Download hier de docentenhandleiding. - Noordhoff Uitgevers
Download hier de docentenhandleiding. - Noordhoff Uitgevers
Download hier de docentenhandleiding. - Noordhoff Uitgevers
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Voortgezet on<strong>de</strong>rwijs<br />
Klas 1 en 2<br />
vmbo en havo/vwo<br />
Niveau 1F en 2F<br />
Docentenhandleiding<br />
Willemien Tak-Stoop
INHOUDSOPGAVE<br />
1 Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling in het kort blz. 3<br />
2 Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling en Over <strong>de</strong> drempels blz. 5<br />
3 Didactiek Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling blz. 7<br />
4 Inhoud Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling blz. 11<br />
5 Planning en organisatie blz. 12<br />
6 Lestips en verantwoording blz. 14<br />
7 Begrippenlijst niveau 1F/2F blz. 44<br />
8 Antwoor<strong>de</strong>n oefenboek blz. 51<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 2
1 Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling in het kort<br />
Waarom Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling?<br />
In 2008 verscheen het rapport Over <strong>de</strong> drempels met taal en rekenen van <strong>de</strong> Expertgroep,<br />
waarin gepleit wordt voor meer aandacht in het on<strong>de</strong>rwijs voor <strong>de</strong> basisvaardighe<strong>de</strong>n taal<br />
en rekenen. De Expertgroep werd door <strong>de</strong> overheid ingesteld om on<strong>de</strong>rzoek te doen naar<br />
vermeen<strong>de</strong> achterstan<strong>de</strong>n in het voortgezet on<strong>de</strong>rwijs op het gebied van taal en rekenen.<br />
Het rapport stelt vast dat leerlingen in het voortgezet on<strong>de</strong>rwijs, maar ook in<br />
vervolgopleidingen veel moeite (blijven) hou<strong>de</strong>n met rekenen, lezen en taalvaardigheid. Eén<br />
van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len waar volgens het rapport slecht op wordt gescoord, is <strong>de</strong> spelling van <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandse taal.<br />
De Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling is ontwikkeld naar aanleiding van <strong>de</strong><br />
aanbevelingen in het rapport Over <strong>de</strong> drempels met taal en rekenen. De Trainer<br />
Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling (vanaf nu Trainer) biedt <strong>de</strong> leerling <strong>de</strong> mogelijkheid zijn<br />
spellingvaardigheid te diagnosticeren en te verbeteren op <strong>de</strong> punten waar dat nodig is.<br />
Daarnaast biedt <strong>de</strong> Trainer <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>de</strong> spellingvaardigheid te on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n.<br />
Het rapport Over <strong>de</strong> drempels met taal en rekenen is uitgangspunt geweest bij <strong>de</strong><br />
ontwikkeling van <strong>de</strong> Trainer. In het on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2 Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling en Over<br />
<strong>de</strong> drempels leest u meer over <strong>de</strong> bevindingen van <strong>de</strong> Expertgroep.<br />
Wat is <strong>de</strong> Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling?<br />
Digitale Trainer<br />
De Trainer bestaat uit <strong>de</strong> digitale Trainer, een oefenboek, een leerlingvolgsysteem en een<br />
digitale <strong>docentenhandleiding</strong>.<br />
De digitale Trainer is <strong>de</strong> kern van <strong>de</strong> metho<strong>de</strong>, waar <strong>de</strong> leerling zelfstandig mee kan werken.<br />
Hierin staat alle theorie, die on<strong>de</strong>rsteund wordt door audio en animaties. De leerling kan op<br />
verschillen<strong>de</strong> manieren met <strong>de</strong> Trainer werken.<br />
1. De leerling maakt <strong>de</strong> diagnostische test (<strong>de</strong> Conditietest) en wordt van daaruit<br />
verwezen naar on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len waarop hij onvoldoen<strong>de</strong> heeft gescoord.<br />
2. De leerling werkt systematisch het hele pakket door of slechts een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el, dat hij<br />
onvoldoen<strong>de</strong> beheerst.<br />
De leerling werkt in vier fasen (Training 1,2 en 3 en <strong>de</strong> Wedstrijd) aan <strong>de</strong> verbetering van zijn<br />
spellingvaardigheid: remediëren<strong>de</strong> fase, oefenen, oefenen/inslijpen en oefeningen voor het<br />
hogere niveau. Om zijn vaardigheid te on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n kan <strong>de</strong> leerling putten uit ruim 3000<br />
unieke opdrachtzinnen en –woor<strong>de</strong>n.<br />
De Trainer heeft een leerlingvolgsysteem waardoor u <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen van <strong>de</strong> leerling kunt<br />
volgen.<br />
Oefenboek<br />
Het oefenboek is vooral bedoeld om het oefenen met <strong>de</strong> Trainer klassikaal in te lei<strong>de</strong>n. De<br />
uitleg van <strong>de</strong> theorie komt overeen met <strong>de</strong> theorie in digitale Trainer. Het verdient echter<br />
<strong>de</strong> voorkeur dat u als docent klassikale uitleg geeft met <strong>de</strong> theorie uit <strong>de</strong> digitale Trainer.<br />
Vervolgens staan er van Training 1 en 2 enkele voorbeeldopdrachten in het oefenboek. Na<br />
<strong>de</strong> uitleg van <strong>de</strong> theorie kunt u uw leerlingen die voorbeeldopdrachten laten maken om te<br />
zien of er nog vragen zijn die het zelfstandig doorlopen van <strong>de</strong> digitale Trainer in <strong>de</strong> weg<br />
zou<strong>de</strong>n kunnen staan. Mochten er geen vragen meer zijn dan gaat <strong>de</strong> leerling naar <strong>de</strong><br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 3
digitale Trainer waar hij in verschillen<strong>de</strong> fasen (Training 1, 2 en 3 en <strong>de</strong> Wedstrijd) kan<br />
oefenen met ruim 2500 unieke opdrachtzinnen en –woor<strong>de</strong>n.<br />
Digitale <strong>docentenhandleiding</strong><br />
Naast een verantwoording en <strong>de</strong> achtergron<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Trainer vindt u in <strong>de</strong><br />
<strong>docentenhandleiding</strong> bij alle on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len uitgebrei<strong>de</strong> didactische toelichting en tips. Er is een<br />
begrippenlijst, waarin waar relevant <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> benamingen van het basison<strong>de</strong>rwijs en<br />
voortgezet on<strong>de</strong>rwijs zijn opgenomen. Ver<strong>de</strong>r staan achterin <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
opdrachten van het oefenboek.<br />
Overzicht arrangement<br />
In <strong>de</strong> digitale Trainer vindt u:<br />
• diagnostische toetsen (Conditietest)<br />
• alle theorie, on<strong>de</strong>rsteund door audio en animaties<br />
• oefeningen in vier fasen ( 3 Trainingen en <strong>de</strong> afsluiten<strong>de</strong> Wedstrijd)<br />
• uitleg bij <strong>de</strong> moeilijke begrippen<br />
• leerlingvolgsysteem<br />
In het oefenboek vindt u:<br />
• alle theorie<br />
• voorbeeldopdrachten bij alle theorie<br />
• uitgebrei<strong>de</strong> begrippenlijst<br />
In <strong>de</strong> digitale <strong>docentenhandleiding</strong> vindt u:<br />
• verantwoording<br />
• didactische toelichting en tips bij alle on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />
• planning en organisatie<br />
• begrippenlijst + verschil benaming basison<strong>de</strong>rwijs - voortgezet on<strong>de</strong>rwijs<br />
• antwoor<strong>de</strong>n opdrachten oefenboek<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 4
2 Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling en Over <strong>de</strong> drempels<br />
Referentieniveaus<br />
In het rapport Over <strong>de</strong> drempels met taal en rekenen wordt <strong>de</strong> schoolloopbaan van<br />
leerlingen ver<strong>de</strong>eld in referentieniveaus. Er zijn in totaal vier referentieniveaus die in elkaar<br />
overlopen. De overgang van een niveau naar het volgen<strong>de</strong> niveau, wordt een drempel<br />
genoemd.<br />
De in<strong>de</strong>ling van referentieniveaus is als volgt:<br />
1F : eind primair on<strong>de</strong>rwijs<br />
2F : eind vmbo<br />
3F : eind mbo-4 en havo<br />
4F : eind vwo<br />
Een leerling in groep 8 van het basison<strong>de</strong>rwijs zit i<strong>de</strong>aliter op niveau 1F, het fundamentele<br />
niveau van <strong>de</strong>ze leerling. Over <strong>de</strong> drempels stelt dat leerlingen steeds gestimuleerd moeten<br />
wor<strong>de</strong>n op een niveau hoger te komen, het streefniveau. De drempel naar dat hogere<br />
niveau is S. Voor een leerling uit groep 8 van het basison<strong>de</strong>rwijs is 2F het streefniveau. In<br />
schema:<br />
Referentie-<br />
niveau<br />
1 1F eind primair on<strong>de</strong>rwijs<br />
2 1S drempel 2F eind vmbo<br />
3 2S drempel 3F eind mbo-4 en havo<br />
4 3S drempel 4F eind vwo<br />
4S drempel hbo / wo<br />
In Over <strong>de</strong> drempels wordt elk niveau verbon<strong>de</strong>n met bepaal<strong>de</strong> kennis en<br />
spellingvaardighe<strong>de</strong>n. Alle stof in <strong>de</strong> Trainer is gebaseerd op <strong>de</strong> referentieniveaus uit Over <strong>de</strong><br />
drempels. Dat betekent dat een leerling, die <strong>de</strong> Trainer op alle on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len succesvol heeft<br />
afgerond en zijn spellingvaardigheid on<strong>de</strong>rhoudt, <strong>de</strong> spelling beheerst op <strong>de</strong> niveaus 1F/2F.<br />
Ook het streefniveau 2F is opgenomen in <strong>de</strong> Trainer. De leerling oefent <strong>de</strong> spelling in<br />
geïsoleer<strong>de</strong> oefeningen; elk on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el wordt apart geoefend. Zodra binnen één categorie<br />
(bijvoorbeeld <strong>de</strong> persoonsvorm) alle on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len succesvol zijn afgerond, heeft <strong>de</strong> leerling<br />
toegang tot een oefening waarin <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len door elkaar wor<strong>de</strong>n bevraagd.<br />
In het voorbeeld van <strong>de</strong> categorie <strong>de</strong> persoonsvorm wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> persoonsvorm<br />
tegenwoordige tijd en verle<strong>de</strong>n tijd dan door elkaar bevraagd. Deze oefenvorm waarin <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len door elkaar wor<strong>de</strong>n bevraagd - <strong>de</strong> Wedstrijd - is <strong>de</strong> drempel 2S<br />
