2 havo/vwo - Noordhoff Uitgevers
2 havo/vwo - Noordhoff Uitgevers
2 havo/vwo - Noordhoff Uitgevers
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Nieuw Nederlands 4 e editie, 2 <strong>havo</strong>/<strong>vwo</strong>, docentenhandleiding 98<br />
alleen vertellen wat hij zelf ziet, denkt en voelt. De lezer weet dan dus alles over de ik-verteller,<br />
maar weinig over de andere personen.<br />
In veel verhalen kun je geen persoon aanwijzen die het verhaal vertelt. In die verhalen spreken<br />
we over een onzichtbare verteller of verborgen verteller. Alle personen worden met ‘hij’ of ‘zij’<br />
of met hun naam aangeduid. De onzichtbare of verborgen verteller kan de lezer kennis laten<br />
maken met de gedachten en gevoelens van één persoon of van meer personen. Als de lezer<br />
weet wat meerdere personen denken en voelen, vraagt hij zich af: met wie ben ik het eens? Wie<br />
vind ik sympathiek?<br />
Zo herken je de verteller<br />
• Een ik-verteller is meestal een van de personen in het verhaal.<br />
• Een ik-verteller kan alleen vertellen wat hij zelf denkt en voelt.<br />
• In verhalen zonder ik-verteller spreken we van een onzichtbare verteller of verborgen<br />
verteller.<br />
Een onzichtbare of verborgen verteller kan de gedachten en gevoelens van één persoon of van<br />
meer personen weergeven.<br />
Hoofdstuk 6<br />
Gedichten<br />
Een gedicht herken je meteen: er staan minder woorden op een bladzijde en de regels zijn<br />
korter dan in een verhaal. Het taalgebruik in een gedicht is ook anders dan in een verhaal.<br />
Daardoor kan een dichter met weinig woorden soms heel veel zeggen.<br />
Vaak hebben de dichtregels een duidelijk ritme en worden klanken herhaald, bijvoorbeeld<br />
doordat de regels eindigen met rijmwoorden.<br />
De dichter legt nadruk op bepaalde woorden door woorden weg te laten (‘trein waait langs<br />
perron’), door het gebruik van ongewone woorden (‘een fotomodellig meisje’) of van een<br />
ongewone volgorde van de woorden (‘Vroeg al / werd er gebeld’). Dat doet hij ook door<br />
woorden, klanken en soms hele zinnen te herhalen (‘een mond kan zich verspreken / zich<br />
verbijten, iets verbloemen / een mond kan zich verzoenen’). Een dichter zegt vaak niet letterlijk<br />
wat hij wil zeggen, maar figuurlijk, door beeldspraak te gebruiken: ‘Haast elke klas heeft een<br />
Napoleon / Hij is meestal wat ouder dan de rest.’<br />
Zo herken je gedichten<br />
• De tekst bestaat uit een beperkt aantal korte regels op een bladzijde met veel wit.<br />
• Precies dezelfde woorden of woorden met dezelfde betekenis worden herhaald.<br />
• Woorden eindigen op dezelfde klank: ‘krom / om’ (eindrijm), beginnen met dezelfde klank:<br />
‘duizend druppels’ (alliteratie) of alleen de klinkers zijn hetzelfde: ‘het mes werd met zorg<br />
gewet’ (assonantie).<br />
• De zinnen bevatten afwijkingen van de normale manier van zeggen.<br />
• De dichter gebruikt figuurlijk taalgebruik.<br />
Het gedicht bevat beeldspraak: vergelijkingen met of zonder het woordje ‘als’: ‘deuren zuchten<br />
open’ (deuren zuchten niet, maar maken een geluid dat op zuchten lijkt).<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv