30.08.2013 Views

3 vmbo-gt - Noordhoff Uitgevers

3 vmbo-gt - Noordhoff Uitgevers

3 vmbo-gt - Noordhoff Uitgevers

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 1<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

Nieuw Nederlands 3<br />

<strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong><br />

docentenhandleiding<br />

Tiddo Ekens<br />

<strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> Groningen


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 2<br />

© 2008 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv Groningen/Houten, The Netherlands<br />

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze<br />

uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar<br />

gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen<br />

of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het<br />

maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h<br />

Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting<br />

Reprorecht (postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van korte<br />

gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16<br />

Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en<br />

Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Voor het<br />

overnemen van niet-korte gedeelte(n) dient men zich rechtstreeks te wenden tot de uitgever.<br />

All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or<br />

transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or<br />

otherwise without prior written permission of the publisher.<br />

ISBN 978 9001 76266 1<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 3<br />

INHOUD<br />

1 De methode Nieuw Nederlands<br />

2 Nederlands in de bovenbouw<br />

3 Inhoud Nieuw Nederlands <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong> 3<br />

4 Lesvoorbereiding <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong> 3<br />

5 Nieuw Nederlands van A tot Z<br />

6 Achtergrondliteratuur<br />

7 Overzicht leerstof <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong> 3<br />

8 Auteurs gezocht<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 4<br />

1 DE METHODE NIEUW NEDERLANDS<br />

DE BASISMETHODE<br />

Nieuw Nederlands biedt de volgende leerlingenboeken voor <strong>vmbo</strong>-basis tot en met vwo.<br />

<strong>vmbo</strong> <strong>vmbo</strong>-basis 1 <strong>vmbo</strong>-basis 2 <strong>vmbo</strong>-basis 3 <strong>vmbo</strong>-basis 4<br />

<strong>vmbo</strong>-k<strong>gt</strong> 1 <strong>vmbo</strong>-k<strong>gt</strong> 2 <strong>vmbo</strong>-bk 3 <strong>vmbo</strong>-bk 4<br />

<strong>vmbo</strong>/havo <strong>vmbo</strong>-t/havo 1 <strong>vmbo</strong>-t/havo 2 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong> 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong> 4<br />

havo/vwo havo/vwo 1 havo/vwo 2 havo 3 havo 4/5<br />

vwo vwo 1 vwo 2 vwo 3 vwo 4 vwo 5/6<br />

HET ACTIVITEITENBOEK<br />

Bij ieder leerlingenboek is een extra activiteitenboek beschikbaar. Dit boek is optioneel. Het<br />

activiteitenboek bestaat uit de volgende onderdelen:<br />

• portfolio<br />

• extra oefeningen voor: Lezen, Woordenschat, Grammatica en Spelling<br />

• werkbladen bij drie projecten<br />

• invulbladen bij het leerlingenboek<br />

• gereedschapskist: overzicht belangrijkste leerstof in leerlingenboek<br />

• persoonlijk wachtwoord voor extra oefeningen op de website<br />

DE WEBSITE: I-CLIPS<br />

Bij de methode is ondersteunend ICT-materiaal beschikbaar, dit heet de I-clips. De I-clips is<br />

bereikbaar via een persoonlijk wachtwoord in het activiteitenboek en te vinden op de website<br />

www.schoolwise.nl. De I-clips bestaat uit de volgende items:<br />

• Meer oefenen: extra oefenstof voor Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling<br />

• D-toetsen: diagnostische toetsen bij Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling<br />

• zes minicursussen Schrijven<br />

• cursussen Word, PowerPoint en Excel<br />

• de voorgelezen fragmenten uit het onderdeel Fictie<br />

• drie webquests<br />

• taalregister<br />

Daarnaast is een gedeelte van de I-clips vrij toegankelijk en te vinden op de website<br />

www.<strong>gt</strong>3.nieuwnederlands.noordhoff.nl. Het gaat om het item Weet je het?, waarmee de kennis van<br />

de theorie bij alle cursusonderdelen getoetst kan worden.<br />

SERVICEBOX VOOR DOCENTEN<br />

Nieuw Nederlands biedt een zogenaamde servicebox voor docenten. De inhoud bestaat uit 3 cd’s:<br />

• kijkfragmenten op dvd<br />

• luisterfragmenten op cd (ook van het onderdeel fictie)<br />

• een cd-rom met:<br />

- docentenhandleiding<br />

- een didactisch naslagwerk met ongeveer 70 trefwoorden<br />

- een jaarplanner<br />

- antwoordkaarten<br />

- 60 toetsen<br />

- kopieerbladen: invulbladen voor de leerling<br />

DIGITALE PROEFWERKEN<br />

Per deel zijn er 60 proefwerken beschikbaar. Deze toetsen kunnen ook digitaal worden samengesteld,<br />

afgenomen en nagekeken. Meer informatie: www.digitaleproefwerken.nl.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 5<br />

2 NIEUW NEDERLANDS IN DE BOVENBOUW<br />

ONDERBOUW EN BOVENBOUW<br />

De onderbouw, zoals ingevoerd in 2006, heeft betrekking op leerjaar 1 en 2. Scholen kunnen zelf<br />

invulling geven aan leerjaar 3. Dat betekent dat leerjaar 3 zowel geïnspireerd kan worden door de<br />

kerndoelen voor de onderbouw als door de eindtermen van het examenprogramma. Nieuw<br />

Nederlands is in deel 3 uitgegaan van zowel de kerndoelen als de eindtermen.<br />

Voor de volledigheid vatten we kort de kenmerken en de kerndoelen van de onderbouw. Aansluitend<br />

beschrijven we het examenprogramma van Nederlands.<br />

KERNDOELEN VAN HET VAK NEDERLANDS<br />

Het vak Nederlands in de onderbouw telt tien globaal geformuleerde kerndoelen:<br />

Kerndoel 1: De leerling leert zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uit te drukken.<br />

Kerndoel 2: De leerling leert zich te houden aan conventies (spelling, grammaticaal correcte zinnen,<br />

woordgebruik) en leert het belang van die conventies te zien.<br />

Kerndoel 3: De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat.<br />

Kerndoel 4: De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken<br />

en geschreven teksten.<br />

Kerndoel 5: De leerling leert in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te<br />

beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen.<br />

Kerndoel 6: De leerling leert deel te nemen aan overleg, planning, discussie in een groep.<br />

Kerndoel 7: De leerling leert een mondelinge presentatie te geven.<br />

Kerndoel 8: De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn<br />

belangstelling tegemoet komen en zijn belevingswereld uitbreiden.<br />

Kerndoel 9: De leerling leert taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) planmatig voor te<br />

bereiden en uit te voeren.<br />

Kerndoel 10: De leerling leert te reflecteren op de manier waarop hij zijn taalactiviteiten uitvoert en<br />

leert, op grond daarvan en van reacties van anderen, conclusies te trekken voor het uitvoeren van<br />

nieuwe taalactiviteiten.<br />

EXAMENPROGRAMMA NEDERLANDS VMBO<br />

Het examenprogramma voor Nederlands wordt beschreven in de preambule en in eindtermen. De<br />

volledige tekst vindt u op www.eindexamen.nl.<br />

De preambule geldt voor alle vakken en sectoren in het <strong>vmbo</strong> en bestaat uit zes hoofddoelen:<br />

1 Werken aan vakoverstijgende thema's<br />

2 Leren uitvoeren<br />

3 Leren leren<br />

4 Leren communiceren<br />

5 Leren reflecteren op het leer- en werkproces<br />

6 Leren reflecteren op de toekomst<br />

Het examenprogramma Nederlands wordt gedefinieerd in exameneenheden met de bijbehorende<br />

code. Elke exameneenheid bestaat uit een of meer eindtermen. In de kolommen achter de<br />

exameneenheden staat met X aangegeven voor welke leerweg de exameneenheid deel uitmaakt van<br />

het examenprogramma. Het centraal examen heeft betrekking op die exameneenheden die<br />

aangeduid zijn met CE. Het schoolexamen voor een bepaalde leerweg heeft voor de algemeen<br />

vormende vakken in ieder geval betrekking op exameneenheid K3 (Leervaardigheden). Daarnaast<br />

heeft het schoolexamen betrekking op:<br />

• ten minste die exameneenheden die deel uitmaken van het examenprogramma van deze leerweg<br />

voor zover zij niet deel uitmaken van het centraal examen voor die leerweg;<br />

• indien het bevoegd gezag daarvoor kiest een of meer exameneenheden waarop het centraal<br />

examen betrekking heeft;<br />

• indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen die relevant zijn voor het<br />

betreffende vak of examenprogramma, die per kandidaat kunnen verschillen.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 6<br />

Eindtermen Nederlandse taal<br />

BB KB GL/TL<br />

NE/K/1 Oriëntatie op leren en werken<br />

1. De kandidaat kan zich oriënteren op de eigen loopbaan en het<br />

belang van Nederlands in de maatschappij.<br />

X X X<br />

NE/K/2 Basisvaardigheden<br />

2. De kandidaat kan basisvaardigheden toepassen die betrekking<br />

hebben op communiceren, samenwerken, en informatie<br />

verwerven, verwerken en presenteren.<br />

X X X<br />

NE/K/3 Leervaardigheden in het vak Nederlands CE CE CE<br />

3. De kandidaat kan strategische vaardigheden toepassen die<br />

bijdragen tot:<br />

• het bereiken van verschillende lees-, schrijf-, luister- en kijk-,<br />

en spreek- en gespreksdoelen<br />

• de bevordering van het eigen taalleerproces<br />

• het compenseren van eigen tekortschietende taalkennis<br />

• of communicatieve kennis.<br />

X X X<br />

NE/K/4 Luister- en kijkvaardigheid 1 CE CE CE<br />

4. De kandidaat kan:<br />

• luister- en kijkstrategieën hanteren<br />

• compenserende strategieën kiezen en hanteren<br />

• het doel van de makers van een programma aangeven<br />

• de belangrijkste elementen van een programma weergeven<br />

• een oordeel geven over een programma en dit toelichten<br />

• een instructie uitvoeren.<br />

X<br />

5. De kandidaat kan:<br />

• luister- en kijkstrategieën hanteren<br />

• compenserende strategieën kiezen en hanteren<br />

• het doel van de makers van een programma aangeven<br />

• de belangrijkste elementen van een programma weergeven<br />

• een oordeel geven over een programma en dit toelichten<br />

• een instructie uitvoeren<br />

• de waarde en betrouwbaarheid aangeven van de informatie<br />

die door de massamedia verspreid wordt.<br />

X X<br />

1<br />

De Cevo kan bepalen dat het centraal examen geen betrekking heeft op NE/K/4; dit kan per leerweg verschillen.<br />

BB KB GL/TL<br />

NE/K/5 Spreek- en gespreksvaardigheid<br />

6. De kandidaat kan:<br />

• relevante informatie verzamelen en verwerken ten behoeve<br />

van de spreek- en gesprekssituatie<br />

• strategieën hanteren ten behoeve van de spreek- en<br />

gesprekssituatie<br />

• compenserende strategieën kiezen en hanteren<br />

• het spreek-/luisterdoel in de situatie tot uitdrukking brengen<br />

• het spreek-/luisterdoel en taalgebruik richten op<br />

verschillende soorten publiek<br />

• het spreekdoel van anderen herkennen en de reacties van<br />

anderen inschatten<br />

• in spreek- en gesprekssituaties taalvarianten herkennen en<br />

daar adequaat op inspelen.<br />

X X X<br />

NE/K/6 Leesvaardigheid CE CE CE<br />

7. De kandidaat kan:<br />

• leesstrategieën hanteren<br />

• compenserende strategieën kiezen en hanteren<br />

• functie van beeld en opmaak in een tekst herkennen<br />

• het schrijfdoel van de auteur aangeven<br />

X<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 7<br />

8.<br />

• een tekst indelen in betekenisvolle eenheden en de relaties<br />

tussen die eenheden benoemen<br />

• het hoofdonderwerp en de hoofdgedachte van een tekst<br />

aangeven<br />

• een oordeel geven over de tekst en dit oordeel toelichten.<br />

De kandidaat kan:<br />

• leesstrategieën hanteren<br />

• compenserende strategieën kiezen en hanteren<br />

• functie van beeld en opmaak in een tekst herkennen<br />

• het schrijfdoel van de auteur aangeven en de talige<br />

middelen die hij hanteert om dit doel te bereiken<br />

• een tekst indelen in betekenisvolle eenheden en de relaties<br />

tussen die eenheden benoemen<br />

• het hoofdonderwerp en de hoofdgedachte van een tekst<br />

aangeven en een samenvatting geven<br />

• een oordeel geven over de tekst en dit oordeel toelichten.<br />

X X<br />

NE/K/7 Schrijfvaardigheid CE CE CE<br />

9. De kandidaat kan:<br />

• relevante informatie verzamelen en verwerken ten behoeve<br />

van het schrijven<br />

• schrijfstrategieën hanteren<br />

• compenserende strategieën kiezen en hanteren<br />

• het schrijfdoel in teksten tot uitdrukking brengen<br />

• het schrijfdoel en taalgebruik richten op verschillende<br />

soorten lezerspubliek<br />

• conventies hanteren met betrekking tot schriftelijk<br />

taalgebruik<br />

• elektronische hulpmiddelen gebruiken bij het schrijven<br />

• concepten van de tekst herschrijven op basis van geleverd<br />

commentaar.<br />

X X X<br />

NE/K/8 Fictie<br />

10. De kandidaat kan:<br />

• verschillende soorten fictiewerken herkennen<br />

• de situatie en het denken en handelen van de personages in<br />

het fictiewerk beschrijven<br />

• de relatie tussen het fictiewerk en de werkelijkheid toelichten<br />

• een persoonlijke reactie geven op een fictiewerk en deze<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

toelichten met voorbeelden uit het werk.<br />

11. De kandidaat kan:<br />

• verschillende soorten fictiewerken herkennen<br />

• de situatie en het denken en handelen van de personages in<br />

het fictiewerk beschrijven<br />

• de relatie tussen het fictiewerk en de werkelijkheid toelichten<br />

• kenmerken van fictie in het fictiewerk aanwijzen<br />

• relevante achtergrondinformatie verzamelen en selecteren<br />

• een persoonlijke reactie geven op een fictiewerk en deze<br />

toelichten met voorbeelden uit het werk.<br />

NE/V/1 Verwerven, verwerken en verstrekken van informatie<br />

12. De kandidaat kan zelfstandig informatie verwerven, verwerken<br />

en verstrekken in het kader van het sectorwerkstuk.<br />

NE/V/2 Schrijven op basis van documentatie<br />

13. De kandidaat kan een doel- en publiekgerichte tekst schrijven:<br />

overeenkomstig de voor de tekstsoort geldende conventies<br />

onder gebruikmaking van documentatie.<br />

BB KB GL/TL<br />

X<br />

X X<br />

X<br />

X


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 8<br />

NE/V/3 Vaardigheden in samenhang<br />

14. De kandidaat kan de vaardigheden uit het kerndeel in<br />

samenhang toepassen.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

X


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 9<br />

3 INHOUD NIEUW NEDERLANDS VMBO-GT 3<br />

3.1 OPBOUW METHODE<br />

De methode Nieuw Nederlands bestaat uit zes hoofdstukken. Elk hoofdstuk bevat acht onderdelen,<br />

zoals Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven. In ieder onderdeel wordt nieuwe leerstof<br />

aangeboden, geoefend en toegepast. De leerstof bouwt voort op de kerndoelen van de onderbouw en<br />

bereidt voor op de eindtermen van de bovenbouw.<br />

De zes cursussen van ieder onderdeel hangen onderling samen. Gezamenlijk vormen de cursussen<br />

een module die ook aaneengesloten gegeven kan worden.<br />

Bij iedere cursus Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven is een taak beschikbaar. In een taak<br />

gaan leerlingen praktisch met de leerstof aan de slag.<br />

De methode bevat verder per deel drie projecten, waarin samenwerken, informatievaardigheden en<br />

integratie met andere vakken een belangrijke rol spelen.<br />

1 Leve je lijf 2 Veiligheid<br />

voor alles<br />

Lezen Hoofdzaken en Verbanden in<br />

bijzaken een tekst<br />

Taak Mooi Taak Hoe<br />

gezond werkt dat?<br />

Spreken /<br />

kijken /<br />

luisteren<br />

Precies<br />

luisteren en<br />

aantekeningen<br />

maken<br />

Taak Wat ze<strong>gt</strong><br />

de radio?<br />

Schrijven Extra informatie<br />

geven<br />

Nauwkeurig<br />

invullen<br />

Taak Bij wie<br />

pas jij?<br />

Leren &<br />

Werken<br />

Taal en<br />

woordenschat <br />

Grammatica<br />

Sociale<br />

vaardigheden<br />

Woorden bij<br />

zorg en welzijn<br />

Tegen-<br />

stellingen<br />

Spelling Werkwoordspelling<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

Instructie<br />

Taak Lukt het<br />

zo?<br />

Een instructie<br />

schrijven<br />

Controleren en<br />

verbeteren<br />

Taak Hoe houd<br />

je een computer<br />

virusvrij<br />

Overleggen en<br />

besluiten<br />

nemen<br />

Technische<br />

woorden<br />

Eufemismen<br />

Zinsdelen Hoofdzinnen<br />

en bijzinnen<br />

Fictie Verhalen<br />

Hans Sahar,<br />

De heimweekaravan<br />

3 Slim met<br />

geld<br />

Tekstdoelen<br />

Taak De beste<br />

aanbieding<br />

Doorvragen<br />

Taak Geld<br />

lenen! Ja /<br />

nee?<br />

Klagen per email<br />

De juiste toon<br />

Taak Dat kan<br />

toch wel<br />

anders!<br />

Kritiek krijgen<br />

en geven<br />

Economische<br />

begrippen<br />

Neologismen<br />

4 Natuurlijk 5 Verder leren 6 Aan het werk<br />

Samenvatten<br />

Taak Dat moet<br />

je (w)eten!<br />

Verslag doen<br />

Taak Ontwerp<br />

een park<br />

Werkstuk<br />

Lay-out<br />

Taak Van<br />

akker tot blik<br />

Jezelf<br />

beheersen<br />

Woorden uit de<br />

landbouw<br />

Contaminaties<br />

Voegwoord Verwijswoorden<br />

Tegenargumen<br />

ten<br />

Taak Kiezen…<br />

maar wat?<br />

Oriëntatiegesprek<br />

Taak Daar wil<br />

ik meer over<br />

weten!<br />

Enquête<br />

Enquêtevragen<br />

Taak Informatieaanvra-<br />

gen op internet<br />

Ruzies<br />

oplossen<br />

Opleiding en<br />

taal<br />

Ironie<br />

Puntkomma Afkortingen Tussenletters Koppelteken<br />

en trema<br />

Televisieseries<br />

Info over soaps<br />

en series<br />

Test<br />

Project PROJECT<br />

Sportdag<br />

Poëzie<br />

Boek en film<br />

Louis Sacher,<br />

Gaten<br />

Ann Brashares,<br />

4 vriendinnen,<br />

1 spijkerbroek<br />

PROJECT<br />

Reclame<br />

Tabellen,<br />

grafieken,<br />

diagrammen<br />

Taak Hoe doen<br />

we dat?<br />

Jezelf<br />

presenteren<br />

Taak<br />

Toneelspelen<br />

Recensie<br />

Enthousiast<br />

schrijven<br />

Taak Optreden<br />

geslaagd!<br />

Overleggen met<br />

je leidinggevende<br />

Werk en taal<br />

Overdrijvingen<br />

Stijlfouten Lijdende en<br />

bedrijvende<br />

zinnen<br />

Jeugdroman<br />

Lieneke Dijkzeul,Blikschade<br />

An van ’t<br />

Oosten, Dans<br />

in de branding<br />

Meg Rosoff,<br />

Hoe ik nu leef<br />

Bijvoeglijk<br />

naamwoord en<br />

trappen van<br />

vergelijking<br />

Cabaret<br />

PROJECT<br />

Bijbaantjesmarkt


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 10<br />

3.2 CURSUSSEN<br />

In iedere cursus wordt nieuwe leerstof aangeboden, geoefend en toegepast. De leerstof bouwt voort<br />

op de kerndoelen voor de onderbouw en bereidt voor de eindtermen van het examenprogramma. De<br />

opbouw van een cursus ziet er schematisch als vol<strong>gt</strong> uit:<br />

Opdracht 1 Om te beginnen Opdracht 1 doet een beroep op al aanwezige kennis en ervaring van<br />

de leerling.<br />

Theorie De theorie (groene letters) bestaat uit een:<br />

• korte beschrijving van het belang van de leerstof<br />

• gemiddeld zo’n vier actiegerichte stappen voor de leerlingen<br />

Opdracht 2 Opdracht 2 is een kleine verwerkingsopdracht bij de theorie.<br />

Tip De tip bevat een handige aanwijzing of weetje om de leerstof goed in<br />

de praktijk toe te passen.<br />

Opdracht 3, 4 en verder Deze opdrachten zijn grotere verwerkingsopdrachten bij de theorie<br />

Variatietip De variatietip is een open opdracht die de kans biedt om de actualiteit<br />

in de les te betrekken. Ook speelt de variatietip in op de eigen<br />

leefomgeving en de eigen interesses van de leerling.<br />

* -opdracht (steropdracht) Aan het eind van de cursus staat soms een extra opdracht waarin een<br />

hoger beheersingsniveau wordt geoefend. Deze steropdracht kan<br />

gezien worden als de overgang naar een hoger niveau.<br />

Alles op een rij De belangrijkste punten uit de theorie worden kort en bondig<br />

herhaald.<br />

De integrale leerstof van alle cursussen vindt u achterin de docentenhandleiding.<br />

Lezen<br />

Leerlingen leren in het onderdeel Lezen hoofd- en bijzaken te onderscheiden. Ook leren ze binnen de<br />

tekst tekstverbanden te herkennen. Deze kennis en vaardigheid gebruiken de leerlingen vervolgens bij<br />

het vaststellen van tekstdoelen en bij het samenvatten van de tekst. Hoofdstuk 5 gaat in op<br />

tegenargumenten in betogende teksten, terwijl hoofdstuk 6 ingaat op cijferinformatie in teksten.<br />

De titels van de cursussen zijn:<br />

1 Hoofdzaken en bijzaken<br />

2 Verbanden in een tekst<br />

3 Tekstdoelen<br />

4 Samenvatten<br />

5 Tegenargumenten<br />

6 Tabellen, grafieken en diagrammen<br />

Spreken / kijken / luisteren<br />

In het onderdeel Spreken / kijken / luisteren oefenen leerlingen meer complexe gespreks- en<br />

spreeksituaties, variërend van het doen van een verslag tot het voeren van een oriëntatiegesprek.<br />

Ook is er aandacht voor luistervaardigheid, vraa<strong>gt</strong>echnieken en het geven en het opvolgen van<br />

instructies.<br />

Elke cursus besluit met een kijk- en luisterfragment met vragen en opdrachten.<br />

De titels van de zes cursussen zijn:<br />

1 Precies luisteren en aantekeningen maken<br />

2 Instructie<br />

3 Doorvragen<br />

4 Verslag doen<br />

5 Oriëntatiegesprek<br />

6 Jezelf presenteren<br />

Schrijven<br />

Het onderdeel Schrijven besteedt iedere cursus aandacht aan twee onderwerpen. Eerst wordt<br />

ingegaan op de inhoud van een tekst of op de kenmerken van tekstsoorten waarna er geschreven<br />

wordt. Vervolgens wordt gericht geoefend met belangrijke deelaspecten van schrijven, zoals de layout,<br />

de juiste toon of het formuleren van goede enquêtevragen.<br />

De titels van de zes cursussen zijn:<br />

1 Extra informatie geven; Nauwkeurig invullen<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 11<br />

2 Een instructie schrijven; Controleren en verbeteren<br />

3 Klagen per e-mail; De juiste toon<br />

4 Werkstuk; Lay-out<br />

5 Enquête; Enquêtevragen<br />

6 Recensie; Enthousiast schrijven<br />

Leren & Werken<br />

Het onderdeel Leren & Werken oefent sociale en communicatieve vaardigheden. Deze vaardigheden<br />

komen van pas in een (vervolg)opleiding maar ook in toekomstig werk. Er is aandacht voor het nut<br />

van sociale vaardigheden en voor het omgaan met conflicten, kritiek en ruzies. In het laatste<br />

hoofdstuk integreren leerlingen enkele van deze vaardigheden in een overleg met een<br />

leidinggevende.<br />

De titels van de zes cursussen zijn:<br />

1 Sociale vaardigheden<br />

2 Overleggen en besluiten nemen<br />

3 Kritiek krijgen en geven<br />

4 Jezelf beheersen<br />

5 Ruzies oplossen<br />

6 Overleggen met je leidinggevende<br />

Taal en woordenschat<br />

In deel 1 en 2 stonden strategieën centraal om woordbetekenissen te raden en te onthouden. In deel<br />

3 zijn nieuwe woorden per hoofdstuk thematisch geordend. Hoofdstuk 1 tot en met 4 besteden<br />

afzonderlijk aandacht aan iedere sector terwijl hoofdstuk 5 en 6 de woordenschat in opleiding en werk<br />

behandelen. Ook is er weer aandacht voor verschillende taaleigenaardigheden zoals eufemismen,<br />

ironie of overdrijvingen.<br />

De titels van de cursussen zijn:<br />

Woorden per sector Taal<br />

1 Woorden bij zorg en welzijn Tegenstellingen<br />

2 Technische woorden Eufemismen<br />

3 Economische begrippen Neologismen<br />

4 Woorden uit de landbouw Contaminaties<br />

5 Opleiding en taal Ironie<br />

6 Werk en taal Overdrijvingen<br />

Grammatica<br />

In het onderdeel Grammatica oefenen leerlingen met grammaticale onderwerpen die bijdragen aan<br />

een betere zinsbouw, schrijfstijl en taalgevoel.<br />

De titels van de zes cursussen zijn:<br />

1 Zinsdelen<br />

2 Hoofdzinnen en bijzinnen<br />

3 Voegwoord<br />

4 Verwijswoorden<br />

5 Stijlfouten<br />

6 Lijdende en bedrijvende zinnen<br />

Spelling<br />

Het onderdeel Spelling besteedt aandacht aan werkwoordspelling en andere spellingproblemen, zoals<br />

tussenletters, afkortingen en het bijvoeglijk naamwoord. Verder is er aandacht voor het gebruik van de<br />

puntkomma, koppelteken en trema.<br />

De titels van de zes cursussen zijn:<br />

1 Werkwoordsspelling<br />

2 Puntkomma<br />

3 Afkortingen<br />

4 Tussenletters<br />

5 Koppelteken en trema<br />

6 Bijvoeglijk naamwoord en trappen van vergelijking<br />

Fictie<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 12<br />

Het onderdeel Fictie bren<strong>gt</strong> leerlingen in aanraking met verschillende vormen van fictie zoals verhalen,<br />

tv-series, poëzie, verfilmingen van boeken, jeugdromans en cabaret. In keuzeopdrachten verkennen<br />

en ontwikkelen leerlingen hun eigen voorkeuren voor fictie. Elke cursus besluit met enkele actuele<br />

leestips voor 14-15-jarigen.<br />

De titels van de cursussen zijn:<br />

1 Verhalen Hans Sahar, De heimwee-karavan<br />

2 Televisieseries Info over soaps en series<br />

3 Poëzie<br />

4 Boek en film Louis Sacher, Gaten<br />

Ann Brashares, 4 vriendinnen, 1 spijkerbroek<br />

5 Jeugdroman Lieneke Dijkzeul, Blikschade<br />

An van ’t Oosten, Dans in de branding<br />

Meg Rosoff, Hoe ik nu leef<br />

6 Cabaret<br />

Op deze docentenbox vindt u een fictielijst bij Nieuw Nederlands 4 e editie deel 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>. Hierin zijn<br />

alle verhalen, dichtbundels en (verfilmde) boeken opgenomen die in deel 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong> aan de orde<br />

komen in het onderdeel Fictie.<br />

3.3 TAKEN<br />

In een taak passen de leerlingen taalvaardigheden in de praktijk toe. Elk deel bevat in totaal zes<br />

taken. De situatie in iedere taak is zoveel mogelijk geënt op het gebruik van taalvaardigheden in het<br />

echte, buitenschoolse leven. De taak is verder gericht op samenwerking tussen leerlingen en op het<br />

verzamelen en presenteren van informatie.<br />

Een taak bestaat gemiddeld uit ongeveer zes stappen. Een taak kent – globaal gezien – een vaste<br />

opbouw:<br />

oriënteren De inleiding beschrijft kort en uitdagend de prestatie die van de leerling<br />

verwacht wordt.<br />

kiezen De leerling kiest een aspect van het onderwerp. Hij/zij kan zich de opdracht<br />

eigen maken door keuzes te maken die aansluiten bij eigen ervaringen of<br />

interesses.<br />

informatie verzamelen Op internet, in kranten, bij klasgenoten of deskundigen gaat de leerling op<br />

zoek naar informatie. Ook is de leerling soms zelf een informatiebron.<br />

laten zien Leerlingen wisselen uit wat zij ontdekt hebben.<br />

Lezen<br />

De taken in het onderdeel Lezen sluiten aan bij de leerstof in de cursus van ieder hoofdstuk. Er zijn<br />

zes leestaken in deel 3:<br />

1 Mooi gezond<br />

2 Hoe werkt dat?<br />

3 De beste aanbieding<br />

4 Dat moet je (w)eten!<br />

5 Kiezen… maar wat?<br />

6 Hoe doen we dat?<br />

Spreken / kijken / luisteren<br />

De taken in het onderdeel Spreken / kijken / luisteren sluiten aan bij de leerstof in de cursus van ieder<br />

hoofdstuk. Er zijn zes spreek-, kijk- en luistertaken in deel 3:<br />

1 Wat ze<strong>gt</strong> de radio?<br />

2 Lukt het zo?<br />

3 Geld lenen! Ja / nee<br />

4 Ontwerp een park<br />

5 Daar wil ik meer over weten!<br />

6 Toneelspelen<br />

Schrijven<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 13<br />

De taken in het onderdeel Schrijven sluiten aan bij de leerstof in de cursus van ieder hoofdstuk. Er zijn<br />

zes schrijftaken in deel 3:<br />

1 Bij wie pas jij?<br />

2 Hoe houd je een computer virusvrij?<br />

3 Dat kan toch wel anders!<br />

4 Van akker tot blik<br />

5 Informatie aanvragen op internet<br />

6 Optreden geslaagd!<br />

3.4 PROJECTEN<br />

De projecten hebben tot doel de aangeleerde taalvaardigheden van de voorafgaande hoofdstukken<br />

geïntegreerd toe te passen. Vooral de vaardigheden Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven<br />

worden in een project in samenhang in praktijk gebracht. Daarnaast bieden de projecten gelegenheid<br />

tot samenwerkend leren, het oefenen van sociaal-communicatieve vaardigheden en het toepassen<br />

van informatievaardigheden. Alle projecten hebben een relatie met een of meer andere vakken.<br />

In deel 3 zijn er drie projecten:<br />

Projecten Relatie met andere vakken<br />

Hoofdstuk 2: Sportdag biologie, verzorging, bewegingsonderwijs<br />

Hoofdstuk 4: Reclame economie, maatschappijleer<br />

Hoofdstuk 6: Bijbaantjesmarkt een sectorvak, wiskunde, economie<br />

Bij ieder project horen werkbladen. Deze werkbladen staan in het activiteitenboek en op cd 1 van de<br />

servicebox.<br />

De projecten zijn ook beschikbaar als webquests op de I-clips, bereikbaar via www.schoolwise.nl.<br />

Hiervoor hebben de leerlingen een persoonlijk wachtwoord nodig dat beschikbaar is via het<br />

activiteitenboek.<br />

3.5 ACTIVITEITENBOEK<br />

Het activiteitenboek is optioneel. Het is een bewaar- en naslagwerk voor de leerling en bevat de<br />

volgende onderdelen:<br />

1 Taalportfolio<br />

2 Extra oefeningen voor Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling<br />

3 Werkbladen projecten<br />

4 Invulbladen<br />

5 Gereedschapskist<br />

Verder biedt het activiteitenboek een persoonlijk wachtwoord waarmee de leerling toegang heeft tot Iclips,<br />

de website bij Nieuw Nederlands.<br />

3.6 DE WEBSITE: I-CLIPS<br />

Bij de methode is ondersteunend ICT-materiaal beschikbaar, dit heet de I-clips. De I-clips is<br />

bereikbaar via een persoonlijk wachtwoord in het activiteitenboek en te vinden op de website<br />

www.schoolwise.nl. De I-clips bestaat uit de volgende items:<br />

• Meer oefenen: extra oefenstof voor Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling<br />

