
Magus, de apocriefe evangeliën, de gnostische school van <strong>Alexandrië</strong> en de Pistis Sophia.
Simon, de magiër uit Samaria, wordt geciteerd in de „Handelingen van de Apostelen‟ en in het<br />
apocriefe „Handelingen van Petrus‟. Van deze gnostische christen werd verteld dat hij kon<br />
vliegen. Petrus ging hevig tekeer tegen hem. Volgens kerkvader Hippolytus werkte hij vanuit<br />
de „zevende kracht‟ (ook: Grote kracht). Volgens Irenaeus was hij gehuwd met Helena, een<br />
vrijgekochte prostituee. Maar volgens andere teksten was zij de incarnatie van Helena van<br />
Troje.<br />
<strong>De</strong> moderne interesse voor de christelijke gnostiek kwam opnieuw in een stroomversnelling,<br />
toen de vondsten in Nag Hammadi en Qumran nieuwe versies van gekende gnostische teksten<br />
aan het licht brachten, en o.m. in verband met Thomas, Judas en Maria Magdalena.<br />
Maria Magdalena wordt hier beschouwd als de gezellin van de Heer (die haar bevrijdde van<br />
zeven duivelse geesten, Lc. 8:2) en soms apostola apostolorum (eerste onder de apostelen)<br />
genoemd. In haar evangelie (in 1896 ontdekt in Caïro) onthult ze op vraag van Petrus welke<br />
mysteriën Jezus haar heeft toevertrouwd. Ze begint dan te vertellen over een vizioen waarin<br />
Hij geheime leringen onthult; maar de inhoud is op de papyrus grotendeels verloren gegaan.<br />
Er is wel sprake van een reis van de ziel na de dood langs de zeven archonten, één op elke<br />
planeet. Dankzij de gnosis zal de ziel de juiste magische antworden geven aan elke archont en<br />
haar reis kunnen vervolgen tot ze samensmelt met de goddelijke eenheid.<br />
Ook in de verder besproken „Pistis Sophia‟ komt Maria Magdalena sterk naar voor. Zij stelt<br />
de meeste vragen aan haar leermeester Jezus, die haar pijst omdat zij het meest is gericht op<br />
het Koninkrijk der Hemelen. Zij is “de vrouw die het Al kent”. In het Evangelie volgens<br />
Fillippus staat dat Jezus „op een andere wijze‟ hield van Maria dan van de andere leerlingen,<br />
en “hij kuste haar vaak”.<br />
Het oudste van de gnostische evangeliën is het Thomasevangelie. Het (Koptische) manuscript<br />
dateert vermoedelijk van de eerste eeuw. In het document heet de auteur Didymus Judas<br />
Thomas, dus een van Jezus‟ discipelen (de „ongelovige Thomas‟ van het Johannesevangelie).<br />
Men spreekt in dit verband van het „vijfde evangelie‟, echter zeer tot ongenoegen van Rome.<br />
Men vindt bij Thomas in de verhalen (die men ook in de vier canonieke evangeliën aantreft)<br />
een versie die authentieker overkomt. Het Evangelie van Thomas bestaat uit 114 logia<br />
(uitspraken) van Jezus, die als een spirituele leraar de weg wijst naar het Koninkrijk Gods. <strong>De</strong><br />
sleutel is de zelfkennis, die groeit naarmate men de hindernissen overwint. Men wordt aldus<br />
een Nieuwe Mens. <strong>De</strong> logia zijn vaak poëtisch en raadselachtig, het geheel staat dicht bij de<br />
joodse wijsheidsliteratuur. Men kan het beschouwen als een inwijding door Jezus van<br />
Nazareth. Zegt deze laatste: “Wie het Al denkt te kennen, maar niet zichzelve, blijft geheel in<br />
gebreke”. Men zal in het leven staan als een voorbijganger. En: “Wie zichzelf vindt is groter<br />
dan de wereld”. <strong>De</strong> eerste uitspraak: “Wie de betekenis van deze woorden vindt, zal de dood<br />
niet smaken”.<br />
In de tweede eeuw treft men in <strong>Alexandrië</strong> de coryfeeën van de christelijke gnostiek aan, nl.<br />
Cerinthus, Basilides, Carpocrates en de gekende Valentinus. In deze stad leefden in dezelfde<br />
periode ook de grote namen van het hermetisme, de alchemie en de astrologie.
