30.08.2013 Views

9 . Philosophia occulta - René Pieyns - Esoterie : De hogere graden

9 . Philosophia occulta - René Pieyns - Esoterie : De hogere graden

9 . Philosophia occulta - René Pieyns - Esoterie : De hogere graden

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Renaissance en hermetisme<br />

9 .<br />

<strong>Philosophia</strong> <strong>occulta</strong><br />

- Renaissance en hermetisme<br />

- Christelijke kabbala<br />

- Magia naturalis<br />

- Paracelsus, de nieuwe theosofen<br />

In de 15 e eeuw ontstond vanuit Noord-Italië een sterke opbloei van de esoterie, die zou<br />

uitdeinen over geheel West-Europa. <strong>De</strong> grote humanisten waren vaak ook kabbalisten,<br />

hermetici, magiërs, alchemisten. Langs al die wegen kon men een ware homo universalis<br />

worden. Doorslaggevend bij de heropleving van het hermetisme in Italië was de inname van<br />

Constantinopel door de Turken in 1453. Dit wapenfeit verjoeg nl. tal van Griekse geleerden<br />

naar de welvarende Italiaanse steden, zoals Venetië, Padua, Pisa en Florence. Ze brachten<br />

allerlei oude geschriften mee, waaronder de Hermetica/het Corpus Hermeticum (CH).<br />

Dit basiswerk van het hermetisme uit de derde eeuw (cf. 6 e hfst) werd ca. 1460 door een<br />

monnik uit Macedonië naar Florence meegenomen, waar Marsilio Ficino (1433-99) de tekst<br />

uit het Grieks in het Latijn vertaalde op verzoek van Cosimo de Medici. Ficino vertaalde ook<br />

de werken van Pythagoras, van Plato en de neoplatonici. <strong>De</strong> Academia Platonica van Ficino<br />

was het prototype van honderden andere academies, waar hermetisten en humanisten elkaar<br />

ontmoetten. Da Vinci had een eigen Academia in Milaan, later was Goethe lid van een<br />

Arcadische Academie. Veel academies fungeerden als een esoterische broederschap. <strong>De</strong><br />

kunstenaar Rafaël schilderde in 1509 het fresco „Scuola di Atene‟, dat de zoektocht naar de<br />

waarheid door de filosofen uitbeeldt, met Plato en Aristoteles in het midden; men kan het<br />

decor zien als een uitbeelding van de oude Academie van Plato te Athene - te bezichtigen in<br />

Vaticaanstad.<br />

In 1471 verscheen de kern van het CH onder de titel „Mercurii Trismegisti Pimander seu<br />

Liber de potestate ac sapientia <strong>De</strong>i‟. Men dacht toen nog dat Hermes (Mercurius in het Latijn)<br />

geleefd had ten tijde van Mozes en de oerbron was van alle spirituele kennis. Dit gegeven<br />

wordt geïllustreerd door de bekende vloermozaïek van 1488 in de Dom van Siena. Volgens<br />

Ficino liep er een traditie van prisca theologia van Hermes Trismegistos/Mercurius


Trismegistus over Orpheus – Aglaophemes – Pythagoras – Philolaos tot Plato. Later werd het<br />

Zarathoestra, Hermes Tr., Orpheus, Aglaophemes, Pythagoras, Plato (cf. Perennialisme).<br />

Met de uitgave van het Corpus Hermeticum kwam het hermetisme opnieuw tot leven.<br />

<strong>De</strong>nkers uit die tijd werden aangetrokken door het hermetische gedachtengoed, vanwege het<br />

mogelijke herstel van eenheid dat ermee gepaard ging: het herstel van de kerkelijke en<br />

theologische eenheid zou dan een eind kunnen maken aan de oorlogen in het verscheurde<br />

Europa. En de humanisten droomden ook reeds van een brug tussen geloof en wetenschap,<br />

wat in de 17 e eeuw een uitgangspunt van de historische Rozenkruisers zou worden.<br />

Een tijdgenoot van Ficino, Lodovico Lazzarelli (1447-1500), beschreef in zijn boek „Crater<br />

Hermetis‟ een inwijdingsdialoog. Hij beschouwde Pimander als de zoon van God, die zich<br />

aan Hermes openbaart en later incarneert in Jezus Christus. <strong>De</strong> „crater‟ verwijst naar een<br />

passage in het CH (IV,4) over een mengvat gevuld met Geest (Nous) die door God naar de<br />

aarde wordt gezonden opdat de mensen er hun hart zouden in onderdompelen.<br />

<strong>De</strong> meest uitgesproken hermetist van de Italiaanse Renaissance was Francesco Patrizi (1529-<br />

97), Venetiaans dichter en denker. In zijn prisca philosophia probeert hij de hermetische en<br />

platonische ideeën in overeenstemming te brengen met het christelijk geloof. <strong>De</strong> vier<br />

basiselementen van de wereld zijn voor hem: de ruimte (spatium), het licht (lux), de warmte<br />

(calor) en de vochtigheid (fluor). In zijn „Nova de universis philosophia‟ (1591) stelt hij voor<br />

om het hermetisme te onderwijzen in de christelijke scholen.<br />

<strong>De</strong> beroemdste Renaissance-hermetist is Giordano Bruno (1528-1600). <strong>De</strong>ze priester-filosoof<br />

werd in 1600 levend verbrand in Rome op bevel van de Inquisitie. Hij speelt een hoofdrol in<br />

het boek waarmee Frances Yates in 1954 het hermetisme terug op de agenda van de westerse<br />

academische wereld plaatste, „Giordano Bruno and the hermetic Tradition‟. Yates heeft zich<br />

deels vergist: Bruno was een rebelse geest, weliswaar een hermetist, maar ook een „homo<br />

universalis‟, met een veelzijdige belangstelling voor o.a. magie, Egypte, metafysica,<br />

astronomie, Pythagoras, architectuur, geheugentechniek, dromen. Het hermetisme beschouwt<br />

hij als van betere kwaliteit dan het christendom. Een kenmerkende uitspraak: “Het is dezelfde<br />

ladder waarlangs de natuur afdaalt om de dingen voort te brengen, en waarlangs het intellect<br />

opklimt naar de kennis ervan”. <strong>De</strong> inzichten van Bruno in de magie worden behandeld in<br />

hoofdstuk 13.<br />

In Frankrijk beperkte het hermetisme zich grotendeels tot vertaalwerk, o.m. door Jacques<br />

Lefèvre d‟Étaples (1450-1536) en François de Foix-Candale (1512-94), die in 1574 Ficino<br />

vertaalde. Lefèvre d‟Étaples (ook: Jacobus Faber Stapulensis) wordt „de vader van het Franse<br />

humanisme‟ geheten; zijn boek over Maria Magdalena (1517) werd door de Sorbonne<br />

veroordeeld in 1521. Hij durfde ook aandringen op reformatie, alhoewel hij katholiek bleef.<br />

Was als mysticus een tijdje beïnvloed door het neoplatonisme en door de Duitse theoloog<br />

Nicolaas van Cusa (1401-64); hij vond het evenwel essentieel om de geleerde doctrine („<strong>De</strong><br />

docta ignorantia‟, 1440, over een wiskundige godsbenadering) van deze laatste aan te vullen<br />

met een mystiek van goddelijke liefde.


