3 vmbo-gt - Noordhoff Uitgevers
3 vmbo-gt - Noordhoff Uitgevers
3 vmbo-gt - Noordhoff Uitgevers
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 1<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
Nieuw Nederlands 3<br />
<strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong><br />
docentenhandleiding<br />
Tiddo Ekens<br />
<strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> Groningen
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 2<br />
© 2008 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv Groningen/Houten, The Netherlands<br />
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze<br />
uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar<br />
gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen<br />
of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het<br />
maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h<br />
Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting<br />
Reprorecht (postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van korte<br />
gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16<br />
Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en<br />
Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Voor het<br />
overnemen van niet-korte gedeelte(n) dient men zich rechtstreeks te wenden tot de uitgever.<br />
All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or<br />
transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or<br />
otherwise without prior written permission of the publisher.<br />
ISBN 978 9001 76266 1<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 3<br />
INHOUD<br />
1 De methode Nieuw Nederlands<br />
2 Nederlands in de bovenbouw<br />
3 Inhoud Nieuw Nederlands <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong> 3<br />
4 Lesvoorbereiding <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong> 3<br />
5 Nieuw Nederlands van A tot Z<br />
6 Achtergrondliteratuur<br />
7 Overzicht leerstof <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong> 3<br />
8 Auteurs gezocht<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 4<br />
1 DE METHODE NIEUW NEDERLANDS<br />
DE BASISMETHODE<br />
Nieuw Nederlands biedt de volgende leerlingenboeken voor <strong>vmbo</strong>-basis tot en met vwo.<br />
<strong>vmbo</strong> <strong>vmbo</strong>-basis 1 <strong>vmbo</strong>-basis 2 <strong>vmbo</strong>-basis 3 <strong>vmbo</strong>-basis 4<br />
<strong>vmbo</strong>-k<strong>gt</strong> 1 <strong>vmbo</strong>-k<strong>gt</strong> 2 <strong>vmbo</strong>-bk 3 <strong>vmbo</strong>-bk 4<br />
<strong>vmbo</strong>/havo <strong>vmbo</strong>-t/havo 1 <strong>vmbo</strong>-t/havo 2 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong> 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong> 4<br />
havo/vwo havo/vwo 1 havo/vwo 2 havo 3 havo 4/5<br />
vwo vwo 1 vwo 2 vwo 3 vwo 4 vwo 5/6<br />
HET ACTIVITEITENBOEK<br />
Bij ieder leerlingenboek is een extra activiteitenboek beschikbaar. Dit boek is optioneel. Het<br />
activiteitenboek bestaat uit de volgende onderdelen:<br />
• portfolio<br />
• extra oefeningen voor: Lezen, Woordenschat, Grammatica en Spelling<br />
• werkbladen bij drie projecten<br />
• invulbladen bij het leerlingenboek<br />
• gereedschapskist: overzicht belangrijkste leerstof in leerlingenboek<br />
• persoonlijk wachtwoord voor extra oefeningen op de website<br />
DE WEBSITE: I-CLIPS<br />
Bij de methode is ondersteunend ICT-materiaal beschikbaar, dit heet de I-clips. De I-clips is<br />
bereikbaar via een persoonlijk wachtwoord in het activiteitenboek en te vinden op de website<br />
www.schoolwise.nl. De I-clips bestaat uit de volgende items:<br />
• Meer oefenen: extra oefenstof voor Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling<br />
• D-toetsen: diagnostische toetsen bij Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling<br />
• zes minicursussen Schrijven<br />
• cursussen Word, PowerPoint en Excel<br />
• de voorgelezen fragmenten uit het onderdeel Fictie<br />
• drie webquests<br />
• taalregister<br />
Daarnaast is een gedeelte van de I-clips vrij toegankelijk en te vinden op de website<br />
www.<strong>gt</strong>3.nieuwnederlands.noordhoff.nl. Het gaat om het item Weet je het?, waarmee de kennis van<br />
de theorie bij alle cursusonderdelen getoetst kan worden.<br />
SERVICEBOX VOOR DOCENTEN<br />
Nieuw Nederlands biedt een zogenaamde servicebox voor docenten. De inhoud bestaat uit 3 cd’s:<br />
• kijkfragmenten op dvd<br />
• luisterfragmenten op cd (ook van het onderdeel fictie)<br />
• een cd-rom met:<br />
- docentenhandleiding<br />
- een didactisch naslagwerk met ongeveer 70 trefwoorden<br />
- een jaarplanner<br />
- antwoordkaarten<br />
- 60 toetsen<br />
- kopieerbladen: invulbladen voor de leerling<br />
DIGITALE PROEFWERKEN<br />
Per deel zijn er 60 proefwerken beschikbaar. Deze toetsen kunnen ook digitaal worden samengesteld,<br />
afgenomen en nagekeken. Meer informatie: www.digitaleproefwerken.nl.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 5<br />
2 NIEUW NEDERLANDS IN DE BOVENBOUW<br />
ONDERBOUW EN BOVENBOUW<br />
De onderbouw, zoals ingevoerd in 2006, heeft betrekking op leerjaar 1 en 2. Scholen kunnen zelf<br />
invulling geven aan leerjaar 3. Dat betekent dat leerjaar 3 zowel geïnspireerd kan worden door de<br />
kerndoelen voor de onderbouw als door de eindtermen van het examenprogramma. Nieuw<br />
Nederlands is in deel 3 uitgegaan van zowel de kerndoelen als de eindtermen.<br />
Voor de volledigheid vatten we kort de kenmerken en de kerndoelen van de onderbouw. Aansluitend<br />
beschrijven we het examenprogramma van Nederlands.<br />
KERNDOELEN VAN HET VAK NEDERLANDS<br />
Het vak Nederlands in de onderbouw telt tien globaal geformuleerde kerndoelen:<br />
Kerndoel 1: De leerling leert zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uit te drukken.<br />
Kerndoel 2: De leerling leert zich te houden aan conventies (spelling, grammaticaal correcte zinnen,<br />
woordgebruik) en leert het belang van die conventies te zien.<br />
Kerndoel 3: De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat.<br />
Kerndoel 4: De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken<br />
en geschreven teksten.<br />
Kerndoel 5: De leerling leert in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te<br />
beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen.<br />
Kerndoel 6: De leerling leert deel te nemen aan overleg, planning, discussie in een groep.<br />
Kerndoel 7: De leerling leert een mondelinge presentatie te geven.<br />
Kerndoel 8: De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn<br />
belangstelling tegemoet komen en zijn belevingswereld uitbreiden.<br />
Kerndoel 9: De leerling leert taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) planmatig voor te<br />
bereiden en uit te voeren.<br />
Kerndoel 10: De leerling leert te reflecteren op de manier waarop hij zijn taalactiviteiten uitvoert en<br />
leert, op grond daarvan en van reacties van anderen, conclusies te trekken voor het uitvoeren van<br />
nieuwe taalactiviteiten.<br />
EXAMENPROGRAMMA NEDERLANDS VMBO<br />
Het examenprogramma voor Nederlands wordt beschreven in de preambule en in eindtermen. De<br />
volledige tekst vindt u op www.eindexamen.nl.<br />
De preambule geldt voor alle vakken en sectoren in het <strong>vmbo</strong> en bestaat uit zes hoofddoelen:<br />
1 Werken aan vakoverstijgende thema's<br />
2 Leren uitvoeren<br />
3 Leren leren<br />
4 Leren communiceren<br />
5 Leren reflecteren op het leer- en werkproces<br />
6 Leren reflecteren op de toekomst<br />
Het examenprogramma Nederlands wordt gedefinieerd in exameneenheden met de bijbehorende<br />
code. Elke exameneenheid bestaat uit een of meer eindtermen. In de kolommen achter de<br />
exameneenheden staat met X aangegeven voor welke leerweg de exameneenheid deel uitmaakt van<br />
het examenprogramma. Het centraal examen heeft betrekking op die exameneenheden die<br />
aangeduid zijn met CE. Het schoolexamen voor een bepaalde leerweg heeft voor de algemeen<br />
vormende vakken in ieder geval betrekking op exameneenheid K3 (Leervaardigheden). Daarnaast<br />
heeft het schoolexamen betrekking op:<br />
• ten minste die exameneenheden die deel uitmaken van het examenprogramma van deze leerweg<br />
voor zover zij niet deel uitmaken van het centraal examen voor die leerweg;<br />
• indien het bevoegd gezag daarvoor kiest een of meer exameneenheden waarop het centraal<br />
examen betrekking heeft;<br />
• indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen die relevant zijn voor het<br />
betreffende vak of examenprogramma, die per kandidaat kunnen verschillen.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 6<br />
Eindtermen Nederlandse taal<br />
BB KB GL/TL<br />
NE/K/1 Oriëntatie op leren en werken<br />
1. De kandidaat kan zich oriënteren op de eigen loopbaan en het<br />
belang van Nederlands in de maatschappij.<br />
X X X<br />
NE/K/2 Basisvaardigheden<br />
2. De kandidaat kan basisvaardigheden toepassen die betrekking<br />
hebben op communiceren, samenwerken, en informatie<br />
verwerven, verwerken en presenteren.<br />
X X X<br />
NE/K/3 Leervaardigheden in het vak Nederlands CE CE CE<br />
3. De kandidaat kan strategische vaardigheden toepassen die<br />
bijdragen tot:<br />
• het bereiken van verschillende lees-, schrijf-, luister- en kijk-,<br />
en spreek- en gespreksdoelen<br />
• de bevordering van het eigen taalleerproces<br />
• het compenseren van eigen tekortschietende taalkennis<br />
• of communicatieve kennis.<br />
X X X<br />
NE/K/4 Luister- en kijkvaardigheid 1 CE CE CE<br />
4. De kandidaat kan:<br />
• luister- en kijkstrategieën hanteren<br />
• compenserende strategieën kiezen en hanteren<br />
• het doel van de makers van een programma aangeven<br />
• de belangrijkste elementen van een programma weergeven<br />
• een oordeel geven over een programma en dit toelichten<br />
• een instructie uitvoeren.<br />
X<br />
5. De kandidaat kan:<br />
• luister- en kijkstrategieën hanteren<br />
• compenserende strategieën kiezen en hanteren<br />
• het doel van de makers van een programma aangeven<br />
• de belangrijkste elementen van een programma weergeven<br />
• een oordeel geven over een programma en dit toelichten<br />
• een instructie uitvoeren<br />
• de waarde en betrouwbaarheid aangeven van de informatie<br />
die door de massamedia verspreid wordt.<br />
X X<br />
1<br />
De Cevo kan bepalen dat het centraal examen geen betrekking heeft op NE/K/4; dit kan per leerweg verschillen.<br />
BB KB GL/TL<br />
NE/K/5 Spreek- en gespreksvaardigheid<br />
6. De kandidaat kan:<br />
• relevante informatie verzamelen en verwerken ten behoeve<br />
van de spreek- en gesprekssituatie<br />
• strategieën hanteren ten behoeve van de spreek- en<br />
gesprekssituatie<br />
• compenserende strategieën kiezen en hanteren<br />
• het spreek-/luisterdoel in de situatie tot uitdrukking brengen<br />
• het spreek-/luisterdoel en taalgebruik richten op<br />
verschillende soorten publiek<br />
• het spreekdoel van anderen herkennen en de reacties van<br />
anderen inschatten<br />
• in spreek- en gesprekssituaties taalvarianten herkennen en<br />
daar adequaat op inspelen.<br />
X X X<br />
NE/K/6 Leesvaardigheid CE CE CE<br />
7. De kandidaat kan:<br />
• leesstrategieën hanteren<br />
• compenserende strategieën kiezen en hanteren<br />
• functie van beeld en opmaak in een tekst herkennen<br />
• het schrijfdoel van de auteur aangeven<br />
X<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 7<br />
8.<br />
• een tekst indelen in betekenisvolle eenheden en de relaties<br />
tussen die eenheden benoemen<br />
• het hoofdonderwerp en de hoofdgedachte van een tekst<br />
aangeven<br />
• een oordeel geven over de tekst en dit oordeel toelichten.<br />
De kandidaat kan:<br />
• leesstrategieën hanteren<br />
• compenserende strategieën kiezen en hanteren<br />
• functie van beeld en opmaak in een tekst herkennen<br />
• het schrijfdoel van de auteur aangeven en de talige<br />
middelen die hij hanteert om dit doel te bereiken<br />
• een tekst indelen in betekenisvolle eenheden en de relaties<br />
tussen die eenheden benoemen<br />
• het hoofdonderwerp en de hoofdgedachte van een tekst<br />
aangeven en een samenvatting geven<br />
• een oordeel geven over de tekst en dit oordeel toelichten.<br />
X X<br />
NE/K/7 Schrijfvaardigheid CE CE CE<br />
9. De kandidaat kan:<br />
• relevante informatie verzamelen en verwerken ten behoeve<br />
van het schrijven<br />
• schrijfstrategieën hanteren<br />
• compenserende strategieën kiezen en hanteren<br />
• het schrijfdoel in teksten tot uitdrukking brengen<br />
• het schrijfdoel en taalgebruik richten op verschillende<br />
soorten lezerspubliek<br />
• conventies hanteren met betrekking tot schriftelijk<br />
taalgebruik<br />
• elektronische hulpmiddelen gebruiken bij het schrijven<br />
• concepten van de tekst herschrijven op basis van geleverd<br />
commentaar.<br />
X X X<br />
NE/K/8 Fictie<br />
10. De kandidaat kan:<br />
• verschillende soorten fictiewerken herkennen<br />
• de situatie en het denken en handelen van de personages in<br />
het fictiewerk beschrijven<br />
• de relatie tussen het fictiewerk en de werkelijkheid toelichten<br />
• een persoonlijke reactie geven op een fictiewerk en deze<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
toelichten met voorbeelden uit het werk.<br />
11. De kandidaat kan:<br />
• verschillende soorten fictiewerken herkennen<br />
• de situatie en het denken en handelen van de personages in<br />
het fictiewerk beschrijven<br />
• de relatie tussen het fictiewerk en de werkelijkheid toelichten<br />
• kenmerken van fictie in het fictiewerk aanwijzen<br />
• relevante achtergrondinformatie verzamelen en selecteren<br />
• een persoonlijke reactie geven op een fictiewerk en deze<br />
toelichten met voorbeelden uit het werk.<br />
NE/V/1 Verwerven, verwerken en verstrekken van informatie<br />
12. De kandidaat kan zelfstandig informatie verwerven, verwerken<br />
en verstrekken in het kader van het sectorwerkstuk.<br />
NE/V/2 Schrijven op basis van documentatie<br />
13. De kandidaat kan een doel- en publiekgerichte tekst schrijven:<br />
overeenkomstig de voor de tekstsoort geldende conventies<br />
onder gebruikmaking van documentatie.<br />
BB KB GL/TL<br />
X<br />
X X<br />
X<br />
X
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 8<br />
NE/V/3 Vaardigheden in samenhang<br />
14. De kandidaat kan de vaardigheden uit het kerndeel in<br />
samenhang toepassen.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
X
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 9<br />
3 INHOUD NIEUW NEDERLANDS VMBO-GT 3<br />
3.1 OPBOUW METHODE<br />
De methode Nieuw Nederlands bestaat uit zes hoofdstukken. Elk hoofdstuk bevat acht onderdelen,<br />
zoals Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven. In ieder onderdeel wordt nieuwe leerstof<br />
aangeboden, geoefend en toegepast. De leerstof bouwt voort op de kerndoelen van de onderbouw en<br />
bereidt voor op de eindtermen van de bovenbouw.<br />
De zes cursussen van ieder onderdeel hangen onderling samen. Gezamenlijk vormen de cursussen<br />
een module die ook aaneengesloten gegeven kan worden.<br />
Bij iedere cursus Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven is een taak beschikbaar. In een taak<br />
gaan leerlingen praktisch met de leerstof aan de slag.<br />
De methode bevat verder per deel drie projecten, waarin samenwerken, informatievaardigheden en<br />
integratie met andere vakken een belangrijke rol spelen.<br />
1 Leve je lijf 2 Veiligheid<br />
voor alles<br />
Lezen Hoofdzaken en Verbanden in<br />
bijzaken een tekst<br />
Taak Mooi Taak Hoe<br />
gezond werkt dat?<br />
Spreken /<br />
kijken /<br />
luisteren<br />
Precies<br />
luisteren en<br />
aantekeningen<br />
maken<br />
Taak Wat ze<strong>gt</strong><br />
de radio?<br />
Schrijven Extra informatie<br />
geven<br />
Nauwkeurig<br />
invullen<br />
Taak Bij wie<br />
pas jij?<br />
Leren &<br />
Werken<br />
Taal en<br />
woordenschat <br />
Grammatica<br />
Sociale<br />
vaardigheden<br />
Woorden bij<br />
zorg en welzijn<br />
Tegen-<br />
stellingen<br />
Spelling Werkwoordspelling<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
Instructie<br />
Taak Lukt het<br />
zo?<br />
Een instructie<br />
schrijven<br />
Controleren en<br />
verbeteren<br />
Taak Hoe houd<br />
je een computer<br />
virusvrij<br />
Overleggen en<br />
besluiten<br />
nemen<br />
Technische<br />
woorden<br />
Eufemismen<br />
Zinsdelen Hoofdzinnen<br />
en bijzinnen<br />
Fictie Verhalen<br />
Hans Sahar,<br />
De heimweekaravan<br />
3 Slim met<br />
geld<br />
Tekstdoelen<br />
Taak De beste<br />
aanbieding<br />
Doorvragen<br />
Taak Geld<br />
lenen! Ja /<br />
nee?<br />
Klagen per email<br />
De juiste toon<br />
Taak Dat kan<br />
toch wel<br />
anders!<br />
Kritiek krijgen<br />
en geven<br />
Economische<br />
begrippen<br />
Neologismen<br />
4 Natuurlijk 5 Verder leren 6 Aan het werk<br />
Samenvatten<br />
Taak Dat moet<br />
je (w)eten!<br />
Verslag doen<br />
Taak Ontwerp<br />
een park<br />
Werkstuk<br />
Lay-out<br />
Taak Van<br />
akker tot blik<br />
Jezelf<br />
beheersen<br />
Woorden uit de<br />
landbouw<br />
Contaminaties<br />
Voegwoord Verwijswoorden<br />
Tegenargumen<br />
ten<br />
Taak Kiezen…<br />
maar wat?<br />
Oriëntatiegesprek<br />
Taak Daar wil<br />
ik meer over<br />
weten!<br />
Enquête<br />
Enquêtevragen<br />
Taak Informatieaanvra-<br />
gen op internet<br />
Ruzies<br />
oplossen<br />
Opleiding en<br />
taal<br />
Ironie<br />
Puntkomma Afkortingen Tussenletters Koppelteken<br />
en trema<br />
Televisieseries<br />
Info over soaps<br />
en series<br />
Test<br />
Project PROJECT<br />
Sportdag<br />
Poëzie<br />
Boek en film<br />
Louis Sacher,<br />
Gaten<br />
Ann Brashares,<br />
4 vriendinnen,<br />
1 spijkerbroek<br />
PROJECT<br />
Reclame<br />
Tabellen,<br />
grafieken,<br />
diagrammen<br />
Taak Hoe doen<br />
we dat?<br />
Jezelf<br />
presenteren<br />
Taak<br />
Toneelspelen<br />
Recensie<br />
Enthousiast<br />
schrijven<br />
Taak Optreden<br />
geslaagd!<br />
Overleggen met<br />
je leidinggevende<br />
Werk en taal<br />
Overdrijvingen<br />
Stijlfouten Lijdende en<br />
bedrijvende<br />
zinnen<br />
Jeugdroman<br />
Lieneke Dijkzeul,Blikschade<br />
An van ’t<br />
Oosten, Dans<br />
in de branding<br />
Meg Rosoff,<br />
Hoe ik nu leef<br />
Bijvoeglijk<br />
naamwoord en<br />
trappen van<br />
vergelijking<br />
Cabaret<br />
PROJECT<br />
Bijbaantjesmarkt
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 10<br />
3.2 CURSUSSEN<br />
In iedere cursus wordt nieuwe leerstof aangeboden, geoefend en toegepast. De leerstof bouwt voort<br />
op de kerndoelen voor de onderbouw en bereidt voor de eindtermen van het examenprogramma. De<br />
opbouw van een cursus ziet er schematisch als vol<strong>gt</strong> uit:<br />
Opdracht 1 Om te beginnen Opdracht 1 doet een beroep op al aanwezige kennis en ervaring van<br />
de leerling.<br />
Theorie De theorie (groene letters) bestaat uit een:<br />
• korte beschrijving van het belang van de leerstof<br />
• gemiddeld zo’n vier actiegerichte stappen voor de leerlingen<br />
Opdracht 2 Opdracht 2 is een kleine verwerkingsopdracht bij de theorie.<br />
Tip De tip bevat een handige aanwijzing of weetje om de leerstof goed in<br />
de praktijk toe te passen.<br />
Opdracht 3, 4 en verder Deze opdrachten zijn grotere verwerkingsopdrachten bij de theorie<br />
Variatietip De variatietip is een open opdracht die de kans biedt om de actualiteit<br />
in de les te betrekken. Ook speelt de variatietip in op de eigen<br />
leefomgeving en de eigen interesses van de leerling.<br />
* -opdracht (steropdracht) Aan het eind van de cursus staat soms een extra opdracht waarin een<br />
hoger beheersingsniveau wordt geoefend. Deze steropdracht kan<br />
gezien worden als de overgang naar een hoger niveau.<br />
Alles op een rij De belangrijkste punten uit de theorie worden kort en bondig<br />
herhaald.<br />
De integrale leerstof van alle cursussen vindt u achterin de docentenhandleiding.<br />
Lezen<br />
Leerlingen leren in het onderdeel Lezen hoofd- en bijzaken te onderscheiden. Ook leren ze binnen de<br />
tekst tekstverbanden te herkennen. Deze kennis en vaardigheid gebruiken de leerlingen vervolgens bij<br />
het vaststellen van tekstdoelen en bij het samenvatten van de tekst. Hoofdstuk 5 gaat in op<br />
tegenargumenten in betogende teksten, terwijl hoofdstuk 6 ingaat op cijferinformatie in teksten.<br />
De titels van de cursussen zijn:<br />
1 Hoofdzaken en bijzaken<br />
2 Verbanden in een tekst<br />
3 Tekstdoelen<br />
4 Samenvatten<br />
5 Tegenargumenten<br />
6 Tabellen, grafieken en diagrammen<br />
Spreken / kijken / luisteren<br />
In het onderdeel Spreken / kijken / luisteren oefenen leerlingen meer complexe gespreks- en<br />
spreeksituaties, variërend van het doen van een verslag tot het voeren van een oriëntatiegesprek.<br />
Ook is er aandacht voor luistervaardigheid, vraa<strong>gt</strong>echnieken en het geven en het opvolgen van<br />
instructies.<br />
Elke cursus besluit met een kijk- en luisterfragment met vragen en opdrachten.<br />
De titels van de zes cursussen zijn:<br />
1 Precies luisteren en aantekeningen maken<br />
2 Instructie<br />
3 Doorvragen<br />
4 Verslag doen<br />
5 Oriëntatiegesprek<br />
6 Jezelf presenteren<br />
Schrijven<br />
Het onderdeel Schrijven besteedt iedere cursus aandacht aan twee onderwerpen. Eerst wordt<br />
ingegaan op de inhoud van een tekst of op de kenmerken van tekstsoorten waarna er geschreven<br />
wordt. Vervolgens wordt gericht geoefend met belangrijke deelaspecten van schrijven, zoals de layout,<br />
de juiste toon of het formuleren van goede enquêtevragen.<br />
De titels van de zes cursussen zijn:<br />
1 Extra informatie geven; Nauwkeurig invullen<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 11<br />
2 Een instructie schrijven; Controleren en verbeteren<br />
3 Klagen per e-mail; De juiste toon<br />
4 Werkstuk; Lay-out<br />
5 Enquête; Enquêtevragen<br />
6 Recensie; Enthousiast schrijven<br />
Leren & Werken<br />
Het onderdeel Leren & Werken oefent sociale en communicatieve vaardigheden. Deze vaardigheden<br />
komen van pas in een (vervolg)opleiding maar ook in toekomstig werk. Er is aandacht voor het nut<br />
van sociale vaardigheden en voor het omgaan met conflicten, kritiek en ruzies. In het laatste<br />
hoofdstuk integreren leerlingen enkele van deze vaardigheden in een overleg met een<br />
leidinggevende.<br />
De titels van de zes cursussen zijn:<br />
1 Sociale vaardigheden<br />
2 Overleggen en besluiten nemen<br />
3 Kritiek krijgen en geven<br />
4 Jezelf beheersen<br />
5 Ruzies oplossen<br />
6 Overleggen met je leidinggevende<br />
Taal en woordenschat<br />
In deel 1 en 2 stonden strategieën centraal om woordbetekenissen te raden en te onthouden. In deel<br />
3 zijn nieuwe woorden per hoofdstuk thematisch geordend. Hoofdstuk 1 tot en met 4 besteden<br />
afzonderlijk aandacht aan iedere sector terwijl hoofdstuk 5 en 6 de woordenschat in opleiding en werk<br />
behandelen. Ook is er weer aandacht voor verschillende taaleigenaardigheden zoals eufemismen,<br />
ironie of overdrijvingen.<br />
De titels van de cursussen zijn:<br />
Woorden per sector Taal<br />
1 Woorden bij zorg en welzijn Tegenstellingen<br />
2 Technische woorden Eufemismen<br />
3 Economische begrippen Neologismen<br />
4 Woorden uit de landbouw Contaminaties<br />
5 Opleiding en taal Ironie<br />
6 Werk en taal Overdrijvingen<br />
Grammatica<br />
In het onderdeel Grammatica oefenen leerlingen met grammaticale onderwerpen die bijdragen aan<br />
een betere zinsbouw, schrijfstijl en taalgevoel.<br />
De titels van de zes cursussen zijn:<br />
1 Zinsdelen<br />
2 Hoofdzinnen en bijzinnen<br />
3 Voegwoord<br />
4 Verwijswoorden<br />
5 Stijlfouten<br />
6 Lijdende en bedrijvende zinnen<br />
Spelling<br />
Het onderdeel Spelling besteedt aandacht aan werkwoordspelling en andere spellingproblemen, zoals<br />
tussenletters, afkortingen en het bijvoeglijk naamwoord. Verder is er aandacht voor het gebruik van de<br />
puntkomma, koppelteken en trema.<br />
De titels van de zes cursussen zijn:<br />
1 Werkwoordsspelling<br />
2 Puntkomma<br />
3 Afkortingen<br />
4 Tussenletters<br />
5 Koppelteken en trema<br />
6 Bijvoeglijk naamwoord en trappen van vergelijking<br />
Fictie<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 12<br />
Het onderdeel Fictie bren<strong>gt</strong> leerlingen in aanraking met verschillende vormen van fictie zoals verhalen,<br />
tv-series, poëzie, verfilmingen van boeken, jeugdromans en cabaret. In keuzeopdrachten verkennen<br />
en ontwikkelen leerlingen hun eigen voorkeuren voor fictie. Elke cursus besluit met enkele actuele<br />
leestips voor 14-15-jarigen.<br />
De titels van de cursussen zijn:<br />
1 Verhalen Hans Sahar, De heimwee-karavan<br />
2 Televisieseries Info over soaps en series<br />
3 Poëzie<br />
4 Boek en film Louis Sacher, Gaten<br />
Ann Brashares, 4 vriendinnen, 1 spijkerbroek<br />
5 Jeugdroman Lieneke Dijkzeul, Blikschade<br />
An van ’t Oosten, Dans in de branding<br />
Meg Rosoff, Hoe ik nu leef<br />
6 Cabaret<br />
Op deze docentenbox vindt u een fictielijst bij Nieuw Nederlands 4 e editie deel 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>. Hierin zijn<br />
alle verhalen, dichtbundels en (verfilmde) boeken opgenomen die in deel 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong> aan de orde<br />
komen in het onderdeel Fictie.<br />
3.3 TAKEN<br />
In een taak passen de leerlingen taalvaardigheden in de praktijk toe. Elk deel bevat in totaal zes<br />
taken. De situatie in iedere taak is zoveel mogelijk geënt op het gebruik van taalvaardigheden in het<br />
echte, buitenschoolse leven. De taak is verder gericht op samenwerking tussen leerlingen en op het<br />
verzamelen en presenteren van informatie.<br />
Een taak bestaat gemiddeld uit ongeveer zes stappen. Een taak kent – globaal gezien – een vaste<br />
opbouw:<br />
oriënteren De inleiding beschrijft kort en uitdagend de prestatie die van de leerling<br />
verwacht wordt.<br />
kiezen De leerling kiest een aspect van het onderwerp. Hij/zij kan zich de opdracht<br />
eigen maken door keuzes te maken die aansluiten bij eigen ervaringen of<br />
interesses.<br />
informatie verzamelen Op internet, in kranten, bij klasgenoten of deskundigen gaat de leerling op<br />
zoek naar informatie. Ook is de leerling soms zelf een informatiebron.<br />
laten zien Leerlingen wisselen uit wat zij ontdekt hebben.<br />
Lezen<br />
De taken in het onderdeel Lezen sluiten aan bij de leerstof in de cursus van ieder hoofdstuk. Er zijn<br />
zes leestaken in deel 3:<br />
1 Mooi gezond<br />
2 Hoe werkt dat?<br />
3 De beste aanbieding<br />
4 Dat moet je (w)eten!<br />
5 Kiezen… maar wat?<br />
6 Hoe doen we dat?<br />
Spreken / kijken / luisteren<br />
De taken in het onderdeel Spreken / kijken / luisteren sluiten aan bij de leerstof in de cursus van ieder<br />
hoofdstuk. Er zijn zes spreek-, kijk- en luistertaken in deel 3:<br />
1 Wat ze<strong>gt</strong> de radio?<br />
2 Lukt het zo?<br />
3 Geld lenen! Ja / nee<br />
4 Ontwerp een park<br />
5 Daar wil ik meer over weten!<br />
6 Toneelspelen<br />
Schrijven<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 13<br />
De taken in het onderdeel Schrijven sluiten aan bij de leerstof in de cursus van ieder hoofdstuk. Er zijn<br />
zes schrijftaken in deel 3:<br />
1 Bij wie pas jij?<br />
2 Hoe houd je een computer virusvrij?<br />
3 Dat kan toch wel anders!<br />
4 Van akker tot blik<br />
5 Informatie aanvragen op internet<br />
6 Optreden geslaagd!<br />
3.4 PROJECTEN<br />
De projecten hebben tot doel de aangeleerde taalvaardigheden van de voorafgaande hoofdstukken<br />
geïntegreerd toe te passen. Vooral de vaardigheden Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven<br />
worden in een project in samenhang in praktijk gebracht. Daarnaast bieden de projecten gelegenheid<br />
tot samenwerkend leren, het oefenen van sociaal-communicatieve vaardigheden en het toepassen<br />
van informatievaardigheden. Alle projecten hebben een relatie met een of meer andere vakken.<br />
In deel 3 zijn er drie projecten:<br />
Projecten Relatie met andere vakken<br />
Hoofdstuk 2: Sportdag biologie, verzorging, bewegingsonderwijs<br />
Hoofdstuk 4: Reclame economie, maatschappijleer<br />
Hoofdstuk 6: Bijbaantjesmarkt een sectorvak, wiskunde, economie<br />
Bij ieder project horen werkbladen. Deze werkbladen staan in het activiteitenboek en op cd 1 van de<br />
servicebox.<br />
De projecten zijn ook beschikbaar als webquests op de I-clips, bereikbaar via www.schoolwise.nl.<br />
Hiervoor hebben de leerlingen een persoonlijk wachtwoord nodig dat beschikbaar is via het<br />
activiteitenboek.<br />
3.5 ACTIVITEITENBOEK<br />
Het activiteitenboek is optioneel. Het is een bewaar- en naslagwerk voor de leerling en bevat de<br />
volgende onderdelen:<br />
1 Taalportfolio<br />
2 Extra oefeningen voor Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling<br />
3 Werkbladen projecten<br />
4 Invulbladen<br />
5 Gereedschapskist<br />
Verder biedt het activiteitenboek een persoonlijk wachtwoord waarmee de leerling toegang heeft tot Iclips,<br />
de website bij Nieuw Nederlands.<br />
3.6 DE WEBSITE: I-CLIPS<br />
Bij de methode is ondersteunend ICT-materiaal beschikbaar, dit heet de I-clips. De I-clips is<br />
bereikbaar via een persoonlijk wachtwoord in het activiteitenboek en te vinden op de website<br />
www.schoolwise.nl. De I-clips bestaat uit de volgende items:<br />
• Meer oefenen: extra oefenstof voor Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling<br />
• D-toetsen: diagnostische toetsen bij Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling<br />
• zes minicursussen Schrijven<br />
• cursussen Word, PowerPoint en Excel<br />
• de voorgelezen fragmenten uit het onderdeel Fictie<br />
• drie webquests<br />
• taalregister<br />
3.7 DIGITALE PROEFWERKEN<br />
Nieuw Nederlands biedt de mogelijkheid tot digitale toetsing. Proefwerken kunnen eenvoudig digitaal<br />
worden samengesteld, afgenomen en worden nagekeken. De proefwerken zijn in aantal en inhoud<br />
hetzelfde als de papieren proefwerken, oftewel zestig per deel.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 14<br />
De digitale proefwerken bevatten verschillende vraa<strong>gt</strong>ypes. Met deze vraa<strong>gt</strong>ypes komen de leerlingen<br />
ook in aanraking via de I-clips.<br />
Meer informatie over digitale proefwerken vindt u op: www.digitaleproefwerken.nl.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 15<br />
4 LESVOORBEREIDING VMBO-GT 3<br />
INLEIDING<br />
Nieuw Nederlands is gemaakt voor zelfstandig werken en leren. Dat houdt in dat de leerling ook<br />
zonder voortdurende hulp door de methode kan gaan. In hoofdstuk 5 (Nieuw Nederlands van A tot Z)<br />
worden vier soorten werkwijzers beschreven die meer leerlinggestuurd onderwijs bevorderen.<br />
Bij een aantal opdrachten in Nieuw Nederlands is praktische hulp en organisatie door de docent<br />
noodzakelijk. Bijvoorbeeld het reserveren van het computerlokaal, of het regelen van voldoende<br />
woordenboeken.<br />
Per hoofdstuk geven we aan welke stap(pen) een docent ter voorbereiding op de les moet nemen.<br />
Iedere stap kan na uitvoering worden afgevinkt.<br />
HOOFDSTUK 1 LEVE JE LIJF<br />
Onderdeel Opdracht Actie<br />
Lezen 4 Kopzorgen 0 Neem mee of laat meenemen: folders, brochures van apotheek,<br />
(variatietip) huisarts of info van internet over hoofd- en haaraandoeningen.<br />
Lezen Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
Taak Lezen Mooi gezond 0 Reserveer eventueel het computerlokaal en controleer<br />
beschikbaarheid van internet en printer.<br />
0 A4-papier en plakband of lijm om strips op te plakken.<br />
SKL 2 Knoflookadem 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />
0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht.<br />
0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (2<br />
Knoflookadem, beoordelingsschema) bij deze opdracht.<br />
SKL 3 Crime scene 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />
0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht.<br />
SKL 4 Schokkend 0 Neem eventueel zelf het NOS Journaal op. Of reserveer het<br />
nieuws? computerlokaal en laat leerlingen het journaal zien via<br />
(variatietip) www.omroep.nl.<br />
SKL Bekijk het 0 Zet dvd-speler en cd klaar.<br />
fragment 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 1.<br />
Schrijven 2 Snuffelstage 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (2<br />
Snuffelstage) bij deze opdracht.<br />
Schrijven 4 Voordeeluren- 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4<br />
abonnement Voordeelurenabonnement) bij deze opdracht.<br />
Schrijven 5 Judo 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (5<br />
Judo) bij deze opdracht.<br />
Taak Schrijven Bij wie pas jij? 0 Reserveer eventueel het computerlokaal en controleer<br />
beschikbaarheid van internet, Word en Excel.<br />
Leren & 4 Hoezo sociaal 0 Kondig deze opdracht enkele dagen van tevoren aan zodat<br />
Werken vaardig? leerlingen tijd hebben om sociale vaardigheden buiten de school te<br />
observeren.<br />
Taal en Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
woordenschat Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
Grammatica Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
Spelling Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
Fictie Tekst 1, 2 en 3 0 Laat eventueel tekst 1, 2 en 3 horen vanaf de luister-cd.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 16<br />
HOOFDSTUK 2 VEILIGHEID VOOR ALLES<br />
Onderdeel Opdracht Actie<br />
Lezen 4 Eigen<br />
veiligheid<br />
(variatietip)<br />
Lezen Meer oefenen<br />
Maak de D-toets<br />
SKL 1 Om te<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
beginnen<br />
0 Neem mee of laat meenemen: gebruiksaanwijzingen van<br />
elektrische apparaten.<br />
0 Zorg voor voldoende A3-papier, per leerling één vel.<br />
0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />
0 Kies op de cd het luisterfragment (tekst 1) bij deze opdracht.<br />
SKL 2 Bureauberaad 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />
0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht.<br />
SKL 3 EHBO 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (3<br />
EHBO, beoordelingsschema) bij deze opdracht.<br />
SKL 4 Jumpen 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4<br />
SKL Bekijk het<br />
Jumpen, beoordelingsschema) bij deze opdracht.<br />
0 Zet dvd-speler en cd klaar.<br />
fragment 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 2.<br />
Taak SKL Lukt het zo? 0 Neem eventueel zelf een klusprogramma op. Of laat de leerlingen<br />
in het computerlokaal een klusprogramma op internet bekijken.<br />
Schrijven 4 Route- 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4<br />
beschrijving Routebeschrijving, beoordelingsformulier) bij deze opdracht.<br />
Schrijven 5 Lucie Silvas 0 Reserveer computerlokaal en controleer beschikbaarheid van de<br />
printer, van Word en van het bestand 2.5 Lucie Silvas.doc in deze<br />
docentenbox of op www.nieuwnederlands.noordhoff.nl<br />
0 Maak afspraken met systeembeheer en leerlingen over opslaan<br />
van bestanden.<br />
Schrijven 6 Stephans brief 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (6<br />
Stephans brief) bij deze opdracht.<br />
Taak Schrijven Hoe houd je een 0 Wilt u de taak op school laten uitvoeren? Reserveer dan het<br />
computer<br />
virusvrij?<br />
computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
Leren & 4 Het luciferspel 0 Neem een doos met minimaal 200 lucifers mee, het liefst van een<br />
Werken<br />
groot formaat. Per leerling zijn er in ieder geval vijf lucifers nodig.<br />
Taal en Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
woordenschat Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
Grammatica Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
Spelling Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
Fictie Tekst 1 t/m 8 0 Laat eventueel tekst 1 t/m 8 horen vanaf de luister-cd.<br />
Project Sportdag 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de kopieerbladen bij<br />
het Project Sportdag.<br />
0 Reserveer het computerlokaal en controleer de beschikbaarheid<br />
van internet, Encarta, Word en printer.<br />
0 Maak afspraken met systeembeheer en leerlingen over opslaan<br />
van bestanden.<br />
0 Overleg en stem af met collega’s van biologie, verzorging en<br />
bewegingsonderwijs.<br />
0 Kies een aanpak voor de beoordeling van groepswerk. Zie ook<br />
Nieuw Nederlands van A tot Z bij de trefwoorden beoordeling,<br />
groepswerk en zelfbeoordeling.