naar niveau 2F. In <strong>de</strong> Trainer wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> niveaus 1F en 2F samen in één product aangebo<strong>de</strong>n.<br />
De belangrijkste re<strong>de</strong>nen daarvoor zijn:<br />
• De niveaus 1F en 2F liggen dicht bij elkaar. De scheidslijn tussen <strong>de</strong>ze niveaus<br />
is niet altijd scherp, waardoor het soms moeilijk is een keuze voor 1F of 2F te<br />
maken.<br />
• Een van <strong>de</strong> sterke aanbevelingen van het rapport Over <strong>de</strong> drempels is, dat<br />
leerlingen gestimuleerd moeten wor<strong>de</strong>n om een hoger niveau te bereiken.<br />
Daarvoor is het noodzakelijk dat het naast hogere niveau dan ook wordt<br />
aangebo<strong>de</strong>n.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 5
Doorlopen<strong>de</strong> leerlijnen<br />
Een an<strong>de</strong>re aanbeveling die Over <strong>de</strong> drempels doet, is het garan<strong>de</strong>ren van doorlopen<strong>de</strong><br />
leerlijnen binnen het on<strong>de</strong>rwijsstelsel. Doorlopen<strong>de</strong> leerlijnen moeten zorgen voor een<br />
naadloze aansluiting tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijssectoren, zodat <strong>de</strong> leerling altijd<br />
makkelijk kan overstappen.<br />
In <strong>de</strong> Trainer is rekening gehou<strong>de</strong>n met die doorlopen<strong>de</strong> leerlijnen. Er is nadrukkelijk<br />
gekeken naar het niveau groep 7/8 in het basison<strong>de</strong>rwijs en naar <strong>de</strong> benaming van <strong>de</strong><br />
begrippen en <strong>de</strong> uitleg van <strong>de</strong> theorie in het basison<strong>de</strong>rwijs. In <strong>de</strong> Trainer wordt, waar<br />
relevant, zowel <strong>de</strong> benaming opgenomen die gebruikt wordt in het basison<strong>de</strong>rwijs als<br />
gebruikt wor<strong>de</strong>n in het voortgezet on<strong>de</strong>rwijs. De uitleg van <strong>de</strong> theorie is zo, dat zowel <strong>de</strong><br />
leerling die net van <strong>de</strong> basisschool komt als <strong>de</strong> leerling in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> jaren van het<br />
voortgezet on<strong>de</strong>rwijs <strong>de</strong> theorie begrijpt.<br />
Sommige begrippen hebben op <strong>de</strong> basisschool een an<strong>de</strong>re benaming dan op het<br />
voortgezet on<strong>de</strong>rwijs. In een uitgebrei<strong>de</strong> begrippenlijst staan alle begrippen en daar waar<br />
relevant is ook <strong>de</strong> benaming uit het basison<strong>de</strong>rwijs opgenomen. U vindt <strong>de</strong> begrippenlijst in<br />
<strong>de</strong>ze <strong>docentenhandleiding</strong> en in het oefenboek. Uiteraard zijn <strong>de</strong> begrippen ook opgenomen<br />
in <strong>de</strong> theorieschermen van <strong>de</strong> Trainer.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 6
3 Didactiek Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling<br />
1 Digitale Trainer<br />
Met <strong>de</strong> Trainer werkt <strong>de</strong> leerling zelfstandig aan zijn spellingvaardigheid.<br />
Dit gebeurt in fasen:<br />
- diagnosticeren (<strong>de</strong> Conditietest)<br />
- theorie (on<strong>de</strong>rsteund met audio en animaties)<br />
- remediëren<br />
- oefenen/inslijpen<br />
- on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n<br />
Diagnosticeren: <strong>de</strong> Conditietest<br />
De leerling kan bij het starten van <strong>de</strong> Trainer een Conditietest doen. Hiermee wordt <strong>de</strong><br />
spellingvaardigheid van <strong>de</strong> leerling in kaart gebracht. Op basis van <strong>de</strong> score op <strong>de</strong><br />
Conditietest kan <strong>de</strong> leerling zien welke on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len hij onvoldoen<strong>de</strong> beheerst en welke<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len hij dus zal moeten oefenen. De spelling in <strong>de</strong> Trainer is on<strong>de</strong>rver<strong>de</strong>eld in zes<br />
categorieën. Binnen die categorieën zijn subcategorieën. De Conditietest wordt op het<br />
niveau van <strong>de</strong> categorie afgenomen. Kijk voor een uitgebreid inhoudsoverzicht op p. 11 van<br />
<strong>de</strong>ze handleiding.<br />
De opdrachtzinnen en -woor<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> leerling tegenkomt in <strong>de</strong> Conditietests, zijn<br />
van hetzelf<strong>de</strong> niveau als die hij tegenkomt in <strong>de</strong> Trainingen (oefeningen). Ook <strong>de</strong><br />
hoeveelheid woor<strong>de</strong>n en zinnen is zodanig dat een representatief beeld ontstaat van <strong>de</strong><br />
spellingvaardigheid van <strong>de</strong> leerling op het betreffen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el. Tip: U zou als afsluiting<br />
van het jaar of als eindtoets uw leerlingen <strong>de</strong> Conditietest nog eens kunnen laten maken om<br />
te kijken of <strong>de</strong> leerling zijn spellingvaardigheid heeft verbeterd.<br />
De on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len in <strong>de</strong> diverse Conditietests wor<strong>de</strong>n verschillend genormeerd, omdat<br />
sommige on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len zwaar<strong>de</strong>r wegen dan an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len. Op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> pagina ziet u<br />
in schema per Conditietest <strong>de</strong> hoeveelheid opdrachten en <strong>de</strong> norm.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 7
Categorie Subcategorie Aantal zinnen<br />
/ norm<br />
Werkwoordspelling Voorbereiding 16 / 12<br />
Persoonsvorm 24 / 18<br />
Werkwoordsvormen die geen persoonsvormen<br />
zijn<br />
20 / 15<br />
Luisterwoor<strong>de</strong>n Voorbereiding 12 / 8<br />
Luisterwoor<strong>de</strong>n 8 / 6<br />
Lange en korte Voorbereiding 4 / 3<br />
klinkerregel Lange en korte klinkerregel 8 / 6<br />
Samengestel<strong>de</strong><br />
woor<strong>de</strong>n<br />
Verlengingsregel 8 / 6<br />
Aaneenschrijven 20 / 15<br />
Verkleinwoor<strong>de</strong>n 4 / 3<br />
Inprentwoor<strong>de</strong>n Inprentwoor<strong>de</strong>n uit het Ne<strong>de</strong>rlands 8 / 6<br />
Inprentwoor<strong>de</strong>n uit een an<strong>de</strong>re taal 8 / 6<br />
Hoofdletters, Hoofdletters 8 / 6<br />
leestekens en Leestekens 12 / 8<br />
An<strong>de</strong>re woordtekens An<strong>de</strong>re woordtekens 16 / 12<br />
Theorie<br />
De drie Trainingen (oefenfasen) wor<strong>de</strong>n steeds voorafgegaan door een theoriescherm,<br />
waarin on<strong>de</strong>rsteund door audio en animaties, <strong>de</strong> theorie wordt uitgelegd. Daar waar<br />
mogelijk wordt <strong>de</strong> theorie in stappenplannen aangebo<strong>de</strong>n. De vaste volgor<strong>de</strong> van <strong>de</strong> te<br />
nemen stappen biedt <strong>de</strong> leerling houvast bij het aanleren van <strong>de</strong> spellingregels. Het werken<br />
met algoritmes heeft het voor<strong>de</strong>el dat, wanneer <strong>de</strong> stappen goed gevolgd wor<strong>de</strong>n, het met<br />
zekerheid tot het juiste antwoord leidt.<br />
Remediëren en oefenen/inslijpen: <strong>de</strong> Trainingen en <strong>de</strong> Wedstrijd<br />
In het rapport Over <strong>de</strong> drempels wordt opgemerkt dat leerlingen in het basison<strong>de</strong>rwijs <strong>de</strong><br />
spellingregel op zeker moment weliswaar krijgen aangebo<strong>de</strong>n, maar dat die regel vervolgens<br />
nauwelijks meer aandacht krijgt. De leerlingen maken daarna af en toe nog eens een<br />
oefening over dat betreffen<strong>de</strong> spellingsitem, maar daar blijft het vaak bij. De spellingregel<br />
zakt daardoor bij veel leerlingen weg, waardoor steeds opnieuw <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> spellingfouten<br />
wor<strong>de</strong>n gemaakt. In <strong>de</strong> Trainer is om die re<strong>de</strong>n een remediëren<strong>de</strong> fase ingebouwd, waarin<br />
<strong>de</strong> leerling zich <strong>de</strong> spellingregel (opnieuw) eigen maakt.<br />
Nadat <strong>de</strong> Conditietest is gemaakt, gaat <strong>de</strong> leerling aan <strong>de</strong> slag met <strong>de</strong> oefeningen bij <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len waarop slecht is gescoord. Deze oefeningen heten Trainingen. Er wordt in <strong>de</strong><br />
Trainer in drie fasen geoefend: Training 1, 2 en 3.<br />
Training 1: remediëren<strong>de</strong> fase<br />
Na het theoriescherm volgt Training 1. In Training 1 doorloopt <strong>de</strong> leerling verplicht alle<br />
stappen van het stappenplan van <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> spellingregel, voordat hij of zij het<br />
antwoord kan geven. Het is dus niet mogelijk om direct antwoord te geven. Niet alleen bij<br />
Training 1, maar bij alle Trainingen kan <strong>de</strong> leerling <strong>de</strong> theorie op ie<strong>de</strong>r moment raadplegen.<br />
Soms wordt bij stappen die <strong>de</strong> leerling moet zetten vóórdat hij het antwoord kan geven, een<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 8
tip aangebo<strong>de</strong>n. Deze hulpmid<strong>de</strong>len zorgen voor een hoge slagingskans, wat motiverend<br />
werkt voor leerling.<br />
Als <strong>de</strong> leerling een fout antwoord geeft, dan krijgt hij feedback. Maakt <strong>de</strong> leerling een<br />
fout in één van <strong>de</strong> (tussen)stappen, dan verschijnt een ro<strong>de</strong> kaart achter het antwoord. De<br />
leerling kan pas ver<strong>de</strong>r als hij zijn fout heeft verbeterd. Heeft <strong>de</strong> leerling een fout<br />
(eind)antwoord gegeven, dan wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> letters waar <strong>de</strong> fout zit rood on<strong>de</strong>rstreept. Dit stelt<br />
<strong>de</strong> leerling in <strong>de</strong> gelegenheid zelf <strong>de</strong> fout te herstellen. Hij kan dan <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re stappen nog<br />
eens na gaan, om te kijken waar <strong>de</strong> fout precies zit. Deze manier van feedback verdient <strong>de</strong><br />
voorkeur boven <strong>de</strong> 'gangbare' manier, waarbij direct het juiste antwoord wordt gegeven,<br />
omdat <strong>de</strong> leerling zich bewust moet wor<strong>de</strong>n (zelf moet na<strong>de</strong>nken) over <strong>de</strong> gemaakte fout en<br />
het geven van het juiste antwoord.<br />
De behaal<strong>de</strong> score wordt rechts bovenin het scherm bijgehou<strong>de</strong>n. De leerling kan<br />