Ook hermetisme bij de hugenoot Philippe du Plessis-Mornay (1549-1623), schrijver van een<br />

„Traité de l‟eucharistie‟ (1598) en stichter van de Académie Protestante in 1599. In zijn boek<br />

„Le mystère de l‟iniquité‟ schildert hij de paus af als de antichrist. Zelf werd hij „le pape des<br />

huguenots‟ geheten. Mornay was ook de auteur (in 1580) van een apologie van Willem van<br />

Oranje.<br />

Er bestaat geen duidelijk verband tussen de hermetische filosofie en de alchemie, alhoewel<br />

enkele alchemisten zich in de latere middeleeuwen beroepen op Hermes Trismegistos –<br />

vermoedelijk om redenen van status. Ook kan men de alchemistische „transmutatie‟ altijd zien<br />

als een spirituele wedergeboorte.<br />

Christelijke kabbala<br />

<strong>De</strong> christelijke/filosofische kabbala ontstond tijdens de Renaissance uit de poging van<br />

christelijke intellectuelen om de kabbalistische methode toe te passen op de christelijke bijbel.<br />

Aldus wilde men de achterliggende ideeën in overeenstemming brengen met het christendom,<br />

en o.m. bewijzen dat de komst van Christus reeds in de Tora was aangekondigd. Joodse<br />

bekeerlingen worden in de Renaissance – vooral nadat de joden uit Spanje waren verdreven<br />

(1492) – vaak ingezet als vertaler van hebreeuwse teksten.<br />

<strong>De</strong> christelijke kabbalisten waren bijzonder aangetrokken door de „oeroude‟ traditie,<br />

uitgedrukt in de hebreeuwse geschriften (en waarvan ze ten onrechte dachten dat ze<br />

teruggingen tot bijbelse tijden). In werkelijkheid werden de kabbalistische basiswerken, zoals<br />

aangetoond in het vorige hoofdstuk, in de middeleeuwen geschreven.<br />

<strong>De</strong> grote gangmaker van de christelijke kabbala was Giovanni Pico della Mirandola (1463-<br />

94), schrijver van het beroemde „Oratio de hominis dignitate‟ (verhandeling over de<br />

waardigheid van de mens, 1486), wat hem ook (enigszins ten onrechte) tot held van het jonge<br />

humanisme heeft gekroond. Pico was vooral geïnteresseerd in het neoplatonisme, het<br />

hermetisme, de magie en de kabbala. Zijn „Heptaplus‟ (1489) behelst een kabbalistische<br />

interpretatie van de zeven dagen der Schepping. Ook veel kabbala in de 900 thesissen van<br />

„Conclusiones philosophicae, cabalisticae et theologicae‟, waarvan de negende thesis luidt:<br />

“Geen enkele wetenschap verschaft ons meer zekerheid over de goddelijkheid van Christus<br />

dan de magie en de kabbala”. In de eerste drie sefirot zag Pico een gelijkenis met de H.<br />

Drievuldigheid.<br />

Het kabbalistische aspect van de Italiaanse Renaissance kwam ook sterk tot uitdrukking bij<br />

twee minder bekende denkers, Paul Ricci en Francesco Zorzi. Volgens Ricci (Ricius/Paulus<br />

Israelita, 1470-1541), een joods bekeerling, is de wereld te verdelen in drie periodes<br />

vertrekkend van de namen van God in de bijbel: tijdens de „natuurlijke periode‟ maakt God<br />

zich kenbaar als de drie medeklinkers van „Sjaddaï‟; vervolgens komt de „Tora-periode‟<br />

tijdens dewelke God zich aan Mozes kenbaar maakt met het tetragram; en tenslotte de<br />

verlossingsperiode van tetragram + shin (=Jezus). We vinden bij Ricci voor het eerst de<br />

Levensboom buiten joodse middens. Hij vertaalde de belangrijke tekst „Sha‟ara Orah‟<br />

(poorten van het licht) van de 13 e -eeuwse Spaanse kabbala als „Portae Lucis‟ (Augsburg,<br />

1516).


Een van de invloedrijkste werken uit die periode was „<strong>De</strong> harmonia mundi‟ (1525) van<br />

Francesco Zorzi/Giorgi/Francesco van Venetië (1466-1540), een synthese van kabbala,<br />

numerologie, alchemie, pythagorisme en neoplatonisme. Het werd in Frankrijk vertaald door<br />

Le Fèvre de La Boderie als „L‟Harmonie du Monde‟ (1578) en in Engeland bestudeerd door<br />

Robert Fludd. Zorzi vergelijkt de ontwikkeling van de wereld met de muzikale harmonie,<br />

waarbij Christus de dissonanties oplost. Evenals J. Arndt een voorstander van de „prisca<br />

theologia‟ (oertraditie).<br />

<strong>De</strong> Duitse humanist Johann Reuchlin (1455-1532) onderhield een geleerde relatie met Pico en<br />

hij bracht aldus de christelijke kabbala van Italië naar Noord-Europa. Het Hebreeuws zag hij<br />

als de taal waarin God en zijn engelen met de uitverkorenen spreekt; hij publiceerde een<br />

joodse grammatica. Zijn „<strong>De</strong> arte kabbalistica‟ (1517) werd als „de bijbel van de christelijke<br />

kabbala‟ beschouwd en kende een ruime verspreiding. <strong>De</strong> kabbala wordt hier voorgesteld als<br />

een bron van het christendom (het tetragram als bron van Yehoshua). Reuchlin maakt een<br />

onderscheid tussen Cabalistici (dragers van de oorspronkelijke traditie), Cabalari (hun<br />

leerlingen) en Cabalistae (de nabootsers). Hij handelt uitvoerig over de tussenwereld bevolkt<br />

met engelen en bestuurd door de Anima Messiae (cf. Postel, infra). Erasmus schreef een<br />

postume hulde.<br />

In het spoor van Reuchlin zouden tijdens de 16 e eeuw nog drie andere bekende duitstaligen<br />

een rol spelen in de christelijke kabbala: de alchemisten Agrippa von Nettesheim en<br />

Paracelsus (infra), en de cryptograaf Trithemius. <strong>De</strong>ze laatste was ook de leraar van de eerste<br />

twee, die zijn ideeën uitdroegen. Johannes Trithemius (1462-1516), een benedictijns<br />

geschiedschrijver, werd vooral bekend door zijn postuum verschenen „Steganographia‟<br />