Cerinthus (1 e – 2 e eeuw) vestigde een joods-christelijk gnosticisme, dat de goddelijkheid van<br />
Jezus verwierp. Hij steunde op het evangelie van Mattheüs, het meest joodse. <strong>De</strong> wereld werd<br />
volgens C. geschapen door een goede demiurg, geholpen door engelen. Een rijk van duizend<br />
vredesjaren werd afgekondigd (doctrine van het zgh. premillennianisme, dat sterk leefde in<br />
die tijd en steunde op een profetie in Apokalyps 20:1-6) – ook chiliasme (gr. chilioi =<br />
duizend) geheten. Tijdens die periode wordt Satan opgesloten, wilde beesten vallen niemand<br />
meer aan, oorlogstuig wordt landbouwgerief, de Messias en Israel staan aan het hoofd van alle<br />
volken, men sterft pas op heel hoge leeftijd, op het eind valt het Laatste Oordeel. Dan komt<br />
een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, m.a.w. het Nieuwe Jeruzalem daalt neder op aarde.<br />
In de eerste helft van de tweede eeuw stichtte Basilides een gnostische secte in <strong>Alexandrië</strong>.<br />
Verscheidene bronnen (o.a. Origenes) verwijzen naar „een evangelie van B.‟, samengesteld uit<br />
de bestaande evangeliën van de apostelen. In deze doctrine is sprake van twee zielen in de<br />
mens, om de geschillen tussen rede en passie te verklaren (zoals later Goethe: “Zwei Seelen,<br />
ach, Leben in meine Brust”). Ze telden evenveel hemelen als dagen in het jaar; hun oorsprong<br />
ligt bij Abraxas (tevens heilig woord). Drie <strong>graden</strong>: materieel, intellectueel, spiritueel.<br />
Volgelingen van Basilides werd een zwijgplicht van vijf jaar opgelegd, evenals voorheen de<br />
Pythagoreeërs. Niet Christus werd aan het kruis genageld, maar Simon van Cyrene. <strong>De</strong><br />
mystieke naam van Christus luidde „Calacau‟.<br />
<strong>De</strong> christelijke gnostiek van Valentinus (ca. 100-160) kende de grootste verspreiding. Evenals<br />
in de andere christelijke stromingen van <strong>Alexandrië</strong> was hier het hoogste wezen een<br />
onbekende god wiens eigenschappen, de aeonen (eeuwigheden), samen de goddelijke volheid<br />
(pleroma) vormen. Ook Christus en de H. Geest waren aeonen, de laatste vaak als vrouwelijk<br />
aangeduid. Er zijn drie soorten mensen: de stofmensen (hylici), de mentale mensen (psychici)<br />
en de geestmensen (pneumatici). Via de jongste der aeonen, Sophia (wijsheid), hebben de<br />
pneumatici een goddelijke vonk ontvangen die, na een proces van gnosis, terugkeert in het<br />
pleroma (waar een engelachtige wederhelft op hen wacht). <strong>De</strong> hylici zijn verdoemd, de<br />
psychici blijven bij de <strong>De</strong>miurg. Vaak werd de Pistis Sophia (Ware Wijsheid) als een soort<br />
godin vereerd.<br />
Valentinus is vermoedelijk de auteur van het „Evangelie van de Waarheid‟, gevonden te Nag<br />
Hammadi, verlossingsgeschrift bij uitstek. <strong>De</strong> verlossende kracht van de mens bevindt zich in<br />
hem: “Zo werpen zij de onwetendheid van zich af, zoals zij de slaap van zich afschudden. <strong>De</strong><br />
kennis van de Vader beschouwen zij als het morgenlicht. Vreugde voor de mens die zichzelf<br />
hervindt en ontwaakt!” Hij beweerde te zijn ingewijd in de geheime leer van Paulus (Rom.<br />
16:25) via zijn leermeester Theudas. Volgens Tertullianus getuigde Valentinus van vernuft en<br />
welsprekendheid (“ingenio et eloquio poterat”). Zijn leerlingen zouden zich opsplitsen in een<br />
oosterse (Theodotus) en westerse school (Ptolemaeus).<br />
Een andere door de orthodoxe christenen fel bestreden groep in <strong>Alexandrië</strong> was die van de<br />
Carpocraten, volgelingen van Carpocrates (ca. 78-138) en van het evangelie van Marcus.<br />
Volgens Clemens van <strong>Alexandrië</strong> gebruikten ze een vervalste versie van dit (verloren gegane)<br />
evangelie. Carpocrates was volgens hem een „mystagoog‟ (inwijder), die zijn neofieten<br />
doorheen zeven sluiers van waarheid naar de Grote Mysteriën leidde. Irenaeus beweerde dat
de Carpocraten zich overleverden aan magische praktijken en allerlei wangedrag (volgens het<br />
motto „er is niets verkeerd in de natuur‟).<br />
<strong>De</strong> moderne belangstelling voor de gnostiek begon in de tweede helft van de 19 e eeuw met de<br />
vertaling in het Latijn van het Koptische manuscript Pistis Sophia (Geloof in de Wijsheid),<br />
een onderdeel van de Ashew Codex in het British Museum. Franse vertaling in 1856, nl. in de<br />
Dictionnaire des Apocryphes van Migne; Engels door G.R.S. Mead in 189<strong>6.</strong> Ook genaamd<br />
„Evangelie van de Pistis Sophia‟. Jezus antwoordt telkens op vragen van de apostelen. <strong>De</strong><br />
tekst (van de vierde eeuw) kende een groot succes in de esoterische wereld.<br />
Het werk stelt dat Jezus nog elf jaar onder zijn discipelen verbleef na zijn wederopstanding en<br />
in deze periode een eerste sluier van het Mysterie oplichtte. Het begint met de<br />
dood/wederkeer van Jezus, en van de ziel in het algemeen. Daarna volgt de gnostische<br />
doctrine over de onkenbare God, de goddelijke emanaties, de aard en hiërarchie der geesten<br />
(aeonen), de oorsprong van het kwaad. Van de katholieke canon wijk de PS o.m. af inzake de<br />
wedergeboote, de bestuurders van het universum (archonten), magische formules. Jezus<br />
bevrijdt geleidelijk Sophia, de hemelse wijsheid, van haar wereldse banden, zodat ze haar<br />
goddelijke status terugvindt. Op de vraag van apostel Johannes wat er gebeurt met de ziel die<br />
naar de aarde terugkeert, luidt Jezus‟ antwoord: “Zij drinkt de beker met het water der<br />
vergetelheid”.<br />
Paulus, Irenaeus, Tertullianus, Origenes en Augustinus schreven strenge kritieken op de<br />
„dwaalleraars‟ van de christelijke gnostiek. Het werd snel beschouwd als een ketterij; vooral<br />
de verwerping van de volgende kerkelijk essentialia werden als ketters ervaren: de erfzonde,<br />
de hiërarchie, Oud en Nieuw Testament, de voorrang van de man. Vanaf het Concilie van<br />
Nicea (325) werd de gnostiek door Roe met alle middelen bestreden.<br />
<strong>De</strong> scherpste kritiek kwam van kerkvader Irenaeus van Lyon (ca. 140-202). Hij gold als de<br />
belangrijkste bron inzake kennis van de gnostiek tot de vondst te Nag Hammadi. <strong>De</strong>ze<br />
christen uit Smyrna (het huidige Izmir) werd door het bestuur van keizer Marcus Aurelius als<br />
afgezant naar Lugdunum (Lyon) in Gallië gestuurd. Hij kreeg er af te rekenen met de<br />
gnostische gemeenschap van de Marcosianen, aanhangers van Marcus de Magiër, en met de<br />
montanisten. In zijn „Adversus Haereses’ haalt hij vooral uit tegen de Valenteniaanse<br />
gnostiek. Zijn geloofsbelijdenis werd overgenomen door het Concilie van Nicea en wordt tot<br />
vandaag nog gebruikt in de meeste kerken.<br />
<strong>De</strong> intelligentste en invloedrijkste onder de de kerkvaders was Augustinus (354-430),<br />
schrijver van de „Confessiones‟ (Belijdenissen), „<strong>De</strong> Civitate <strong>De</strong>i‟ (Over de stad van God) en<br />
van talloze brieven en preken. Hij bestreed het manicheïsme (waarvan hij nochtans een tiental<br />
jaren lid was), het donatisme en het pelagianisme. Zijn bekering tot het christendom<br />
geschiedde tijdens een geestelijke crisis in 386, waar hij later openhartig over schreef; o.a.<br />
hoorde hij de (beroemde) opdracht „Tolle!, Lege!‟ (neem en lees! – bedoeld is: de bijbel). Uit<br />
de Belijdenissen: “Rusteloos is ons hart tot het rust vindt in U”. Hij hechtte veel belang aan de<br />
muziek.