zien hoeveel pogingen hij heeft gedaan én hij kan zien hoeveel goe<strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n er nodig<br />
zijn om door te gaan naar <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> Training, in dit geval Training 2. Zodra <strong>de</strong> leerling <strong>de</strong><br />
norm heeft gehaald, mag hij door naar <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> Training. Bij elke Training is een<br />
maximaal aantal pogingen vastgesteld. Dit is gedaan, omdat an<strong>de</strong>rs het gevaar bestaat dat<br />
leerlingen in een Training blijven hangen, omdat ze <strong>de</strong> norm niet halen. U kunt <strong>de</strong> scores van<br />
ie<strong>de</strong>re afzon<strong>de</strong>rlijke leerling bekijken, zodat u kunt zien welke leerling is doorgegaan omdat<br />
hij <strong>de</strong> norm heeft gehaald of omdat hij het maximum aantal pogingen heeft gedaan.<br />
Training 2: oefenen<br />
Als <strong>de</strong> leerling <strong>de</strong> spellingregel in <strong>de</strong> vorm van het stappenplan in Training 1 heeft<br />
doorlopen, moet <strong>de</strong> leerling in Training 2 als laatste stap van het stappenplan direct <strong>de</strong> juiste<br />
schrijfregel aanklikken. Hierna mag hij het antwoord geven. Doet <strong>de</strong> leerling dit fout, dan<br />
moet hij <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> opdracht, maar dan in Training 1, doen waarbij hij verplicht alle stappen<br />
van <strong>de</strong> spellingregel doorloopt. Als dit goed is gegaan, gaat <strong>de</strong> leerling weer ver<strong>de</strong>r in<br />
Training 2 met een nieuwe opdrachtzin.<br />
In Training 2 heeft <strong>de</strong> leerling ook <strong>de</strong> beschikking over <strong>de</strong> theorie, zonodig krijgt <strong>de</strong><br />
leerling bij een stap een handige tip. De feedback in Training 2 wordt op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> manier<br />
gegeven als in Training 1. Maakt <strong>de</strong> leerling een fout bij een (tussen)stap, dan verschijnt een<br />
ro<strong>de</strong> kaart. Maakt <strong>de</strong> leerling echter een fout bij het (eind)antwoord, dan moet hij tij<strong>de</strong>lijk<br />
terug naar Training 1.<br />
Ook in Training 2 wordt <strong>de</strong> score rechts bovenin het beeldscherm bijgehou<strong>de</strong>n, net<br />
als het totaal aantal pogingen. Ook in Training 2 is een maximaal aantal pogingen<br />
vastgesteld, zodat <strong>de</strong> leerling niet in Training 2 blijft hangen. Zodra <strong>de</strong> leerling <strong>de</strong> norm heeft<br />
gehaald of het maximaal aantal pogingen heeft bereikt, mag hij door naar Training 3.<br />
Training 3: oefenen/inslijpen<br />
In Training 3 moet <strong>de</strong> leerling direct het goe<strong>de</strong> antwoord geven zon<strong>de</strong>r het doorlopen van <strong>de</strong><br />
(tussen)stappen. Er wordt vanuit gegaan dat <strong>de</strong> leerling in <strong>de</strong>ze fase <strong>de</strong> spellingregel<br />
beheerst. Als <strong>de</strong> leerling een fout antwoord geeft, wordt <strong>de</strong> fout in het antwoord rood<br />
on<strong>de</strong>rstreept. De leerling gaat niet meer terug naar Training 1. Na het doorlopen van<br />
Training 1 en Training 2 moet <strong>de</strong> leerling <strong>de</strong> stof inmid<strong>de</strong>ls zo beheersen dat hij in staat<br />
geacht kan wor<strong>de</strong>n zelf tot het goe<strong>de</strong> antwoord te komen. Overigens heeft hij nog steeds<br />
twee hulpmid<strong>de</strong>len: het theoriescherm en een tip die hij kan oproepen.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 9
Wedstrijd<br />
Als een leerling binnen een subcategorie (bijvoorbeeld Persoonsvorm) alle Trainingen heeft<br />
gedaan (van persoonsvorm tegenwoordige tijd, persoonsvorm verle<strong>de</strong>n tijd met en zon<strong>de</strong>r<br />
klinkerveran<strong>de</strong>ring), dan beheerst hij <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen op niveau 1F. Om <strong>de</strong><br />
leerling op een hoger niveau te brengen - of: <strong>de</strong> drempel naar niveau 2F over te helpen -,<br />
bevat <strong>de</strong> Trainer <strong>de</strong> Wedstrijd.<br />
In <strong>de</strong> Wedstrijd wor<strong>de</strong>n alle on<strong>de</strong>rwerpen binnen een subcategorie door elkaar heen<br />
bevraagd. In <strong>de</strong> Wedstrijd wordt dus gekeken of <strong>de</strong> leerling <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen<br />
ook beheerst wanneer die niet meer geïsoleerd, maar gecombineerd en willekeurig door<br />
elkaar wor<strong>de</strong>n bevraagd.<br />
Aan het eind van <strong>de</strong> Wedstrijd wordt <strong>de</strong> score opgemaakt van <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n.<br />
De leerling kan in <strong>de</strong> Wedstrijd zijn fouten dus niet meer verbeteren.<br />
On<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n<br />
Voor het on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> spellingsvaardigheid wordt in <strong>de</strong> aanbevelingen in het rapport<br />
Over <strong>de</strong> drempels bijzon<strong>de</strong>re aandacht gevraagd. Leerlingen zou<strong>de</strong>n nadat ze een<br />
spellingitem hebben geoefend hun vaardigheid weer kwijtraken, doordat ze die vaardigheid<br />
te weinig blijven oefenen.<br />
Naast <strong>de</strong> conditietest, <strong>de</strong> trainingen en <strong>de</strong> wedstrijd, is het mogelijk op elk niveau een<br />
aparte oefening te doen waarmee <strong>de</strong> leerlingen hun spelling on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. Hier hoeft <strong>de</strong><br />
leerling niet verplicht <strong>de</strong> trainingen te doorlopen, maar krijgt hij/zij een aantal schermen met<br />
oefeningen van een bepaald on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el aangebo<strong>de</strong>n. Bij een score lager dan 75% wordt <strong>de</strong><br />
leerling wel doorverwezen naar <strong>de</strong> trainingen. De Trainer biedt aan <strong>de</strong> hand van ruim 3000<br />
unieke oefenzinnen en –woor<strong>de</strong>n ruimschoots oefenmateriaal om <strong>de</strong> spellingsvaardigheid te<br />
on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n.<br />
2 Oefenboek<br />
Het oefenboek is vooral bedoeld om het oefenen met <strong>de</strong> Trainer klassikaal in te lei<strong>de</strong>n. De<br />
uitleg van <strong>de</strong> theorie komt overeen met <strong>de</strong> theorie in <strong>de</strong> digitale Trainer. Vervolgens staan<br />
er van Training 1 en 2 enkele voorbeeldopdrachten in het oefenboek. Na <strong>de</strong> uitleg van <strong>de</strong><br />
theorie kunt u uw leerlingen die voorbeeldopdrachten laten maken om te zien of er nog<br />
vragen zijn die het zelfstandig doorlopen van <strong>de</strong> digitale Trainer in <strong>de</strong> weg zou<strong>de</strong>n kunnen<br />
staan. Mochten er geen vragen meer zijn dan gaat <strong>de</strong> leerling naar <strong>de</strong> digitale Trainer waar<br />
hij in verschillen<strong>de</strong> fasen (Training 1, 2 en 3 en <strong>de</strong> Wedstrijd) kan oefenen met ruim 3000<br />
unieke opdrachtzinnen en –woor<strong>de</strong>n.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 10
4 Inhoud Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling<br />
De Trainer bevat voor niveau 1F/ 2F <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len:<br />
Categorie<br />
Werkwoordspelling<br />
Subcategorie<br />
Voorbereiding Herkennen van werkwoor<strong>de</strong>n<br />
Vin<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> persoonsvorm<br />
Tegenwoordige of verle<strong>de</strong>n tijd?<br />
Enkelvoud of meervoud?<br />
Persoonsvorm<br />
Persoonsvorm tegenwoordige tijd<br />
Persoonsvorm verle<strong>de</strong>n tijd met<br />
klinkerveran<strong>de</strong>ring<br />
Persoonsvorm verle<strong>de</strong>n tijd zon<strong>de</strong>r<br />
klinkerveran<strong>de</strong>ring<br />
Werkwoordsvormen die geen<br />
persoonsvormen zijn<br />
Hele werkwoord en onvoltooid <strong>de</strong>elwoord<br />
Voltooid <strong>de</strong>elwoord<br />
Bijvoeglijk naamwoord afgeleid van voltooid<br />
<strong>de</strong>elwoord<br />
Gebie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wijs<br />
Luisterwoor<strong>de</strong>n Voorbereiding Wat zijn luisterwoor<strong>de</strong>n?<br />
-f- of -v-<br />
-s- of -z-<br />
Luisterwoor<strong>de</strong>n Het schrijven en controleren van luisterwoor<strong>de</strong>n<br />
Lange en korte<br />
klinkerregel<br />
Samengestel<strong>de</strong><br />
woor<strong>de</strong>n<br />
Voorbereiding Woor<strong>de</strong>n in klankgroepen ver<strong>de</strong>len<br />
On<strong>de</strong>rscheid lange en korte klinker<br />
Lange en korte klinkerregel Lange en korte klinkerregel<br />
Verlengingsregel Verlengingsregel<br />
Aaneenschrijven Alleen grondwoor<strong>de</strong>n<br />
Grondwoor<strong>de</strong>n met tussen -s<br />
Grondwoor<strong>de</strong>n met voorvoegsels en/of<br />
achtervoegsels<br />
Grondwoor<strong>de</strong>n met tussenletter -e of -en<br />
Grondwoor<strong>de</strong>n met achtervoegsel en<br />
tussenletter -e<br />
Verkleinwoor<strong>de</strong>n Verkleinwoor<strong>de</strong>n<br />
Inprentwoor<strong>de</strong>n uit het Ne<strong>de</strong>rlands<br />
Ne<strong>de</strong>rlands<br />
Inprentwoor<strong>de</strong>n uit een an<strong>de</strong>re Inprentwoor<strong>de</strong>n uit een an<strong>de</strong>re taal<br />
taal<br />
Hoofdletters Hoofdletters in een woord<br />
Hoofdletters in een zin<br />
Leestekens Punt, komma en dubbele punt<br />
Vraagteken en uitroepteken<br />
Aanhalingstekens<br />
An<strong>de</strong>re woordtekens Afbreekteken weglatingsstreepje<br />
Inprentwoor<strong>de</strong>n Inprentwoor<strong>de</strong>n uit het<br />
Hoofdletters,<br />
leestekens en<br />
an<strong>de</strong>re<br />
woordtekens<br />
Koppelteken<br />
Trema<br />
Apostrof<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 11
5 Organisatie en planning<br />
Organisatie<br />
De digitale Trainer is <strong>de</strong> kern van <strong>de</strong> metho<strong>de</strong>, waar <strong>de</strong> leerling zelfstandig mee kan werken.<br />
Er zijn vier mogelijkhe<strong>de</strong>n om met <strong>de</strong> Trainer te werken:<br />
1. De leerling maakt <strong>de</strong> diagnostische toets (<strong>de</strong> Conditietest). Afhankelijk van het<br />