(1606), een verhandeling over magie en angelologie met kabbalistische en astrologische<br />

trekjes – maar waarvan de inhoud werd verhuld met een geheimschrift. Hij geloofde stellig in<br />

het contact met geesten en in telepathie.<br />

Agrippa zullen we verder in dit hoofdstuk bespreken i.v.m. zijn invloedrijk werk „<strong>De</strong> <strong>occulta</strong><br />

philosophia‟ (1533). We kunnen hier reeds opmerken dat hij in tal van standpunten dichtbij de<br />

kabbala (en het neoplatonisme) stond. In „<strong>De</strong> nobilitate foeminae sexus‟ (1529) plaatst hij de<br />

vrouw dichter bij het goddelijk leven en vandaar dichter bij de natuurlijke kwaliteiten. In het<br />

derde deel van zijn hoofdwerk pleit hij voor een herstel van de magie als een zuivere vorm<br />

van godsdienst, hierin de lijn volgend van de christelijke kabbala.<br />

In de Noordelijke Nederlanden valt de uitstraling van de christelijke kabbala samen met de<br />

overgang naar het protestantisme. Opvallend is hier de figuur van Johannes Pistorius (ook Jan<br />

de Bakker/Jan van Woerden, 1499-1525), eerste protestantse martelaar in deze streken. In<br />

1521 was Pistorius in Leuven een leerling van Erasmus. In mei 1525 werd hij opgesloten<br />

wegens ketterij op bevel van Margareta van Oostenrijk. Hij verzette zich o.m. tegen het<br />

celibaat en de katholieke eucharistie, verkondigde lutherse opvattingen en werd op 15<br />

september gedood op de brandstapel in bijzijn van de landvoogdes. Het geuzenlied „Carmen<br />

Anti-Thomaticon‟ wordt te zijner ere gezongen aan de Vrije Universiteit Amsterdam.<br />

<strong>De</strong> invloedrijkste Franse kabbalist van de 16 e eeuw was de filoloog Guillaume Postel (1510-<br />

81), die de Zohar en de Sefer Jetsira vertaalde. Hij geloofde in de terugkeer van Christus als


vrouwelijke messias, en meende deze in 1546 in Venetië gevonden te hebben in de persoon<br />

van Mère Johanna. Dankzij deze „Anima Messiae‟ kan de (lagere) mensenziel voortaan gered<br />

worden. Later zal Knorr von Rosenroth (infra) het thema overnemen. Postel kwam in<br />

aanvaring met de Inquisitie vanwege deze theorie en vanwege zijn verdraagzaamheid t.a.v.<br />

andere religies (en vooral de joodse).<br />

Magia naturalis<br />

Het magische en esoterische panorama wordt in de 16 e en 17 e eeuw in grote mate beheerst<br />

door Duitstalige auteurs, waaronder vooral Agrippa, Paracelsus en Böhme – die nog eeuwen<br />

invloed zullen blijven uitoefenen. Voeg daarbij de Duitse alchemisten (infra), de historische<br />

Rozenkruisers (hfst. 13) en de Duitse theosofen (infra) – en dan blijkt duidelijk het Duitse<br />

esoterische overwicht tijdens de (lange) overgang van de Renaissance naar de Moderne<br />

Tijden.<br />

Tijdens de duizend jaar van de zgh. Middeleeuwen is de magie altijd naast het christendom<br />

een grote rol blijven spelen in de volkstraditie en in de heksenbeweging. Vanaf de 12 e eeuw<br />

ontstond een bloeiperiode, gelijktijdig met de alchemie. Een belangrijk handboek (of:<br />

grimoire) van de magiër was bv. de Picatrix, de vertaling van een Arabisch tractaat over<br />

magie uit de 11 e -12 e eeuw, en dat als manuscript rondging. Het gaat hier om een compilatie<br />

van diverse tijden en auteurs, toegeschreven aan Maslama al-Mayrîti (950-1008) – een<br />

Andalusisch wiskundige. Het boek zegt de „nigromantie‟ te behandelen, nl. een wetenschap<br />

bestaande uit drie delen: 1° praktische handelingen van geest op geest, 2° het fabriceren van<br />

talismans, 3° de alchemie. Er is sprake van een conjunctie van aardse en astrale kwaliteit, het<br />

oproepen van planetaire geesten, de kracht van magische beelden, een ideale stad<br />

(Adocentyn) waarin Hermes als priester de zonaanbidding leidt, vliegende toestellen, volkse<br />

toverkunsten, genezingen. <strong>De</strong> auteurs leggen de nadruk op de verwantschap tussen plantenstenen-dieren<br />

en planeten. Een Latijnse vertaling ontstond in 1256 aan het hof van Alfons X<br />

van Castilië.<br />

<strong>De</strong> meeste grimoires werden in de Middeleeuwen toegeschreven aan de oudtestamentische<br />

koning Salomo. Het betreft vooral <strong>De</strong> Sleutel van Salomo en de verzameling geheten Kleine


Sleutel van Salomo. We hebben de merkwaardige figuur van Salomo reeds ontmoet in het<br />

vorige hoofdstuk.<br />

Het eerste boek werd vermoedelijk samengesteld in de 14 e eeuw. Men vindt hier invloeden<br />

van Arabische alchemisten, van de Talmoed en de kabbala. <strong>De</strong> inhoud is verdeeld over twee<br />

delen. Het eerste behelst aanroepingen en bezweringen, spreuken en vervloekingen. Ze<br />

richten zich tot demonen en geesten van overledenen, maar in de eerste plaats tot God. Verder<br />

de manieren om gestolen goederen terug te vinden, om onzichtbaar te worden, liefde op te<br />

wekken, gunsten te verwerven, en dergelijke. Het tweede deel handelt over de voorbereiding<br />

van de magische handelingen, nl. de zuiveringen (met de gepaste kledij), de juiste<br />

astrologische tijd, het offeren van dieren, het tekenen van pentagrammen en andere symbolen.<br />

Met gebruikt hierbij een occult alfabet, het transitus fluvii (oversteken van de rivier), van<br />

hebreeuwse oorsprong.<br />

Onder de titel Clavicula Salomonis (Kleine sleutel van Salomo) verschenen vanaf de 15 e<br />

eeuw verzamelingen van een vijftal grimoires in een wisselende samenstelling. Vanaf de 17 e<br />

eeuw werd het boek ook Lemegeton geheten, een woord zonder betekenis. <strong>De</strong> oudste<br />

(Griekse) versie uit de 15 e eeuw was getiteld „Magisch tractaat van Salomo‟; ze werd daarna<br />

omgezet in het Latijn en het Italiaans onder de naam Clavicula Salomonis.<br />

<strong>De</strong> Clavicula bestaan meestal uit de volgende vijf delen: Goëtia (evocatie van 72 demonen);<br />