Augustinus kon eindeloos vertellen over (de weg naar) God. <strong>De</strong> toegankelijkheid van God<br />
blijkt voor hem uit de sporen in het binnenste van onze ziel, zelfs in de afgrond van het<br />
menselijk bewustzijn (abyssus humanae conscientiae). God is alleen te vinden in het eigen<br />
innerlijk, dat weten alle mystiekers. Hij wortelt in het interior intimo meo. Samen met zijn<br />
moeder beleeft Augustinus in Ostia een sterke mystieke ervaring, zijn ascensus mentis in<br />
<strong>De</strong>um (de geestelijke opstijging naar God), voorgesteld als de beklimming van een soort trap<br />
van al het geschapene. <strong>De</strong> liefde van God maakt een eenheid van al het bestaande. Zijn<br />
lijfspreuk: Qui fecit refecit (die ons maakte hermaakte ons).<br />
Hermes Trismegistos, hermetische inwijding<br />
Het antieke hermetisme wordt vandaag gezien als een van de gnostische stromingen. Het is<br />
tevens een laat product van de hellenistische beschaving, die bloeide tussen de verovering van<br />
Egypte door Alexander de Grote in 332 VC en de verovering van Egypte door Rome in 30<br />
VC. Evenals voor de meeste andere gnostische stromingen gold de Egyptische havenstad<br />
<strong>Alexandrië</strong> als grote ontmoetingsplaats.<br />
Het hermetisme kwam tijdens de vorige eeuw in de academische belangstelling door het boek<br />
van prof. Frances Yates (1899-1981) „Giordano Bruno and the Hermetic tradition‟ (1964),<br />
waarin ze het hermetisme beschreef als een eeuwenoude invloedrijke onderstroom van het<br />
christendom. In 1906 had de classicus (en theosofisch auteur) George Mead reeds het veel<br />
gelezen boek „Thrice-Greatest Hermes‟ gepubliceerd.<br />
<strong>De</strong> Franse esoterist André-Jean Festugière (1898-1982) onderscheidt twee soorten antiek<br />
hermetisme: het populaire en het geleerde/filosofische hermetisme. Ze plaatsten zich allebei<br />
onder de hoede van Hermes Trismegistos. <strong>De</strong> eerste soort is overwegend van praktische aard<br />
en behelst vier technieken: magie, astrologie, alchemie en occulte geneeskunst (o.a. met<br />
planten). Men werkt in alle vier met analogieën tussen het aardse en het kosmische.<br />
Het filosofische hermetisme is bestemd voor een selecte minderheid die zich steunt op<br />
filosofisch-religieuze teksten; de volgende zijn ongeveer volledig teruggevonden (huidige<br />
benaming): Corpus Hermeticum, de Asclepius, Nag Hammadi (deel van de vondst in 1946),<br />
Hermetische <strong>De</strong>finities, de anthologie van Stobaeus, de Tablet van Smaragd. Daarnaast<br />
bestaan tal van verspreide fragmenten, o.a. als verwijzing of citaat in andere werken,<br />
„Testimonia‟ geheten.<br />
Er bestaan overlappingen tussen beide soorten, zoals de magische aspecten van sommige<br />
filosofische teksten en de hermetische ontwikkelingen in de alchemie. We behandelen hier<br />
uitsluitend het filosofische hermetisme, en zullen dit „hermetisme‟ heten.<br />
Hermes Trismegistos (HT) werd in de oudheid herhaaldelijk als groot leermeester in de<br />
wijsheid geciteerd, o.a. door Philo van Byblos, Plutarchus, Athenagoras van Athene, Clemens<br />
van <strong>Alexandrië</strong> (ca. 150-215). We weten sedert het begin van de 17 e eeuw met zekerheid dat<br />
het niet om een persoon gaat, wel om een verzamelnaam van gnostische stromingen (een<br />
constructie zoals i.v.m. de Christusfiguur soms wordt vermoed) uit de tweede/derde eeuw.