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 17<br />
HOOFDSTUK 3 SLIM MET GELD<br />
Onderdeel Opdracht Actie<br />
Lezen 4 Advertenties<br />
gezocht<br />
(variatietip)<br />
Lezen Meer oefenen<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
Maak de D-toets<br />
Taak Lezen De beste<br />
aanbieding<br />
0 Neem mee of laat meenemen: tijdschriften en kranten met veel<br />
advertenties, bijvoorbeeld oude tv-gidsen, Kampioen, gratis<br />
dagbladen etc.<br />
0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
0 Neem mee of laat meenemen: tijdschriften en kranten met veel<br />
advertenties, bijvoorbeeld oude tv-gidsen, Kampioen, gratis<br />
dagbladen etc.<br />
SKL 1 Om te 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />
beginnen 0 Kies op de cd het luisterfragment (tekst 1) bij deze opdracht.<br />
SKL 3 Vissen 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />
0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht (onderdeel A).<br />
0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (3<br />
SKL 4 Robinsons<br />
Crusoe!<br />
(variatietip)<br />
SKL Bekijk het<br />
fragment<br />
Taal en Meer oefenen<br />
woordenschat Maak de D-toets<br />
Grammatica Meer oefenen<br />
Maak de D-toets<br />
Spelling Meer oefenen<br />
Maak de D-toets<br />
Vissen, beoordelingsschema) bij deze opdracht.<br />
0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4<br />
Robinsons Crusoe, beoordelingsschema) bij deze opdracht.<br />
Fictie Tekst 2 t/m 11<br />
0 Zet dvd-speler en cd klaar.<br />
0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 3.<br />
0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
0 Laat eventueel tekst 2 t/m 11 horen vanaf de luister-cd.
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 18<br />
HOOFDSTUK 4 NATUURLIJK<br />
Onderdeel Opdracht Actie<br />
Lezen 2 Koe in de wei<br />
3 Nooit meer<br />
slapen?<br />
5 Allemaal wild<br />
Lezen 4 Zoek vergeten<br />
groente!<br />
(variatietip)<br />
Lezen Meer oefenen<br />
Maak de D-toets<br />
Taak Lezen Dat moet je<br />
(w)eten!<br />
SKL 2 Dagboek van<br />
een olympisch<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
kampioen<br />
0 Bij opdracht 2, 3 en 5 is de tekst ook op een aparte A4 beschikbaar<br />
zodat leerlingen bij het samenvatten bijvoorbeeld belangrijke woorden<br />
of zinnen kunnen onderstrepen of omcirkelen.<br />
0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de kopieerbladen (2<br />
Koe in de wei, 3 Nooit meer slapen en 5 Allemaal wild) bij deze drie<br />
opdrachten.<br />
0 Geef leerlingen van tevoren de opdracht om informatiebronnen te<br />
zoeken.<br />
0 Reserveer eventueel het computerlokaal en controleer de<br />
internetverbinding.<br />
0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
0 Neem mee of laat meenemen: artikelen over eetbare insecten.<br />
0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding<br />
en printer.<br />
0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />
0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht.<br />
SKL 3 Subsidie? 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (3<br />
Subsidie, beoordelingsschema) bij deze opdracht.<br />
SKL 4 Milieu 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4<br />
Milieu, beoordelingsschema) bij deze opdracht.<br />
SKL Bekijk het 0 Zet dvd-speler en cd klaar.<br />
fragment 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 4.<br />
Taak SKL Ontwerp een 0 Zorg voor papier, scharen, lijm en andere materialen die nodig zijn<br />
park<br />
om een plattegrond en/of maquette te maken.<br />
Schrijven 3 Spaar je 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de twee kopieerbladen<br />
energie (3 Spaar je energie, vijf bronteksten) bij deze opdracht.<br />
Schrijven 4 Tekst 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4<br />
opmaken<br />
Taak Schrijven Van akker tot<br />
blik<br />
Broeikas opmaken, beoordelingsformulier) bij deze opdracht.<br />
0 Reserveer het computerlokaal, controleer de internetverbinding en<br />
de beschikbaarheid van Word en een printer.<br />
0 Zorg voor papier, scharen, lijm en andere materialen die nodig zijn<br />
om een folder te maken.<br />
Leren & 4 Een boze klant 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4 Een<br />
Werken<br />
boze klant, invulschema) bij deze opdracht.<br />
Taal en 1 Om te 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (1 Om<br />
woordenschat beginnen te beginnen, puzzel) bij deze opdracht.<br />
Taal en Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
woordenschat Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
Grammatica Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
Spelling 5 Groot hart 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (5 Een<br />
groot hart, puzzel) bij deze opdracht.<br />
Spelling Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
Fictie Tekst 2 t/m 5 0 Laat eventueel tekst 2 t/m 5 horen vanaf de luister-cd.<br />
Project Reclame 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de kopieerbladen bij<br />
het Project Reclame.<br />
0 Reserveer het computerlokaal en controleer beschikbaarheid van<br />
internet en printer.<br />
0 Overleg en stem af met collega’s van economie en<br />
maatschappijleer.<br />
0 Kies een aanpak voor de beoordeling van groepswerk. Zie ook<br />
Nieuw Nederlands van A tot Z bij de trefwoorden beoordeling,<br />
groepswerk en zelfbeoordeling.
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 19<br />
HOOFDSTUK 5 VERDER LEREN<br />
Onderdeel Opdracht Actie<br />
Lezen 2 Om te huilen 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (2 Om<br />
Lezen 4 Sta voor je<br />
mening! Voor of<br />
tegen?<br />
(variatietip)<br />
Lezen 5 Rijk in de<br />
praktijk<br />
Lezen Meer oefenen<br />
Maak de D-toets<br />
Taak Lezen Kiezen… maar<br />
wat?<br />
SKL 1 Om te<br />
beginnen<br />
SKL 2 Belangrijk<br />
belletje<br />
SKL 3 Tompoezen<br />
en pizza-<br />
broodjes<br />
SKL Informatiestand<br />
(variatietip)<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
te huilen, invulschema bij vraag 9) bij deze opdracht.<br />
0 Zet de stoelen en tafels aan de kant zodat alle leerlingen in het<br />
midden van het lokaal kunnen staan. Zij kunnen daar vervolgens<br />
positie kiezen voor twee plaatsen: links voor wie voor is, en rechts<br />
voor wie tegen is.<br />
0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (5 Rijk<br />
in de praktijk, invulschema opdracht B) bij deze opdracht.<br />
0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
0 Neem mee of laat meenemen: kranten en tijdschriften met artikelen<br />
over beroepen.<br />
0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />
0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht.<br />
0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />
0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht.<br />
0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (3<br />
Tompoezen en pizzabroodjes, beoordelingsschema) bij deze<br />
opdracht.<br />
0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding<br />
en de printer.<br />
0 Laat leerlingen het lokaal zo inrichten dat ze gemakkelijk van de<br />
ene informatiestand naar de andere kunnen lopen.<br />
0 Zet dvd-speler en cd klaar.<br />
SKL Bekijk het<br />
fragment 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 5.<br />
Taak SKL Daar wil ik meer 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding<br />
over weten! en de printer.<br />
0 Neem mee of laat meenemen: folders en brochures over<br />
vervolgopleidingen en over de plaatsen van die opleidingen<br />
Schrijven 3 Wordt u al 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (3<br />
geholpen? Wordt u al geholpen?, beoordelingsformulier) bij deze opdracht.<br />
Taal en 1 Om te 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (1 Om<br />
woordenschat beginnen te beginnen, woordzoeker) bij deze opdracht.<br />
Taal en Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
woordenschat Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
Grammatica Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
Spelling Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
Fictie Tekst 1 t/m 6 0 Laat eventueel tekst 1 t/m 6 horen vanaf de luister-cd.
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 20<br />
HOOFDSTUK 6 AAN HET WERK<br />
Onderdeel Opdracht Actie<br />
Lezen 3 Vrijwilligers<br />
gezocht<br />
(variatietip)<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
0 Neem mee of laat meenemen: kranten met advertenties voor<br />
vrijwilligerswerk.<br />
0 Reserveer eventueel het computerlokaal en controleer de<br />
internetverbinding.<br />
0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
Lezen Meer oefenen<br />
Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
Taak Lezen Hoe doen we 0 Reserveer het computerlokaal, controleer de internetverbinding en<br />
dat?<br />
de eventueel de beschikbaarheid van Word (voor het maken van<br />
schema’s).<br />
SKL 1 Om te 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />
beginnen 0 Kies op de cd het luisterfragment (tekst 1) bij deze opdracht.<br />
SKL 2 Curriculum 0 Zet cd/dvd-speler en cd klaar.<br />
Vitae<br />
0 Kies op de cd het luisterfragment bij deze opdracht.<br />
SKL 4 Save our souls 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (4<br />
of groene vrede Save our souls of groene vrede, beoordelingsschema) bij deze<br />
opdracht.<br />
SKL Bekijk het 0 Zet dvd-speler en cd klaar.<br />
fragment 0 Kies op de cd het kijk- en luisterfragment van hoofdstuk 6.<br />
Schrijven 3 Dát vind ik 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan het kopieerblad (3 Dát<br />
leuk!<br />
vind ik leuk!, beoordelingsformulier) bij deze opdracht.<br />
Taal en Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
woordenschat Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
Grammatica Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
Spelling Meer oefenen 0 Reserveer het computerlokaal en controleer de internetverbinding.<br />
Maak de D-toets 0 Leerlingen hebben het wachtwoord uit het activiteitenboek nodig.<br />
Fictie Tekst 1 t/m 4 0 Laat eventueel tekst 1 t/m 4 horen vanaf de luister-cd.<br />
Project Bijbaantjesmarkt 0 Geen activiteitenboek? Kopieer of print dan de kopieerbladen bij<br />
het Project Bijbaantjesmarkt.<br />
0 Reserveer het computerlokaal en controleer de beschikbaarheid<br />
van internet en printer.<br />
0 Overleg en stem af met de collega’s van de sectorvakken,<br />
wiskunde en economie.<br />
0 Kies een aanpak voor de beoordeling van groepswerk. Zie ook<br />
Nieuw Nederlands van A tot Z bij de trefwoorden beoordeling,<br />
groepswerk en zelfbeoordeling.
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 21<br />
5 NIEUW NEDERLANDS VAN A TOT Z<br />
A<br />
actief leren<br />
activerende didactiek<br />
activerende werkvormen<br />
actualiteit in taallessen<br />
Adviestoets Cito<br />
atheneum-plus<br />
B<br />
beeldschermexamens<br />
beoordelen<br />
buitenschoolse opdrachten<br />
C<br />
competentiegericht leren<br />
conflicthantering<br />
coöperatief leren<br />
cursus<br />
D<br />
determinatie<br />
diagnostische toets<br />
D-toetsen<br />
digitale examens<br />
digitale proefwerken<br />
docentrollen<br />
E<br />
expertwerkvorm<br />
examenprogramma havo/vwo<br />
examenprogramma <strong>vmbo</strong><br />
G<br />
gereedschapskist voor taal<br />
groepsbeoordeling<br />
groepswerk<br />
H<br />
hoogbegaafde leerlingen<br />
I<br />
I-clips<br />
internet<br />
J<br />
jaarplanner in Nieuw Nederlands<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
K<br />
keuzes maken in de methode<br />
keuzevrijheid<br />
kerndoelen nader uitgelegd<br />
klassenmanagement<br />
L<br />
leerlingen in de onderbouw<br />
leerlingrollen<br />
leerstijlen<br />
leren door te doen<br />
leren leren<br />
lesplanning maken met Nieuw<br />
Nederlands<br />
lokaalinrichting<br />
M<br />
meer oefenen<br />
meervoudige intelligenties<br />
methodesite<br />
N<br />
natuurlijk leren<br />
Nederlands in kleine, heterogene<br />
groepen<br />
Nederlands taalonderwijs in het<br />
buitenland<br />
nieuwe leren (het)<br />
nieuwe spelling<br />
O<br />
ontdekkend leren<br />
ordeproblemen voorkomen<br />
P<br />
positieve feedback<br />
portfolio<br />
probleemgestuurd onderwijs<br />
proefwerken<br />
profielwerkstuk<br />
project<br />
R<br />
remedial teaching<br />
S<br />
samenwerkend leren<br />
samenhang tussen vakken<br />
scenario’s<br />
Schoolwise<br />
sectorwerkstuk<br />
sociaal-communicatieve<br />
vaardigheden<br />
spelling<br />
T<br />
taak<br />
taalgericht vakonderwijs<br />
taallessen maken<br />
thuiswerkvrij onderwijs<br />
toetsen<br />
U<br />
uitgestelde aandacht<br />
V<br />
vaardigheidsgericht<br />
taalonderwijs<br />
variatietip<br />
veilig leren<br />
verschillen tussen leerlingen<br />
Vol<strong>gt</strong>oets Cito<br />
vwo-plus<br />
W<br />
webquests<br />
werkvormen<br />
werkwijzer<br />
werkwoordspelling met<br />
expertwerkvorm<br />
woordenschatverwerving<br />
woordraadstrategieën<br />
Z<br />
zelf lessen maken<br />
zelfbeoordeling<br />
zelfstandig leren<br />
zelfverantwoordelijk leren
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 22<br />
ACTIEF LEREN<br />
WAT IS ACTIEF LEREN?<br />
Uitgangspunt van actief leren is dat leerlingen het meeste leren door zelf actief met de leerstof<br />
aan de slag te gaan. Kortom: leren door te doen.<br />
Bij actief leren spelen vaardigheden, zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid een<br />
belangrijke rol. Uitvoering van vaardigheden vereist echter ook kennis van zaken. Actief leren<br />
heeft pas rendement als kennis en vaardigheden op elkaar zijn afgestemd en een<br />
voortdurende wisselwerking hebben met elkaar.<br />
WAAROM ACTIEF LEREN?<br />
Belangrijke argumenten voor actief leren zijn:<br />
1 motivatie van leerlingen<br />
2 rekening houden met verschillen tussen leerlingen<br />
3 snel veranderende samenleving<br />
4 informatiemaatschappij<br />
5 voorkomen van uitval<br />
6 aansluiten bij vervolgonderwijs<br />
7 afwisselender rol docent<br />
ACTIEF LEREN IN NIEUW NEDERLANDS!<br />
Nieuw Nederlands stimuleert actief leren op deze manieren:<br />
• De cursussen in Nieuw Nederlands – met uitzondering van Grammatica en Spelling -<br />
richten de aandacht op de uitvoering van vaardigheden; de theorie dient om actief aan<br />
de slag te gaan.<br />
• De variatietip nodi<strong>gt</strong> de leerling uit om zelf aan de slag te gaan met de theorie waarbij<br />
door het bieden van keuzevrijheid zelfstandigheid en verantwoordelijkheid geprikkeld<br />
wordt.<br />
• De 18 taken voor Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven en de 3 projecten zijn<br />
vaardigheidsgericht en stimuleren zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van<br />
leerlingen.<br />
• Een portfolio maakt zichtbaar wat de leerling door actief leren heeft bereikt.<br />
ZIE OOK<br />
docentrollen – portfolio – projecten – taken – variatietip<br />
ACTIVERENDE DIDACTIEK<br />
Zie: actief leren - activerende werkvormen<br />
ACTIVERENDE WERKVORMEN<br />
WAT ZIJN ACTIVERENDE WERKVORMEN?<br />
Activerende werkvormen hebben tot doel leerlingen actiever bij de les te betrekken. De<br />
werkvormen stimuleren een actieve inbreng van alle leerlingen.<br />
Activerende werkvormen zijn niet per se vaardigheidsgericht zoals actief leren dat wel is (zie<br />
actief leren). De activerende werkvormen kunnen ook ingezet worden bij het verwerken van<br />
theorie, bij kennisgerichte opdrachten of om simpelweg opdrachten op een andere, actieve(re)<br />
manier na te kijken.<br />
WAAROM ACTIVERENDE WERKVORMEN?<br />
Belangrijke argumenten voor activerende werkvormen zijn:<br />
1 leerling is minder een consument en minder een toeschouwer<br />
2 effectiever: meer aandacht per leerling bij de les<br />
3 effectiever: meer leerlingen bij de les<br />
4 afwisseling tussen luisteren en zelf iets doen<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 23<br />
5 andere rol docent<br />
ACTIVERENDE WERKVORMEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Er zijn vele tientallen activerende werkvormen. Dit zijn de vijf meest voorkomende:<br />
• Denken-delen-uitwisselen<br />
• Check-in-duo’s<br />
• Drie-stappen-interview<br />
• Genummerde hoofden<br />
• Experts<br />
Denken-delen-uitwisselen<br />
Denken-delen-uitwisselen kan gebruikt worden om:<br />
• te controleren of de uitleg goed begrepen is<br />
• de voorkennis en eigen ervaringen van leerlingen te activeren<br />
• samen een probleem te verkennen<br />
Stap 1 Denken Stel een vraag. Geef tien seconden tot enkele minuten bedenktijd.<br />
Stap 2 Delen Laat in tweetallen de antwoorden navertellen.<br />
Stap 3 Uitwisselen Vraag een leerling klassikaal om een antwoord. Laat een andere leerling<br />
reageren.<br />
In Nieuw Nederlands is deze werkvorm vooral geschikt bij opdracht 1 Om te beginnen en bij<br />
de verwerking van de theorie in groene letters.<br />
Check-in-duo’s<br />
Check-in-duo’s kan vooral goed gebruikt worden om snel de antwoorden te controleren op<br />
vragen en opdrachten waarop maar één antwoord goed is.<br />
Stap 1 Individueel Geef de opdracht en laat de opdracht individueel uitvoeren.<br />
Stap 2 Check-in-duo’s Laat de leerling het antwoord met een klasgenoot vergelijken. Zoek<br />
samen het goede antwoord.<br />
Stap 3 Check-in-de-klas Bespreek de vragen waarover duo’s het niet eens zijn geworden.<br />
In Nieuw Nederlands is deze werkvorm vooral geschikt voor de onderdelen Spelling en<br />
Grammatica. Ook bij het beoordelen van schrijf- en spreekopdrachten kan deze werkvorm<br />
worden ingezet. De formulering van de opdrachten speelt daar meestal al op in.<br />
Drie-stappen-interview<br />
Het drie-stappen-interview is vooral geschikt voor opdrachten waarin een beroep wordt<br />
gedaan op persoonlijke ervaring, visies, meningen of ideeën. Leerlingen interviewen elkaar en<br />
vatten aan het eind samen wat de ander gezegd heeft.<br />
Stap 1 Interviewen Nummer binnen elke groep de leerlingen: 1, 2, 3 en 4. De nummers 1<br />
interviewen nr. 2, terwijl nr. 3 nr. 4 interviewt.<br />
Stap 2 Rollen wisselen Draai de rollen om. Nr. 2 interviewt nu nr. 1 etc.<br />
Stap 3 Samenvatten Vraag ieder nummer om binnen de groep samen te vatten wat hij van de<br />
ander heeft gehoord.<br />
In Nieuw Nederlands maakt deze activerende werkvorm al deel uit van opdrachten in het<br />
onderdeel Spreken/kijken/luisteren. Bij andere onderdelen kan de werkvorm incidenteel<br />
worden ingezet bij zogenaamde belevingsvragen, bijvoorbeeld bij leesopdrachten waarin<br />
leerlingen gevraagd worden (persoonlijk) te reageren op de inhoud van de tekst.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 24<br />
Genummerde hoofden<br />
De werkvorm genummerde hoofden kan vooral gebruikt worden bij opdrachten die meer tijd<br />
vragen omdat meer dan één antwoord mogelijk is, of omdat er een beroep wordt gedaan op<br />
bijvoorbeeld inzicht, meningsvorming, analyse of het combineren van kennis.<br />
Stap 1 Nummeren Geef in elke groep iedere leerling het nummer 1, 2, 3 of 4 etc.<br />
Stap 2 Groepsopdracht Geef iedere groep de opdracht. Benadruk twee dingen:<br />
• De groep moet het samen eens worden.<br />
Stap 3 Nummer<br />
noemen<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
• Elke leerling kan gevraagd worden na afloop het antwoord te geven.<br />
Vraag per groep een willekeurig nummer om het antwoord van hun groep<br />
te geven.<br />
In Nieuw Nederlands is deze werkvorm vooral geschikt bij de variatietip-opdracht en de meer<br />
complexe slotopdrachten van iedere cursus, bijvoorbeeld de steropdrachten.<br />
Experts<br />
De werkvorm experts is handig bij opdrachten waarvoor leerlingen veel informatie nodig<br />
hebben. Iedere leerling wordt in zijn groep expert in een deel van de leerstof. De groep deelt<br />
aan het eind de expertise van de afzonderlijke leden.<br />
Stap 1 Leerstof verdelen Verdeel de leerstof in twee tot vijf gelijkwaardige en logische delen.<br />
Stap 2 Groep samenstellen Geef per groep elke leerling een eigen deel. Afhankelijk van de<br />
leerstofverdeling zijn dat twee tot maximaal vijf groepen,<br />
Stap 3 Bestuderen Geef tijd en eventuele andere faciliteiten (rust bijvoorbeeld) om het<br />
deel te bestuderen.<br />
Stap 4 Kennis delen Vraag de leerlingen om ieder zijn deel aan de groep te presenteren.<br />
Benadruk dat ieder groepslid geacht wordt alles te weten.<br />
In Nieuw Nederlands komt de werkvorm experts voor bij taken en projecten waarin<br />
groepsgewijs informatie wordt verzameld en uitgewisseld. Deze activerende werkvorm is in de<br />
opdracht ingebouwd.<br />
ACTUALITEIT IN TAALLESSEN<br />
WAT BETEKENT ACTUALITEIT IN TAALLESSEN?<br />
Lesmethodes vernieuwen voortdurend. Voor het vak Nederlands is vernieuwing noodzakelijk<br />
om bij de tijd te blijven in bijvoorbeeld de tekstkeuze bij het onderdeel Lezen. Ook bij de<br />
onderwerpskeuze in de onderdelen Schrijven en Spreken/kijken/luisteren is de actualiteit van<br />
belang om zo leerlinggericht mogelijk te werken. Bij Fictie is actualiteit van belang om zo nauw<br />
mogelijk aan te sluiten bij moderne fictiewerken.<br />
Daarnaast is actualiteit in taallessen van belang omdat de taal zelf zich voortdurend vernieuwt<br />
en dus verandert. Dan gaat het niet alleen om spellingveranderingen maar ook om<br />
ontwikkelingen in schrijftaal onder invloed van sms en msn, alsmede om invloeden vanuit<br />
vreemde talen en taalvariaties zoals straattaal en groepstaal.<br />
WAAROM ACTUALITEIT IN TAALLESSEN?<br />
Belangrijke argumenten voor actualiteit in taallessen zijn:<br />
1 motivatie leerlingen<br />
2 herkenbaarheid voor de leerling<br />
3 onmiddellijk nut in het hier en nu<br />
4 beter inspelen op taalveranderingen<br />
ACTUALITEIT IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands maakt zoveel mogelijk gebruik van actuele teksten. Deze teksten hebben<br />
helaas echter in veel gevallen een beperkte levensduur. Daarom past Nieuw Nederlands de<br />
volgende manieren toe om de lessen actueel te houden:
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 25<br />
• de variatietip: deze opdracht richt de aandacht van leerlingen op teksten en thema’s van<br />
het hier en nu<br />
• de taken: in de meeste taken gaan leerlingen zelf op zoek naar informatie en komen ze in<br />
aanraking met actuele teksten en thema’s<br />
• de projecten: in de projecten maken leerlingen gebruik van vier verschillende soorten<br />
bronnen die actueel zijn<br />
ZIE OOK<br />
buitenschoolse opdracht – projecten – taken – variatietip – webquests<br />
ADVIESTOETS CITO<br />
WAT IS DE ADVIESTOETS CITO?<br />
De Adviestoets is een objectieve en methodeonafhankelijke toets van de Cito-groep voor het<br />
adviseren en begeleiden van leerlingen in het tweede leerjaar. De Adviestoets wordt aan het<br />
einde van de tweede klas afgenomen. De toets geeft u inzicht in het niveau en de voortgang<br />
van uw leerlingen bij de volgende kernvaardigheden: Nederlands leesvaardigheid, Engels<br />
leesvaardigheid, Wiskunde en Studievaardigheden. Voor Nederlands levert de Vol<strong>gt</strong>oets drie<br />
taken:<br />
• Taak 1: Nederlands leesvaardigheid 1<br />
• Taak 2: Nederlands leesvaardigheid 2<br />
• Taak 8: Woordenschat<br />
Om een rapportage te ontvangen van het niveau bij Nederlands leesvaardigheid dienen beide<br />
taken door de leerlingen te worden gemaakt. De opgaven hebben grotendeels betrekking op<br />
het begrip van het hoofdonderwerp, de hoofdgedachte of relaties tussen zinnen en alinea’s<br />
(oorzaak/reden – gevolg, middel – doel). Bij enkele opgaven komen zaken aan de orde als<br />
feiten – meningen en verwijzingen.<br />
De taak Woordenschat is gebaseerd op de streefwoordenlijst van Hacquebord. Door afname<br />
van deze taak ziet u in hoeverre uw leerlingen de streefwoordenlijst beheersen.<br />
De afname van een taak kost een lesuur van minimaal 45 minuten. Na de afname worden de<br />
antwoordbladen naar Cito gestuurd voor verwerking. De school is verplicht gebruik te maken<br />
van de scorings- en rapportageservice van de Cito-groep. Op deze wijze zijn de<br />
normeringsgegevens altijd up-to-date.<br />
WAAROM ADVIESTOETS CITO?<br />
Argumenten voor de Adviestoets Cito zijn:<br />
1 leerstof- en methode-onafhankelijke toetsing<br />
2 vergelijking mogelijk met grote groep leerlingen in heel Nederland<br />
3 leerstofaanbod beter kunnen bepalen op basis van uitkomsten<br />
4 hulpmiddel bij indeling in leerweg of schooltype<br />
ADVIESTOETS CITO EN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands biedt methodegebonden toetsen en toets dus de behandelde leerstof. De<br />
Adviestoets Cito is een extra hulpmiddel om het niveau te bepalen. Omdat de Adviestoets de<br />
normtabellen baseert op een grote groep leerlingen in heel Nederland, is de Adviestoets<br />
geschikt voor determinatie.<br />
ZIE OOK<br />
digitale proefwerken – toetsen – Vol<strong>gt</strong>oets Cito<br />
ATHENEUM-PLUS<br />
Zie: vwo-plus<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 26<br />
BEELDSCHERMEXAMENS<br />
Zie: digitale examens<br />
BEOORDELEN<br />
WAT IS BEOORDELEN?<br />
Door te beoordelen worden leervorderingen van de leerling inzichtelijk gemaakt. Dat kan op<br />
verschillende manieren:<br />
• door het geven van cijfers, bijvoorbeeld van 1 tot en met 10<br />
• door het geven van talige waarderingen zoals: onvoldoende / voldoende / goed /<br />
uitstekend<br />
• door mondelinge en/of schriftelijke evaluaties<br />
• door een portfolio<br />
• door leerlingen zelf het resultaat te laten presenteren<br />
Bij elke vorm van beoordeling worden bij voorkeur product én proces beoordeeld. Een goed<br />
proces kan immers – door omstandigheden - tot een slecht product leiden en andersom kan<br />
een slecht proces tot een goed product leiden. Daarom wordt de leerling en het leren zelf het<br />
meeste recht gedaan als zowel product als proces in ogenschouw wordt genomen.<br />
WAAROM BEOORDELEN?<br />
Belangrijke doelen van beoordelen zijn:<br />
1 leervorderingen zichtbaar maken<br />
2 motivatie en discipline bevorderen<br />
3 selectie en kwalificatie: voldoende informatie verzamelen voor overgang en niveaubepaling<br />
BEOORDELEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />
In Nieuw Nederlands worden leerlingen doorlopend op product en/of proces beoordeeld.<br />
• spreek- en schrijfopdrachten: leerlingen beoordelen zichzelf en/of elkaar op vorm en<br />
inhoud, op product en proces door hierover enkele gerichte vragen te beantwoorden<br />
• de D-toets: een diagnostische toets om het instapniveau bij Lezen, Taal en<br />
woordenschat, Spelling en Grammatica te beoordelen<br />
• de hoofdstuktoets: na ieder hoofdstuk maken de leerlingen een toets waarin Lezen,<br />