Theurgia Goëthia (goede en kwade geesten, i.v.m. de vier elementen), Ars Paulina (engelen<br />

van de Dierenriem en van de uren), Ars Armadel (het maken van een wassen tablet met<br />

beschermende symbolen), Ars Notoria (gebeden met het oog op de verbetering van geheugen,<br />

gemoedsrust en welsprekendheid).<br />

Nog tal van andere grimoires werden gebruikt door de magiërs van de Late Middeleeuwen en<br />

de Renaissance. Eén van de oudste joodse toverboeken is Sefer ha-Razim (boek der<br />

geheimen), vermoedelijk ontstaan in de vierde eeuw, waarin de zeven hemelen worden<br />

beschreven en zevenhonderd engelen, evenals diverse toverkunsten (i.v.m. tegenslagen,<br />

overwinnen van vijanden, verklaring van dromen, bezweringen, e.d.).<br />

<strong>De</strong> grimoire Secretum Secretorum (geheim der geheimen, 12 e eeuw) is een vertaling van het<br />

Arabische Kitab sirr al-asrar van de tiende eeuw. Het gaat om een encyclopedie van<br />

uiteenlopende onderwerpen zoals moraal, astrologie, politiek, alchemie, magische<br />

eigenschappen van planten en stenen en getallen. Het geheel wordt voorgesteld als een brief<br />

van Aristoteles aan Alexander de Grote.<br />

In 1575 verscheen te Bazel Arbatel, de magia veterum, een korte en anonieme grimoire van<br />

Italiaanse origine, waarin de zgh. „oude wetten van de magie‟ worden samengevat in 49<br />

aforismen. Het boekje behelst evocaties van allerlei geesten, o.a. de „Olympiërs‟ – zijnde<br />

geesten die heersen over zon en planeten: Aratron (Saturnus), Bethor (Jupiter), Phaleg (Mars),<br />

Och (zon), Hagith (Venus), Ophiel (Mercurius) en Phul (maan).


Een populaire Franse bric-à-brac met teksten van diverse oude auteurs is Le Petit Albert<br />

(1668). <strong>De</strong> titel alludeert op een andere gekende grimoire, Le Grand Albert (1580), met o.a.<br />

teksten toegeschreven aan de heilige Albert le Grand (13 e eeuw).<br />

<strong>De</strong> Nuctemeron, toegeschreven aan Apollonius van Tyana (eerste eeuw), is een mooie korte<br />

tekst van twaalf regels, overeenstemmend met evenveel uren en die een spirituele<br />

ontwikkeling voorstellen. Het begint met „In eenheid zingen de demonen het lof van God‟ en<br />

het eindigt met „Door middel van het vuur worden hier de werken van het Eeuwige Licht<br />

volbracht‟. Ernstige esoteristen twijfelen echter over de authenticiteit van deze grimoire.<br />

Ook twijfels over het invloedrijke Boek van Abramelin, toegeschreven aan de Duitse jood<br />

Abraham van Worms (ca. 1362-1458). Evenals in de kabbala wordt hier uitgegaan van de<br />

magische kracht die zou schuilen in getallen en letters. In het Frans bestaat de driedelige<br />

vervalsing uit de 18 e eeuw La magie sacrée d’Abramélin le Mage waar Crowley uit geput<br />

heeft voor zijn rituelen.<br />

Er bestaan meer valse dan echte grimoires. In Frankrijk verschenen in de 18 e eeuw tal van<br />

toverboeken die zich ten onrechte beriepen op een oude afstamming, o.a. La poule noire<br />

(begin 18 e , vermoedelijk bijeen geschreven in het napoleontische leger), Grimoire du pape<br />

Honorius le Grand (na 1728), Le véritable Dragon rouge (1750).<br />

Ook diverse studieboeken over magie (infra) golden als grimoire, en zeker <strong>De</strong> <strong>occulta</strong><br />

philosophia. Zij geven immers een uitstekende beschrijving van magische handelingen. Het is<br />

een aloude truc.<br />

In de Renaissance maakte men een onderscheid tussen drie soorten magie: witte, zwarte en<br />

natuurlijke magie. <strong>De</strong> witte magie maakte gebruik van goede geesten om een goed doel te<br />

bereiken. <strong>De</strong> zwarte magie wenste anderen te benadelen hierbij geholpen door demonen. In de<br />

magia naturalis probeerde men de (nog onbekende) krachten in de natuur te kanaliseren; het<br />

werd gezien als een tak van de wetenschap.<br />

<strong>De</strong> natuurlijke magie vertrok van enkele veronderstelde natuurwetten: „pars pro toto‟ (via een<br />

deel bereikt men het geheel), „similia similibus‟ (wet van analogie: een uiterlijke gelijkenis<br />

verwijst naar een innerlijke overeenkomst), de „convenientia‟ (wet van nabijheid, bv. een<br />

uitwendig contact resulteert in een innerlijke band), „contraria contrariis curantur‟ (het<br />

complementaire van zichtbare tegenstellingen).<br />

In de witte magie wordt vaak een beroep gedaan op engelen. Arabische en joodse invloeden<br />

(en grimoires) spelen daarbij een grote rol, evenals de christelijke kabbala. We ontmoeten hier<br />

vaak de namen van Metatron en Raziël, er wordt sterk verwezen naar de eigen engelbewaarder.<br />

Van de onderhavige auteurs hebben vooral Johannes Trithemius, Cornelius<br />

Agrippa en John <strong>De</strong>e een rol gespeeld in het engelendiscours. <strong>De</strong> Duitse humanist Johann<br />

Reuchlin (supra) heeft het vaak over de engelen i.v.m. de christelijke kabbala. Enkele<br />

grimoires verwijzen uitdrukkelijk in deze richting, o.a. Enchiridion Leonis papae (1525) en<br />

Arbatel de magia veterum (supra).


Hieronder een kort overzicht van de Europese magische auteurs van de Renaissance per land<br />

of taal.<br />

- - -<br />

Italië telt in de Renaissance een opmerkelijk aantal auteurs van hoog niveau in het occulte<br />

domein. <strong>De</strong> gekendste zijn: Marsilio Ficino, Pico della Mirandola, Gerolamo Cerdano,<br />

Giambattista della Porta en Giordano Bruno.<br />

<strong>De</strong> priester Marsilio Ficino (1433-99) legt in zijn medisch handboek Libri de Vita uit hoe men<br />

de gunstige invloed van planeten kan concentreren in een talisman. Volgens Ficino bestaan er<br />

vier vormen van „furor‟ (enthousiasme), die de ziel toelaten op te stijgen naar het Ene: de<br />

poëtische, religieuze, profetische en amoureuze furor. Zijn „natuurlijke magie‟ vertrekt van<br />

verwantschappen met de planeten, hetgeen toelaat om de spiritus mundi op te vangen. Zeer<br />

invloedrijk.<br />

<strong>De</strong> humanist Giovanni Pico della Mirandola (1463-94) beoefende eveneens de magia<br />

naturalis, die hij als volgt omschrijft: “magia est pars practica scientiae naturalis”. In zijn<br />