resultaat van <strong>de</strong> Conditietest wor<strong>de</strong>n er oefeningen geselecteerd voor <strong>de</strong> leerling. De<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len waar slecht op gescoord is, wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> Trainer klaargezet. U kunt <strong>de</strong><br />
leerling als afsluiting of als eindtoets <strong>de</strong> Conditietest nog eens laten doen om te<br />
kijken of <strong>de</strong> leerling zijn spellingvaardigheid heeft verbeterd.<br />
2. U selecteert als docent die oefenstof die <strong>de</strong> leerling moet gaan doen. De leerling<br />
zoekt in <strong>de</strong> inhoudsopgave in <strong>de</strong> digitale Trainer <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> oefenstof op.<br />
3. U legt <strong>de</strong> theorie klassikaal uit met <strong>de</strong> digitale theorie van <strong>de</strong> Trainer, die u met een<br />
beamer projecteert. Mocht er geen mogelijkheid zijn om <strong>de</strong> theorie met een beamer<br />
te projecteren dan kunt u <strong>de</strong> theorie klassikaal inlei<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> theorie in<br />
het oefenboek. Na <strong>de</strong> uitleg van <strong>de</strong> theorie kunt u uw leerlingen <strong>de</strong><br />
voorbeeldopdrachten in het oefenboek laten maken om te zien of er nog vragen zijn<br />
die het zelfstandig doorlopen van <strong>de</strong> digitale Trainer in <strong>de</strong> weg zou<strong>de</strong>n kunnen staan.<br />
Mochten er geen vragen meer zijn dan gaat <strong>de</strong> leerling naar <strong>de</strong> digitale Trainer waar<br />
hij in verschillen<strong>de</strong> fasen (Training 1, 2 en 3 en <strong>de</strong> Wedstrijd) kan oefenen met ruim<br />
3000 unieke opdrachtzinnen en –woor<strong>de</strong>n.<br />
4. U wilt dat uw leerlingen hun spellingvaardigheid on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. De leerling (of u) kiest<br />
een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el in <strong>de</strong> digitale trainer en vervolgens voor spelling on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n,<br />
waarna er verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rwerpen wor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n. Na een aantal<br />
oefenzinnen (per on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el wisselend) verschijnt een scorescherm, waaruit kan<br />
blijken dat er nog on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len beter geoefend moeten wor<strong>de</strong>n. De Trainer biedt aan<br />
<strong>de</strong> hand van ruim 3000 unieke oefenzinnen en –woor<strong>de</strong>n ruimschoots<br />
oefenmateriaal om <strong>de</strong> spellingsvaardigheid te on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n.<br />
Planning<br />
Digitale Trainer en oefenboek<br />
De Trainer Basisvaardigheid Spelling biedt theorie en oefenstof voor ongeveer 60-70 uur. Er<br />
wordt daarbij vanuit gegaan dat <strong>de</strong> leerling dan alle theorie en opdrachten zowel in het<br />
oefenboek als in <strong>de</strong> digitale Trainer doorloopt.<br />
Individueel zullen er echter grote verschillen zijn, doordat:<br />
• ie<strong>de</strong>re leerling naar behoefte zal oefenen.<br />
• <strong>de</strong> ene leerling <strong>de</strong> te behalen score in een minimaal aantal pogingen bereikt,<br />
terwijl <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re daarvoor het maximale aantal pogingen nodig heeft.<br />
• <strong>de</strong> mate waarin <strong>de</strong> leerling <strong>de</strong> Trainer gebruikt voor het on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
spellingsvaardigheid sterk zal verschillen.<br />
Digitale Trainer<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 12
De digitale Trainer is <strong>de</strong> kern van <strong>de</strong> metho<strong>de</strong>. De leerling kan direct met <strong>de</strong> digitale Trainer<br />
aan <strong>de</strong> slag, zon<strong>de</strong>r het oefenboek vooraf te gebruiken.<br />
De digitale Trainer biedt theorie en oefenstof voor ongeveer 55-60 uur. Er wordt daarbij<br />
vanuit gegaan dat <strong>de</strong> leerling dan alle theorie en opdrachten in <strong>de</strong> digitale Trainer doorloopt.<br />
Ook <strong>hier</strong> zullen om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen als <strong>hier</strong>boven beschreven individueel echter grote<br />
verschillen zijn.<br />
Oefenboek<br />
Het oefenboek is vooral bedoeld om <strong>de</strong> theorie en <strong>de</strong> opdrachten in <strong>de</strong> Trainer klassikaal in<br />
te lei<strong>de</strong>n. U bespreekt klassikaal een spellingsitem of verschillen<strong>de</strong> spellingitems binnen een<br />
subcategorie. De Trainer bevat voor ongeveer 15 uur aan theorie en voorbeeldopdrachten.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 13
6 Lestips en verantwoording<br />
0 Algemene inleiding<br />
In <strong>de</strong> Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling leren leerlingen dat gespel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n in drie<br />
hoofdgroepen te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n zijn: regelwoor<strong>de</strong>n, luisterwoor<strong>de</strong>n en inprentwoor<strong>de</strong>n.<br />
Bij <strong>de</strong> regelwoor<strong>de</strong>n moet <strong>de</strong> leerling <strong>de</strong> regels kennen en weten wanneer <strong>de</strong>ze<br />
toegepast moeten wor<strong>de</strong>n. Werkwoordsvormen en woor<strong>de</strong>n als paard (want paar<strong>de</strong>n is<br />
met een -d-) zijn voorbeel<strong>de</strong>n van regelwoor<strong>de</strong>n.<br />
Bij <strong>de</strong> luisterwoor<strong>de</strong>n staat <strong>de</strong> basale klank-tekenkoppeling centraal. Voorbeel<strong>de</strong>n<br />
kunnen eenvoudige, korte woor<strong>de</strong>n als boom en roos zijn, maar ook langere en moeilijker<br />
woor<strong>de</strong>n kunnen luisterwoor<strong>de</strong>n zijn, zoals bloesemtuin.<br />
Bij <strong>de</strong> inprentwoor<strong>de</strong>n voldoen <strong>de</strong> luister- en <strong>de</strong> regelstrategie niet: er moet ook<br />
ingeprent wor<strong>de</strong>n. De schrijfwijze van het woord heeft met <strong>de</strong> herkomst van het woord te<br />
maken. Er zijn inprentwoor<strong>de</strong>n waarbij <strong>de</strong> moeilijkheid zit in het feit dat een klank met<br />
verschillen<strong>de</strong> letters geschreven kan wor<strong>de</strong>n: ij/ei, au/ou/auw/ouw, etc. Er zijn ook<br />
inprentwoor<strong>de</strong>n waarvan <strong>de</strong> schrijfwijze te maken heeft met een an<strong>de</strong>re taal: fauteuil,<br />
container.<br />
In het volgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el vindt u lestips en verantwoording bij <strong>de</strong> theorieschermen en<br />
Trainingen bij <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> spellingitems. De omka<strong>de</strong>r<strong>de</strong> passages zijn bedoeld voor<br />
remedial teachers.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 14
1 Werkwoordspelling<br />
Werkwoor<strong>de</strong>n zijn regelwoor<strong>de</strong>n. In dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> regels voor <strong>de</strong><br />
werkwoordspelling aangebo<strong>de</strong>n. Om werkwoor<strong>de</strong>n goed te kunnen spellen, moet een<br />
leerling in staat zijn een werkwoord te herkennen en <strong>de</strong> persoonsvorm in een zin te vin<strong>de</strong>n.<br />
Ook moet hij weten of een werkwoordsvorm in <strong>de</strong> tegenwoordige of verle<strong>de</strong>n tijd en in het<br />
enkelvoud of meervoud staat. Hier wordt bij <strong>de</strong> Voorbereiding aandacht aan besteed.<br />
De spelling van <strong>de</strong> persoonsvorm en van werkwoordsvormen die geen persoonsvorm<br />
zijn, wordt aan <strong>de</strong> hand van een algoritme aangebo<strong>de</strong>n. Wanneer bij <strong>de</strong> oefeningen zinnen<br />
wor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n, zijn dat uitsluitend enkelvoudige zinnen.<br />
1.1 Voorbereiding<br />
1.1.1 Herkennen van werkwoor<strong>de</strong>n<br />
Theorie<br />
Werkwoor<strong>de</strong>n kunnen een han<strong>de</strong>ling (lopen), een gebeurtenis (zinken) of een toestand<br />
(slapen) aangeven. Laat leerlingen voorbeel<strong>de</strong>n van werkwoor<strong>de</strong>n verzinnen en/of<br />
werkwoor<strong>de</strong>n uitbeel<strong>de</strong>n, die door <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren gera<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n.<br />
Het is belangrijk dat leerlingen alle vormen van het werkwoord in een zin herkennen.<br />
Laat van een aantal werkwoor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> vormen (zoals van het voorbeeld dansen)<br />
be<strong>de</strong>nken.<br />
Trainingen<br />
Er zijn twee typen oefeningen binnen Training 1, 2 en 3. Leerlingen moeten in een zin op <strong>de</strong><br />
werkwoordsvormen klikken. Er wor<strong>de</strong>n ook zinnen met meer dan één werkwoord<br />
aangebo<strong>de</strong>n. Bij <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re oefenvorm moeten <strong>de</strong> werkwoor<strong>de</strong>n in een reeks woor<strong>de</strong>n<br />
aangeklikt wor<strong>de</strong>n; er is dan geen context die steun kan geven. In een enkel geval kan een<br />
woord (bijvoorbeeld staat, vraag) zowel werkwoord als zelfstandig naamwoord zijn.<br />
1.1.2 Het vin<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> persoonsvorm<br />
Theorie<br />
Een handige tip voor leerlingen is: als er maar één werkwoord in <strong>de</strong> zin staat, is dat over het<br />
algemeen <strong>de</strong> persoonsvorm.<br />
In <strong>de</strong> Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling geldt <strong>de</strong> tijdproef als <strong>de</strong> belangrijkste<br />
metho<strong>de</strong> om <strong>de</strong> persoonsvorm van een zin te vin<strong>de</strong>n. Sommige leerlingen hebben moeite<br />
met het omzetten van tegenwoordige naar verle<strong>de</strong>n tijd en an<strong>de</strong>rsom. U kunt dan <strong>de</strong><br />
suggestie geven <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n vandaag en gisteren te laten gebruiken.<br />
Omdat <strong>de</strong> tijdproef niet altijd werkt, wordt <strong>hier</strong> ook <strong>de</strong> vraagproef aangebo<strong>de</strong>n. Deze<br />
proef werkt echter niet in die gevallen waar <strong>de</strong> zin met een vragend voornaamwoord begint.<br />
U kunt in die gevallen <strong>de</strong> getalsproef nog uitleggen. De getalsproef is niet<br />
opgenomen, omdat die een dui<strong>de</strong>lijke kennis van ‘<strong>de</strong> kern van <strong>de</strong> zin’ en <strong>de</strong> koppeling van<br />