Taal en woordenschat, Spelling en Grammatica worden beoordeeld<br />
• de deeltoets: voor de volgende onderdelen zijn per hoofdstuk aparte toetsen<br />
beschikbaar: Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en Grammatica<br />
• de taken: leerlingen ‘beoordelen’ elkaar doordat ze de uitkomsten van een taak laten<br />
zien aan klasgenoten en erover van gedachten wisselen; het resultaat wordt toegevoegd<br />
aan het taalportfolio<br />
• de projecten: leerlingen en/of de docent beoordelen product en proces aan de hand van<br />
criteria die vervolgens in cijfers, talige waarderingen of mondelinge en/of schriftelijke<br />
evaluaties kunnen uitmonden; het resultaat van het project wordt toegevoegd aan het<br />
taalportfolio<br />
ZIE OOK<br />
diagnostische toetsen – digitale proefwerken – groepsbeoordeling – groepswerk –<br />
zelfbeoordeling<br />
BUITENSCHOOLSE OPDRACHT<br />
WAT IS EEN BUITENSCHOOLSE OPDRACHT?<br />
Een buitenschoolse opdracht is een opdracht die de leerling in of buiten lestijd buiten het<br />
schoolgebouw uitvoert. Internet biedt echter de gelegenheid om een buitenschoolse opdracht<br />
ook ín de school te maken.<br />
WAAROM EEN BUITENSCHOOLSE OPDRACHT?<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 27<br />
Belangrijke argumenten voor een buitenschoolse opdracht zijn:<br />
1 authentieke leeromgevingen bestaan vooral buiten school<br />
2 motivatie<br />
3 variatie<br />
4 samenhang ontdekken tussen leren in de school en buiten de school<br />
BUITENSCHOOLSE OPDRACHTEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />
In Nieuw Nederlands wordt taal op verschillende manieren buiten de school geoefend:<br />
• variatietip: bij Lezen en Spreken/kijken/luisteren maken de leerlingen een opdracht die<br />
geschikt is om buiten de school uit te voeren omdat er authentieke teksten en<br />
gesprekssituaties vereist zijn<br />
• taken: de taken zijn meestal gericht op de echte, actuele wereld buiten de school<br />
• projecten: de projecten doen een beroep op informatieverzameling waarvoor ook<br />
authentieke, buitenschoolse bronnen (deskundigen, een museumbezoek) ingeschakeld<br />
kunnen worden<br />
• keuzeopdrachten fictiedossier: in de keuzeopdrachten bij Fictie leggen leerlingen een<br />
relatie tussen Fictie en de buitenwereld, bijvoorbeeld door deelname aan een<br />
dichtwedstrijd of door het zoeken van actuele rapteksten<br />
ZIE OOK<br />
actualiteit in de lessen – project – taak – variatietip<br />
COMPETENTIEGERICHT LEREN<br />
Zie: nieuwe leren (het)<br />
CONFLICTHANTERING<br />
EEN STAPPENPLAN VOOR CONFLICTHANTERING<br />
Onderstaand stappenplan heeft tot doel om het conflict te de-escaleren door de onderlinge<br />
relatie te versterken. Niet de straf maar de relatie staat centraal. Niet het probleem maar de<br />
oplossing krij<strong>gt</strong> de aandacht.<br />
Gebruik de volgende stappen om ongewenst gedrag te corrigeren:<br />
1 Beschrijf direct de situatie / overtreding en uw oordeel daarover.<br />
2 Vraag of de beschrijving klopt.<br />
3 Laat de leerling zijn gedrag uitleggen.<br />
4 Vat regelmatig neutraal samen.<br />
5 Vraag de leerling hoe het gedrag in de toekomst kan worden voorkomen.<br />
6 Vat de concrete afspraak samen.<br />
ZIE OOK<br />
ordeproblemen voorkomen<br />
COÖPERATIEF LEREN<br />
CURSUS<br />
Zie: samenwerkend leren<br />
WAT IS EEN CURSUS?<br />
Een cursus is een aantal lessen die over hetzelfde onderwerp gaan en bij elkaar horen. Een<br />
cursus heeft een duidelijk begin- en eindpunt. Als de cursus is afgerond, wordt de leerling<br />
geacht de leerstof te beheersen.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 28<br />
WAAROM EEN CURSUS?<br />
Belangrijke argumenten voor een cursus:<br />
1 effectief: de cursus richt zich op een of meer kerndoelen<br />
2 motivatie: leerling ziet direct het einddoel<br />
3 variatie door voortdurende afwisseling in leeractiviteiten: aanleren (cursus), toepassen<br />
(taken), integreren (projecten)<br />
4 onnodige herhaling voorkomen<br />
CURSUSSEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands heeft de volgende onderdelen: Lezen, Spreken/kijken/luisteren, Schrijven,<br />
Studievaardigheid (<strong>vmbo</strong>/havo/vwo 1 en 2), Leren & Werken (<strong>vmbo</strong> 3), Examen doen (<strong>vmbo</strong><br />
4), Taal en woordenschat, Spelling, Grammatica en Fictie. Elk onderdeel kent zes cursussen<br />
(één cursus per hoofdstuk) van gemiddeld twee tot drie lessen.<br />
De zes cursussen per onderdeel kunnen ook uit de hoofdstukken worden getild en<br />
aaneengesloten worden gegeven.<br />
De belangrijkste informatie van een cursus wordt verzameld in de gereedschapskist voor taal.<br />
Deze gereedschapskist is aanwezig in het activiteitenboek en kan door de leerling<br />
meegenomen worden naar het volgende schooljaar.<br />
ZIE OOK<br />
diagnostische toets – gereedschapskist voor taal – project – taak<br />
DETERMINATIE<br />
Zie: Adviestoets Cito – Vol<strong>gt</strong>oets Cito<br />
DIAGNOSTISCHE TOETS<br />
WAT IS EEN DIAGNOSTISCHE TOETS?<br />
Een diagnostische toets is een toets om het beginniveau van de leerling te bepalen. Uit de<br />
diagnostische toets wordt onder andere duidelijk of een leerling weinig, gemiddeld of juist veel<br />
training nodig heeft.<br />
D-TOETS<br />
WAAROM EEN DIAGNOSTISCHE TOETS?<br />
Belangrijke argumenten voor een diagnostische toets:<br />
1 maatwerk: rekening kunnen houden met verschillen tussen leerlingen<br />
2 motivatie: leerlingen krijgen onderwijs dat aansluit bij hun niveau<br />
3 warming-up: diagnostische toets kan leerlingen voorbereiden op de cursus<br />
4 leerlinggestuurd onderwijs: leerlingen kunnen zelfstandig leren en werken met de methode<br />
DIAGNOSTISCHE TOETSEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands kent voor de volgende onderdelen diagnostische toetsen oftewel Dtoetsen:<br />
• Lezen<br />
• Taal en woordenschat<br />
• Grammatica<br />
• Spelling<br />
ZIE OOK<br />
beoordeling – D-toets<br />
Zie: diagnostische toets<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 29<br />
DIGITALE EXAMENS<br />
WAT ZIJN DIGITALE EXAMENS?<br />
Bij deze vorm van centrale examens vindt de examenafname geheel op de computer plaats.<br />
De opgaven worden op het scherm aangeboden en de leerlingen beantwoorden de vragen op<br />
de computer. Bij open vragen beoordeelt de docent de antwoorden, bij gesloten vragen voert<br />
de computer de scoring uit.<br />
Voor de organisatie en afname van deze examens is een CBT-programma ontwikkeld,<br />
genaamd CitoTester. Dit programma bestaat uit twee onderdelen: TestManager en<br />
TestCenter. TestManager regelt de organisatie van de afname en is bestemd voor de<br />
examensecretaris en correctoren. TestCenter is het afnameprogramma voor de leerlingen.<br />
Met ingang van 2008 kunnen <strong>vmbo</strong>-kandidaten de digitale examens maken in de algemene<br />
vakken van de basisberoepsgerichte leerweg (bb). Dat betekent dat <strong>vmbo</strong>-bb-leerlingen ook<br />
het vak Nederlands al in de vorm van een digitaal examen kunnen afleggen. In 2008 kunnen<br />
scholen nog terugvallen op een papieren examen. Na 2008 wordt alleen nog het digitaal<br />
examen aangeboden.<br />
Het digitaal examen zal op termijn ook worden ingevoerd voor <strong>vmbo</strong>-leerlingen van de overige<br />
leerwegen. Op www.cito.nl en www.cevo.nl vindt u actuele informatie over de invoering van<br />
digitale examens.<br />
WAAROM DIGITALE EXAMENS?<br />
De Cevo noemt een aantal argumenten voor digitale examens:<br />
• de computer schept meer mogelijkheden voor het examineren van vaardigheden (die een<br />
belangrijk onderdeel zijn in de examenprogramma’s)<br />
• de computer kan meerwaarde bieden ten aanzien van het type opgaven die in het centraal<br />
examen opgenomen kunnen worden<br />
• de computer geeft de mogelijkheid om meer accent te leggen op visuele presentatie van<br />
vragen, er kan kleur en video gebruikt worden, voor veel leerlingen is dit aantrekkelijk en<br />
van belang<br />
• de aansluiting bij de ontwikkelingen in maatschappij en onderwijs<br />
• de computer kan correctiewerk overnemen of vergemakkelijken<br />
• de inzet van de computer faciliteert (in sommige gevallen) een andere organisatie van de<br />
examens.<br />
DIGITALE EXAMENS IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Digitale examens vinden in eerste instantie plaats voor <strong>vmbo</strong>-basisleerlingen. In deel 4 van<br />
Nieuw Nederlands voor <strong>vmbo</strong>-basis worden leerlingen in hoofdstuk 5 bij Examen doen<br />
voorbereid op het werken met een digitaal examen. De belangrijkste kenmerken van een<br />
digitaal examen worden opgesomd en ook worden enkele relevante beeldschermen getoond<br />
uit een digitaal proefexamen.<br />
ZIE OOK<br />
beoordelen – digitale proefwerken - I-clips<br />
DIGITALE PROEFWERKEN<br />
WAT ZIJN DIGITALE PROEFWERKEN?<br />
Digitale proefwerken zijn proefwerken die leerlingen on-line – dus via internet – kunnen<br />
maken. De docent kan veel tijd besparen met het maken en nakijken van proefwerken.<br />
De digitale proefwerken bevatten verschillende vraa<strong>gt</strong>ypes. Met deze vraa<strong>gt</strong>ypes komen de<br />
leerlingen ook in aanraking via de I-clips.<br />
WAAROM DIGITALE PROEFWERKEN?<br />
Belangrijke argumenten voor digitale proefwerken zijn:<br />
1 tijdwinst<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 30<br />
2 variatie in toetsen<br />
3 rapportage mogelijk per leerling, per klas en per vraag<br />
DIGITALE PROEFWERKEN BIJ NIEUW NEDERLANDS<br />
Bij Nieuw Nederlands zijn digitale proefwerken beschikbaar. Zie www.digitaleproefwerken.nl.<br />
ZIE OOK<br />
beoordelen – I-clips<br />
DOCENTROLLEN<br />
WAT ZIJN DE DOCENTROLLEN?<br />
Bij een activerende didactiek kunnen vier rollen voor de docent worden onderscheiden:<br />
• de instructeur: de docent is de bron van kennis en opdrachtgever van leeractiviteiten<br />
• de trainer: de docent werkt via het overdragen van kennis aan vaardigheden door deze<br />
vaardigheden voor te doen en door leerlingen te laten oefenen en toepassen<br />
• de begeleider: de docent zor<strong>gt</strong> voor omstandigheden waarin leerlingen optimaal kunnen<br />
leren<br />
• de coach: de docent begeleidt de leerling door gerichte vragen te stellen en nauw aan te<br />
sluiten bij individuele leerbehoeftes en knelpunten<br />
De inzet van een of meer van deze rollen is afhankelijk van de leerstof. In principe is het<br />
mogelijk om in één les alle vier rollen afwisselend in te zetten.<br />
WAAROM VERSCHILLENDE DOCENTROLLEN?<br />
Belangrijke argumenten voor verschillende docentrollen zijn:<br />
1 effectiviteit: door de docentrol en het leerdoel op elkaar af te stemmen<br />
2 verschillende docentrollen zijn een voorwaarde van activerende didactiek<br />
3 variatie in het werk als docent<br />
DOCENTROLLEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />
In Nieuw Nederlands zijn alle vier rollen mogelijk. Bij sommige opdrachten li<strong>gt</strong> een bepaalde<br />
rol meer voor de hand om het gewenste effect te bereiken. Bijvoorbeeld:<br />
• de cursus: de docent als instructeur en/of trainer en/of begeleider<br />
• de variatietip: de docent als begeleider<br />
• de taak: de docent als begeleider<br />
• het project: de docent als coach<br />
ZIE OOK<br />
actief leren – activerende didactiek – activerende werkvormen<br />
EXAMENPROGRAMMA NEDERLANDS HAVO/VWO<br />
HET EINDEXAMEN<br />
Voor Nederlands is het examenprogramma voor vwo en havo vrijwel identiek. Alleen<br />
Subdomein E1 is verschillend voor vwo en havo. Het eindexamen bestaat uit het centraal<br />
examen en het schoolexamen.<br />
HET CENTRAAL EXAMEN<br />
Het centraal examen heeft betrekking op domein A en domein D voor zover het analyseren en<br />
beoordelen betreft. De CEVO stelt het aantal en de tijdsduur van de zittingen van het centraal<br />
examen vast. De CEVO maakt indien nodig een specificatie bekend van de examenstof van<br />
het centraal examen.<br />
HET SCHOOLEXAMEN<br />
Het schoolexamen heeft betrekking op:<br />
• de domeinen en subdomeinen waarop het centraal examen geen betrekking heeft;<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 31<br />
• indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: een of meer domeinen of subdomeinen waarop<br />
het centraal examen betrekking heeft;<br />
• indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen<br />
verschillen.<br />
DE EXAMENSTOF<br />
De tien eindtermen voor Nederlands zijn beschreven in domeinen en subdomeinen:<br />
Domein A: Leesvaardigheid (A 1: Analyseren en interpreteren, A2: Beoordelen, A3:<br />
Samenvatten)<br />
Domein B: Mondelinge taalvaardigheid<br />
Domein C: Schrijfvaardigheid<br />
Domein D: Argumentatieve vaardigheden<br />
Domein E: Literatuur (E1: Literaire ontwikkeling, E2: Literaire begrippen, E3:<br />
Literatuurgeschiedenis)<br />
Domein F: Oriëntatie op studie en beroep<br />
EXAMENPROGRAMMA NEDERLANDS VMBO<br />
ALGEMENE ONDERWIJSDOELEN<br />
Het examenprogramma voor Nederlands in het <strong>vmbo</strong> bestaat uit algemene onderwijsdoelen<br />
en uit eindtermen voor het vak Nederlands. De zes algemene onderwijsdoelen zijn:<br />
1 Werken aan vakoverstijgende thema's<br />
2 Leren uitvoeren<br />
3 Leren leren<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
4 Leren communiceren<br />
5 Leren reflecteren op het leer- en werkproces<br />
6 Leren reflecteren op de toekomst<br />
HET CENTRAAL EXAMEN<br />
Het centraal examen heeft betrekking op de volgende exameneenheden:<br />
• Leervaardigheden in het vak Nederlands<br />
• Luister- en kijkvaardigheid 1<br />
• Leesvaardigheid<br />
• Schrijfvaardigheid<br />
1 Het CEVO kan per leerweg bepalen dat het centraal examen geen betrekking heeft op de<br />
exameneenheid Luister- en kijkvaardigheid.<br />
HET SCHOOLEXAMEN<br />
Het schoolexamen voor een bepaalde leerweg heeft voor de algemeen vormende vakken in<br />
ieder geval betrekking op exameneenheid K3 (Leervaardigheden). Daarnaast heeft het<br />
schoolexamen betrekking op:<br />
• ten minste die exameneenheden die deel uitmaken van het examenprogramma van deze<br />
leerweg voor zover zij niet deel uitmaken van het centraal examen voor die leerweg;<br />
• indien het bevoegd gezag daarvoor kiest een of meer exameneenheden waarop het<br />
centraal examen betrekking heeft;<br />
• indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen die relevant zijn voor het<br />
betreffende vak of examenprogramma, die per kandidaat kunnen verschillen.<br />
DE EINDTERMEN NEDERLANDS<br />
De eindtermen voor de Nederlands taal zijn voor bb, kb en <strong>gt</strong>/tl op enkele punten verschillend.<br />
We karakteriseren de doelen en de verschillen kort:<br />
Eindterm 1: Oriëntatie op leren en werken (bb, kb, gl/tl)<br />
Eindterm 2: Basisvaardigheden (bb, kb, gl/tl)<br />
Eindterm 3: Leervaardigheden in het vak Nederlands (bb, kb, gl/tl)<br />
Eindterm 4: Luister- en kijkvaardigheid (bb)<br />
Eindterm 5: Luister- en kijkvaardigheid + waarde en betrouwbaarheid van media (kb, <strong>gt</strong>/tl)<br />
Eindterm 6: Spreek- en gespreksvaardigheid ((bb, kb, gl/tl)<br />
Eindterm 7: Leesvaardigheid (bb)<br />
Eindterm 8: Leesvaardigheid + talige middelen van de auteur aangeven om schrijfdoel te<br />
bereiken + samenvatting geven van een tekst (kb, gl/tl)<br />
Eindterm 9: Schrijfvaardigheid (bb, kb, gl/tl)
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 32<br />
Eindterm 10: Fictie (bb)<br />
Eindterm 11: Fictie + kenmerken in fictiewerk aanwijzen + achtergrondinfo verzamelen (kb,<br />
<strong>gt</strong>/tl)<br />
Eindterm 12: Verwerven, verwerken en verstrekken van informatie (gl/tl)<br />
Eindterm 13: Schrijven op basis van documentatie (gl/tl)<br />
Eindterm 14: Vaardigheden in samenhang (gl/tl)<br />
EXPERTWERKVORM<br />
Zie: activerende werkvormen – samenwerkend leren – werkwoordspelling met<br />
expertwerkvorm<br />
GEREEDSCHAPSKIST VOOR TAAL<br />
WAT IS DE GEREEDSCHAPSKIST VOOR TAAL?<br />
De gereedschapskist is een onderdeel van het activiteitenboek. In de gereedschapskist staat<br />
de theorie uit de cursussen. Deze theorie bevat niet alleen de uitleg van belangrijke begrippen<br />
maar ook tips, strategieën en stappenplannen.<br />
De gereedschapskist hebben leerlingen bijvoorbeeld nodig als ze aan een taak of een project<br />
werken.<br />
WAAROM EEN GEREEDSCHAPSKIST VOOR TAAL?<br />
Belangrijke argumenten voor het gebruik van de gereedschapskist voor taal zijn:<br />
1 snelheid en gemak: leerling vindt snel belangrijke theorie, tips en stappenplannen terug<br />
2 handig hulpmiddel bij uitvoering van taken en projecten<br />
3 compact meeneemnaslagwerk voor volgende schooljaren<br />
ZIE OOK<br />
activiteitenboek – cursus – project – taak<br />
GROEPSBEOORDELING<br />
WAT IS GROEPSBEOORDELING?<br />
Groepsbeoordeling is de beoordeling van groepswerk. Dat kan op verschillende manieren:<br />
• groepscijfer: de leden van een groep krijgen allemaal hetzelfde cijfer<br />
• individueel cijfer: de leden van een groep krijgen ieder een individueel cijfer op basis van<br />
de eigen inbreng<br />
• individueel cijfer met bonuspunten: naast het individueel cijfer kunnen leerlingen<br />
bonuspunten krijgen op basis van het groepsresultaat<br />
• zelfbeoordeling per groep: iedere groep krij<strong>gt</strong> een vaste hoeveelheid punten (bijvoorbeeld<br />
28 punten voor vier personen) die ze onderling moeten verdelen<br />
• groepsbeloning: een beloning anders dan met cijfers, bijvoorbeeld door het resultaat te<br />
laten presenteren, mondeling, schriftelijk, digitaal of een combinatie<br />
WAAROM GROEPSBEOORDELING?<br />
Belangrijke argumenten voor groepsbeoordeling zijn:<br />
1 samen leren met anderen speelt een belangrijke rol in de onderbouw<br />
2 motivatie voor samenwerken bij groepswerk vergroten<br />
3 evenwichtige aandacht bij het leren voor product en proces<br />
4 vrijblijvendheid en vluchtgedrag bij groepswerk voorkomen<br />
GROEPSBEOORDELING IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands kent verschillende vormen van groepswerk en groepsbeoordeling.<br />
Bijvoorbeeld:<br />
• spreek- en schrijfopdrachten: groepsbeloning<br />
• de taak: groepsbeloning<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 33<br />
• het project: alle manieren van groepsbeoordeling mogelijk aan de hand van criteria die<br />
met cijfers van 1 tot en met 3 gewaardeerd worden; gezamenlijk puntenaantal kan<br />
worden omgezet in cijfers<br />
ZIE OOK<br />
beoordelen – project - samenwerkend leren – taak - zelfbeoordeling<br />
GROEPSWERK<br />
WAT IS GROEPSWERK?<br />
Groepswerk is het uitvoeren van opdrachten waarbij leerlingen voor een goed resultaat elkaar<br />
nodig hebben. Bij groepswerk gaat het niet alleen om het uiteindelijke resultaat maar ook om<br />
de totstandkoming van dat resultaat. Product en proces spelen in groepswerk dus allebei een<br />
rol.<br />
WAAROM GROEPSWERK?<br />
1 samen leren met anderen speelt een belangrijke rol in de onderbouw<br />
2 oefening van mondelinge taalvaardigheid, zowel spreken als luisteren<br />
3 ontwikkelen van sociaal-communicatieve vaardigheden<br />
GROEPSWERK IN NIEUW NEDERLANDS<br />
In Nieuw Nederlands zit groepswerk vooral in:<br />
• de laatste opdrachten in de cursussen Spreken/kijken/luisteren<br />
• de taak<br />
• het project<br />
ZIE OOK<br />
groepsbeoordeling – project - sociaal-communicatieve vaardigheden - taak<br />
HOOGBEGAAFDE LEERLINGEN<br />
I-CLIPS<br />
Zie: vwo-plus<br />
WAT IS I-CLIPS?<br />
De I-clips is de website bij Nieuw Nederlands met extra opdrachten en ondersteunend<br />
lesmateriaal. Dit materiaal wordt aangeboden binnen de elektronische leeromgeving<br />
Schoolwise. Voor elke cursus in elk hoofdstuk uit het leerlingenboek os extra materiaal<br />
beschikbaar. I-clips is toegankelijk met een wachtwoord dat de leerling krij<strong>gt</strong> samen met het<br />
activiteitenboek.<br />
In de i–clips vindt u de volgende extra’s:<br />
• Weet je het? : een controle van de theorie (ook zonder wachtwoord beschikbaar)<br />
• D-toetsen: de diagnostische toetsen bij Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en<br />
Spelling<br />
• extra oefenstof voor Lezen, Taal en woordenschat, Grammatica en Spelling<br />
• de kijk- en luisterfragmenten bij iedere cursus van het onderdeel Spreken/kijken/luisteren<br />
• zes minicursussen Schrijven<br />
• het taalregister: leerlingen krijgen in een register een korte uitleg over de belangrijkste<br />
begrippen uit de theorieblokken<br />
• instructie voor gebruik van Word, PowerPoint en Excel<br />
• de voorgelezen fragmenten uit het onderdeel Fictie<br />
• drie webquests<br />
WAAROM I-CLIPS?<br />
Belangrijke argumenten voor het gebruik van I-clips zijn:<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 34<br />
INTERNET<br />
1 extra oefening bij de leerstof uit de cursussen<br />
2 complete naslagfunctie voor behandeld lesmateriaal<br />
3 motivatie en variatie<br />
I-CLIPS IN NIEUW NEDERLANDS<br />
De I-clips vindt u op de website www.schoolwise.nl. Het optionele activiteitenboek geeft<br />
toegang via een wachtwoord tot de I-clips en ander lesmateriaal.<br />
ZIE OOK<br />
buitenschoolse opdrachten – cursus – D-toets – project – Schoolwise – taak – webquest<br />
WAT IS INTERNET?<br />
Internet – oftewel het world-wide-web – biedt toegang tot een ongekende hoeveelheid<br />
informatie. Om het zoeken op internet te vergemakkelijken, zijn er een aantal handige<br />
websites:<br />
• www.davindi.nl: een zoekprogramma voor scholieren; onderdeel van Kennisnet<br />
• www.startpagina.nl: een pagina met een overzicht van veelgebruikte websites,<br />
onderverdeeld in handige rubrieken<br />
• www.startpagina.nl/dochters: Startpagina kent veel ‘dochterpagina’s’; deze<br />
dochterpagina’s bieden een overzicht van websites rond een bepaald thema<br />
WAAROM INTERNET?<br />
Belangrijke argumenten voor het gebruik van internet door leerlingen zijn:<br />
1 leerlingen komen buiten schooltijd veel in aanraking met internet<br />
2 grote diversiteit aan bronnen<br />
3 actualiteit<br />
4 individueel onderwijs mogelijk dat rekening houdt met verschillen tussen leerlingen<br />
5 variatie en motivatie<br />
INTERNET EN NIEUW NEDERLANDS<br />
In Nieuw Nederlands speelt internet op verschillende manieren een rol. Bijvoorbeeld:<br />
• Lezen: leesteksten zijn ontleend aan internet<br />
• Schrijven: forumdiscussies op internet<br />
• Studievaardigheid (<strong>vmbo</strong>/havo/vwo 1 en 2): zoekvaardigheid op internet en beoordelen<br />
betrouwbaarheid van informatie<br />
• Taak: informatie verzamelen op internet<br />
• Project: internet is een van de bronnen die geraadpleegd kunnen worden<br />
• I-clips: extra lesmateriaal dat via internet wordt aangeboden, onder andere Meer<br />
oefenen, D-toetsen en minicursussen Schrijven<br />
ZIE OOK<br />
actualiteit in taallessen - buitenschoolse opdrachten – D-toetsen - I-clips – Meer oefenen –<br />
project<br />
JAARPLANNER IN NIEUW NEDERLANDS<br />
WAT IS EEN JAARPLANNER IN NIEUW NEDERLANDS?<br />
In de onderbouw hebben scholen de vrijheid om een eigen invulling aan de onderbouw te<br />
geven. Deze keuzevrijheid van scholen betekent dat in principe iedere school het vak<br />
Nederlands een andere vorm én een andere inhoud kan geven, zolang de kerndoelen maar<br />
gerealiseerd worden.<br />
Voor een lesmethode betekent dit dat de leerstof flexibel moet kunnen worden ingezet. Nieuw<br />
Nederlands bevat een jaarplanner waarin alle leerstof aan de orde komt. Om scholen echter te<br />
ondersteunen in hun keuzevrijheid, biedt de docentenhandleiding verschillende aanpakken die<br />
aansluiten bij de vier scenario’s in de onderbouw. Bijvoorbeeld:<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 35<br />
• Nederlands als 1-uursvak, 2-uursvak en 3-uursvak<br />
• Nederlands geïntegreerd in een leergebied<br />
• Nederlands als individueel onderwijs<br />
WAAROM EEN JAARPLANNER?<br />
Belangrijke argumenten voor een jaarplanner zijn:<br />
1 overzicht bieden van de totale leerstof en benodigde lestijd<br />
2 lesvoorbereiding vergemakkelijken<br />
3 gemakkelijker inhoudelijke keuzes kunnen maken<br />
4 gemakkelijker werkwijzers op maat kunnen maken<br />
JAARPLANNER IN NIEUW NEDERLANDS<br />
De jaarplanner in Nieuw Nederlands is beschikbaar in de docentenhandleiding.<br />
ZIE OOK<br />
keuzevrijheid – kerndoelen - scenario’s<br />
KERNDOELEN NADER UITGELEGD<br />
TIEN KERNDOELEN<br />
Het vak Nederlands in de onderbouw telt tien kerndoelen. De kerndoelen worden hieronder in<br />
samenhang beschreven en geanalyseerd. Kort gezegd: wat typeert Nederlands in de<br />
onderbouw?<br />
TYPERING VAN DE KERNDOELEN<br />
In de meeste van de tien kerndoelen zijn de taalvaardigheden geïntegreerd. De kerndoelen 1,<br />
2 en 3 hebben bijvoorbeeld betrekking op zowel schrijf- als spreeksituaties. Taalvaardigheid<br />
wordt in de vernieuwde onderbouw gezien als een mengvorm van mondelinge en schriftelijke<br />
taalvaardigheid. In taalsituaties combineer je met andere woorden zowel spreek-, luister-,<br />
lees- als schrijfvaardigheid. Geïsoleerd gebruik van een van de vaardigheden komt zelden<br />
voor.<br />
Kerndoel 3 en 4 laten zien dat Nederlands taalonderwijs tot doel heeft strategieën aan te<br />
leren. Woordenschatuitbreiding heeft met een apart kerndoel een belangrijke status gekregen<br />
binnen de tien kerndoelen. Bij kerndoel 4 staan strategieën centraal om informatie te<br />
verwerven uit gesproken en geschreven teksten. Deze informatievaardigheden gebruiken de<br />
leerlingen uiteraard niet alleen in het vak Nederlands, maar hebben sterke verwantschap met<br />
alle andere vakken waarin leerlingen onderwijs volgen. Lees- en luisterstrategieën spelen in<br />
deze kerndoelen een cruciale rol.<br />
Informatievaardigheden spelen niet alleen in kerndoel 4 maar ook in kerndoel 5 een<br />
prominente rol. In dit kerndoel worden schriftelijke en digitale bronnen genoemd. Leerlingen<br />
moeten getraind worden in het zoeken, het ordenen en het beoordelen van informatie op<br />
waarde voor hemzelf en anderen. De persoonlijke inschatting van de waarde, het belang van<br />
de informatie – zowel voor jezelf als voor anderen - wordt expliciet in dit kerndoel genoemd.<br />
Een kritische omgang met informatie wordt hier gepropageerd.<br />
In de kerndoelen 6 en 7 worden de mondelinge tekstsoorten genoemd waarin de leerlingen<br />
getraind moeten worden: deelnemen aan overleg, planning, discussie in een groep, en het<br />
geven van een mondelinge presentatie.<br />
Kerndoel 8 gaat in op het lezen van zowel fictie als non-fictie. Ook noemt het kerndoel een<br />
criterium voor de keuze van teksten: de teksten moeten tegemoetkomen aan de belangstelling<br />