Het Griekse naamdeel „Hermes‟ werd soms (vanwege goddelijke gelijkenissen) vervangen<br />
door de Egyptische god „Thot‟. Beiden stonden voor kennis en wijsheid, en beiden<br />
begeleidden (als psuchopompos) de zielen naar het dodenrijk. Wat wordt nu bedoeld met<br />
„trismegistos‟ (-us) of „driewerf machtige‟? Hermetische exegeten hebben in de loop der<br />
eeuwen de meest uiteenlopende verklaringen gegeven: zout-kwik-zwavel, fysiek-psychischastraal,<br />
Drievuldigheid, filosoof-priester-koning, mineraal-vegetaal-dierlijk, heersend over<br />
onderwereld-wereld-bovenwereld. <strong>De</strong> elfde regel van de Tablet van Smaragd luidt: „Om die<br />
reden wordt ik Hermes Trismegistos genoemd: ik bezit de drie delen van de wijsheid van de<br />
hele wereld‟; en dat waren in de eerste eeuwen: astrologie, alchemie en theürgie. <strong>De</strong> uitleg<br />
kan ook eenvoudiger: in het oude Egypte was het normaal „grootste‟ te schrijven als grootgroot-groot.<br />
HT werd in de christelijke wereld tot het begin van de 17 e eeuw opgevoerd als een profeet, die<br />
in de tijd van Mozes de komst van de Verlosser had voorspeld. Maar het bleek een<br />
mystificatie, toen de Zwitsers-Franse protestant Isaac Casaubon (1559-1614) in zijn<br />
commentaar (1614) op de kerkgeschiedenis van kardinaal Cesare Baronio, „Annales<br />
Ecclesiasticae‟ (1588-1607), kon bewijzen dat de hermetische prognose van Christus‟ komst<br />
achteraf was geschreven. HT wordt al even onterecht beschouwd als de oervader van<br />
astrologie en alchemie.<br />
<strong>De</strong> hermetische geschriften (of Hermetica) zijn met golven over de mediterrane en westerse<br />
beschaving gespoeld. <strong>De</strong> eerste en belangrijkste golf vertrok in de eerste drie eeuwen vanuit<br />
<strong>Alexandrië</strong>. Na de ineenstorting van het Romeinse imperium in de vijfde eeuw bleef een deel<br />
van de Hermetica bewaard in Byzantijnse (Oost-Romeinse) middens. Na de val van<br />
Constantinopel (1453) werd een verzameling hermetische teksten overgebracht naar Florence,<br />
waar dit Corpus Hermeticum (CH) op vraag van Cosimo de Medici uit het Grieks werd<br />
vertaald in het Latijn door Marsilio Ficino – eerste uitgave in 1471. Het Corpus bestaat<br />
vandaag uit zeventien korte verhandelingen in dialoogvorm. HT deelt hier zijn (geheime)<br />
kennis mede over allerlei onderwerpen, o.m. filosofie (incl. cosmogonie), talismans, alchemie,<br />
magische eigenschappen van planten en stenen, aanroepingen en bezweringen, astrologie,<br />
inwijding. Men vindt een exemplaar van de eerste uitgave in de Bibliotheca Philosophica<br />
Hermetica te Amsterdam. Het CH wordt ook „Poimander‟ of „Pymander‟ (mensenherder)<br />
geheten, omdat naar dit personage wordt verwezen in de eerste tekst.<br />
<strong>De</strong> Asclepius, vermoedelijk uit de derde eeuw, is een omvangrijk werk dat handelt over drie<br />
thema‟s: de relatie tussen God-aarde-mens, het kwaad in verhouding tot het menselijk<br />
intellect en een reeks bij Plato („Timaeus‟) aanleunende fragmenten. <strong>De</strong> structuur is een<br />
gesprek tussen Hermes, Asclepius, Tat en Ammon in het adyton (heilige ruimte) van een<br />
tempel. <strong>De</strong> oorspronkelijke Griekse tekst (met de titel „Logos teleios‟, volmaakte<br />
leer/uiteindelijke openbaring) is verloren gegaan, maar men heeft te Nag Hammadi in Codex<br />
VI een Koptische vertaling van de hoofdstukken 21-29 teruggevonden. <strong>De</strong> Latijnse vertaling<br />
(die in de middeleeuwen werd gebruikt) kwam wellicht vanaf de vierde eeuw tot stand; ze<br />
werd ten onrechte aan Apuleius toegeschreven.
<strong>De</strong> Hermetische <strong>De</strong>finities worden gezien als een van de oudste teksten, omdat ze vooral uit<br />
korte aforismen bestaan (over God, kosmos en mens), dus nog onvoldoende uitgewerkt als<br />
doctrine. Men sprak vroeger over de „Armeense <strong>De</strong>finities‟, omdat alleen een Armeense<br />
versie bekend was; maar sinds enkele jaren beschikken we ook over een deel van het Griekse<br />
origineel. Over het Ene wordt het volgende gezegd in de <strong>De</strong>finities: “God is in zichzelf, de<br />
wereld is in God en de mens is in de wereld.”<br />
Joannes Stobaeus, een Grieks geleerde uit Macedonië, publiceerde in het jaar 500 voor zijn<br />
zoon een Anthologium, een bloemlezing van vijfhonderd citaten uit het oeuvre van Griekse<br />
schrijvers – waaronder 39 dialogen tussen Isis en Horus, die worden toegeschreven aan HT.<br />
Drie ervan werden ook teruggevonden te Nag Hammadi. <strong>De</strong> 39 worden gewoonlijk<br />
„Fragmenten van Stobaeus‟ genoemd. Ze zijn vooral gekend via Latijnse vertalingen.<br />
Stobaeus stelt: “Pas wanneer ge uw lichaam achter u hebt gelaten in dit leven, kunt ge<br />
omhoog gaan”.<br />
Het beroemdste hermetische geschrift is de Tablet van Smaragd (Tabula Smaragdina),<br />
bestaande uit dertien zinnen. <strong>De</strong> tweede zin (het „hermetisch axioma‟) werd reeds talloze<br />
keren geciteerd: “Wat lager is, is zoals wat hoger is, en wat hoger is, is zoals wat lager is,<br />