• D-toetsen: diagnostische toetsen bij Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling<br />

• zes minicursussen Schrijven<br />

• cursussen Word, PowerPoint en Excel<br />

• de voorgelezen fragmenten uit het onderdeel Fictie<br />

• drie webquests<br />

• taalregister<br />

3.7 DIGITALE PROEFWERKEN<br />

Nieuw Nederlands biedt de mogelijkheid tot digitale toetsing. Proefwerken kunnen eenvoudig digitaal<br />

worden samengesteld, afgenomen en worden nagekeken. De proefwerken zijn in aantal en inhoud<br />

hetzelfde als de papieren proefwerken, oftewel zestig per deel.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 14<br />

De digitale proefwerken bevatten verschillende vraa<strong>gt</strong>ypes. Met deze vraa<strong>gt</strong>ypes komen de leerlingen<br />

ook in aanraking via de I-clips.<br />

Meer informatie over digitale proefwerken vindt u op: www.digitaleproefwerken.nl.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 15<br />

4 LESVOORBEREIDING VMBO-GT 3<br />

INLEIDING<br />

Nieuw Nederlands is gemaakt voor zelfstandig werken en leren. Dat houdt in dat de leerling ook<br />

zonder voortdurende hulp door de methode kan gaan. In hoofdstuk 5 (Nieuw Nederlands van A tot Z)<br />

worden vier soorten werkwijzers beschreven die meer leerlinggestuurd onderwijs bevorderen.<br />

Bij een aantal opdrachten in Nieuw Nederlands is praktische hulp en organisatie door de docent<br />

noodzakelijk. Bijvoorbeeld het reserveren van het computerlokaal, of het regelen van voldoende<br />

woordenboeken.<br />

Per hoofdstuk geven we aan welke stap(pen) een docent ter voorbereiding op de les moet nemen.<br />

Iedere stap kan na uitvoering worden afgevinkt.<br />

HOOFDSTUK 1 LEVE JE LIJF<br />

Onderdeel Opdracht Actie<br />

Lezen 4 Kopzorgen 0 Neem mee of laat meenemen: folders, brochures van apotheek,<br />

(variatietip) huisarts of info van internet over hoofd- en haaraandoeningen.<br />

Lezen Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

Taak Lezen Mooi gezond 0 Reserveer eventueel het computerlokaal en controleer<br />

beschikbaarheid van internet en printer.<br />

0 A4-papier en plakband of lijm om strips op te plakken.<br />

SKL 2 Knoflookadem 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />

0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht.<br />

0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (2<br />

Knoflookadem, beoordelingsschema) bij deze opdracht.<br />

SKL 3 Crime scene 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />

0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht.<br />

SKL 4 Schokkend 0 Neem eventueel zelf het NOS Journaal op. Of reserveer het<br />

nieuws? computerlokaal en laat leerlingen het journaal zien via<br />

(variatietip) www.omroep.nl.<br />

SKL Bekijk het 0 Zet dvd-speler en cd klaar.<br />

fragment 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 1.<br />

Schrijven 2 Snuffelstage 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (2<br />

Snuffelstage) bij deze opdracht.<br />

Schrijven 4 Voordeeluren- 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4<br />

abonnement Voordeelurenabonnement) bij deze opdracht.<br />

Schrijven 5 Judo 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (5<br />

Judo) bij deze opdracht.<br />

Taak Schrijven Bij wie pas jij? 0 Reserveer eventueel het computerlokaal en controleer<br />

beschikbaarheid van internet, Word en Excel.<br />

Leren & 4 Hoezo sociaal 0 Kondig deze opdracht enkele dagen van tevoren aan zodat<br />

Werken vaardig? leerlingen tijd hebben om sociale vaardigheden buiten de school te<br />

observeren.<br />

Taal en Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

woordenschat Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

Grammatica Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

Spelling Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

Fictie Tekst 1, 2 en 3 0 Laat eventueel tekst 1, 2 en 3 horen vanaf de luister-cd.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 16<br />

HOOFDSTUK 2 VEILIGHEID VOOR ALLES<br />

Onderdeel Opdracht Actie<br />

Lezen 4 Eigen<br />

veiligheid<br />

(variatietip)<br />

Lezen Meer oefenen<br />

Maak de D-toets<br />

SKL 1 Om te<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

beginnen<br />

0 Neem mee of laat meenemen: gebruiksaanwijzingen van<br />

elektrische apparaten.<br />

0 Zorg voor voldoende A3-papier, per leerling één vel.<br />

0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />

0 Kies op de cd het luisterfragment (tekst 1) bij deze opdracht.<br />

SKL 2 Bureauberaad 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />

0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht.<br />

SKL 3 EHBO 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (3<br />

EHBO, beoordelingsschema) bij deze opdracht.<br />

SKL 4 Jumpen 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4<br />

SKL Bekijk het<br />

Jumpen, beoordelingsschema) bij deze opdracht.<br />

0 Zet dvd-speler en cd klaar.<br />

fragment 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 2.<br />

Taak SKL Lukt het zo? 0 Neem eventueel zelf een klusprogramma op. Of laat de leerlingen<br />

in het computerlokaal een klusprogramma op internet bekijken.<br />

Schrijven 4 Route- 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4<br />

beschrijving Routebeschrijving, beoordelingsformulier) bij deze opdracht.<br />

Schrijven 5 Lucie Silvas 0 Reserveer computerlokaal en controleer beschikbaarheid van de<br />

printer, van Word en van het bestand 2.5 Lucie Silvas.doc in deze<br />

docentenbox of op www.nieuwnederlands.noordhoff.nl<br />

0 Maak afspraken met systeembeheer en leerlingen over opslaan<br />

van bestanden.<br />

Schrijven 6 Stephans brief 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (6<br />

Stephans brief) bij deze opdracht.<br />

Taak Schrijven Hoe houd je een 0 Wilt u de taak op school laten uitvoeren? Reserveer dan het<br />

computer<br />

virusvrij?<br />

computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

Leren & 4 Het luciferspel 0 Neem een doos met minimaal 200 lucifers mee, het liefst van een<br />

Werken<br />

groot formaat. Per leerling zijn er in ieder geval vijf lucifers nodig.<br />

Taal en Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

woordenschat Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

Grammatica Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

Spelling Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

Fictie Tekst 1 t/m 8 0 Laat eventueel tekst 1 t/m 8 horen vanaf de luister-cd.<br />

Project Sportdag 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de kopieerbladen bij<br />

het Project Sportdag.<br />

0 Reserveer het computerlokaal en controleer de beschikbaarheid<br />

van internet, Encarta, Word en printer.<br />

0 Maak afspraken met systeembeheer en leerlingen over opslaan<br />

van bestanden.<br />

0 Overleg en stem af met collega’s van biologie, verzorging en<br />

bewegingsonderwijs.<br />

0 Kies een aanpak voor de beoordeling van groepswerk. Zie ook<br />

Nieuw Nederlands van A tot Z bij de trefwoorden beoordeling,<br />

groepswerk en zelfbeoordeling.


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 17<br />

HOOFDSTUK 3 SLIM MET GELD<br />

Onderdeel Opdracht Actie<br />

Lezen 4 Advertenties<br />

gezocht<br />

(variatietip)<br />

Lezen Meer oefenen<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

Maak de D-toets<br />

Taak Lezen De beste<br />

aanbieding<br />

0 Neem mee of laat meenemen: tijdschriften en kranten met veel<br />

advertenties, bijvoorbeeld oude tv-gidsen, Kampioen, gratis<br />

dagbladen etc.<br />

0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

0 Neem mee of laat meenemen: tijdschriften en kranten met veel<br />

advertenties, bijvoorbeeld oude tv-gidsen, Kampioen, gratis<br />

dagbladen etc.<br />

SKL 1 Om te 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />

beginnen 0 Kies op de cd het luisterfragment (tekst 1) bij deze opdracht.<br />

SKL 3 Vissen 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />

0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht (onderdeel A).<br />

0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (3<br />

SKL 4 Robinsons<br />

Crusoe!<br />

(variatietip)<br />

SKL Bekijk het<br />

fragment<br />

Taal en Meer oefenen<br />

woordenschat Maak de D-toets<br />

Grammatica Meer oefenen<br />

Maak de D-toets<br />

Spelling Meer oefenen<br />

Maak de D-toets<br />

Vissen, beoordelingsschema) bij deze opdracht.<br />

0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4<br />

Robinsons Crusoe, beoordelingsschema) bij deze opdracht.<br />

Fictie Tekst 2 t/m 11<br />

0 Zet dvd-speler en cd klaar.<br />

0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 3.<br />

0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

0 Laat eventueel tekst 2 t/m 11 horen vanaf de luister-cd.


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 18<br />

HOOFDSTUK 4 NATUURLIJK<br />

Onderdeel Opdracht Actie<br />

Lezen 2 Koe in de wei<br />

3 Nooit meer<br />

slapen?<br />

5 Allemaal wild<br />

Lezen 4 Zoek vergeten<br />

groente!<br />

(variatietip)<br />

Lezen Meer oefenen<br />

Maak de D-toets<br />

Taak Lezen Dat moet je<br />

(w)eten!<br />

SKL 2 Dagboek van<br />

een olympisch<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

kampioen<br />

0 Bij opdracht 2, 3 en 5 is de tekst ook op een aparte A4 beschikbaar<br />

zodat leerlingen bij het samenvatten bijvoorbeeld belangrijke woorden<br />

of zinnen kunnen onderstrepen of omcirkelen.<br />

0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de kopieerbladen (2<br />

Koe in de wei, 3 Nooit meer slapen en 5 Allemaal wild) bij deze drie<br />

opdrachten.<br />

0 Geef leerlingen van tevoren de opdracht om informatiebronnen te<br />

zoeken.<br />

0 Reserveer eventueel het computerlokaal en controleer de<br />

internetverbinding.<br />

0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

0 Neem mee of laat meenemen: artikelen over eetbare insecten.<br />

0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding<br />

en printer.<br />

0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />

0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht.<br />

SKL 3 Subsidie? 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (3<br />

Subsidie, beoordelingsschema) bij deze opdracht.<br />

SKL 4 Milieu 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4<br />

Milieu, beoordelingsschema) bij deze opdracht.<br />

SKL Bekijk het 0 Zet dvd-speler en cd klaar.<br />

fragment 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 4.<br />

Taak SKL Ontwerp een 0 Zorg voor papier, scharen, lijm en andere materialen die nodig zijn<br />

park<br />

om een plattegrond en/of maquette te maken.<br />

Schrijven 3 Spaar je 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de twee kopieerbladen<br />

energie (3 Spaar je energie, vijf bronteksten) bij deze opdracht.<br />

Schrijven 4 Tekst 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4<br />

opmaken<br />

Taak Schrijven Van akker tot<br />

blik<br />

Broeikas opmaken, beoordelingsformulier) bij deze opdracht.<br />

0 Reserveer het computerlokaal, controleer de internetverbinding en<br />

de beschikbaarheid van Word en een printer.<br />

0 Zorg voor papier, scharen, lijm en andere materialen die nodig zijn<br />

om een folder te maken.<br />

Leren & 4 Een boze klant 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4 Een<br />

Werken<br />

boze klant, invulschema) bij deze opdracht.<br />

Taal en 1 Om te 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (1 Om<br />

woordenschat beginnen te beginnen, puzzel) bij deze opdracht.<br />

Taal en Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

woordenschat Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

Grammatica Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

Spelling 5 Groot hart 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (5 Een<br />

groot hart, puzzel) bij deze opdracht.<br />

Spelling Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

Fictie Tekst 2 t/m 5 0 Laat eventueel tekst 2 t/m 5 horen vanaf de luister-cd.<br />

Project Reclame 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de kopieerbladen bij<br />

het Project Reclame.<br />

0 Reserveer het computerlokaal en controleer beschikbaarheid van<br />

internet en printer.<br />

0 Overleg en stem af met collega’s van economie en<br />

maatschappijleer.<br />

0 Kies een aanpak voor de beoordeling van groepswerk. Zie ook<br />

Nieuw Nederlands van A tot Z bij de trefwoorden beoordeling,<br />

groepswerk en zelfbeoordeling.


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 19<br />

HOOFDSTUK 5 VERDER LEREN<br />

Onderdeel Opdracht Actie<br />

Lezen 2 Om te huilen 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (2 Om<br />

Lezen 4 Sta voor je<br />

mening! Voor of<br />

tegen?<br />

(variatietip)<br />

Lezen 5 Rijk in de<br />

praktijk<br />

Lezen Meer oefenen<br />

Maak de D-toets<br />

Taak Lezen Kiezen… maar<br />

wat?<br />

SKL 1 Om te<br />

beginnen<br />

SKL 2 Belangrijk<br />

belletje<br />

SKL 3 Tompoezen<br />

en pizza-<br />

broodjes<br />

SKL Informatiestand<br />

(variatietip)<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

te huilen, invulschema bij vraag 9) bij deze opdracht.<br />

0 Zet de stoelen en tafels aan de kant zodat alle leerlingen in het<br />

midden van het lokaal kunnen staan. Zij kunnen daar vervolgens<br />

positie kiezen voor twee plaatsen: links voor wie voor is, en rechts<br />

voor wie tegen is.<br />

0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (5 Rijk<br />

in de praktijk, invulschema opdracht B) bij deze opdracht.<br />

0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

0 Neem mee of laat meenemen: kranten en tijdschriften met artikelen<br />

over beroepen.<br />

0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />

0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht.<br />

0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />

0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht.<br />

0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (3<br />

Tompoezen en pizzabroodjes, beoordelingsschema) bij deze<br />

opdracht.<br />

0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding<br />

en de printer.<br />

0 Laat leerlingen het lokaal zo inrichten dat ze gemakkelijk van de<br />

ene informatiestand naar de andere kunnen lopen.<br />

0 Zet dvd-speler en cd klaar.<br />

SKL Bekijk het<br />

fragment 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 5.<br />

Taak SKL Daar wil ik meer 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding<br />

over weten! en de printer.<br />

0 Neem mee of laat meenemen: folders en brochures over<br />

vervolgopleidingen en over de plaatsen van die opleidingen<br />

Schrijven 3 Wordt u al 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (3<br />

geholpen? Wordt u al geholpen?, beoordelingsformulier) bij deze opdracht.<br />

Taal en 1 Om te 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (1 Om<br />

woordenschat beginnen te beginnen, woordzoeker) bij deze opdracht.<br />

Taal en Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

woordenschat Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

Grammatica Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

Spelling Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

Fictie Tekst 1 t/m 6 0 Laat eventueel tekst 1 t/m 6 horen vanaf de luister-cd.


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 20<br />

HOOFDSTUK 6 AAN HET WERK<br />

Onderdeel Opdracht Actie<br />

Lezen 3 Vrijwilligers<br />

gezocht<br />

(variatietip)<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

0 Neem mee of laat meenemen: kranten met advertenties voor<br />

vrijwilligerswerk.<br />

0 Reserveer eventueel het computerlokaal en controleer de<br />

internetverbinding.<br />

0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

Lezen Meer oefenen<br />

Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

Taak Lezen Hoe doen we 0 Reserveer het computerlokaal, controleer de internetverbinding en<br />

dat?<br />

de eventueel de beschikbaarheid van Word (voor het maken van<br />

schema’s).<br />

SKL 1 Om te 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />

beginnen 0 Kies op de cd het luisterfragment (tekst 1) bij deze opdracht.<br />

SKL 2 Curriculum 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />

Vitae<br />

0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht.<br />

SKL 4 Save our souls 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4<br />

of groene vrede Save our souls of groene vrede, beoordelingsschema) bij deze<br />

opdracht.<br />

SKL Bekijk het 0 Zet dvd-speler en cd klaar.<br />

fragment 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 6.<br />

Schrijven 3 Dát vind ik 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (3 Dát<br />

leuk!<br />

vind ik leuk!, beoordelingsformulier) bij deze opdracht.<br />

Taal en Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

woordenschat Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

Grammatica Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

Spelling Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />

Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />

Fictie Tekst 1 t/m 4 0 Laat eventueel tekst 1 t/m 4 horen vanaf de luister-cd.<br />

Project Bijbaantjesmarkt 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de kopieerbladen bij<br />

het Project Bijbaantjesmarkt.<br />

0 Reserveer het computerlokaal en controleer de beschikbaarheid<br />

van internet en printer.<br />

0 Overleg en stem af met de collega’s van de sectorvakken,<br />

wiskunde en economie.<br />

0 Kies een aanpak voor de beoordeling van groepswerk. Zie ook<br />

Nieuw Nederlands van A tot Z bij de trefwoorden beoordeling,<br />

groepswerk en zelfbeoordeling.


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 21<br />

5 NIEUW NEDERLANDS VAN A TOT Z<br />

A<br />

actief leren<br />

activerende didactiek<br />

activerende werkvormen<br />

actualiteit in taallessen<br />

Adviestoets Cito<br />

atheneum-plus<br />

B<br />

beeldschermexamens<br />

beoordelen<br />

buitenschoolse opdrachten<br />

C<br />

competentiegericht leren<br />

conflicthantering<br />

coöperatief leren<br />

cursus<br />

D<br />

determinatie<br />

diagnostische toets<br />

D-toetsen<br />

digitale examens<br />

digitale proefwerken<br />

docentrollen<br />

E<br />

expertwerkvorm<br />

examenprogramma havo/vwo<br />

examenprogramma <strong>vmbo</strong><br />

G<br />

gereedschapskist voor taal<br />

groepsbeoordeling<br />

groepswerk<br />

H<br />

hoogbegaafde leerlingen<br />

I<br />

I-clips<br />

internet<br />

J<br />

jaarplanner in Nieuw Nederlands<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

K<br />

keuzes maken in de methode<br />

keuzevrijheid<br />

kerndoelen nader uitgelegd<br />

klassenmanagement<br />

L<br />

leerlingen in de onderbouw<br />

leerlingrollen<br />

leerstijlen<br />

leren door te doen<br />

leren leren<br />

lesplanning maken met Nieuw<br />

Nederlands<br />

lokaalinrichting<br />

M<br />

meer oefenen<br />

meervoudige intelligenties<br />

methodesite<br />

N<br />

natuurlijk leren<br />

Nederlands in kleine, heterogene<br />

groepen<br />

Nederlands taalonderwijs in het<br />

buitenland<br />

nieuwe leren (het)<br />

nieuwe spelling<br />

O<br />

ontdekkend leren<br />

ordeproblemen voorkomen<br />

P<br />

positieve feedback<br />

portfolio<br />

probleemgestuurd onderwijs<br />

proefwerken<br />

profielwerkstuk<br />

project<br />

R<br />

remedial teaching<br />

S<br />

samenwerkend leren<br />

samenhang tussen vakken<br />

scenario’s<br />

Schoolwise<br />

sectorwerkstuk<br />

sociaal-communicatieve<br />

vaardigheden<br />

spelling<br />

T<br />

taak<br />

taalgericht vakonderwijs<br />

taallessen maken<br />

thuiswerkvrij onderwijs<br />

toetsen<br />

U<br />

uitgestelde aandacht<br />

V<br />

vaardigheidsgericht<br />

taalonderwijs<br />

variatietip<br />

veilig leren<br />

verschillen tussen leerlingen<br />

Vol<strong>gt</strong>oets Cito<br />

vwo-plus<br />

W<br />

webquests<br />

werkvormen<br />

werkwijzer<br />

werkwoordspelling met<br />

expertwerkvorm<br />

woordenschatverwerving<br />

woordraadstrategieën<br />

Z<br />

zelf lessen maken<br />

zelfbeoordeling<br />

zelfstandig leren<br />

zelfverantwoordelijk leren


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 22<br />

ACTIEF LEREN<br />

WAT IS ACTIEF LEREN?<br />

Uitgangspunt van actief leren is dat leerlingen het meeste leren door zelf actief met de leerstof<br />

aan de slag te gaan. Kortom: leren door te doen.<br />

Bij actief leren spelen vaardigheden, zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid een<br />

belangrijke rol. Uitvoering van vaardigheden vereist echter ook kennis van zaken. Actief leren<br />

heeft pas rendement als kennis en vaardigheden op elkaar zijn afgestemd en een<br />

voortdurende wisselwerking hebben met elkaar.<br />

WAAROM ACTIEF LEREN?<br />

Belangrijke argumenten voor actief leren zijn:<br />

1 motivatie van leerlingen<br />

2 rekening houden met verschillen tussen leerlingen<br />

3 snel veranderende samenleving<br />

4 informatiemaatschappij<br />

5 voorkomen van uitval<br />

6 aansluiten bij vervolgonderwijs<br />

7 afwisselender rol docent<br />

ACTIEF LEREN IN NIEUW NEDERLANDS!<br />

Nieuw Nederlands stimuleert actief leren op deze manieren:<br />

• De cursussen in Nieuw Nederlands – met uitzondering van Grammatica en Spelling -<br />

richten de aandacht op de uitvoering van vaardigheden; de theorie dient om actief aan<br />

de slag te gaan.<br />

• De variatietip nodi<strong>gt</strong> de leerling uit om zelf aan de slag te gaan met de theorie waarbij<br />

door het bieden van keuzevrijheid zelfstandigheid en verantwoordelijkheid geprikkeld<br />

wordt.<br />

• De 18 taken voor Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven en de 3 projecten zijn<br />

vaardigheidsgericht en stimuleren zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van<br />

leerlingen.<br />

• Een portfolio maakt zichtbaar wat de leerling door actief leren heeft bereikt.<br />

ZIE OOK<br />

docentrollen – portfolio – projecten – taken – variatietip<br />

ACTIVERENDE DIDACTIEK<br />

Zie: actief leren - activerende werkvormen<br />

ACTIVERENDE WERKVORMEN<br />

WAT ZIJN ACTIVERENDE WERKVORMEN?<br />

Activerende werkvormen hebben tot doel leerlingen actiever bij de les te betrekken. De<br />

werkvormen stimuleren een actieve inbreng van alle leerlingen.<br />

Activerende werkvormen zijn niet per se vaardigheidsgericht zoals actief leren dat wel is (zie<br />

actief leren). De activerende werkvormen kunnen ook ingezet worden bij het verwerken van<br />

theorie, bij kennisgerichte opdrachten of om simpelweg opdrachten op een andere, actieve(re)<br />

manier na te kijken.<br />

WAAROM ACTIVERENDE WERKVORMEN?<br />

Belangrijke argumenten voor activerende werkvormen zijn:<br />

1 leerling is minder een consument en minder een toeschouwer<br />

2 effectiever: meer aandacht per leerling bij de les<br />

3 effectiever: meer leerlingen bij de les<br />

4 afwisseling tussen luisteren en zelf iets doen<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 23<br />

5 andere rol docent<br />

ACTIVERENDE WERKVORMEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Er zijn vele tientallen activerende werkvormen. Dit zijn de vijf meest voorkomende:<br />

• Denken-delen-uitwisselen<br />

• Check-in-duo’s<br />

• Drie-stappen-interview<br />

• Genummerde hoofden<br />

• Experts<br />

Denken-delen-uitwisselen<br />

Denken-delen-uitwisselen kan gebruikt worden om:<br />

• te controleren of de uitleg goed begrepen is<br />

• de voorkennis en eigen ervaringen van leerlingen te activeren<br />

• samen een probleem te verkennen<br />

Stap 1 Denken Stel een vraag. Geef tien seconden tot enkele minuten bedenktijd.<br />

Stap 2 Delen Laat in tweetallen de antwoorden navertellen.<br />

Stap 3 Uitwisselen Vraag een leerling klassikaal om een antwoord. Laat een andere leerling<br />

reageren.<br />

In Nieuw Nederlands is deze werkvorm vooral geschikt bij opdracht 1 Om te beginnen en bij<br />

de verwerking van de theorie in groene letters.<br />

Check-in-duo’s<br />

Check-in-duo’s kan vooral goed gebruikt worden om snel de antwoorden te controleren op<br />

vragen en opdrachten waarop maar één antwoord goed is.<br />

Stap 1 Individueel Geef de opdracht en laat de opdracht individueel uitvoeren.<br />

Stap 2 Check-in-duo’s Laat de leerling het antwoord met een klasgenoot vergelijken. Zoek<br />

samen het goede antwoord.<br />

Stap 3 Check-in-de-klas Bespreek de vragen waarover duo’s het niet eens zijn geworden.<br />

In Nieuw Nederlands is deze werkvorm vooral geschikt voor de onderdelen Spelling en<br />

Grammatica. Ook bij het beoordelen van schrijf- en spreekopdrachten kan deze werkvorm<br />

worden ingezet. De formulering van de opdrachten speelt daar meestal al op in.<br />

Drie-stappen-interview<br />

Het drie-stappen-interview is vooral geschikt voor opdrachten waarin een beroep wordt<br />

gedaan op persoonlijke ervaring, visies, meningen of ideeën. Leerlingen interviewen elkaar en<br />

vatten aan het eind samen wat de ander gezegd heeft.<br />

Stap 1 Interviewen Nummer binnen elke groep de leerlingen: 1, 2, 3 en 4. De nummers 1<br />

interviewen nr. 2, terwijl nr. 3 nr. 4 interviewt.<br />

Stap 2 Rollen wisselen Draai de rollen om. Nr. 2 interviewt nu nr. 1 etc.<br />

Stap 3 Samenvatten Vraag ieder nummer om binnen de groep samen te vatten wat hij van de<br />

ander heeft gehoord.<br />

In Nieuw Nederlands maakt deze activerende werkvorm al deel uit van opdrachten in het<br />

onderdeel Spreken/kijken/luisteren. Bij andere onderdelen kan de werkvorm incidenteel<br />

worden ingezet bij zogenaamde belevingsvragen, bijvoorbeeld bij leesopdrachten waarin<br />

leerlingen gevraagd worden (persoonlijk) te reageren op de inhoud van de tekst.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 24<br />

Genummerde hoofden<br />

De werkvorm genummerde hoofden kan vooral gebruikt worden bij opdrachten die meer tijd<br />

vragen omdat meer dan één antwoord mogelijk is, of omdat er een beroep wordt gedaan op<br />

bijvoorbeeld inzicht, meningsvorming, analyse of het combineren van kennis.<br />

Stap 1 Nummeren Geef in elke groep iedere leerling het nummer 1, 2, 3 of 4 etc.<br />

Stap 2 Groepsopdracht Geef iedere groep de opdracht. Benadruk twee dingen:<br />

• De groep moet het samen eens worden.<br />

Stap 3 Nummer<br />

noemen<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

• Elke leerling kan gevraagd worden na afloop het antwoord te geven.<br />

Vraag per groep een willekeurig nummer om het antwoord van hun groep<br />

te geven.<br />

In Nieuw Nederlands is deze werkvorm vooral geschikt bij de variatietip-opdracht en de meer<br />

complexe slotopdrachten van iedere cursus, bijvoorbeeld de steropdrachten.<br />

Experts<br />

De werkvorm experts is handig bij opdrachten waarvoor leerlingen veel informatie nodig<br />

hebben. Iedere leerling wordt in zijn groep expert in een deel van de leerstof. De groep deelt<br />

aan het eind de expertise van de afzonderlijke leden.<br />

Stap 1 Leerstof verdelen Verdeel de leerstof in twee tot vijf gelijkwaardige en logische delen.<br />

Stap 2 Groep samenstellen Geef per groep elke leerling een eigen deel. Afhankelijk van de<br />

leerstofverdeling zijn dat twee tot maximaal vijf groepen,<br />

Stap 3 Bestuderen Geef tijd en eventuele andere faciliteiten (rust bijvoorbeeld) om het<br />

deel te bestuderen.<br />

Stap 4 Kennis delen Vraag de leerlingen om ieder zijn deel aan de groep te presenteren.<br />

Benadruk dat ieder groepslid geacht wordt alles te weten.<br />

In Nieuw Nederlands komt de werkvorm experts voor bij taken en projecten waarin<br />

groepsgewijs informatie wordt verzameld en uitgewisseld. Deze activerende werkvorm is in de<br />

opdracht ingebouwd.<br />

ACTUALITEIT IN TAALLESSEN<br />

WAT BETEKENT ACTUALITEIT IN TAALLESSEN?<br />

Lesmethodes vernieuwen voortdurend. Voor het vak Nederlands is vernieuwing noodzakelijk<br />

om bij de tijd te blijven in bijvoorbeeld de tekstkeuze bij het onderdeel Lezen. Ook bij de<br />

onderwerpskeuze in de onderdelen Schrijven en Spreken/kijken/luisteren is de actualiteit van<br />

belang om zo leerlinggericht mogelijk te werken. Bij Fictie is actualiteit van belang om zo nauw<br />

mogelijk aan te sluiten bij moderne fictiewerken.<br />

Daarnaast is actualiteit in taallessen van belang omdat de taal zelf zich voortdurend vernieuwt<br />

en dus verandert. Dan gaat het niet alleen om spellingveranderingen maar ook om<br />

ontwikkelingen in schrijftaal onder invloed van sms en msn, alsmede om invloeden vanuit<br />

vreemde talen en taalvariaties zoals straattaal en groepstaal.<br />

WAAROM ACTUALITEIT IN TAALLESSEN?<br />

Belangrijke argumenten voor actualiteit in taallessen zijn:<br />

1 motivatie leerlingen<br />

2 herkenbaarheid voor de leerling<br />

3 onmiddellijk nut in het hier en nu<br />

4 beter inspelen op taalveranderingen<br />

ACTUALITEIT IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands maakt zoveel mogelijk gebruik van actuele teksten. Deze teksten hebben<br />

helaas echter in veel gevallen een beperkte levensduur. Daarom past Nieuw Nederlands de<br />

volgende manieren toe om de lessen actueel te houden:


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 25<br />

• de variatietip: deze opdracht richt de aandacht van leerlingen op teksten en thema’s van<br />

het hier en nu<br />

• de taken: in de meeste taken gaan leerlingen zelf op zoek naar informatie en komen ze in<br />

aanraking met actuele teksten en thema’s<br />

• de projecten: in de projecten maken leerlingen gebruik van vier verschillende soorten<br />

bronnen die actueel zijn<br />

ZIE OOK<br />

buitenschoolse opdracht – projecten – taken – variatietip – webquests<br />

ADVIESTOETS CITO<br />

WAT IS DE ADVIESTOETS CITO?<br />

De Adviestoets is een objectieve en methodeonafhankelijke toets van de Cito-groep voor het<br />

adviseren en begeleiden van leerlingen in het tweede leerjaar. De Adviestoets wordt aan het<br />

einde van de tweede klas afgenomen. De toets geeft u inzicht in het niveau en de voortgang<br />

van uw leerlingen bij de volgende kernvaardigheden: Nederlands leesvaardigheid, Engels<br />

leesvaardigheid, Wiskunde en Studievaardigheden. Voor Nederlands levert de Vol<strong>gt</strong>oets drie<br />

taken:<br />

• Taak 1: Nederlands leesvaardigheid 1<br />

• Taak 2: Nederlands leesvaardigheid 2<br />

• Taak 8: Woordenschat<br />

Om een rapportage te ontvangen van het niveau bij Nederlands leesvaardigheid dienen beide<br />

taken door de leerlingen te worden gemaakt. De opgaven hebben grotendeels betrekking op<br />

het begrip van het hoofdonderwerp, de hoofdgedachte of relaties tussen zinnen en alinea’s<br />

(oorzaak/reden – gevolg, middel – doel). Bij enkele opgaven komen zaken aan de orde als<br />

feiten – meningen en verwijzingen.<br />

De taak Woordenschat is gebaseerd op de streefwoordenlijst van Hacquebord. Door afname<br />

van deze taak ziet u in hoeverre uw leerlingen de streefwoordenlijst beheersen.<br />

De afname van een taak kost een lesuur van minimaal 45 minuten. Na de afname worden de<br />

antwoordbladen naar Cito gestuurd voor verwerking. De school is verplicht gebruik te maken<br />

van de scorings- en rapportageservice van de Cito-groep. Op deze wijze zijn de<br />

normeringsgegevens altijd up-to-date.<br />

WAAROM ADVIESTOETS CITO?<br />

Argumenten voor de Adviestoets Cito zijn:<br />

1 leerstof- en methode-onafhankelijke toetsing<br />

2 vergelijking mogelijk met grote groep leerlingen in heel Nederland<br />

3 leerstofaanbod beter kunnen bepalen op basis van uitkomsten<br />

4 hulpmiddel bij indeling in leerweg of schooltype<br />

ADVIESTOETS CITO EN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands biedt methodegebonden toetsen en toets dus de behandelde leerstof. De<br />