van de leerling én zijn belevingswereld uitbreiden.<br />
Kerndoel 9 en 10 benoemen de metacognitieve vaardigheden die bij alle overige kerndoelen<br />
gebruikt kunnen worden: een planmatige aanpak van taalactiviteiten, en beter de taal leren<br />
door te reflecteren op taalactiviteiten.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 36<br />
KEUZES MAKEN IN DE METHODE<br />
Zie: jaarplanning<br />
KEUZEVRIJHEID<br />
WAT IS KEUZEVRIJHEID?<br />
In de onderbouw hebben scholen de keuze om het onderwijs in leerjaar 1 en 2 naar eigen<br />
voorkeur in te richten. Belangrijke voorwaarden zijn echter onder andere:<br />
• het realiseren van de globaal geformuleerde kerndoelen<br />
• het voldoen aan de zes kenmerken van het leren in de onderbouw<br />
De kerndoelen zijn voorgeschreven voor tweederde van de totale leertijd. Het resterende<br />
eenderde deel kunnen scholen naar eigen inzicht invullen. Er kunnen extra vakken worden<br />
aangeboden maar ook kunnen de verplichte vakken verder verdiept worden.<br />
WAAROM KEUZEVRIJHEID?<br />
Belangrijke argumenten voor keuzevrijheid van scholen in de onderbouw zijn:<br />
1 recht doen aan verschillen tussen leerlingen<br />
2 meer keuzemogelijkheden voor ouders en leerlingen<br />
3 de school kan doen waar de school goed in is<br />
KEUZEVRIJHEID IN NIEUW NEDERLANDS<br />
In Nieuw Nederlands is keuzevrijheid op verschillende manieren vormgegeven, zowel voor de<br />
school, de docent als de leerling. Bijvoorbeeld:<br />
• jaarplanner van leerstof met een keur aan varianten<br />
• variatie in opdrachten, teksten en bronnen<br />
• onderscheid in cursus, taak en project<br />
ZIE OOK<br />
cursus – jaarplanning in Nieuw Nederlands – kerndoelen nader uitgelegd – project – taak<br />
KLASSENMANAGEMENT<br />
Zie: ordeproblemen – uitgestelde aandacht<br />
LEERLINGEN IN DE ONDERBOUW<br />
WAT VINDEN LEERLINGEN?<br />
Op een conferentie over de onderbouw is een tiental leerlingen gevraagd wanneer zij school<br />
leuk vinden. De leerlingen waren afkomstig uit alle schooltypen. Hun voorkeuren hebben we<br />
samengevat in een Top 5.<br />
TOP 5<br />
1 Met elkaar kunnen praten / kunnen overleggen.<br />
2 Inlevingsvermogen van de docent: serieuze omgang en niet gemeen doen.<br />
3 Individuele benadering door docent: ‘Ik ben de klas niet!’<br />
4 Meer ict of gewoon eens wat anders.<br />
5 Niet uit het boek werken maar gewoon iets doen!<br />
LEERLINGROLLEN<br />
WAT ZIJN DE VERSCHILLENDE LEERLINGROLLEN?<br />
Bij groepsopdrachten is wederzijdse afhankelijkheid een voorwaarde om alle leerlingen bij de<br />
opdracht te betrekken. Deze wederzijdse afhankelijkheid wordt versterkt als iedere leerling<br />
een duidelijke rol heeft. Bijvoorbeeld:<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 37<br />
• schrijver: noteert alle uitkomsten<br />
• rekenaar: controleert antwoorden met rekenmachine<br />
• vrager: roept de docent erbij als dat nodig is<br />
• materiaalchef: haalt en bren<strong>gt</strong> benodigde spullen<br />
• organisator: verdeelt werk over groepsleden<br />
• checker: controleert of iedereen de opdracht snapt of kan<br />
• criticus: stelt lastige vragen<br />
• opzoeker: raadplee<strong>gt</strong> naslagwerken<br />
• uitvoerder: voert praktische handelingen uit<br />
• scheidsrechter: beslist bij meningsverschillen of schakelt hulp in<br />
• informant: loopt langs bij andere groepen om antwoorden te controleren of ideeën op te<br />
doen<br />
• pretletter: houdt de moed erin en zor<strong>gt</strong> voor een goede werksfeer<br />
WAAROM VERSCHILLENDE LEERLINGROLLEN?<br />
Belangrijke argumenten voor verschillende leerlingrollen zijn:<br />
1 bevorderen wederzijdse afhankelijkheid in groepswerk<br />
2 bieden van duidelijkheid, veiligheid en structuur<br />
3 variatie in leeractiviteiten<br />
4 bevorderen van verantwoordelijkheidsgevoel en sociaal-communicatieve vaardigheden<br />
LEERLINGROLLEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />
In Nieuw Nederlands komen de rollen op verschillende manieren aan de orde. Bijvoorbeeld:<br />
• cursussen: de opdrachten wisselen rollen zoveel mogelijk af, met name de rol van<br />
schrijver, vrager, opzoeker, uitvoerder en informant<br />
• taken: leerlingen zijn genoodzaakt voor een goede uitvoering van de taak om de rollen<br />
te verdelen, met name de rol van materiaalchef, organisator, checker, criticus, opzoeker,<br />
uitvoerder, informant en pretletter<br />
• projecten: in een project spelen alle rollen een rol; in het stappenplan en de criteria<br />
wordt expliciet aangestuurd op verdeling van rollen<br />
ZIE OOK<br />
cursus – groepswerk – project – samenwerkend leren – taak<br />
LEERSTIJLEN<br />
WAT ZIJN LEERSTIJLEN?<br />
Een leerstijl is de manier waarop een leerling het prettigst en gemakkelijkst leert. Leren gaat<br />
het beste als de leerling zijn eigen leerstijl kan toepassen. Om de horizon van leerlingen te<br />
verbreden, is het echter ook zinvol om leerlingen kennis te laten maken met andere leerstijlen.<br />
Afhankelijk van de leerstijl, ontwikkelt een leerling zijn eigen technieken en trucs om te leren<br />
(zie leerstrategieën).<br />
Leerstijlen zijn divers. Bijvoorbeeld:<br />
• leren door te horen, te zien, te voelen, te ruiken of door zelf iets te doen<br />
• leren door exacte analyse<br />
• leren door een globale benadering<br />
• leren door extravert te zijn<br />
• leren door introvert te zijn<br />
• leren door reflectief te reageren<br />
• leren door impulsief te reageren<br />
• leren door de werkelijkheid open, intuïtief en associatief te benaderen<br />
• leren door de werkelijkheid gesloten en gestructureerd te benaderen<br />
Niet alleen verschillen leerstijlen per leerling, ook doen de schoolvakken vaak een beroep op<br />
een bepaalde leerstijl.<br />
WAAROM AANDACHT VOOR LEERSTIJLEN?<br />
Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan verschillen in leerstijlen zijn:<br />
1 veiligheid bieden aan leerlingen: eigen leerstijl laten benutten<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 38<br />
2 effectiviteit: leerling leert beter als hij zijn leerstijl kan toepassen<br />
3 horizon verbreden: leerling andere, misschien voor hem of haar betere leerstijlen laten<br />
ontdekken<br />
LEERSTIJLEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands biedt in de cursussen, taken en projecten de leerling gelegenheid om zijn<br />
eigen leerstijl verder te ontwikkelen. De docent speelt een belangrijke rol door ruimte te bieden<br />
aan verschillen in leerstijlen.<br />
Opdrachten in Nieuw Nederlands doen een beroep op een ruim scala aan leerstijlen, zodat<br />
leerlingen ook kennismaken met andere manieren van leren.<br />
ZIE OOK<br />
leerstrategieën – meervoudige intelligenties<br />
LEERSTRATEGIEËN<br />
WAT ZIJN LEERSTRATEGIEËN?<br />
Leerstrategieën zijn de stappen die de leerling zet om zijn leren effectiever en efficiënter te<br />
maken.<br />
Leerlingen kiezen strategieën die het beste bij hun leerstijl passen.<br />
Er zijn tal van leerstrategieën. Bijvoorbeeld:<br />
• betekenis van een woord afleiden uit de tekst<br />
• categoriseren (rijtjes maken)<br />
• schematiseren, bijvoorbeeld oorzaak-gevolg<br />
• vereenvoudigen door gebruik van metaforen<br />
• concentreren<br />
• onderwerpen of invalshoeken kiezen op<br />
basis van eigen interesses<br />
• doelgericht lezen met behulp van een<br />
leesstrategie<br />
• vragen stellen om verheldering of<br />
verbetering<br />
• samenwerken met klasgenoten<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
• voorkennis activeren<br />
• concretiseren met voorbeelden<br />
• betekenis geven door koppeling aan eigen<br />
ervaringen<br />
• uit je hoofd leren aantekeningen maken<br />
• jezelf moed inpraten<br />
• ontspannen met muziek of sport<br />
• je eigen vooruitgang bijhouden<br />
• huiswerk plannen<br />
• lastige woorden en zinnen niet gebruiken<br />
• omschrijvingen geven<br />
WAAROM AANDACHT VOOR LEERSTRATEGIEËN?<br />
Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan leerstrategieën zijn:<br />
1 structuur en veiligheid bieden aan leerlingen<br />
2 effectiviteit: leerling leert beter als hij de bij hem passende leerstrategieën kan toepassen<br />
LEERSTRATEGIEËN IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Leerstrategieën spelen een belangrijke rol in opdrachten in Nieuw Nederlands. Bijvoorbeeld:<br />
• klasgenoten als bron gebruiken om te leren<br />
• vragen stellen en doorvragen<br />
• eigen onderwerpen en invalshoeken kunnen kiezen<br />
• leesstrategieën<br />
• schrijfstrategieën<br />
• spreekstrategieën<br />
• woordraadstrategieën<br />
• strategieën om woorden te onthouden<br />
ZIE OOK<br />
leerstijlen<br />
LEREN DOOR TE DOEN<br />
Zie: actief leren
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 39<br />
LEREN LEREN<br />
Zie: zelfstandig leren<br />
LESPLANNING MAKEN<br />
Zie: jaarplanner in Nieuw Nederlands – werkwijzer<br />
LOKAALINRICHTING<br />
WAT IS EEN GOEDE LOKAALINRICHTING?<br />
De lokaalinrichting is afhankelijk van de manier waarop in de klas geleerd wordt. Het lokaal<br />
kan op verschillende manieren worden ingericht. Bijvoorbeeld:<br />
• de busopstelling: tafels staan in tweetallen achter elkaar opgesteld, vaak in drie rijen; alle<br />
tafels zijn gericht op de docent en het bord<br />
• de U-vorm: tafels vormen een U-vorm met een grote binnenruimte; leerlingen kunnen<br />
elkaar maar ook de docent en het bord zien<br />
• eilandvorm: tafels zijn in 3-tallen, 4-tallen of 5-tallen gegroepeerd waarbij de tafels zo zijn<br />
opgesteld dat niemand met zijn rug naar het bord of de docent zit<br />
Aanvullend op deze drie vormen van lokaalinrichting zijn een aantal varianten mogelijk door<br />
hoeken te creëren. Bijvoorbeeld:<br />
• een rustig-werken-hoek<br />
• een luisterhoek met apparatuur<br />
• een computerhoek<br />
• een opzoekhoek met naslagwerken<br />
• een lekker-lezen-hoek<br />
Bij zelfstandig werken door leerlingen is een instructietafel nodig. Een instructietafel is een<br />
tafel in de klas waar een leerling of kleine groepjes leerlingen apart uitleg kunnen krijgen.<br />
Andere leerlingen moeten dan wel zelfstandig – zonder hulp van de docent – verder kunnen<br />
werken.<br />
WANNEER WELKE LOKAALINRICHTING?<br />
De keuze van de lokaalinrichting is afhankelijk van de manier van leren. Bijvoorbeeld:<br />
• de busopstelling: vooral geschikt voor klassikale instructie en presentaties<br />
• de U-vorm: vooral geschikt voor klassikale instructie en voor groepsgesprekken<br />
• de eilandvorm: vooral geschikt voor groepswerk, samenwerkend leren, het gebruik van<br />
activerende werkvormen en zelfstandig werken<br />
De inrichting van hoeken met een speciale functie én een instructietafel is wenselijk bij alle<br />
drie vormen.<br />
LOKAALINRICHTING BIJ NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands is als communicatieve taalmethode gericht op interactie tussen leerlingen.<br />
In de lessen oefenen leerlingen hun lees-, schrijf-, spreek-, kijk- en luistervaardigheid. De<br />
hoeken en de instructietafel zijn daarom doorlopend gewenst.<br />
De opstelling van tafels kan variëren. De opstellingen die klassengesprekken en uitwisseling<br />
in kleine groepen mogelijk maken, hebben echter de voorkeur. Bijvoorbeeld:<br />
• cursus: busopstelling, U-vorm en eilandvorm zijn alle drie mogelijk<br />
• taken: busopstelling (bij alleen werken en in tweetallen werken) en eilandvorm (bij 3tallen<br />
en meer) zijn mogelijk<br />
• projecten: eilandvorm bij de projectfasen voorbereiden en uitvoeren; U-vorm en/of<br />
eilandvorm bij de projectfasen presentatie en nabespreking<br />
ZIE OOK<br />
uitgestelde aandacht – zelfstandig leren<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 40<br />
MEER OEFENEN<br />
WAT IS MEER OEFENEN?<br />
Bij de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat, Spelling en Grammatica kunnen de<br />
leerlingen extra oefenstof maken op de website www.schoolwise.nl.<br />
WAAROM MEER OEFENEN?<br />
Belangrijke argumenten voor Meer oefenen zijn:<br />
1 differentiatie in leerstofaanbod: individuele leerroutes<br />
2 variatie, veiligheid en motivatie door te leren met de computer<br />
3 remedial teaching<br />
4 de leerstof in Meer oefenen (leesvaardigheid, woordenschatverwerving, spellingvaardigheid<br />
en grammaticale kennis) spelen een belangrijke rol bij het leren in andere vakken<br />
MEER OEFENEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Bij de volgende onderdelen biedt Nieuw Nederlands extra, digitale oefenstof aan:<br />
• Lezen<br />
• Taal en woordenschat<br />
• Spelling<br />
• Grammatica<br />
Bij ieder onderdeel kan de leerling een D-toets maken. Dat is een diagnostische toets<br />
waarmee de leerling kan controleren wat zijn niveau is. De leerling kan ook eerst de D-toets<br />
maken en daarna besluiten om wel of niet meer te oefenen.<br />
ZIE OOK<br />
diagnostische toets – I-clips – internet<br />
MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES<br />
WAT ZIJN MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES?<br />
Bij het verwerken van nieuwe leerstof zijn verschillende gebieden in de hersenen actief. Uit dit<br />
feit is het concept meervoudige intelligentie ontwikkeld. Mensen gebruiken verschillende<br />
intelligenties om effectief te leren. Per individu zijn sommige intelligenties meer ontwikkeld<br />
dan andere intelligenties.<br />
Gebruikmaking van zoveel mogelijk intelligenties biedt een effectiever en efficiënter<br />
leerresultaat.<br />
Er worden acht intelligenties onderscheiden. Bij iedere intelligentie wordt tussen haakjes ter<br />
illustratie een beroep genoemd.<br />
• logisch / mathematische intelligentie: denken in begrippen; herkennen van redeneringen,<br />
patronen en volgorde (de wetenschapper)<br />
• linguïstische intelligentie: dingen benoemen; gevoelig voor betekenis en volgorde van<br />
woorden (de dichter)<br />
• muzikale / ritmische intelligentie: leven met geluid; gevoelig voor toonhoo<strong>gt</strong>e, melodie,<br />
ritme en toon (de componist)<br />
• visueel / ruimtelijke intelligentie: denken in beelden; nauwkeurig waarnemen van de<br />
wereld of deze opnieuw vormgeven (de vlie<strong>gt</strong>uigpiloot en de beeldend kunstenaar)<br />
• lichamelijke / kinesthetische intelligentie: graag bewegen; goed gebruik kunnen maken<br />
van het lichaam en van objecten (de atleet of de danser)<br />
• interpersoonlijke intelligentie: voorkeur voor samenwerken; goed mensen en relaties<br />
begrijpen (de koopman of de leraar)<br />
WAAROM AANDACHT VOOR MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES?<br />
Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan meervoudige intelligentie zijn:<br />
1 veiligheid bieden aan leerlingen: eigen intelligenties laten benutten<br />
2 effectiviteit: leerling leert beter als hij gebruik kan en mag maken van al ontwikkelde<br />
intelligenties<br />
3 horizon verbreden: leerling andere, minder gebruikte intelligenties laten ontdekken<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 41<br />
MEERVOUDIGE INTELLIGENTIES IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands biedt in de cursussen, taken en projecten de leerling gelegenheid om<br />
gebruik te maken van al ontwikkelde intelligenties.<br />
Leerlingen komen via Nieuw Nederlands door een variatie in type opdrachten in aanraking<br />
met alle acht intelligenties. Door de inhoud van het vak Nederlands worden linguïstische<br />
intelligentie en interpersoonlijke intelligentie vanzelfsprekend intensiever aangesproken.<br />
ZIE OOK<br />
leerstijlen – leerstrategieën<br />
METHODESITE<br />
Zie: I-clips<br />
NATUURLIJK LEREN<br />
Zie: nieuwe leren (het)<br />
NEDERLANDS IN KLEINE, HETEROGENE GROEPEN<br />
WAT IS NEDERLANDS IN KLEINE, HETEROGENE GROEPEN?<br />
Soms is er sprake van individueel onderwijs, bijvoorbeeld op kleine scholen, bij thuisonderwijs<br />
of op de ruime zeventig vo-scholen van de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland<br />
(NOB). In deze kleine, vaak heterogene groepen moet er veelal geïndividualiseerd onderwijs<br />
worden aangeboden.<br />
GEÏNDIVIDUALISEERD ONDERWIJS IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Met behulp van de jaarplanner en een werkwijzer kan er een geïndividualiseerd traject met<br />
Nieuw Nederlands worden samengesteld. De leerling meet zijn vorderingen met behulp van<br />
de diagnostische toetsen (D-toetsen), de deeltoetsen en de hoofdstuktoetsen. Eventuele<br />
zwakke punten kunnen vervolgens worden getraind met behulp van het activiteitenboek en de<br />
extra oefenstof op de I-clips.<br />
Door de aanwezigheid van een jaarplanner, werkwijzers, verschillende toetsvormen en extra<br />
oefenmateriaal op papier én digitaal, kan er voor individuele leerlingen een taaltraject op maat<br />
worden samengesteld.<br />
ZIE OOK<br />
I-clips – D-toetsen – digitale proefwerken<br />
NEDERLANDS TAALONDERWIJS IN HET BUITENLAND<br />
Zie: Nederlands in kleine, heterogene groepen<br />
NIEUWE LEREN (HET)<br />
WAT IS HET NIEUWE LEREN?<br />
Het nieuwe leren is een verzamelnaam voor een grote hoeveelheid concepten in het<br />
onderwijs.<br />
Belangrijkste overeenkomsten tussen deze concepten zijn:<br />
• actief en zelfstandig leren: leerling is zelf actief aan de slag, leert zelf zijn eigen<br />
leerproces vorm te geven en wordt in staat gesteld om zelf betekenis te geven aan de<br />
werkelijkheid<br />
• leerlinggericht onderwijs: de leerstof is authentiek, voor de leerling herkenbaar en gericht<br />
op functionele toepassing in het echte leven<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 42<br />
• samen leren: leerling leert van en samen met anderen<br />
Onderwijsconcepten met een sterke of minder sterke relatie met het nieuwe leren zijn:<br />
• actief leren<br />
• praktijkgericht onderwijs<br />
• authentiek en betekenisvol leren<br />
• probleemgestuurd onderwijs<br />
• competentiegericht leren<br />
• projectonderwijs<br />
• coöperatief leren<br />
• sociaal-constructivisme<br />
• leren leren<br />
• werkplekleren<br />
• levensecht leren<br />
• zelfstandig leren<br />
• natuurlijk leren<br />
• zelfverantwoordelijk leren<br />
• ontdekkend leren<br />
WAAROM HET NIEUWE LEREN?<br />
Belangrijke argumenten voor het nieuwe leren zijn:<br />
1 grotere effectiviteit volgens onderwijskundig onderzoek naar leerprocessen<br />
2 veranderingen in de samenleving en de wensen van ouders en leerlingen<br />
3 een alternatief bieden voor negatieve effecten van het schoolse leren<br />
4 motivatie bij leerlingen bevorderen<br />
5 voortijdige uitval van leerlingen voorkomen<br />
HET NIEUWE LEREN IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands maakt door de driedeling in cursus, taak en project gebruik van zowel<br />
aspecten van schools leren als van aspecten van het nieuwe leren.<br />
Bijvoorbeeld:<br />
• cursus: kennis- en vaardigheidsgerichte training; authentieke tekstkeuze; leerlinggericht;<br />
samenwerkend leren<br />
• taak: functionele toepassing van taalvaardigheid in een authentieke situaties<br />
• project: integratie van verschillende taalvaardigheden; samenwerking met andere vak-<br />
en leergebieden; samenwerken met klasgenoten; actief leren<br />
ZIE OOK<br />
actief leren – zelfstandig leren<br />
NIEUWE SPELLING<br />
WAT IS DE NIEUWE SPELLING?<br />
In oktober 2005 is de nieuwe Woordenlijst Nederlandse taal verschenen. Vanaf 1 augustus<br />
2006 is deze Woordenlijst de wettelijke spellingnorm voor onderwijs en overheid. De<br />
belangrijkste aanpassingen hebben te maken met drie kwesties die vaak tot spellingvragen<br />
leiden:<br />
1 de tussen-n, de ‘pannenkoekregel’<br />
2 aan elkaar, los of met een streepje’<br />
3 hoofdletters of kleine letters<br />
WAAROM DE NIEUWE SPELLING?<br />
De overheid heeft in 1994 besloten dat elke tien jaar een aangepaste Woordenlijst<br />
Nederlandse Taal verschijnt, om antwoord te kunnen geven op actuele spellingvragen.<br />
Verouderde woorden verdwijnen, nieuwe woorden worden toegevoegd. Bestaande regels<br />
worden getoetst aan de praktijk. Het uitgangspunt: zo min mogelijk veranderen, maar wel de<br />
noodzakelijke verbeteringen aanbrengen.<br />
DE NIEUWE SPELLING IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands hanteert met ingang van 1 augustus 2006 de nieuwe spelling.<br />
ONTDEKKEND LEREN<br />
Zie: nieuwe leren (het)<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 43<br />
ORDEPROBLEMEN VOORKOMEN<br />
WAT ZIJN ORDEPROBLEMEN?<br />
Ordeproblemen zijn conflicten tussen docent en leerling(en), waarbij niet het leren centraal<br />
staat maar de relatie (lees: het conflict) tussen docent en leerling.<br />
In 1-op-1-gesprekken bij conflicten beveelt Teitler (Leren in veiligheid, Uitgeverij Agiel, 2004)<br />
aan om responsief te reageren, dat wil zeggen: de docent vraa<strong>gt</strong> de leerling om respons, om<br />
een reactie op zijn gedrag. De docent oordeelt niet maar geeft de leerling de gelegenheid om<br />
openheid van zaken te geven. Als de leerkracht vraa<strong>gt</strong> “Hoe komt het dat je zo doet?” weet de<br />
leerling dat er op hem gelet wordt, hij zal moeten nadenken over zijn gedrag en zal er een<br />
reden voor moeten geven.<br />
Gedragsproblemen in de klas kunnen echter vaak niet direct worden aangepakt, onder andere<br />
omdat de meeste leerlingen niet verantwoordelijk zijn voor het ontstane probleem en omdat<br />
anders veel leertijd verloren kan gaan. Om uitstel te creëren en het probleem later te<br />
bespreken, kan er ‘gegoocheld worden met aandacht’. In Leren in veiligheid staan enkele<br />
manieren en voorbeelden om met aandacht te goochelen en het conflict even in de ijskast te<br />
zetten:<br />
1 goochelen met het onderwerp<br />
2 goochelen met plaats en tijd<br />
3 goochelen van inhoud naar betrekking<br />
1 GOOCHELEN MET HET ONDERWERP<br />
De aandacht van de leerling wordt verplaatst van het ene onderwerp naar het andere met als<br />
doel om welles-nietes-gesprekken of discussies te voorkomen.<br />
Niet zo … … maar zo!<br />
Leerkracht: “Ga er maar uit!”<br />
Leerling: “Waarom?”<br />
Leerkracht: “Omdat je zat te kletsen.”<br />
Leerling: “Ik zei helemaal niks.”<br />
Leerkracht: “Jawel, ik zag het duidelijk.”<br />
Leerling: “Echt niet.”<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
Leerkracht: “Chantal, ga er maar uit!”<br />
Leerling: “Waarom?”<br />
Leerkracht: “Volgens mij heb je me wel gehoord,<br />
daarom gaan wij nu verder met de les. Wie van<br />
jullie weet het antwoord op vraag 6?”<br />
2 GOOCHELEN MET PLAATS EN TIJD<br />
Goochelen met plaats en tijd lukt alleen als leerlingen in de les zelfstandig kunnen werken. Als<br />
dat het geval is, kunnen leerlingen namelijk apart worden genomen voor een gesprek. Uitstel<br />
van een gesprek naar een moment buiten de les, bijvoorbeeld naar de pauze of naar het eind<br />
van de dag, heeft niet de voorkeur omdat ook dan vaak de rust en de concentratie ontbreken<br />
voor een goed gesprek. Bovendien kan feedback het beste zo snel mogelijk plaatsvinden.<br />
Kies daarom het liefst een moment wanneer andere leerlingen zelfstandig werken.<br />
Goochelen met tijd<br />
Leerkracht: “Ga er maar uit!”<br />
Leerling: “Waarom?”<br />
Leerkracht: “Dat leg ik je na de les wel uit”<br />
Of:<br />
Leerkracht: “Hoe komt het dat je niet aan het werk bent?”<br />
Leerling: “Weet ik niet.”<br />
Leerkracht: “Dan kom ik zo tijdens Zelfstandig Werken even met je praten.”<br />
Goochelen met plaats<br />
Leerling: “Waarom heb ik een onvoldoende?”<br />
Leerkracht: “Als je op je plaats gaat zitten, kom ik je dat zo uitleggen.”<br />
Of:<br />
Leerkracht: “Ga er maar uit.”<br />
Leerling: “Waarom?”
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 44<br />
Leerkracht: “Dat zal ik je zo op de gang vertellen.”<br />
Leerling: “Ik wil het nú weten.”<br />
Leerkracht: “Dat is goed, loop maar even met me naar de gang, dan zal ik je het vertellen.”<br />
3 GOOCHELEN VAN INHOUD NAAR BETREKKING<br />
Bij goochelen van inhoud naar betrekking wordt de aandacht verplaatst van het onderwerp<br />
van het gesprek naar de relatie tussen de docent en de leerling.<br />
Van een gesprek op inhoudsniveau … … naar een gesprek op betrekkingsniveau<br />
Leerkracht: “Vandaag hebben jullie een toets.”<br />
Leerling: “Nee hoor, die heeft u voor volgende<br />
week opgegeven.”<br />
Leerkracht: “Nee, ik weet zeker voor vandaag.”<br />
Leerling: “Echt niet.”<br />
Leerkracht: “Echt wel.”<br />
Leerkracht: “Blijf na de les maar even wachten, je<br />
zit te snoepen.”<br />
Leerling: “Ik snoep helemaal niet.”<br />
Leerkracht: “Ik zie toch dat je zit te snoepen.”<br />
Leerling: “Echt niet, ik heb niks in mijn mond.”<br />
Leerkracht: “Ik zag je toch duidelijk kauwen.”<br />
Leerling: “Echt niet.”<br />
Leerkracht: “Echt wel.”<br />
ZIE OOK<br />
conflicthantering – uitgestelde aandacht – veilig leren<br />
POSITIEVE FEEDBACK<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
Leerkracht: “Vandaag hebben jullie een toets.”<br />
Leerling: “Nee hoor, die heeft u voor volgende<br />
week opgegeven.”<br />
Leerkracht: “Nee, ik weet zeker voor vandaag.”<br />
Leerling: “Echt niet.”<br />
Leerkracht: “Dat is vervelend. Kijken hoe we dat<br />
kunnen oplossen.”<br />
Leerkracht: “Blijf na de les maar even wachten, je<br />
zit te snoepen.”<br />
Leerling: “Ik snoep helemaal niet.”<br />
Leerkracht: “Ik zie toch dat je zit te snoepen.”<br />
Leerling: “Echt niet, ik heb niks in mijn mond.”<br />
Leerkracht: “Volgens mij heb je wat in je mond<br />
maar jij ze<strong>gt</strong> van niet. Ik merk dat ik dat heel<br />
vervelend vind, tijdens Zelfstandig Werken wil ik<br />
het daar even met je over hebben.”<br />
WAT IS POSITIEVE FEEDBACK?<br />
Uitgangspunt van positieve feedback is dat leerlingen beter leren als goed gedrag positief<br />
bevestigd wordt dan wanneer fout gedrag wordt afgekeurd.<br />
Ook kan positieve feedback worden gegeven als een leerling iets niet goed heeft gedaan. In<br />
dat geval wordt positieve feedback gegeven door de nadruk te leggen op de oplossing, en niet<br />
op het probleem. De feedback is in dat geval constructief; de leerling wordt een kans geboden<br />
om het goed te doen.<br />
POSITIEVE FEEDBACK IN VIER STAPPEN<br />
Gebruik de volgende richtlijnen voor het geven van positieve feedback:<br />
1 Beschrijf het actuele gedrag van de ander specifiek en concreet.<br />
2 Gebruik de ik-vorm.<br />
3 Richt de feedback op veranderbaar gedrag.<br />
4 Spreek een wens uit: welk gedrag wilt u van de leerling zien?<br />
ZIE OOK<br />
ordeproblemen voorkomen – uitgestelde aandacht – veilig leren<br />
PORTFOLIO<br />
WAT IS EEN PORTFOLIO?<br />
Een portfolio wordt ook wel eens een bewijzenmap genoemd. Met andere woorden: een<br />
portfolio laat zien wat een leerling allemaal heeft gemaakt en gedaan.