teneinde de wonderen van het Ene te volbrengen”. In het Latijn: “Quod est inferius est sicut<br />
quod est superius et quod est superius est sicut quod est inferius ad perpetranda miracula rei<br />
unius”. Eigenlijk handelt de Tabula over de wereld en de godheid (Zon of Vader geheten). <strong>De</strong><br />
oudste tekst is een Arabische uit de 9 e eeuw, onderdeel van „Het geheim van de Schepping‟<br />
(Kitab Sirr al-Asrar), schrijver onbekend. <strong>De</strong> „smaragd‟ behoort tot de mythe; de tekst wordt<br />
nl. toegeschreven aan Apollonius van Tyana, die vertelt hoe hij het graf van Hermes<br />
Trismegistos had ontdekt, en ook dat hij er een ouderling aantrof die een smaragden plaat<br />
vasthield waarop de tekst van …<br />
<strong>De</strong> meeste oude (christelijke) theologen probeerden het hermetisme te verbinden met het<br />
christelijk geloof. Dit is bv. het geval met Lucius Lactantius (vierde eeuw) en Cyrillus van<br />
<strong>Alexandrië</strong> (376-444), die de H. Drievuldigheid laten voorspellen door HT. Men noemt deze<br />
(en andere christelijke) commentaren – ten onrechte – Testimonia. Ook enkele islamitische<br />
auteurs behoren tot deze „Getuigenissen‟.<br />
Doctrine. Kunnen we uit de Hermetica een hermetische doctrine afleiden? <strong>De</strong> besproken<br />
teksten behelzen een geestelijk onderricht over de totaliteit van het bestaande en over de ware<br />
aard hiervan, nl. de eenheid van mens, universum en God. Dit is de kern van het hermetisme.<br />
Het doel van de lering is zelfkennis en godskennis, die dus in wezen één zijn.<br />
Er is in het hermetisme zelden sprake van een schepping, maar meestal van een universum als<br />
„emanatie‟ van God, beschouwd als een „Tweede God‟. God is tastbaar aanwezig in de<br />
wereld. <strong>De</strong> hermetische godheid wordt bovendien vaak voorgesteld als androgyn. <strong>De</strong> mens<br />
heeft een dubbele natuur, zowel aards-sterfelijk als goddelijk-eeuwig. Vandaar dat de mens in<br />
de <strong>De</strong>finities thauma thaumasiotaton (zeer wonderlijk wonder) wordt geheten, terwijl in de<br />
Asclepius wordt gezegd: “Magnum miraculum est homo” (de mens is een groot wonder).
Maar er bestaat in het hermetisme geen uitgewerkte doctrine zoals in de gnostiek; men zal er<br />
ook best rekening mee houden dat de Hermetica gespreid liggen over verschillende<br />
eeuwen.Wat onderscheidt het hermetisme verder van de gnostiek? Voor beide is de ziel van<br />
goddelijke oorsprong en kan de mens via gnosis tot zijn oorsprong terugkeren. Maar het<br />
hermetisme vertrekt van een veel positievere mensvisie. <strong>De</strong> mens en de wereld zijn hier niet<br />
langer het product van een slechte <strong>De</strong>miurg. God is kenbaar zonder tussenkomst van een<br />
Verlosser en zijn openbaring.<br />
---<br />
Hermetische inwijding. Wie God wil kennen moet zijn eigen goddelijkheid herkennen. Het<br />
instrument is ons intuïtief spiritueel vermogen (Nous). <strong>De</strong> spirituele ervaring van eenwording<br />
met God geschiedt in de hermetische wereld op twee manieren: de meditatieve en de<br />
initiatieke. Allebei o.l.v. een leraar, Hermes. <strong>De</strong> meditatieve weg is als „kosmische‟ ervaring<br />
beschreven in het dertiende deel van het Corpus Hermeticum (CH). <strong>De</strong> initiatieke weg vindt<br />
men vooral in het zesde deel van de titelloze tekst gevonden te Nag Hammadi (NH, VI),<br />
meestal geheten „Inwijding in de achtste en negende sfeer‟ (of: „in de ogdoade en de<br />
enneade‟). <strong>De</strong> initiatieke weg werd reeds eerder dan de vondst in 1945 verondersteld door de<br />
inhoud van het eerste deel van het CH (de „Pymander‟) en het vierde deel („Het Mengvat‟)<br />
van dezelfde bron.<br />
Centraal in CH XIII staat de wedergeboorte (palingenesia). <strong>De</strong> tekst heeft trouwens als<br />
ondertitel „<strong>De</strong> geheime openbaring op de berg over de wedergeboorte en het gebod van<br />
geheimhouding‟. Hermes noemt zichzelf hier „wedergeboren in de Geest‟, hetgeen<br />
overeenstemt met de wens uitgedrukt door Poimandres in CH I,18: “Laat hij die Nous bezit<br />
inzien dat hij onsterfelijk is en dat de Eros de oorzaak van de dood is”. Tat verneemt van<br />
Hermes hoe het begin van de wedergeboorte eigenlijk wordt ervaren, nl. als het verdrijven<br />
van twaalf boosaardige kwellingen („boze geesten‟ zoals onbeheerstheid, afgunst,<br />
onbewustheid, arglistigheid, etc.) uit „de gevangenis van het lichaam‟, terwijl ze met de hulp<br />
van God worden vervangen door het tiental gunstige krachten (kennis van God, wilskracht,<br />
geluk, vreugde, zelfbeheersing, rechtvaardigheid, vrijgevigheid, waarachtigheid, licht, leven).<br />
Het geheel kan men opvatten als een loutering, die meebrengt dat het goddelijke in ons begint<br />
te groeien.<br />
Men wordt door God zelf uitverkoren om te worden wedergeboren. <strong>De</strong> aanloop veronderstelt<br />
een geschiktheid die men (volgens CH XIII) bereikt door de waarneming met de zintuigen te<br />
staken, dus door het opwekken van een meditatieve toestand. Er is sprake van een<br />