Adviestoets Cito is een extra hulpmiddel om het niveau te bepalen. Omdat de Adviestoets de<br />

normtabellen baseert op een grote groep leerlingen in heel Nederland, is de Adviestoets<br />

geschikt voor determinatie.<br />

ZIE OOK<br />

digitale proefwerken – toetsen – Vol<strong>gt</strong>oets Cito<br />

ATHENEUM-PLUS<br />

Zie: vwo-plus<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 26<br />

BEELDSCHERMEXAMENS<br />

Zie: digitale examens<br />

BEOORDELEN<br />

WAT IS BEOORDELEN?<br />

Door te beoordelen worden leervorderingen van de leerling inzichtelijk gemaakt. Dat kan op<br />

verschillende manieren:<br />

• door het geven van cijfers, bijvoorbeeld van 1 tot en met 10<br />

• door het geven van talige waarderingen zoals: onvoldoende / voldoende / goed /<br />

uitstekend<br />

• door mondelinge en/of schriftelijke evaluaties<br />

• door een portfolio<br />

• door leerlingen zelf het resultaat te laten presenteren<br />

Bij elke vorm van beoordeling worden bij voorkeur product én proces beoordeeld. Een goed<br />

proces kan immers – door omstandigheden - tot een slecht product leiden en andersom kan<br />

een slecht proces tot een goed product leiden. Daarom wordt de leerling en het leren zelf het<br />

meeste recht gedaan als zowel product als proces in ogenschouw wordt genomen.<br />

WAAROM BEOORDELEN?<br />

Belangrijke doelen van beoordelen zijn:<br />

1 leervorderingen zichtbaar maken<br />

2 motivatie en discipline bevorderen<br />

3 selectie en kwalificatie: voldoende informatie verzamelen voor overgang en niveaubepaling<br />

BEOORDELEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />

In Nieuw Nederlands worden leerlingen doorlopend op product en/of proces beoordeeld.<br />

• spreek- en schrijfopdrachten: leerlingen beoordelen zichzelf en/of elkaar op vorm en<br />

inhoud, op product en proces door hierover enkele gerichte vragen te beantwoorden<br />

• de D-toets: een diagnostische toets om het instapniveau bij Lezen, Taal en<br />

woordenschat, Spelling en Grammatica te beoordelen<br />

• de hoofdstuktoets: na ieder hoofdstuk maken de leerlingen een toets waarin Lezen,<br />

Taal en woordenschat, Spelling en Grammatica worden beoordeeld<br />

• de deeltoets: voor de volgende onderdelen zijn per hoofdstuk aparte toetsen<br />

beschikbaar: Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en Grammatica<br />

• de taken: leerlingen ‘beoordelen’ elkaar doordat ze de uitkomsten van een taak laten<br />

zien aan klasgenoten en erover van gedachten wisselen; het resultaat wordt toegevoegd<br />

aan het taalportfolio<br />

• de projecten: leerlingen en/of de docent beoordelen product en proces aan de hand van<br />

criteria die vervolgens in cijfers, talige waarderingen of mondelinge en/of schriftelijke<br />

evaluaties kunnen uitmonden; het resultaat van het project wordt toegevoegd aan het<br />

taalportfolio<br />

ZIE OOK<br />

diagnostische toetsen – digitale proefwerken – groepsbeoordeling – groepswerk –<br />

zelfbeoordeling<br />

BUITENSCHOOLSE OPDRACHT<br />

WAT IS EEN BUITENSCHOOLSE OPDRACHT?<br />

Een buitenschoolse opdracht is een opdracht die de leerling in of buiten lestijd buiten het<br />

schoolgebouw uitvoert. Internet biedt echter de gelegenheid om een buitenschoolse opdracht<br />

ook ín de school te maken.<br />

WAAROM EEN BUITENSCHOOLSE OPDRACHT?<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 27<br />

Belangrijke argumenten voor een buitenschoolse opdracht zijn:<br />

1 authentieke leeromgevingen bestaan vooral buiten school<br />

2 motivatie<br />

3 variatie<br />

4 samenhang ontdekken tussen leren in de school en buiten de school<br />

BUITENSCHOOLSE OPDRACHTEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />

In Nieuw Nederlands wordt taal op verschillende manieren buiten de school geoefend:<br />

• variatietip: bij Lezen en Spreken/kijken/luisteren maken de leerlingen een opdracht die<br />

geschikt is om buiten de school uit te voeren omdat er authentieke teksten en<br />

gesprekssituaties vereist zijn<br />

• taken: de taken zijn meestal gericht op de echte, actuele wereld buiten de school<br />

• projecten: de projecten doen een beroep op informatieverzameling waarvoor ook<br />

authentieke, buitenschoolse bronnen (deskundigen, een museumbezoek) ingeschakeld<br />

kunnen worden<br />

• keuzeopdrachten fictiedossier: in de keuzeopdrachten bij Fictie leggen leerlingen een<br />

relatie tussen Fictie en de buitenwereld, bijvoorbeeld door deelname aan een<br />

dichtwedstrijd of door het zoeken van actuele rapteksten<br />

ZIE OOK<br />

actualiteit in de lessen – project – taak – variatietip<br />

COMPETENTIEGERICHT LEREN<br />

Zie: nieuwe leren (het)<br />

CONFLICTHANTERING<br />

EEN STAPPENPLAN VOOR CONFLICTHANTERING<br />

Onderstaand stappenplan heeft tot doel om het conflict te de-escaleren door de onderlinge<br />

relatie te versterken. Niet de straf maar de relatie staat centraal. Niet het probleem maar de<br />

oplossing krij<strong>gt</strong> de aandacht.<br />

Gebruik de volgende stappen om ongewenst gedrag te corrigeren:<br />

1 Beschrijf direct de situatie / overtreding en uw oordeel daarover.<br />

2 Vraag of de beschrijving klopt.<br />

3 Laat de leerling zijn gedrag uitleggen.<br />

4 Vat regelmatig neutraal samen.<br />

5 Vraag de leerling hoe het gedrag in de toekomst kan worden voorkomen.<br />

6 Vat de concrete afspraak samen.<br />

ZIE OOK<br />

ordeproblemen voorkomen<br />

COÖPERATIEF LEREN<br />

CURSUS<br />

Zie: samenwerkend leren<br />

WAT IS EEN CURSUS?<br />

Een cursus is een aantal lessen die over hetzelfde onderwerp gaan en bij elkaar horen. Een<br />

cursus heeft een duidelijk begin- en eindpunt. Als de cursus is afgerond, wordt de leerling<br />

geacht de leerstof te beheersen.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 28<br />

WAAROM EEN CURSUS?<br />

Belangrijke argumenten voor een cursus:<br />

1 effectief: de cursus richt zich op een of meer kerndoelen<br />

2 motivatie: leerling ziet direct het einddoel<br />

3 variatie door voortdurende afwisseling in leeractiviteiten: aanleren (cursus), toepassen<br />

(taken), integreren (projecten)<br />

4 onnodige herhaling voorkomen<br />

CURSUSSEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands heeft de volgende onderdelen: Lezen, Spreken/kijken/luisteren, Schrijven,<br />

Studievaardigheid (<strong>vmbo</strong>/havo/vwo 1 en 2), Leren & Werken (<strong>vmbo</strong> 3), Examen doen (<strong>vmbo</strong><br />

4), Taal en woordenschat, Spelling, Grammatica en Fictie. Elk onderdeel kent zes cursussen<br />

(één cursus per hoofdstuk) van gemiddeld twee tot drie lessen.<br />

De zes cursussen per onderdeel kunnen ook uit de hoofdstukken worden getild en<br />

aaneengesloten worden gegeven.<br />

De belangrijkste informatie van een cursus wordt verzameld in de gereedschapskist voor taal.<br />

Deze gereedschapskist is aanwezig in het activiteitenboek en kan door de leerling<br />

meegenomen worden naar het volgende schooljaar.<br />

ZIE OOK<br />

diagnostische toets – gereedschapskist voor taal – project – taak<br />

DETERMINATIE<br />

Zie: Adviestoets Cito – Vol<strong>gt</strong>oets Cito<br />

DIAGNOSTISCHE TOETS<br />

WAT IS EEN DIAGNOSTISCHE TOETS?<br />

Een diagnostische toets is een toets om het beginniveau van de leerling te bepalen. Uit de<br />

diagnostische toets wordt onder andere duidelijk of een leerling weinig, gemiddeld of juist veel<br />

training nodig heeft.<br />

D-TOETS<br />

WAAROM EEN DIAGNOSTISCHE TOETS?<br />

Belangrijke argumenten voor een diagnostische toets:<br />

1 maatwerk: rekening kunnen houden met verschillen tussen leerlingen<br />

2 motivatie: leerlingen krijgen onderwijs dat aansluit bij hun niveau<br />

3 warming-up: diagnostische toets kan leerlingen voorbereiden op de cursus<br />

4 leerlinggestuurd onderwijs: leerlingen kunnen zelfstandig leren en werken met de methode<br />

DIAGNOSTISCHE TOETSEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands kent voor de volgende onderdelen diagnostische toetsen oftewel Dtoetsen:<br />

• Lezen<br />

• Taal en woordenschat<br />

• Grammatica<br />

• Spelling<br />

ZIE OOK<br />

beoordeling – D-toets<br />

Zie: diagnostische toets<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 29<br />

DIGITALE EXAMENS<br />

WAT ZIJN DIGITALE EXAMENS?<br />

Bij deze vorm van centrale examens vindt de examenafname geheel op de computer plaats.<br />

De opgaven worden op het scherm aangeboden en de leerlingen beantwoorden de vragen op<br />

de computer. Bij open vragen beoordeelt de docent de antwoorden, bij gesloten vragen voert<br />

de computer de scoring uit.<br />

Voor de organisatie en afname van deze examens is een CBT-programma ontwikkeld,<br />

genaamd CitoTester. Dit programma bestaat uit twee onderdelen: TestManager en<br />

TestCenter. TestManager regelt de organisatie van de afname en is bestemd voor de<br />

examensecretaris en correctoren. TestCenter is het afnameprogramma voor de leerlingen.<br />

Met ingang van 2008 kunnen <strong>vmbo</strong>-kandidaten de digitale examens maken in de algemene<br />

vakken van de basisberoepsgerichte leerweg (bb). Dat betekent dat <strong>vmbo</strong>-bb-leerlingen ook<br />

het vak Nederlands al in de vorm van een digitaal examen kunnen afleggen. In 2008 kunnen<br />

scholen nog terugvallen op een papieren examen. Na 2008 wordt alleen nog het digitaal<br />

examen aangeboden.<br />

Het digitaal examen zal op termijn ook worden ingevoerd voor <strong>vmbo</strong>-leerlingen van de overige<br />

leerwegen. Op www.cito.nl en www.cevo.nl vindt u actuele informatie over de invoering van<br />

digitale examens.<br />

WAAROM DIGITALE EXAMENS?<br />

De Cevo noemt een aantal argumenten voor digitale examens:<br />

• de computer schept meer mogelijkheden voor het examineren van vaardigheden (die een<br />

belangrijk onderdeel zijn in de examenprogramma’s)<br />

• de computer kan meerwaarde bieden ten aanzien van het type opgaven die in het centraal<br />

examen opgenomen kunnen worden<br />

• de computer geeft de mogelijkheid om meer accent te leggen op visuele presentatie van<br />

vragen, er kan kleur en video gebruikt worden, voor veel leerlingen is dit aantrekkelijk en<br />

van belang<br />

• de aansluiting bij de ontwikkelingen in maatschappij en onderwijs<br />

• de computer kan correctiewerk overnemen of vergemakkelijken<br />

• de inzet van de computer faciliteert (in sommige gevallen) een andere organisatie van de<br />

examens.<br />

DIGITALE EXAMENS IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Digitale examens vinden in eerste instantie plaats voor <strong>vmbo</strong>-basisleerlingen. In deel 4 van<br />

Nieuw Nederlands voor <strong>vmbo</strong>-basis worden leerlingen in hoofdstuk 5 bij Examen doen<br />

voorbereid op het werken met een digitaal examen. De belangrijkste kenmerken van een<br />

digitaal examen worden opgesomd en ook worden enkele relevante beeldschermen getoond<br />

uit een digitaal proefexamen.<br />

ZIE OOK<br />

beoordelen – digitale proefwerken - I-clips<br />

DIGITALE PROEFWERKEN<br />

WAT ZIJN DIGITALE PROEFWERKEN?<br />

Digitale proefwerken zijn proefwerken die leerlingen on-line – dus via internet – kunnen<br />

maken. De docent kan veel tijd besparen met het maken en nakijken van proefwerken.<br />

De digitale proefwerken bevatten verschillende vraa<strong>gt</strong>ypes. Met deze vraa<strong>gt</strong>ypes komen de<br />

leerlingen ook in aanraking via de I-clips.<br />

WAAROM DIGITALE PROEFWERKEN?<br />

Belangrijke argumenten voor digitale proefwerken zijn:<br />

1 tijdwinst<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 30<br />

2 variatie in toetsen<br />

3 rapportage mogelijk per leerling, per klas en per vraag<br />

DIGITALE PROEFWERKEN BIJ NIEUW NEDERLANDS<br />

Bij Nieuw Nederlands zijn digitale proefwerken beschikbaar. Zie www.digitaleproefwerken.nl.<br />

ZIE OOK<br />

beoordelen – I-clips<br />

DOCENTROLLEN<br />

WAT ZIJN DE DOCENTROLLEN?<br />

Bij een activerende didactiek kunnen vier rollen voor de docent worden onderscheiden:<br />

• de instructeur: de docent is de bron van kennis en opdrachtgever van leeractiviteiten<br />

• de trainer: de docent werkt via het overdragen van kennis aan vaardigheden door deze<br />

vaardigheden voor te doen en door leerlingen te laten oefenen en toepassen<br />

• de begeleider: de docent zor<strong>gt</strong> voor omstandigheden waarin leerlingen optimaal kunnen<br />

leren<br />

• de coach: de docent begeleidt de leerling door gerichte vragen te stellen en nauw aan te<br />

sluiten bij individuele leerbehoeftes en knelpunten<br />

De inzet van een of meer van deze rollen is afhankelijk van de leerstof. In principe is het<br />

mogelijk om in één les alle vier rollen afwisselend in te zetten.<br />

WAAROM VERSCHILLENDE DOCENTROLLEN?<br />

Belangrijke argumenten voor verschillende docentrollen zijn:<br />

1 effectiviteit: door de docentrol en het leerdoel op elkaar af te stemmen<br />

2 verschillende docentrollen zijn een voorwaarde van activerende didactiek<br />

3 variatie in het werk als docent<br />

DOCENTROLLEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />

In Nieuw Nederlands zijn alle vier rollen mogelijk. Bij sommige opdrachten li<strong>gt</strong> een bepaalde<br />

rol meer voor de hand om het gewenste effect te bereiken. Bijvoorbeeld:<br />

• de cursus: de docent als instructeur en/of trainer en/of begeleider<br />

• de variatietip: de docent als begeleider<br />

• de taak: de docent als begeleider<br />

• het project: de docent als coach<br />

ZIE OOK<br />

actief leren – activerende didactiek – activerende werkvormen<br />

EXAMENPROGRAMMA NEDERLANDS HAVO/VWO<br />

HET EINDEXAMEN<br />

Voor Nederlands is het examenprogramma voor vwo en havo vrijwel identiek. Alleen<br />

Subdomein E1 is verschillend voor vwo en havo. Het eindexamen bestaat uit het centraal<br />

examen en het schoolexamen.<br />

HET CENTRAAL EXAMEN<br />

Het centraal examen heeft betrekking op domein A en domein D voor zover het analyseren en<br />

beoordelen betreft. De CEVO stelt het aantal en de tijdsduur van de zittingen van het centraal<br />

examen vast. De CEVO maakt indien nodig een specificatie bekend van de examenstof van<br />

het centraal examen.<br />

HET SCHOOLEXAMEN<br />

Het schoolexamen heeft betrekking op:<br />

• de domeinen en subdomeinen waarop het centraal examen geen betrekking heeft;<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 31<br />

• indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: een of meer domeinen of subdomeinen waarop<br />

het centraal examen betrekking heeft;<br />

• indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen<br />

verschillen.<br />

DE EXAMENSTOF<br />

De tien eindtermen voor Nederlands zijn beschreven in domeinen en subdomeinen:<br />

Domein A: Leesvaardigheid (A 1: Analyseren en interpreteren, A2: Beoordelen, A3:<br />

Samenvatten)<br />

Domein B: Mondelinge taalvaardigheid<br />

Domein C: Schrijfvaardigheid<br />

Domein D: Argumentatieve vaardigheden<br />

Domein E: Literatuur (E1: Literaire ontwikkeling, E2: Literaire begrippen, E3:<br />

Literatuurgeschiedenis)<br />

Domein F: Oriëntatie op studie en beroep<br />

EXAMENPROGRAMMA NEDERLANDS VMBO<br />

ALGEMENE ONDERWIJSDOELEN<br />

Het examenprogramma voor Nederlands in het <strong>vmbo</strong> bestaat uit algemene onderwijsdoelen<br />

en uit eindtermen voor het vak Nederlands. De zes algemene onderwijsdoelen zijn:<br />

1 Werken aan vakoverstijgende thema's<br />

2 Leren uitvoeren<br />

3 Leren leren<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

4 Leren communiceren<br />

5 Leren reflecteren op het leer- en werkproces<br />

6 Leren reflecteren op de toekomst<br />

HET CENTRAAL EXAMEN<br />

Het centraal examen heeft betrekking op de volgende exameneenheden:<br />

• Leervaardigheden in het vak Nederlands<br />

• Luister- en kijkvaardigheid 1<br />

• Leesvaardigheid<br />

• Schrijfvaardigheid<br />

1 Het CEVO kan per leerweg bepalen dat het centraal examen geen betrekking heeft op de<br />

exameneenheid Luister- en kijkvaardigheid.<br />

HET SCHOOLEXAMEN<br />

Het schoolexamen voor een bepaalde leerweg heeft voor de algemeen vormende vakken in<br />

ieder geval betrekking op exameneenheid K3 (Leervaardigheden). Daarnaast heeft het<br />

schoolexamen betrekking op:<br />

• ten minste die exameneenheden die deel uitmaken van het examenprogramma van deze<br />

leerweg voor zover zij niet deel uitmaken van het centraal examen voor die leerweg;<br />

• indien het bevoegd gezag daarvoor kiest een of meer exameneenheden waarop het<br />

centraal examen betrekking heeft;<br />

• indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen die relevant zijn voor het<br />

betreffende vak of examenprogramma, die per kandidaat kunnen verschillen.<br />

DE EINDTERMEN NEDERLANDS<br />

De eindtermen voor de Nederlands taal zijn voor bb, kb en <strong>gt</strong>/tl op enkele punten verschillend.<br />

We karakteriseren de doelen en de verschillen kort:<br />

Eindterm 1: Oriëntatie op leren en werken (bb, kb, gl/tl)<br />

Eindterm 2: Basisvaardigheden (bb, kb, gl/tl)<br />

Eindterm 3: Leervaardigheden in het vak Nederlands (bb, kb, gl/tl)<br />

Eindterm 4: Luister- en kijkvaardigheid (bb)<br />

Eindterm 5: Luister- en kijkvaardigheid + waarde en betrouwbaarheid van media (kb, <strong>gt</strong>/tl)<br />

Eindterm 6: Spreek- en gespreksvaardigheid ((bb, kb, gl/tl)<br />

Eindterm 7: Leesvaardigheid (bb)<br />

Eindterm 8: Leesvaardigheid + talige middelen van de auteur aangeven om schrijfdoel te<br />

bereiken + samenvatting geven van een tekst (kb, gl/tl)<br />

Eindterm 9: Schrijfvaardigheid (bb, kb, gl/tl)


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 32<br />

Eindterm 10: Fictie (bb)<br />

Eindterm 11: Fictie + kenmerken in fictiewerk aanwijzen + achtergrondinfo verzamelen (kb,<br />

<strong>gt</strong>/tl)<br />

Eindterm 12: Verwerven, verwerken en verstrekken van informatie (gl/tl)<br />

Eindterm 13: Schrijven op basis van documentatie (gl/tl)<br />

Eindterm 14: Vaardigheden in samenhang (gl/tl)<br />

EXPERTWERKVORM<br />

Zie: activerende werkvormen – samenwerkend leren – werkwoordspelling met<br />

expertwerkvorm<br />

GEREEDSCHAPSKIST VOOR TAAL<br />

WAT IS DE GEREEDSCHAPSKIST VOOR TAAL?<br />

De gereedschapskist is een onderdeel van het activiteitenboek. In de gereedschapskist staat<br />

de theorie uit de cursussen. Deze theorie bevat niet alleen de uitleg van belangrijke begrippen<br />

maar ook tips, strategieën en stappenplannen.<br />

De gereedschapskist hebben leerlingen bijvoorbeeld nodig als ze aan een taak of een project<br />

werken.<br />

WAAROM EEN GEREEDSCHAPSKIST VOOR TAAL?<br />

Belangrijke argumenten voor het gebruik van de gereedschapskist voor taal zijn:<br />

1 snelheid en gemak: leerling vindt snel belangrijke theorie, tips en stappenplannen terug<br />

2 handig hulpmiddel bij uitvoering van taken en projecten<br />

3 compact meeneemnaslagwerk voor volgende schooljaren<br />

ZIE OOK<br />

activiteitenboek – cursus – project – taak<br />

GROEPSBEOORDELING<br />

WAT IS GROEPSBEOORDELING?<br />

Groepsbeoordeling is de beoordeling van groepswerk. Dat kan op verschillende manieren:<br />

• groepscijfer: de leden van een groep krijgen allemaal hetzelfde cijfer<br />

• individueel cijfer: de leden van een groep krijgen ieder een individueel cijfer op basis van<br />

de eigen inbreng<br />

• individueel cijfer met bonuspunten: naast het individueel cijfer kunnen leerlingen<br />

bonuspunten krijgen op basis van het groepsresultaat<br />

• zelfbeoordeling per groep: iedere groep krij<strong>gt</strong> een vaste hoeveelheid punten (bijvoorbeeld<br />

28 punten voor vier personen) die ze onderling moeten verdelen<br />

• groepsbeloning: een beloning anders dan met cijfers, bijvoorbeeld door het resultaat te<br />

laten presenteren, mondeling, schriftelijk, digitaal of een combinatie<br />

WAAROM GROEPSBEOORDELING?<br />

Belangrijke argumenten voor groepsbeoordeling zijn:<br />

1 samen leren met anderen speelt een belangrijke rol in de onderbouw<br />

2 motivatie voor samenwerken bij groepswerk vergroten<br />

3 evenwichtige aandacht bij het leren voor product en proces<br />

4 vrijblijvendheid en vluchtgedrag bij groepswerk voorkomen<br />

GROEPSBEOORDELING IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands kent verschillende vormen van groepswerk en groepsbeoordeling.<br />

Bijvoorbeeld:<br />

• spreek- en schrijfopdrachten: groepsbeloning<br />

• de taak: groepsbeloning<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 33<br />

• het project: alle manieren van groepsbeoordeling mogelijk aan de hand van criteria die<br />

met cijfers van 1 tot en met 3 gewaardeerd worden; gezamenlijk puntenaantal kan<br />

worden omgezet in cijfers<br />

ZIE OOK<br />

beoordelen – project - samenwerkend leren – taak - zelfbeoordeling<br />

GROEPSWERK<br />

WAT IS GROEPSWERK?<br />

Groepswerk is het uitvoeren van opdrachten waarbij leerlingen voor een goed resultaat elkaar<br />

nodig hebben. Bij groepswerk gaat het niet alleen om het uiteindelijke resultaat maar ook om<br />

de totstandkoming van dat resultaat. Product en proces spelen in groepswerk dus allebei een<br />

rol.<br />

WAAROM GROEPSWERK?<br />

1 samen leren met anderen speelt een belangrijke rol in de onderbouw<br />

2 oefening van mondelinge taalvaardigheid, zowel spreken als luisteren<br />

3 ontwikkelen van sociaal-communicatieve vaardigheden<br />

GROEPSWERK IN NIEUW NEDERLANDS<br />

In Nieuw Nederlands zit groepswerk vooral in:<br />

• de laatste opdrachten in de cursussen Spreken/kijken/luisteren<br />

• de taak<br />

• het project<br />

ZIE OOK<br />

groepsbeoordeling – project - sociaal-communicatieve vaardigheden - taak<br />

HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN<br />

I-CLIPS<br />

Zie: vwo-plus<br />

WAT IS I-CLIPS?<br />

De I-clips is de website bij Nieuw Nederlands met extra opdrachten en ondersteunend<br />

lesmateriaal. Dit materiaal wordt aangeboden binnen de elektronische leeromgeving<br />

Schoolwise. Voor elke cursus in elk hoofdstuk uit het leerlingenboek os extra materiaal<br />

beschikbaar. I-clips is toegankelijk met een wachtwoord dat de leerling krij<strong>gt</strong> samen met het<br />

activiteitenboek.<br />

In de i–clips vindt u de volgende extra’s:<br />

• Weet je het? : een controle van de theorie (ook zonder wachtwoord beschikbaar)<br />

• D-toetsen: de diagnostische toetsen bij Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en<br />

Spelling<br />

• extra oefenstof voor Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling<br />

• de kijk- en luisterfragmenten bij iedere cursus van het onderdeel Spreken/kijken/luisteren<br />

• zes minicursussen Schrijven<br />

• het taalregister: leerlingen krijgen in een register een korte uitleg over de belangrijkste<br />

begrippen uit de theorieblokken<br />

• instructie voor gebruik van Word, PowerPoint en Excel<br />

• de voorgelezen fragmenten uit het onderdeel Fictie<br />

• drie webquests<br />

WAAROM I-CLIPS?<br />

Belangrijke argumenten voor het gebruik van I-clips zijn:<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 34<br />

INTERNET<br />

1 extra oefening bij de leerstof uit de cursussen<br />

2 complete naslagfunctie voor behandeld lesmateriaal<br />

3 motivatie en variatie<br />

I-CLIPS IN NIEUW NEDERLANDS<br />

De I-clips vindt u op de website www.schoolwise.nl. Het optionele activiteitenboek geeft<br />

toegang via een wachtwoord tot de I-clips en ander lesmateriaal.<br />

ZIE OOK<br />

buitenschoolse opdrachten – cursus – D-toets – project – Schoolwise – taak – webquest<br />

WAT IS INTERNET?<br />

Internet – oftewel het world-wide-web – biedt toegang tot een ongekende hoeveelheid<br />

informatie. Om het zoeken op internet te vergemakkelijken, zijn er een aantal handige<br />

websites:<br />

• www.davindi.nl: een zoekprogramma voor scholieren; onderdeel van Kennisnet<br />

• www.startpagina.nl: een pagina met een overzicht van veelgebruikte websites,<br />

onderverdeeld in handige rubrieken<br />

• www.startpagina.nl/dochters: Startpagina kent veel ‘dochterpagina’s’; deze<br />

dochterpagina’s bieden een overzicht van websites rond een bepaald thema<br />

WAAROM INTERNET?<br />

Belangrijke argumenten voor het gebruik van internet door leerlingen zijn:<br />

1 leerlingen komen buiten schooltijd veel in aanraking met internet<br />

2 grote diversiteit aan bronnen<br />

3 actualiteit<br />

4 individueel onderwijs mogelijk dat rekening houdt met verschillen tussen leerlingen<br />

5 variatie en motivatie<br />

INTERNET EN NIEUW NEDERLANDS<br />

In Nieuw Nederlands speelt internet op verschillende manieren een rol. Bijvoorbeeld:<br />

• Lezen: leesteksten zijn ontleend aan internet<br />

• Schrijven: forumdiscussies op internet<br />

• Studievaardigheid (<strong>vmbo</strong>/havo/vwo 1 en 2): zoekvaardigheid op internet en beoordelen<br />

betrouwbaarheid van informatie<br />

• Taak: informatie verzamelen op internet<br />

• Project: internet is een van de bronnen die geraadpleegd kunnen worden<br />

• I-clips: extra lesmateriaal dat via internet wordt aangeboden, onder andere Meer<br />

oefenen, D-toetsen en minicursussen Schrijven<br />

ZIE OOK<br />

actualiteit in taallessen - buitenschoolse opdrachten – D-toetsen - I-clips – Meer oefenen –<br />

project<br />

JAARPLANNER IN NIEUW NEDERLANDS<br />

WAT IS EEN JAARPLANNER IN NIEUW NEDERLANDS?<br />

In de onderbouw hebben scholen de vrijheid om een eigen invulling aan de onderbouw te<br />

geven. Deze keuzevrijheid van scholen betekent dat in principe iedere school het vak<br />

Nederlands een andere vorm én een andere inhoud kan geven, zolang de kerndoelen maar<br />

gerealiseerd worden.<br />

Voor een lesmethode betekent dit dat de leerstof flexibel moet kunnen worden ingezet. Nieuw<br />

Nederlands bevat een jaarplanner waarin alle leerstof aan de orde komt. Om scholen echter te<br />

ondersteunen in hun keuzevrijheid, biedt de docentenhandleiding verschillende aanpakken die<br />

aansluiten bij de vier scenario’s in de onderbouw. Bijvoorbeeld:<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 35<br />

• Nederlands als 1-uursvak, 2-uursvak en 3-uursvak<br />

• Nederlands geïntegreerd in een leergebied<br />

• Nederlands als individueel onderwijs<br />

WAAROM EEN JAARPLANNER?<br />

Belangrijke argumenten voor een jaarplanner zijn:<br />

1 overzicht bieden van de totale leerstof en benodigde lestijd<br />

2 lesvoorbereiding vergemakkelijken<br />

3 gemakkelijker inhoudelijke keuzes kunnen maken<br />

4 gemakkelijker werkwijzers op maat kunnen maken<br />

JAARPLANNER IN NIEUW NEDERLANDS<br />

De jaarplanner in Nieuw Nederlands is beschikbaar in de docentenhandleiding.<br />

ZIE OOK<br />

keuzevrijheid – kerndoelen - scenario’s<br />

KERNDOELEN NADER UITGELEGD<br />

TIEN KERNDOELEN<br />

Het vak Nederlands in de onderbouw telt tien kerndoelen. De kerndoelen worden hieronder in<br />

samenhang beschreven en geanalyseerd. Kort gezegd: wat typeert Nederlands in de<br />

onderbouw?<br />

TYPERING VAN DE KERNDOELEN<br />

In de meeste van de tien kerndoelen zijn de taalvaardigheden geïntegreerd. De kerndoelen 1,<br />

2 en 3 hebben bijvoorbeeld betrekking op zowel schrijf- als spreeksituaties. Taalvaardigheid<br />

wordt in de vernieuwde onderbouw gezien als een mengvorm van mondelinge en schriftelijke<br />

taalvaardigheid. In taalsituaties combineer je met andere woorden zowel spreek-, luister-,<br />

lees- als schrijfvaardigheid. Geïsoleerd gebruik van een van de vaardigheden komt zelden<br />

voor.<br />

Kerndoel 3 en 4 laten zien dat Nederlands taalonderwijs tot doel heeft strategieën aan te<br />

leren. Woordenschatuitbreiding heeft met een apart kerndoel een belangrijke status gekregen<br />

binnen de tien kerndoelen. Bij kerndoel 4 staan strategieën centraal om informatie te<br />

verwerven uit gesproken en geschreven teksten. Deze informatievaardigheden gebruiken de<br />

leerlingen uiteraard niet alleen in het vak Nederlands, maar hebben sterke verwantschap met<br />

alle andere vakken waarin leerlingen onderwijs volgen. Lees- en luisterstrategieën spelen in<br />

deze kerndoelen een cruciale rol.<br />

Informatievaardigheden spelen niet alleen in kerndoel 4 maar ook in kerndoel 5 een<br />

prominente rol. In dit kerndoel worden schriftelijke en digitale bronnen genoemd. Leerlingen<br />

moeten getraind worden in het zoeken, het ordenen en het beoordelen van informatie op<br />

waarde voor hemzelf en anderen. De persoonlijke inschatting van de waarde, het belang van<br />

de informatie – zowel voor jezelf als voor anderen - wordt expliciet in dit kerndoel genoemd.<br />