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 45<br />
Een portfolio heeft in het algemeen twee functies: een zachte, pedagogische functie en een<br />
harde, kwalificerende functie.<br />
WAAROM EEN PORTFOLIO?<br />
Belangrijke argumenten voor het gebruik van een portfolio zijn:<br />
1 motivatie: de leerling kan trots laten zien wat hij heeft gemaakt of gedaan; hij ziet in zijn<br />
portfolio de groei die hij doormaakt<br />
2 leereffect: de leerling kan via zijn portfolio leren van vroegere ervaringen; het leerproces kan<br />
via een portfolio gemakkelijker onderwerp van gesprek worden tussen docent en leerling<br />
3 naslagwerk: de leerling kan bij nieuwe opdrachten een beroep doen op eerdere resultaten<br />
die in de portfolio bewaard zijn<br />
4 evaluatie en beoordeling: een portfolio kan gebruikt worden om periodiek de vooruitgang<br />
van de leerling te bespreken (pedagogische functie) of te waarderen (kwalificerende functie).<br />
PORTFOLIO IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Het activiteitenboek van Nieuw Nederlands bevat een portfolio. Het portfolio bestaat uit vier<br />
onderdelen:<br />
A Even voorstellen: de leerling maakt een taalpaspoort met een persoonlijk taalprofiel<br />
B Dit kan ik al: de leerling beschrijft periodiek hoe goed hij zichzelf vindt in Lezen,<br />
Spreken/kijken/luisteren en Schrijven<br />
C Deze toetsen heb ik gedaan: de leerling houdt een overzicht bij van zijn cijfers én van zijn<br />
leerpunten<br />
D Dit heb ik gedaan: de leerling le<strong>gt</strong> een bewijzenmap aan met de resultaten uit de<br />
cursussen, de achttien taken en de drie projecten<br />
ZIE OOK<br />
beoordeling – taak – project – zelfbeoordeling<br />
PROBLEEMGESTUURD ONDERWIJS<br />
Zie: het nieuwe leren<br />
PROEFWERKEN<br />
Zie: toetsen<br />
PROFIELWERKSTUK<br />
WAT IS EEN PROFIELWERKSTUK?<br />
Het profielwerkstuk maakt deel uit van het schoolexamen havo en vwo van alle profielen.<br />
(Leerlingen van het <strong>vmbo</strong> maken een sectorwerkstuk.)<br />
Leerlingen hebben 40 tot 80 (havo) of 80 (vwo) studielasturen tot hun beschikking om de<br />
zelfstandige onderzoeksopdracht uit te voeren. Het profielwerkstuk wordt vaak onderscheiden in<br />
vier fasen:<br />
• oriëntatie en keuze<br />
• onderzoek<br />
• voorbereiden presentatie<br />
• presentatie<br />
Leerlingen moeten voor het profielwerkstuk een voldoende halen, anders mogen ze niet meedoen<br />
aan het centraal examen. Om een profielwerkstuk tot een goed einde te brengen, dienen de<br />
leerlingen tal van taalvaardigheden te beheersen, zoals het verwerven, verwerken en presenteren<br />
van informatie. Het vak Nederlands neemt daardoor binnen het profielwerkstuk een cruciale<br />
positie in.<br />
Leerlingen met het profiel cultuur en maatschappij kunnen ook een profielwerkstuk voor het vak<br />
Nederlands maken. Wanneer Nederlandse taal en letterkunde bij het profielwerkstuk betrokken is,<br />
omvat het profielwerkstuk:<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 46<br />
• een zelfstandig uit te voeren onderzoeksopdracht.<br />
Wat de bijdrage van Nederlandse taal en letterkunde betreft, is dit:<br />
• het uitvoeren van een onderzoek naar een taalkundig of literair onderwerp<br />
Het feit dat het profielwerkstuk in de Nederlandse taal gepresenteerd wordt is op zich niet<br />
voldoende om aan de eisen van een profielwerkstuk voor wat betreft Nederlandse taal en<br />
letterkunde te voldoen.<br />
De presentatie van het verrichte werk vindt op een van de volgende wijzen plaats:<br />
• een geschreven verslag (onderzoeksverslag, verhalend verslag, recensie, verslag van een<br />
enquête of weergave van een interview);<br />
• een essay of artikel (uiteenzetting, beschouwing of betoog);<br />
• een mondelinge voordracht (uiteenzetting, beschouwing of betoog, forumdiscussie);<br />
• een reeks stellingen met onderbouwing;<br />
• een posterpresentatie met toelichting;<br />
• een presentatie met gebruik van media (audio, video, ICT).<br />
WAAROM EEN PROFIELWERKSTUK?<br />
Doel van het profielwerkstuk is om kennis en ervaring, die in diverse vakken is opgedaan, op een<br />
hoger niveau te integreren. Vaak wordt ook gesproken van een ‘meesterproef’, waarmee de<br />
leerling demonstreert dat hij zijn profiel beheerst.<br />
PROFIELWERKSTUK IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands biedt alle taalvaardigheden aan die vereist zijn voor het maken van een<br />
profielwerkstuk. Het is aan te bevelen om in de schoolhandleiding voor het profielwerkstuk<br />
inzichtelijk te maken op welke onderdelen van de methode leerlingen kunnen terugvallen.<br />
PROJECT<br />
WAT IS EEN PROJECT?<br />
Een project is een opdracht met een omvang van een aantal lessen waarin leerlingen<br />
zelfstandig samenwerken naar aanleiding van een probleemstelling. Een project leidt tot een<br />
concreet eindproduct. Verder bevat een project duidelijke aanwijzingen over de<br />
probleemstelling, de totale tijdsduur, de te raadplegen bronnen, het verwachte eindproduct en<br />
de criteria waarop het totale project beoordeeld wordt.<br />
Projecten bestaan meestal uit vier fasen: voorbereiden, uitvoeren, presenteren en evalueren.<br />
Omdat samenwerking en planning in een project van groot belang zijn, wordt in een project<br />
zowel het product als het proces geëvalueerd.<br />
In de onderbouw zijn projecten geschikt om integratie tussen vakonderdelen en tussen vak-<br />
en leergebieden aan te brengen.<br />
WAAROM EEN PROJECT?<br />
Belangrijke argumenten voor een project zijn:<br />
1 bevorderen van actief en zelfstandig leren<br />
2 oefenen van sociaal-communicatieve vaardigheden<br />
3 praktische toepassing van leerstof<br />
4 samenhang tussen vakonderdelen zichtbaar maken<br />
5 integratie met andere vak- en leergebieden<br />
PROJECTEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />
De projecten in Nieuw Nederlands hebben tot doel de aangeleerde taalvaardigheden<br />
geïntegreerd toe te passen. Vooral Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven worden in<br />
een project in samenhang in de praktijk gebracht. Daarnaast bieden de drie projecten<br />
gelegenheid tot samenwerkend leren, het oefenen van sociaal-communicatieve vaardigheden<br />
en het toepassen van informatievaardigheden.<br />
Bij ieder project horen werkbladen. Deze werkbladen zijn beschikbaar in het optionele<br />
activiteitenboek en de docentenhandleiding.<br />
ZIE OOK<br />
actief leren – beoordeling – groepswerk – lokaalinrichting – taak – webquest – zelfbeoordeling<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 47<br />
REMEDIAL TEACHING<br />
WAT IS REMEDIAL TEACHING?<br />
Remedial teaching is onderwijs dat leerlingen – vaak individueel – krijgen aangeboden om<br />
specifieke leerproblemen aan te pakken en/of om leerachterstanden weg te werken. Remedial<br />
teaching kan plaatsvinden door de leerling extra oefenstof aan te bieden (meer van hetzelfde)<br />
of door de leerling met een andere onderwijskundige aanpak (zelfde leerstof, andere aanpak)<br />
te benaderen.<br />
WAAROM REMEDIAL TEACHING?<br />
Belangrijke argumenten voor remedial teaching zijn:<br />
1 alle leerlingen bij de les houden<br />
2 rechtdoen aan verschillen tussen leerlingen<br />
3 rekening houden met individuele voorkeuren voor leerstijlen en leerstrategieën<br />
REMEDIAL TEACHING MET NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands streeft er door een gevarieerde aanpak in opdrachttypen naar om<br />
leerlingen zoveel mogelijk in de les met elkaar en van elkaar te laten leren. Daarnaast spelen<br />
cursusopdrachten, taken en projecten in op verschillende leerstijlen. Ook worden in de<br />
cursussen verschillende leerstrategieën aangeboden, onder andere in het onderdeel<br />
Studievaardigheid (<strong>vmbo</strong>/havo/vwo 1 en 2). Op deze wijze wordt geprobeerd om te<br />
voorkomen dat leerlingen in hun (stam)klas achterblijven of uitvallen.<br />
Verder biedt het portfolio de mogelijkheid om een precies inzicht te krijgen in wensen,<br />
mogelijkheden en beperkingen van individuele leerlingen.<br />
Nieuw Nederlands biedt verder een aantal varianten aan leerlingen die extra oefenstof nodig<br />
hebben. Bijvoorbeeld:<br />
• extra oefenstof in activiteitenboek voor de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat,<br />
Grammatica en Spelling<br />
• extra oefenstof via de I-clips (de website van Nieuw Nederlands)<br />
Door de aanwezigheid van een jaarplanner, werkwijzers, verschillende toetsvormen en extra<br />
oefenmateriaal op papier én digitaal, kan er voor individuele leerlingen een taaltraject op maat<br />
worden samengesteld.<br />
ZIE OOK<br />
I-clips – leerstijlen – leerstrategieën – Meer oefenen<br />
SAMENHANG TUSSEN VAKKEN<br />
WAT IS SAMENHANG TUSSEN VAKKEN?<br />
Samenhang tussen vakken betekent dat de verschillende vak- en leergebieden vorm en<br />
inhoud van het onderwijs op elkaar afstemmen. Bij aardrijkskunde en geschiedenis kan<br />
Pompeï bijvoorbeeld worden aangegrepen om zowel in te gaan op natuurgeweld<br />
(aardrijkskunde) als het Romeinse Rijk (geschiedenis). Samenhang tussen vakken speelt een<br />
sterke rol voor de vakken Nederlands en wiskunde omdat beide vakken voor een groot deel<br />
ondersteunend zijn voor onderwijs in de overige vakken.<br />
WAAROM SAMENHANG TUSSEN VAKKEN?<br />
Belangrijke argumenten voor samenhang tussen vakken zijn:<br />
1 samenhang tussen vakken speelt een belangrijke rol in het advies voor de onderbouw<br />
2 leerlingen een compleet en samenhangend beeld geven van de werkelijkheid<br />
3 onnodige overlap of conflicten (bijvoorbeeld door verschillende uitleg) tussen vakken<br />
voorkomen<br />
4 lestijd besparen en inzetten voor andere werkwijzen, bijvoorbeeld individuele leerlingzorg of<br />
een project<br />
SAMENHANG TUSSEN VAKKEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nederlands is voorwaardelijk voor alle vakken in de onderbouw en de bovenbouw. Dat geldt<br />
voor alle onderdelen in Nieuw Nederlands. Nieuw Nederlands werkt op een aantal manieren<br />
aan de samenhang met andere vakken. Bijvoorbeeld:<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 48<br />
• het onderdeel Studievaardigheid (<strong>vmbo</strong>/havo/vwo 1 en 2): de cursussen<br />
Studievaardigheid spitsen zich toe op studievaardigheden die voor alle vakken nodig zijn;<br />
teksten bij Studievaardigheid worden dan ook ontleend aan andere vak- en leergebieden<br />
in de onderbouw<br />
• het onderdeel Leren & Werken (o.a. <strong>vmbo</strong> 3): de cursussen Leren & Werken oefenen<br />
sociale en communicatieve vaardigheden die nodig zijn bij het samenwerken met<br />
anderen, bijvoorbeeld in een project<br />
• het onderdeel Lezen: de leesstrategieën en de kennis van tekstsoorten kunnen<br />
leerlingen direct benutten in andere vakken op school<br />
• het onderdeel Spreken/kijken/luisteren: het voorbereiden en uitvoeren van mondelinge<br />
presentaties maar ook het luisteren naar en verwerven van informatie hebben een<br />
directe link met andere vakken op school<br />
• het onderdeel Schrijven: naast begrijpelijk en volledig schrijven, speelt ook bijvoorbeeld<br />
het schrijven van verslag een belangrijke rol in alle vakken<br />
• het onderdeel Taal en woordenschat: leerlingen maken zich strategieën eigen om de<br />
betekenis van woorden te raden en te onthouden; ze breiden hun woordenschat uit<br />
• de onderdelen Grammatica en Spelling: het onderdeel Grammatica heeft een sterke<br />
relatie met grammaticaonderwijs bij de moderne vreemde talen, terwijl het onderdeel<br />
Spelling toepasbaar is in alle andere vakken<br />
• het onderdeel Fictie: Fictie heeft een relatie met de kunst- en cultuurvakken maar ook<br />
met fictieonderwijs bij moderne vreemde talen<br />
• de taken: de taken leggen een brug tussen de afzonderlijke vakonderdelen van<br />
Nederlands maar spelen zich ook vaak op terreinen van andere vakken af<br />
• de projecten: de projecten werken aan samenhang tussen alle vakken in de onderbouw<br />
ZIE OOK<br />
cursus – project – taak – taalgericht vakonderwijs<br />
SAMENWERKEND LEREN<br />
WAT IS SAMENWERKEND LEREN?<br />
Samenwerkend leren is een werkvorm waarbij leerlingen van elkaar en met elkaar leren. De<br />
werkvorm kan deel uitmaken van alle mogelijke typen opdrachten of onderwijsleersituaties.<br />
Samenwerkend leren voldoet volgens Ebbens e.a. (Samenwerkend leren, <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong><br />
bv) in de ideale vorm aan de volgende vijf voorwaarden:<br />
• positieve wederzijdse afhankelijkheid tussen leerlingen<br />
• individuele aanspreekbaarheid op taken van de leerling<br />
• directe interactie tussen leerlingen<br />
• gebruik van sociaal-communicatieve vaardigheden<br />
• aandacht voor het groepsproces<br />
Een ezelsbrug voor een succesvolle uitvoering van samenwerkend leren biedt het GIPSmodel,<br />
waarbij de letters van de afkorting achtereenvolgens verwijzen naar Gelijkheid in<br />
aandeel, Individuele verantwoordelijkheid, Positieve afhankelijkheid en Simultane activiteit.<br />
WAAROM SAMENWERKEND LEREN?<br />
Belangrijke argumenten voor samenwerkend leren zijn:<br />
1 samen leren met anderen speelt belangrijke rol in het advies voor de onderbouw<br />
2 negatieve gevolgen van samenwerken zoals ‘bij elkaar zitten’ en ‘ongelijke taakverdeling’<br />
terugdringen<br />
3 actief betrekken van alle leerlingen bij de les<br />
4 ontwikkelen van actief en zelfstandig leren<br />
5 ontwikkelingen in de samenleving<br />
SAMENWERKEND LEREN IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Samenwerkend leren komt in verschillende gedaantes voor in Nieuw Nederlands.<br />
Bijvoorbeeld:<br />
• de cursus: leerlingen wisselen door middel van activerende werkvormen oplossingen,<br />
antwoorden en eigen kennis en ervaring uit<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 49<br />
• de taak: de taak betrekt de leerlingen actief bij de les waarbij het resultaat wordt gedeeld<br />
met de klasgenoten<br />
• het project: het project gaat expliciet in op het eerlijk verdelen van taken, het creëren<br />
van positieve wederzijdse afhankelijkheid; in de evaluatie van de drie projecten spelen<br />
product en groepsproces een gelijkwaardige rol<br />
ZIE OOK<br />
actief leren – activerende werkvormen – groepsbeoordeling – groepswerk – leerlingen in de<br />
onderbouw – project – taak – werkwoordspelling met expertwerkvorm – zelfbeoordeling<br />
SCENARIO’S<br />
WAT ZIJN SCENARIO’S?<br />
In de onderbouw is er sprake van vier scenario’s. Deze scenario’s zijn modellen om het<br />
onderwijs in de onderbouw vorm te geven. De scenario’s hebben tot doel om het gesprek over<br />
inhoud en vorm van onderwijs te vergemakkelijken. Alle vier scenario’s streven naar<br />
samenhang. Er is geen kwalitatief onderscheid tussen de scenario’s. Binnen ieder scenario<br />
kan dus het best mogelijke onderwijs voor leerlingen worden gerealiseerd.<br />
De scenario’s kunnen als vol<strong>gt</strong> worden gekarakteriseerd:<br />
Samenhang … Programma Team<br />
1 door<br />
schoolvakken blijven uitgangspunt op het rooster, afstemmen maar<br />
leerstofafspraken met variaties zoals blokuren en keuzewerkuren ieder werkt voor zich<br />
2 door combinaties van vakken en projecten bestaan naast elkaar in een afstemmen en<br />
vakken en projecten vakrooster en projectrooster<br />
samenwerken<br />
3 door integratie integratie van vakken met langere lessen (70/90 samenwerken bepaalt<br />
minuten) in grotere gehelen, bijv. leergebieden het resultaat<br />
4 via competenties van leerlingen kunnen zelf kiezen en werken zonder klantgerichtheid<br />
leerlingen<br />
een rooster maar met flexibele planningen<br />
Het doel van de onderbouw is dat iedere school een eigen scenario ontwikkelt dat optimaal<br />
aansluit bij de leerlingen en optimaal gebruikmaakt van kwaliteiten van de docenten. De vier<br />
voorbeeldscenario’s dienen ter inspiratie.<br />
WAAROM SCENARIO’S?<br />
Scenario’s hebben de volgende doelen:<br />
1 model om het onderwijs in de onderbouw vormgeven<br />
2 vergemakkelijken van het gesprek over inhoud en vorm van de onderbouw<br />
3 variatie tussen scholen creëren: elke school een eigen gezicht<br />
4 inzicht bieden aan ouders en leerlingen bij schoolkeuze<br />
SCENARIO’S IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands kan ingezet worden in alle vier scenario’s. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan<br />
op de leerstofplanning per scenario.<br />
Daarnaast is er een vijfde scenario toegevoegd, namelijk een scenario voor geïndividualiseerd<br />
onderwijs, bijvoorbeeld voor leerlingen die de methode gebruiken voor remedial teaching of<br />
leerlingen van de ruim zeventig scholen voor voortgezet onderwijs in het buitenland waar in<br />
kleine klassen wordt gewerkt.<br />
ZIE OOK<br />
actief leren – beoordelen – lokaalinrichting – project – remedial teaching – samenwerkend<br />
leren – taak – zelfbeoordeling<br />
SCHOOLWISE<br />
WAT IS SCHOOLWISE?<br />
Schoolwise is de elektronische leeromgeving waarbinnen leerlingen de I-clips krijgen<br />
aangeboden. Ook de digitale proefwerken werken binnen Schoolwise. Met uitzondering van<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 50<br />
het onderdeel Weet je het? moeten leerlingen en docenten inloggen om met Schoolwise te<br />
werken.<br />
WAAROM SCHOOLWISE?<br />
Belangrijke argumenten voor het werken Schoolwise zijn:<br />
1 docenten kunnen met behulp van Schoolwise met de beschikbare onderdelen op de I-clips<br />
differentiëren, door bepaalde oefeningen wel of niet in te plannen voor een bepaalde leerling<br />
2 Schoolwise biedt de docent inzicht in de uitvoering van de oefeningen op de I-clips, alsook<br />
over de resultaten daarvan<br />
3 docenten kunnen binnen Schoolwise zelfgemaakt lesmateriaal aanbieden<br />
4 met Schoolwise kunnen docenten zelf digitale proefwerken samenstellen, inplannen,<br />
afnemen en (geautomatiseerd) nakijken.<br />
ZIE OOK<br />
I-clips – digitale proefwerken – elektronische leeromgeving<br />
SECTORWERKSTUK<br />
WAT IS EEN SECTORWERKSTUK?<br />
Het sectorwerkstuk maakt deel uit van het schoolexamen <strong>vmbo</strong> voor de gemengde en<br />
theoretische leerweg. Bij het sectorwerkstuk gaat het om een vakoverstijgende thematiek die<br />
past binnen de sector. De leerling dient aan het sectorwerkstuk ten minste 20 uur te besteden.<br />
Bij het sectorwerkstuk wordt zowel het proces als het product beoordeeld. Het sectorwerkstuk<br />
moet met een voldoende worden afgesloten en wordt apart op de cijferlijst vermeld.<br />
In het kader van het sectorwerkstuk verzamelt de leerling schriftelijk documentatie. Deze<br />
informatie of het sectorwerkstuk is het uitgangspunt voor de opdracht ‘gedocumenteerd<br />
schrijven’ in het centraal examen Nederlands.<br />
Het sectorwerkstuk wordt vaak onderscheiden in vier fasen:<br />
• oriëntatie en keuze<br />
• onderzoek<br />
• voorbereiden presentatie<br />
• presentatie<br />
Leerlingen moeten voor het sectorwerkstuk een voldoende halen, anders mogen ze niet<br />
meedoen aan het centraal examen. Om een sectorwerkstuk tot een goed einde te brengen,<br />
dienen de leerlingen tal van taalvaardigheden te beheersen, zoals het verwerven, verwerken<br />
en presenteren van informatie. Het vak Nederlands neemt daardoor binnen het<br />
sectorwerkstuk een cruciale positie in.<br />
WAAROM EEN PROFIELWERKSTUK?<br />
Doel van het sectorwerkstuk is om kennis en ervaring, die in diverse (sector)vakken is<br />
opgedaan, op een hoger niveau te integreren. Met het sectorwerkstuk laat de leerling zien dat<br />
hij zijn sector beheerst.<br />
PROFIELWERKSTUK IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands biedt alle taalvaardigheden aan die vereist zijn voor het maken van een<br />
sectorwerkstuk. Het is aan te bevelen om in de schoolhandleiding voor het sectorwerkstuk<br />
inzichtelijk te maken op welke onderdelen van de methode leerlingen kunnen terugvallen.<br />
SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN<br />
WAT ZIJN SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN?<br />
Sociaal-communicatieve vaardigheden zijn alle vaardigheden die leerlingen nodig hebben als<br />
ze met elkaar samenwerken. Ebbens e.a. noemen in hun boek Samenwerkend leren<br />
(<strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv, 1997) sociale vaardigheden die nodig zijn om goed te kunnen<br />
samenwerken in de klas. Zij hanteren twee uitgangspunten, die door onderzoek positief<br />
bevestigd zijn:<br />
• effectiviteit van leren is groter als leerlingen samen leren<br />
• samen leren gaat beter als de docent aandacht besteedt aan sociale vaardigheden<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 51<br />
SPELLING<br />
TAAK<br />
Deze lijst van sociale vaardigheden dient ter illustratie van wat sociaal-communicatieve<br />
vaardigheden zijn:<br />
• actief kunnen luisteren<br />
• op je beurt kunnen wachten<br />
• dank-je-wel kunnen zeggen<br />
• materiaal kunnen delen<br />
• handen en voeten thuis kunnen houden<br />
• bij de groep kunnen blijven<br />
• het oneens kunnen zijn met idee i.p.v. persoon<br />
• afleiding kunnen weerstaan<br />
• door kunnen vragen<br />
• gericht hulp kunnen vragen<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
• hulp kunnen verlenen<br />
• aanwijzingen kunnen opvolgen<br />
• complimenten kunnen maken<br />
• mensen bij hun naam kunnen noemen<br />
• elkaar aan kunnen moedigen<br />
• stemvolume aan situatie kunnen<br />
aanpassen<br />
• werkruimte kunnen delen<br />
• conclusies kunnen trekken<br />
WAAROM SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN?<br />
Belangrijke argumenten om aandacht te besteden aan sociaal-communicatieve vaardigheden<br />
zijn:<br />
1 belangrijk aspect om alle schriftelijke en mondelinge communicatie te doen slagen<br />
2 voorwaarde voor goed samenwerken<br />
3 effectief leren staat en valt bij goede sociaal-communicatieve vaardigheden<br />
4 belangrijk aandachtspunt in het advies voor de onderbouw<br />
SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands besteedt op verschillende manieren aandacht aan sociaal-communicatieve<br />
vaardigheden. Bijvoorbeeld:<br />
• cursussen: sociaal-communicatieve vaardigheden worden actief geoefend bij de<br />
onderdelen Spreken/kijken/luisteren en Schrijven; daarnaast passen leerlingen sociaalcommunicatieve<br />
vaardigheden toe bij het bespreken van antwoorden, eigen kennis,<br />
ervaringen en meningen<br />
• taken: de taken zijn gericht op communicatie tussen leerlingen, hetzij schriftelijk, hetzij<br />
mondeling, en doen voortdurend een beroep op sociaal-communicatieve vaardigheden<br />
• projecten: in de projecten oefenen leerlingen sociaal-communicatieve vaardigheden<br />
waaronder ook samenwerken, overleggen, plannen en taken verdelen; de toegepaste<br />
vaardigheden worden expliciet geëvalueerd<br />
ZIE OOK<br />
actief leren – activerende werkvormen – project – samenwerkend leren – taak<br />
Zie: nieuwe spelling - werkwoordspelling<br />
WAT IS EEN TAAK?<br />
In een Nieuw Nederlands-taak passen de leerlingen taalvaardigheden in de praktijk toe. De<br />
situatie in de taak is zoveel mogelijk geënt op het gebruik van taalvaardigheden in het echte,<br />
buitenschoolse leven. De taak is verder gericht op samenwerking tussen leerlingen en op het<br />
verzamelen en presenteren van informatie.<br />
Iedere taak bestaat globaal uit vier onderdelen: oriënteren, kiezen, informatie verzamelen en<br />
laten zien.<br />
oriënteren De inleiding beschrijft kort en uitdagend de prestatie die van de leerling<br />
verwacht wordt.<br />
kiezen De leerling kiest een aspect van het onderwerp. Hij/zij kan zich de<br />
opdracht eigen maken door te kiezen voor eigen ervaring of interesses.<br />
informatie verzamelen Op internet, in kranten, bij klasgenoten of deskundigen gaat de leerling op
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 52<br />
zoek naar informatie. Ook is de leerling soms zelf een informatiebron.<br />
laten zien Leerlingen wisselen uit wat zij ontdekt hebben.<br />
WAAROM EEN TAAK?<br />
Belangrijke argumenten voor het werken met een taak zijn:<br />
1 bevorderen van actief en zelfstandig leren<br />
2 keuzevrijheid voor de leerling bieden<br />
3 bevorderen van buitenschools leren<br />
4 het nieuwe leren simpel in de praktijk brengen<br />
TAKEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />
In Nieuw Nederlands voor havo/vwo en vwo bevat ieder hoofdstuk een taak, in totaal dus zes<br />
taken. In iedere taak worden de onderdelen Lezen, Spreken/kijken/luisteren en Schrijven<br />
geïntegreerd.<br />
ZIE OOK<br />
actief leren – actualiteit in taallessen – beoordelen – buitenschoolse opdrachten – groepswerk<br />
– nieuwe leren<br />
TAALGERICHT VAKONDERWIJS<br />
WAT IS TAALGERICHT VAKONDERWIJS?<br />
Taalgericht vakonderwijs heeft als uitgangspunt dat leerlingen bij alle vakken de taal van het<br />
vak mondeling en schriftelijk moeten (leren) gebruiken om leerstof te verwerven, te verwerken<br />
en te laten zien wat ze ermee kunnen (Hajer en Meestringa, Coutinho, 2004).<br />
Taalgerichte vaklessen bevatten drie elementen:<br />
• leren in interactie<br />
• leren met taalsteun<br />
• leren in context<br />
WAAROM TAALGERICHT VAKONDERWIJS?<br />
Belangrijke argumenten voor taalgericht vakonderwijs zijn:<br />
1 belangrijk kenmerk van onderwijs in de onderbouw is de samenhang tussen vakken<br />
2 taalvaardigheid speelt een cruciale rol bij het leren in alle vakken<br />
3 aandacht voor verschillen in leerstijl en in leerstrategieën bij leerlingen<br />
TAALGERICHT VAKONDERWIJS IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands speelt op verschillende manieren in op taalgericht vakonderwijs.<br />
Bijvoorbeeld:<br />
• de cursussen: in verschillende opdrachttypen wordt leren in interactie gestimuleerd,<br />
bijvoorbeeld door antwoorden samen na te kijken, of door associaties (woordweb),<br />
meningen, argumenten, kennis en ervaringen met elkaar te vergelijken; door middel van<br />
actiegerichte theorie en tips krijgen de leerlingen taalsteun<br />
o het onderdeel Studievaardigheid (<strong>vmbo</strong>/havo/vwo 1 en 2): het onderdeel<br />
studievaardigheid bereidt leerlingen voor op het leren in andere vakken<br />
o het onderdeel Taal en woordenschat: bij Taal en woordenschat komen de leerlingen<br />
in aanraking met woordraadstrategieën die met name bij andere vakken ingezet<br />
zullen worden<br />
o de taken: in taken oefenen de leerlingen hun taalvaardigheid in een zinvolle en<br />
levensechte context<br />
ZIE OOK<br />
actief leren – activerende werkvormen – samenhang tussen vakken – samenwerkend leren<br />
TAALLESSEN MAKEN<br />
Zie: zelf lessen maken<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 53<br />
THUISWERKVRIJ ONDERWIJS<br />
TOETSEN<br />
WAT IS THUISWERKVRIJ ONDERWIJS?<br />
Thuiswerkvrij onderwijs streeft naar onderwijs waarin leerlingen actief en zelfstandig op school<br />
leren en thuis geen huiswerk meer hoeven te maken. De gedachte hierachter is dat huiswerk<br />
een belemmerende factor kan zijn voor een activerende didactiek. Huiswerk houdt immers in<br />
veel gevallen de traditionele, klassikale les in stand: huiswerk bespreken en/of overhoren,<br />
instructie geven en de resterende tijd alvast aan het huiswerk gaan werken, bij voorkeur<br />
individueel.<br />
WAAROM THUISWERKVRIJ ONDERWIJS?<br />
Belangrijke argumenten voor en consequenties van invoering van thuiswerkvrij onderwijs zijn:<br />
1 leerlingen krijgen meer verantwoordelijkheid voor het leren<br />
2 leerlingen krijgen meer begeleiding tijdens het leren<br />
3 uitbreiding van de docentrol: de docent is naast instructeur ook begeleider<br />
4 verwerving van leerstof en kennis is niet het enige doel, ook het leerproces krij<strong>gt</strong> een<br />
belangrijke plaats<br />
THUISWERKVRIJ ONDERWIJS EN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands speelt op verschillende manieren in op thuiswerkvrij onderwijs.<br />
Bijvoorbeeld:<br />
• cursussen: aandacht voor actief en zelfstandig leren; ook aandacht voor uitwisseling<br />
tussen leerlingen van de uitkomsten van een opdracht; verder wordt in<br />
verwerkingsopdrachten stilgestaan bij de aanpak van het leren<br />
• taken: leerlingen gaan actief en zelfstandig aan de slag<br />
• projecten: product en proces spelen in gelijke mate een rol<br />
ZIE OOK<br />
actief leren – cursus – taak – project – zelfstandig leren<br />
WAT ZIJN TOETSEN?<br />
Toetsen hebben tot doel om inzicht te krijgen in het niveau en de vooruitgang van de<br />
individuele leerling. Toetsen kunnen schriftelijk of digitaal worden afgenomen. Toetsen bieden<br />
variatie in vraa<strong>gt</strong>ypen en sluiten nauw aan bij de aangeboden leerstof.<br />
WAAROM TOETSEN?<br />
Belangrijke argumenten voor toetsen zijn:<br />
1 leereffect: leerling kan leren van de feedback op gemaakte toetsen<br />
2 disciplinerend: toetsen versterken de motivatie om te leren<br />