persoonsvorm en on<strong>de</strong>rwerp vraagt. Als het on<strong>de</strong>rwerp van <strong>de</strong> zin herkend wordt, kan met<br />
<strong>de</strong> getalsproef eenvoudig <strong>de</strong> persoonsvorm gevon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Veran<strong>de</strong>rt het on<strong>de</strong>rwerp<br />
van getal, dan veran<strong>de</strong>rt ook <strong>de</strong> persoonsvorm van getal.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 15
Trainingen<br />
De leerling moet <strong>de</strong> persoonsvorm van een zin aanklikken. Elk woord van <strong>de</strong> zin is<br />
aanklikbaar, dus ook an<strong>de</strong>re werkwoordsvormen zijn aanklikbaar. Wel is er voor gekozen om<br />
voor niveau F1/F2 alleen enkelvoudige zinnen aan te bie<strong>de</strong>n.<br />
1.1.3 Tegenwoordige tijd of verle<strong>de</strong>n tijd?<br />
Theorie<br />
Om het stappenplan goed te doorlopen moet <strong>de</strong> leerling beslissen of <strong>de</strong> persoonsvorm in <strong>de</strong><br />
tegenwoordige of in <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd staat. Over het algemeen volstaat <strong>de</strong> vraag of het over<br />
‘nu’ of over ‘toen’ gaat. Soms wor<strong>de</strong>n leerlingen in <strong>de</strong> war gebracht door <strong>de</strong> betekenis van<br />
bepaal<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> zin. De voltooid tegenwoordige tijd wordt wel eens als verle<strong>de</strong>n tijd<br />
ervaren, vandaar <strong>de</strong> nadruk op het voorbeeld Ik heb een iPod gekregen. Zinnen die in <strong>de</strong><br />
verle<strong>de</strong>n tijd staan en die verwijzen naar <strong>de</strong> toekomst (Je zou me toch volgen<strong>de</strong> week<br />
helpen?), kunnen ook tot verwarring lei<strong>de</strong>n.<br />
Trainingen<br />
Leerling moeten aangeven of zinnen in <strong>de</strong> tegenwoordige of verle<strong>de</strong>n tijd staan. Er staan<br />
‘mislei<strong>de</strong>n<strong>de</strong>’ zinnen bij, waarin woor<strong>de</strong>n als vandaag en morgen gecombineerd wor<strong>de</strong>n met<br />
een persoonsvorm in <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd en woor<strong>de</strong>n als gisteren met een persoonsvorm in <strong>de</strong><br />
tegenwoordige tijd.<br />
1.1.4 Enkelvoud of meervoud?<br />
Theorie<br />
Om het stappenplan goed te doorlopen moet <strong>de</strong> leerling ook beslissen of <strong>de</strong> persoonsvorm<br />
enkelvoud of meervoud is. Over het algemeen vin<strong>de</strong>n leerlingen dit niet moeilijk. Soms<br />
moeten ze niet alleen afgaan op <strong>de</strong> betekenis, want dat kan tot foute antwoor<strong>de</strong>n lei<strong>de</strong>n.<br />
Daarom wordt het voorbeeld De hele club staat te dansen gegeven.<br />
Trainingen<br />
Leerlingen moeten aanklikken of <strong>de</strong> persoonsvorm in het enkelvoud of in het meervoud<br />
staat. Er staan ‘mislei<strong>de</strong>n<strong>de</strong>’ zinnen bij waarin het lijkt over meer te gaan, terwijl <strong>de</strong><br />
persoonsvorm toch in het enkelvoud staat.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 16
1.2 Persoonsvorm<br />
1.2.1 De spelling van <strong>de</strong> persoonsvorm tegenwoordige tijd<br />
Theorie<br />
Bij <strong>de</strong> uitleg van <strong>de</strong> stam moeten leerlingen er op gewezen wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> stam vaak<br />
samenvalt met <strong>de</strong> ik-vorm, maar niet altijd. Leg daarom uit dat leerlingen <strong>de</strong> stam kunnen<br />
vin<strong>de</strong>n door het hele werkwoord te nemen en daar -(e)n af te halen. Geef daarbij<br />
voorbeel<strong>de</strong>n met v/f èn s/z:<br />
voorbeeld: verhuizen<br />
- stam is hele werkwoord zon<strong>de</strong>r -en: verhuiz<br />
- <strong>de</strong> ik-vorm = ik verhuis (in het Ne<strong>de</strong>rlands eindigen woor<strong>de</strong>n niet op een -z-)<br />
voorbeeld: leven<br />
- stam is hele werkwoord zon<strong>de</strong>r -en: dra(a)v<br />
- <strong>de</strong> ik-vorm = ik draaf (in het Ne<strong>de</strong>rlands eindigen woor<strong>de</strong>n niet op een -v-)<br />
In <strong>de</strong> Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling wordt geen aandacht besteed aan het volgen<strong>de</strong>. Als<br />
<strong>de</strong> persoonsvorm al op een -t- eindigt, dan wordt er niet nog een -t- achter geplaatst, maar<br />
wordt bij het enkelvoud altijd <strong>de</strong> stam geschreven (hij zit). Bij een enkele leerling moet dit<br />
wellicht expliciet besproken wor<strong>de</strong>n.<br />
Trainingen<br />
De leerling doorloopt drie Trainingen. In Training 1 moeten <strong>de</strong> leerlingen alle stappen van<br />
het stappenplan doorlopen. Voor ze <strong>de</strong> persoonsvorm kunnen typen, moeten ze bij elke stap<br />
aanklikken wat juist is. Tenslotte typen ze <strong>de</strong> persoonsvorm. In Training 2 gebruiken ze het<br />
verkorte plan en klikken ze alleen op het juiste ‘schrijfblok’. Als dit goed gaat, kunnen ze <strong>de</strong><br />
juiste schrijfwijze typen. Gaat dit niet goed, dan gaan ze terug naar Training 1 en wordt het<br />
hele stappenplan doorlopen. In Training 3 typen ze direct <strong>de</strong> juiste schrijfwijze van <strong>de</strong><br />
persoonsvorm. Als het antwoord niet goed is, krijgt <strong>de</strong> leerling <strong>de</strong> een ro<strong>de</strong> kaart als<br />
feedback. De letters die fout zijn in het antwoord wor<strong>de</strong>n rood on<strong>de</strong>rstreept, zodat <strong>de</strong><br />
leerling kan zien waar <strong>de</strong> fout zit. Ook foutief gebruikte hoofdletters en leestekens wor<strong>de</strong>n<br />
fout gerekend.<br />
1.2.2 De spelling van <strong>de</strong> persoonsvorm verle<strong>de</strong>n tijd met klinkerveran<strong>de</strong>ring<br />
Theorie<br />
De termen sterke en zwakke werkwoor<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n niet expliciet gebruikt. Als leerlingen<br />
bekend zijn met <strong>de</strong> termen, dan is er uiteraard geen bezwaar tegen om dit wel te doen. Een<br />
ezelsbruggetje kan dan zijn: we noemen bepaal<strong>de</strong> werkwoor<strong>de</strong>n sterk, omdat ze zo sterk zijn<br />
dat ze klinkers kunnen veran<strong>de</strong>ren. Zwakke werkwoor<strong>de</strong>n kunnen dat niet.<br />
Het kan zijn dat een leerling niet weet of er klinkerveran<strong>de</strong>ring optreedt. Deze<br />
leerling weet niet of het ‘slaapten’ of ‘sliepen’ is. Daar wordt in <strong>de</strong> Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n<br />
Spelling geen aandacht aan besteed, omdat het meer te maken heeft met taalgevoel dan<br />
met spelling. Voorbeel<strong>de</strong>n van werkwoor<strong>de</strong>n waarbij leerlingen soms twijfelen, zijn: <strong>de</strong>nken,<br />
zwemmen, stinken, begrijpen, blinken, vragen, knijpen en schenken. De verle<strong>de</strong>n tijd van<br />
scheppen kan – afhankelijk van <strong>de</strong> betekenis – zowel schepte(n) als schiep(en) zijn.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 17
Bij <strong>de</strong> persoonsvorm verle<strong>de</strong>n tijd met klinkerveran<strong>de</strong>ring enkelvoud die niet op [t]<br />
eindigt, verschijnt <strong>de</strong> regel 'Je hoort wat je moet schrijven'. Ook bij het meervoud gaat <strong>de</strong>ze<br />
regel op. Formeel is <strong>de</strong> formulering ‘Je hoort wat je moet schrijven’ niet helemaal juist. Voor<br />
liepen gaat <strong>de</strong> regel op: je mag <strong>hier</strong> schrijven wat je hoort. Maar bij bo<strong>de</strong>n en floten moet<br />
ook een an<strong>de</strong>re regel toegepast wor<strong>de</strong>n, namelijk <strong>de</strong> lange klinkerregel. Daar schrijf je dus<br />
niet wat je hoort. Afhankelijk van welke on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n<br />
Spelling <strong>de</strong> leerlingen al hebben doorgewerkt, is het zinvol <strong>hier</strong> op te wijzen.<br />
Trainingen<br />
Net als bij <strong>de</strong> persoonsvorm tegenwoordige tijd doorloopt <strong>de</strong> leerling drie Trainingen, die op<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> manier zijn opgebouwd. In een enkel geval wordt een onregelmatige verle<strong>de</strong>n<br />
tijdsvorm gevraagd: weten/wist(en). U kunt leerlingen wijzen op <strong>de</strong>rgelijke onregelmatige<br />
vormen, die niet in het stappenplan passen. Ze vormen meestal geen probleem, omdat ze<br />
goed te horen zijn en frequent gebruikt wor<strong>de</strong>n. Voorbeel<strong>de</strong>n zijn: komen/kwam(en),<br />
moeten/moest(en), mogen/mocht(en), kopen/kocht(en) en kunnen/kon(<strong>de</strong>n).<br />
1.2.3 De spelling van <strong>de</strong> persoonsvorm verle<strong>de</strong>n tijd zon<strong>de</strong>r klinkerveran<strong>de</strong>ring<br />
Theorie<br />
Er zijn leerlingen die – wanneer <strong>de</strong> stam eindigt op een an<strong>de</strong>re letter dan een -d- of een -t-<br />
– twijfelen, omdat ze het niet goed horen of weten. In dat geval is er een hulpmid<strong>de</strong>l. In<br />
plaats van het beken<strong>de</strong> Kofschip hebben we gekozen voor het Fokschaap Tex. Voor<strong>de</strong>len<br />
<strong>hier</strong>van zijn dat er gemakkelijker een concrete voorstelling van te maken is (zie ook <strong>de</strong><br />
illustratie in <strong>de</strong> digitale Trainer en het oefenboek), dat <strong>de</strong> term (daardoor) gemakkelijker te<br />
onthou<strong>de</strong>n is, dat <strong>de</strong> letter -x- er aan toegevoegd is en dat <strong>de</strong> letter -t- erbij staat. De<br />
toevoeging van die laatste letter lijkt wellicht overbodig, omdat op een an<strong>de</strong>re plaats in het<br />
stappenplan al ont<strong>de</strong>kt zou zijn dat <strong>de</strong> stam op een -t- eindigt, waarna het schrijfblok al<br />
aangeeft hoe <strong>de</strong> vorm geschreven moet wor<strong>de</strong>n. Het voor<strong>de</strong>el is echter dat <strong>de</strong>ze -t- als<br />
geheugensteuntje kan dienen. Leerlingen onthou<strong>de</strong>n soms wel dat er iets is met het<br />
Kofschip, maar weten niet meer of je in <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd dan -te(n) of -<strong>de</strong>(n) krijgt. Bij<br />
Fokschaap Tex kan het ezelsbruggetje zijn dat je in dat geval <strong>de</strong> -t- van Tex in <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd<br />
krijgt, dus -te(n).<br />
Het blijft belangrijk er bij <strong>de</strong> stam op te wijzen dat er uitgegaan moet wor<strong>de</strong>n van het<br />
hele werkwoord. De kans is dan kleiner dat er bij <strong>de</strong> werkwoor<strong>de</strong>n met -z- en -v- verkeerd<br />
