2 havo/vwo - Noordhoff Uitgevers
2 havo/vwo - Noordhoff Uitgevers
2 havo/vwo - Noordhoff Uitgevers
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Nieuw Nederlands 4 e editie, 2 <strong>havo</strong>/<strong>vwo</strong>, docentenhandleiding 94<br />
Zo gebruik je het weglatingsteken<br />
• als je een deel van een woord weglaat: voor- en nadelen (voordelen en nadelen),<br />
varkenshouders en -handelaren (varkenshouders en varkenshandelaren)<br />
Let op: gebruik geen weglatingsteken als je een heel woord weglaat: oude en nieuwe boeken.<br />
Hoofdstuk 4<br />
Tussenletters in samenstellingen<br />
Als je twee woorden aan elkaar plakt, maak je een samenstelling: bagage + rek = bagagerek.<br />
Soms moet je tussen die twee woorden tussenletters toevoegen: -(e)n-, -e- of -s-.<br />
Zo bepaal je of je een -s- moet toevoegen<br />
Als je in een samenstelling een -s- hoort, dan schrijf je die ook: dorpsgek, zondagskind.<br />
Soms begint het tweede deel van de samenstelling met een s-klank. Vervang dan het tweede<br />
deel door een woord dat niet met een s-klank begint. Schrijf de -s- alleen als je hem bij de<br />
vervanging hoort:<br />
personeelschef, want personeelsfeest, scheepsschroef, want scheepsbouw.<br />
Zo bepaal je of je een -(e)n- moet toevoegen<br />
Als het eerste deel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een<br />
meervoud op –en heeft, zet je -(e)n- tussen de woorden: woordenboek, paardenbloem.<br />
Schrijf geen -(e)n- (soms wel -e-) in deze gevallen:<br />
• het eerste deel heeft geen meervoud: tarwebrood<br />
• het eerste deel verwijst naar iets waar er maar één van is: zonneschijn, Koninginnedag<br />
• het eerste deel heeft (ook) een meervoud op –s: (seconde – secondes) secondewijzer,<br />
(gedachte – gedachten / gedachtes) gedachtegang<br />
• het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord: armelui, knorrepot<br />
• het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: boordevol<br />
• Kijk bij twijfel altijd in het woordenboek.<br />
Hoofdstuk 5<br />
Hoofdletters en leestekens<br />
Een tekst bestaat uit zinnen. Om het begin en eind van een zin aan te geven gebruiken we<br />
hoofdletters en leestekens.<br />
Zo plaats je hoofdletters<br />
Je schrijft een hoofdletter in de volgende gevallen:<br />
• aan het begin van een zin. Maar let op:<br />
’s Morgens eet ik altijd cornflakes.<br />
31 landen wilden het verdrag niet ondertekenen.<br />
• bij eigennamen (namen van personen, straten, plaatsen, provincies, landen, rivieren, talen,<br />
kerken, planeten, feestdagen, geschiedkundige gebeurtenissen, merken, kranten,<br />
organisaties, wetten enzovoort): Maria Huiskes, de Berkenlaan, Hengelo, ’s-Hertogenbosch,<br />
Limburg, Spanje, de Hollandse IJssel, Engels, Sint-Nicolaaskerk, Venus, Moederdag,<br />
Kerstmis (maar: kerst), de Eerste Wereldoorlog, Coca-Cola, De Telegraaf, het Rode Kruis,<br />
de WIA<br />
Let op bij namen van personen. Als er een voorletter of voornaam bij staat, schrijf je<br />
voorvoegsels met kleine letters: Klaas van het Riet, de heer K. van het Riet, de heer Van het<br />
Riet, mevrouw Y. van het Riet-ter Klei<br />
• bij bijvoeglijke naamwoorden die van eigennamen zijn afgeleid: Rotterdamse, Duitse liedjes,<br />
Noord-Spaanse wijnen<br />
Je gebruikt een kleine letter:<br />
• bij samenstellingen met religieuze feesten: kerststemming (maar: het Kerstkind), paaseieren<br />
• bij windstreken: uit het oosten, westzuidwest<br />
• bij namen van seizoenen, maanden of weekdagen: zomer, maart, woensdag<br />
© <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> bv