Een kritische omgang met informatie wordt hier gepropageerd.<br />

In de kerndoelen 6 en 7 worden de mondelinge tekstsoorten genoemd waarin de leerlingen<br />

getraind moeten worden: deelnemen aan overleg, planning, discussie in een groep, en het<br />

geven van een mondelinge presentatie.<br />

Kerndoel 8 gaat in op het lezen van zowel fictie als non-fictie. Ook noemt het kerndoel een<br />

criterium voor de keuze van teksten: de teksten moeten tegemoetkomen aan de belangstelling<br />

van de leerling én zijn belevingswereld uitbreiden.<br />

Kerndoel 9 en 10 benoemen de metacognitieve vaardigheden die bij alle overige kerndoelen<br />

gebruikt kunnen worden: een planmatige aanpak van taalactiviteiten, en beter de taal leren<br />

door te reflecteren op taalactiviteiten.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 36<br />

KEUZES MAKEN IN DE METHODE<br />

Zie: jaarplanning<br />

KEUZEVRIJHEID<br />

WAT IS KEUZEVRIJHEID?<br />

In de onderbouw hebben scholen de keuze om het onderwijs in leerjaar 1 en 2 naar eigen<br />

voorkeur in te richten. Belangrijke voorwaarden zijn echter onder andere:<br />

• het realiseren van de globaal geformuleerde kerndoelen<br />

• het voldoen aan de zes kenmerken van het leren in de onderbouw<br />

De kerndoelen zijn voorgeschreven voor tweederde van de totale leertijd. Het resterende<br />

eenderde deel kunnen scholen naar eigen inzicht invullen. Er kunnen extra vakken worden<br />

aangeboden maar ook kunnen de verplichte vakken verder verdiept worden.<br />

WAAROM KEUZEVRIJHEID?<br />

Belangrijke argumenten voor keuzevrijheid van scholen in de onderbouw zijn:<br />

1 recht doen aan verschillen tussen leerlingen<br />

2 meer keuzemogelijkheden voor ouders en leerlingen<br />

3 de school kan doen waar de school goed in is<br />

KEUZEVRIJHEID IN NIEUW NEDERLANDS<br />

In Nieuw Nederlands is keuzevrijheid op verschillende manieren vormgegeven, zowel voor de<br />

school, de docent als de leerling. Bijvoorbeeld:<br />

• jaarplanner van leerstof met een keur aan varianten<br />

• variatie in opdrachten, teksten en bronnen<br />

• onderscheid in cursus, taak en project<br />

ZIE OOK<br />

cursus – jaarplanning in Nieuw Nederlands – kerndoelen nader uitgelegd – project – taak<br />

KLASSENMANAGEMENT<br />

Zie: ordeproblemen – uitgestelde aandacht<br />

LEERLINGEN IN DE ONDERBOUW<br />

WAT VINDEN LEERLINGEN?<br />

Op een conferentie over de onderbouw is een tiental leerlingen gevraagd wanneer zij school<br />

leuk vinden. De leerlingen waren afkomstig uit alle schooltypen. Hun voorkeuren hebben we<br />

samengevat in een Top 5.<br />

TOP 5<br />

1 Met elkaar kunnen praten / kunnen overleggen.<br />

2 Inlevingsvermogen van de docent: serieuze omgang en niet gemeen doen.<br />

3 Individuele benadering door docent: ‘Ik ben de klas niet!’<br />

4 Meer ict of gewoon eens wat anders.<br />

5 Niet uit het boek werken maar gewoon iets doen!<br />

LEERLINGROLLEN<br />

WAT ZIJN DE VERSCHILLENDE LEERLINGROLLEN?<br />

Bij groepsopdrachten is wederzijdse afhankelijkheid een voorwaarde om alle leerlingen bij de<br />

opdracht te betrekken. Deze wederzijdse afhankelijkheid wordt versterkt als iedere leerling<br />

een duidelijke rol heeft. Bijvoorbeeld:<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 37<br />

• schrijver: noteert alle uitkomsten<br />

• rekenaar: controleert antwoorden met rekenmachine<br />

• vrager: roept de docent erbij als dat nodig is<br />

• materiaalchef: haalt en bren<strong>gt</strong> benodigde spullen<br />

• organisator: verdeelt werk over groepsleden<br />

• checker: controleert of iedereen de opdracht snapt of kan<br />

• criticus: stelt lastige vragen<br />

• opzoeker: raadplee<strong>gt</strong> naslagwerken<br />

• uitvoerder: voert praktische handelingen uit<br />

• scheidsrechter: beslist bij meningsverschillen of schakelt hulp in<br />

• informant: loopt langs bij andere groepen om antwoorden te controleren of ideeën op te<br />

doen<br />

• pretletter: houdt de moed erin en zor<strong>gt</strong> voor een goede werksfeer<br />

WAAROM VERSCHILLENDE LEERLINGROLLEN?<br />

Belangrijke argumenten voor verschillende leerlingrollen zijn:<br />

1 bevorderen wederzijdse afhankelijkheid in groepswerk<br />

2 bieden van duidelijkheid, veiligheid en structuur<br />

3 variatie in leeractiviteiten<br />

4 bevorderen van verantwoordelijkheidsgevoel en sociaal-communicatieve vaardigheden<br />

LEERLINGROLLEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />

In Nieuw Nederlands komen de rollen op verschillende manieren aan de orde. Bijvoorbeeld:<br />

• cursussen: de opdrachten wisselen rollen zoveel mogelijk af, met name de rol van<br />

schrijver, vrager, opzoeker, uitvoerder en informant<br />

• taken: leerlingen zijn genoodzaakt voor een goede uitvoering van de taak om de rollen<br />

te verdelen, met name de rol van materiaalchef, organisator, checker, criticus, opzoeker,<br />

uitvoerder, informant en pretletter<br />

• projecten: in een project spelen alle rollen een rol; in het stappenplan en de criteria<br />

wordt expliciet aangestuurd op verdeling van rollen<br />

ZIE OOK<br />

cursus – groepswerk – project – samenwerkend leren – taak<br />

LEERSTIJLEN<br />

WAT ZIJN LEERSTIJLEN?<br />

Een leerstijl is de manier waarop een leerling het prettigst en gemakkelijkst leert. Leren gaat<br />

het beste als de leerling zijn eigen leerstijl kan toepassen. Om de horizon van leerlingen te<br />

verbreden, is het echter ook zinvol om leerlingen kennis te laten maken met andere leerstijlen.<br />

Afhankelijk van de leerstijl, ontwikkelt een leerling zijn eigen technieken en trucs om te leren<br />

(zie leerstrategieën).<br />

Leerstijlen zijn divers. Bijvoorbeeld:<br />

• leren door te horen, te zien, te voelen, te ruiken of door zelf iets te doen<br />

• leren door exacte analyse<br />

• leren door een globale benadering<br />

• leren door extravert te zijn<br />

• leren door introvert te zijn<br />

• leren door reflectief te reageren<br />

• leren door impulsief te reageren<br />

• leren door de werkelijkheid open, intuïtief en associatief te benaderen<br />

• leren door de werkelijkheid gesloten en gestructureerd te benaderen<br />

Niet alleen verschillen leerstijlen per leerling, ook doen de schoolvakken vaak een beroep op<br />

een bepaalde leerstijl.<br />

WAAROM AANDACHT VOOR LEERSTIJLEN?<br />

Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan verschillen in leerstijlen zijn:<br />

1 veiligheid bieden aan leerlingen: eigen leerstijl laten benutten<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 38<br />

2 effectiviteit: leerling leert beter als hij zijn leerstijl kan toepassen<br />

3 horizon verbreden: leerling andere, misschien voor hem of haar betere leerstijlen laten<br />

ontdekken<br />

LEERSTIJLEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands biedt in de cursussen, taken en projecten de leerling gelegenheid om zijn<br />

eigen leerstijl verder te ontwikkelen. De docent speelt een belangrijke rol door ruimte te bieden<br />

aan verschillen in leerstijlen.<br />

Opdrachten in Nieuw Nederlands doen een beroep op een ruim scala aan leerstijlen, zodat<br />

leerlingen ook kennismaken met andere manieren van leren.<br />

ZIE OOK<br />

leerstrategieën – meervoudige intelligenties<br />

LEERSTRATEGIEËN<br />

WAT ZIJN LEERSTRATEGIEËN?<br />

Leerstrategieën zijn de stappen die de leerling zet om zijn leren effectiever en efficiënter te<br />

maken.<br />

Leerlingen kiezen strategieën die het beste bij hun leerstijl passen.<br />

Er zijn tal van leerstrategieën. Bijvoorbeeld:<br />

• betekenis van een woord afleiden uit de tekst<br />

• categoriseren (rijtjes maken)<br />

• schematiseren, bijvoorbeeld oorzaak-gevolg<br />

• vereenvoudigen door gebruik van metaforen<br />

• concentreren<br />

• onderwerpen of invalshoeken kiezen op<br />

basis van eigen interesses<br />

• doelgericht lezen met behulp van een<br />

leesstrategie<br />

• vragen stellen om verheldering of<br />

verbetering<br />

• samenwerken met klasgenoten<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

• voorkennis activeren<br />

• concretiseren met voorbeelden<br />

• betekenis geven door koppeling aan eigen<br />

ervaringen<br />

• uit je hoofd leren aantekeningen maken<br />

• jezelf moed inpraten<br />

• ontspannen met muziek of sport<br />

• je eigen vooruitgang bijhouden<br />

• huiswerk plannen<br />

• lastige woorden en zinnen niet gebruiken<br />

• omschrijvingen geven<br />

WAAROM AANDACHT VOOR LEERSTRATEGIEËN?<br />

Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan leerstrategieën zijn:<br />

1 structuur en veiligheid bieden aan leerlingen<br />

2 effectiviteit: leerling leert beter als hij de bij hem passende leerstrategieën kan toepassen<br />

LEERSTRATEGIEËN IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Leerstrategieën spelen een belangrijke rol in opdrachten in Nieuw Nederlands. Bijvoorbeeld:<br />

• klasgenoten als bron gebruiken om te leren<br />

• vragen stellen en doorvragen<br />

• eigen onderwerpen en invalshoeken kunnen kiezen<br />

• leesstrategieën<br />

• schrijfstrategieën<br />

• spreekstrategieën<br />

• woordraadstrategieën<br />

• strategieën om woorden te onthouden<br />

ZIE OOK<br />

leerstijlen<br />

LEREN DOOR TE DOEN<br />

Zie: actief leren


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 39<br />

LEREN LEREN<br />

Zie: zelfstandig leren<br />

LESPLANNING MAKEN<br />

Zie: jaarplanner in Nieuw Nederlands – werkwijzer<br />

LOKAALINRICHTING<br />

WAT IS EEN GOEDE LOKAALINRICHTING?<br />

De lokaalinrichting is afhankelijk van de manier waarop in de klas geleerd wordt. Het lokaal<br />

kan op verschillende manieren worden ingericht. Bijvoorbeeld:<br />

• de busopstelling: tafels staan in tweetallen achter elkaar opgesteld, vaak in drie rijen; alle<br />

tafels zijn gericht op de docent en het bord<br />

• de U-vorm: tafels vormen een U-vorm met een grote binnenruimte; leerlingen kunnen<br />

elkaar maar ook de docent en het bord zien<br />

• eilandvorm: tafels zijn in 3-tallen, 4-tallen of 5-tallen gegroepeerd waarbij de tafels zo zijn<br />

opgesteld dat niemand met zijn rug naar het bord of de docent zit<br />

Aanvullend op deze drie vormen van lokaalinrichting zijn een aantal varianten mogelijk door<br />

hoeken te creëren. Bijvoorbeeld:<br />

• een rustig-werken-hoek<br />

• een luisterhoek met apparatuur<br />

• een computerhoek<br />

• een opzoekhoek met naslagwerken<br />

• een lekker-lezen-hoek<br />

Bij zelfstandig werken door leerlingen is een instructietafel nodig. Een instructietafel is een<br />

tafel in de klas waar een leerling of kleine groepjes leerlingen apart uitleg kunnen krijgen.<br />

Andere leerlingen moeten dan wel zelfstandig – zonder hulp van de docent – verder kunnen<br />

werken.<br />

WANNEER WELKE LOKAALINRICHTING?<br />

De keuze van de lokaalinrichting is afhankelijk van de manier van leren. Bijvoorbeeld:<br />

• de busopstelling: vooral geschikt voor klassikale instructie en presentaties<br />

• de U-vorm: vooral geschikt voor klassikale instructie en voor groepsgesprekken<br />

• de eilandvorm: vooral geschikt voor groepswerk, samenwerkend leren, het gebruik van<br />

activerende werkvormen en zelfstandig werken<br />

De inrichting van hoeken met een speciale functie én een instructietafel is wenselijk bij alle<br />

drie vormen.<br />

LOKAALINRICHTING BIJ NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands is als communicatieve taalmethode gericht op interactie tussen leerlingen.<br />

In de lessen oefenen leerlingen hun lees-, schrijf-, spreek-, kijk- en luistervaardigheid. De<br />

hoeken en de instructietafel zijn daarom doorlopend gewenst.<br />

De opstelling van tafels kan variëren. De opstellingen die klassengesprekken en uitwisseling<br />

in kleine groepen mogelijk maken, hebben echter de voorkeur. Bijvoorbeeld:<br />

• cursus: busopstelling, U-vorm en eilandvorm zijn alle drie mogelijk<br />

• taken: busopstelling (bij alleen werken en in tweetallen werken) en eilandvorm (bij 3tallen<br />

en meer) zijn mogelijk<br />

• projecten: eilandvorm bij de projectfasen voorbereiden en uitvoeren; U-vorm en/of<br />

eilandvorm bij de projectfasen presentatie en nabespreking<br />

ZIE OOK<br />

uitgestelde aandacht – zelfstandig leren<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 40<br />

MEER OEFENEN<br />

WAT IS MEER OEFENEN?<br />

Bij de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en Grammatica kunnen de<br />

leerlingen extra oefenstof maken op de website www.schoolwise.nl.<br />

WAAROM MEER OEFENEN?<br />

Belangrijke argumenten voor Meer oefenen zijn:<br />

1 differentiatie in leerstofaanbod: individuele leerroutes<br />

2 variatie, veiligheid en motivatie door te leren met de computer<br />

3 remedial teaching<br />

4 de leerstof in Meer oefenen (leesvaardigheid, woordenschatverwerving, spellingvaardigheid<br />

en grammaticale kennis) spelen een belangrijke rol bij het leren in andere vakken<br />

MEER OEFENEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Bij de volgende onderdelen biedt Nieuw Nederlands extra, digitale oefenstof aan:<br />

• Lezen<br />

• Taal en woordenschat<br />

• Spelling<br />

• Grammatica<br />

Bij ieder onderdeel kan de leerling een D-toets maken. Dat is een diagnostische toets<br />

waarmee de leerling kan controleren wat zijn niveau is. De leerling kan ook eerst de D-toets<br />

maken en daarna besluiten om wel of niet meer te oefenen.<br />

ZIE OOK<br />

diagnostische toets – I-clips – internet<br />

MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES<br />

WAT ZIJN MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES?<br />

Bij het verwerken van nieuwe leerstof zijn verschillende gebieden in de hersenen actief. Uit dit<br />

feit is het concept meervoudige intelligentie ontwikkeld. Mensen gebruiken verschillende<br />

intelligenties om effectief te leren. Per individu zijn sommige intelligenties meer ontwikkeld<br />

dan andere intelligenties.<br />

Gebruikmaking van zoveel mogelijk intelligenties biedt een effectiever en efficiënter<br />

leerresultaat.<br />

Er worden acht intelligenties onderscheiden. Bij iedere intelligentie wordt tussen haakjes ter<br />

illustratie een beroep genoemd.<br />

• logisch / mathematische intelligentie: denken in begrippen; herkennen van redeneringen,<br />

patronen en volgorde (de wetenschapper)<br />

• linguïstische intelligentie: dingen benoemen; gevoelig voor betekenis en volgorde van<br />

woorden (de dichter)<br />

• muzikale / ritmische intelligentie: leven met geluid; gevoelig voor toonhoo<strong>gt</strong>e, melodie,<br />

ritme en toon (de componist)<br />

• visueel / ruimtelijke intelligentie: denken in beelden; nauwkeurig waarnemen van de<br />

wereld of deze opnieuw vormgeven (de vlie<strong>gt</strong>uigpiloot en de beeldend kunstenaar)<br />

• lichamelijke / kinesthetische intelligentie: graag bewegen; goed gebruik kunnen maken<br />

van het lichaam en van objecten (de atleet of de danser)<br />

• interpersoonlijke intelligentie: voorkeur voor samenwerken; goed mensen en relaties<br />

begrijpen (de koopman of de leraar)<br />

WAAROM AANDACHT VOOR MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES?<br />

Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan meervoudige intelligentie zijn:<br />

1 veiligheid bieden aan leerlingen: eigen intelligenties laten benutten<br />

2 effectiviteit: leerling leert beter als hij gebruik kan en mag maken van al ontwikkelde<br />

intelligenties<br />

3 horizon verbreden: leerling andere, minder gebruikte intelligenties laten ontdekken<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 41<br />

MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands biedt in de cursussen, taken en projecten de leerling gelegenheid om<br />

gebruik te maken van al ontwikkelde intelligenties.<br />

Leerlingen komen via Nieuw Nederlands door een variatie in type opdrachten in aanraking<br />

met alle acht intelligenties. Door de inhoud van het vak Nederlands worden linguïstische<br />

intelligentie en interpersoonlijke intelligentie vanzelfsprekend intensiever aangesproken.<br />

ZIE OOK<br />

leerstijlen – leerstrategieën<br />

METHODESITE<br />

Zie: I-clips<br />

NATUURLIJK LEREN<br />

Zie: nieuwe leren (het)<br />

NEDERLANDS IN KLEINE, HETEROGENE GROEPEN<br />

WAT IS NEDERLANDS IN KLEINE, HETEROGENE GROEPEN?<br />

Soms is er sprake van individueel onderwijs, bijvoorbeeld op kleine scholen, bij thuisonderwijs<br />

of op de ruime zeventig vo-scholen van de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland<br />

(NOB). In deze kleine, vaak heterogene groepen moet er veelal geïndividualiseerd onderwijs<br />

worden aangeboden.<br />

GEÏNDIVIDUALISEERD ONDERWIJS IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Met behulp van de jaarplanner en een werkwijzer kan er een geïndividualiseerd traject met<br />

Nieuw Nederlands worden samengesteld. De leerling meet zijn vorderingen met behulp van<br />

de diagnostische toetsen (D-toetsen), de deeltoetsen en de hoofdstuktoetsen. Eventuele<br />

zwakke punten kunnen vervolgens worden getraind met behulp van het activiteitenboek en de<br />

extra oefenstof op de I-clips.<br />

Door de aanwezigheid van een jaarplanner, werkwijzers, verschillende toetsvormen en extra<br />

oefenmateriaal op papier én digitaal, kan er voor individuele leerlingen een taaltraject op maat<br />

worden samengesteld.<br />

ZIE OOK<br />

I-clips – D-toetsen – digitale proefwerken<br />

NEDERLANDS TAALONDERWIJS IN HET BUITENLAND<br />

Zie: Nederlands in kleine, heterogene groepen<br />

NIEUWE LEREN (HET)<br />

WAT IS HET NIEUWE LEREN?<br />

Het nieuwe leren is een verzamelnaam voor een grote hoeveelheid concepten in het<br />

onderwijs.<br />

Belangrijkste overeenkomsten tussen deze concepten zijn:<br />

• actief en zelfstandig leren: leerling is zelf actief aan de slag, leert zelf zijn eigen<br />

leerproces vorm te geven en wordt in staat gesteld om zelf betekenis te geven aan de<br />

werkelijkheid<br />

• leerlinggericht onderwijs: de leerstof is authentiek, voor de leerling herkenbaar en gericht<br />

op functionele toepassing in het echte leven<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 42<br />

• samen leren: leerling leert van en samen met anderen<br />

Onderwijsconcepten met een sterke of minder sterke relatie met het nieuwe leren zijn:<br />

• actief leren<br />

• praktijkgericht onderwijs<br />

• authentiek en betekenisvol leren<br />

• probleemgestuurd onderwijs<br />

• competentiegericht leren<br />

• projectonderwijs<br />

• coöperatief leren<br />

• sociaal-constructivisme<br />

• leren leren<br />

• werkplekleren<br />

• levensecht leren<br />

• zelfstandig leren<br />

• natuurlijk leren<br />

• zelfverantwoordelijk leren<br />

• ontdekkend leren<br />

WAAROM HET NIEUWE LEREN?<br />

Belangrijke argumenten voor het nieuwe leren zijn:<br />

1 grotere effectiviteit volgens onderwijskundig onderzoek naar leerprocessen<br />

2 veranderingen in de samenleving en de wensen van ouders en leerlingen<br />

3 een alternatief bieden voor negatieve effecten van het schoolse leren<br />

4 motivatie bij leerlingen bevorderen<br />

5 voortijdige uitval van leerlingen voorkomen<br />

HET NIEUWE LEREN IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands maakt door de driedeling in cursus, taak en project gebruik van zowel<br />

aspecten van schools leren als van aspecten van het nieuwe leren.<br />

Bijvoorbeeld:<br />

• cursus: kennis- en vaardigheidsgerichte training; authentieke tekstkeuze; leerlinggericht;<br />

samenwerkend leren<br />

• taak: functionele toepassing van taalvaardigheid in een authentieke situaties<br />

• project: integratie van verschillende taalvaardigheden; samenwerking met andere vak-<br />

en leergebieden; samenwerken met klasgenoten; actief leren<br />

ZIE OOK<br />

actief leren – zelfstandig leren<br />

NIEUWE SPELLING<br />

WAT IS DE NIEUWE SPELLING?<br />

In oktober 2005 is de nieuwe Woordenlijst Nederlandse taal verschenen. Vanaf 1 augustus<br />

2006 is deze Woordenlijst de wettelijke spellingnorm voor onderwijs en overheid. De<br />

belangrijkste aanpassingen hebben te maken met drie kwesties die vaak tot spellingvragen<br />

leiden:<br />

1 de tussen-n, de ‘pannenkoekregel’<br />

2 aan elkaar, los of met een streepje’<br />

3 hoofdletters of kleine letters<br />

WAAROM DE NIEUWE SPELLING?<br />

De overheid heeft in 1994 besloten dat elke tien jaar een aangepaste Woordenlijst<br />

Nederlandse Taal verschijnt, om antwoord te kunnen geven op actuele spellingvragen.<br />

Verouderde woorden verdwijnen, nieuwe woorden worden toegevoegd. Bestaande regels<br />

worden getoetst aan de praktijk. Het uitgangspunt: zo min mogelijk veranderen, maar wel de<br />

noodzakelijke verbeteringen aanbrengen.<br />

DE NIEUWE SPELLING IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands hanteert met ingang van 1 augustus 2006 de nieuwe spelling.<br />

ONTDEKKEND LEREN<br />

Zie: nieuwe leren (het)<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 43<br />

ORDEPROBLEMEN VOORKOMEN<br />

WAT ZIJN ORDEPROBLEMEN?<br />

Ordeproblemen zijn conflicten tussen docent en leerling(en), waarbij niet het leren centraal<br />

staat maar de relatie (lees: het conflict) tussen docent en leerling.<br />

In 1-op-1-gesprekken bij conflicten beveelt Teitler (Leren in veiligheid, Uitgeverij Agiel, 2004)<br />

aan om responsief te reageren, dat wil zeggen: de docent vraa<strong>gt</strong> de leerling om respons, om<br />

een reactie op zijn gedrag. De docent oordeelt niet maar geeft de leerling de gelegenheid om<br />

openheid van zaken te geven. Als de leerkracht vraa<strong>gt</strong> “Hoe komt het dat je zo doet?” weet de<br />

leerling dat er op hem gelet wordt, hij zal moeten nadenken over zijn gedrag en zal er een<br />

reden voor moeten geven.<br />

Gedragsproblemen in de klas kunnen echter vaak niet direct worden aangepakt, onder andere<br />

omdat de meeste leerlingen niet verantwoordelijk zijn voor het ontstane probleem en omdat<br />

anders veel leertijd verloren kan gaan. Om uitstel te creëren en het probleem later te<br />

bespreken, kan er ‘gegoocheld worden met aandacht’. In Leren in veiligheid staan enkele<br />

manieren en voorbeelden om met aandacht te goochelen en het conflict even in de ijskast te<br />

zetten:<br />

1 goochelen met het onderwerp<br />

2 goochelen met plaats en tijd<br />

3 goochelen van inhoud naar betrekking<br />

1 GOOCHELEN MET HET ONDERWERP<br />

De aandacht van de leerling wordt verplaatst van het ene onderwerp naar het andere met als<br />

doel om welles-nietes-gesprekken of discussies te voorkomen.<br />

Niet zo … … maar zo!<br />

Leerkracht: “Ga er maar uit!”<br />

Leerling: “Waarom?”<br />

Leerkracht: “Omdat je zat te kletsen.”<br />

Leerling: “Ik zei helemaal niks.”<br />

Leerkracht: “Jawel, ik zag het duidelijk.”<br />

Leerling: “Echt niet.”<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

Leerkracht: “Chantal, ga er maar uit!”<br />

Leerling: “Waarom?”<br />

Leerkracht: “Volgens mij heb je me wel gehoord,<br />

daarom gaan wij nu verder met de les. Wie van<br />

jullie weet het antwoord op vraag 6?”<br />

2 GOOCHELEN MET PLAATS EN TIJD<br />

Goochelen met plaats en tijd lukt alleen als leerlingen in de les zelfstandig kunnen werken. Als<br />

dat het geval is, kunnen leerlingen namelijk apart worden genomen voor een gesprek. Uitstel<br />

van een gesprek naar een moment buiten de les, bijvoorbeeld naar de pauze of naar het eind<br />

van de dag, heeft niet de voorkeur omdat ook dan vaak de rust en de concentratie ontbreken<br />

voor een goed gesprek. Bovendien kan feedback het beste zo snel mogelijk plaatsvinden.<br />

Kies daarom het liefst een moment wanneer andere leerlingen zelfstandig werken.<br />

Goochelen met tijd<br />

Leerkracht: “Ga er maar uit!”<br />

Leerling: “Waarom?”<br />

Leerkracht: “Dat leg ik je na de les wel uit”<br />

Of:<br />

Leerkracht: “Hoe komt het dat je niet aan het werk bent?”<br />

Leerling: “Weet ik niet.”<br />

Leerkracht: “Dan kom ik zo tijdens Zelfstandig Werken even met je praten.”<br />

Goochelen met plaats<br />

Leerling: “Waarom heb ik een onvoldoende?”<br />

Leerkracht: “Als je op je plaats gaat zitten, kom ik je dat zo uitleggen.”<br />

Of:<br />

Leerkracht: “Ga er maar uit.”<br />

Leerling: “Waarom?”


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 44<br />

Leerkracht: “Dat zal ik je zo op de gang vertellen.”<br />

Leerling: “Ik wil het nú weten.”<br />

Leerkracht: “Dat is goed, loop maar even met me naar de gang, dan zal ik je het vertellen.”<br />

3 GOOCHELEN VAN INHOUD NAAR BETREKKING<br />

Bij goochelen van inhoud naar betrekking wordt de aandacht verplaatst van het onderwerp<br />

van het gesprek naar de relatie tussen de docent en de leerling.<br />

Van een gesprek op inhoudsniveau … … naar een gesprek op betrekkingsniveau<br />

Leerkracht: “Vandaag hebben jullie een toets.”<br />

Leerling: “Nee hoor, die heeft u voor volgende<br />

week opgegeven.”<br />

Leerkracht: “Nee, ik weet zeker voor vandaag.”<br />

Leerling: “Echt niet.”<br />

Leerkracht: “Echt wel.”<br />

Leerkracht: “Blijf na de les maar even wachten, je<br />

zit te snoepen.”<br />

Leerling: “Ik snoep helemaal niet.”<br />

Leerkracht: “Ik zie toch dat je zit te snoepen.”<br />

Leerling: “Echt niet, ik heb niks in mijn mond.”<br />

Leerkracht: “Ik zag je toch duidelijk kauwen.”<br />

Leerling: “Echt niet.”<br />

Leerkracht: “Echt wel.”<br />

ZIE OOK<br />

conflicthantering – uitgestelde aandacht – veilig leren<br />

POSITIEVE FEEDBACK<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

Leerkracht: “Vandaag hebben jullie een toets.”<br />

Leerling: “Nee hoor, die heeft u voor volgende<br />

week opgegeven.”<br />

Leerkracht: “Nee, ik weet zeker voor vandaag.”<br />

Leerling: “Echt niet.”<br />

Leerkracht: “Dat is vervelend. Kijken hoe we dat<br />

kunnen oplossen.”<br />

Leerkracht: “Blijf na de les maar even wachten, je<br />

zit te snoepen.”<br />

Leerling: “Ik snoep helemaal niet.”<br />

Leerkracht: “Ik zie toch dat je zit te snoepen.”<br />

Leerling: “Echt niet, ik heb niks in mijn mond.”<br />

Leerkracht: “Volgens mij heb je wat in je mond<br />

maar jij ze<strong>gt</strong> van niet. Ik merk dat ik dat heel<br />

vervelend vind, tijdens Zelfstandig Werken wil ik<br />

het daar even met je over hebben.”<br />

WAT IS POSITIEVE FEEDBACK?<br />

Uitgangspunt van positieve feedback is dat leerlingen beter leren als goed gedrag positief<br />

bevestigd wordt dan wanneer fout gedrag wordt afgekeurd.<br />

Ook kan positieve feedback worden gegeven als een leerling iets niet goed heeft gedaan. In<br />

dat geval wordt positieve feedback gegeven door de nadruk te leggen op de oplossing, en niet<br />

op het probleem. De feedback is in dat geval constructief; de leerling wordt een kans geboden<br />

om het goed te doen.<br />

POSITIEVE FEEDBACK IN VIER STAPPEN<br />

Gebruik de volgende richtlijnen voor het geven van positieve feedback:<br />

1 Beschrijf het actuele gedrag van de ander specifiek en concreet.<br />

2 Gebruik de ik-vorm.<br />

3 Richt de feedback op veranderbaar gedrag.<br />

4 Spreek een wens uit: welk gedrag wilt u van de leerling zien?<br />

ZIE OOK<br />

ordeproblemen voorkomen – uitgestelde aandacht – veilig leren<br />

PORTFOLIO<br />

WAT IS EEN PORTFOLIO?<br />

Een portfolio wordt ook wel eens een bewijzenmap genoemd. Met andere woorden: een<br />

portfolio laat zien wat een leerling allemaal heeft gemaakt en gedaan.


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 45<br />

Een portfolio heeft in het algemeen twee functies: een zachte, pedagogische functie en een<br />

harde, kwalificerende functie.<br />

WAAROM EEN PORTFOLIO?<br />

Belangrijke argumenten voor het gebruik van een portfolio zijn:<br />

1 motivatie: de leerling kan trots laten zien wat hij heeft gemaakt of gedaan; hij ziet in zijn<br />

portfolio de groei die hij doormaakt<br />

2 leereffect: de leerling kan via zijn portfolio leren van vroegere ervaringen; het leerproces kan<br />

via een portfolio gemakkelijker onderwerp van gesprek worden tussen docent en leerling<br />

3 naslagwerk: de leerling kan bij nieuwe opdrachten een beroep doen op eerdere resultaten<br />

die in de portfolio bewaard zijn<br />

4 evaluatie en beoordeling: een portfolio kan gebruikt worden om periodiek de vooruitgang<br />

van de leerling te bespreken (pedagogische functie) of te waarderen (kwalificerende functie).<br />

PORTFOLIO IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Het activiteitenboek van Nieuw Nederlands bevat een portfolio. Het portfolio bestaat uit vier<br />

onderdelen:<br />

A Even voorstellen: de leerling maakt een taalpaspoort met een persoonlijk taalprofiel<br />

B Dit kan ik al: de leerling beschrijft periodiek hoe goed hij zichzelf vindt in Lezen,<br />

Spreken/kijken/luisteren en Schrijven<br />

C Deze toetsen heb ik gedaan: de leerling houdt een overzicht bij van zijn cijfers én van zijn<br />

leerpunten<br />

D Dit heb ik gedaan: de leerling le<strong>gt</strong> een bewijzenmap aan met de resultaten uit de<br />

cursussen, de achttien taken en de drie projecten<br />

ZIE OOK<br />

beoordeling – taak – project – zelfbeoordeling<br />

PROBLEEMGESTUURD ONDERWIJS<br />

Zie: het nieuwe leren<br />

PROEFWERKEN<br />

Zie: toetsen<br />

PROFIELWERKSTUK<br />

WAT IS EEN PROFIELWERKSTUK?<br />

Het profielwerkstuk maakt deel uit van het schoolexamen havo en vwo van alle profielen.<br />

(Leerlingen van het <strong>vmbo</strong> maken een sectorwerkstuk.)<br />

Leerlingen hebben 40 tot 80 (havo) of 80 (vwo) studielasturen tot hun beschikking om de<br />

zelfstandige onderzoeksopdracht uit te voeren. Het profielwerkstuk wordt vaak onderscheiden in<br />

vier fasen:<br />

• oriëntatie en keuze<br />

• onderzoek<br />

• voorbereiden presentatie<br />

• presentatie<br />

Leerlingen moeten voor het profielwerkstuk een voldoende halen, anders mogen ze niet meedoen<br />

aan het centraal examen. Om een profielwerkstuk tot een goed einde te brengen, dienen de<br />

leerlingen tal van taalvaardigheden te beheersen, zoals het verwerven, verwerken en presenteren<br />

van informatie. Het vak Nederlands neemt daardoor binnen het profielwerkstuk een cruciale<br />

positie in.<br />

Leerlingen met het profiel cultuur en maatschappij kunnen ook een profielwerkstuk voor het vak<br />

Nederlands maken. Wanneer Nederlandse taal en letterkunde bij het profielwerkstuk betrokken is,<br />

omvat het profielwerkstuk:<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 46<br />

• een zelfstandig uit te voeren onderzoeksopdracht.<br />

Wat de bijdrage van Nederlandse taal en letterkunde betreft, is dit:<br />

• het uitvoeren van een onderzoek naar een taalkundig of literair onderwerp<br />

Het feit dat het profielwerkstuk in de Nederlandse taal gepresenteerd wordt is op zich niet<br />

voldoende om aan de eisen van een profielwerkstuk voor wat betreft Nederlandse taal en<br />

letterkunde te voldoen.<br />

De presentatie van het verrichte werk vindt op een van de volgende wijzen plaats:<br />

• een geschreven verslag (onderzoeksverslag, verhalend verslag, recensie, verslag van een<br />

enquête of weergave van een interview);<br />

• een essay of artikel (uiteenzetting, beschouwing of betoog);<br />

• een mondelinge voordracht (uiteenzetting, beschouwing of betoog, forumdiscussie);<br />

• een reeks stellingen met onderbouwing;<br />

• een posterpresentatie met toelichting;<br />

• een presentatie met gebruik van media (audio, video, ICT).<br />

WAAROM EEN PROFIELWERKSTUK?<br />

Doel van het profielwerkstuk is om kennis en ervaring, die in diverse vakken is opgedaan, op een<br />

hoger niveau te integreren. Vaak wordt ook gesproken van een ‘meesterproef’, waarmee de<br />

leerling demonstreert dat hij zijn profiel beheerst.<br />

PROFIELWERKSTUK IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands biedt alle taalvaardigheden aan die vereist zijn voor het maken van een<br />

profielwerkstuk. Het is aan te bevelen om in de schoolhandleiding voor het profielwerkstuk<br />

inzichtelijk te maken op welke onderdelen van de methode leerlingen kunnen terugvallen.<br />

PROJECT<br />

WAT IS EEN PROJECT?<br />

Een project is een opdracht met een omvang van een aantal lessen waarin leerlingen<br />

zelfstandig samenwerken naar aanleiding van een probleemstelling. Een project leidt tot een<br />

concreet eindproduct. Verder bevat een project duidelijke aanwijzingen over de<br />

probleemstelling, de totale tijdsduur, de te raadplegen bronnen, het verwachte eindproduct en<br />

de criteria waarop het totale project beoordeeld wordt.<br />

Projecten bestaan meestal uit vier fasen: voorbereiden, uitvoeren, presenteren en evalueren.<br />

Omdat samenwerking en planning in een project van groot belang zijn, wordt in een project<br />

zowel het product als het proces geëvalueerd.<br />

In de onderbouw zijn projecten geschikt om integratie tussen vakonderdelen en tussen vak-<br />

en leergebieden aan te brengen.<br />

WAAROM EEN PROJECT?<br />

Belangrijke argumenten voor een project zijn:<br />

1 bevorderen van actief en zelfstandig leren<br />

2 oefenen van sociaal-communicatieve vaardigheden<br />

3 praktische toepassing van leerstof<br />

4 samenhang tussen vakonderdelen zichtbaar maken<br />

5 integratie met andere vak- en leergebieden<br />

PROJECTEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />

De projecten in Nieuw Nederlands hebben tot doel de aangeleerde taalvaardigheden<br />

geïntegreerd toe te passen. Vooral Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven worden in<br />

een project in samenhang in de praktijk gebracht. Daarnaast bieden de drie projecten<br />

gelegenheid tot samenwerkend leren, het oefenen van sociaal-communicatieve vaardigheden<br />

en het toepassen van informatievaardigheden.<br />

Bij ieder project horen werkbladen. Deze werkbladen zijn beschikbaar in het optionele<br />

activiteitenboek en de docentenhandleiding.<br />

ZIE OOK<br />

actief leren – beoordeling – groepswerk – lokaalinrichting – taak – webquest – zelfbeoordeling<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 47<br />

REMEDIAL TEACHING<br />

WAT IS REMEDIAL TEACHING?<br />

Remedial teaching is onderwijs dat leerlingen – vaak individueel – krijgen aangeboden om<br />

specifieke leerproblemen aan te pakken en/of om leerachterstanden weg te werken. Remedial<br />

teaching kan plaatsvinden door de leerling extra oefenstof aan te bieden (meer van hetzelfde)<br />

of door de leerling met een andere onderwijskundige aanpak (zelfde leerstof, andere aanpak)<br />

te benaderen.<br />

WAAROM REMEDIAL TEACHING?<br />

Belangrijke argumenten voor remedial teaching zijn:<br />

1 alle leerlingen bij de les houden<br />

2 rechtdoen aan verschillen tussen leerlingen<br />

3 rekening houden met individuele voorkeuren voor leerstijlen en leerstrategieën<br />

REMEDIAL TEACHING MET NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands streeft er door een gevarieerde aanpak in opdrachttypen naar om<br />

leerlingen zoveel mogelijk in de les met elkaar en van elkaar te laten leren. Daarnaast spelen<br />

cursusopdrachten, taken en projecten in op verschillende leerstijlen. Ook worden in de<br />

cursussen verschillende leerstrategieën aangeboden, onder andere in het onderdeel<br />

Studievaardigheid (<strong>vmbo</strong>/havo/vwo 1 en 2). Op deze wijze wordt geprobeerd om te<br />

voorkomen dat leerlingen in hun (stam)klas achterblijven of uitvallen.<br />

Verder biedt het portfolio de mogelijkheid om een precies inzicht te krijgen in wensen,<br />

mogelijkheden en beperkingen van individuele leerlingen.<br />

Nieuw Nederlands biedt verder een aantal varianten aan leerlingen die extra oefenstof nodig<br />

hebben. Bijvoorbeeld:<br />

• extra oefenstof in activiteitenboek voor de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat,<br />

Grammatica en Spelling<br />

• extra oefenstof via de I-clips (de website van Nieuw Nederlands)<br />

Door de aanwezigheid van een jaarplanner, werkwijzers, verschillende toetsvormen en extra<br />

oefenmateriaal op papier én digitaal, kan er voor individuele leerlingen een taaltraject op maat<br />

worden samengesteld.<br />

ZIE OOK<br />

I-clips – leerstijlen – leerstrategieën – Meer oefenen<br />

SAMENHANG TUSSEN VAKKEN<br />

WAT IS SAMENHANG TUSSEN VAKKEN?<br />

Samenhang tussen vakken betekent dat de verschillende vak- en leergebieden vorm en<br />

inhoud van het onderwijs op elkaar afstemmen. Bij aardrijkskunde en geschiedenis kan<br />

Pompeï bijvoorbeeld worden aangegrepen om zowel in te gaan op natuurgeweld<br />

(aardrijkskunde) als het Romeinse Rijk (geschiedenis). Samenhang tussen vakken speelt een<br />

sterke rol voor de vakken Nederlands en wiskunde omdat beide vakken voor een groot deel<br />

ondersteunend zijn voor onderwijs in de overige vakken.<br />

WAAROM SAMENHANG TUSSEN VAKKEN?<br />

Belangrijke argumenten voor samenhang tussen vakken zijn:<br />

1 samenhang tussen vakken speelt een belangrijke rol in het advies voor de onderbouw<br />

2 leerlingen een compleet en samenhangend beeld geven van de werkelijkheid<br />

3 onnodige overlap of conflicten (bijvoorbeeld door verschillende uitleg) tussen vakken<br />

voorkomen<br />

4 lestijd besparen en inzetten voor andere werkwijzen, bijvoorbeeld individuele leerlingzorg of<br />

een project<br />

SAMENHANG TUSSEN VAKKEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nederlands is voorwaardelijk voor alle vakken in de onderbouw en de bovenbouw. Dat geldt<br />

voor alle onderdelen in Nieuw Nederlands. Nieuw Nederlands werkt op een aantal manieren<br />

aan de samenhang met andere vakken. Bijvoorbeeld:<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 48<br />

• het onderdeel Studievaardigheid (<strong>vmbo</strong>/havo/vwo 1 en 2): de cursussen<br />

Studievaardigheid spitsen zich toe op studievaardigheden die voor alle vakken nodig zijn;<br />

teksten bij Studievaardigheid worden dan ook ontleend aan andere vak- en leergebieden<br />

in de onderbouw<br />

• het onderdeel Leren & Werken (o.a. <strong>vmbo</strong> 3): de cursussen Leren & Werken oefenen<br />

sociale en communicatieve vaardigheden die nodig zijn bij het samenwerken met<br />

anderen, bijvoorbeeld in een project<br />

• het onderdeel Lezen: de leesstrategieën en de kennis van tekstsoorten kunnen<br />

leerlingen direct benutten in andere vakken op school<br />

• het onderdeel Spreken/kijken/luisteren: het voorbereiden en uitvoeren van mondelinge<br />

presentaties maar ook het luisteren naar en verwerven van informatie hebben een<br />

directe link met andere vakken op school<br />

• het onderdeel Schrijven: naast begrijpelijk en volledig schrijven, speelt ook bijvoorbeeld<br />

het schrijven van verslag een belangrijke rol in alle vakken<br />

• het onderdeel Taal en woordenschat: leerlingen maken zich strategieën eigen om de<br />

betekenis van woorden te raden en te onthouden; ze breiden hun woordenschat uit<br />

• de onderdelen Grammatica en Spelling: het onderdeel Grammatica heeft een sterke<br />

relatie met grammaticaonderwijs bij de moderne vreemde talen, terwijl het onderdeel<br />

Spelling toepasbaar is in alle andere vakken<br />

• het onderdeel Fictie: Fictie heeft een relatie met de kunst- en cultuurvakken maar ook<br />

met fictieonderwijs bij moderne vreemde talen<br />

• de taken: de taken leggen een brug tussen de afzonderlijke vakonderdelen van<br />

Nederlands maar spelen zich ook vaak op terreinen van andere vakken af<br />

• de projecten: de projecten werken aan samenhang tussen alle vakken in de onderbouw<br />

ZIE OOK<br />

cursus – project – taak – taalgericht vakonderwijs<br />

SAMENWERKEND LEREN<br />

WAT IS SAMENWERKEND LEREN?<br />

Samenwerkend leren is een werkvorm waarbij leerlingen van elkaar en met elkaar leren. De<br />

werkvorm kan deel uitmaken van alle mogelijke typen opdrachten of onderwijsleersituaties.<br />

Samenwerkend leren voldoet volgens Ebbens e.a. (Samenwerkend leren, <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong><br />

bv) in de ideale vorm aan de volgende vijf voorwaarden:<br />

• positieve wederzijdse afhankelijkheid tussen leerlingen<br />

• individuele aanspreekbaarheid op taken van de leerling<br />

• directe interactie tussen leerlingen<br />

• gebruik van sociaal-communicatieve vaardigheden<br />

• aandacht voor het groepsproces<br />

Een ezelsbrug voor een succesvolle uitvoering van samenwerkend leren biedt het GIPSmodel,<br />

waarbij de letters van de afkorting achtereenvolgens verwijzen naar Gelijkheid in<br />

aandeel, Individuele verantwoordelijkheid, Positieve afhankelijkheid en Simultane activiteit.<br />

WAAROM SAMENWERKEND LEREN?<br />

Belangrijke argumenten voor samenwerkend leren zijn:<br />

1 samen leren met anderen speelt belangrijke rol in het advies voor de onderbouw<br />

2 negatieve gevolgen van samenwerken zoals ‘bij elkaar zitten’ en ‘ongelijke taakverdeling’<br />

terugdringen<br />

3 actief betrekken van alle leerlingen bij de les<br />

4 ontwikkelen van actief en zelfstandig leren<br />

5 ontwikkelingen in de samenleving<br />

SAMENWERKEND LEREN IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Samenwerkend leren komt in verschillende gedaantes voor in Nieuw Nederlands.<br />

Bijvoorbeeld:<br />

• de cursus: leerlingen wisselen door middel van activerende werkvormen oplossingen,<br />

antwoorden en eigen kennis en ervaring uit<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 49<br />

• de taak: de taak betrekt de leerlingen actief bij de les waarbij het resultaat wordt gedeeld<br />

met de klasgenoten<br />

• het project: het project gaat expliciet in op het eerlijk verdelen van taken, het creëren<br />

van positieve wederzijdse afhankelijkheid; in de evaluatie van de drie projecten spelen<br />

product en groepsproces een gelijkwaardige rol<br />

ZIE OOK<br />

actief leren – activerende werkvormen – groepsbeoordeling – groepswerk – leerlingen in de<br />

onderbouw – project – taak – werkwoordspelling met expertwerkvorm – zelfbeoordeling<br />

SCENARIO’S<br />

WAT ZIJN SCENARIO’S?<br />

In de onderbouw is er sprake van vier scenario’s. Deze scenario’s zijn modellen om het<br />

onderwijs in de onderbouw vorm te geven. De scenario’s hebben tot doel om het gesprek over<br />

inhoud en vorm van onderwijs te vergemakkelijken. Alle vier scenario’s streven naar<br />

samenhang. Er is geen kwalitatief onderscheid tussen de scenario’s. Binnen ieder scenario<br />

kan dus het best mogelijke onderwijs voor leerlingen worden gerealiseerd.<br />

De scenario’s kunnen als vol<strong>gt</strong> worden gekarakteriseerd:<br />

Samenhang … Programma Team<br />

1 door<br />

schoolvakken blijven uitgangspunt op het rooster, afstemmen maar<br />

leerstofafspraken met variaties zoals blokuren en keuzewerkuren ieder werkt voor zich<br />

2 door combinaties van vakken en projecten bestaan naast elkaar in een afstemmen en<br />

vakken en projecten vakrooster en projectrooster<br />

samenwerken<br />

3 door integratie integratie van vakken met langere lessen (70/90 samenwerken bepaalt<br />

minuten) in grotere gehelen, bijv. leergebieden het resultaat<br />

4 via competenties van leerlingen kunnen zelf kiezen en werken zonder klantgerichtheid<br />

leerlingen<br />

een rooster maar met flexibele planningen<br />

Het doel van de onderbouw is dat iedere school een eigen scenario ontwikkelt dat optimaal<br />

aansluit bij de leerlingen en optimaal gebruikmaakt van kwaliteiten van de docenten. De vier<br />

voorbeeldscenario’s dienen ter inspiratie.<br />

WAAROM SCENARIO’S?<br />

Scenario’s hebben de volgende doelen:<br />

1 model om het onderwijs in de onderbouw vormgeven<br />

2 vergemakkelijken van het gesprek over inhoud en vorm van de onderbouw<br />

3 variatie tussen scholen creëren: elke school een eigen gezicht<br />

4 inzicht bieden aan ouders en leerlingen bij schoolkeuze<br />

SCENARIO’S IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands kan ingezet worden in alle vier scenario’s. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan<br />

op de leerstofplanning per scenario.<br />

Daarnaast is er een vijfde scenario toegevoegd, namelijk een scenario voor geïndividualiseerd<br />

onderwijs, bijvoorbeeld voor leerlingen die de methode gebruiken voor remedial teaching of<br />

leerlingen van de ruim zeventig scholen voor voortgezet onderwijs in het buitenland waar in<br />

kleine klassen wordt gewerkt.<br />

ZIE OOK<br />

actief leren – beoordelen – lokaalinrichting – project – remedial teaching – samenwerkend<br />

leren – taak – zelfbeoordeling<br />

SCHOOLWISE<br />

WAT IS SCHOOLWISE?<br />

Schoolwise is de elektronische leeromgeving waarbinnen leerlingen de I-clips krijgen<br />

aangeboden. Ook de digitale proefwerken werken binnen Schoolwise. Met uitzondering van<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 50<br />

het onderdeel Weet je het? moeten leerlingen en docenten inloggen om met Schoolwise te<br />

werken.<br />

WAAROM SCHOOLWISE?<br />

Belangrijke argumenten voor het werken Schoolwise zijn:<br />

1 docenten kunnen met behulp van Schoolwise met de beschikbare onderdelen op de I-clips<br />

differentiëren, door bepaalde oefeningen wel of niet in te plannen voor een bepaalde leerling<br />

2 Schoolwise biedt de docent inzicht in de uitvoering van de oefeningen op de I-clips, alsook<br />

over de resultaten daarvan<br />

3 docenten kunnen binnen Schoolwise zelfgemaakt lesmateriaal aanbieden<br />

4 met Schoolwise kunnen docenten zelf digitale proefwerken samenstellen, inplannen,<br />

afnemen en (geautomatiseerd) nakijken.<br />

ZIE OOK<br />

I-clips – digitale proefwerken – elektronische leeromgeving<br />

SECTORWERKSTUK<br />

WAT IS EEN SECTORWERKSTUK?<br />

Het sectorwerkstuk maakt deel uit van het schoolexamen <strong>vmbo</strong> voor de gemengde en<br />

theoretische leerweg. Bij het sectorwerkstuk gaat het om een vakoverstijgende thematiek die<br />

past binnen de sector. De leerling dient aan het sectorwerkstuk ten minste 20 uur te besteden.<br />

Bij het sectorwerkstuk wordt zowel het proces als het product beoordeeld. Het sectorwerkstuk<br />

moet met een voldoende worden afgesloten en wordt apart op de cijferlijst vermeld.<br />

In het kader van het sectorwerkstuk verzamelt de leerling schriftelijk documentatie. Deze<br />

informatie of het sectorwerkstuk is het uitgangspunt voor de opdracht ‘gedocumenteerd<br />

schrijven’ in het centraal examen Nederlands.<br />

Het sectorwerkstuk wordt vaak onderscheiden in vier fasen:<br />

• oriëntatie en keuze<br />

• onderzoek<br />

• voorbereiden presentatie<br />

• presentatie<br />

Leerlingen moeten voor het sectorwerkstuk een voldoende halen, anders mogen ze niet<br />

meedoen aan het centraal examen. Om een sectorwerkstuk tot een goed einde te brengen,<br />

dienen de leerlingen tal van taalvaardigheden te beheersen, zoals het verwerven, verwerken<br />

en presenteren van informatie. Het vak Nederlands neemt daardoor binnen het<br />

sectorwerkstuk een cruciale positie in.<br />

WAAROM EEN PROFIELWERKSTUK?<br />

Doel van het sectorwerkstuk is om kennis en ervaring, die in diverse (sector)vakken is<br />

opgedaan, op een hoger niveau te integreren. Met het sectorwerkstuk laat de leerling zien dat<br />

hij zijn sector beheerst.<br />

PROFIELWERKSTUK IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands biedt alle taalvaardigheden aan die vereist zijn voor het maken van een<br />

sectorwerkstuk. Het is aan te bevelen om in de schoolhandleiding voor het sectorwerkstuk<br />

inzichtelijk te maken op welke onderdelen van de methode leerlingen kunnen terugvallen.<br />

SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN<br />

WAT ZIJN SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN?<br />

Sociaal-communicatieve vaardigheden zijn alle vaardigheden die leerlingen nodig hebben als<br />

ze met elkaar samenwerken. Ebbens e.a. noemen in hun boek Samenwerkend leren<br />

(<strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv, 1997) sociale vaardigheden die nodig zijn om goed te kunnen<br />

samenwerken in de klas. Zij hanteren twee uitgangspunten, die door onderzoek positief<br />

bevestigd zijn:<br />

• effectiviteit van leren is groter als leerlingen samen leren<br />

• samen leren gaat beter als de docent aandacht besteedt aan sociale vaardigheden<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 51<br />

SPELLING<br />

TAAK<br />

Deze lijst van sociale vaardigheden dient ter illustratie van wat sociaal-communicatieve<br />

vaardigheden zijn:<br />

• actief kunnen luisteren<br />

• op je beurt kunnen wachten<br />

• dank-je-wel kunnen zeggen<br />

• materiaal kunnen delen<br />

• handen en voeten thuis kunnen houden<br />

• bij de groep kunnen blijven<br />

• het oneens kunnen zijn met idee i.p.v. persoon<br />

• afleiding kunnen weerstaan<br />

• door kunnen vragen<br />

• gericht hulp kunnen vragen<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

• hulp kunnen verlenen<br />

• aanwijzingen kunnen opvolgen<br />

• complimenten kunnen maken<br />

• mensen bij hun naam kunnen noemen<br />

• elkaar aan kunnen moedigen<br />

• stemvolume aan situatie kunnen<br />

aanpassen<br />

• werkruimte kunnen delen<br />

• conclusies kunnen trekken<br />

WAAROM SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN?<br />

Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan sociaal-communicatieve vaardigheden<br />

zijn:<br />

1 belangrijk aspect om alle schriftelijke en mondelinge communicatie te doen slagen<br />

2 voorwaarde voor goed samenwerken<br />

3 effectief leren staat en valt bij goede sociaal-communicatieve vaardigheden<br />

4 belangrijk aandachtspunt in het advies voor de onderbouw<br />

SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands besteedt op verschillende manieren aandacht aan sociaal-communicatieve<br />

vaardigheden. Bijvoorbeeld:<br />

• cursussen: sociaal-communicatieve vaardigheden worden actief geoefend bij de<br />

onderdelen Spreken/kijken/luisteren en Schrijven; daarnaast passen leerlingen sociaalcommunicatieve<br />

vaardigheden toe bij het bespreken van antwoorden, eigen kennis,<br />

ervaringen en meningen<br />

• taken: de taken zijn gericht op communicatie tussen leerlingen, hetzij schriftelijk, hetzij<br />

mondeling, en doen voortdurend een beroep op sociaal-communicatieve vaardigheden<br />

• projecten: in de projecten oefenen leerlingen sociaal-communicatieve vaardigheden<br />

waaronder ook samenwerken, overleggen, plannen en taken verdelen; de toegepaste<br />

vaardigheden worden expliciet geëvalueerd<br />

ZIE OOK<br />

actief leren – activerende werkvormen – project – samenwerkend leren – taak<br />

Zie: nieuwe spelling - werkwoordspelling<br />

WAT IS EEN TAAK?<br />

In een Nieuw Nederlands-taak passen de leerlingen taalvaardigheden in de praktijk toe. De<br />

situatie in de taak is zoveel mogelijk geënt op het gebruik van taalvaardigheden in het echte,<br />

buitenschoolse leven. De taak is verder gericht op samenwerking tussen leerlingen en op het<br />

verzamelen en presenteren van informatie.<br />

Iedere taak bestaat globaal uit vier onderdelen: oriënteren, kiezen, informatie verzamelen en<br />

laten zien.<br />

oriënteren De inleiding beschrijft kort en uitdagend de prestatie die van de leerling<br />

verwacht wordt.<br />

kiezen De leerling kiest een aspect van het onderwerp. Hij/zij kan zich de<br />

opdracht eigen maken door te kiezen voor eigen ervaring of interesses.<br />

informatie verzamelen Op internet, in kranten, bij klasgenoten of deskundigen gaat de leerling op


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 52<br />

zoek naar informatie. Ook is de leerling soms zelf een informatiebron.<br />

laten zien Leerlingen wisselen uit wat zij ontdekt hebben.<br />

WAAROM EEN TAAK?<br />

Belangrijke argumenten voor het werken met een taak zijn:<br />

1 bevorderen van actief en zelfstandig leren<br />

2 keuzevrijheid voor de leerling bieden<br />

3 bevorderen van buitenschools leren<br />

4 het nieuwe leren simpel in de praktijk brengen<br />

TAKEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />

In Nieuw Nederlands voor havo/vwo en vwo bevat ieder hoofdstuk een taak, in totaal dus zes<br />

taken. In iedere taak worden de onderdelen Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven<br />

geïntegreerd.<br />

ZIE OOK<br />

actief leren – actualiteit in taallessen – beoordelen – buitenschoolse opdrachten – groepswerk<br />

– nieuwe leren<br />

TAALGERICHT VAKONDERWIJS<br />

WAT IS TAALGERICHT VAKONDERWIJS?<br />

Taalgericht vakonderwijs heeft als uitgangspunt dat leerlingen bij alle vakken de taal van het<br />

vak mondeling en schriftelijk moeten (leren) gebruiken om leerstof te verwerven, te verwerken<br />

en te laten zien wat ze ermee kunnen (Hajer en Meestringa, Coutinho, 2004).<br />

Taalgerichte vaklessen bevatten drie elementen:<br />

• leren in interactie<br />

• leren met taalsteun<br />

• leren in context<br />

WAAROM TAALGERICHT VAKONDERWIJS?<br />

Belangrijke argumenten voor taalgericht vakonderwijs zijn:<br />

1 belangrijk kenmerk van onderwijs in de onderbouw is de samenhang tussen vakken<br />

2 taalvaardigheid speelt een cruciale rol bij het leren in alle vakken<br />

3 aandacht voor verschillen in leerstijl en in leerstrategieën bij leerlingen<br />

TAALGERICHT VAKONDERWIJS IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands speelt op verschillende manieren in op taalgericht vakonderwijs.<br />

Bijvoorbeeld:<br />

• de cursussen: in verschillende opdrachttypen wordt leren in interactie gestimuleerd,<br />

bijvoorbeeld door antwoorden samen na te kijken, of door associaties (woordweb),<br />

meningen, argumenten, kennis en ervaringen met elkaar te vergelijken; door middel van<br />

actiegerichte theorie en tips krijgen de leerlingen taalsteun<br />

o het onderdeel Studievaardigheid (<strong>vmbo</strong>/havo/vwo 1 en 2): het onderdeel<br />

studievaardigheid bereidt leerlingen voor op het leren in andere vakken<br />

o het onderdeel Taal en woordenschat: bij Taal en woordenschat komen de leerlingen<br />

in aanraking met woordraadstrategieën die met name bij andere vakken ingezet<br />

zullen worden<br />

o de taken: in taken oefenen de leerlingen hun taalvaardigheid in een zinvolle en<br />

levensechte context<br />

ZIE OOK<br />

actief leren – activerende werkvormen – samenhang tussen vakken – samenwerkend leren<br />

TAALLESSEN MAKEN<br />

Zie: zelf lessen maken<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 53<br />

THUISWERKVRIJ ONDERWIJS<br />

TOETSEN<br />

WAT IS THUISWERKVRIJ ONDERWIJS?<br />

Thuiswerkvrij onderwijs streeft naar onderwijs waarin leerlingen actief en zelfstandig op school<br />

leren en thuis geen huiswerk meer hoeven te maken. De gedachte hierachter is dat huiswerk<br />

een belemmerende factor kan zijn voor een activerende didactiek. Huiswerk houdt immers in<br />

veel gevallen de traditionele, klassikale les in stand: huiswerk bespreken en/of overhoren,<br />

instructie geven en de resterende tijd alvast aan het huiswerk gaan werken, bij voorkeur<br />

individueel.<br />

WAAROM THUISWERKVRIJ ONDERWIJS?<br />

Belangrijke argumenten voor en consequenties van invoering van thuiswerkvrij onderwijs zijn:<br />

1 leerlingen krijgen meer verantwoordelijkheid voor het leren<br />

2 leerlingen krijgen meer begeleiding tijdens het leren<br />

3 uitbreiding van de docentrol: de docent is naast instructeur ook begeleider<br />

4 verwerving van leerstof en kennis is niet het enige doel, ook het leerproces krij<strong>gt</strong> een<br />

belangrijke plaats<br />

THUISWERKVRIJ ONDERWIJS EN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands speelt op verschillende manieren in op thuiswerkvrij onderwijs.<br />

Bijvoorbeeld:<br />

• cursussen: aandacht voor actief en zelfstandig leren; ook aandacht voor uitwisseling<br />

tussen leerlingen van de uitkomsten van een opdracht; verder wordt in<br />

verwerkingsopdrachten stilgestaan bij de aanpak van het leren<br />

• taken: leerlingen gaan actief en zelfstandig aan de slag<br />

• projecten: product en proces spelen in gelijke mate een rol<br />

ZIE OOK<br />

actief leren – cursus – taak – project – zelfstandig leren<br />

WAT ZIJN TOETSEN?<br />

Toetsen hebben tot doel om inzicht te krijgen in het niveau en de vooruitgang van de<br />

individuele leerling. Toetsen kunnen schriftelijk of digitaal worden afgenomen. Toetsen bieden<br />

variatie in vraa<strong>gt</strong>ypen en sluiten nauw aan bij de aangeboden leerstof.<br />

WAAROM TOETSEN?<br />

Belangrijke argumenten voor toetsen zijn:<br />

1 leereffect: leerling kan leren van de feedback op gemaakte toetsen<br />

2 disciplinerend: toetsen versterken de motivatie om te leren<br />

3 feedback op onderwijsaanpak: toetsen geven informatie over effectiviteit van de gevolgde<br />

aanpak in de lessen<br />

4 kwalificerend: informatie verzamelen voor de overgang of groepsplaatsing<br />

TOETSEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Bij Nieuw Nederlands worden verschillende soorten toetsen aangeboden:<br />

• diagnostische toetsen of D-toetsen: bij de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat,<br />

Grammatica en Spelling<br />

• deeltoetsen per hoofdstuk: bij de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat,<br />

Grammatica en Spelling. Deze deeltoetsen worden per hoofdstuk op de Servicebox op<br />

twee manieren aangeboden: met invullijnen en zonder invullijnen. De toetsen zonder<br />

invullijnen kunnen op twee manieren worden afgenomen: met en zonder meerkeuze. De<br />

toetsen worden ook zonder meerkeuzevragen aangeboden, waardoor er een groter<br />

beroep op de kennis en vaardigheid van de leerlingen wordt gedaan.<br />

• hoofdstuktoetsen: bij ieder hoofdstuk is er een toets waarin de onderdelen Lezen, Taal<br />

en woordenschat, Grammatica en Spelling gezamenlijk worden getoetst. Ook de<br />

hoofdstuktoetsen worden op de Servicebox op twee manieren aangeboden: met<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 54<br />

invullijnen en zonder invullijnen. De toetsen zonder invullijnen kunnen op twee manieren<br />

worden afgenomen: met en zonder meerkeuzevragen.<br />

• digitale proefwerken: leerlingen maken deze proefwerken on-line, dus via internet; de<br />

docent kan veel tijd besparen met het maken en nakijken van proefwerken<br />

ZIE OOK<br />

beoordelen – diagnostische toetsen – digitale proefwerken – I-clips – zelfbeoordeling<br />

UITGESTELDE AANDACHT<br />

WAT IS UITGESTELDE AANDACHT?<br />

De eerste stap op weg naar zelfstandig leren is het werken met uitgestelde aandacht. Als<br />

leerlingen zelfstandig werken, werken zij alleen, in tweetallen of in groepen, in ieder geval niet<br />

klassikaal. Zelfstandig leren en werken betekent dat de leerling niet ieder moment de docent<br />

kan inschakelen voor hulp of uitleg. De docent moet immers zijn aandacht over alle leerlingen<br />

verdelen. Met andere woorden: leerlingen moeten leren om hun behoefte aan uitleg uit te<br />

stellen.<br />

De docent maakt bij het werken met uitgestelde aandacht een vaste ronde door de klas.<br />

Uitgestelde aandacht kan op verschillende manieren georganiseerd worden. Bijvoorbeeld door<br />

een poster op te hangen met deze werkregels:<br />

Wanneer de Z op het bord staat gelden deze werkregels:<br />

1 Zs = je werkt in stilte (eventuele vermelding van het aantal minuten)<br />

2 Zf = je mag fluisteren (idem)<br />

3 Steek geen vinger op. De docent komt langs.<br />

4 Je stoort niemand.<br />

5 Je bent aan het werk.<br />

6 Je weet wat je moet doen als je niet verder kunt.<br />

7 Je blijft op je plaats, tenzij er andere afspraken zijn gemaakt,<br />

bijvoorbeeld om een woordenboek te pakken.<br />

Een andere manier is het werken met een stoplicht. Bijvoorbeeld:<br />

ROOD zelfstandig in stilte werken<br />

ORANJE je mag fluisteren tijdens het zelfstandig werken<br />

GROEN je mag met elkaar overleggen en hulp vragen aan je docent<br />

WAAROM UITGESTELDE AANDACHT?<br />

Belangrijke argumenten voor het werken met uitgestelde aandacht zijn:<br />

1 uitgestelde aandacht is een voorwaarde voor zelfstandig leren<br />

2 alle leerlingen weten waar ze aan toe zijn doordat ze door de vaste ronde van de docent<br />

aandacht krijgen<br />

3 alle leerlingen krijgen door de vaste ronde evenveel aandacht<br />

4 leerlingen die normaal geen aandacht (durven te) vragen of niet nodig hebben, krijgen nu<br />

ook aandacht<br />

UITGESTELDE AANDACHT IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands is geschikt voor zelfstandig leren. Het werken met uitgestelde aandacht is<br />

hiervan een noodzakelijk onderdeel. Opdrachten in Nieuw Nederlands doen overwegend een<br />

beroep op klasgenoten en in mindere mate op de docent.<br />

ZIE OOK<br />

lokaalinrichting – ordeproblemen voorkomen – werkwijzer – zelfstandig leren<br />

VAARDIGHEIDSGERICHT ONDERWIJS<br />

Zie: actief leren<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 55<br />

VARIATIETIP<br />

WAT IS EEN VARIATIETIP?<br />

De variatietip is een open opdracht die de kans biedt om de actualiteit in de les te halen. Ook<br />

speelt de variatietip in op de eigen leefomgeving en de eigen interesses van de leerling.<br />

WAAROM EEN VARIATIETIP?<br />

Belangrijke argumenten om de variatietip uit te voeren:<br />

1 variatie in de lessen<br />

2 inspelen op actualiteit en de leefwereld van de leerling<br />

3 de leerstof in een praktische context snel toepassen<br />

VARIATIETIP IN NIEUW NEDERLANDS<br />

In Nieuw Nederlands komen variatietips met name voor bij de onderdelen Lezen en<br />

Spreken/kijken/luisteren.<br />

ZIE OOK<br />

actief leren – actualiteit in taallessen – leerlingen in de onderbouw<br />

VERSCHILLEN TUSSEN LEERLINGEN<br />

Zie: leerstijlen – leerstrategieën – leerlingen in de onderbouw – remedial teaching<br />

VEILIG LEREN<br />

WAT IS VEILIG LEREN?<br />

Veilig leren of leren in veiligheid is een concept van drs. P.I. Teitler. In het boek Leren in<br />

veiligheid: klassenmanagement en probleemgedrag (Uitgeverij Agiel, 2004) wordt leren in<br />

veiligheid als vol<strong>gt</strong> ingeleid:<br />

“De manier van werken van leerkrachten binnen scholen voor voortgezet onderwijs wordt wel<br />

omschreven als werken binnen een ‘georganiseerde anarchie’: of het nu gaat om zelfstandig<br />

werken of om het aansturen van gedrag, elke leerkracht benadert leerlingen op zijn of haar<br />

eigen wijze.<br />

Dit boek werkt vanuit de stelling dat een dergelijke werkwijze een goede voedingsbodem kan<br />

zijn voor het ontstaan of in stand houden van probleemgedrag: wat van de ene leerkracht mag<br />

wordt de ander verboden en wat bij de een door de vingers wordt gezien wordt bij de ander<br />

bestraft.<br />

En dat terwijl leerkracht die samen werken aan de opvoeding en het onderwijs het beste<br />

perspectief bieden op een omgeving waarin leerlingen kunnen Leren in Veiligheid.<br />

In dit boek wordt een methode gepresenteerd om een werkbaar en leefbaar pedagogisch<br />

klimaat in het voortgezet onderwijs te creëren. Daarbij is niet het (probleem)gedrag van de<br />

leerling het uitgangspunt, maar de wijze waarop leerkrachten de leerlingen gezamenlijk<br />

benaderen.”<br />

VOLGTOETS CITO<br />

WAT IS DE VOLGTOETS CITO?<br />

De Vol<strong>gt</strong>oets is een objectieve en methodeonafhankelijke toets van de Cito-groep voor het<br />

adviseren en begeleiden van leerlingen aan het einde van het eerste leerjaar. De Vol<strong>gt</strong>oets<br />

wordt aan het einde van de eerste klas afgenomen. De toets geeft u inzicht in het niveau en<br />

de voortgang van uw leerlingen bij de volgende kernvaardigheden: Nederlands<br />

leesvaardigheid, Engels leesvaardigheid, Wiskunde en Studievaardigheden.<br />

Voor Nederlands levert de Vol<strong>gt</strong>oets drie taken:<br />

• Taak 1: Nederlands leesvaardigheid 1<br />

• Taak 2: Nederlands leesvaardigheid 2<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 56<br />

VWO-PLUS<br />

• Taak 8: Woordenschat<br />

Om een rapportage te ontvangen van het niveau bij Nederlands leesvaardigheid dienen beide<br />

taken door de leerlingen te worden gemaakt. De opgaven in de leestaken toetsen behalve<br />

betekenissen (van woorden en zinnen), vooral relaties tussen zinnen en alinea’s<br />

(oorzaak/reden-gevolg, middel-doel), hoofdonderwerp, hoofdgedachte en schrijfdoel van de<br />

schrijver.<br />

De taak Woordenschat is gebaseerd op de streefwoordenlijst van Hacquebord. Door afname<br />

van deze taak ziet u in hoeverre uw leerlingen de streefwoordenlijst beheersen.<br />

De afname van een taak kost een lesuur van minimaal 45 minuten. Na de afname worden de<br />

antwoordbladen naar Cito gestuurd voor verwerking. De school is verplicht gebruik te maken<br />

van de scorings- en rapportageservice van de Cito-groep. Op deze wijze zijn de<br />

normeringsgegevens altijd up-to-date.<br />

WAAROM DE VOLGTOETS CITO?<br />

Argumenten voor de Vol<strong>gt</strong>oets Cito zijn:<br />

1 leerstof- en methode-onafhankelijke toetsing<br />

2 vergelijking mogelijk met grote groep leerlingen in heel Nederland<br />

3 leerstofaanbod beter kunnen bepalen op basis van uitkomsten<br />

4 hulpmiddel bij indeling in leerweg of schooltype<br />

VOLGTOETS CITO EN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands biedt methodegebonden toetsen en toetst dus de behandelde leerstof. De<br />

Vol<strong>gt</strong>oets Cito is een extra hulpmiddel om het niveau te bepalen. Omdat de Vol<strong>gt</strong>oets de<br />

normtabellen baseert op een grote groep leerlingen in heel Nederland, is de Vol<strong>gt</strong>oets<br />

geschikt voor determinatie aan het einde van het eerste leerjaar.<br />

ZIE OOK<br />

digitale proefwerken – toetsen – Adviestoets Cito<br />

WAT IS VWO-PLUS?<br />

Vwo-plus is vwo-onderwijs voor leerlingen die behoefte hebben aan meer uitdaging. Zo<br />

worden voor vwo-plusonderwijs extra vakken aangeboden, bijvoorbeeld filosofie, drama of een<br />

extra moderne vreemde taal zoals Chinees of Spaans. Een andere manier om het onderwijs<br />

uitdagender te maken is het aanbieden van de vakken Engels en Duits in de doeltaal. Ook kan<br />

door onderzoeksopdrachten een extra uitdaging gecreëerd worden voor deze leerlingen.<br />

In de publicatie Nederlands verrijkt (Een handreiking en verrijkingstaken Nederlands voor<br />

hoogbegaafde leerlingen in de basisvorming, SLO, Enschede, 2003) worden de volgende<br />

criteria opgesomd voor geschikt lesmateriaal voor hoogbegaafden.<br />

Het lesmateriaal:<br />

1 heeft een hoge moeilijkheidsgraad<br />

2 bestaat uit interessante en uitdagende onderwerpen<br />

3 bestaat uit open opdrachten<br />

4 laat leerlingen echte problemen oplossen<br />

5 laat leerlingen werken met abstracte begrippen en generalisaties<br />

6 bevat voor leerlingen nieuwe leerstof<br />

7 vraa<strong>gt</strong> van de leerlingen een onderzoekende houding<br />

8 laat leerlingen zoeken naar samenhang en verbanden<br />

9 geeft leerlingen ruimte voor zelfstandigheid en samenwerken<br />

10 laat leerlingen werken met een variatie informatiebronnen<br />

11 stimuleert de metacognitieve vaardigheden van de leerlingen<br />

WAAROM VWO-PLUS?<br />

Belangrijke argumenten voor vwo-plusonderwijs zijn:<br />

1 meer uitdaging bieden aan getalenteerde, nieuwsgierige leerlingen<br />

2 kwalitatieve diepgang bieden op een hoger abstractieniveau voor leerlingen die dat<br />

aankunnen<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 57<br />

3 een alternatief bieden voor leerlingen die Grieks en Latijn op het gymnasium niet zien zitten<br />

maar wel intellectueel geprikkeld willen worden<br />

4 betere voorbereiding op hoger onderwijs<br />

VWO-PLUS MET NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands speelt in het havo/vwo-deel en uiteraard vooral in het vwo-deel op<br />

verschillende manieren in op vwo-plusleerlingen. Bijvoorbeeld:<br />

• moeilijker teksten uit moeilijker bronnen bij Lezen, aangevuld met zoekopdrachten en<br />

kritische reflectie-opdrachten (Wat denk jij?) die de blik van de leerling op de wereld<br />

verruimen<br />

• de variatietip bij Lezen, Spreken/kijken/luisteren, Schrijven stelt leerlingen in staat om de<br />

taalvaardigheid op hun eigen niveau, en op een hoger niveau, in praktijk te brengen<br />

• leerlingen krijgen bij Taal extra weetjes over taal aangeboden<br />

• bij Grammatica in het vwo-deel krijgen leerlingen alle grammatica in twee jaar<br />

aangeboden: enkelvoudige zinnen in leerjaar 1, samengestelde zinnen in leerjaar 2; alle<br />

Latijnse grammaticale termen staan in het activiteitenboek van het vwo-deel<br />

• de zes geïntegreerde taken bieden de leerlingen de gelegenheid om ‘taalmateriaal’ op<br />

hun eigen niveau te kiezen; ook wordt hiermee ingespeeld op de behoefte aan zelfstandig<br />

werken en samenwerken<br />

• de drie projecten vragen van de leerlingen een onderzoekende houding, waarin<br />

samenhang en verbanden moeten worden aangebracht<br />

• variatietips, taken en projecten zijn open opdrachten<br />

• leerstof en opdrachten in alle cursussen, met name in het vwo-deel, bevat een hogere<br />

moeilijkheidsgraad<br />

ZIE OOK<br />

actief leren – leerstijlen – meervoudige intelligenties – werkwijzer – variatietip – webquest<br />

WEBQUEST<br />

WAT IS EEN WEBQUEST?<br />

Een webquest is een opdracht waarbij leerlingen onder meer gebruik maken van internet (het<br />

web) om een taak (een quest) uit te voeren. Een webquest bestaat meestal uit zeven<br />

onderdelen:<br />

1 Inleiding<br />

2 Opdracht<br />

3 Werkwijze<br />

4 Informatiebronnen<br />

5 Beoordelingsschema<br />

6 Terugblik<br />

7 Informatie voor de docent<br />

Opdracht, werkwijze, informatiebronnen en criteria worden expliciet aan de leerling<br />

aangeboden zodat leerlingen de klus zelfstandig, zonder hulp van de docent, kunnen klaren.<br />

WAAROM EEN WEBQUEST?<br />

Belangrijke argumenten voor het werken met een webquest zijn:<br />

1 handig leermiddel voor actief leren, vaak gratis beschikbaar<br />

2 gebruik van actuele bronnen op internet<br />

3 een webquest stimuleert door zijn gesloten aanpak systematisch werken<br />

4 een webquest biedt keuzevrijheid aan leerlingen<br />

WEBQUESTS IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands biedt in de I-clips (de methodewebsite) drie webquests aan. Deze<br />

webquests zijn afgeleid van de drie projecten:<br />

• hoofdstuk 2: Altijd en overal feest!<br />

• hoofdstuk 4: Hoe leef ik gezonder?<br />

• hoofdstuk 6: Boosheid: wat doe je er aan?<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 58<br />

ZIE OOK<br />

actief leren – actualiteit in taallessen – I-clips – internet<br />

WEDERZIJDSE AFHANKELIJKHEID<br />

Zie: groepswerk – leerlingrollen – samenwerkend leren<br />

WERKEN MET UITGESTELDE AANDACHT<br />

Zie: uitgestelde aandacht<br />

WERKVORMEN<br />

Zie: activerende werkvormen<br />

WERKWIJZER<br />

WAT IS EEN WERKWIJZER?<br />

Werkwijzers bevatten een instructie voor de leerling om zelfstandig te werken, in actieve<br />

samenwerking met zijn docent en/of klasgenoten. Met een werkwijzer kan de leerling zelf aan<br />

de slag, zonder volledig of voortdurend van de docent afhankelijk te zijn.<br />

Een werkwijzer geeft in leerlin<strong>gt</strong>aal antwoord op zeven vragen:<br />

Volledige instructie Voorbeeld<br />

1 Welke opdracht ga ik precies doen? Nieuw Nederlands, p. 103-106, opdr. 1 t/m 5<br />

2 Wat heb ik nodig voor deze opdracht? woordenboek<br />

3 Met wie werk ik samen? zelf kiezen: alleen, in 2-tallen of in 3-tallen<br />

4 Waar kan ik terecht als ik hulp nodig heb? eerst een klasgenoot, daarna pas je docent<br />

5 Hoeveel tijd heb ik voor de opdracht? 3 uur<br />

6 Hoe wordt de opdracht nagekeken of beoordeeld? nakijken met antwoordenboek<br />

7 Wat ga ik doen als ik eerder klaar ben? maak de D-toets of kies Meer oefenen<br />

Een werkwijzer is een middel om actief en zelfstandig leren te bevorderen. Echter, een<br />

dichtgetimmerde werkwijzer, waarin de route en de tijd volledig zijn vastgelegd, werkt<br />

contraproductief en leidt dus vaak niet tot actief en zelfstandig leren.<br />

Een voorwaarde voor het werken met een werkwijzer is het werken met uitgestelde aandacht.<br />

Zie ook het trefwoord uitgestelde aandacht.<br />

WAAROM EEN WERKWIJZER?<br />

Belangrijke argumenten voor het gebruiken van een werkwijzer zijn:<br />

1 bevorderen van actief en zelfstandig leren<br />

2 keuzevrijheid bieden aan leerlingen voor bijvoorbeeld extra stof, verdieping of het werken<br />

aan een ander vak<br />

3 meer ruimte voor docent om andere rollen uit te voeren, bijvoorbeeld begeleiding<br />

WERKWIJZERS IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands bevat een jaarplanner van de leerstof. Deze globale werkwijzer bevat de<br />

volgende aspecten:<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

Schooljaar: Periode: Klas(sen): Docent:<br />

Week Les Activiteiten Afronding<br />

1 Introductie Hoofdstuk 4 thema ‘Gezond’ met behulp van het<br />

gedicht ‘Recepten’<br />

Lezen: opdracht 1, theorie, opdracht 2


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 59<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

2 … …<br />

De jaarplanning kan vorm krijgen in verschillende werkwijzers. Wij noemen vier voorbeelden.<br />

WERKWIJZER 1: een werkwijzer per vak, per vakonderdeel en voor zelfstandige planning<br />

Naam: Klas: Vak: Hoofdstuk: Startdatum:<br />

Onderdeel Individueel Groepswerk Aantal uren Klaar op?<br />

Lezen<br />

Spreken/kijken/luisteren<br />

…<br />

Test<br />

WERKWIJZER 2:een werkwijzer voor één vak, per les met leeractiviteiten<br />

Naam: Vak: Niveau:<br />

Klas: Hoofdstuk:<br />

Les:<br />

0 Lezen<br />

0 Maken<br />

0 Nakijken<br />

0 Leren<br />

0 Praktisch werken<br />

0 Werkuur<br />

0 Toetsen


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 60<br />

WERKWIJZER 3: een globale werkwijzer voor alle vakken, per week met leeractiviteiten<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

Naam: Klas: Week: Mentor:<br />

Nederlands<br />

Engels<br />

…<br />

LEZEN LEREN MAKEN DOEN TOETS<br />

WERKWIJZER 4: een werkwijzer voor één vak, per les, met groeperingsvormen en<br />

leeractiviteiten<br />

Naam: Klas: Vak: Docent:<br />

Les Datum Lesstof Mak. Nakijk. Ler. Extra stof Mak. Nakijk. Ler.<br />

1 Klassikaal<br />

Zelf<br />

2<br />

ZIE OOK<br />

actief leren – jaarplanning in Nieuw Nederlands – lokaalinrichting – uitgestelde aandacht –<br />

zelfstandig leren<br />

WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM<br />

WAT IS WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM?<br />

De expertwerkvorm is een van de meest gebruikte activerende werkvormen. Leerlingen<br />

worden expert in bepaalde leerstofonderdelen en door medeleerlingen als expert<br />

aangesproken. Zij moeten zich de kennis zodanig eigen maken dat ze het kunnen overdragen<br />

op medeleerlingen. De werkvorm is bedoeld om leerlingen in een actieve rol zelf<br />

verantwoordelijk te maken voor hun leerproces en voor het eindresultaat daarvan. Ook kan de<br />

werkvorm de leerling extra motiveren.<br />

WAAROM WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM?<br />

De spelling van werkwoorden blijkt een moeizaam aan te leren onderdeel van het Nederlands.<br />

Een van de verklaringen voor een slechte werkwoordspelling is dat de uitleg per schooltype<br />

(primair en voortgezet onderwijs) en per docent in het voortgezet onderwijs verschilt. Hierdoor<br />

gebruiken leerlingen verschillende spellingregels door elkaar heen, waardoor<br />

interferentiefouten worden gemaakt. De expertwerkvorm kan dit patroon doorbreken doordat<br />

leerlingen zichzelf de uitleg gaan eigen maken en een uitleg kiezen die bij hun leerstijl<br />

aansluit.<br />

WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Leerlingen gaan op zoek naar de spellingregels van de tegenwoordige, verleden, voltooide of<br />

andere tijd. Zij worden daarin met behulp van Nieuw Nederlands zelf deskundig, maken zelf<br />

oefenopdrachten, en geven aan andere leerlingen uitleg.<br />

Voorbereiding door docent<br />

• Maak eilanden van drie of vier tafels.<br />

• Leg op iedere tafel een lijntjespapier, kladpapier en een stevige geelgekleurde kaart met<br />

op de voorkant de tekst Jokerkaart voor de …(naam werkwoordstijd)<br />

• Laat iedere leerling Nieuw Nederlands meenemen waarin de werkwoordsspelling is<br />

uitgelegd.<br />

Organisatie


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 61<br />

1 Deel de groepen van drie of vier leerlingen zo willekeurig mogelijk in. Zet de leerlingen<br />

bijvoorbeeld op volgorde van huisnummer en verdeel ze daarna in groepen van drie of vier<br />

leerlingen.<br />

2 (individueel in stilte) Schrijf de spellingregel op die bij jouw werkwoordstijd hoort.<br />

3 (delen) Overleg en kom met elkaar tot de beste formulering van de spellingregel. Noteer de<br />

regel op de jokerkaart. Zet op de voorkant de werkwoordtijd: tegenwoordige tijd / verleden tijd /<br />

voltooide tijd / …<br />

4 (individueel in stilte) Noteer drie zinnen die een andere leerling straks moet kunnen maken.<br />

Jij moet zelf het goede antwoord weten.<br />

5 (delen) Lees je zinnen voor. Kies als groep samen vijf zinnen uit. Schrijf deze zinnen zo<br />

netjes mogelijk op een lijntjespapier.<br />

6 (ruilen) Geef het papier met de zinnen aan een groep die een andere werkwoordstijd heeft.<br />

7 (individueel in stilte) Maak de vijf zinnen.<br />

8 (delen) Lees je antwoorden voor. Als jullie een antwoord echt niet weten, mag je de<br />

jokerkaart met de regel gaan halen.<br />

Kies als groep uit al jullie antwoorden het goede. Schrijf deze antwoorden zo netjes mogelijk<br />

op een nieuw lijntjespapier. Zet je groepsnummer erbij.<br />

9 (ruilen) Geef het vragenblad en het antwoordblad terug aan de groep waarmee je geruild<br />

hebt.<br />

10 (nakijken en tips geven) Kijk de gemaakte zinnen samen na. Iedere leerling doet om de<br />

beurt een zin. Verbeter de fouten en schrijf erbij waarom het antwoord fout was. Geef daarna<br />

het blad terug aan de groep die de antwoorden heeft gemaakt.<br />

ZIE OOK<br />

activerende werkvormen – samenwerkend leren<br />

WOORDENSCHATVERWERVING<br />

WAT IS WOORDENSCHATVERWERVING?<br />

Woordenschatverwerving is de gerichte uitbreiding van de woordenschat van leerlingen. Door<br />

gebruik te maken van verschillende onthoudtechnieken, maken leerlingen zich het gebruik van<br />

een nieuw woord eigen. In de taallessen worden de nieuwe woorden in een zinvolle context<br />

aangeboden, en wordt de juiste betekenis achterhaald. Vervolgens keren nieuwe woorden in<br />

verschillende contexten terug, bij voorkeur zowel receptief (lezen en luisteren), als productief<br />

(schrijven en spreken).<br />

Op de website www.metwoordenindeweer.com van Marianne Verhallen en Dirkje van den<br />

Nulft is meer informatie te vinden over een aanpak voor woordenschatonderwijs.<br />

WAAROM WOORDENSCHATVERWERVING?<br />

Belangrijke argumenten voor woordenschatverwerving zijn:<br />

1 een goede woordenschat is een vereiste voor goede leesvaardigheid<br />

2 bij andere vakken op school komen leerling voortdurend in aanraking met nieuwe woorden<br />

3 nieuwe woorden leren kennen heeft geen zin als deze woorden vervolgens niet duurzaam<br />

worden verankerd in het geheugen van de leerling<br />

4 woordenschatuitbreiding is een apart kerndoel in de onderbouw<br />

NIEUW NEDERLANDS EN WOORDENSCHATVERWERVING<br />

Nieuw Nederlands besteedt bij het onderdeel Taal en woordenschat met ingang van deel 2<br />

aandacht aan verschillende technieken om woordenschat te verwerven en te verankeren,<br />

bijvoorbeeld:<br />

• een woordweb maken<br />

• een kapstok maken<br />

• woordkaarten maken<br />

• beelden bedenken<br />

• ezelsbruggetjes<br />

• ‘stampen’<br />

ZIE OOK<br />

woordraadstrategieën<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 62<br />

WOORDRAADSTRATEGIEËN<br />

WAT ZIJN WOORDRAADSTRATEGIEËN?<br />

Woordraadstrategieën helpen leerlingen om de context van de tekst te gebruiken om de<br />

betekenis van het nog onbekende woord te ontdekken. Leerlingen passen een<br />

woordraadstrategie toe nadat ze eerst hebben bepaald of het woord belangrijk is in de tekst<br />

(bijvoorbeeld als het woord vaak terugkeert). Als dat het geval is, helpen<br />

woordraadstrategieën de leerlingen om de betekenis van het onbekende woord zelfstandig te<br />

achterhalen. In het uiterste geval raadplee<strong>gt</strong> de leerling het woordenboek.<br />

WAAROM WOORDRAADSTRATEGIEËN?<br />

Enkele argumenten voor het aanleren van woordraadstrategieën zijn:<br />

1 versterking van leesvaardigheid: door woordraadstrategieën toe te passen ontdekt de<br />

leerling verbanden in een tekst en geeft hij het lezen van een tekst minder snel op bij het<br />

eerste moeilijke woord<br />

2 efficiëntie: het toepassen van woordraadstrategieën gaat sneller dan het opzoeken van<br />

onbekende woorden in het woordenboek<br />

3 effectiviteit: woordraadstrategieën vergroten de kans dat de leerling de juiste betekenis van<br />

een woord achterhaalt doordat hij de context gebruikt<br />

NIEUW NEDERLANDS EN WOORDRAADSTRATEGIEËN<br />

Nieuw Nederlands besteedt bij het onderdeel Taal en woordenschat aandacht aan zes<br />

woordraadstrategieën:<br />

• afbeelding(en) bij de tekst bekijken<br />

• synoniem(en) in de tekst zoeken<br />

• omschrijving(en) in de tekst zoeken<br />

• voorbeeld(en) in de tekst zoeken<br />

• bekend deel of bekende delen van het woord gebruiken<br />

• tegenstelling(en) in de tekst zoeken<br />

Deze strategieën past de leerling toe nadat hij bepaald heeft of kennis van de woordbetekenis<br />

relevant is om de tekst te begrijpen. Als de woordraadstrategie niet tot het achterhalen van de<br />

juiste betekenis leidt, gebruikt de leerling het woordenboek. Het gebruik van het woordenboek<br />

wordt in de delen 1 geoefend.<br />

ZIE OOK<br />

woordenschatverwerving<br />

ZELF LESSEN MAKEN<br />

WAT IS EEN GOEDE LES?<br />

Een belangrijk element van een goede les is dat de leerling intrinsiek gemotiveerd raakt. Met<br />

een sterke, eigen motivatie leert een leerling het beste en het snelste. Deze motivatie kan op<br />

verschillende manieren uitgelokt worden, maar vooral door een les zo echt mogelijk te maken.<br />

Bijvoorbeeld:<br />

• echte vrijheid bij het kiezen van het (deel)onderwerp<br />

• een echt probleem staat centraal<br />

• gebruik van echte bronnen, van naslagwerk tot internet, van eigen kennis tot interviews<br />

met deskundigen<br />

• maken van een echt product, bijvoorbeeld een folder, ingezonden brief, een<br />

forumbijdrage of een videoclip<br />

• echt publiek, bijvoorbeeld klasgenoten, lezers van de (school)krant of leden van de<br />

sportclub<br />

WAAROM ZELF LESSEN MAKEN?<br />

Belangrijke argumenten om zelf lessen te maken zijn:<br />

1 inspelen op specifieke interesses of wensen van leerlingen<br />

2 het hier en nu een grotere plaats geven in de lessen<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 63<br />

LESSEN MAKEN BIJ OF VOOR NIEUW NEDERLANDS<br />

<strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv is altijd geïnteresseerd in auteurs voor Nieuw Nederlands. Wilt u<br />

auteur worden van de methode Nieuw Nederlands? Neem dan contact op met <strong>Noordhoff</strong><br />

<strong>Uitgevers</strong> bv via www.nieuwnederlands.noordhoff.nl.<br />

ZIE OOK<br />

actualiteit in de taalles – keuzevrijheid – leerlingen in de onderbouw<br />

ZELFBEOORDELING<br />

WAT IS ZELFBEOORDELING?<br />

Bij zelfbeoordeling beoordelen leerlingen hun eigen werk. Zelfbeoordeling heeft als voordeel<br />

dat leerlingen kritischer stilstaan bij eigen werk en zich meer bewust worden van hun sterke<br />

en zwakke punten. Een ander voordeel is dat de werklast van de docent verminderd wordt.<br />

Voorwaarde bij zelfbeoordeling is dat er een evaluatief gesprek plaatsvindt, hetzij tussen<br />

docent en leerling, hetzij tussen leerlingen onderling.<br />

WAAROM ZELFBEOORDELING?<br />

Belangrijke argumenten voor zelfbeoordeling zijn:<br />

1 zelfstandig leren: verantwoordelijkheid nemen voor het leren door de leerling zelf<br />

2 leereffect vergroten<br />

3 tijdbesparing voor de docent<br />

ZELFBEOORDELING IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands biedt op verschillende manieren de mogelijkheid tot zelfbeoordeling.<br />

Bijvoorbeeld:<br />

• de cursus: bij gesloten opdrachten in de cursussen kan zelfbeoordeling plaatsvinden<br />

met behulp van het antwoordenboek van Nieuw Nederlands; ook bij de deeltoetsen en<br />

hoofdstuktoetsen bestaat de mogelijkheid dat leerlingen zichzelf of elkaar beoordelen, al<br />

dan niet met een cijfer<br />

• de taken: bij open opdrachten, zoals de taken, beoordelen leerlingen zichzelf en/of<br />

elkaar door elkaar de eindproducten te laten zien en de eindproducten te bekijken en te<br />

bespreken<br />

• de projecten: bij de projecten zijn criteria beschikbaar waarbij leerlingen per criterium<br />

zichzelf of elkaar punten kunnen toekennen<br />

• beoordelen groepswerk: in diverse opdrachten werken leerlingen samen; ook<br />

groepswerk kan door leerlingen zelf beoordeeld worden; een groep van vier leerlingen<br />

krij<strong>gt</strong> bijvoorbeeld 28 punten die ze over hun vieren moeten verdelen, afhankelijk van<br />

ieders bijdrage.<br />

ZIE OOK<br />

beoordelen – digitale proefwerken – groepswerk – samenwerkend leren – toetsen<br />

ZELFSTANDIG LEREN<br />

WAT IS ZELFSTANDIG LEREN?<br />

De zelfstandigheid van leerlingen op school kan in vier fasen toenemen:<br />

Fase 1: zelf werken<br />

Fase 2: zelfstandig werken<br />

Fase 3: zelfstandig leren<br />

Fase 4: zelfverantwoordelijk leren<br />

Bij iedere fase neemt de verantwoordelijkheid van de leerling voor de inhoud en de aanpak<br />

toe. Het leren verschuift met andere woorden van meer docentgestuurd naar meer<br />

leerlinggestuurd.<br />

Zelfstandig leren is de derde van de vier fasen. Bij zelfstandig leren nemen de leerlingen zelf<br />

beslissingen over het wat en het hoe van het leren binnen door de docent gestelde kaders. Er<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 64<br />

is sprake van een gedeelde sturing van docent en leerling. De beslissingen kunnen betrekking<br />

hebben op zeven kenmerken van het leren:<br />

• vaststelling leerdoel<br />

• omvang en openheid van de opdracht<br />

• gerichtheid op inhoud (cognitie) of proces (metacognitie)<br />

• de rol van de docent<br />

• de rol van de leerling<br />

• feedback op leerinhoud en/of proces<br />

• reflectie<br />

WAAROM ZELFSTANDIG LEREN?<br />

Belangrijke argumenten voor zelfstandig leren zijn:<br />

1 hoger leerrendement<br />

2 eisen van een snel veranderende samenleving<br />

3 voorbereiden op vervolgonderwijs<br />

4 afwisselender rol docent<br />

ZELFSTANDIG LEREN IN NIEUW NEDERLANDS<br />

Nieuw Nederlands is zowel geschikt voor zelf werken, zelfstandig werken, zelfstandig leren als<br />

zelfverantwoordelijk leren.<br />

Met behulp van de jaarplanner kunnen werkwijzers worden samengesteld die inspelen op een<br />

van deze vier varianten.<br />

ZIE OOK<br />

actief leren – het nieuwe leren – samenwerkend leren – sociaal-communicatieve<br />

vaardigheden – werkwijzer – uitgestelde aandacht<br />

ZELFVERANTWOORDELIJK LEREN<br />

Zie: zelfstandig leren<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 65<br />

6 ACHTERGRONDLITERATUUR<br />

LESMETHODES EN ANDERE LEERMIDDELEN<br />

• Tekst in zicht. Extra training in leesvaardigheid voor onderbouw <strong>vmbo</strong>, havo en vwo. Wolters-<br />

<strong>Noordhoff</strong>, Groningen.<br />

• Basistrainer. Ondersteuning examen beroepsgerichte leerweg voor lwoo-leerlingen. Wolters-<br />

<strong>Noordhoff</strong>, Groningen.<br />

• Taal op school. Voor neven- en onderinstromende allochtone leerlingen in het vo. Wolters-<br />

<strong>Noordhoff</strong>, Groningen.<br />

• Wolters’ Literatuur in je Pocket. Wolters-<strong>Noordhoff</strong>, Groningen, 2005.<br />