gere<strong>de</strong>neerd wordt en dat zijn nu juist <strong>de</strong> werkwoor<strong>de</strong>n waarbij het meest getwijfeld wordt<br />
tussen -te(n) of -<strong>de</strong>(n).<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 18
Leerlingen die moeite hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> keuze tussen -te(n) of -<strong>de</strong>(n) kunt u laten oefenen met<br />
<strong>de</strong> tussenstap van Fokschaap Tex. Voorbeel<strong>de</strong>n:<br />
• verbazen: <strong>de</strong> laatste letter van <strong>de</strong> stam is een -z. Die zit niet in Fokschaap Tex. Dus<br />
-<strong>de</strong>(n) = verbaas<strong>de</strong>(n).<br />
• boffen: <strong>de</strong> laatste letter van <strong>de</strong> stam is een -f. Die zit wel in Fokschaap Tex, dus -te(n)<br />
= bofte(n).<br />
U kunt er op wijzen dat leerlingen vooral goed moeten opletten na een -s of een -f, omdat<br />
daarna zowel -te(n) als -<strong>de</strong>(n) kan komen. Fokschaap Tex helpt dan bij <strong>de</strong> keuze:<br />
• viste komt van vissen laatste letter stam = -s → -te(n)<br />
• reis<strong>de</strong> komt van reizen laatste letter stam = -z → -<strong>de</strong>(n)<br />
• stofte komt van stoffen laatste letter stam = -f → -te(n)<br />
• leef<strong>de</strong> komt van leven laatste letter stam = -v → -<strong>de</strong>(n)<br />
Nog een ezelsbruggetje: u kunt zeggen dat in viste en stofte een ‘echte’ -s en -f staat en in<br />
reis<strong>de</strong> en leef<strong>de</strong> een ‘valse’ -s en -f. De -s in reis<strong>de</strong> en <strong>de</strong> -f in leef<strong>de</strong> komen immers niet voor<br />
in het hele werkwoord -en.<br />
Trainingen<br />
Ook <strong>hier</strong> wor<strong>de</strong>n Trainingen op <strong>de</strong> drie niveaus gegeven volgens <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> opzet als bij <strong>de</strong><br />
persoonsvorm tegenwoordige tijd en <strong>de</strong> persoonsvorm verle<strong>de</strong>n tijd met klinkerveran<strong>de</strong>ring.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 19
1.3 Werkwoordsvormen die geen persoonsvorm zijn<br />
Inleiding<br />
Met het stappenplan bij Werkwoordsvormen die geen persoonsvorm zijn is het mogelijk<br />
om zon<strong>de</strong>r grammaticale kennis <strong>de</strong> werkwoordsvormen toch goed te spellen. De termen<br />
infinitief, onvoltooid <strong>de</strong>elwoord en voltooid <strong>de</strong>elwoord wor<strong>de</strong>n weliswaar gebruikt, maar <strong>de</strong><br />
leerling kan via een eenvoudige ja/nee-re<strong>de</strong>nering ont<strong>de</strong>kken met welke vorm hij te maken<br />
heeft.<br />
De voorbeel<strong>de</strong>n van het onvoltooid (of tegenwoordig) <strong>de</strong>elwoord zijn gevallen<br />
waarin het onvoltooid <strong>de</strong>elwoord wordt gebruikt als bepaling van gesteldheid. De juiste<br />
spelling zou ook aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> verlengingsregel bere<strong>de</strong>neerd kunnen wor<strong>de</strong>n en dus<br />
bij dat on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el besproken kunnen wor<strong>de</strong>n, maar is vanwege <strong>de</strong> in het oog springen<strong>de</strong><br />
relatie met werkwoor<strong>de</strong>n <strong>hier</strong> meegenomen. Ook <strong>de</strong> spelling van <strong>de</strong> voltooi<strong>de</strong> <strong>de</strong>elwoor<strong>de</strong>n<br />
op -d of -t kan met <strong>de</strong> verlengingsregel bere<strong>de</strong>neerd wor<strong>de</strong>n. We adviseren om die regel<br />
echter niet te noemen, omdat <strong>de</strong> zwakke spellers <strong>de</strong>ze regel dan ook gaan toepassen bij<br />
werkwoordsvormen waar dat juist niet mag. We kiezen ervoor om leerlingen te zeggen dat<br />
<strong>de</strong> werkwoordspelling uitsluitend met het stappenplan bere<strong>de</strong>neerd moet wor<strong>de</strong>n.<br />
1.3.1 Hele werkwoord en onvoltooid <strong>de</strong>elwoord<br />
Theorie<br />
Wanneer er geen woor<strong>de</strong>nboek gebruikt mag of kan wor<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> juiste schrijfwijze van<br />
het hele werkwoord op te zoeken, dan kan <strong>de</strong> leerling in ie<strong>de</strong>r geval goed luisteren en<br />
nagaan of <strong>de</strong> korte of lange klinkerregel gebruikt moet wor<strong>de</strong>n, zoals in liggen en slapen.<br />
Aan onvoltooi<strong>de</strong> <strong>de</strong>elwoor<strong>de</strong>n op -<strong>de</strong> wordt geen aandacht besteed. De spelling<br />
daarvan is niet problematisch.<br />
Trainingen<br />
Leerlingen moeten aanklikken of <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstreepte werkwoordsvorm in een zin het hele<br />
werkwoord of een onvoltooid <strong>de</strong>elwoord is.<br />
1.3.2 Voltooid <strong>de</strong>elwoord<br />
Theorie<br />
Hoewel het voltooid <strong>de</strong>elwoord vanzelf overblijft als het stappenplan gevolgd wordt,<br />
hebben sommige leerlingen toch moeite met het on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van onvoltooi<strong>de</strong> en<br />
voltooi<strong>de</strong> <strong>de</strong>elwoor<strong>de</strong>n. U kunt <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nering dan nog explicieter laten maken. Voorbeeld:<br />
• gerekend. Is het het hele werkwoord? Nee, want dat is rekenen.<br />
Hoor je hele werkwoord +[t]? Nee, want dat is rekenend.<br />
Het is dus een voltooid <strong>de</strong>elwoord.<br />
Er is een groep werkwoor<strong>de</strong>n waarbij het voltooid <strong>de</strong>elwoord <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> vorm heeft als <strong>de</strong><br />
infinitief (en <strong>de</strong> persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud). Dat kan betekenen dat <strong>de</strong><br />
leerling bij het volgen van dit <strong>de</strong>el van het stappenplan <strong>de</strong> verkeer<strong>de</strong> conclusie trekt en<br />
<strong>de</strong>nkt te maken te hebben met een infinitief in plaats van met een voltooid <strong>de</strong>elwoord.<br />
Omdat <strong>de</strong>ze fout te maken heeft met grammatica en geen gevolgen heeft voor <strong>de</strong> spelling,<br />
wordt <strong>hier</strong> geen aandacht aan besteed in <strong>de</strong> Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling.<br />
Voorbeel<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>rgelijke werkwoor<strong>de</strong>n zijn: vergeten, ontvangen, behangen, bela<strong>de</strong>n,<br />
herla<strong>de</strong>n, behou<strong>de</strong>n.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 20
Als leerlingen het hele stappenplan vanaf het begin volgen – zich dus zou<strong>de</strong>n<br />
afvragen of ze te maken hebben met een persoonsvorm en <strong>de</strong> tijdproef toepassen – is <strong>de</strong><br />
kans op vergissing tussen persoonsvorm en infinitief of voltooid <strong>de</strong>elwoord klein.<br />
Om <strong>de</strong> leerlingen wat meer inzicht in <strong>de</strong> zinsstructuur te bie<strong>de</strong>n, kunt u laten zien dat een<br />
voltooid <strong>de</strong>elwoord vaak samen met een vorm van <strong>de</strong> werkwoor<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, hebben of zijn<br />
voorkomt. Om te checken of ze te maken hebben met een voltooid <strong>de</strong>elwoord, zou<strong>de</strong>n<br />
leerlingen een eenvoudig proefzinnetje kunnen maken. Voorbeeld:<br />
• hij / het + heeft / is / wordt + een vorm van het werkwoord.<br />
Die vorm is dan het voltooid <strong>de</strong>elwoord.<br />
Over het algemeen wordt in Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> slot-n niet uitgesproken, vandaar dat <strong>de</strong> leerling<br />
gevraagd wordt of aan het eind <strong>de</strong> doffe [e] te horen is. In sommige <strong>de</strong>len van het land kan<br />
het zinvol zijn <strong>hier</strong> even bij stil te staan, omdat daar juist een dui<strong>de</strong>lijke slot-n wordt<br />
uitgesproken en <strong>de</strong> doffe [e] min<strong>de</strong>r hoorbaar is.<br />
Sommige leerlingen vin<strong>de</strong>n het moeilijk om een woord langer te maken, zeker<br />
wanneer er daardoor een niet-bestaand woord ontstaat, zoals gegaloppeer<strong>de</strong>. Een tip kan<br />
zijn zich dan te baseren op <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd van het werkwoord: galoppeer<strong>de</strong>(n). Fokschaap<br />
Tex (voor toelichting zie persoonsvorm verle<strong>de</strong>n tijd zon<strong>de</strong>r klinkerveran<strong>de</strong>ring) geeft in<br />
ie<strong>de</strong>r geval uitsluitsel.<br />
Trainingen<br />
De leerling doorloopt <strong>de</strong> drie trainingen volgens <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> opzet. In Training 1 doorloopt<br />
hij of zij het hele stappenplan, in Training 2 wordt alleen <strong>de</strong> laatste stap van het stappenplan<br />
herhaald en in Training 3 mag direct een antwoord ingevuld wor<strong>de</strong>n. Bij <strong>de</strong> vraag wat je aan<br />
het eind hoort als je het woord langer maakt (stap 2), wordt een tip gegeven over het<br />
Fokschaap Tex. Als een leerling het dus niet weet of hoort, wordt hij eraan herinnerd dat dit<br />
met het Fokschaap Tex bepaald kan wor<strong>de</strong>n.<br />
1.3.3 Het bijvoeglijk naamwoord afgeleid van een voltooid <strong>de</strong>elwoord<br />
Theorie<br />
De behan<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> schrijfwijze van bijvoeglijke naamwoor<strong>de</strong>n die van het voltooid<br />
<strong>de</strong>elwoord zijn afgeleid, hoort eigenlijk niet bij <strong>de</strong> werkwoordspelling. Uit praktische<br />
overwegingen is er toch voor gekozen om het bijvoeglijk naamwoord afgeleid van het<br />
voltooid <strong>de</strong>elwoord in <strong>de</strong> werkwoordspelling op te nemen. U kunt aangeven dat het <strong>hier</strong><br />
gaat om woor<strong>de</strong>n in een zin, die lijken op werkwoor<strong>de</strong>n, maar het niet zijn.<br />
De voltooi<strong>de</strong> <strong>de</strong>elwoor<strong>de</strong>n die niet eindigen op -en, maar op een -n (gedaan,<br />
gestaan, gegaan) wor<strong>de</strong>n niet apart behan<strong>de</strong>ld, omdat <strong>de</strong> schrijfwijze geen problemen<br />
oplevert.<br />
Benadruk dat bij het schrijven van <strong>de</strong> kortste vorm indien nodig (dus na een korte of<br />
een lange klank) <strong>de</strong> klinkerregels toegepast moeten wor<strong>de</strong>n. Voorbeel<strong>de</strong>n:<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 21