dankzegging aan God in de vorm van gebeden en van esoterische liederen. Hermes raadt aan<br />
om hierover het geheim te bewaren.<br />
Men ervaart een alomtegenwoordigheid: “Vader, ik schouw het Al en mijzelf in de Geest”<br />
(XIII, 13). Zelfkennis is dus ook godskennis, omdat de mens volgens de hermetisten in zijn<br />
diepste wezen met God samenvalt. Tat zegt hieromtrent: “Ik ben in de hemel, in de aarde, in<br />
het water, in de lucht. Ik ben in de dieren, in de planten, in de moederschoot, voor de schoot,<br />
na de schoot, alomtegenwoordig”. In CH XI wordt het als volgt verklaard: “Het gelijke wordt
alleen door het gelijke gekend. Maak jezelf groter tot je beantwoordt aan Hem die onmetelijk<br />
groot is”. Die wedergeboren is in de geest, kan niet meer aanschouwd worden in zijn<br />
werkelijke staat. Dit alles maakt deel uit van de Gnosis, de sacrale kennis. <strong>De</strong> Onwetendheid<br />
is verdreven.<br />
Inwijding. In het vierde traktaat van het Corpus Hermeticum, geheten „Kratèr‟ (het Mengvat),<br />
wordt tussen de regels verwezen naar een initiatieke broederschap. Vooral de vierde alinea<br />
wordt algemeen als zodanig gezien: “Allen die zich (nl. hun hart) laten onderdompelen in het<br />
Vat van Nous, krijgen deel aan de Gnosis en worden volmaakt”. Wie dit niet doet, behoort tot<br />
de categorie van de logikoi (verstandigen, beter: tot verstand beperkten), die immers door het<br />
ontbreken van Nous niet weten waartoe zij geboren zijn en door wie zij zijn voortgebracht.<br />
Wie in het mengvat van de (onsterfelijke) Geest wil ondergedompeld worden, moet eerst zijn<br />
(sterfelijk) lichaam afwijzen. Alleen de goeden en de vromen ontvangen – als begeesterden -<br />
het goddelijk water uit het mengvat.<br />
Hoe moeten we ons de hermetische inwijding voorstellen? We vernemen in de Poimandres<br />
dat er na de dood sprake is van een terugkeer doorheen zeven sferen (Zon, Maan, Venus,<br />
Mercurius, Mars, Jupiter, Saturnus) om uiteindelijk de goddelijke achtste (ogdoade) en<br />
negende sfeer (enneade) te bereiken (verzen 61-66). Het vervolg staat in de zesde codex van<br />
Nag Hammadi, voorgesteld als een gesprek tussen Hermes en „de Zoon‟. Men zal „de zoon‟<br />
begrijpen als het product van een „heilig huwelijk‟ (hieros gamos) met God. <strong>De</strong>ze eenwording<br />
wordt in de Griekse mysteriën soms uitgebeeld als een vereniging van god en godin. Vanuit<br />
een esoterisch standpunt bestaat een sterke verwantschap tussen de „Zoon‟ en de „Steen der<br />
Wijzen‟ van de alchemie.<br />
<strong>De</strong> inwijding beschrijft een innerlijke spirituele ervaring en bestaat uit twee vizioenen<br />
opgeroepen door Hermes, ingeleid door een voorwoord en een lang gebed. Er geschiedt<br />
tweemaal een aanroeping van de godheid met de magische namen Zoxathazo en Zozazoth, en<br />
lang gerekte klinkers tussen beide. <strong>De</strong> lange klinkers (iiieeeooouuueeeaaaooo) kunnen als<br />
geheime godsnamen doorgaan, maar ook als een glossolalie.<br />
Enkele herkenbare situaties: een onderricht ging vooraf, de kandidaat is tijdens de inwijding<br />
omringd door een gemeenschap van broeders, de dialoogvorm van de ritus, de inwijding<br />
geschiedt volgens een vast patroon, het geheel wordt voorgesteld als een<br />
verheffing/opstijging, er geschiedt een transfer van inwijder naar leerling, deze laatste krijgt<br />
een nieuwe naam, de inwijding wordt ook „Weg van Hermes‟ geheten. Ingewijden van alle<br />
tradities zal een dergelijke code bekend overkomen.<br />
<strong>De</strong> inwijding mondt uit in een mystieke ervaring van eenwording met God, waarbij men ook<br />
zichzelf ziet (alweer: zelfkennis = godskennis). <strong>De</strong>ze ervaring stemt overeen met de<br />
Armeense tekst van de Hermetische <strong>De</strong>finities: “Wie zichzelf kent, kent het Al”. Men<br />
schouwt zichzelf in de Geest.<br />
Hermes en de Zoon doen een rituele omhelzing, hetgeen de bovenstaande transfer benadrukt.<br />
Herhaaldelijk wordt het belang van de stilte benadrukt:” het is best te zwijgen over wat<br />
verborgen is”. <strong>De</strong> bewoners van de achtste sfeer zingen in stilte hun hymnen tot God; ze
stijgen stilaan op om deel uit te maken van de godheid in de negende sfeer. <strong>De</strong> negen sferen<br />
stemmen wellicht overeen met negen <strong>graden</strong> van inwijding. <strong>De</strong> onderhavige inwijding is<br />
bestemd voor wie reeds de zevende graad (de hebdoade) heeft bereikt, bevrijd van astrale<br />
invloeden.<br />
Op het eind krijgt de Zoon de opdracht een boek te schrijven (in hiërogliefen) voor de Tempel<br />
van Diospolis (het oude Thebe) en gewijd aan de ogdoade (die de enneade openbaart).<br />
Trismegistos zal de tekst laten graveren in zijn heiligdom, dat wordt bewaakt door acht<br />
Wachters en de Negen van de Zon. <strong>De</strong> inwijding wordt afgesloten met een bezwering (tegen<br />
het kwaadwillig gebruik van de onthulde geheimen).<br />
Neopythagorisme, neoplatonisme<br />
<strong>De</strong> esoterisch getinte filosofie van Pythagoras en van Plato kende een dergelijke uitstraling<br />