• Wolters’ Nederlands in je Pocket. Wolters-<strong>Noordhoff</strong>, Groningen, 2005.<br />

• ‘Wolters’ Spellingboekje voor scholieren. Wolters-<strong>Noordhoff</strong>, Groningen 2005 (nieuwe spelling).<br />

VAKLITERATUUR<br />

• Bonset, Helge, Martien de Boer & Tiddo Ekens. Nederlands in de onderbouw. Uitgeverij<br />

Coutinho, Bussum 2005.<br />

• Ebbens, S. & Ettekoven, S. Actief leren, bevorderen van verantwoordelijkheid van leerlingen voor<br />

hun eigen leerproces. Wolters-<strong>Noordhoff</strong>, Groningen, 2000.<br />

• Ebbens, S. & Ettekoven, S. & van Rooijen, J. Samenwerkend leren, praktijkboek. Wolters-<br />

<strong>Noordhoff</strong>, Groningen, 1997.<br />

• Ebbens, S. & Ettekoven, S. & van Rooijen, J. (1996). Effectief leren in de les, basisvaardigheden<br />

voor docenten. Wolters-<strong>Noordhoff</strong>, Groningen.<br />

• Ettekoven, S. en ALL-project, Gereedschap voor het werk, circa 100 werkvormen, strategietjes,<br />

voorbeelden en tips, 3 e versie, APS, Utrecht.<br />

• Fogarty, R., Hersenwerk, APS, Utrecht, 1999.<br />

• Hajer, Maaike & Theun Meestringa. Handboek taalgericht vakonderwijs. Uitgeverij Coutinho,<br />

Bussum, 2004.<br />

• Hoogeveen, P. & Winkels, J., Het didactisch werkvormenboek, variatie en differentiatie in de<br />

praktijk, Van Gorcum, Assen, 1996.<br />

• Nulft, van de, Dirkje & Marianne Verhallen, Met woorden in de weer, Uitgeverij Coutinho, Bussum<br />

2002.<br />

• Projectgroep Nederlands V.O., Nederlands in de tweede fase, een praktische didactiek,<br />

Uitgeverij Coutinho, Bussum, 2002.<br />

• Samen aan de slag: klein praktijkboek voor actief en zelfstandig leren. PMVO, Den Haag, 1999.<br />

• Stevens, L., Beekers, P., Evers, M., Wentzel, M., van Werkhoven, W., Zin in school. CPS, 2004<br />

• Teitler, P.I., Leren in veiligheid, klassenmanagement en probleemgedrag, Agiel, 2004<br />

• Energize!, groepsactiviteiten voor groot en klein, Quest International, 1999<br />

TIJDSCHRIFTEN<br />

• Levende Talen<br />

• Onze Taal<br />

• Onderbouw Magazine<br />

NEDERLANDS OP INTERNET<br />

http://didactobank.kennisnet.nl<br />

www.aps.nl<br />

www.codenamefuture.nl<br />

www.cps.nl<br />

www.digischool.nl<br />

www.eindexamen.nl<br />

www.eindexamentraining.nl<br />

www.kennisnet.nl<br />

www.kidon.com<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />

www.kpc.nl<br />

www.levendetalen.nl<br />

www.literatuurgeschiedenis.nl<br />

www.minocw.nl<br />

www.nieuwnederlands.noordhoff.nl<br />

www.onderbouw-vo.nl<br />

www.taalunie.org<br />

www.onzetaal.nl<br />

www.scholieren.com<br />

www.schoolsupport.nl<br />

www.schrijversnet.nl<br />

www.taallessen.nl<br />

www.talenquest.nl<br />

www.davindi.nl<br />

www.tumult.nl<br />

www.uittreksels.com<br />

www.vandale.nl


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 66<br />

7 OVERZICHT LEERSTOF VMBO-GT 3<br />

Lezen<br />

Hoofdstuk 1<br />

Hoofdzaken en bijzaken<br />

In een tekst is niet alles even belangrijk. Belangrijke dingen noem je hoofdzaken. In een tekst<br />

staan de hoofdzaken meestal in de eerste en laatste alinea. In een alinea staan hoofdzaken<br />

vaak in de eerste of laatste zin.<br />

Minder belangrijk zijn de bijzaken. Bijzaken zijn vaak voorbeelden, uitleg of toelichtingen bij de<br />

hoofdzaken. Als je kort wilt aangeven waarover een tekst gaat, vertel je alleen de hoofdzaken.<br />

De bijzaken laat je weg.<br />

Zo vind je hoofdzaken:<br />

Lees de eerste en laatste alinea. Waar gaat deze tekst over? Dit is het onderwerp van de tekst.<br />

• Wat wordt er over het onderwerp gezegd? Dit is de hoofdgedachte.<br />

• Lees de eerste en laatste zin van de andere alinea’s. Wat zijn de deelonderwerpen?<br />

• Lees de tekst precies.<br />

• Onderstreep van ieder deelonderwerp het belangrijkste wat erover gezegd wordt. Dit<br />

staat meestal in de eerste of laatste zin van de alinea.<br />

Hoofdstuk 2<br />

Verbanden in een tekst<br />

Zinnen en alinea’s van een tekst hebben met elkaar te maken. Ze houden verband met elkaar.<br />

Je ziet vaak aan signaalwoorden met wat voor verband je te maken hebt.<br />

Er zijn verschillende soorten verbanden: opsomming, voorbeeld, oorzaak-gevolg, tijd,<br />

voorwaarde, reden, tegenstelling en doel-middel.<br />

Zo vind je een reden:<br />

• De signaalwoorden omdat, want, namelijk of daarom geven een reden aan.<br />

Bijvoorbeeld: Omdat het zo mistig was, is Jeroen thuisgebleven.<br />

Reden: omdat het zo mistig was<br />

• Bij een reden heb je een keuze: Jeroen heeft er zelf voor gekozen thuis te blijven. Bij<br />

een oorzaak heb je geen keuze. In de zin Doordat het zo mistig was, is Jeroen in de<br />

sloot gereden is Jeroen de sloot ingereden zonder dat hij er wat aan kon doen.<br />

Zo vind je een tegenstelling:<br />

• De signaalwoorden maar, toch, echter of desondanks geven een tegenstelling aan.<br />

Bijvoorbeeld: Marvin kan niet zo goed voetballen, maar hij is wel topscorer.<br />

Tegenstelling: niet goed kunnen voetballen ↔ topscorer zijn.<br />

Zo vind je een doel en middel:<br />

• De signaalwoorden om te of zodat geven een doel-middel aan.<br />

Bijvoorbeeld: Om te kunnen winnen moet je doorzettingsvermogen hebben.<br />

Doel: winnen; middel: doorzettingsvermogen.<br />

Hoofdstuk 3<br />

Tekstdoelen<br />

Elke schrijver wil met zijn tekst iets bereiken: hij heeft een doel met zijn tekst. Er zijn<br />

verschillende tekstdoelen: amuseren, informeren, instrueren, overtuigen en overhalen.<br />

Een tekst kan meer dan één doel hebben, maar er is altijd één hoofddoel. Zo kan een<br />

ingezonden brief je amuseren, maar het hoofddoel is overtuigen.<br />

Een advertorial is een advertentie die eruit ziet als een artikel. Het hoofddoel van een<br />

advertorial is overhalen. Het blijft immers een advertentie.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 67<br />

Bij infotainment probeert men op een grappige manier informatie op een groot publiek over te<br />

brengen. Het hoofddoel van infotainment is informeren.<br />

Zo vind je het hoofddoel:<br />

Er zijn twee manieren om het hoofddoel te vinden.<br />

• Wat is de tekstsoort? De tekstsoort bepaalt het hoofddoel.<br />

• Wat is de belangrijkste reden waarom de schrijver de tekst geschreven heeft? Dat is het<br />

hoofddoel van de tekst.<br />

Hoofdstuk 4<br />

Samenvatten<br />

Als je een tekst moet onthouden of later nog wilt gebruiken, is het handig de tekst samen te<br />

vatten. In een samenvatting schrijf je alleen de hoofdzaken op van de tekst. De bijzaken laat je<br />

weg.<br />

Zo vat je een tekst samen:<br />

• Lees de tekst oriënterend. Schrijf het onderwerp op.<br />

• Lees de tekst globaal. Schrijf de hoofdgedachte op.<br />

• Lees de tekst intensief. Noteer de deelonderwerpen. Schrijf het belangrijkste van elk<br />

deelonderwerp op.<br />

• Schrijf de samenvatting uit. Noteer de titel en de schrijver van de tekst. Maak een<br />

goedlopend verhaal van de hoofdgedachte en het belangrijkste wat over elk<br />

deelonderwerp wordt gezegd.<br />

Hoofdstuk 5<br />

Tegenargumenten<br />

Als een schrijver zijn mening in een tekst opschrijft, geeft hij ook altijd argumenten voor zijn<br />

mening. Vaak vertelt hij ook in zijn tekst waarom sommige mensen het niet met hem eens zijn.<br />

Argumenten tegen zijn mening noem je tegenargumenten. Een schrijver le<strong>gt</strong> vervolgens uit<br />

waarom die tegenargumenten niet juist zijn. Zo probeert hij nog overtuigender over te komen.<br />

Bijvoorbeeld:<br />

Mening: Ik vind open dagen van ROC’s heel goed.<br />

Argument: Je kunt dan veel vragen stellen aan docenten van de verschillende opleidingen.<br />

Tegenargument: Nou, ik raak juist helemaal in de war van al die opleidingen.<br />

Zo vind je tegenargumenten:<br />

• Ga na wat de mening van de schrijver is.<br />

• Zoek de argumenten voor zijn mening.<br />

• Vertelt hij waarom anderen het niet met hem eens zijn? Dit zijn tegenargumenten.<br />

Hoofdstuk 6<br />

Tabellen, grafieken, diagrammen<br />

In een tekst kunnen tabellen, grafieken, staafdiagrammen en cirkeldiagrammen voorkomen.<br />

Hierin staat de informatie uit de tekst overzichtelijk bij elkaar. Je kunt daardoor snel zien wat in<br />

de tekst staat.<br />

Zo lees je tabellen, grafieken en diagrammen:<br />

• Kijk of de figuur een tabel, grafiek of diagram is.<br />

• Kijk bij een tabel naar de informatie boven de kolommen en voor de rijen. Door in de<br />

juiste kolom en rij te kijken kun je de informatie vinden waarnaar jij op zoek bent.<br />

• Kijk bij een grafiek en staafdiagram naar de informatie op de horizontale of verticale<br />

as. Zo kun je zien wat de lijn in de grafiek betekent of het staafje in het staafdiagram.<br />

• Zoek bij een cirkeldiagram wat de verschillende partjes betekenen. Zo kun je<br />

bijvoorbeeld zien welk partje het belangrijkste is.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 68<br />

Spreken/kijken/luisteren<br />

Hoofdstuk 1<br />

Precies luisteren en aantekeningen maken<br />

Bij precies luisteren luister je goed naar alles wat gezegd wordt. Je bent geconcentreerd en<br />

oplettend. Je luistert precies als informatie voor jou belangrijk of interessant is. Bijvoorbeeld: De<br />

schoonheidsspecialiste vertelt hoe je acne moet verzorgen.<br />

Als je de informatie later nodig hebt, moet je goede aantekeningen maken: een soort<br />

samenvatting van wat gezegd is. Dan vergeet je de belangrijkste dingen niet.<br />

Zo maak je aantekeningen:<br />

Luister precies en let op signaalwoorden.<br />

• Noteer het onderwerp (milieu).<br />

• Noteer de deelonderwerpen (afval scheiden, chemisch afval, energie besparen).<br />

• Noteer de belangrijkste informatie van ieder deelonderwerp.<br />

• Noteer voorbeelden als je iets niet begrijpt (chemisch afval: batterijen, verf)<br />

• Gebruik trefwoorden.<br />

• Schrijf netjes.<br />

Hoofdstuk 2<br />

Instructie<br />

In een instructie hoor je hoe je iets moet doen: welke handelingen je moet verrichten en in welke<br />

volgorde. Bijvoorbeeld: Je collega le<strong>gt</strong> uit hoe je een hogedrukspuit gebruikt; Een<br />

treinconducteur vertelt aan gestrande reizigers wat ze moeten doen. Het is belangrijk dat de<br />

spreker goed erop let of de luisteraars de instructie begrijpen. Als luisteraar moet je jezelf ook<br />

steeds afvragen of je de instructie begrijpt en kunt uitvoeren.<br />

Zo geef je een instructie:<br />

• Noem het onderwerp en het doel.<br />

• Gebruik doe-woorden en signaalwoorden.<br />

• Geef de informatie stap voor stap en in een logische volgorde. Gebruik eventueel een<br />

spiekbriefje.<br />

• Laat dingen zien (of gebruik lichaamstaal).<br />

• Controleer of je luisteraars je begrijpen.<br />

Zo luister je naar een instructie:<br />

• Luister precies.<br />

• Let op doe-woorden en signaalwoorden.<br />

• Let op wat de spreker laat zien.<br />

• Stel eventueel duidelijke, gerichte vragen.<br />

Hoofdstuk 3<br />

Doorvragen<br />

Bij een informatief gesprek gaat het erom dat je de informatie krij<strong>gt</strong> die je nodig hebt. Maar<br />

vaak is de informatie die je krij<strong>gt</strong> onduidelijk of onvolledig. Dan moet je doorvragen: extra<br />

vragen stellen totdat je alle informatie hebt.<br />

Bijvoorbeeld: Hoe kan deze merkspijkerbroek zo duur zijn? Antwoord: Omdat het van een<br />

bekend merk is. Doorvragen: Maar waarom is het dan zo duur? Antwoord: Omdat je meebetaalt<br />

aan de reclamecampagnes.<br />

Zo vraag je door<br />

• Bedenk wat je wilt weten.<br />

• Stel je vraag.<br />

• Vraag door als je onduidelijke of onvolledige informatie krij<strong>gt</strong>. Vraag om een herhaling,<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 69<br />

een voorbeeld of meer uitleg.<br />

• Controleer of je alles weet wat je wilde weten. Zo nee, vraag door op een andere<br />

manier.<br />

• Controleer nog een keer of je alle benodigde informatie hebt.<br />

• Vraag net zo lang door totdat je alles weet wat je wilde weten. Blijf beleefd.<br />

Hoofdstuk 4<br />

Verslag doen<br />

In een verslag vertel je over wat je hebt meegemaakt of gezien. Een verslag kan bijvoorbeeld<br />

gaan over: je stage-ervaringen, een onderzoek op school, een excursie of een vergadering op je<br />

werk. Je doet verslag van iets waarvan jij veel weet en je luisteraar(s) niet. Je verslag kan<br />

zakelijk zijn (over een biologieproef) of persoonlijk (over de nieuwe James Bond film).<br />

Zo bereid je een verslag voor:<br />

• Maak aantekeningen.<br />

• Deel je verslag in, met een inleiding, een middenstuk en een slot.<br />

Zo doe je verslag:<br />

• Noem het onderwerp<br />

• Vertel de informatie in een logische volgorde..<br />

• Laat dingen zien om je verslag interessant te maken.<br />

• Let op of iedereen je begrijpt.<br />

• Beantwoord eventuele vragen.<br />

Hoofdstuk 5<br />

Oriënteringsgesprek<br />

Weet jij al welke vervolgopleiding je wilt volgen? Om je te oriënteren op de mogelijkheden ga je<br />

op oriënteringsgesprek. Bijvoorbeeld bij je decaan of bij informatiestandjes op een<br />

voorlichtingsbeurs. Het doel van een oriënteringsgesprek is ontdekken welke vervolgopleiding<br />

het beste bij jou past. Je hebt voor de meeste gesprekken maar één kans, dus grijp die kans!<br />

Zo bereid je een oriënteringsgesprek voor:<br />

• Zoek uit waar en wanneer er open dagen zijn.<br />

• Maak een afspraak met je decaan, een studiecoördinator of student.<br />

• Schrijf je belangrijkste vragen op een briefje. Bijvoorbeeld: Hoe ziet de opleiding eruit?<br />

Aan welke voorwaarden moet je voldoen?<br />

Zo voer je een oriënteringsgesprek:<br />

• Stel jezelf voor.<br />

• Leg uit waarom je om informatie vraa<strong>gt</strong>.<br />

• Stel zelf je vragen. Luister niet alleen naar wat andere scholieren of je ouders vragen.<br />

• Bedenk of je alles weet wat je wilde weten.<br />

• Vraag door als je dat nodig vindt.<br />

• Vraag naar informatiefolders.<br />

• Bedank na afloop voor het gesprek.<br />

Hoofdstuk 6<br />

Jezelf presenteren<br />

Hoe jij op anderen overkomt, li<strong>gt</strong> aan de manier waarop je jezelf presenteert. Je presenteert<br />

jezelf door wat je ze<strong>gt</strong> en doet, en hoe je iets ze<strong>gt</strong> en doet. Ook met kleding en uiterlijke<br />

verzorging presenteer je jezelf. Als je goed overkomt, bereik je sneller wat je wilt. Je krij<strong>gt</strong><br />

bijvoorbeeld alle informatie die je nodig hebt tijdens een telefoongesprek of oriënteringsgesprek,<br />

of je krij<strong>gt</strong> tijdens je sollicitatiegesprek de bijbaan die je zo graag wilt.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 70<br />

Zo presenteer je jezelf:<br />

• Stel jezelf voor.<br />

• Spreek rustig en beleefd.<br />

• Kijk de ander aan.<br />

• Toon je interesse. Stel vragen en vraag eventueel door.<br />

• Laat zien dat je gemotiveerd bent.<br />

• Zie er verzorgd uit.<br />

• Wees jezelf.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 71<br />

Schrijven<br />

Hoofdstuk 1<br />

Extra informatie geven<br />

Op een formulier geef je informatie over jezelf, maar soms moet je extra informatie geven. Die<br />

extra informatie vul je in bij ‘Opmerking(en)’ of ‘Toelichting’. Daar kun je in het kort iets uitleggen<br />

en beschrijven.<br />

Zo schrijf je een toelichting:<br />

• Schrijf je toelichting eerst in het klad.<br />

• Beantwoord de W-vragen en de H-vraag die je nog niet op het formulier hebt<br />

beantwoord.<br />

• Geef alleen je eigen mening als daarom gevraagd wordt.<br />

• Schrijf kort en bondig in volledige zinnen.<br />

• Typ of schrijf je toelichting. Gebruik bij een geschreven toelichting blokletters.<br />

Nauwkeurig invullen<br />

Met een formulier kan een bedrijf, school of andere instelling gemakkelijk en snel jouw<br />

informatie verwerken. Het is dus belangrijk dat je een formulier nauwkeurig invult.<br />

Zo vul je een formulier nauwkeurig in:<br />

• Lees het formulier eerst precies door.<br />

• Let ook op hoe je het formulier moet invullen. Moet je ergens iets aankruisen,<br />

doorstrepen en omcirkelen?<br />

• Vul het formulier in met blokletters.<br />

• Moet je de letters en cijfers in hokjes zetten? Gebruik dan één hokje voor een letter,<br />

cijfer, spatie of leesteken.<br />

• Controleer je ingevulde formulier voordat je het opstuurt.<br />

Hoofdstuk 2<br />

Een instructie schrijven<br />

Je schrijft een instructie als je iemand stap voor stap iets wilt uitleggen. Een instructie schrijf je<br />

bijvoorbeeld om een ander uit te leggen hoe je een autoband verwisselt. Of welke route je moet<br />

nemen om bij de Gamma te komen.<br />

Zo schrijf je een instructie:<br />

• Geef de instructie een titel.<br />

• Leg stap voor stap uit wat de ander moet doen.<br />

• Begin elke stap met een doe-woord: Pak ..., Neem ..., Gebruik ...<br />

• Zet de stappen in de goede volgorde.<br />

• Schrijf iedere stap op een nieuwe regel.<br />

• Geef iedere stap een nummer, een dot (●) of een pijl.<br />

• Onderstreep belangrijke woorden of maak ze vet.<br />

Controleren en verbeteren<br />

Wie schrijft maakt fouten. Dat is niet erg, want na het schrijven controleer en verbeter je je tekst.<br />

Zo wordt je tekst zo goed mogelijk. Je kunt je tekst ook laten controleren door een ander. Vaak<br />

ziet hij of zij fouten waar jij overheen leest.<br />

Zo controleer en verbeter je een tekst:<br />

Let op:<br />

• handschrift of lettertype. Zorg voor een goed leesbare tekst.<br />

• alinea-indeling. Staan de alinea’s in een logische volgorde? Gaat elke alinea over één<br />

deelonderwerp? Maak bijvoorbeeld van één alinea twee of meer alinea’s.<br />

• taal- en spelfouten. Gebruik eerst de spelling- en grammaticacontrole (F7). Bekijk<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 72<br />

daarna zelf de tekst. Moeten woorden toch los of aan elkaar? Kloppen hoofdletters,<br />

leestekens en spaties? Verbeter je fouten.<br />

• spreektaal. Verander woorden als ‘m’n doekoe’ in ‘mijn geld’.<br />

• SMS-taal. Verander bijvoorbeeld ‘hy w8’ in ‘hij wacht’.<br />

Hoofdstuk 3<br />

Klagen per e-mail<br />

Je bent ergens niet tevreden over en je wilt dat daar iets aan gebeurt. Je kunt dan met een email<br />

klagen bij het bedrijf of de instelling. Je probeert dan de ander over te halen iets aan je<br />

klacht te doen. Hoe boos je ook bent, je blijft beleefd. Dan is de kans het grootst dat je je doel<br />

bereikt.<br />

Zo schrijf je een klacht per e-mail:<br />

Zoek het e-mailadres van het bedrijf of instelling op hun internetsite.<br />

• Zet in de onderwerpregel duidelijk waar je e-mail over gaat. Bijvoorbeeld: Bezorging<br />

Voetbal International<br />

• Gebruik een zakelijke aanhef en groet.<br />

• Leg in het begin precies uit wat er gebeurd is. Maak de feiten duidelijk.<br />

• Leg in het middenstuk uit welke afspraken, regels of bepalingen niet (of onvoldoende)<br />

zijn nagekomen. Verwijs daarbij naar fatsoensregels (‘Zo hoor je een klant niet te<br />

behandelen.’), mondelinge afspraken, een contract, garantiebepalingen of<br />

leveringsvoorwaarden.<br />

• Leg in het slot uit wat je van de ontvanger verwacht. In sommige situaties kun je een<br />

schadevergoeding eisen of een vervangend product.<br />

• Zet onderaan de e-mail je naam, adres en telefoonnummer.<br />

De juiste toon<br />

De ontvanger van je klacht per e-mail is meestal een medewerker van de afdeling<br />

klantenservice. Jouw probleem is niet haar of zijn schuld, maar je moet de medewerker wel<br />

overhalen je te helpen. Het is daarom belangrijk om de juiste toon te gebruiken. Dan is de kans<br />

groter dat je je doel bereikt.<br />

Zo gebruik je de juiste toon:<br />

• Spreek de ander aan met ‘u’.<br />

• Leg je probleem zakelijk en correct uit.<br />

• Stel redelijke eisen.<br />

• Gebruik schrijftaal.<br />

Hoofdstuk 4<br />

Werkstuk<br />

Voor verschillende schoolvakken moet je wel eens een werkstuk maken. Ook kies je een<br />

sector. Daarvoor maak je een sectorwerkstuk.<br />

Je verdeelt een werkstuk in inleiding, middenstuk en slot. In het middenstuk belicht je per<br />

hoofdstuk zoveel mogelijk kanten van je onderwerp. Met een goed werkstuk laat je zien dat je<br />

zelf (grote hoeveelheden) informatie kunt vinden, ordenen en verwerken tot iets dat van jezelf is.<br />

Zo maak je een werkstuk:<br />

• Kies een onderwerp dat je interesseert.<br />

• Bedenk vragen die je in je werkstuk wilt beantwoorden.<br />

• Verzamel bronnen (boeken, tijdschriften, internetpagina’s). Je kunt ook informatie aanvragen<br />

bij organisaties of deskundigen interviewen.<br />

• Bewaar de informatiebronnen in een map. Markeer in de teksten de antwoorden op je<br />

vragen.<br />

• Bedenk welke hoofdstukken je gaat maken, en in welke volgorde je ze zet.<br />

• Schrijf de tekst van je werkstuk in goede zinnen. Gebruik zoveel mogelijk je eigen<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 73<br />

woorden. Verdeel je werkstuk in inleiding - middenstuk (de hoofdstukken) – slot.<br />

• Controleer je tekst. Is de tekst volledig? Is je tekst goed? Staan er nog spel- of<br />

taalfouten in?<br />

• Verbeter zo nodig je tekst.<br />

Lay-out<br />

Langere teksten, zoals een werkstuk, moeten mooi opgemaakt zijn. Dat helpt de lezer bij het<br />

lezen.<br />

Zo maak je een mooie lay-out voor een werkstuk:<br />

• Maak de titel op het titelblad groot en vet of gebruik<br />

• Kies een goed leesbaar lettertype, bv. Times New Roman 11/12 pt of Arial 10/11 pt.<br />

• Maak de hoofdstuktitels groot (ca. 20 pt) en vet.<br />

• Begin een nieuwe alinea met een witregel of door in te springen (tabs).<br />

• Maak tussenkopjes vet.<br />

• Nummer de pagina’s (met Invoegen > Paginanummers).<br />

• Gebruik voor de kantlijnen (marges) voldoende wit.<br />

• Voeg illustraties in. Bewerk deze zo nodig in Paint of met je werkbalk ‘Figuur’ in Word.<br />

Hoofdstuk 5<br />

Enquête<br />

Een enquête is een vragenformulier voor grotere groepen mensen. Met een goede enquête kun<br />

jij snel en gemakkelijk informatie verzamelen. Bij een enquête hoort ook een begeleidend briefje<br />

met uitleg over je vragenformulier.<br />

Zo schrijf je een begeleidend briefje:<br />

Schrijf in je briefje:<br />

• waarvoor je de gegevens nodig hebt<br />

• wat je met de gegevens gaat doen<br />

• waar en tot wanneer de mensen het ingevulde formulier kunnen inleveren.<br />

Zo maak je een enquêteformulier:<br />

• Gebruik zoveel mogelijk gesloten vragen. Dat zijn vragen waarbij mensen uit een paar<br />

mogelijke antwoorden kunnen kiezen.<br />

• Nummer de vragen.<br />

• Geef duidelijk aan hoe de mensen de vragen moeten beantwoorden.<br />

Enquêtevragen<br />

Elk onderzoek (bijvoorbeeld voor een werkstuk) begint met een onderzoeksvraag. Dat is de<br />

belangrijkste vraag over je onderwerp. Om die vraag te beantwoorden, kun je een enquête<br />

opstellen. Het han<strong>gt</strong> van je onderzoeksvraag af welke enquêtevragen je stelt. Gebruik in elk geval<br />

zoveel mogelijk meerkeuzevragen. Wanneer je open vragen stelt, zijn de antwoorden veel lastiger<br />

te verwerken.<br />

Zo stel je enquêtevragen:<br />

• Gebruik zoveel mogelijk meerkeuzevragen. Bijvoorbeeld:<br />

‘Hoeveel tijd besteed je ’s ochtends aan je uiterlijk?’<br />

A minder dan 5 min. B 5-10 min. C 10-20 min. D langer dan 20 min.<br />

• Geef bij open vragen alvast een aantal mogelijkheden. Bijvoorbeeld:<br />

‘Welk kledingstuk heb je het laatst gekocht?’<br />

A broek B shirt C trui D schoenen E anders, namelijk ...<br />

• Gebruik voor meningvragen ook de vijfpuntsschaal. Bijvoorbeeld:<br />

‘Hoe belangrijk vind jij je uiterlijk?’<br />

onbelangrijk heel belangrijk<br />

1 2 3 4 5<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 74<br />

Hoofdstuk 6<br />

Recensie<br />

In een recensie geef je je mening over een boek, film, cabaretvoorstelling, computerspel of iets<br />

anders. Met jouw recensie kun je de lezers helpen met hun besluit om ook (of juist niet) dat<br />

boek te lezen, die film te bekijken.<br />

Zo schrijf je een recensie:<br />

• Inleiding - Maak duidelijk waarover je recensie gaat (het onderwerp).<br />

- Geef kort je mening.<br />

- Schrijf boeiend om je lezer meteen te interesseren.<br />

• Middenstuk - Geef informatie over het onderwerp. Noem alleen de feiten.<br />

- Geef je mening over een of meer feiten. Leg met argumenten je<br />

mening uit.<br />

• Slot - Herhaal met andere woorden je mening.<br />

- Geef een advies aan de lezer.<br />

Enthousiast schrijven<br />

Als je mensen ervan wilt overtuigen dat iets goed is, kun je enthousiaste woorden kiezen.<br />

Enthousiaste woorden zijn bijvoorbeeld: fantastisch, ijzersterk, interessant, gaaf, ongelofelijk,<br />

super, komisch, ontroerend of te gek.<br />

Zo schrijf je enthousiast:<br />

• Gebruik enthousiaste woorden.<br />

• Gebruik niet te veel uitroeptekens. Gebruik er zeker geen twee achter elkaar!<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 75<br />

Leren & Werken<br />

Hoofdstuk 1<br />

Sociale vaardigheden<br />

Als je met andere mensen omgaat, gebruik je sociale vaardigheden of goede manieren. Met<br />

sociale vaardigheden laat je zien dat je respect voor anderen hebt. Je laat de ander weten dat<br />

hij of zij belangrijk voor jou is. Als je géén sociale vaardigheden gebruikt, denkt de ander snel<br />

dat jij hem of haar niet aardig vindt.<br />

Bij sociale vaardigheden let je goed op de taal die je gebruikt, bijvoorbeeld:<br />

• vriendelijk groeten: Dag of Tot ziens is vaak beter dan Doei als je iemand nog niet zo goed<br />

kent of als iemand ouder is dan jij<br />

• iemand aanspreken: Mag ik iets vragen? klinkt vriendelijker dan Hé joh!<br />

• u of jij zeggen: tegen bijvoorbeeld de directeur van je school, de buschauffeur of een<br />

baliemedewerker kun je beter u zeggen dan jij<br />

Zo gebruik je sociale vaardigheden:<br />

• Stel jezelf voor met je voor- en achternaam als je iemand voor het eerst ziet.<br />

• Geef de ander de hand en maak oogcontact bij de begroeting.<br />

• Laat merken dat je in de ander geïnteresseerd bent. Geef niet direct je mening of wat je<br />

zelf hebt meegemaakt maar vraag bijvoorbeeld hoe het gaat. Of vraag wat iemand de<br />

laatste tijd heeft meegemaakt.<br />

• Bied je hulp aan. Haal bijvoorbeeld wat te drinken op, houd een deur open of help iemand<br />

iets te dragen.<br />

• Gebruik passende taal.<br />

Hoofdstuk 2<br />

Overleggen en besluiten nemen<br />

Als je met klasgenoten of collega’s samen iets doet, is het nodig om te overleggen. Iedereen<br />

kan in zo’n overleg zijn reactie geven en samen neem je vervolgens een beslissing.<br />

Bij een overleg maak je afspraken over drie onderwerpen:<br />

-- actie Wat gaan we precies doen?<br />

-- taakverdeling Wie gaat wat doen?<br />

-- planning Wanneer moet iets af zijn?<br />

Soms word je het in een overleg niet met elkaar eens. Als je het niet eens bent over de beste<br />

oplossing, moet je toch een besluit nemen.<br />

Zo overleg je en neem je een besluit:<br />

• Vraag iedereen om een reactie, ook iemand die nog niets gezegd heeft.<br />

• Zijn jullie het oneens met elkaar? Bedenk een of meer oplossingen. Kies samen de beste<br />

oplossing.<br />

• Bij het nemen van besluiten zijn drie dingen belangrijk:<br />

- Houd met iedereen rekening. Want: iedereen is in een overleg even belangrijk<br />

- Je kunt niet altijd je eigen zin krijgen.<br />

- Je moet kunnen toegeven.<br />

Hoofdstuk 3<br />

Kritiek krijgen en kritiek geven<br />

Als je kritiek krij<strong>gt</strong>, kun je daarvan leren. Je weet door de kritiek hoe je iets de volgende keer<br />

beter kunt doen. Maar zulke kritiek moet dan wel concreet en duidelijk zijn, zodat je precies weet<br />

wat je moet doen. Bruikbare kritiek is bijvoorbeeld:<br />

Je kunt je pinpas beter in je agenda bewaren dan in je broekzak. In je agenda bui<strong>gt</strong> de pas niet<br />

en raakt de pas ook niet beschadigd.<br />

Soms wordt dezelfde kritiek negatief en beledigend gegeven, bijvoorbeeld:<br />

Ben je helemaal gek geworden? Je molt je pinpas.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 76<br />