3 feedback op onderwijsaanpak: toetsen geven informatie over effectiviteit van de gevolgde<br />
aanpak in de lessen<br />
4 kwalificerend: informatie verzamelen voor de overgang of groepsplaatsing<br />
TOETSEN IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Bij Nieuw Nederlands worden verschillende soorten toetsen aangeboden:<br />
• diagnostische toetsen of D-toetsen: bij de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat,<br />
Grammatica en Spelling<br />
• deeltoetsen per hoofdstuk: bij de onderdelen Lezen, Taal en woordenschat,<br />
Grammatica en Spelling. Deze deeltoetsen worden per hoofdstuk op de Servicebox op<br />
twee manieren aangeboden: met invullijnen en zonder invullijnen. De toetsen zonder<br />
invullijnen kunnen op twee manieren worden afgenomen: met en zonder meerkeuze. De<br />
toetsen worden ook zonder meerkeuzevragen aangeboden, waardoor er een groter<br />
beroep op de kennis en vaardigheid van de leerlingen wordt gedaan.<br />
• hoofdstuktoetsen: bij ieder hoofdstuk is er een toets waarin de onderdelen Lezen, Taal<br />
en woordenschat, Grammatica en Spelling gezamenlijk worden getoetst. Ook de<br />
hoofdstuktoetsen worden op de Servicebox op twee manieren aangeboden: met<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 54<br />
invullijnen en zonder invullijnen. De toetsen zonder invullijnen kunnen op twee manieren<br />
worden afgenomen: met en zonder meerkeuzevragen.<br />
• digitale proefwerken: leerlingen maken deze proefwerken on-line, dus via internet; de<br />
docent kan veel tijd besparen met het maken en nakijken van proefwerken<br />
ZIE OOK<br />
beoordelen – diagnostische toetsen – digitale proefwerken – I-clips – zelfbeoordeling<br />
UITGESTELDE AANDACHT<br />
WAT IS UITGESTELDE AANDACHT?<br />
De eerste stap op weg naar zelfstandig leren is het werken met uitgestelde aandacht. Als<br />
leerlingen zelfstandig werken, werken zij alleen, in tweetallen of in groepen, in ieder geval niet<br />
klassikaal. Zelfstandig leren en werken betekent dat de leerling niet ieder moment de docent<br />
kan inschakelen voor hulp of uitleg. De docent moet immers zijn aandacht over alle leerlingen<br />
verdelen. Met andere woorden: leerlingen moeten leren om hun behoefte aan uitleg uit te<br />
stellen.<br />
De docent maakt bij het werken met uitgestelde aandacht een vaste ronde door de klas.<br />
Uitgestelde aandacht kan op verschillende manieren georganiseerd worden. Bijvoorbeeld door<br />
een poster op te hangen met deze werkregels:<br />
Wanneer de Z op het bord staat gelden deze werkregels:<br />
1 Zs = je werkt in stilte (eventuele vermelding van het aantal minuten)<br />
2 Zf = je mag fluisteren (idem)<br />
3 Steek geen vinger op. De docent komt langs.<br />
4 Je stoort niemand.<br />
5 Je bent aan het werk.<br />
6 Je weet wat je moet doen als je niet verder kunt.<br />
7 Je blijft op je plaats, tenzij er andere afspraken zijn gemaakt,<br />
bijvoorbeeld om een woordenboek te pakken.<br />
Een andere manier is het werken met een stoplicht. Bijvoorbeeld:<br />
ROOD zelfstandig in stilte werken<br />
ORANJE je mag fluisteren tijdens het zelfstandig werken<br />
GROEN je mag met elkaar overleggen en hulp vragen aan je docent<br />
WAAROM UITGESTELDE AANDACHT?<br />
Belangrijke argumenten voor het werken met uitgestelde aandacht zijn:<br />
1 uitgestelde aandacht is een voorwaarde voor zelfstandig leren<br />
2 alle leerlingen weten waar ze aan toe zijn doordat ze door de vaste ronde van de docent<br />
aandacht krijgen<br />
3 alle leerlingen krijgen door de vaste ronde evenveel aandacht<br />
4 leerlingen die normaal geen aandacht (durven te) vragen of niet nodig hebben, krijgen nu<br />
ook aandacht<br />
UITGESTELDE AANDACHT IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands is geschikt voor zelfstandig leren. Het werken met uitgestelde aandacht is<br />
hiervan een noodzakelijk onderdeel. Opdrachten in Nieuw Nederlands doen overwegend een<br />
beroep op klasgenoten en in mindere mate op de docent.<br />
ZIE OOK<br />
lokaalinrichting – ordeproblemen voorkomen – werkwijzer – zelfstandig leren<br />
VAARDIGHEIDSGERICHT ONDERWIJS<br />
Zie: actief leren<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 55<br />
VARIATIETIP<br />
WAT IS EEN VARIATIETIP?<br />
De variatietip is een open opdracht die de kans biedt om de actualiteit in de les te halen. Ook<br />
speelt de variatietip in op de eigen leefomgeving en de eigen interesses van de leerling.<br />
WAAROM EEN VARIATIETIP?<br />
Belangrijke argumenten om de variatietip uit te voeren:<br />
1 variatie in de lessen<br />
2 inspelen op actualiteit en de leefwereld van de leerling<br />
3 de leerstof in een praktische context snel toepassen<br />
VARIATIETIP IN NIEUW NEDERLANDS<br />
In Nieuw Nederlands komen variatietips met name voor bij de onderdelen Lezen en<br />
Spreken/kijken/luisteren.<br />
ZIE OOK<br />
actief leren – actualiteit in taallessen – leerlingen in de onderbouw<br />
VERSCHILLEN TUSSEN LEERLINGEN<br />
Zie: leerstijlen – leerstrategieën – leerlingen in de onderbouw – remedial teaching<br />
VEILIG LEREN<br />
WAT IS VEILIG LEREN?<br />
Veilig leren of leren in veiligheid is een concept van drs. P.I. Teitler. In het boek Leren in<br />
veiligheid: klassenmanagement en probleemgedrag (Uitgeverij Agiel, 2004) wordt leren in<br />
veiligheid als vol<strong>gt</strong> ingeleid:<br />
“De manier van werken van leerkrachten binnen scholen voor voortgezet onderwijs wordt wel<br />
omschreven als werken binnen een ‘georganiseerde anarchie’: of het nu gaat om zelfstandig<br />
werken of om het aansturen van gedrag, elke leerkracht benadert leerlingen op zijn of haar<br />
eigen wijze.<br />
Dit boek werkt vanuit de stelling dat een dergelijke werkwijze een goede voedingsbodem kan<br />
zijn voor het ontstaan of in stand houden van probleemgedrag: wat van de ene leerkracht mag<br />
wordt de ander verboden en wat bij de een door de vingers wordt gezien wordt bij de ander<br />
bestraft.<br />
En dat terwijl leerkracht die samen werken aan de opvoeding en het onderwijs het beste<br />
perspectief bieden op een omgeving waarin leerlingen kunnen Leren in Veiligheid.<br />
In dit boek wordt een methode gepresenteerd om een werkbaar en leefbaar pedagogisch<br />
klimaat in het voortgezet onderwijs te creëren. Daarbij is niet het (probleem)gedrag van de<br />
leerling het uitgangspunt, maar de wijze waarop leerkrachten de leerlingen gezamenlijk<br />
benaderen.”<br />
VOLGTOETS CITO<br />
WAT IS DE VOLGTOETS CITO?<br />
De Vol<strong>gt</strong>oets is een objectieve en methodeonafhankelijke toets van de Cito-groep voor het<br />
adviseren en begeleiden van leerlingen aan het einde van het eerste leerjaar. De Vol<strong>gt</strong>oets<br />
wordt aan het einde van de eerste klas afgenomen. De toets geeft u inzicht in het niveau en<br />
de voortgang van uw leerlingen bij de volgende kernvaardigheden: Nederlands<br />
leesvaardigheid, Engels leesvaardigheid, Wiskunde en Studievaardigheden.<br />
Voor Nederlands levert de Vol<strong>gt</strong>oets drie taken:<br />
• Taak 1: Nederlands leesvaardigheid 1<br />
• Taak 2: Nederlands leesvaardigheid 2<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 56<br />
VWO-PLUS<br />
• Taak 8: Woordenschat<br />
Om een rapportage te ontvangen van het niveau bij Nederlands leesvaardigheid dienen beide<br />
taken door de leerlingen te worden gemaakt. De opgaven in de leestaken toetsen behalve<br />
betekenissen (van woorden en zinnen), vooral relaties tussen zinnen en alinea’s<br />
(oorzaak/reden-gevolg, middel-doel), hoofdonderwerp, hoofdgedachte en schrijfdoel van de<br />
schrijver.<br />
De taak Woordenschat is gebaseerd op de streefwoordenlijst van Hacquebord. Door afname<br />
van deze taak ziet u in hoeverre uw leerlingen de streefwoordenlijst beheersen.<br />
De afname van een taak kost een lesuur van minimaal 45 minuten. Na de afname worden de<br />
antwoordbladen naar Cito gestuurd voor verwerking. De school is verplicht gebruik te maken<br />
van de scorings- en rapportageservice van de Cito-groep. Op deze wijze zijn de<br />
normeringsgegevens altijd up-to-date.<br />
WAAROM DE VOLGTOETS CITO?<br />
Argumenten voor de Vol<strong>gt</strong>oets Cito zijn:<br />
1 leerstof- en methode-onafhankelijke toetsing<br />
2 vergelijking mogelijk met grote groep leerlingen in heel Nederland<br />
3 leerstofaanbod beter kunnen bepalen op basis van uitkomsten<br />
4 hulpmiddel bij indeling in leerweg of schooltype<br />
VOLGTOETS CITO EN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands biedt methodegebonden toetsen en toetst dus de behandelde leerstof. De<br />
Vol<strong>gt</strong>oets Cito is een extra hulpmiddel om het niveau te bepalen. Omdat de Vol<strong>gt</strong>oets de<br />
normtabellen baseert op een grote groep leerlingen in heel Nederland, is de Vol<strong>gt</strong>oets<br />
geschikt voor determinatie aan het einde van het eerste leerjaar.<br />
ZIE OOK<br />
digitale proefwerken – toetsen – Adviestoets Cito<br />
WAT IS VWO-PLUS?<br />
Vwo-plus is vwo-onderwijs voor leerlingen die behoefte hebben aan meer uitdaging. Zo<br />
worden voor vwo-plusonderwijs extra vakken aangeboden, bijvoorbeeld filosofie, drama of een<br />
extra moderne vreemde taal zoals Chinees of Spaans. Een andere manier om het onderwijs<br />
uitdagender te maken is het aanbieden van de vakken Engels en Duits in de doeltaal. Ook kan<br />
door onderzoeksopdrachten een extra uitdaging gecreëerd worden voor deze leerlingen.<br />
In de publicatie Nederlands verrijkt (Een handreiking en verrijkingstaken Nederlands voor<br />
hoogbegaafde leerlingen in de basisvorming, SLO, Enschede, 2003) worden de volgende<br />
criteria opgesomd voor geschikt lesmateriaal voor hoogbegaafden.<br />
Het lesmateriaal:<br />
1 heeft een hoge moeilijkheidsgraad<br />
2 bestaat uit interessante en uitdagende onderwerpen<br />
3 bestaat uit open opdrachten<br />
4 laat leerlingen echte problemen oplossen<br />
5 laat leerlingen werken met abstracte begrippen en generalisaties<br />
6 bevat voor leerlingen nieuwe leerstof<br />
7 vraa<strong>gt</strong> van de leerlingen een onderzoekende houding<br />
8 laat leerlingen zoeken naar samenhang en verbanden<br />
9 geeft leerlingen ruimte voor zelfstandigheid en samenwerken<br />
10 laat leerlingen werken met een variatie informatiebronnen<br />
11 stimuleert de metacognitieve vaardigheden van de leerlingen<br />
WAAROM VWO-PLUS?<br />
Belangrijke argumenten voor vwo-plusonderwijs zijn:<br />
1 meer uitdaging bieden aan getalenteerde, nieuwsgierige leerlingen<br />
2 kwalitatieve diepgang bieden op een hoger abstractieniveau voor leerlingen die dat<br />
aankunnen<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 57<br />
3 een alternatief bieden voor leerlingen die Grieks en Latijn op het gymnasium niet zien zitten<br />
maar wel intellectueel geprikkeld willen worden<br />
4 betere voorbereiding op hoger onderwijs<br />
VWO-PLUS MET NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands speelt in het havo/vwo-deel en uiteraard vooral in het vwo-deel op<br />
verschillende manieren in op vwo-plusleerlingen. Bijvoorbeeld:<br />
• moeilijker teksten uit moeilijker bronnen bij Lezen, aangevuld met zoekopdrachten en<br />
kritische reflectie-opdrachten (Wat denk jij?) die de blik van de leerling op de wereld<br />
verruimen<br />
• de variatietip bij Lezen, Spreken/kijken/luisteren, Schrijven stelt leerlingen in staat om de<br />
taalvaardigheid op hun eigen niveau, en op een hoger niveau, in praktijk te brengen<br />
• leerlingen krijgen bij Taal extra weetjes over taal aangeboden<br />
• bij Grammatica in het vwo-deel krijgen leerlingen alle grammatica in twee jaar<br />
aangeboden: enkelvoudige zinnen in leerjaar 1, samengestelde zinnen in leerjaar 2; alle<br />
Latijnse grammaticale termen staan in het activiteitenboek van het vwo-deel<br />
• de zes geïntegreerde taken bieden de leerlingen de gelegenheid om ‘taalmateriaal’ op<br />
hun eigen niveau te kiezen; ook wordt hiermee ingespeeld op de behoefte aan zelfstandig<br />
werken en samenwerken<br />
• de drie projecten vragen van de leerlingen een onderzoekende houding, waarin<br />
samenhang en verbanden moeten worden aangebracht<br />
• variatietips, taken en projecten zijn open opdrachten<br />
• leerstof en opdrachten in alle cursussen, met name in het vwo-deel, bevat een hogere<br />
moeilijkheidsgraad<br />
ZIE OOK<br />
actief leren – leerstijlen – meervoudige intelligenties – werkwijzer – variatietip – webquest<br />
WEBQUEST<br />
WAT IS EEN WEBQUEST?<br />
Een webquest is een opdracht waarbij leerlingen onder meer gebruik maken van internet (het<br />
web) om een taak (een quest) uit te voeren. Een webquest bestaat meestal uit zeven<br />
onderdelen:<br />
1 Inleiding<br />
2 Opdracht<br />
3 Werkwijze<br />
4 Informatiebronnen<br />
5 Beoordelingsschema<br />
6 Terugblik<br />
7 Informatie voor de docent<br />
Opdracht, werkwijze, informatiebronnen en criteria worden expliciet aan de leerling<br />
aangeboden zodat leerlingen de klus zelfstandig, zonder hulp van de docent, kunnen klaren.<br />
WAAROM EEN WEBQUEST?<br />
Belangrijke argumenten voor het werken met een webquest zijn:<br />
1 handig leermiddel voor actief leren, vaak gratis beschikbaar<br />
2 gebruik van actuele bronnen op internet<br />
3 een webquest stimuleert door zijn gesloten aanpak systematisch werken<br />
4 een webquest biedt keuzevrijheid aan leerlingen<br />
WEBQUESTS IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands biedt in de I-clips (de methodewebsite) drie webquests aan. Deze<br />
webquests zijn afgeleid van de drie projecten:<br />
• hoofdstuk 2: Altijd en overal feest!<br />
• hoofdstuk 4: Hoe leef ik gezonder?<br />
• hoofdstuk 6: Boosheid: wat doe je er aan?<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 58<br />
ZIE OOK<br />
actief leren – actualiteit in taallessen – I-clips – internet<br />
WEDERZIJDSE AFHANKELIJKHEID<br />
Zie: groepswerk – leerlingrollen – samenwerkend leren<br />
WERKEN MET UITGESTELDE AANDACHT<br />
Zie: uitgestelde aandacht<br />
WERKVORMEN<br />
Zie: activerende werkvormen<br />
WERKWIJZER<br />
WAT IS EEN WERKWIJZER?<br />
Werkwijzers bevatten een instructie voor de leerling om zelfstandig te werken, in actieve<br />
samenwerking met zijn docent en/of klasgenoten. Met een werkwijzer kan de leerling zelf aan<br />
de slag, zonder volledig of voortdurend van de docent afhankelijk te zijn.<br />
Een werkwijzer geeft in leerlin<strong>gt</strong>aal antwoord op zeven vragen:<br />
Volledige instructie Voorbeeld<br />
1 Welke opdracht ga ik precies doen? Nieuw Nederlands, p. 103-106, opdr. 1 t/m 5<br />
2 Wat heb ik nodig voor deze opdracht? woordenboek<br />
3 Met wie werk ik samen? zelf kiezen: alleen, in 2-tallen of in 3-tallen<br />
4 Waar kan ik terecht als ik hulp nodig heb? eerst een klasgenoot, daarna pas je docent<br />
5 Hoeveel tijd heb ik voor de opdracht? 3 uur<br />
6 Hoe wordt de opdracht nagekeken of beoordeeld? nakijken met antwoordenboek<br />
7 Wat ga ik doen als ik eerder klaar ben? maak de D-toets of kies Meer oefenen<br />
Een werkwijzer is een middel om actief en zelfstandig leren te bevorderen. Echter, een<br />
dichtgetimmerde werkwijzer, waarin de route en de tijd volledig zijn vastgelegd, werkt<br />
contraproductief en leidt dus vaak niet tot actief en zelfstandig leren.<br />
Een voorwaarde voor het werken met een werkwijzer is het werken met uitgestelde aandacht.<br />
Zie ook het trefwoord uitgestelde aandacht.<br />
WAAROM EEN WERKWIJZER?<br />
Belangrijke argumenten voor het gebruiken van een werkwijzer zijn:<br />
1 bevorderen van actief en zelfstandig leren<br />
2 keuzevrijheid bieden aan leerlingen voor bijvoorbeeld extra stof, verdieping of het werken<br />
aan een ander vak<br />
3 meer ruimte voor docent om andere rollen uit te voeren, bijvoorbeeld begeleiding<br />
WERKWIJZERS IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands bevat een jaarplanner van de leerstof. Deze globale werkwijzer bevat de<br />
volgende aspecten:<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
Schooljaar: Periode: Klas(sen): Docent:<br />
Week Les Activiteiten Afronding<br />
1 Introductie Hoofdstuk 4 thema ‘Gezond’ met behulp van het<br />
gedicht ‘Recepten’<br />
Lezen: opdracht 1, theorie, opdracht 2
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 59<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
2 … …<br />
De jaarplanning kan vorm krijgen in verschillende werkwijzers. Wij noemen vier voorbeelden.<br />
WERKWIJZER 1: een werkwijzer per vak, per vakonderdeel en voor zelfstandige planning<br />
Naam: Klas: Vak: Hoofdstuk: Startdatum:<br />
Onderdeel Individueel Groepswerk Aantal uren Klaar op?<br />
Lezen<br />
Spreken/kijken/luisteren<br />
…<br />
Test<br />
WERKWIJZER 2:een werkwijzer voor één vak, per les met leeractiviteiten<br />
Naam: Vak: Niveau:<br />
Klas: Hoofdstuk:<br />
Les:<br />
0 Lezen<br />
0 Maken<br />
0 Nakijken<br />
0 Leren<br />
0 Praktisch werken<br />
0 Werkuur<br />
0 Toetsen
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 60<br />
WERKWIJZER 3: een globale werkwijzer voor alle vakken, per week met leeractiviteiten<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
Naam: Klas: Week: Mentor:<br />
Nederlands<br />
Engels<br />
…<br />
LEZEN LEREN MAKEN DOEN TOETS<br />
WERKWIJZER 4: een werkwijzer voor één vak, per les, met groeperingsvormen en<br />
leeractiviteiten<br />
Naam: Klas: Vak: Docent:<br />
Les Datum Lesstof Mak. Nakijk. Ler. Extra stof Mak. Nakijk. Ler.<br />
1 Klassikaal<br />
Zelf<br />
2<br />
ZIE OOK<br />
actief leren – jaarplanning in Nieuw Nederlands – lokaalinrichting – uitgestelde aandacht –<br />
zelfstandig leren<br />
WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM<br />
WAT IS WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM?<br />
De expertwerkvorm is een van de meest gebruikte activerende werkvormen. Leerlingen<br />
worden expert in bepaalde leerstofonderdelen en door medeleerlingen als expert<br />
aangesproken. Zij moeten zich de kennis zodanig eigen maken dat ze het kunnen overdragen<br />
op medeleerlingen. De werkvorm is bedoeld om leerlingen in een actieve rol zelf<br />
verantwoordelijk te maken voor hun leerproces en voor het eindresultaat daarvan. Ook kan de<br />
werkvorm de leerling extra motiveren.<br />
WAAROM WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM?<br />
De spelling van werkwoorden blijkt een moeizaam aan te leren onderdeel van het Nederlands.<br />
Een van de verklaringen voor een slechte werkwoordspelling is dat de uitleg per schooltype<br />
(primair en voortgezet onderwijs) en per docent in het voortgezet onderwijs verschilt. Hierdoor<br />
gebruiken leerlingen verschillende spellingregels door elkaar heen, waardoor<br />
interferentiefouten worden gemaakt. De expertwerkvorm kan dit patroon doorbreken doordat<br />
leerlingen zichzelf de uitleg gaan eigen maken en een uitleg kiezen die bij hun leerstijl<br />
aansluit.<br />
WERKWOORDSPELLING MET EXPERTWERKVORM IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Leerlingen gaan op zoek naar de spellingregels van de tegenwoordige, verleden, voltooide of<br />
andere tijd. Zij worden daarin met behulp van Nieuw Nederlands zelf deskundig, maken zelf<br />
oefenopdrachten, en geven aan andere leerlingen uitleg.<br />
Voorbereiding door docent<br />
• Maak eilanden van drie of vier tafels.<br />
• Leg op iedere tafel een lijntjespapier, kladpapier en een stevige geelgekleurde kaart met<br />
op de voorkant de tekst Jokerkaart voor de …(naam werkwoordstijd)<br />
• Laat iedere leerling Nieuw Nederlands meenemen waarin de werkwoordsspelling is<br />
uitgelegd.<br />
Organisatie
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 61<br />
1 Deel de groepen van drie of vier leerlingen zo willekeurig mogelijk in. Zet de leerlingen<br />
bijvoorbeeld op volgorde van huisnummer en verdeel ze daarna in groepen van drie of vier<br />
leerlingen.<br />
2 (individueel in stilte) Schrijf de spellingregel op die bij jouw werkwoordstijd hoort.<br />
3 (delen) Overleg en kom met elkaar tot de beste formulering van de spellingregel. Noteer de<br />
regel op de jokerkaart. Zet op de voorkant de werkwoordtijd: tegenwoordige tijd / verleden tijd /<br />
voltooide tijd / …<br />
4 (individueel in stilte) Noteer drie zinnen die een andere leerling straks moet kunnen maken.<br />
Jij moet zelf het goede antwoord weten.<br />
5 (delen) Lees je zinnen voor. Kies als groep samen vijf zinnen uit. Schrijf deze zinnen zo<br />
netjes mogelijk op een lijntjespapier.<br />
6 (ruilen) Geef het papier met de zinnen aan een groep die een andere werkwoordstijd heeft.<br />
7 (individueel in stilte) Maak de vijf zinnen.<br />
8 (delen) Lees je antwoorden voor. Als jullie een antwoord echt niet weten, mag je de<br />
jokerkaart met de regel gaan halen.<br />
Kies als groep uit al jullie antwoorden het goede. Schrijf deze antwoorden zo netjes mogelijk<br />
op een nieuw lijntjespapier. Zet je groepsnummer erbij.<br />
9 (ruilen) Geef het vragenblad en het antwoordblad terug aan de groep waarmee je geruild<br />
hebt.<br />
10 (nakijken en tips geven) Kijk de gemaakte zinnen samen na. Iedere leerling doet om de<br />
beurt een zin. Verbeter de fouten en schrijf erbij waarom het antwoord fout was. Geef daarna<br />
het blad terug aan de groep die de antwoorden heeft gemaakt.<br />
ZIE OOK<br />
activerende werkvormen – samenwerkend leren<br />
WOORDENSCHATVERWERVING<br />
WAT IS WOORDENSCHATVERWERVING?<br />
Woordenschatverwerving is de gerichte uitbreiding van de woordenschat van leerlingen. Door<br />
gebruik te maken van verschillende onthoudtechnieken, maken leerlingen zich het gebruik van<br />
een nieuw woord eigen. In de taallessen worden de nieuwe woorden in een zinvolle context<br />
aangeboden, en wordt de juiste betekenis achterhaald. Vervolgens keren nieuwe woorden in<br />
verschillende contexten terug, bij voorkeur zowel receptief (lezen en luisteren), als productief<br />
(schrijven en spreken).<br />
Op de website www.metwoordenindeweer.com van Marianne Verhallen en Dirkje van den<br />
Nulft is meer informatie te vinden over een aanpak voor woordenschatonderwijs.<br />
WAAROM WOORDENSCHATVERWERVING?<br />
Belangrijke argumenten voor woordenschatverwerving zijn:<br />
1 een goede woordenschat is een vereiste voor goede leesvaardigheid<br />
2 bij andere vakken op school komen leerling voortdurend in aanraking met nieuwe woorden<br />
3 nieuwe woorden leren kennen heeft geen zin als deze woorden vervolgens niet duurzaam<br />
worden verankerd in het geheugen van de leerling<br />
4 woordenschatuitbreiding is een apart kerndoel in de onderbouw<br />
NIEUW NEDERLANDS EN WOORDENSCHATVERWERVING<br />
Nieuw Nederlands besteedt bij het onderdeel Taal en woordenschat met ingang van deel 2<br />
aandacht aan verschillende technieken om woordenschat te verwerven en te verankeren,<br />
bijvoorbeeld:<br />
• een woordweb maken<br />
• een kapstok maken<br />
• woordkaarten maken<br />
• beelden bedenken<br />
• ezelsbruggetjes<br />
• ‘stampen’<br />
ZIE OOK<br />
woordraadstrategieën<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 62<br />
WOORDRAADSTRATEGIEËN<br />
WAT ZIJN WOORDRAADSTRATEGIEËN?<br />
Woordraadstrategieën helpen leerlingen om de context van de tekst te gebruiken om de<br />
betekenis van het nog onbekende woord te ontdekken. Leerlingen passen een<br />
woordraadstrategie toe nadat ze eerst hebben bepaald of het woord belangrijk is in de tekst<br />
(bijvoorbeeld als het woord vaak terugkeert). Als dat het geval is, helpen<br />
woordraadstrategieën de leerlingen om de betekenis van het onbekende woord zelfstandig te<br />
achterhalen. In het uiterste geval raadplee<strong>gt</strong> de leerling het woordenboek.<br />
WAAROM WOORDRAADSTRATEGIEËN?<br />
Enkele argumenten voor het aanleren van woordraadstrategieën zijn:<br />
1 versterking van leesvaardigheid: door woordraadstrategieën toe te passen ontdekt de<br />
leerling verbanden in een tekst en geeft hij het lezen van een tekst minder snel op bij het<br />
eerste moeilijke woord<br />
2 efficiëntie: het toepassen van woordraadstrategieën gaat sneller dan het opzoeken van<br />
onbekende woorden in het woordenboek<br />
3 effectiviteit: woordraadstrategieën vergroten de kans dat de leerling de juiste betekenis van<br />
een woord achterhaalt doordat hij de context gebruikt<br />
NIEUW NEDERLANDS EN WOORDRAADSTRATEGIEËN<br />
Nieuw Nederlands besteedt bij het onderdeel Taal en woordenschat aandacht aan zes<br />
woordraadstrategieën:<br />
• afbeelding(en) bij de tekst bekijken<br />
• synoniem(en) in de tekst zoeken<br />
• omschrijving(en) in de tekst zoeken<br />
• voorbeeld(en) in de tekst zoeken<br />
• bekend deel of bekende delen van het woord gebruiken<br />
• tegenstelling(en) in de tekst zoeken<br />
Deze strategieën past de leerling toe nadat hij bepaald heeft of kennis van de woordbetekenis<br />
relevant is om de tekst te begrijpen. Als de woordraadstrategie niet tot het achterhalen van de<br />
juiste betekenis leidt, gebruikt de leerling het woordenboek. Het gebruik van het woordenboek<br />
wordt in de delen 1 geoefend.<br />
ZIE OOK<br />
woordenschatverwerving<br />
ZELF LESSEN MAKEN<br />
WAT IS EEN GOEDE LES?<br />
Een belangrijk element van een goede les is dat de leerling intrinsiek gemotiveerd raakt. Met<br />
een sterke, eigen motivatie leert een leerling het beste en het snelste. Deze motivatie kan op<br />
verschillende manieren uitgelokt worden, maar vooral door een les zo echt mogelijk te maken.<br />
Bijvoorbeeld:<br />
• echte vrijheid bij het kiezen van het (deel)onderwerp<br />
• een echt probleem staat centraal<br />
• gebruik van echte bronnen, van naslagwerk tot internet, van eigen kennis tot interviews<br />
met deskundigen<br />
• maken van een echt product, bijvoorbeeld een folder, ingezonden brief, een<br />
forumbijdrage of een videoclip<br />
• echt publiek, bijvoorbeeld klasgenoten, lezers van de (school)krant of leden van de<br />
sportclub<br />
WAAROM ZELF LESSEN MAKEN?<br />
Belangrijke argumenten om zelf lessen te maken zijn:<br />
1 inspelen op specifieke interesses of wensen van leerlingen<br />
2 het hier en nu een grotere plaats geven in de lessen<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 63<br />
LESSEN MAKEN BIJ OF VOOR NIEUW NEDERLANDS<br />
<strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv is altijd geïnteresseerd in auteurs voor Nieuw Nederlands. Wilt u<br />
auteur worden van de methode Nieuw Nederlands? Neem dan contact op met <strong>Noordhoff</strong><br />
<strong>Uitgevers</strong> bv via www.nieuwnederlands.noordhoff.nl.<br />
ZIE OOK<br />
actualiteit in de taalles – keuzevrijheid – leerlingen in de onderbouw<br />
ZELFBEOORDELING<br />
WAT IS ZELFBEOORDELING?<br />
Bij zelfbeoordeling beoordelen leerlingen hun eigen werk. Zelfbeoordeling heeft als voordeel<br />
dat leerlingen kritischer stilstaan bij eigen werk en zich meer bewust worden van hun sterke<br />
en zwakke punten. Een ander voordeel is dat de werklast van de docent verminderd wordt.<br />
Voorwaarde bij zelfbeoordeling is dat er een evaluatief gesprek plaatsvindt, hetzij tussen<br />
docent en leerling, hetzij tussen leerlingen onderling.<br />
WAAROM ZELFBEOORDELING?<br />
Belangrijke argumenten voor zelfbeoordeling zijn:<br />
1 zelfstandig leren: verantwoordelijkheid nemen voor het leren door de leerling zelf<br />
2 leereffect vergroten<br />
3 tijdbesparing voor de docent<br />
ZELFBEOORDELING IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands biedt op verschillende manieren de mogelijkheid tot zelfbeoordeling.<br />
Bijvoorbeeld:<br />
• de cursus: bij gesloten opdrachten in de cursussen kan zelfbeoordeling plaatsvinden<br />
met behulp van het antwoordenboek van Nieuw Nederlands; ook bij de deeltoetsen en<br />
hoofdstuktoetsen bestaat de mogelijkheid dat leerlingen zichzelf of elkaar beoordelen, al<br />
dan niet met een cijfer<br />
• de taken: bij open opdrachten, zoals de taken, beoordelen leerlingen zichzelf en/of<br />
elkaar door elkaar de eindproducten te laten zien en de eindproducten te bekijken en te<br />
bespreken<br />
• de projecten: bij de projecten zijn criteria beschikbaar waarbij leerlingen per criterium<br />
zichzelf of elkaar punten kunnen toekennen<br />
• beoordelen groepswerk: in diverse opdrachten werken leerlingen samen; ook<br />
groepswerk kan door leerlingen zelf beoordeeld worden; een groep van vier leerlingen<br />
krij<strong>gt</strong> bijvoorbeeld 28 punten die ze over hun vieren moeten verdelen, afhankelijk van<br />
ieders bijdrage.<br />
ZIE OOK<br />
beoordelen – digitale proefwerken – groepswerk – samenwerkend leren – toetsen<br />
ZELFSTANDIG LEREN<br />
WAT IS ZELFSTANDIG LEREN?<br />
De zelfstandigheid van leerlingen op school kan in vier fasen toenemen:<br />
Fase 1: zelf werken<br />
Fase 2: zelfstandig werken<br />
Fase 3: zelfstandig leren<br />
Fase 4: zelfverantwoordelijk leren<br />
Bij iedere fase neemt de verantwoordelijkheid van de leerling voor de inhoud en de aanpak<br />
toe. Het leren verschuift met andere woorden van meer docentgestuurd naar meer<br />
leerlinggestuurd.<br />