Oratio de hominis dignitate (rede over de menselijke waardigheid) legt Pico uit dat een<br />

doeltreffende magie werkt volgens de „simpatia‟, het beginsel waardoor all dingen in de<br />

natuur tot elkaar worden aangetrokken. <strong>De</strong> mens is „waardig‟, omdat hij langs deze weg een<br />

groot magiër kan worden; hij draagt alle mogelijkheden van het universum in zich. Hij sluit<br />

hiermede perfect aan bij de hermetische traditie (secundum priscam doctrinam). Zijn bijnaam<br />

was „de fenix der genieën‟ (fenice degli ingegni), het toonbeeld van de „uomo universale‟.<br />

Bevriend met Savonarola. In zijn „Heptaplus‟ verklaart Pico het verband tussen hemel en<br />

sterren, tussen engel en mens; de hoogste zaligheid is de terugkeer naar onze oorsprong (het<br />

schouwen van God).<br />

Girolamo Cardano (1501-76) was in zijn tijd een beroemd wiskundige, uitvinder en<br />

cryptograaf. <strong>De</strong>ze veelzijdige man was tevens arts, wijsgeer en astroloog. Een zestigtal<br />

ontdekkingen staan op zijn naam. Publiceerde een bekend werk over kansberekening, evenals<br />

een bekende horoscoop van Christus (in <strong>De</strong> astrorum iudiciis, 1552). Cardano was<br />

voorstander van de „magia naturalis‟, die volgens hem vooral steunt op de analogie en die het<br />

universum interpreteert als één levend lichaam.<br />

Een ander veelzijdig Italiaan was Giambattista della Porta (1535-1615), schrijver van Magia<br />

naturalis sive de miraculis rerum naturalium – gepubliceerd vanaf 1558 (twintig boeken in<br />

1589, een compilatie van natuurwetenschappelijke kennis. <strong>De</strong>lla Porta was de oprichter van<br />

de „Academia Secretorum Naturae‟, grondlegger van de fysionomie, uitvinder (o.m. in de<br />

optica), cryptograaf (uitvinder van het „portacijfer‟).<br />

<strong>De</strong> dominicaan Giordano Bruno (1548-1600) stelt in Spaccio della bestia trionfante dat de<br />

mens zijn ondeugden (het zegevierend beest) kan uitdrijven met behulp van de astrale magie.<br />

Daartoe moet de geest vooral met archetypische prenten ontvankelijk worden gemaakt voor<br />

de invloed van geesten en demonen. Bruno is bij uitstek de „homo universalis‟, de


mensgeworden overgang van het oude magische naar het nieuwe rationele denken. Zowel het<br />

ene als het andere vindt bij hem een hoogtepunt. Hij schreef tal van boeken over de magie,<br />

o.a. <strong>De</strong> vinculis in genere (1591, handelt over de hoger geciteerde „correspondenties‟). Zijn<br />

onorthodoxe theologische denkbeelden, bv. over een oneindig universum, bracht hem in 1600<br />

op de brandstapel.<br />

Duitstalig gebied, Agrippa. Werd het magische denken in de 15 e eeuw vooral gevoed vanuit<br />

Italië, dan namen de duitstaligen in de 16 e eeuw deze rol over – met de Zwitser Paracelsus als<br />

absolute uitblinker. Maar ook Agrippa von Nettesheim, de alchemisten en enkele grimoires<br />

speelden een grote rol. Tot de voorgeschiedenis behoort Johannes Hartlieb (1410-68) uit<br />

Beieren, schrijver van „Das puch aller verpoten kunst, ungelaubens und der zaubrey‟ (1450),<br />

die als eerste een beschrijving gaf van de heksenzalf (om te vliegen).<br />

Cornelius Agrippa von Nettesheim (1486-1535), Duits magiër en alchemist, schreef met <strong>De</strong><br />

<strong>occulta</strong> philosophia libri tres hét standaardwerk over de magie in de Renaissance. <strong>De</strong> drie<br />

delen handelen resp. over de natuurlijke, hemelse en ceremoniële magie, dit alles in opgaande<br />

lijn en overeenstemmend met de toenmalige verdeling van de filosofie in natuurkunde,<br />

wiskunde en theologie.<br />

Boek 1 beschrijft de vier elementen en hoe de Ideeën via sterrenbeelden er in afdalen. <strong>De</strong><br />

dingen moeten gemanipuleerd worden om de neerdalende krachten te benutten. Dit wordt in<br />

detail uitgewerkt met een uitleg over fumigaties (met parfums, toverdranken, ringen,<br />

smeersels, gebaren, hebreeuwse letters, betovering met goddelijke namen). Agrippa heeft het<br />

over furore, melancholie en de nuttige hartstochten.<br />

<strong>De</strong> hemelse magie van het tweede boek vertrekt vanuit de wiskunde; elke natuurkracht wordt<br />

immers bepaald door getal, gewicht en maat. Ook kunnen met behulp van de wiskunde<br />

sprekende standbeelden en bewegende figuren worden gemaakt (zoals in de kerken), die zelfs<br />

de toekomst voorspellen. Met magische vierkanten worden planetaire invloeden<br />

aangetrokken. Bovenal wordt de zon aangeroepen.<br />

Met de ceremoniële magie probeert men op te stijgen naar de Waarheid via de religie. Hermes<br />

Trismegistos wist reeds dat de geest slechts door zuiverheid en vroomheid de waardigheid kan<br />

bereiken. D.m.v. het verstand (hoogste niveau van de ziel) en met een ascetische levenswijze.<br />

Dit derde boek sluit aan bij de christelijke kabbala. Door de contemplatie van het goddelijke<br />

kan de mens zich onttrekken aan de wereld van de zintuigen. Agrippa maant zijn lezers aan<br />

om te zwijgen over de mysteriën die hij onthult; ook Christus verborg de waarheid in<br />

parabels.<br />

In het grensgebied van natuurwetenschap en magie speelden ook de Duitse alchemisten een<br />

zekere rol. Vooral Heinrich Khunrath (1560-1605), auteur van „Amphitheatrum Sapientiae<br />

Aeternae‟ (1595), had een sterk uitstraling. Verder ook Oswald Crollius (1560-1608), Johann<br />

Tölde (1565-1524, die ook publiceerde onder de naam Basilius Valentinus), Franz Kessler