Zo reageer je als je kritiek krij<strong>gt</strong>:<br />

• Luister goed naar de kritiek. Spreek de kritiek niet direct tegen.<br />

• Vraag uitleg als je iets niet begrijpt.<br />

• Kijk wat je van de kritiek kunt leren voor een volgende keer.<br />

Zo geef je kritiek:<br />

• Noem eerst de positieve dingen, dus wat wel goed is.<br />

• Leg daarna uit wat volgens jou beter kan.<br />

• Gebruik een ik-boodschap. Jij ze<strong>gt</strong> dan wat jij vindt en je le<strong>gt</strong> uit waarom je dat vindt.<br />

Bijvoorbeeld: Ik ben kwaad op jou omdat jij gewoon bij me wegliep terwijl we aan het praten<br />

waren. Dat vind ik vervelend.<br />

Hoofdstuk 4<br />

Jezelf beheersen<br />

Als je een conflict of ruzie wilt voorkomen, is het belangrijk om jezelf te beheersen. Als je boos<br />

bent, zeg je namelijk snel dingen die je eigenlijk niet wilde zeggen. Daar kun je later spijt van<br />

krijgen. Ook kan het conflict juist erger worden als je jezelf niet beheerst.<br />

De ergste ruzies ontstaan vaak omdat je elkaar steeds kwader maakt. Iedere volgende reactie<br />

maakt het alleen maar erger. Daarom is het belangrijk om het hoofd koel te houden, om even<br />

afstand te nemen.<br />

Zo beheers je jezelf:<br />

• Haal enkele malen diep adem en tel tot tien. Gun jezelf tijd.<br />

• Laat je niet direct verleiden tot een uitspraak. Zeg bijvoorbeeld dat je er over moet<br />

nadenken of er later over verder wilt praten.<br />

• Val de ander niet aan maar vraag hem waarom hij zo kwaad reageert.<br />

• Kies de juiste woorden en let op je lichaamshouding. Houd afstand, ga niet te dicht bij<br />

elkaar staan en raak elkaar niet aan.<br />

Hoofdstuk 5<br />

Ruzies oplossen<br />

Als mensen samenwerken, ontstaat er wel eens ruzie. Zo’n ruzie noem je ook wel een conflict.<br />

Hoe kun je een einde maken aan een ruzie? Bij ruzies is het belangrijk op je taalgebruik te<br />

letten, anders wordt de ruzie alleen maar erger.<br />

Zo los je ruzies op:<br />

• Blijf rustig. Dan kun je beter nadenken.<br />

• Vraag de ander waarom hij boos is op jou. Laat hem uitpraten.<br />

• Leg zelf uit waarom je boos bent op de ander. Gebruik een ik-boodschap.<br />

• Stel een oplossing voor om een eind te maken aan de ruzie.<br />

Soms is de ruzie zo erg dat je niet meer met iemand wilt of kunt praten. Zoek dan iemand die<br />

jullie kan helpen om de ruzie op te lossen, bijvoorbeeld een docent of een collega.<br />

Hoofdstuk 6<br />

Overleggen met je leidingevende<br />

Als je werkt of stage loopt, heb je te maken met een leidinggevende. Je krij<strong>gt</strong> van je<br />

leidinggevende opdrachten om uit te voeren. Ook kun je bij je leidinggevende terecht met<br />

vragen of problemen, bijvoorbeeld als je je niet goed voelt of als je een probleem zelf niet kunt<br />

oplossen.<br />

Zo overleg je met je leidinggevende:<br />

Kies een goed moment uit om met je leidinggevende te overleggen. Als hij druk is of met<br />

iemand anders praat, kun je beter even wachten.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 77<br />

• Vraag toestemming voor een overleg, bijvoorbeeld: Hebt u even tijd? of Kan ik even met u<br />

praten?<br />

• Zorg dat je van tevoren goed weet wat je wilt vragen of zeggen.<br />

• Blijf beleefd, ook als je je zin niet krij<strong>gt</strong>.<br />

• Heb je een probleem? Ga niet klagen of negatief doen maar kom zelf met een oplossing of<br />

voorstel.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 78<br />

Taal en woordenschat<br />

Hoofdstuk 1<br />

Woorden bij zorg en welzijn<br />

In de sector zorg en welzijn werken mensen die goed voor de gezondheid van anderen zorgen.<br />

Deze sector kent veel moeilijke woorden. Soms kun je de betekenis ervan wel raden wanneer je<br />

verder leest in de tekst. Als dat niet lukt, moet je de betekenis opzoeken.<br />

Zo vind je de betekenis van woorden bij zorg en welzijn:<br />

Lees verder in de tekst.<br />

• Zoek het woord op in een woordenboek.<br />

• Zoek op internet, bijvoorbeeld op www.nizw.nl/thesaurus.<br />

• Vraag het aan een deskundige, zoals een huisarts, therapeut, verzorgende,<br />

verpleegkundige, maatschappelijk werker of groepsleider.<br />

Hoofdstuk 2<br />

Technische woorden<br />

Er bestaan veel richtingen in de techniek: bouwkunde, elektrotechniek, installatietechniek<br />

enzovoort. Elke richting heeft zijn eigen technische woorden. De betekenis van die woorden<br />

kun je vragen aan vakmensen zoals bouwvakkers, elektriciens en installateurs. Deze mensen<br />

gebruiken een vaktaal, ook wel jargon genoemd.<br />

Zo vind je de betekenis van technische woorden:<br />

• Lees verder in de tekst.<br />

• Zoek het woord op in het woordenboek.<br />

• Kijk in vaktijdschriften en zoek op internet, bijvoorbeeld:<br />

http://www.bouwvoorlichting.nl/bouw-woordenboek.htm,<br />

http://www.taalkabaal.nl/digitaal.html.<br />

• Vraag het aan een deskundige.<br />

Hoofdstuk 3<br />

Economische begrippen<br />

In de sector economie gebruikt men economische begrippen. Economie - van het Griekse<br />

woord oikonomia - betekent huishoudkunde. Het is een wetenschap die bestudeert hoe mensen<br />

omgaan met de middelen die ze gebruiken om in hun behoeften te voorzien.<br />

Zo vind je de betekenis van economische begrippen:<br />

• Lees verder in de tekst.<br />

• Zoek het woord op in het woordenboek.<br />

• Zoek op internet, bijvoorbeeld op www.economische-begrippen.nl.<br />

• Vraag het aan een deskundige, bijvoorbeeld een econoom, bankmedewerker,<br />

boekhouder of winkelier.<br />

Hoofdstuk 4<br />

Woorden uit de landbouw<br />

De sector landbouw wordt ook wel de sector groen genoemd. De woorden uit de landbouw<br />

hebben veel te maken met de natuur en met het verzorgen van vee.<br />

Zo vind je de betekenis van woorden uit de landbouw:<br />

• Lees verder in de tekst.<br />

• Zoek het woord op in het woordenboek.<br />

• Zoek in vakliteratuur of op internet, bijvoorbeeld:<br />

http://www.plantago.nl/plantindex/index.htm, www.wikipedia.nl.<br />

• Vraag het aan een landbouwer, tuinman, veearts of andere deskundigen.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 79<br />

Hoofdstuk 5<br />

Opleiding en taal<br />

Als je een opleiding gaat volgen, krijg je te maken met woorden als intakegesprek, competenties<br />

en duaal onderwijs. In het onderwijs kort men ook veel woorden af.<br />

Zo vind je de betekenis van ‘opleidingstaal’:<br />

• Lees verder in de tekst.<br />

• Zoek het woord op in het woordenboek<br />

• Zoek op internet, bijvoorbeeld: http://www.onderwijsinspectie.nl/begrippen/,<br />

http://www.docentenplein.nl/vakinfo/afkorting.htm.<br />

• Vraag het aan een docent of decaan.<br />

Hoofdstuk 6<br />

Werk en taal<br />

Als je een bijbaantje hebt, ben je een werknemer. Met je werkgever heb je een zogenaamde<br />

arbeidsverhouding. Je krij<strong>gt</strong> dan te maken met begrippen als salaris, sociale premies, bruto en<br />

netto. Veel van deze begrippen zijn ook afgekort.<br />

Zo vind je de betekenis van werktaal:<br />

• Lees verder in de tekst.<br />

• Zoek het woord op in een woordenboek of encyclopedie.<br />

• Zoek op internet, bijvoorbeeld: http://www.cnvjongeren.nl/site/abc/abc.php.<br />

• Vraag het aan een economiedocent, een werkgever of personeelschef.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 80<br />

Grammatica<br />

Hoofdstuk 1<br />

Zinsdelen<br />

Zinnen bestaan uit meerdere zinsdelen. Deze zinsdelen kun je in een andere volgorde zetten<br />

zonder dat de betekenis van de zin verandert. Voor de persoonsvorm staat maar één zinsdeel.<br />

Zinsdelen kunnen uit één of meer woorden bestaan. Bijvoorbeeld:<br />

De voetballer/ schopte / de bal.<br />

De snelle voetballer uit het eerste elftal / schopte / de harde bal van de tegenstander.<br />

Zinsdelen een naam geven, heet benoemen.<br />

Zo benoem je de zinsdelen:<br />

• persoonsvorm (pv): het werkwoord dat je in een andere tijd kunt zetten.<br />

• onderwerp (ow): het antwoord op de vraag: wie of wat + pv?<br />

• gezegde (gez): alle werkwoorden (en het woordje te of aan het als dat voor het hele<br />

werkwoord staat)<br />

• lijdend voorwerp (lv): het antwoord op de vraag: wie of wat + gez + ow?<br />

• meewerkend voorwerp (mv): het antwoord op de vraag: aan wie of voor wie + gez + ow<br />

(+ lv)?<br />

• bijwoordelijke bepalingen (bwb): alle overgebleven zinsdelen. Bijvoorbeeld de<br />

antwoorden op de vragen waar, wanneer, hoe enzovoort. Ook woordjes als nog en niet<br />

zijn bijwoordelijke bepalingen.<br />

Hoofdstuk 2<br />

Hoofdzinnen en bijzinnen<br />

Een zin met één persoonsvorm noem je een enkelvoudige zin. Soms heb je een zin met meer<br />

dan één persoonsvorm. Dan heb je een samengestelde zin. Een samengestelde zin bestaat uit<br />

een hoofdzin en een hoofdzin of uit een hoofdzin en een bijzin. Zo’n samengestelde zin kun je<br />

dus in verschillende zinnen splitsen, met elk één onderwerp en één persoonsvorm.<br />

Bijvoorbeeld:<br />

Marvin doet <strong>vmbo</strong> Techniek / zodat hij straks bij de marine kan.<br />

Zin 1: pv = doet; ow = Marvin<br />

Zin 2: pv = kan; ow = hij<br />

Zo herken je een hoofdzin:<br />

In een hoofdzin staan het onderwerp en de persoonsvorm naast elkaar. Er staat nooit een ander<br />

zinsdeel tussen het onderwerp en de persoonsvorm. De persoonsvorm staat meestal op de<br />

tweede plaats in de zin. Bijvoorbeeld: Marvin doet <strong>vmbo</strong> Techniek.<br />

Zo herken je een bijzin:<br />

In een bijzin kunnen er wel andere zinsdelen tussen het onderwerp en de persoonsvorm staan.<br />

Bijvoorbeeld: zodat hij straks bij de marine kan.<br />

Hoofdstuk 3<br />

Voegwoord<br />

Een voegwoord verbindt zinnen met elkaar. Bijvoorbeeld: Lisa zit op fitness en ze kan heel erg<br />

goed aerobiccen. Het voegwoord en verbindt de hoofdzin Lisa zit op fitness met de hoofdzin ze<br />

kan heel erg goed aerobiccen.<br />

Een voegwoord kan ook een hoofdzin met een bijzin verbinden. Bijvoorbeeld:<br />

Guido traint hard met voetbal, omdat hij een goede spits wil worden.<br />

Het voegwoord omdat verbindt de hoofdzin Guido traint hard met de bijzin hij een goede spits<br />

wil worden. Het voegwoord staat altijd op de eerste plaats in de bijzin. Als een zin met een bijzin<br />

begint, staat het voegwoord dus helemaal vooraan. Bijvoorbeeld:<br />

Als het hard regent, ga ik met de bus naar school. (Als = vw)<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 81<br />

Zo vind je het voegwoord:<br />

• Kijk of je een samengestelde zin hebt.<br />

• Bestaat je samengestelde zin uit een hoofdzin en een hoofdzin? Dan staat het<br />

voegwoord tussen de hoofdzinnen.<br />

• Bestaat je samengestelde zin uit een hoofdzin en een bijzin? Dan staat het voegwoord<br />

op de eerste plaats in de bijzin.<br />

Hoofdstuk 4<br />

Verwijswoorden<br />

Als je in een tekst steeds hetzelfde zelfstandige naamwoord voor mensen, dieren of dingen<br />

gebruikt, wordt je tekst saai. Je voorkomt dit door met een verwijswoord te verwijzen naar dat<br />

zelfstandige naamwoord. Je verwijst naar een woord dat al genoemd is. Of je wijst vooruit naar<br />

een woord dat nog gaat komen. Je kunt met verwijswoorden ook verwijzen naar zinnen en delen<br />

van zinnen.<br />

Zo begrijp je verwijswoorden:<br />

Neem het stukje zin waar het verwijswoord in staat. Vervang het verwijswoord door wie, wat,<br />

waarmee enzovoort. Het antwoord op de vraag geeft aan waarnaar het verwijswoord verwijst.<br />

Bijvoorbeeld:<br />

Ik heb gister de koeien gemolken en dat valt niet mee.<br />

Vraag: wat valt niet mee?<br />

Antwoord: de koeien melken.<br />

Zo gebruik je verwijswoorden:<br />

• Je verwijst met persoonlijke voornaamwoorden, bijvoorbeeld: hij, zij, het.<br />

• Je verwijst met bezittelijke voornaamwoorden, bijvoorbeeld: mijn, zijn, haar, hun.<br />

• - Je verwijst met aanwijzende voornaamwoorden, bijvoorbeeld: deze, dit, die, dat.<br />

Hoofdstuk 5<br />

Stijlfouten<br />

Als je een tekst schrijft, gaat er wel eens iets mis. Een zin loopt niet goed of je hebt een stijlfout<br />

gemaakt. Een stijlfout is een fout tegen de grammatica.<br />

Zo herken je een stijlfout:<br />

Veel gemaakte stijlfouten zijn:<br />

• Hun als onderwerp gebruiken in plaats van zij of ze. Bijvoorbeeld: Hun moeten examen<br />

doen in plaats van Zij moeten examen doen.<br />

• Het onderwerp is enkelvoud, terwijl de persoonsvorm meervoud is of andersom.<br />

Bijvoorbeeld: Een aantal jongens lopen op straat in plaats van Een aantal jongens loopt<br />

op straat.<br />

• Na dan of als mij, hem, haar, ons gebruiken in plaats van ik, hij, zij, wij. Bijvoorbeeld:<br />

Jos is slimmer dan mij in plaats van Jos is slimmer dan ik.<br />

Hoofdstuk 6<br />

Lijdende en bedrijvende zinnen<br />

Zinnen zijn lijdend of bedrijvend. In een bedrijvende zin is het onderwerp actief, het doet iets<br />

met het lijdend voorwerp. Bijvoorbeeld: De jongen eet de appel.<br />

ow = de jongen<br />

gez = eet<br />

lv = de appel<br />

De jongen doet iets met het lijdend voorwerp: hij eet het lijdend voorwerp.<br />

In een lijdende zin is het onderwerp passief, het ondergaat iets. Bijvoorbeeld:<br />

De appel wordt door de jongen gegeten.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 82<br />

ow = de appel<br />

gez = wordt gegeten<br />

bwb = door de jongen<br />

De appel ondergaat het eten: hij wordt gegeten.<br />

Zo maak je van een lijdende een bedrijvende zin:<br />

• Zoek het onderwerp van de lijdende zin.<br />

• Noteer het gezegde van de lijdende zin.<br />

• Noteer uit de lijdende zin de bepaling die met door begint<br />

• De bepaling met door is het onderwerp van de bedrijvende zin.<br />

• Het onderwerp van de lijdende zin is het lijdend voorwerp in de bedrijvende zin.<br />

Bijvoorbeeld:<br />

De appel wordt door de jongen gegeten → De jongen eet de appel<br />

ow = de appel ow = de jongen<br />

gez = wordt gegeten gez = eet<br />

bwb = door de jongen lv = de appel<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 83<br />

Spelling<br />

Hoofdstuk 1<br />

Werkwoordsspelling<br />

De persoonsvorm (pv) is het werkwoord in de zin dat van tijd kan veranderen. De persoonsvorm<br />

staat in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt).<br />

Zo schrijf je werkwoorden:<br />

Persoonsvorm tegenwoordige tijd<br />

Ik erbij of jij/je erachter ► stam (bel)<br />

Ander enkelvoud ► stam+t (belt)<br />

Meervoud ► hele werkwoord (bellen)<br />

Persoonsvorm verleden tijd<br />

Andere klank ► nee ► stam+te/stam+ten (stopte/stopten)<br />

▼ stam+de/stam+den (belde/belden)<br />

Ja<br />

▼<br />

Schrijf zo het woord zo eenvoudig mogelijk (viel)<br />

Geen persoonsvorm<br />

Eindi<strong>gt</strong> het woord op –d of –t ► ja ► Maak het woord langer.<br />

▼ Hoor je een d? → schrijf een d (gebeld)<br />

nee Hoor je een t? → schrijf een t (gestopt)<br />

▼<br />

Schrijf het woord zo eenvoudig mogelijk (gevallen)<br />

Hoofdstuk 2<br />

Puntkomma<br />

Interpunctie is een ander woord voor leestekens. De leestekens punt, vraa<strong>gt</strong>eken en<br />

uitroepteken komen altijd aan het einde van een zin voor. Andere leestekens, zoals komma,<br />

dubbele punt, aanhalingstekens en puntkomma komen in de zin voor.<br />

Interpunctie maakt een tekst overzichtelijk en begrijpelijk.<br />

Zo gebruik je een puntkomma:<br />

Een puntkomma betekent ‘en’. Bijvoorbeeld: Annita is een leuke meid; ze kan ook heel goed<br />

shorttracken.<br />

Gebruik een puntkomma in een opsomming waarvan de onderdelen op een nieuwe regel<br />

beginnen. Bijvoorbeeld: Op de Open Dag komen de volgende techniekonderdelen aan bod:<br />

figuurzagen;<br />

solderen en lassen;<br />

eenvoudige opdrachten voor elektrotechniek.<br />

Hoofdstuk 3<br />

Afkortingen<br />

Veel gebruikte woorden of lange woorden worden vaak afgekort. Afkortingen zoals etc. en<br />

m.b.v. vind je in je woordenboek. Als je msn’t of sms’t, kort je veel woorden af, bijv. km jy ook?<br />

en w8 ff. Deze afkortingen vind je niet terug in een woordenboek. In sollicitatiebrieven, zakelijke<br />

e-mails of verslagen gebruik je nooit afkortingen.<br />

Zo schrijf je afkortingen:<br />

• Afgekorte woorden krijgen een punt. Bijv. enzovoort → enz. of bladzijde → blz.<br />

• Afgekorte woordgroepen krijgen een punt achter elk woord. Bijv. in verband met → i.v.m.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 84<br />

• Als je een afkorting uitspreekt als een woord, bijv. pc (peesee) of pin, dan schrijf je geen<br />

punt achter de afkorting.<br />

• Symbolen schrijf je ook zonder punt. Bijv. gram → g of seconde → s<br />

Hoofdstuk 4<br />

Tussenletters<br />

De woorden in een samenstelling kun je vaak gewoon aan elkaar vast schrijven. Maar dit kan<br />

niet altijd. Soms heb je één of meer tussenletters (-e-, -en- of -s-) nodig om een goede<br />

samenstelling te maken.<br />

Zo gebruik je tussenletters:<br />

• Je gebruikt -en- als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat<br />

alleen een meervoud heeft op -en.<br />

Bijvoorbeeld: boeken → boekentas, mieren → mierenhoop, pennen → pennenblikje.<br />

• Je gebruikt -e-<br />

- als het eerste deel gaat over iets waar er echt maar één van is. Bijvoorbeeld: zon →<br />

zonnestraal.<br />

- als het eerste deel een versterkende betekenis heeft. Bijvoorbeeld: apetrots, reuzesterk.<br />

- als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is. Bijvoorbeeld: rodekool, knarsetanden.<br />

• Je gebruikt -s- als je dat kunt horen. Bijvoorbeeld: dorpsplein, voorjaarsbui.<br />

Hoofdstuk 5<br />

Koppelteken en trema<br />

Tussen de delen van een samenstelling moet je soms een koppelteken (-) zetten, omdat je het<br />

anders verkeerd uitspreekt: zonne-energie. In woorden die geen samenstelling zijn gebruik je<br />

een trema (twee puntjes op een klinker), bijvoorbeeld: egoïst.<br />

Zo gebruik je het koppelteken:<br />

• Als het woord onoverzichtelijk is en lastig is uit te spreken zonder koppelteken: rijinstructeur,<br />

zee-egel.<br />

• Bij aardrijkskundige namen: Zuid-Limburg, Zuid-Limburger.<br />

• Als er een cijfer, symbool of afkorting in het woord voorkomt: MTV-programma, 18-jarig, @teken.<br />

• Na de voorvoegsels oud, ex, adjunct, non en niet: ex-collega, oud-minister.<br />

Zo gebruik je het trema:<br />

Je gebruikt het trema in niet-samengestelde woorden. Een trema geeft aan dat je twee klinkers<br />

niet als één klank moet lezen. Bij een klinker met een trema begint ook een nieuwe lettergreep.<br />

Bijvoorbeeld: ruïne, reëel, geïnteresseerd, coördinator.<br />

Hoofdstuk 6<br />

Bijvoeglijk naamwoord en trappen van vergelijking<br />

De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben twee vormen: een korte vorm en een lange vorm:<br />

snel – snelle, kaal – kale.<br />

Bij bijvoeglijke naamwoorden komen de zogenoemde trappen van vergelijking voor. De<br />

stellende trap (hard), de vergrotende trap (harder) en de overtreffende trap (hardst).<br />

Zo gebruik je het bijvoeglijk naamwoord:<br />

• Als een bijvoeglijk naamwoord voor een zelfstandig naamwoord staat, gebruik je<br />

meestal de lange vorm: de zwarte kat, het stoffige boek.<br />

Behalve als dat zelfstandig naamwoord een het-woord is en je het lidwoord een<br />

gebruikt: een stoffig boekje.<br />

• De meeste stoffelijke bijvoeglijk naamwoorden eindigen op -en: wollen sokken, gouden<br />

ring. Sommige eindigen niet op -en: nylon panty, plastic etui..<br />

• Van een voltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. Bijvoorbeeld:<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 85<br />

getekend – een getekend ontwerp, gefaxt – het gefaxte bericht, gebroken – de<br />

gebroken vaas.<br />

Zo gebruik je de trappen van vergelijking:<br />

• Zet bij de vergrotende trap -er achter het bijvoeglijk naamwoord: een mooier boek.<br />

• Zet bij de overtreffende trap -st achter het bijvoeglijk naamwoord: het mooiste boek.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 86<br />

Fictie<br />

Hoofdstuk 1<br />

Verhalen<br />

Je hebt korte verhalen in allerlei genres. Sommige verhalen lijken veel op de werkelijkheid. De<br />

personen zouden best echt kunnen bestaan en het kan echt zo gebeuren. Dit noem je<br />

realistische verhalen. Je hebt ook fantasieverhalen: het kan niet echt gebeuren. Voorbeelden<br />

daarvan zijn griezelverhalen en sprookjes. Vaak lijken ook fantasieverhalen net echt, vooral als<br />

je helemaal erin zit.<br />

Zo herken je verhalen:<br />

De woorden roman en verhaal worden nogal eens door elkaar gebruikt. Toch zijn er belangrijke<br />

verschillen.<br />

• Een verhaal is korter, en simpeler opgebouwd dan een roman.<br />

• Een verhaal gaat over één gebeurtenis.<br />

• Een verhaal begint meestal meteen met die gebeurtenis.<br />

• Een verhaal is meestal chronologisch: je leest alles in de volgorde waarin het gebeurd<br />

is.<br />

• Het einde van een verhaal is vaak verrassend.<br />

• Er zijn weinig personages in een verhaal.<br />

• De hoofdpersoon verandert niet van karakter in een verhaal.<br />

Hoofdstuk 2<br />

Televisieseries<br />

Televisieseries zijn er in verschillende genres, zoals de politieserie, de ziekenhuisserie, de<br />

comedy, de dramaserie en de soap. Bij sommige series kun je de afleveringen los bekijken,<br />

maar veel series zijn vervolgverhalen. De verhaallijnen worden vervolgd in de volgende<br />

aflevering. Sommige televisieseries bestaan uit een beperkt aantal afleveringen, andere series<br />

lopen lange tijd, soms zelfs vele jaren.<br />

Zo zijn televisieseries opgebouwd:<br />

Er zijn mensen die de verhaallijnen, de storylines, bedenken.<br />

• Daarna schrijven weer andere mensen het scenario: korte situatiebeschrijvingen en<br />

gesproken teksten.<br />

• De teksten van de personages staan in het script, die de acteurs uit hun hoofd leren.<br />

• Elke aflevering bestaat uit verschillende scènes. Aan het eind van een scène versprin<strong>gt</strong><br />

het beeld. Dat kan zijn naar een andere plaats, een andere tijd en/of naar andere<br />

personages.<br />

• De regisseur bepaalt uiteindelijk hoe de acteurs moeten spelen en wat zij precies<br />

moeten zeggen.<br />

• Alle langlopende televisieseries zijn gemaakt naar een vaststaand format: een schema<br />

waarin precies staat hoe de serie is opgebouwd in verhaallijnen, afleveringen en<br />

scènes.<br />

Hoofdstuk 3<br />

Poëzie<br />

Gedichten gaan soms over alledaagse, soms over bijzondere onderwerpen, zoals doodgaan of<br />

verliefd worden. Gevoelens die moeilijk onder woorden te brengen zijn, kunnen dichters in taal<br />

gieten. Die taal noem je poëzie. De taal van romans en verhalen heet proza. Als lezer moet je<br />

de woorden van de dichter soms ontraadselen om ze te begrijpen. Bij het lezen kan een<br />

bepaald gevoel bij je opkomen. Bijvoorbeeld: je herkent wat de dichter beschrijft of je ziet ineens<br />

de werkelijkheid op een heel andere manier.<br />

Zo speelt poëzie met taal en beeld:<br />

• In gedichten zie je vaak een spel met woorden. Een woordspeling is een taalgrapje.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 87<br />

Bijvoorbeeld: de dichter gebruikt één of meer woorden in een andere betekenis dan je<br />

verwacht.<br />

• In veel gedichten staat beeldspraak. De dichter vergelijkt een woord of begrip met iets<br />

anders, of de dichter vervan<strong>gt</strong> een woord of begrip door iets anders. Bijvoorbeeld: zo<br />

sterk als een leeuw of bomen zijn als vrienden.<br />

Hoofdstuk 4<br />

Boek en film<br />

In verhalen en romans kun je lezen wat een personage ziet, hoort, denkt en voelt. Vaak kruip je<br />

als lezer helemaal in de huid van één verhaalfiguur. Met een vakterm zeg je dan dat het<br />

perspectief li<strong>gt</strong> bij dat personage. Het perspectief heeft te maken met hoe een verhaal verteld<br />

wordt. Ook in films gebruikt men de term perspectief.<br />

Zo herken je perspectief in boeken:<br />

• Bij boeken li<strong>gt</strong> het perspectief vaak bij één personage. Doordat je als lezer met deze<br />

romanfiguur ‘meekijkt’, denkt en voelt, leef je met deze persoon mee. Vaak is dat de<br />

hoofdpersoon. Dit kan een ik-figuur zijn of een hij- of zij-figuur.<br />

• Soms wisselt het perspectief, bijvoorbeeld als een nieuw hoofdstuk begint.<br />

Zo herken je perspectief in films:<br />

Bij films heeft het perspectief te maken met de opnames van de camera: de afstand, het<br />

standpunt en de beweging ten opzichte van het gefilmde object.<br />

• De afstand van de camera heeft te maken met hoeveel je wilt laten zien. Bijvoorbeeld<br />

een overzicht van dingen uit te verte, of juist alleen maar een gezicht van heel dichtbij.<br />

• Het standpunt van de camera heeft te maken met de hoek van waaruit je filmt: van<br />

voren, achteren, links, rechts, boven of beneden.<br />

• De beweging van de camera kan zijn: in- of uitzoomen, meebewegen met een<br />

bewegend object, of juist filmen met een stilstaande camera.<br />

Hoofdstuk 5<br />

Jeugdroman<br />

Moderne romans kunnen gaan over ‘de liefde’, maar ook over allerlei andere onderwerpen.<br />

Bijvoorbeeld over familie, oorlog, school, ziekte, sport, vriendschap en misdaad. Een<br />

(jeugd)roman gaat bijna nooit over één onderwerp alleen. Zo kan een roman gaan over een<br />

liefde in een periode van oorlog, of over familierelaties en het ontdekken van een familiegeheim.<br />

Vaak kun je wel één onderwerp aanwijzen dat het allerbelangrijkste is.<br />

Zo herken je een roman:<br />

• Een roman is langer dan een verhaal.<br />

• Meestal zijn er meerdere verhaallijnen.<br />

• Er zijn vaak meerdere plaatsen waar de gebeurtenissen zich afspelen.<br />

• De personages zijn complex: zij hebben veel verschillende eigenschappen.<br />

• De personages maken vaak een ontwikkeling door: zij veranderen door wat zij<br />

meemaken.<br />

Hoofdstuk 6<br />

Cabaret<br />

Cabaret is een voorstelling op toneel. Een cabaretier kan mensen laten lachen door verhalen te<br />

vertellen, sketches te doen, liedjes te zingen, grappen te maken en typetjes te spelen. De<br />

meeste cabaretiers gebruiken humor met een serieuze ondertoon, bijvoorbeeld als middel om<br />

met problemen om te gaan, mensen aan het denken te zetten of taboes te doorbreken.<br />

Zo werkt cabaret met taal:<br />

Een cabaretier zet de kijkers vaak op het verkeerde been. Daarna ze<strong>gt</strong> hij of zij iets<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 88<br />

onverwachts, waardoor de mensen moeten lachen. Daarbij gebruikt hij of zij:<br />

• intonatie: stembuigingen<br />

• overdrijvingen: je maakt het groter of sterker dan het is<br />

• understatements: je maakt het kleiner of zwakker dan het is<br />

• herhalingen<br />

• tegenstellingen<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008


Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 89<br />

8 AUTEURS GEZOCHT<br />

De auteursteams van Nieuw Nederlands zijn flink gegroeid, maar wij blijven op zoek naar<br />

enthousiaste, ervaren en beginnende docenten die in een team en individueel kunnen werken.<br />

Iets voor u? Vindt u het leuk om actief en op een andere manier met uw vak bezig te zijn? Om samen<br />

te werken met collega’s van andere scholen in het land? En om materiaal te ontwikkelen dat<br />

uitgegeven wordt? Neem dan contact met ons op en informeer naar de mogelijkheden!<br />

Wij zijn op zoek naar docenten die<br />

• een volledige of parttime baan in het voortgezet onderwijs hebben;<br />

• met Nieuw Nederlands, een andere methode of met eigen materiaal werken;<br />

• lesgeven in het <strong>vmbo</strong> of in het havo/vwo;<br />

• lesgeven in de onderbouw en/of de bovenbouw;<br />

• de lerarenopleiding volgen;<br />

• Nederlands studeren en hun schrijftalenten verder willen ontwikkelen;<br />

• zich graag verder willen ontwikkelen.<br />

Wilt u samen met dit team en <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> praktisch, bruikbaar en inspirerend materiaal<br />

ontwikkelen voor deze doelgroep? Stuur dan uw CV naar Gerda Leyendijk, uitgever Nederlands of<br />

Willemijn Muggen, projectleider Nederlands, onder vermelding van ‘auteur Nieuw Nederlands’.<br />

e-mail: g.leyendijk@noordhoff.nl, telefoon: 050-522 68 87<br />

of<br />

e-mail: w.muggen@noordhoff.nl, telefoon: 050-522 61 92.<br />

© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!