• De brief wordt verwacht. (volt. dw.) - <strong>de</strong> verwachte brief: met één -t, want dat is zo<br />
kort mogelijk;<br />
• De appel is verrot. (volt. dw.) - <strong>de</strong> verrotte appel: met -tt, want dat is zo kort<br />
mogelijk. Volgens <strong>de</strong> korte klinkerregel moet <strong>de</strong><br />
me<strong>de</strong>klinker na <strong>de</strong> korte [o] verdubbeld wor<strong>de</strong>n;<br />
• De leerling is geslaagd. (volt. dw.) - <strong>de</strong> geslaag<strong>de</strong> leerling: met één -d, want dat is<br />
zo kort mogelijk;<br />
• Het meisje is verkleed. (volt. dw.) - het verkle<strong>de</strong> meisje: <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> klankgroep<br />
eindigt op een lange klinker [ee], dus volgens <strong>de</strong><br />
lange klinkerregel schrijf je dan één -e.<br />
Er kan verwarring ontstaan over het verschil tussen <strong>de</strong> persoonsvorm verle<strong>de</strong>n tijd en het<br />
bijvoeglijk naamwoord afgeleid van voltooid <strong>de</strong>elwoord. Laat met behulp van het<br />
stappenplan het verschil zien tussen bijvoorbeeld verontrustte en verontruste.<br />
• De aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> storm verontrustte <strong>de</strong> reizigers.<br />
- Verontrustte is persoonsvorm verle<strong>de</strong>n tijd zon<strong>de</strong>r klinkerveran<strong>de</strong>ring, want met <strong>de</strong><br />
tijdproef veran<strong>de</strong>rt verontrustte in verontrust.<br />
- Het werkwoord verontrusten heeft een stam op -t.<br />
- Schrijf stam + te(n): verontrust + te = verontrustte<br />
• De leraar kon <strong>de</strong> verontruste ou<strong>de</strong>rs kalmeren.<br />
- Verontruste is bijvoeglijk naamwoord afgeleid van voltooid <strong>de</strong>elwoord op -t. (kon<br />
is <strong>de</strong> persoonsvorm, want met <strong>de</strong> tijdproef veran<strong>de</strong>rt kon in kan.)<br />
- Schrijf <strong>de</strong> kortste vorm, dus schrijf verontruste met één -t.<br />
1.3.4 Gebie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wijs<br />
Theorie<br />
De gebie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wijs is een bijzon<strong>de</strong>re persoonsvorm en hoort dus eigenlijk niet in <strong>de</strong>ze<br />
categorie thuis. We hebben ervoor gekozen om <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wijs als een aparte categorie<br />
te bespreken. Wanneer <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wijs namelijk zon<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rwerp gebruikt wordt, dan<br />
kan <strong>de</strong> leerling <strong>de</strong>ze persoonsvorm niet vin<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> tijd-, vraag- of getalsproef.<br />
Het bespreken van het verschil tussen Draai u om en Draait u zich even om, voert<br />
<strong>hier</strong> te ver.<br />
Trainingen<br />
In een zin moet <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wijs ingevuld wor<strong>de</strong>n. Ook <strong>hier</strong> wor<strong>de</strong>n foutief gebruikte (of<br />
vergeten) hoofdletters fout gerekend.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 22
2 Luisterwoor<strong>de</strong>n<br />
In dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el gaat het over <strong>de</strong> spelling van <strong>de</strong> luisterwoor<strong>de</strong>n. Bij <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n staat <strong>de</strong><br />
basale klank-tekenkoppeling centraal. Voorbeel<strong>de</strong>n kunnen eenvoudige, korte woor<strong>de</strong>n als<br />
boom en roos zijn, maar ook langere en moeilijker woor<strong>de</strong>n kunnen luisterwoor<strong>de</strong>n zijn,<br />
zoals bloesemtuin.<br />
2.1 Voorbereiding<br />
Op basis van <strong>de</strong> foutendatabase in Over <strong>de</strong> drempels beperken we ons in <strong>de</strong> Voorbereiding<br />
tot het bespreken van doffe [e], sch/schr, f/v en s/z: dit zijn volgens het rapport <strong>de</strong> klanktekenkoppelingen<br />
waar fouten mee gemaakt wor<strong>de</strong>n.<br />
2.1.1 Wat zijn luisterwoor<strong>de</strong>n?<br />
Theorie<br />
Om luisterwoor<strong>de</strong>n goed te kunnen spellen, moeten leerlingen herkennen wat<br />
luisterwoor<strong>de</strong>n zijn en wat geen luisterwoor<strong>de</strong>n zijn. Aan het herkennen van luisterwoor<strong>de</strong>n<br />
wordt bij <strong>de</strong> Voorbereiding aandacht besteed. U kunt bij <strong>de</strong> inleiding van dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
volstaan met het aangeven dat er drie typen woor<strong>de</strong>n, namelijk luister-, regel- en<br />
inprentwoor<strong>de</strong>n, zijn. Het is niet belangrijk uitvoerig uit te leggen wat regelwoor<strong>de</strong>n en<br />
inprentwoor<strong>de</strong>n zijn. U kunt volstaan met simpele en dui<strong>de</strong>lijke voorbeel<strong>de</strong>n van<br />
regelwoor<strong>de</strong>n (paard) en inprentwoor<strong>de</strong>n (nou-nauw, pijl-peil en fauteuil). Er is geen enkel<br />
bezwaar om bij <strong>de</strong> regelwoor<strong>de</strong>n ook voorbeel<strong>de</strong>n van werkwoordsvormen te geven<br />
(word/wordt, gebeurt/gebeurd), want ook dat zijn dui<strong>de</strong>lijke voorbeel<strong>de</strong>n van<br />
regelwoor<strong>de</strong>n. Het is niet nodig voorbeel<strong>de</strong>n als jaren en bruggen te geven. Voor sommige<br />
leerlingen zijn <strong>de</strong> lange en <strong>de</strong> korte klinkerregel geen beken<strong>de</strong> regels en <strong>de</strong> introductie kan<br />
met <strong>de</strong>rgelijke voorbeel<strong>de</strong>n no<strong>de</strong>loos uitgebreid en/of ingewikkeld wor<strong>de</strong>n. Bij <strong>de</strong><br />
oefeningen kan immers volstaan wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> uitleg dat jaren geen luisterwoord is, omdat<br />
je <strong>de</strong> lange [aa] hoort en er maar één a geschreven staat. Het is bij <strong>de</strong>ze categorie woor<strong>de</strong>n<br />
immers van belang te weten of het wel of geen luisterwoord is en niet wat voor type woord<br />
het wel is.<br />
In <strong>de</strong> Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling hebben we het over <strong>de</strong> doffe [e]. An<strong>de</strong>re<br />
mogelijke termen zijn <strong>de</strong> stomme [e] of <strong>de</strong> [sjwa]. De klank wordt dof genoemd, omdat het<br />
een onbeklemtoon<strong>de</strong> klank is. De klank komt voor in het woord <strong>de</strong>, maar ook in vorig en<br />
heerlijk. We spreken af dat we <strong>de</strong> schrijfwijze -e- <strong>de</strong> ‘luisterschrijfwijze’ noemen. De an<strong>de</strong>re<br />
twee schrijfwijzen moeten ingeprent wor<strong>de</strong>n.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 23
Klankverkleuring voor <strong>de</strong> r<br />
De -r- wordt wel <strong>de</strong> ‘plaagletter’ genoemd, omdat bepaal<strong>de</strong> klanken er an<strong>de</strong>rs door gaan<br />
klinken, verkleuren. Leerlingen die <strong>hier</strong> nog fouten mee maken, zijn gebaat bij uitleg<br />
<strong>hier</strong>over.<br />
• De -r- doet <strong>de</strong> [ee] van weet an<strong>de</strong>rs klinken: weer klinkt een beetje als wir. De [ee]<br />
klinkt een beetje als een [i]. Onthoud dat er in het Ne<strong>de</strong>rlands bijna geen woor<strong>de</strong>n<br />
met -ir zijn (behalve <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n met het voorvoegsel -ir). Als je dus een soort [i]<br />
voor <strong>de</strong> -r hoort, kun je bijna altijd eer schrijven.<br />
• De -r doet <strong>de</strong> [eu] van <strong>de</strong>uk an<strong>de</strong>rs klinken: <strong>de</strong>ur klinkt een beetje als dur(f). De [eu]<br />
klinkt een beetje als een [u]. Onthoud dat er in het Ne<strong>de</strong>rlands bijna geen woor<strong>de</strong>n<br />
met -ur zijn. Je kunt, als je twijfelt tussen -eur en -ur, zo’n woord overdreven lang<br />
[zoals <strong>de</strong>ur: lang aanhou<strong>de</strong>n] en overdreven kort [zoals durf] uitspreken. Voorbeeld:<br />
je kunt kleurig wel overdreven lang uitspreken maar niet overdreven kort, dus het<br />
moet met <strong>de</strong> -eu van <strong>de</strong>ur.<br />
• De -r doet <strong>de</strong> [oo] van kook an<strong>de</strong>rs klinken: koor klinkt een beetje als kor(t). De [oo]<br />
klinkt een beetje als een [o]. Als je twijfelt tussen -oor en -or, dan kun je het woord<br />
overdreven lang uitspreken [zoals kóóóór] en overdreven kort [zoals kort], zodat je<br />
hoort of je -oor of -or moet schrijven. Voorbeeld: het is beóóór<strong>de</strong>len en niet<br />
beòr<strong>de</strong>len, dus beoor<strong>de</strong>len is met <strong>de</strong> -oo van kook.<br />
Trainingen<br />
Leerlingen moeten in een zin op <strong>de</strong> luisterwoor<strong>de</strong>n klikken. In die zinnen wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
woor<strong>de</strong>n het en een aangebo<strong>de</strong>n. Deze wor<strong>de</strong>n uitgesproken als ’t en ‘n en het zijn dus geen<br />
luisterwoor<strong>de</strong>n. Veel leerlingen hanteren bij het lezen van het en een <strong>de</strong> spellinguitspraak en<br />
zullen <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n daardoor als luisterwoor<strong>de</strong>n ervaren.<br />
Bespreek met leerlingen het volgen<strong>de</strong>:<br />
- bij het: Je kunt dit een luisterwoord noemen, maar vaak hoor je ’t en geen het.<br />
- bij een: Dit is eigenlijk geen luisterwoord, want je hoort ’n. Als je uitspraak één is, is dit wel<br />
een luisterwoord.<br />
Bij <strong>de</strong> trainingen wor<strong>de</strong>n het en een niet als luisterwoor<strong>de</strong>n beschouwd.<br />
Woor<strong>de</strong>n met inprenttekens zijn geen luisterwoor<strong>de</strong>n. De volgen<strong>de</strong> verklaringen zijn nuttig:<br />
• bijvoorbeeld bij zocht: Dit is geen luisterwoord. Je hoort een [g] en je schrijft geen -g,<br />
maar -ch;<br />
• bijvoorbeeld bij hij, zijn: Dit is geen luisterwoord. Je moet weten welke ij/ei je moet<br />
schrijven;<br />
• bijvoorbeeld bij gehou<strong>de</strong>n: Dit is geen luisterwoord. Je moet weten welke<br />
ou/au/ouw/auw je moet schrijven;<br />
• bijvoorbeeld bij computer: Dit is geen luisterwoord. Je hoort een [k] en je schrijft een<br />
-c. Je hoort een [j] achter <strong>de</strong> -p en die schrijf je niet. Je hoort een [oe] en je schrijft<br />
een -u;<br />
• bijvoorbeeld bij gefeliciteerd: Dit is geen luisterwoord. Je hoort een lange [ee] en je<br />
schrijft één -e. Je hoort een lange [ie] en je schrijft een -i. Je hoort een [s] en je<br />
schrijft een -c. Je hoort een lange [ie] en je schrijft een -i. Je hoort aan het eind een<br />