dat reeds in de oudheid diverse vervolgscholen en –doctrines ontstonden, vooral in het<br />
mediterrane gebied. <strong>De</strong> belangrijkste scholen neopythagoreeërs vinden we in Rome en<br />
<strong>Alexandrië</strong> tussen de eerste eeuw VC en de tweede NC. Er bestonden initiatieke organisaties.<br />
Vaak lopen orfische mysteriën, pythagorisme en oosterse invloeden door elkaar.<br />
Men vindt hier een extreem dualisme: lichaam en geest zijn gescheiden. En het opzet is de<br />
verheffing van de ziel. <strong>De</strong> metode wordt als quadrivium omschreven, nl. arithmetica, muziek,<br />
geometrie en astronomie. Dit alles gedragen door een ascetische leefstijl. Aan de getallen<br />
wordt een mystieke betekenis toegekend. Vermits het universum een groeiende verwijdering<br />
inhoudt van het Ene, moeten we onze terugkeer naar het goddelijke bevorderen – o.a. door<br />
magie, extase, theürgie, offers, stilte, gebeden, meditatie. Hoe dichter we bij de originele<br />
eenvoud komen, hoe beter.<br />
Met Nigidius Figulus (98-45 VC) begint in Rome de heropbloei van het pythagorisme. Hij<br />
was een veelzijdig geleerde, bevriend met Cicero. Omstreeks het jaar 70 VC stichtte hij een<br />
initiatieke pythagoreïsche orde, ouder dan degene die werd ondergebracht in de verder<br />
besproken Romeinse basiliek. Uit de zeldzame fragmenten over Nigidius leiden we af dat hij<br />
zich manifesteerde als numeroloog, astroloog, cosmoloog, etruscoloog, linguist, occultist (hij<br />
schreef over de Auguren), en nog veel meer. In het publieke leven was hij o.m. senator en<br />
praetor. Overleed in verbanning.<br />
Rond dezelfde tijd (ca. 40 VC) werd in <strong>Alexandrië</strong> een neopythagoreïsche school ogericht<br />
door Eudorius van <strong>Alexandrië</strong>. Hij schreef over astronomie, logica, Plato en Aristoteles. Philo<br />
van <strong>Alexandrië</strong> is vooral gekend als joods theoloog, maar in zijn getalsymboliek vinden we<br />
ook de invloed van Pythagoras terug; via de Logos keert de mens terug naar God. Even<br />
vermaard was Apollonius van Tyana (2-98 NC), die leefde volgens het ascetisch ideaal van<br />
Pythagoras, die de toekomst voorspelde en een school stichtte in Ephese. Hij werd in de<br />
volgende eeuwen uitgespeeld tegen de christenen, o.m. door Porphyrios van Tyrus (234-305,<br />
zie ook vierde hfst). <strong>De</strong>ze laatste schreef een boek over Pythagoras.
Het pythagorisme duikt regelmatig terug op in de geschiedenis van de esoterie, al dan niet<br />
verbonden met het platonisme. Tijdens de Italiaanse Renaissance verwees Marsilio Ficino<br />
naar Pythagoras in zijn lijst van prisca theologia; Johann Reuchlin werd beschouwd als een<br />
„Pythagoras redivus’. Fabre d‟Olivet publiceerde zijn ‘Vers dorés de Pythagore‟ in 1813, en<br />
Matila Ghyka „Le nombre d’or’ in 1931. In 2012 werd in Rome (in de nabijheid van de Porta<br />
Maggiore) een basilica sotteranea geopend, die echter reeds in 1917 was ontdekt. Men<br />
vermoedt dat deze basiliek werd gebruikt door een initiatieke groep neopythagoreeërs<br />
omstreeks het begin van onze tijdrekening.<br />
---<br />
<strong>De</strong> neoplatonisten waren veelzijdige denkers. Vandaar dat we ze reeds hebben ontmoet bij de<br />
magiërs (als theürgen) en bij de neopythagoreeërs. Men sprak in die tijd nog niet over<br />
„esoterie‟; bij Plato heette deze kennis „philosophia theoparadotos‟ (filosofie overgemaakt<br />
door de goden), bij Proklos „theoparadotos theologia‟. We zitten hoedanook op de juiste weg,<br />
de spiritualiteit. En het mystieke aspect van filosofie en theologie kreeg hier plots vleugels, op<br />
een hoog niveau. <strong>De</strong> gnostische omgeving in Rome en <strong>Alexandrië</strong>, evenals de concurrentie<br />
van het jonge christendom, zorgden voor een sneeuwbaleffect.<br />
Men kan Plutarchus, Numenius, Philo en de christelijke gnostiek te <strong>Alexandrië</strong> rekenen tot de<br />
voorlopers van het neoplatonisme. <strong>De</strong> start wordt gewoonlijk gesitueerd bij de Griek<br />
Ammonius Saccas (derde eeuw), leraar van Plotinus in <strong>Alexandrië</strong>. Met Plotinus bereikte het<br />
neoplatonisme zijn hoogtepunt. Maar ook de werken van zijn leerlingen Porhyrius en<br />
Iamblichus, en later Proclus, kenden een grote uitstraling. Zelf noemden zij zich gewoon<br />
„platonisten‟; de term „neoplatonisme‟ is een uitvinding van westerse academische middens<br />
(Thomas Taylor, 1787).<br />
Het neoplatonisme kan men omschrijven als een mystieke filosofie, die steunt op een deel van<br />
Plato‟s oeuvre, vooral de „Parmenides‟ en de „Timaeus‟, en op de interpretatie door Plotinus<br />
en zijn volgelingen. Plato‟s ironie valt hier weg; in de plaats komt een verering van heilige<br />
teksten (zoals de „Chaldeeuwse orakels‟ en de orfische rituelen). Een sterke nadruk ligt op het<br />
transcendente en de metodes om dit te bereiken (bv. de extase, de analogie). Ook een<br />
bijzonder accent op de ethiek en het absolute Goede. Uit het Ene emaneert de <strong>De</strong>miurg (of:<br />
Nous), die de wereld schept. Er is sprake van een Wereldziel, die een ontelbaar aantal<br />