(1580-1650) en Adrian von Mynsicht (1603-38). <strong>De</strong> meesten waren ook theosofen en<br />

volgelingen van Paracelsus (infra); ze legden van langsom meer de nadruk op de spirituele<br />

symboliek van de alchemie. <strong>De</strong> arts, alchemist en magiër Johann Faust (1480-1540) kreeg<br />

mythische dimensies dankzij de biografie geschreven door Chr. Marlowe (1604) en het<br />

meesterwerk van Goethe (1808).<br />

Frankrijk. Een andere grote figuur uit de wereld van de alchemie was de Fransman Nicolas<br />

Flamel (1330-1418). <strong>De</strong>ze wist met speculaties een groot fortuin te vergaren, waardoor de<br />

legende ontstond dat hij de Steen der Wijzen had ontdekt (en dus lood in goud kon<br />

veranderen). Een boek dat pas in 1612 verscheen, „Le livre des figures hiéroglyphiques‟,<br />

wordt hem toegeschreven. Flamel werd opgevoerd in allerlei literatuur, o.a. bij Gérard de<br />

Nerval, Alexandre Dumas, Victor Hugo, André Breton. Ook bij tal van Franse occultisten<br />

zoals Fulcanelli, Eugène Canseliet, Serge Hutin.<br />

Een even kleurrijke figuur uit de Renaissanceperiode in Frankrijk was de ziener Nostradamus<br />

(1503-66), wiens voorspellingsboek „Les prophéties‟ (1555, alias „Les centuries‟) tot vandaag<br />

nog druk wordt geconsulteerd. Het boek bestaat uit zeven „centuries‟, elk behelzend honderd<br />

kwatrijnen; het zevende bleef onafgewerkt. <strong>De</strong> mengeling van Frans, Latijn, Grieks en<br />

Provencaals geeft er een mysterieus tintje aan. Gekend voorbeeld: „Le lyon ieune le vieux<br />

surmontera,/En champ bellique par singulier duelle,/Dans cage d‟or les yeux lui<br />

creuera,/<strong>De</strong>ux classes vne, puis mourir, mort cruelle.‟ Dit zou de tragische dood van Henri II<br />

hebben aangekondigd.<br />

Engeland. Men kan moeilijk een etiket plakken op een veelzijdig man als de Engelse filosoof<br />

John <strong>De</strong>e (1537-1608): wiskundige, hermetist, astroloog, humanist, geograaf, magiër,<br />

alchemist, dromenontleder, adviseur van Elisabeth I. In verband met de esoterie en de <strong>hogere</strong><br />

<strong>graden</strong> zien we hem vooral als uitvinder van de „enochiaanse magie‟ (die een invloed zou<br />

uitoefenen op de Golden Dawn via MacGregor Mathers) en de schrijver van het occulte<br />

Monas Hieroglyphica – die reeds indruk maakt op de historische Rozenkruisers. <strong>De</strong> Monas<br />

betrof een kabbalistische interpretatie van een zelf ontworpen hiëroglief, in een poging om<br />

aldus de eenheid van al het bestaande voor te stellen. In de enochiaanse magie gebruikt men<br />

de „enochiaanse taal‟ (of taal der engelen, die Adam zou hebben gesproken voor de zondeval).<br />

<strong>De</strong> engelen dicteerde hem tal van teksten.<br />

<strong>De</strong> belangstelling voor de magie kwam bij <strong>De</strong>e zowel voort uit de studie van Arabische<br />

werken over magie en alchemie als uit een vizioen (in 1581) tijdens het kristalschouwen. Hij<br />

werkte samen met geestenzieners en mediums zoals de destijds beroemde Edward Kelly, ten<br />

einde contact te krijgen met de engelen; het resulteerde in een systeem met sigillen (o.a. het<br />

gekende „Sigillum Aemeth‟). Zijn verbinding met 49 engelen heeft <strong>De</strong>e genoteerd in zijn<br />

„Libri Mysteriorum‟ en „<strong>De</strong> Heptarchia Mystica‟. Zijn „Liber Longaeth‟ (of Gods Rede of<br />

Boek van Enoch) bevat 49 aanroepingen. <strong>De</strong> keuze van het getal 49 (7 x 7) kwam voort uit


<strong>De</strong>e‟s geloof in de goddelijke kracht van getallen. <strong>De</strong> „enochiaanse magie‟ wordt nog steeds<br />

intensief beoefend.<br />

Evenals in Duitsland speelden ook in Engeland enkele gekende alchemisten een rol in de<br />

overgang van Middeleeuwen naar Verlichting. Thomas Norton is de auteur van<br />

alchemistische gedichten, o.a. „Ordinal of Alchemy‟ (1477, 3100 verzen); hij was<br />

vermoedelijk een leerling van de alchemist George Ripley (1415-90). Thomas Charnoch (ca.<br />

1516-81) was een heel leven op zoek naar de Steen der Wijzen; zijn dagboeken zijn hoogst<br />

interessant. Astroloog en alchemist Kenelm Digby (1603-65) zocht naar een powder of<br />

sympathy met genezingskracht; stichtend lid van de Royal Society. Ook Isaac- Newton (1642-<br />

1727) was op zoek naar de Steen der Wijzen en de levenselixir.<br />

Paracelsus, de nieuwe theosofen<br />

<strong>De</strong> Zwitserse arts en theoloog Paracelsus (1493-1541) was de dominante figuur van de<br />

esoterie en van de geneeskunst in de 16 e eeuw. In het begin van de 17 e eeuw is hij de enige<br />

referentie van de historische Rozenkruisers (cf. deel V). Paracelsus had een enorme invloed<br />

op de geneeskunde, de alchemie, de filosofie, de theosofie, de astrologie, de magie – die hij in<br />

een coherent systeem wist te verenigen. <strong>De</strong> eigenlijke naam was Theophrastus Bombastus von<br />

Hohenheim. Als jonge arts reeds noemde hij zichzelf „Paracelsus‟ (beter dan Celsus, de grote<br />

Romeinse arts). Paracelsus was een veelschrijver; de meeste van zijn (vooral theologische)<br />

manuscripten werden echter nooit uitgegeven; het Paracelsus-project van de Universiteit van<br />

Zürich vult (sedert 1998) het hiaat vandaag aan.<br />

Paracelsus oefende allereerst een grote invloed uit als aanzet tot een hervorming van de<br />

geneeskunst. Volgens zijn geschrift „Volumen Paragranum‟ (1530) steunt zijn wetenschap op<br />

vier pijlers: filosofie, alchemie, astronomie en ethiek. Fundamenteel was bij hem de analogie<br />

tussen micro- en macrokosmos (zoals in het oude hermetisme): “Alles wat in de grote wereld<br />

is, niet meer en niet minder, is ook aanwezig in het menselijk lichaam”. Hij zag het universum<br />

als één groot organisme. Vijf soorten ziekteoorzaken vinden we in „Opus Paramirum‟ (ca.<br />

1520): Ens astrale (invloed van de sterren), Ens veneni (vergif), Ens naturale<br />

(voorbestemdheid), Ens spirituale (boze geesten), Ens <strong>De</strong>i (goddelijke beschikking).<br />