Zelfstandig leren is de derde van de vier fasen. Bij zelfstandig leren nemen de leerlingen zelf<br />
beslissingen over het wat en het hoe van het leren binnen door de docent gestelde kaders. Er<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 64<br />
is sprake van een gedeelde sturing van docent en leerling. De beslissingen kunnen betrekking<br />
hebben op zeven kenmerken van het leren:<br />
• vaststelling leerdoel<br />
• omvang en openheid van de opdracht<br />
• gerichtheid op inhoud (cognitie) of proces (metacognitie)<br />
• de rol van de docent<br />
• de rol van de leerling<br />
• feedback op leerinhoud en/of proces<br />
• reflectie<br />
WAAROM ZELFSTANDIG LEREN?<br />
Belangrijke argumenten voor zelfstandig leren zijn:<br />
1 hoger leerrendement<br />
2 eisen van een snel veranderende samenleving<br />
3 voorbereiden op vervolgonderwijs<br />
4 afwisselender rol docent<br />
ZELFSTANDIG LEREN IN NIEUW NEDERLANDS<br />
Nieuw Nederlands is zowel geschikt voor zelf werken, zelfstandig werken, zelfstandig leren als<br />
zelfverantwoordelijk leren.<br />
Met behulp van de jaarplanner kunnen werkwijzers worden samengesteld die inspelen op een<br />
van deze vier varianten.<br />
ZIE OOK<br />
actief leren – het nieuwe leren – samenwerkend leren – sociaal-communicatieve<br />
vaardigheden – werkwijzer – uitgestelde aandacht<br />
ZELFVERANTWOORDELIJK LEREN<br />
Zie: zelfstandig leren<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 65<br />
6 ACHTERGRONDLITERATUUR<br />
LESMETHODES EN ANDERE LEERMIDDELEN<br />
• Tekst in zicht. Extra training in leesvaardigheid voor onderbouw <strong>vmbo</strong>, havo en vwo. Wolters-<br />
<strong>Noordhoff</strong>, Groningen.<br />
• Basistrainer. Ondersteuning examen beroepsgerichte leerweg voor lwoo-leerlingen. Wolters-<br />
<strong>Noordhoff</strong>, Groningen.<br />
• Taal op school. Voor neven- en onderinstromende allochtone leerlingen in het vo. Wolters-<br />
<strong>Noordhoff</strong>, Groningen.<br />
• Wolters’ Literatuur in je Pocket. Wolters-<strong>Noordhoff</strong>, Groningen, 2005.<br />
• Wolters’ Nederlands in je Pocket. Wolters-<strong>Noordhoff</strong>, Groningen, 2005.<br />
• ‘Wolters’ Spellingboekje voor scholieren. Wolters-<strong>Noordhoff</strong>, Groningen 2005 (nieuwe spelling).<br />
VAKLITERATUUR<br />
• Bonset, Helge, Martien de Boer & Tiddo Ekens. Nederlands in de onderbouw. Uitgeverij<br />
Coutinho, Bussum 2005.<br />
• Ebbens, S. & Ettekoven, S. Actief leren, bevorderen van verantwoordelijkheid van leerlingen voor<br />
hun eigen leerproces. Wolters-<strong>Noordhoff</strong>, Groningen, 2000.<br />
• Ebbens, S. & Ettekoven, S. & van Rooijen, J. Samenwerkend leren, praktijkboek. Wolters-<br />
<strong>Noordhoff</strong>, Groningen, 1997.<br />
• Ebbens, S. & Ettekoven, S. & van Rooijen, J. (1996). Effectief leren in de les, basisvaardigheden<br />
voor docenten. Wolters-<strong>Noordhoff</strong>, Groningen.<br />
• Ettekoven, S. en ALL-project, Gereedschap voor het werk, circa 100 werkvormen, strategietjes,<br />
voorbeelden en tips, 3 e versie, APS, Utrecht.<br />
• Fogarty, R., Hersenwerk, APS, Utrecht, 1999.<br />
• Hajer, Maaike & Theun Meestringa. Handboek taalgericht vakonderwijs. Uitgeverij Coutinho,<br />
Bussum, 2004.<br />
• Hoogeveen, P. & Winkels, J., Het didactisch werkvormenboek, variatie en differentiatie in de<br />
praktijk, Van Gorcum, Assen, 1996.<br />
• Nulft, van de, Dirkje & Marianne Verhallen, Met woorden in de weer, Uitgeverij Coutinho, Bussum<br />
2002.<br />
• Projectgroep Nederlands V.O., Nederlands in de tweede fase, een praktische didactiek,<br />
Uitgeverij Coutinho, Bussum, 2002.<br />
• Samen aan de slag: klein praktijkboek voor actief en zelfstandig leren. PMVO, Den Haag, 1999.<br />
• Stevens, L., Beekers, P., Evers, M., Wentzel, M., van Werkhoven, W., Zin in school. CPS, 2004<br />
• Teitler, P.I., Leren in veiligheid, klassenmanagement en probleemgedrag, Agiel, 2004<br />
• Energize!, groepsactiviteiten voor groot en klein, Quest International, 1999<br />
TIJDSCHRIFTEN<br />
• Levende Talen<br />
• Onze Taal<br />
• Onderbouw Magazine<br />
NEDERLANDS OP INTERNET<br />
http://didactobank.kennisnet.nl<br />
www.aps.nl<br />
www.codenamefuture.nl<br />
www.cps.nl<br />
www.digischool.nl<br />
www.eindexamen.nl<br />
www.eindexamentraining.nl<br />
www.kennisnet.nl<br />
www.kidon.com<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008<br />
www.kpc.nl<br />
www.levendetalen.nl<br />
www.literatuurgeschiedenis.nl<br />
www.minocw.nl<br />
www.nieuwnederlands.noordhoff.nl<br />
www.onderbouw-vo.nl<br />
www.taalunie.org<br />
www.onzetaal.nl<br />
www.scholieren.com<br />
www.schoolsupport.nl<br />
www.schrijversnet.nl<br />
www.taallessen.nl<br />
www.talenquest.nl<br />
www.davindi.nl<br />
www.tumult.nl<br />
www.uittreksels.com<br />
www.vandale.nl
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 66<br />
7 OVERZICHT LEERSTOF VMBO-GT 3<br />
Lezen<br />
Hoofdstuk 1<br />
Hoofdzaken en bijzaken<br />
In een tekst is niet alles even belangrijk. Belangrijke dingen noem je hoofdzaken. In een tekst<br />
staan de hoofdzaken meestal in de eerste en laatste alinea. In een alinea staan hoofdzaken<br />
vaak in de eerste of laatste zin.<br />
Minder belangrijk zijn de bijzaken. Bijzaken zijn vaak voorbeelden, uitleg of toelichtingen bij de<br />
hoofdzaken. Als je kort wilt aangeven waarover een tekst gaat, vertel je alleen de hoofdzaken.<br />
De bijzaken laat je weg.<br />
Zo vind je hoofdzaken:<br />
Lees de eerste en laatste alinea. Waar gaat deze tekst over? Dit is het onderwerp van de tekst.<br />
• Wat wordt er over het onderwerp gezegd? Dit is de hoofdgedachte.<br />
• Lees de eerste en laatste zin van de andere alinea’s. Wat zijn de deelonderwerpen?<br />
• Lees de tekst precies.<br />
• Onderstreep van ieder deelonderwerp het belangrijkste wat erover gezegd wordt. Dit<br />
staat meestal in de eerste of laatste zin van de alinea.<br />
Hoofdstuk 2<br />
Verbanden in een tekst<br />
Zinnen en alinea’s van een tekst hebben met elkaar te maken. Ze houden verband met elkaar.<br />
Je ziet vaak aan signaalwoorden met wat voor verband je te maken hebt.<br />
Er zijn verschillende soorten verbanden: opsomming, voorbeeld, oorzaak-gevolg, tijd,<br />
voorwaarde, reden, tegenstelling en doel-middel.<br />
Zo vind je een reden:<br />
• De signaalwoorden omdat, want, namelijk of daarom geven een reden aan.<br />
Bijvoorbeeld: Omdat het zo mistig was, is Jeroen thuisgebleven.<br />
Reden: omdat het zo mistig was<br />
• Bij een reden heb je een keuze: Jeroen heeft er zelf voor gekozen thuis te blijven. Bij<br />
een oorzaak heb je geen keuze. In de zin Doordat het zo mistig was, is Jeroen in de<br />
sloot gereden is Jeroen de sloot ingereden zonder dat hij er wat aan kon doen.<br />
Zo vind je een tegenstelling:<br />
• De signaalwoorden maar, toch, echter of desondanks geven een tegenstelling aan.<br />
Bijvoorbeeld: Marvin kan niet zo goed voetballen, maar hij is wel topscorer.<br />
Tegenstelling: niet goed kunnen voetballen ↔ topscorer zijn.<br />
Zo vind je een doel en middel:<br />
• De signaalwoorden om te of zodat geven een doel-middel aan.<br />
Bijvoorbeeld: Om te kunnen winnen moet je doorzettingsvermogen hebben.<br />
Doel: winnen; middel: doorzettingsvermogen.<br />
Hoofdstuk 3<br />
Tekstdoelen<br />
Elke schrijver wil met zijn tekst iets bereiken: hij heeft een doel met zijn tekst. Er zijn<br />
verschillende tekstdoelen: amuseren, informeren, instrueren, overtuigen en overhalen.<br />
Een tekst kan meer dan één doel hebben, maar er is altijd één hoofddoel. Zo kan een<br />
ingezonden brief je amuseren, maar het hoofddoel is overtuigen.<br />
Een advertorial is een advertentie die eruit ziet als een artikel. Het hoofddoel van een<br />
advertorial is overhalen. Het blijft immers een advertentie.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 67<br />
Bij infotainment probeert men op een grappige manier informatie op een groot publiek over te<br />
brengen. Het hoofddoel van infotainment is informeren.<br />
Zo vind je het hoofddoel:<br />
Er zijn twee manieren om het hoofddoel te vinden.<br />
• Wat is de tekstsoort? De tekstsoort bepaalt het hoofddoel.<br />
• Wat is de belangrijkste reden waarom de schrijver de tekst geschreven heeft? Dat is het<br />
hoofddoel van de tekst.<br />
Hoofdstuk 4<br />
Samenvatten<br />
Als je een tekst moet onthouden of later nog wilt gebruiken, is het handig de tekst samen te<br />
vatten. In een samenvatting schrijf je alleen de hoofdzaken op van de tekst. De bijzaken laat je<br />
weg.<br />
Zo vat je een tekst samen:<br />
• Lees de tekst oriënterend. Schrijf het onderwerp op.<br />
• Lees de tekst globaal. Schrijf de hoofdgedachte op.<br />
• Lees de tekst intensief. Noteer de deelonderwerpen. Schrijf het belangrijkste van elk<br />
deelonderwerp op.<br />
• Schrijf de samenvatting uit. Noteer de titel en de schrijver van de tekst. Maak een<br />
goedlopend verhaal van de hoofdgedachte en het belangrijkste wat over elk<br />
deelonderwerp wordt gezegd.<br />
Hoofdstuk 5<br />
Tegenargumenten<br />
Als een schrijver zijn mening in een tekst opschrijft, geeft hij ook altijd argumenten voor zijn<br />
mening. Vaak vertelt hij ook in zijn tekst waarom sommige mensen het niet met hem eens zijn.<br />
Argumenten tegen zijn mening noem je tegenargumenten. Een schrijver le<strong>gt</strong> vervolgens uit<br />
waarom die tegenargumenten niet juist zijn. Zo probeert hij nog overtuigender over te komen.<br />
Bijvoorbeeld:<br />
Mening: Ik vind open dagen van ROC’s heel goed.<br />
Argument: Je kunt dan veel vragen stellen aan docenten van de verschillende opleidingen.<br />
Tegenargument: Nou, ik raak juist helemaal in de war van al die opleidingen.<br />
Zo vind je tegenargumenten:<br />
• Ga na wat de mening van de schrijver is.<br />
• Zoek de argumenten voor zijn mening.<br />
• Vertelt hij waarom anderen het niet met hem eens zijn? Dit zijn tegenargumenten.<br />
Hoofdstuk 6<br />
Tabellen, grafieken, diagrammen<br />
In een tekst kunnen tabellen, grafieken, staafdiagrammen en cirkeldiagrammen voorkomen.<br />
Hierin staat de informatie uit de tekst overzichtelijk bij elkaar. Je kunt daardoor snel zien wat in<br />
de tekst staat.<br />
Zo lees je tabellen, grafieken en diagrammen:<br />
• Kijk of de figuur een tabel, grafiek of diagram is.<br />
• Kijk bij een tabel naar de informatie boven de kolommen en voor de rijen. Door in de<br />
juiste kolom en rij te kijken kun je de informatie vinden waarnaar jij op zoek bent.<br />
• Kijk bij een grafiek en staafdiagram naar de informatie op de horizontale of verticale<br />
as. Zo kun je zien wat de lijn in de grafiek betekent of het staafje in het staafdiagram.<br />
• Zoek bij een cirkeldiagram wat de verschillende partjes betekenen. Zo kun je<br />
bijvoorbeeld zien welk partje het belangrijkste is.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 68<br />
Spreken/kijken/luisteren<br />
Hoofdstuk 1<br />
Precies luisteren en aantekeningen maken<br />
Bij precies luisteren luister je goed naar alles wat gezegd wordt. Je bent geconcentreerd en<br />
oplettend. Je luistert precies als informatie voor jou belangrijk of interessant is. Bijvoorbeeld: De<br />
schoonheidsspecialiste vertelt hoe je acne moet verzorgen.<br />
Als je de informatie later nodig hebt, moet je goede aantekeningen maken: een soort<br />
samenvatting van wat gezegd is. Dan vergeet je de belangrijkste dingen niet.<br />
Zo maak je aantekeningen:<br />
Luister precies en let op signaalwoorden.<br />
• Noteer het onderwerp (milieu).<br />
• Noteer de deelonderwerpen (afval scheiden, chemisch afval, energie besparen).<br />
• Noteer de belangrijkste informatie van ieder deelonderwerp.<br />
• Noteer voorbeelden als je iets niet begrijpt (chemisch afval: batterijen, verf)<br />
• Gebruik trefwoorden.<br />
• Schrijf netjes.<br />
Hoofdstuk 2<br />
Instructie<br />
In een instructie hoor je hoe je iets moet doen: welke handelingen je moet verrichten en in welke<br />
volgorde. Bijvoorbeeld: Je collega le<strong>gt</strong> uit hoe je een hogedrukspuit gebruikt; Een<br />
treinconducteur vertelt aan gestrande reizigers wat ze moeten doen. Het is belangrijk dat de<br />
spreker goed erop let of de luisteraars de instructie begrijpen. Als luisteraar moet je jezelf ook<br />
steeds afvragen of je de instructie begrijpt en kunt uitvoeren.<br />
Zo geef je een instructie:<br />
• Noem het onderwerp en het doel.<br />
• Gebruik doe-woorden en signaalwoorden.<br />
• Geef de informatie stap voor stap en in een logische volgorde. Gebruik eventueel een<br />
spiekbriefje.<br />
• Laat dingen zien (of gebruik lichaamstaal).<br />
• Controleer of je luisteraars je begrijpen.<br />
Zo luister je naar een instructie:<br />
• Luister precies.<br />
• Let op doe-woorden en signaalwoorden.<br />
• Let op wat de spreker laat zien.<br />
• Stel eventueel duidelijke, gerichte vragen.<br />
Hoofdstuk 3<br />
Doorvragen<br />
Bij een informatief gesprek gaat het erom dat je de informatie krij<strong>gt</strong> die je nodig hebt. Maar<br />
vaak is de informatie die je krij<strong>gt</strong> onduidelijk of onvolledig. Dan moet je doorvragen: extra<br />
vragen stellen totdat je alle informatie hebt.<br />
Bijvoorbeeld: Hoe kan deze merkspijkerbroek zo duur zijn? Antwoord: Omdat het van een<br />
bekend merk is. Doorvragen: Maar waarom is het dan zo duur? Antwoord: Omdat je meebetaalt<br />
aan de reclamecampagnes.<br />
Zo vraag je door<br />
• Bedenk wat je wilt weten.<br />
• Stel je vraag.<br />
• Vraag door als je onduidelijke of onvolledige informatie krij<strong>gt</strong>. Vraag om een herhaling,<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 69<br />
een voorbeeld of meer uitleg.<br />
• Controleer of je alles weet wat je wilde weten. Zo nee, vraag door op een andere<br />
manier.<br />
• Controleer nog een keer of je alle benodigde informatie hebt.<br />
• Vraag net zo lang door totdat je alles weet wat je wilde weten. Blijf beleefd.<br />
Hoofdstuk 4<br />
Verslag doen<br />
In een verslag vertel je over wat je hebt meegemaakt of gezien. Een verslag kan bijvoorbeeld<br />
gaan over: je stage-ervaringen, een onderzoek op school, een excursie of een vergadering op je<br />
werk. Je doet verslag van iets waarvan jij veel weet en je luisteraar(s) niet. Je verslag kan<br />
zakelijk zijn (over een biologieproef) of persoonlijk (over de nieuwe James Bond film).<br />
Zo bereid je een verslag voor:<br />
• Maak aantekeningen.<br />
• Deel je verslag in, met een inleiding, een middenstuk en een slot.<br />
Zo doe je verslag:<br />
• Noem het onderwerp<br />
• Vertel de informatie in een logische volgorde..<br />
• Laat dingen zien om je verslag interessant te maken.<br />
• Let op of iedereen je begrijpt.<br />
• Beantwoord eventuele vragen.<br />
Hoofdstuk 5<br />
Oriënteringsgesprek<br />
Weet jij al welke vervolgopleiding je wilt volgen? Om je te oriënteren op de mogelijkheden ga je<br />
op oriënteringsgesprek. Bijvoorbeeld bij je decaan of bij informatiestandjes op een<br />
voorlichtingsbeurs. Het doel van een oriënteringsgesprek is ontdekken welke vervolgopleiding<br />
het beste bij jou past. Je hebt voor de meeste gesprekken maar één kans, dus grijp die kans!<br />
Zo bereid je een oriënteringsgesprek voor:<br />
• Zoek uit waar en wanneer er open dagen zijn.<br />
• Maak een afspraak met je decaan, een studiecoördinator of student.<br />
• Schrijf je belangrijkste vragen op een briefje. Bijvoorbeeld: Hoe ziet de opleiding eruit?<br />
Aan welke voorwaarden moet je voldoen?<br />
Zo voer je een oriënteringsgesprek:<br />
• Stel jezelf voor.<br />
• Leg uit waarom je om informatie vraa<strong>gt</strong>.<br />
• Stel zelf je vragen. Luister niet alleen naar wat andere scholieren of je ouders vragen.<br />
• Bedenk of je alles weet wat je wilde weten.<br />
• Vraag door als je dat nodig vindt.<br />
• Vraag naar informatiefolders.<br />
• Bedank na afloop voor het gesprek.<br />
Hoofdstuk 6<br />
Jezelf presenteren<br />
Hoe jij op anderen overkomt, li<strong>gt</strong> aan de manier waarop je jezelf presenteert. Je presenteert<br />
jezelf door wat je ze<strong>gt</strong> en doet, en hoe je iets ze<strong>gt</strong> en doet. Ook met kleding en uiterlijke<br />
verzorging presenteer je jezelf. Als je goed overkomt, bereik je sneller wat je wilt. Je krij<strong>gt</strong><br />
bijvoorbeeld alle informatie die je nodig hebt tijdens een telefoongesprek of oriënteringsgesprek,<br />
of je krij<strong>gt</strong> tijdens je sollicitatiegesprek de bijbaan die je zo graag wilt.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 70<br />
Zo presenteer je jezelf:<br />
• Stel jezelf voor.<br />
• Spreek rustig en beleefd.<br />
• Kijk de ander aan.<br />
• Toon je interesse. Stel vragen en vraag eventueel door.<br />
• Laat zien dat je gemotiveerd bent.<br />
• Zie er verzorgd uit.<br />
• Wees jezelf.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 71<br />
Schrijven<br />
Hoofdstuk 1<br />
Extra informatie geven<br />
Op een formulier geef je informatie over jezelf, maar soms moet je extra informatie geven. Die<br />
extra informatie vul je in bij ‘Opmerking(en)’ of ‘Toelichting’. Daar kun je in het kort iets uitleggen<br />
en beschrijven.<br />
Zo schrijf je een toelichting:<br />
• Schrijf je toelichting eerst in het klad.<br />
• Beantwoord de W-vragen en de H-vraag die je nog niet op het formulier hebt<br />
beantwoord.<br />
• Geef alleen je eigen mening als daarom gevraagd wordt.<br />
• Schrijf kort en bondig in volledige zinnen.<br />
• Typ of schrijf je toelichting. Gebruik bij een geschreven toelichting blokletters.<br />
Nauwkeurig invullen<br />
Met een formulier kan een bedrijf, school of andere instelling gemakkelijk en snel jouw<br />
informatie verwerken. Het is dus belangrijk dat je een formulier nauwkeurig invult.<br />
Zo vul je een formulier nauwkeurig in:<br />
• Lees het formulier eerst precies door.<br />
• Let ook op hoe je het formulier moet invullen. Moet je ergens iets aankruisen,<br />
doorstrepen en omcirkelen?<br />
• Vul het formulier in met blokletters.<br />
• Moet je de letters en cijfers in hokjes zetten? Gebruik dan één hokje voor een letter,<br />
cijfer, spatie of leesteken.<br />
• Controleer je ingevulde formulier voordat je het opstuurt.<br />
Hoofdstuk 2<br />
Een instructie schrijven<br />
Je schrijft een instructie als je iemand stap voor stap iets wilt uitleggen. Een instructie schrijf je<br />
bijvoorbeeld om een ander uit te leggen hoe je een autoband verwisselt. Of welke route je moet<br />
nemen om bij de Gamma te komen.<br />
Zo schrijf je een instructie:<br />
• Geef de instructie een titel.<br />
• Leg stap voor stap uit wat de ander moet doen.<br />
• Begin elke stap met een doe-woord: Pak ..., Neem ..., Gebruik ...<br />
• Zet de stappen in de goede volgorde.<br />
• Schrijf iedere stap op een nieuwe regel.<br />
• Geef iedere stap een nummer, een dot (●) of een pijl.<br />
• Onderstreep belangrijke woorden of maak ze vet.<br />
Controleren en verbeteren<br />
Wie schrijft maakt fouten. Dat is niet erg, want na het schrijven controleer en verbeter je je tekst.<br />
Zo wordt je tekst zo goed mogelijk. Je kunt je tekst ook laten controleren door een ander. Vaak<br />
ziet hij of zij fouten waar jij overheen leest.<br />
Zo controleer en verbeter je een tekst:<br />
Let op:<br />
• handschrift of lettertype. Zorg voor een goed leesbare tekst.<br />
• alinea-indeling. Staan de alinea’s in een logische volgorde? Gaat elke alinea over één<br />
deelonderwerp? Maak bijvoorbeeld van één alinea twee of meer alinea’s.<br />
• taal- en spelfouten. Gebruik eerst de spelling- en grammaticacontrole (F7). Bekijk<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 72<br />
daarna zelf de tekst. Moeten woorden toch los of aan elkaar? Kloppen hoofdletters,<br />
leestekens en spaties? Verbeter je fouten.<br />
• spreektaal. Verander woorden als ‘m’n doekoe’ in ‘mijn geld’.<br />
• SMS-taal. Verander bijvoorbeeld ‘hy w8’ in ‘hij wacht’.<br />
Hoofdstuk 3<br />
Klagen per e-mail<br />
Je bent ergens niet tevreden over en je wilt dat daar iets aan gebeurt. Je kunt dan met een email<br />
klagen bij het bedrijf of de instelling. Je probeert dan de ander over te halen iets aan je<br />
klacht te doen. Hoe boos je ook bent, je blijft beleefd. Dan is de kans het grootst dat je je doel<br />
bereikt.<br />
Zo schrijf je een klacht per e-mail:<br />
Zoek het e-mailadres van het bedrijf of instelling op hun internetsite.<br />
• Zet in de onderwerpregel duidelijk waar je e-mail over gaat. Bijvoorbeeld: Bezorging<br />
Voetbal International<br />
• Gebruik een zakelijke aanhef en groet.<br />
• Leg in het begin precies uit wat er gebeurd is. Maak de feiten duidelijk.<br />
• Leg in het middenstuk uit welke afspraken, regels of bepalingen niet (of onvoldoende)<br />
zijn nagekomen. Verwijs daarbij naar fatsoensregels (‘Zo hoor je een klant niet te<br />
behandelen.’), mondelinge afspraken, een contract, garantiebepalingen of<br />
leveringsvoorwaarden.<br />
• Leg in het slot uit wat je van de ontvanger verwacht. In sommige situaties kun je een<br />
schadevergoeding eisen of een vervangend product.<br />
• Zet onderaan de e-mail je naam, adres en telefoonnummer.<br />
De juiste toon<br />
De ontvanger van je klacht per e-mail is meestal een medewerker van de afdeling<br />
klantenservice. Jouw probleem is niet haar of zijn schuld, maar je moet de medewerker wel<br />
overhalen je te helpen. Het is daarom belangrijk om de juiste toon te gebruiken. Dan is de kans<br />
groter dat je je doel bereikt.<br />
Zo gebruik je de juiste toon:<br />
• Spreek de ander aan met ‘u’.<br />
• Leg je probleem zakelijk en correct uit.<br />
• Stel redelijke eisen.<br />
• Gebruik schrijftaal.<br />
Hoofdstuk 4<br />
Werkstuk<br />
Voor verschillende schoolvakken moet je wel eens een werkstuk maken. Ook kies je een<br />
sector. Daarvoor maak je een sectorwerkstuk.<br />
Je verdeelt een werkstuk in inleiding, middenstuk en slot. In het middenstuk belicht je per<br />
hoofdstuk zoveel mogelijk kanten van je onderwerp. Met een goed werkstuk laat je zien dat je<br />
zelf (grote hoeveelheden) informatie kunt vinden, ordenen en verwerken tot iets dat van jezelf is.<br />
Zo maak je een werkstuk:<br />
• Kies een onderwerp dat je interesseert.<br />
• Bedenk vragen die je in je werkstuk wilt beantwoorden.<br />
• Verzamel bronnen (boeken, tijdschriften, internetpagina’s). Je kunt ook informatie aanvragen<br />
bij organisaties of deskundigen interviewen.<br />
• Bewaar de informatiebronnen in een map. Markeer in de teksten de antwoorden op je<br />
vragen.<br />
• Bedenk welke hoofdstukken je gaat maken, en in welke volgorde je ze zet.<br />
• Schrijf de tekst van je werkstuk in goede zinnen. Gebruik zoveel mogelijk je eigen<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 73<br />
woorden. Verdeel je werkstuk in inleiding - middenstuk (de hoofdstukken) – slot.<br />
• Controleer je tekst. Is de tekst volledig? Is je tekst goed? Staan er nog spel- of<br />
taalfouten in?<br />
• Verbeter zo nodig je tekst.<br />
Lay-out<br />
Langere teksten, zoals een werkstuk, moeten mooi opgemaakt zijn. Dat helpt de lezer bij het<br />
lezen.<br />
Zo maak je een mooie lay-out voor een werkstuk:<br />
• Maak de titel op het titelblad groot en vet of gebruik<br />
• Kies een goed leesbaar lettertype, bv. Times New Roman 11/12 pt of Arial 10/11 pt.<br />
• Maak de hoofdstuktitels groot (ca. 20 pt) en vet.<br />
• Begin een nieuwe alinea met een witregel of door in te springen (tabs).<br />
• Maak tussenkopjes vet.<br />
• Nummer de pagina’s (met Invoegen > Paginanummers).<br />
• Gebruik voor de kantlijnen (marges) voldoende wit.<br />
• Voeg illustraties in. Bewerk deze zo nodig in Paint of met je werkbalk ‘Figuur’ in Word.<br />
Hoofdstuk 5<br />
Enquête<br />
Een enquête is een vragenformulier voor grotere groepen mensen. Met een goede enquête kun<br />
jij snel en gemakkelijk informatie verzamelen. Bij een enquête hoort ook een begeleidend briefje<br />
met uitleg over je vragenformulier.<br />
Zo schrijf je een begeleidend briefje:<br />
Schrijf in je briefje:<br />
• waarvoor je de gegevens nodig hebt<br />
• wat je met de gegevens gaat doen<br />
• waar en tot wanneer de mensen het ingevulde formulier kunnen inleveren.<br />
Zo maak je een enquêteformulier:<br />
• Gebruik zoveel mogelijk gesloten vragen. Dat zijn vragen waarbij mensen uit een paar<br />
mogelijke antwoorden kunnen kiezen.<br />
• Nummer de vragen.<br />
• Geef duidelijk aan hoe de mensen de vragen moeten beantwoorden.<br />
Enquêtevragen<br />
Elk onderzoek (bijvoorbeeld voor een werkstuk) begint met een onderzoeksvraag. Dat is de<br />
belangrijkste vraag over je onderwerp. Om die vraag te beantwoorden, kun je een enquête<br />
opstellen. Het han<strong>gt</strong> van je onderzoeksvraag af welke enquêtevragen je stelt. Gebruik in elk geval<br />
zoveel mogelijk meerkeuzevragen. Wanneer je open vragen stelt, zijn de antwoorden veel lastiger<br />
te verwerken.<br />
Zo stel je enquêtevragen:<br />
• Gebruik zoveel mogelijk meerkeuzevragen. Bijvoorbeeld:<br />
‘Hoeveel tijd besteed je ’s ochtends aan je uiterlijk?’<br />
A minder dan 5 min. B 5-10 min. C 10-20 min. D langer dan 20 min.<br />
• Geef bij open vragen alvast een aantal mogelijkheden. Bijvoorbeeld:<br />
‘Welk kledingstuk heb je het laatst gekocht?’<br />
A broek B shirt C trui D schoenen E anders, namelijk ...<br />
• Gebruik voor meningvragen ook de vijfpuntsschaal. Bijvoorbeeld:<br />
‘Hoe belangrijk vind jij je uiterlijk?’<br />
onbelangrijk heel belangrijk<br />
1 2 3 4 5<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 74<br />
Hoofdstuk 6<br />
Recensie<br />
In een recensie geef je je mening over een boek, film, cabaretvoorstelling, computerspel of iets<br />
anders. Met jouw recensie kun je de lezers helpen met hun besluit om ook (of juist niet) dat<br />
boek te lezen, die film te bekijken.<br />
Zo schrijf je een recensie:<br />
• Inleiding - Maak duidelijk waarover je recensie gaat (het onderwerp).<br />
- Geef kort je mening.<br />
- Schrijf boeiend om je lezer meteen te interesseren.<br />
• Middenstuk - Geef informatie over het onderwerp. Noem alleen de feiten.<br />
- Geef je mening over een of meer feiten. Leg met argumenten je<br />
mening uit.<br />
• Slot - Herhaal met andere woorden je mening.<br />
- Geef een advies aan de lezer.<br />
Enthousiast schrijven<br />
Als je mensen ervan wilt overtuigen dat iets goed is, kun je enthousiaste woorden kiezen.<br />
Enthousiaste woorden zijn bijvoorbeeld: fantastisch, ijzersterk, interessant, gaaf, ongelofelijk,<br />
super, komisch, ontroerend of te gek.<br />
Zo schrijf je enthousiast:<br />
• Gebruik enthousiaste woorden.<br />
• Gebruik niet te veel uitroeptekens. Gebruik er zeker geen twee achter elkaar!<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 75<br />
Leren & Werken<br />
Hoofdstuk 1<br />
Sociale vaardigheden<br />
Als je met andere mensen omgaat, gebruik je sociale vaardigheden of goede manieren. Met<br />
sociale vaardigheden laat je zien dat je respect voor anderen hebt. Je laat de ander weten dat<br />
hij of zij belangrijk voor jou is. Als je géén sociale vaardigheden gebruikt, denkt de ander snel<br />
dat jij hem of haar niet aardig vindt.<br />
Bij sociale vaardigheden let je goed op de taal die je gebruikt, bijvoorbeeld:<br />
• vriendelijk groeten: Dag of Tot ziens is vaak beter dan Doei als je iemand nog niet zo goed<br />
kent of als iemand ouder is dan jij<br />
• iemand aanspreken: Mag ik iets vragen? klinkt vriendelijker dan Hé joh!<br />
• u of jij zeggen: tegen bijvoorbeeld de directeur van je school, de buschauffeur of een<br />
baliemedewerker kun je beter u zeggen dan jij<br />
Zo gebruik je sociale vaardigheden:<br />
• Stel jezelf voor met je voor- en achternaam als je iemand voor het eerst ziet.<br />
• Geef de ander de hand en maak oogcontact bij de begroeting.<br />
• Laat merken dat je in de ander geïnteresseerd bent. Geef niet direct je mening of wat je<br />
zelf hebt meegemaakt maar vraag bijvoorbeeld hoe het gaat. Of vraag wat iemand de<br />
laatste tijd heeft meegemaakt.<br />
• Bied je hulp aan. Haal bijvoorbeeld wat te drinken op, houd een deur open of help iemand<br />
iets te dragen.<br />
• Gebruik passende taal.<br />
Hoofdstuk 2<br />
Overleggen en besluiten nemen<br />
Als je met klasgenoten of collega’s samen iets doet, is het nodig om te overleggen. Iedereen<br />
kan in zo’n overleg zijn reactie geven en samen neem je vervolgens een beslissing.<br />
Bij een overleg maak je afspraken over drie onderwerpen:<br />
-- actie Wat gaan we precies doen?<br />
-- taakverdeling Wie gaat wat doen?<br />
-- planning Wanneer moet iets af zijn?<br />
Soms word je het in een overleg niet met elkaar eens. Als je het niet eens bent over de beste<br />
oplossing, moet je toch een besluit nemen.<br />
Zo overleg je en neem je een besluit:<br />
• Vraag iedereen om een reactie, ook iemand die nog niets gezegd heeft.<br />
• Zijn jullie het oneens met elkaar? Bedenk een of meer oplossingen. Kies samen de beste<br />
oplossing.<br />