individuele zielen behelst.<br />
Plotinus (205-270) was een in Egypte geboren Romein, die studeerde in <strong>Alexandrië</strong> (bij<br />
Ammonius Saccas) en in Perzië. Vanaf zijn veertigste werkte hij in Rome. Hij was de<br />
hoofdfiguur van het neoplatonisme, die nog vele eeuwen de filosofie, de theologie en de<br />
esoterie van west en oost zou beïnvloeden. Zijn werken werden in zes delen uitgegeven door<br />
zijn leerling Porphyrius onder de titel „Enneades‟.<br />
Er bestaan volgens Plotinus drie lagen van realiteit (of „hypostasen‟): het Ene, de „Nous‟, de<br />
Wereldziel. Het Ene is de diepste grond van het bestaande, de oerbron waar alles nog<br />
onbepaald is. Plotinus steunt zich hier op Plato‟s „Parmenides‟. Het Griekse woord „Nous‟<br />
kunnen we als Geest of Intellect vertalen; dit is het niveau van Plato‟s Ideeën. Het Intellect
denkt zichzelf; hier is dus reeds een onderscheid (tussen denker en gedachte). <strong>De</strong> Nous is<br />
vebonden met eeuwigheid en pure transparantie. Tussen Nous en het laagste niveau (het<br />
waarneembare) situeert Plotinus de Wereldziel, gebonden aan tijd en discursief denken. Alle<br />
dingen krijgen een structuur via hun ziel, en dit volgens een eigen logos spermatikos (lett.<br />
uitgezaaid woord). Elke ziel is verbonden met de Wereldziel.<br />
Exitus & Reditus. Mens en kosmos zijn een emanatie uit het Ene (= exitus), maar de mens kan<br />
ook „terugvloeien‟ (= reditus) en zich opnieuw verenigen met het goddelijke. Dit geschiedt<br />
door het inzicht dat de werkelijkheid zich niet buiten ons bevindt, maar de goddelijke<br />
hypostase in onszelf is – de ziel. Door vorming en contemplatie kunnen we terug naar de pure<br />
intuïtie en extase. <strong>De</strong> ziel versmelt aldus in de totaliteit. Volgens zijn biograaf Porphyrius had<br />
Plotinus vier dergelijke extatische ervaringen. <strong>De</strong> extase is het hoogste stadium dat de mens<br />
kan bereiken.<br />
<strong>De</strong> Enneaden behelzen het gekende geschrift „Tegen de gnostici‟. Plotinus noemt in dat<br />
verband de contemplatie „theoria‟ en ziet ze als tegenhanger van de „gnosis‟. <strong>De</strong> meeste<br />
gnostici zagen de wereld als een negatief gegeven (bv. bij Valentinus als gevolg van de<br />
gevallen Sophia), terwijl de Wereldziel bij Plotinus een scheppend vermogen bezit omdat ze<br />
uit het Ene emaneert.<br />
Porphyrius (ca. 232-304) was een Phenicisch-Grieks astroloog, wiskundige en filosoof, die in<br />
Rome leefde. Biograaf van Pythagoras en Plotinus. <strong>De</strong>ze erudiet behandelt in zijn uitgebreide<br />
oeuvre tal van esoterische thema‟s, zoals het belang van de stilte, het verbod om de doctrine<br />
mee te delen aan profanen, het ken-uzelf. <strong>De</strong> ziel kan zich volgens hem via theürgische<br />
rituelen zodanig transformeren dat zij haar goddelijkheid herwint. Hij bestreed het<br />
christendom.<br />
Iamblichus (ca. 250-325) was een Syrisch geleerde en filosoof, die in het Grieks publiceerde.<br />
Hij schreef over Pythagoras, over de Chaldeeuwse theologie en esoterie (astrologie, orakels,<br />
magie) en over de Egyptische mysteriën. <strong>De</strong> goden sturen af en toe wijzen naar de mensheid,<br />
zoals Orpheus, Pythagoras, Plato, Julianus de Chaldeeër, Hermes Trismegistos. Zij leren ons<br />
de rituele stappen (= de theürgie) van offer tot aanroeping, ten einde de ziel los te weken uit<br />
het lichaam en aldus de mystieke extase te bereiken. Diverse goddelijke wezens kunnen<br />
daarbij bemiddelend optreden. In zijn „<strong>De</strong> Mysteriis Aegyptiorum‟ verklaart Iamblichus dat de<br />
(magische) theürgie beter geschikt is om ons te verheffen dan de filosofie.<br />
<strong>De</strong> Griekse neoplatonist Proclus (412-485) was zoals Porphyrius wiskundige en filosoof. Hij<br />
schreef gekende hymnes aan de goden en beoefende de theürgie. Proclus legde een sterke<br />
nadruk op de sacrale poëzie, geboren uit de ziel – van waaruit de (verhulde) goddelijke<br />
symbolen zich kunnen ontplooien. Aldus ontstaan de mythen en vizioenen, ten einde het<br />
ontijdelijke binnen de tijd te kunnen uitbeelden. Proclus was een veelzijdig auteur, schreef<br />
om. „Beginselen van theologie‟ over het neoplatonisme (211 stellingen + bewijzen) en een<br />
commentaar op Plato‟s „Parmenides‟. Zijn ideeën werden mede verwoord en verspreid via een<br />
verchristelijkte versie door een anoniem auteur, bijgenaamd Pseudo-Dionysius Areopagita.
Proclus behoorde tot de zgh. Atheense School van het neoplationisme, die actief was van ong.<br />
400 tot 529. <strong>De</strong> laatste sturende filosoof was Damasius (458-538); het hoogste Principe was<br />
volgens hem niet het Ene (dat zich immers nog op enigerlei wijze tot de wereld verhoudt),<br />
maar het Onzegbare. Van het begin van de vijfde eeuw tot de Arabische verovering in 640<br />
bestond ook een School van <strong>Alexandrië</strong>; de eerste rector was hier Hiërokles van <strong>Alexandrië</strong><br />
(in ca. 430) en de gekende neoplatonist Olympiodorus de Jongere (ca. 495-570).