Belangrijkst is de Ens <strong>De</strong>i: “immers, alle gezondheid en ziekte komt van God”. Er is hier ook<br />

sprake van de tartarus, een soort afzetting in het lichaam, wanneer de innerlijke alchemist (de<br />

archeus) zijn werk niet (meer) kan doen. Maar ziekte kan ook ontstaan, wanneer de drie<br />

basisprincipes (zwavel, kwik, zout) van het lichaam niet meer in harmonie zijn.<br />

Een mens heeft volgens Paracelsus een stoffelijk en een „siderisch‟ (of astraal) lichaam;<br />

dezelfde krachten werken in beide, ze kunnen ziek maken of genezen. Dit laatste geschiedt<br />

o.m. via de signatuurleer; dezelfde signatuur (o.a. vorm en kleur) van bv. een plant en een<br />

menselijk orgaan wijst op een verwantschap (en de plant kan aldus inwerken op een bepaalde<br />

ziekte). <strong>De</strong> astrologie wordt ingezet om de krachten van het siderisch lichaam bij te sturen;<br />

Paracelsus geeft in „Archidoxis magicae‟ tal van aanwijzingen over het oproepen van de


geschikte astrale invloeden doorheen de tekens van de Dierenriem en een „magisch alfabet‟ –<br />

dit alles gecondenseerd in een talisman.<br />

Ook de alchemie benadert Par. vanuit een medisch standpunt. Hij zag het alchemistisch<br />

proces als een middel om geneesmiddelen te zuiveren en aldus te herleiden tot hun helende<br />

„arcana‟ (geheime krachten). <strong>De</strong>ze mening strookt met de opvatting van Paracelsus over de<br />

filosofie als zoektocht naar de onzichtbare Natuur. <strong>De</strong> mens is geboren om de Natuur naar<br />

haar volmaaktheid te leiden en de alchemist om de wetten van de Natuur te begrijpen. “Het<br />

ware goud is hij die gezuiverd uit het vuur komt”. En: “Waar de filosoof eindigt, begint de<br />

arts”. <strong>De</strong> arts (en elke mens) moet allereerst het Licht van de Natuur leren ontvangen, en aldus<br />

de magnalia <strong>De</strong>i, zijnde de relaties tussen mens, aarde, sterren, metalen en chemische<br />

bestanddelen.<br />

Paracelsus heeft zijn mens- en wereldbeeld beschreven in „Astronomia magna oder die ganze<br />

<strong>Philosophia</strong> sagax der grossen und kleinen Welt‟ (1543). Met „astronomie‟ wordt de kennis<br />

van de bovenste sfeer (bestaande uit lucht en vuur) bedoeld, met „filosofie‟ de kennis van de<br />

kosmos (het vaste en het vloeibare). Als onderdeel van de Natuur bestaat de mens uit een<br />

zichtbaar en een onzichtbaar deel. In de mens werken dus dezelfde krachten als in de sterren,<br />

nl. als een innerlijk proces. Het geestelijk aspect staat voorop: “Nur die Höhe des Menschen<br />

ist der Mensch”. En: “Zoek naar de grond van de dingen, de rest volgt vanzelf”.<br />

Het theologisch oeuvre van P. was totnogtoe minder bekend, want vrijwel niet gepubliceerd.<br />

We weten nochtans dat hij tal van bijbelcommentaren schreef, o.m. over de psalmen en de<br />

evangelies. Hij heeft lang gewerkt aan een „Vita beata‟ (gelukzalig leven), nl. het leven van de<br />

ware christen, die reeds tijdens het leven kan anticiperen op de heropstanding na de dood. In<br />

de „<strong>Philosophia</strong> sagax‟ is er sprake van „twee Lichten‟, het Licht van de Natuur en het Licht<br />

van de Geest. Het laatste is eeuwig en hoort bij onze ziel, het is het Licht van de Waarheid;<br />

het uiteindelijk doel van de mens is dit Licht te leren kennen. Het natuurlijke Licht wordt ook<br />

„dodelijk licht‟ geheten, omdat het niet opgewassen is tegen de tijd. Ingeval van ziekte is het<br />

Licht van de Natuur verduisterd.<br />

Paracelsus is de overgangsfiguur bij uitstek die de Middeleeuwen verbindt met de Moderne<br />

Tijden. Hij stond dus nog met één been in de magische middeleeuwse sfeer. Men mag niet<br />

vergeten dat het geloof in de magie een logisch uitvloeisel was (is) van het geloof in de bijbel.<br />

Dit boek krioelt van geesten, demonen, mirakels en bezweringen, goden en duivels, heksen en<br />

magiërs. <strong>De</strong> Drie Koningen worden door Paracelsus astrologisch geduid, steunend op het<br />

Mattheüsevangelie. <strong>De</strong> profeten noemt hij „goddelijke magiërs‟. Hij beweerde dat sommige<br />

ziektes worden veroorzaakt door zwarte magie. En hij schreef diverse voorspellende<br />

almanakken. <strong>De</strong> hoogdravende stijl van zijn boeken gaf aanleiding tot de omschrijving<br />

„bombastisch‟.


Nieuwe theosofen.<br />

Wat de theosofie betreft, die vanaf de 17 e eeuw een gouden tijdperk zal kennen (met Boehme,<br />

de Rozenkruisers, Fludd, Swedenborg, e.v.a.) vinden we in de 16 e eeuw reeds voorlopers –<br />

vooral Duitse proto-theosofen (deels in het spoor van Paracelsus). <strong>De</strong>ze christelijke theosofie<br />

poneert dat de mens reeds tijdens het leven een spirituele wedergeboorte kan meemaken.<br />

Vaak wordt gefilosofeerd over de relatie tussen mens, natuur en God. In de bijbel staan de<br />

visionaire aspecten (Ezechiël, Apokalyps, e.d.) voorop.<br />

Een gekende voorloper was de mysticus Valentin Weigel (1533-88) uit Dresden, die zijn<br />

accenten vooral op de ontwikkeling van het zieleleven legde. Niet zozeer de bijbelse Christus<br />

speelt daarbij een rol dan wel de Christus die we ontwikkelen in het diepst van onze ziel en<br />

die onze gids zal zijn op weg naar ons ideaal. <strong>De</strong> kennis van het spirituele zal daarbij in ons<br />

eigen binnenste ontstaan eerder dan in de buitenwereld. Het zichtbare ontstaat uit het<br />

onzichtbare (de engelen), niet omgekeerd. Gekend is zijn opvatting dat de Maagd Maria zelf<br />

het product was van een maagdelijke geboorte. <strong>De</strong> meeste van zijn geschriften werden<br />

verspreid in het begin van de 17 e eeuw, bv. „Erkenne dich selbst‟ (1615), „Studium<br />

universale‟ (1618).<br />

<strong>De</strong> Duitse alchemist Johann Arndt (1555-1621) schreef teksten bij de gravures van Heinrich<br />