• Bij het nemen van besluiten zijn drie dingen belangrijk:<br />
- Houd met iedereen rekening. Want: iedereen is in een overleg even belangrijk<br />
- Je kunt niet altijd je eigen zin krijgen.<br />
- Je moet kunnen toegeven.<br />
Hoofdstuk 3<br />
Kritiek krijgen en kritiek geven<br />
Als je kritiek krij<strong>gt</strong>, kun je daarvan leren. Je weet door de kritiek hoe je iets de volgende keer<br />
beter kunt doen. Maar zulke kritiek moet dan wel concreet en duidelijk zijn, zodat je precies weet<br />
wat je moet doen. Bruikbare kritiek is bijvoorbeeld:<br />
Je kunt je pinpas beter in je agenda bewaren dan in je broekzak. In je agenda bui<strong>gt</strong> de pas niet<br />
en raakt de pas ook niet beschadigd.<br />
Soms wordt dezelfde kritiek negatief en beledigend gegeven, bijvoorbeeld:<br />
Ben je helemaal gek geworden? Je molt je pinpas.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 76<br />
Zo reageer je als je kritiek krij<strong>gt</strong>:<br />
• Luister goed naar de kritiek. Spreek de kritiek niet direct tegen.<br />
• Vraag uitleg als je iets niet begrijpt.<br />
• Kijk wat je van de kritiek kunt leren voor een volgende keer.<br />
Zo geef je kritiek:<br />
• Noem eerst de positieve dingen, dus wat wel goed is.<br />
• Leg daarna uit wat volgens jou beter kan.<br />
• Gebruik een ik-boodschap. Jij ze<strong>gt</strong> dan wat jij vindt en je le<strong>gt</strong> uit waarom je dat vindt.<br />
Bijvoorbeeld: Ik ben kwaad op jou omdat jij gewoon bij me wegliep terwijl we aan het praten<br />
waren. Dat vind ik vervelend.<br />
Hoofdstuk 4<br />
Jezelf beheersen<br />
Als je een conflict of ruzie wilt voorkomen, is het belangrijk om jezelf te beheersen. Als je boos<br />
bent, zeg je namelijk snel dingen die je eigenlijk niet wilde zeggen. Daar kun je later spijt van<br />
krijgen. Ook kan het conflict juist erger worden als je jezelf niet beheerst.<br />
De ergste ruzies ontstaan vaak omdat je elkaar steeds kwader maakt. Iedere volgende reactie<br />
maakt het alleen maar erger. Daarom is het belangrijk om het hoofd koel te houden, om even<br />
afstand te nemen.<br />
Zo beheers je jezelf:<br />
• Haal enkele malen diep adem en tel tot tien. Gun jezelf tijd.<br />
• Laat je niet direct verleiden tot een uitspraak. Zeg bijvoorbeeld dat je er over moet<br />
nadenken of er later over verder wilt praten.<br />
• Val de ander niet aan maar vraag hem waarom hij zo kwaad reageert.<br />
• Kies de juiste woorden en let op je lichaamshouding. Houd afstand, ga niet te dicht bij<br />
elkaar staan en raak elkaar niet aan.<br />
Hoofdstuk 5<br />
Ruzies oplossen<br />
Als mensen samenwerken, ontstaat er wel eens ruzie. Zo’n ruzie noem je ook wel een conflict.<br />
Hoe kun je een einde maken aan een ruzie? Bij ruzies is het belangrijk op je taalgebruik te<br />
letten, anders wordt de ruzie alleen maar erger.<br />
Zo los je ruzies op:<br />
• Blijf rustig. Dan kun je beter nadenken.<br />
• Vraag de ander waarom hij boos is op jou. Laat hem uitpraten.<br />
• Leg zelf uit waarom je boos bent op de ander. Gebruik een ik-boodschap.<br />
• Stel een oplossing voor om een eind te maken aan de ruzie.<br />
Soms is de ruzie zo erg dat je niet meer met iemand wilt of kunt praten. Zoek dan iemand die<br />
jullie kan helpen om de ruzie op te lossen, bijvoorbeeld een docent of een collega.<br />
Hoofdstuk 6<br />
Overleggen met je leidingevende<br />
Als je werkt of stage loopt, heb je te maken met een leidinggevende. Je krij<strong>gt</strong> van je<br />
leidinggevende opdrachten om uit te voeren. Ook kun je bij je leidinggevende terecht met<br />
vragen of problemen, bijvoorbeeld als je je niet goed voelt of als je een probleem zelf niet kunt<br />
oplossen.<br />
Zo overleg je met je leidinggevende:<br />
Kies een goed moment uit om met je leidinggevende te overleggen. Als hij druk is of met<br />
iemand anders praat, kun je beter even wachten.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 77<br />
• Vraag toestemming voor een overleg, bijvoorbeeld: Hebt u even tijd? of Kan ik even met u<br />
praten?<br />
• Zorg dat je van tevoren goed weet wat je wilt vragen of zeggen.<br />
• Blijf beleefd, ook als je je zin niet krij<strong>gt</strong>.<br />
• Heb je een probleem? Ga niet klagen of negatief doen maar kom zelf met een oplossing of<br />
voorstel.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 78<br />
Taal en woordenschat<br />
Hoofdstuk 1<br />
Woorden bij zorg en welzijn<br />
In de sector zorg en welzijn werken mensen die goed voor de gezondheid van anderen zorgen.<br />
Deze sector kent veel moeilijke woorden. Soms kun je de betekenis ervan wel raden wanneer je<br />
verder leest in de tekst. Als dat niet lukt, moet je de betekenis opzoeken.<br />
Zo vind je de betekenis van woorden bij zorg en welzijn:<br />
Lees verder in de tekst.<br />
• Zoek het woord op in een woordenboek.<br />
• Zoek op internet, bijvoorbeeld op www.nizw.nl/thesaurus.<br />
• Vraag het aan een deskundige, zoals een huisarts, therapeut, verzorgende,<br />
verpleegkundige, maatschappelijk werker of groepsleider.<br />
Hoofdstuk 2<br />
Technische woorden<br />
Er bestaan veel richtingen in de techniek: bouwkunde, elektrotechniek, installatietechniek<br />
enzovoort. Elke richting heeft zijn eigen technische woorden. De betekenis van die woorden<br />
kun je vragen aan vakmensen zoals bouwvakkers, elektriciens en installateurs. Deze mensen<br />
gebruiken een vaktaal, ook wel jargon genoemd.<br />
Zo vind je de betekenis van technische woorden:<br />
• Lees verder in de tekst.<br />
• Zoek het woord op in het woordenboek.<br />
• Kijk in vaktijdschriften en zoek op internet, bijvoorbeeld:<br />
http://www.bouwvoorlichting.nl/bouw-woordenboek.htm,<br />
http://www.taalkabaal.nl/digitaal.html.<br />
• Vraag het aan een deskundige.<br />
Hoofdstuk 3<br />
Economische begrippen<br />
In de sector economie gebruikt men economische begrippen. Economie - van het Griekse<br />
woord oikonomia - betekent huishoudkunde. Het is een wetenschap die bestudeert hoe mensen<br />
omgaan met de middelen die ze gebruiken om in hun behoeften te voorzien.<br />
Zo vind je de betekenis van economische begrippen:<br />
• Lees verder in de tekst.<br />
• Zoek het woord op in het woordenboek.<br />
• Zoek op internet, bijvoorbeeld op www.economische-begrippen.nl.<br />
• Vraag het aan een deskundige, bijvoorbeeld een econoom, bankmedewerker,<br />
boekhouder of winkelier.<br />
Hoofdstuk 4<br />
Woorden uit de landbouw<br />
De sector landbouw wordt ook wel de sector groen genoemd. De woorden uit de landbouw<br />
hebben veel te maken met de natuur en met het verzorgen van vee.<br />
Zo vind je de betekenis van woorden uit de landbouw:<br />
• Lees verder in de tekst.<br />
• Zoek het woord op in het woordenboek.<br />
• Zoek in vakliteratuur of op internet, bijvoorbeeld:<br />
http://www.plantago.nl/plantindex/index.htm, www.wikipedia.nl.<br />
• Vraag het aan een landbouwer, tuinman, veearts of andere deskundigen.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 79<br />
Hoofdstuk 5<br />
Opleiding en taal<br />
Als je een opleiding gaat volgen, krijg je te maken met woorden als intakegesprek, competenties<br />
en duaal onderwijs. In het onderwijs kort men ook veel woorden af.<br />
Zo vind je de betekenis van ‘opleidingstaal’:<br />
• Lees verder in de tekst.<br />
• Zoek het woord op in het woordenboek<br />
• Zoek op internet, bijvoorbeeld: http://www.onderwijsinspectie.nl/begrippen/,<br />
http://www.docentenplein.nl/vakinfo/afkorting.htm.<br />
• Vraag het aan een docent of decaan.<br />
Hoofdstuk 6<br />
Werk en taal<br />
Als je een bijbaantje hebt, ben je een werknemer. Met je werkgever heb je een zogenaamde<br />
arbeidsverhouding. Je krij<strong>gt</strong> dan te maken met begrippen als salaris, sociale premies, bruto en<br />
netto. Veel van deze begrippen zijn ook afgekort.<br />
Zo vind je de betekenis van werktaal:<br />
• Lees verder in de tekst.<br />
• Zoek het woord op in een woordenboek of encyclopedie.<br />
• Zoek op internet, bijvoorbeeld: http://www.cnvjongeren.nl/site/abc/abc.php.<br />
• Vraag het aan een economiedocent, een werkgever of personeelschef.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 80<br />
Grammatica<br />
Hoofdstuk 1<br />
Zinsdelen<br />
Zinnen bestaan uit meerdere zinsdelen. Deze zinsdelen kun je in een andere volgorde zetten<br />
zonder dat de betekenis van de zin verandert. Voor de persoonsvorm staat maar één zinsdeel.<br />
Zinsdelen kunnen uit één of meer woorden bestaan. Bijvoorbeeld:<br />
De voetballer/ schopte / de bal.<br />
De snelle voetballer uit het eerste elftal / schopte / de harde bal van de tegenstander.<br />
Zinsdelen een naam geven, heet benoemen.<br />
Zo benoem je de zinsdelen:<br />
• persoonsvorm (pv): het werkwoord dat je in een andere tijd kunt zetten.<br />
• onderwerp (ow): het antwoord op de vraag: wie of wat + pv?<br />
• gezegde (gez): alle werkwoorden (en het woordje te of aan het als dat voor het hele<br />
werkwoord staat)<br />
• lijdend voorwerp (lv): het antwoord op de vraag: wie of wat + gez + ow?<br />
• meewerkend voorwerp (mv): het antwoord op de vraag: aan wie of voor wie + gez + ow<br />
(+ lv)?<br />
• bijwoordelijke bepalingen (bwb): alle overgebleven zinsdelen. Bijvoorbeeld de<br />
antwoorden op de vragen waar, wanneer, hoe enzovoort. Ook woordjes als nog en niet<br />
zijn bijwoordelijke bepalingen.<br />
Hoofdstuk 2<br />
Hoofdzinnen en bijzinnen<br />
Een zin met één persoonsvorm noem je een enkelvoudige zin. Soms heb je een zin met meer<br />
dan één persoonsvorm. Dan heb je een samengestelde zin. Een samengestelde zin bestaat uit<br />
een hoofdzin en een hoofdzin of uit een hoofdzin en een bijzin. Zo’n samengestelde zin kun je<br />
dus in verschillende zinnen splitsen, met elk één onderwerp en één persoonsvorm.<br />
Bijvoorbeeld:<br />
Marvin doet <strong>vmbo</strong> Techniek / zodat hij straks bij de marine kan.<br />
Zin 1: pv = doet; ow = Marvin<br />
Zin 2: pv = kan; ow = hij<br />
Zo herken je een hoofdzin:<br />
In een hoofdzin staan het onderwerp en de persoonsvorm naast elkaar. Er staat nooit een ander<br />
zinsdeel tussen het onderwerp en de persoonsvorm. De persoonsvorm staat meestal op de<br />
tweede plaats in de zin. Bijvoorbeeld: Marvin doet <strong>vmbo</strong> Techniek.<br />
Zo herken je een bijzin:<br />
In een bijzin kunnen er wel andere zinsdelen tussen het onderwerp en de persoonsvorm staan.<br />
Bijvoorbeeld: zodat hij straks bij de marine kan.<br />
Hoofdstuk 3<br />
Voegwoord<br />
Een voegwoord verbindt zinnen met elkaar. Bijvoorbeeld: Lisa zit op fitness en ze kan heel erg<br />
goed aerobiccen. Het voegwoord en verbindt de hoofdzin Lisa zit op fitness met de hoofdzin ze<br />
kan heel erg goed aerobiccen.<br />
Een voegwoord kan ook een hoofdzin met een bijzin verbinden. Bijvoorbeeld:<br />
Guido traint hard met voetbal, omdat hij een goede spits wil worden.<br />
Het voegwoord omdat verbindt de hoofdzin Guido traint hard met de bijzin hij een goede spits<br />
wil worden. Het voegwoord staat altijd op de eerste plaats in de bijzin. Als een zin met een bijzin<br />
begint, staat het voegwoord dus helemaal vooraan. Bijvoorbeeld:<br />
Als het hard regent, ga ik met de bus naar school. (Als = vw)<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 81<br />
Zo vind je het voegwoord:<br />
• Kijk of je een samengestelde zin hebt.<br />
• Bestaat je samengestelde zin uit een hoofdzin en een hoofdzin? Dan staat het<br />
voegwoord tussen de hoofdzinnen.<br />
• Bestaat je samengestelde zin uit een hoofdzin en een bijzin? Dan staat het voegwoord<br />
op de eerste plaats in de bijzin.<br />
Hoofdstuk 4<br />
Verwijswoorden<br />
Als je in een tekst steeds hetzelfde zelfstandige naamwoord voor mensen, dieren of dingen<br />
gebruikt, wordt je tekst saai. Je voorkomt dit door met een verwijswoord te verwijzen naar dat<br />
zelfstandige naamwoord. Je verwijst naar een woord dat al genoemd is. Of je wijst vooruit naar<br />
een woord dat nog gaat komen. Je kunt met verwijswoorden ook verwijzen naar zinnen en delen<br />
van zinnen.<br />
Zo begrijp je verwijswoorden:<br />
Neem het stukje zin waar het verwijswoord in staat. Vervang het verwijswoord door wie, wat,<br />
waarmee enzovoort. Het antwoord op de vraag geeft aan waarnaar het verwijswoord verwijst.<br />
Bijvoorbeeld:<br />
Ik heb gister de koeien gemolken en dat valt niet mee.<br />
Vraag: wat valt niet mee?<br />
Antwoord: de koeien melken.<br />
Zo gebruik je verwijswoorden:<br />
• Je verwijst met persoonlijke voornaamwoorden, bijvoorbeeld: hij, zij, het.<br />
• Je verwijst met bezittelijke voornaamwoorden, bijvoorbeeld: mijn, zijn, haar, hun.<br />
• - Je verwijst met aanwijzende voornaamwoorden, bijvoorbeeld: deze, dit, die, dat.<br />
Hoofdstuk 5<br />
Stijlfouten<br />
Als je een tekst schrijft, gaat er wel eens iets mis. Een zin loopt niet goed of je hebt een stijlfout<br />
gemaakt. Een stijlfout is een fout tegen de grammatica.<br />
Zo herken je een stijlfout:<br />
Veel gemaakte stijlfouten zijn:<br />
• Hun als onderwerp gebruiken in plaats van zij of ze. Bijvoorbeeld: Hun moeten examen<br />
doen in plaats van Zij moeten examen doen.<br />
• Het onderwerp is enkelvoud, terwijl de persoonsvorm meervoud is of andersom.<br />
Bijvoorbeeld: Een aantal jongens lopen op straat in plaats van Een aantal jongens loopt<br />
op straat.<br />
• Na dan of als mij, hem, haar, ons gebruiken in plaats van ik, hij, zij, wij. Bijvoorbeeld:<br />
Jos is slimmer dan mij in plaats van Jos is slimmer dan ik.<br />
Hoofdstuk 6<br />
Lijdende en bedrijvende zinnen<br />
Zinnen zijn lijdend of bedrijvend. In een bedrijvende zin is het onderwerp actief, het doet iets<br />
met het lijdend voorwerp. Bijvoorbeeld: De jongen eet de appel.<br />
ow = de jongen<br />
gez = eet<br />
lv = de appel<br />
De jongen doet iets met het lijdend voorwerp: hij eet het lijdend voorwerp.<br />
In een lijdende zin is het onderwerp passief, het ondergaat iets. Bijvoorbeeld:<br />
De appel wordt door de jongen gegeten.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 82<br />
ow = de appel<br />
gez = wordt gegeten<br />
bwb = door de jongen<br />
De appel ondergaat het eten: hij wordt gegeten.<br />
Zo maak je van een lijdende een bedrijvende zin:<br />
• Zoek het onderwerp van de lijdende zin.<br />
• Noteer het gezegde van de lijdende zin.<br />
• Noteer uit de lijdende zin de bepaling die met door begint<br />
• De bepaling met door is het onderwerp van de bedrijvende zin.<br />
• Het onderwerp van de lijdende zin is het lijdend voorwerp in de bedrijvende zin.<br />
Bijvoorbeeld:<br />
De appel wordt door de jongen gegeten → De jongen eet de appel<br />
ow = de appel ow = de jongen<br />
gez = wordt gegeten gez = eet<br />
bwb = door de jongen lv = de appel<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 83<br />
Spelling<br />
Hoofdstuk 1<br />
Werkwoordsspelling<br />
De persoonsvorm (pv) is het werkwoord in de zin dat van tijd kan veranderen. De persoonsvorm<br />
staat in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt).<br />
Zo schrijf je werkwoorden:<br />
Persoonsvorm tegenwoordige tijd<br />
Ik erbij of jij/je erachter ► stam (bel)<br />
Ander enkelvoud ► stam+t (belt)<br />
Meervoud ► hele werkwoord (bellen)<br />
Persoonsvorm verleden tijd<br />
Andere klank ► nee ► stam+te/stam+ten (stopte/stopten)<br />
▼ stam+de/stam+den (belde/belden)<br />
Ja<br />
▼<br />
Schrijf zo het woord zo eenvoudig mogelijk (viel)<br />
Geen persoonsvorm<br />
Eindi<strong>gt</strong> het woord op –d of –t ► ja ► Maak het woord langer.<br />
▼ Hoor je een d? → schrijf een d (gebeld)<br />
nee Hoor je een t? → schrijf een t (gestopt)<br />
▼<br />
Schrijf het woord zo eenvoudig mogelijk (gevallen)<br />
Hoofdstuk 2<br />
Puntkomma<br />
Interpunctie is een ander woord voor leestekens. De leestekens punt, vraa<strong>gt</strong>eken en<br />
uitroepteken komen altijd aan het einde van een zin voor. Andere leestekens, zoals komma,<br />
dubbele punt, aanhalingstekens en puntkomma komen in de zin voor.<br />
Interpunctie maakt een tekst overzichtelijk en begrijpelijk.<br />
Zo gebruik je een puntkomma:<br />
Een puntkomma betekent ‘en’. Bijvoorbeeld: Annita is een leuke meid; ze kan ook heel goed<br />
shorttracken.<br />
Gebruik een puntkomma in een opsomming waarvan de onderdelen op een nieuwe regel<br />
beginnen. Bijvoorbeeld: Op de Open Dag komen de volgende techniekonderdelen aan bod:<br />
figuurzagen;<br />
solderen en lassen;<br />
eenvoudige opdrachten voor elektrotechniek.<br />
Hoofdstuk 3<br />
Afkortingen<br />
Veel gebruikte woorden of lange woorden worden vaak afgekort. Afkortingen zoals etc. en<br />
m.b.v. vind je in je woordenboek. Als je msn’t of sms’t, kort je veel woorden af, bijv. km jy ook?<br />
en w8 ff. Deze afkortingen vind je niet terug in een woordenboek. In sollicitatiebrieven, zakelijke<br />
e-mails of verslagen gebruik je nooit afkortingen.<br />
Zo schrijf je afkortingen:<br />
• Afgekorte woorden krijgen een punt. Bijv. enzovoort → enz. of bladzijde → blz.<br />
• Afgekorte woordgroepen krijgen een punt achter elk woord. Bijv. in verband met → i.v.m.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 84<br />
• Als je een afkorting uitspreekt als een woord, bijv. pc (peesee) of pin, dan schrijf je geen<br />
punt achter de afkorting.<br />
• Symbolen schrijf je ook zonder punt. Bijv. gram → g of seconde → s<br />
Hoofdstuk 4<br />
Tussenletters<br />
De woorden in een samenstelling kun je vaak gewoon aan elkaar vast schrijven. Maar dit kan<br />
niet altijd. Soms heb je één of meer tussenletters (-e-, -en- of -s-) nodig om een goede<br />
samenstelling te maken.<br />
Zo gebruik je tussenletters:<br />
• Je gebruikt -en- als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat<br />
alleen een meervoud heeft op -en.<br />
Bijvoorbeeld: boeken → boekentas, mieren → mierenhoop, pennen → pennenblikje.<br />
• Je gebruikt -e-<br />
- als het eerste deel gaat over iets waar er echt maar één van is. Bijvoorbeeld: zon →<br />
zonnestraal.<br />
- als het eerste deel een versterkende betekenis heeft. Bijvoorbeeld: apetrots, reuzesterk.<br />
- als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is. Bijvoorbeeld: rodekool, knarsetanden.<br />
• Je gebruikt -s- als je dat kunt horen. Bijvoorbeeld: dorpsplein, voorjaarsbui.<br />
Hoofdstuk 5<br />
Koppelteken en trema<br />
Tussen de delen van een samenstelling moet je soms een koppelteken (-) zetten, omdat je het<br />
anders verkeerd uitspreekt: zonne-energie. In woorden die geen samenstelling zijn gebruik je<br />
een trema (twee puntjes op een klinker), bijvoorbeeld: egoïst.<br />
Zo gebruik je het koppelteken:<br />
• Als het woord onoverzichtelijk is en lastig is uit te spreken zonder koppelteken: rijinstructeur,<br />
zee-egel.<br />
• Bij aardrijkskundige namen: Zuid-Limburg, Zuid-Limburger.<br />
• Als er een cijfer, symbool of afkorting in het woord voorkomt: MTV-programma, 18-jarig, @teken.<br />
• Na de voorvoegsels oud, ex, adjunct, non en niet: ex-collega, oud-minister.<br />
Zo gebruik je het trema:<br />
Je gebruikt het trema in niet-samengestelde woorden. Een trema geeft aan dat je twee klinkers<br />
niet als één klank moet lezen. Bij een klinker met een trema begint ook een nieuwe lettergreep.<br />
Bijvoorbeeld: ruïne, reëel, geïnteresseerd, coördinator.<br />
Hoofdstuk 6<br />
Bijvoeglijk naamwoord en trappen van vergelijking<br />
De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben twee vormen: een korte vorm en een lange vorm:<br />
snel – snelle, kaal – kale.<br />
Bij bijvoeglijke naamwoorden komen de zogenoemde trappen van vergelijking voor. De<br />
stellende trap (hard), de vergrotende trap (harder) en de overtreffende trap (hardst).<br />
Zo gebruik je het bijvoeglijk naamwoord:<br />
• Als een bijvoeglijk naamwoord voor een zelfstandig naamwoord staat, gebruik je<br />
meestal de lange vorm: de zwarte kat, het stoffige boek.<br />
Behalve als dat zelfstandig naamwoord een het-woord is en je het lidwoord een<br />
gebruikt: een stoffig boekje.<br />
• De meeste stoffelijke bijvoeglijk naamwoorden eindigen op -en: wollen sokken, gouden<br />
ring. Sommige eindigen niet op -en: nylon panty, plastic etui..<br />
• Van een voltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. Bijvoorbeeld:<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 85<br />
getekend – een getekend ontwerp, gefaxt – het gefaxte bericht, gebroken – de<br />
gebroken vaas.<br />
Zo gebruik je de trappen van vergelijking:<br />
• Zet bij de vergrotende trap -er achter het bijvoeglijk naamwoord: een mooier boek.<br />
• Zet bij de overtreffende trap -st achter het bijvoeglijk naamwoord: het mooiste boek.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 86<br />
Fictie<br />
Hoofdstuk 1<br />
Verhalen<br />
Je hebt korte verhalen in allerlei genres. Sommige verhalen lijken veel op de werkelijkheid. De<br />
personen zouden best echt kunnen bestaan en het kan echt zo gebeuren. Dit noem je<br />
realistische verhalen. Je hebt ook fantasieverhalen: het kan niet echt gebeuren. Voorbeelden<br />
daarvan zijn griezelverhalen en sprookjes. Vaak lijken ook fantasieverhalen net echt, vooral als<br />
je helemaal erin zit.<br />
Zo herken je verhalen:<br />
De woorden roman en verhaal worden nogal eens door elkaar gebruikt. Toch zijn er belangrijke<br />
verschillen.<br />
• Een verhaal is korter, en simpeler opgebouwd dan een roman.<br />
• Een verhaal gaat over één gebeurtenis.<br />
• Een verhaal begint meestal meteen met die gebeurtenis.<br />
• Een verhaal is meestal chronologisch: je leest alles in de volgorde waarin het gebeurd<br />
is.<br />
• Het einde van een verhaal is vaak verrassend.<br />
• Er zijn weinig personages in een verhaal.<br />
• De hoofdpersoon verandert niet van karakter in een verhaal.<br />
Hoofdstuk 2<br />
Televisieseries<br />
Televisieseries zijn er in verschillende genres, zoals de politieserie, de ziekenhuisserie, de<br />
comedy, de dramaserie en de soap. Bij sommige series kun je de afleveringen los bekijken,<br />
maar veel series zijn vervolgverhalen. De verhaallijnen worden vervolgd in de volgende<br />
aflevering. Sommige televisieseries bestaan uit een beperkt aantal afleveringen, andere series<br />
lopen lange tijd, soms zelfs vele jaren.<br />
Zo zijn televisieseries opgebouwd:<br />
Er zijn mensen die de verhaallijnen, de storylines, bedenken.<br />
• Daarna schrijven weer andere mensen het scenario: korte situatiebeschrijvingen en<br />
gesproken teksten.<br />
• De teksten van de personages staan in het script, die de acteurs uit hun hoofd leren.<br />
• Elke aflevering bestaat uit verschillende scènes. Aan het eind van een scène versprin<strong>gt</strong><br />
het beeld. Dat kan zijn naar een andere plaats, een andere tijd en/of naar andere<br />
personages.<br />
• De regisseur bepaalt uiteindelijk hoe de acteurs moeten spelen en wat zij precies<br />
moeten zeggen.<br />
• Alle langlopende televisieseries zijn gemaakt naar een vaststaand format: een schema<br />
waarin precies staat hoe de serie is opgebouwd in verhaallijnen, afleveringen en<br />
scènes.<br />
Hoofdstuk 3<br />
Poëzie<br />
Gedichten gaan soms over alledaagse, soms over bijzondere onderwerpen, zoals doodgaan of<br />
verliefd worden. Gevoelens die moeilijk onder woorden te brengen zijn, kunnen dichters in taal<br />
gieten. Die taal noem je poëzie. De taal van romans en verhalen heet proza. Als lezer moet je<br />
de woorden van de dichter soms ontraadselen om ze te begrijpen. Bij het lezen kan een<br />
bepaald gevoel bij je opkomen. Bijvoorbeeld: je herkent wat de dichter beschrijft of je ziet ineens<br />
de werkelijkheid op een heel andere manier.<br />
Zo speelt poëzie met taal en beeld:<br />
• In gedichten zie je vaak een spel met woorden. Een woordspeling is een taalgrapje.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 87<br />
Bijvoorbeeld: de dichter gebruikt één of meer woorden in een andere betekenis dan je<br />
verwacht.<br />
• In veel gedichten staat beeldspraak. De dichter vergelijkt een woord of begrip met iets<br />
anders, of de dichter vervan<strong>gt</strong> een woord of begrip door iets anders. Bijvoorbeeld: zo<br />
sterk als een leeuw of bomen zijn als vrienden.<br />
Hoofdstuk 4<br />
Boek en film<br />
In verhalen en romans kun je lezen wat een personage ziet, hoort, denkt en voelt. Vaak kruip je<br />
als lezer helemaal in de huid van één verhaalfiguur. Met een vakterm zeg je dan dat het<br />
perspectief li<strong>gt</strong> bij dat personage. Het perspectief heeft te maken met hoe een verhaal verteld<br />
wordt. Ook in films gebruikt men de term perspectief.<br />
Zo herken je perspectief in boeken:<br />
• Bij boeken li<strong>gt</strong> het perspectief vaak bij één personage. Doordat je als lezer met deze<br />
romanfiguur ‘meekijkt’, denkt en voelt, leef je met deze persoon mee. Vaak is dat de<br />
hoofdpersoon. Dit kan een ik-figuur zijn of een hij- of zij-figuur.<br />
• Soms wisselt het perspectief, bijvoorbeeld als een nieuw hoofdstuk begint.<br />
Zo herken je perspectief in films:<br />
Bij films heeft het perspectief te maken met de opnames van de camera: de afstand, het<br />
standpunt en de beweging ten opzichte van het gefilmde object.<br />
• De afstand van de camera heeft te maken met hoeveel je wilt laten zien. Bijvoorbeeld<br />
een overzicht van dingen uit te verte, of juist alleen maar een gezicht van heel dichtbij.<br />
• Het standpunt van de camera heeft te maken met de hoek van waaruit je filmt: van<br />
voren, achteren, links, rechts, boven of beneden.<br />
• De beweging van de camera kan zijn: in- of uitzoomen, meebewegen met een<br />
bewegend object, of juist filmen met een stilstaande camera.<br />
Hoofdstuk 5<br />
Jeugdroman<br />
Moderne romans kunnen gaan over ‘de liefde’, maar ook over allerlei andere onderwerpen.<br />
Bijvoorbeeld over familie, oorlog, school, ziekte, sport, vriendschap en misdaad. Een<br />
(jeugd)roman gaat bijna nooit over één onderwerp alleen. Zo kan een roman gaan over een<br />
liefde in een periode van oorlog, of over familierelaties en het ontdekken van een familiegeheim.<br />
Vaak kun je wel één onderwerp aanwijzen dat het allerbelangrijkste is.<br />
Zo herken je een roman:<br />
• Een roman is langer dan een verhaal.<br />
• Meestal zijn er meerdere verhaallijnen.<br />
• Er zijn vaak meerdere plaatsen waar de gebeurtenissen zich afspelen.<br />
• De personages zijn complex: zij hebben veel verschillende eigenschappen.<br />
• De personages maken vaak een ontwikkeling door: zij veranderen door wat zij<br />
meemaken.<br />
Hoofdstuk 6<br />
Cabaret<br />
Cabaret is een voorstelling op toneel. Een cabaretier kan mensen laten lachen door verhalen te<br />
vertellen, sketches te doen, liedjes te zingen, grappen te maken en typetjes te spelen. De<br />
meeste cabaretiers gebruiken humor met een serieuze ondertoon, bijvoorbeeld als middel om<br />
met problemen om te gaan, mensen aan het denken te zetten of taboes te doorbreken.<br />
Zo werkt cabaret met taal:<br />
Een cabaretier zet de kijkers vaak op het verkeerde been. Daarna ze<strong>gt</strong> hij of zij iets<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 88<br />
onverwachts, waardoor de mensen moeten lachen. Daarbij gebruikt hij of zij:<br />
• intonatie: stembuigingen<br />
• overdrijvingen: je maakt het groter of sterker dan het is<br />
• understatements: je maakt het kleiner of zwakker dan het is<br />
• herhalingen<br />
• tegenstellingen<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008
Nieuw Nederlands 4 e editie, 3 <strong>vmbo</strong>-<strong>gt</strong>, docentenhandleiding 89<br />
8 AUTEURS GEZOCHT<br />
De auteursteams van Nieuw Nederlands zijn flink gegroeid, maar wij blijven op zoek naar<br />
enthousiaste, ervaren en beginnende docenten die in een team en individueel kunnen werken.<br />
Iets voor u? Vindt u het leuk om actief en op een andere manier met uw vak bezig te zijn? Om samen<br />
te werken met collega’s van andere scholen in het land? En om materiaal te ontwikkelen dat<br />
uitgegeven wordt? Neem dan contact met ons op en informeer naar de mogelijkheden!<br />
Wij zijn op zoek naar docenten die<br />
• een volledige of parttime baan in het voortgezet onderwijs hebben;<br />
• met Nieuw Nederlands, een andere methode of met eigen materiaal werken;<br />
• lesgeven in het <strong>vmbo</strong> of in het havo/vwo;<br />
• lesgeven in de onderbouw en/of de bovenbouw;<br />
• de lerarenopleiding volgen;<br />
• Nederlands studeren en hun schrijftalenten verder willen ontwikkelen;<br />
• zich graag verder willen ontwikkelen.<br />
Wilt u samen met dit team en <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> praktisch, bruikbaar en inspirerend materiaal<br />
ontwikkelen voor deze doelgroep? Stuur dan uw CV naar Gerda Leyendijk, uitgever Nederlands of<br />
Willemijn Muggen, projectleider Nederlands, onder vermelding van ‘auteur Nieuw Nederlands’.<br />
e-mail: g.leyendijk@noordhoff.nl, telefoon: 050-522 68 87<br />
of<br />
e-mail: w.muggen@noordhoff.nl, telefoon: 050-522 61 92.<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2008