Khunrath (infra) in diens boek „Amphitheatrum sapientiae aeternae‟. Arndt zag de spirituele<br />

wedergeboorte als een innerlijke alchemie. In zijn hoofdwerk „Wahres Christentum‟ (1605-<br />

1610) pleit hij voor een mystieke vereniging van de gelovige met Christus. Zijn theosofie had<br />

een invloed zowel op de Rozenkruisers als op het piëtisme. Werd vooral bekend met<br />

„Paradiesgärtlein aller Christlichen Tugenden‟ (1612).<br />

Zijn collega-alchemist Heinrich Khunrath (1560-1605) schreef tal van esoterische werken,<br />

maar is vooral bekend geworden met het vermelde (en prachtig geïllustreerde) boek over de<br />

eeuwige wijsheid (of Sophia). Men treft hier een synthese aan van magie, natuurfilosofie,<br />

kabbala en christendom. Khunrath werd postuum veroordeeld door de Sorbonne in 1625.<br />

Doorheen een zoektocht naar spirituele perfectie vindt men de „prima materia‟, die leidt naar<br />

eeuwige wijsheid. Invloed op de Rozenkruisers en op Böhme.<br />

Een andere volgeling van Paracelsus was Oswald Croll(ius) (1560-1608), alchemist en prof in<br />

de geneeskunst te Marburg, auteur van een „Basilica chymica‟ (1628). Hij zag de chemie en<br />

de alchemie als de twee helften van een grotere (samenhangende) kennis. In het postuum<br />

(1609) verschenen „<strong>De</strong> signaturis internis rerum‟ gaat het over geneesmiddelen en o.a. de<br />

signatuurleer.<br />

In Frankrijk werd de theosofie in de 16 e eeuw vooral aangebracht door Guillaume Postel en<br />

Jacques Gohory. G. Postel (1510-81) was een veelzijdig man, zowel oriëntalist als kabbalist,<br />

filoloog en theoloog, schrijver en profeet. Zie supra: Christelijke kabbala. Zijn neiging om te<br />

profeteren bracht hem herhaaldelijk in moeilijkheden. Jacques Gohory (1520-76) is de auteur<br />

van een „Compendium‟ (1578) over Paracelsus onder het pseudoniem Leo Suavius.


Ook de Nederlanden namen actief deel aan de esoterie in de periode van Renaissance en<br />

Barok. <strong>De</strong> Nederlandse arts Johannes Wier (1515-88, ook genaamd Jean Wier, Johann Weyer,<br />

Piscinarius) wierp zich op als criticus van de heksenvervolging en als kenner van demonen.<br />

Hij zag de heksen als slachtoffer van hun waarbeelden, opgedrongen door handige demonen<br />

(„<strong>De</strong> praestigiis daemonum‟, 1563). Dit tot grote ergernis van Antonio <strong>De</strong>lrio, die hem<br />

verweet een hereticus (ketter) te zijn. In 1577 kwam er nog als appendix „Pseudemonarchia<br />

Daemonum‟ bij, met o.a. een lijst van 69 duivels. Wier wordt vandaag voorgesteld als een<br />

voorloper in de strijd tegen het obscurantisme.<br />

Twee Vlaamse alchemisten konden rekenen op een ruime waardering, nl. Gerard/Gerhard<br />

Dorn (1530-84) en Jan Baptista van Helmont. Dorn (geboren in Mechelen) was een voorloper<br />

van de spirituele alchemie; in die zin gebruikte hij als eerste VITRIOL als een acronym van<br />

„Visita Interiora Terrae Rectificandoque Invenies Occultum Lapidem‟. Dorn vertaalde werken<br />

van Paracelsus in het Latijn voor uitgever Peter Petra in Bazel. Zelf publiceerde hij over<br />

natuurfilosofie en (al)chemie, o.m. „Clavis totius <strong>Philosophia</strong>e Chymisticae (1567). Zijn<br />

geschriften inspireerden o.a. Carl G. Jung.<br />

Ook de alchemist en arts J.B. van Helmont (1579-1644) was een bewonderaar van Paracelsus.<br />

Hij ontdekte als eerste het onderscheid tussen de verschillende gassen; hij vond trouwens het<br />

woord „gas‟ uit. Noemde zichzelf Philosophus per ignem (wijsgeer door het vuur, een<br />

verwijzing naar de alchemie) en doorheen zijn vizioenen herkende hij zichzelf als adeptus<br />

naturae (ingewijde in de natuur). Zijn geheel oeuvre werd postuum uitgegeven door zijn zoon<br />

Frans in 1648 als „Ortus medicinae‟. Groot verdediger van de Steen der Wijzen.<br />

In esoterische middens heeft lange tijd de legende bestaan dat de Antwerpse drukker<br />

Christophe Plantin / Christoffel Plantijn (1520-89), van Frans origine, tot de esoterische<br />

familie zou behoord hebben door zijn lidmaatschap van het „Huys der Liefde‟ – een mystieke<br />

secte, die vooral succes kende in Londen onder de benaming „Family of Love‟. Natuurlijk<br />

heeft Plantin in zijn drukkerij „<strong>De</strong> Gulden Passer‟ enkele boeken gepubliceerd van hun leiders<br />

Hendrik Niclaes en Hendrik Jansen van Barrefelt / Hiel, maar evengoed van anderen. Plantin<br />

was een tolerant zakenman met een spirituele belangstelling, een „vrijgeest‟ die zich nooit zou<br />

hebben laten opsluiten in de strakke hiërarchie van een secte (en zeker niet onder het bestuur<br />

van de zich God wanende Niclaes). Hij werkte zowel voor de calvinisten als in dienst van<br />

Filips II.


In het volgende deel behandelen we de <strong>hogere</strong> <strong>graden</strong> van de vrijmetselarij, alhoewel dit niet<br />

helemaal spoort met de chronologie. Een historicus zou hier ofwel de geschiedenis van de<br />

Rozenkruisers laten volgen ofwel de vrijmetselarij laten omkaderen met de esoterische<br />

ontwikkeling in de 17 e , 18 e en 19 e eeuw. Maar de vrijmetselarij kan rustig als organisatie sui<br />

generis (en dus los van de overige esoterie) worden behandeld. Terwijl het Rozenkruis<br />

veeleer het product is van de esoterische, culturele en maatschappelijke omgeving. Vandaar<br />

de keuze om de sterkste esoterie van de moderne tijden (de vrijmetselarij) als het centrale<br />

(vierde) deel in dit boek te situeren. En daarna de gewone chronologie te hervatten met de<br />

Rozenkruisers, die de esoterische achtergrond hard nodig hebben om een inzicht te verkrijgen<br />

in hun gecompliceerde ontwikkeling.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!