[t] en je schrijft een -d;<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 24
• bijvoorbeeld bij examenvrees: Dit is geen luisterwoord. Je hoort [ks] en je schrijft –x.<br />
Je hoort een lange [aa] en je schrijft een –a;<br />
• bij -ig en -lijk: Dit is geen luisterwoord. Je hoort een doffe -e- en je schrijft een -i en<br />
een -ij .<br />
Bij <strong>de</strong> regelwoor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> zinnen is het niet nodig <strong>de</strong> regels uitgebreid te bespreken. U kunt<br />
volstaan met het beargumenteren waarom een woord geen luisterwoord is:<br />
• bijvoorbeeld bij koninginnedag: Dit is geen luisterwoord. Je hoort een lange [oo] en<br />
je schrijft één -o (lange klinkerregel). Je hoort in [inne] één [n], maar je schrijft er<br />
twee (korte klinkerregel);<br />
• bijvoorbeeld bij gered: Dit is geen luisterwoord. Je hoort aan het eind een [t] en je<br />
schrijft een -d. U kunt ook aangeven dat werkwoor<strong>de</strong>n altijd met het stappenplan<br />
(dus met regels) gespeld moeten wor<strong>de</strong>n.;<br />
• bijvoorbeeld bij verroeste: Dit is geen luisterwoord. Je hoort in [verroes] één [r],<br />
maar je schrijft er twee;<br />
• bijvoorbeeld bij verbod: Dit is geen luisterwoord. Je hoort aan het eind een [t], maar<br />
je schrijft een -d (verlengingsregel).<br />
Bij <strong>de</strong> slot-n kennen we in Ne<strong>de</strong>rland verschillen<strong>de</strong> varianten: het woord lopen wordt<br />
uitgesproken als [lope], [loopm] en [lopen]. We hebben er voor gekozen <strong>de</strong> slot-n als<br />
luisterklank goed te rekenen, zodat woor<strong>de</strong>n als plaatsen en kin<strong>de</strong>ren luisterwoor<strong>de</strong>n zijn.<br />
2.1.2 -f- of -v- ?<br />
Theorie<br />
Bij veel woor<strong>de</strong>n is het – bij <strong>de</strong> juiste uitspraak van het losse woord – goed te horen of een<br />
-f- of een -v- geschreven moet wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong>ze gevallen is er dus sprake van een eenduidige<br />
klank-tekenkoppeling en kan <strong>de</strong> leerling schrijven wat hij hoort. Soms twijfelen leerlingen<br />
over wat ze horen en dan helpt het om hun <strong>de</strong> twee alternatieven overdreven aan te bie<strong>de</strong>n<br />
of uit te laten spreken: ze kunnen dan meestal goed aangeven welk alternatief <strong>de</strong> juiste<br />
uitspraak is.<br />
Er blijven woor<strong>de</strong>n over waar niet te horen is welke letter geschreven moet wor<strong>de</strong>n.<br />
U kunt <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n laten inprenten. Er zijn ook woor<strong>de</strong>n waarbij u <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong><br />
verklaring kunt geven. In opvallend hoor je een [f]: dat komt door <strong>de</strong> [p] die ervoor staat. In<br />
het grondwoord vallen hoor je wel <strong>de</strong> [v] en op basis van gelijkvormigheid (<strong>de</strong><br />
grondwoordregel) schrijf je dus ook in opvallend een -v.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 25
In bepaal<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n/plaatsen in Ne<strong>de</strong>rland zijn er uitspraakgewoonten die afwijken van<br />
het Standaardne<strong>de</strong>rlands, waardoor er niet geschreven kan wor<strong>de</strong>n wat er gehoord wordt.<br />
De [v] wordt daar uitgesproken als een [f]. In het Gooi wordt <strong>de</strong> [f] nogal eens uitgesproken<br />
met een [v].<br />
Als dit in uw regio geldt, dan zijn er twee mogelijkhe<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> leerling <strong>de</strong> juiste spelling te<br />
leren:<br />
• <strong>de</strong> leerling leert <strong>de</strong> uitspraak van het Standaardne<strong>de</strong>rlands en schrijft vervolgens wat<br />
hij hoort;<br />
• <strong>de</strong> leerling behoudt zijn eigen uitspraak en – als <strong>de</strong> overdreven alternatieven niet<br />
helpen – prent <strong>de</strong> juiste schrijfwijze in.<br />
Trainingen<br />
Bij <strong>de</strong> trainingen wor<strong>de</strong>n zinnen en woor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n, waarin <strong>de</strong> leerling moet invullen<br />
of het woord met een –f of met een –v begint. De zin of het woord wordt schriftelijk<br />
aangebo<strong>de</strong>n en door op <strong>de</strong> toeter te klikken kan <strong>de</strong> leerling <strong>de</strong> zin of het woord hardop laten<br />
uitspreken. Wijs leerlingen erop dat het geen leerren<strong>de</strong>ment heeft om te gokken of er een –f<br />
of een –v moet wor<strong>de</strong>n ingevuld. Het voor zichzelf overdreven uitspreken van <strong>de</strong> twee<br />
varianten is <strong>de</strong> gewenste zoekstrategie.<br />
2.1.3 -s- of -z- ?<br />
Theorie<br />
Net als bij <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n met een -f- of een -v- is bij veel woor<strong>de</strong>n het – bij <strong>de</strong> juiste uitspraak<br />
van het losse woord – goed te horen of een -s- of een -z- geschreven moet wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong>ze<br />
gevallen is er dus sprake van een eenduidige klank-tekenkoppeling en kan <strong>de</strong> leerling<br />
schrijven wat hij hoort. Soms twijfelen leerlingen over wat ze horen en dan helpt het om hun<br />
<strong>de</strong> twee alternatieven overdreven aan te bie<strong>de</strong>n of uit te laten spreken: ze kunnen dan<br />
meestal goed aangeven welk alternatief <strong>de</strong> juiste uitspraak is.<br />
Er blijven woor<strong>de</strong>n over waar niet te horen is welke letter geschreven moet wor<strong>de</strong>n.<br />
U kunt <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n laten inprenten. Er zijn ook woor<strong>de</strong>n waarbij u <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong><br />
verklaring kunt geven. In ontzettend hoor je een [s]: dat komt door <strong>de</strong> [t] die ervoor staat. In<br />
het grondwoord zetten hoor je wel <strong>de</strong> [z] en op basis van gelijkvormigheid (<strong>de</strong><br />
grondwoordregel) schrijf je dus ook in ontzettend een -z.<br />
Bij <strong>de</strong> uitspraakgewoonten kunt u als voorbeeld <strong>de</strong> Amsterdammer noemen die <strong>de</strong> [z] vaak<br />
uitspreekt als een [s]: De zon in <strong>de</strong> zee zien zinken.<br />
Ook <strong>hier</strong> zijn er twee mogelijkhe<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> leerling <strong>de</strong> juiste spelling te leren:<br />
• <strong>de</strong> leerling leert <strong>de</strong> uitspraak van het Standaardne<strong>de</strong>rlands en schrijft vervolgens wat<br />
hij hoort;<br />
• <strong>de</strong> leerling behoudt zijn eigen uitspraak en – als <strong>de</strong> overdreven alternatieven niet<br />
helpen – prent <strong>de</strong> juiste schrijfwijze in.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 26
Trainingen<br />
Bij <strong>de</strong> trainingen wor<strong>de</strong>n zinnen en woor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n, waarin <strong>de</strong> leerling moet invullen<br />
of het woord met een –s of met een –z begint. De zin of het woord wordt schriftelijk<br />
aangebo<strong>de</strong>n en door op <strong>de</strong> toeter te klikken kan <strong>de</strong> leerling <strong>de</strong> zin hardop laten uitspreken.<br />
Wijs leerlingen erop dat het geen leerren<strong>de</strong>ment heeft om te gokken of er een –s of een –z<br />
moet wor<strong>de</strong>n ingevuld. Het voor zichzelf overdreven uitspreken van <strong>de</strong> twee varianten is <strong>de</strong><br />
gewenste zoekstrategie.<br />
2.2 Het schrijven en controleren van luisterwoor<strong>de</strong>n<br />
2.2.1 Het schrijven en controleren van luisterwoor<strong>de</strong>n<br />
Theorie<br />
Het schrijven van luisterwoor<strong>de</strong>n gaat in drie stappen:<br />
Stap 1 Spreek het woord stukje voor stukje uit. Luister goed.<br />
Stap 2 Schrijf het woord stukje voor stukje op.<br />
Stap 3 Controleer het woord met <strong>de</strong> vier vragen:<br />
- Geen letters vergeten?<br />
- Geen letters toegevoegd?<br />
- Geen letters vervangen?<br />
- Alle letters in <strong>de</strong> juiste volgor<strong>de</strong>?<br />
Voor <strong>de</strong> meeste leerlingen is het oefenen met stap 3 voldoen<strong>de</strong>. Het accent ligt <strong>hier</strong> dus op<br />
het controleren; leerlingen kunnen vaak wel <strong>de</strong> klanken en <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke letters<br />
on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n en benoemen, maar schrijven <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n toch niet foutloos op.<br />
Als introductie kunt u <strong>de</strong> leerlingen het on<strong>de</strong>rscheid tussen lettergrepen en klankgroepen<br />
uitleggen. Langere woor<strong>de</strong>n kun je in stukjes ver<strong>de</strong>len. Die stukjes hebben een naam. Het is<br />
handig als je <strong>de</strong>ze namen kent.<br />
• Als je een geschreven woord in stukjes ver<strong>de</strong>elt, noemen we die stukjes<br />
lettergrepen.<br />
Je geeft dat aan met een streepje tussen <strong>de</strong> stukjes: al-bum<br />
• Als je een gesproken woord in stukjes ver<strong>de</strong>elt, noemen we die stukjes<br />
klankgroepen.<br />
Je geeft dat aan met vierkante haken: [al bum].<br />
Het mooie van <strong>de</strong> luisterwoor<strong>de</strong>n is dat <strong>de</strong> lettergrepen precies overeenkomen met <strong>de</strong><br />
klankgroepen. Je kunt dus precies opschrijven wat je hoort.<br />
Trainingen<br />
Er wordt een niet goed gespeld luisterwoord gegeven, dat door op <strong>de</strong> toeter te klikken,<br />
wordt uitgesproken. De leerling moet <strong>de</strong> juiste schrijfwijze typen.<br />
Omdat het accent op controleren ligt, hebben we er bij <strong>de</strong> Trainingen voor gekozen<br />
om expliciet teksten met fouten aan te bie<strong>de</strong>n. Wij vin<strong>de</strong>n dit verantwoord, omdat het <strong>hier</strong><br />
juist gaat om het bevor<strong>de</strong>ren van het probleembewustzijn en <strong>de</strong> aangebo<strong>de</strong>n fouten<br />
dui<strong>de</strong>lijk maken wat <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> controlestappen inhou<strong>de</strong>n.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 27
3 Lange en korte klinkerregel<br />
In dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el gaat het om woor<strong>de</strong>n, waarbij <strong>de</strong> omgeving van <strong>de</strong> klank <strong>de</strong> schrijfwijze<br />
bepaalt. Bij <strong>de</strong>ze regelwoor<strong>de</strong>n gel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> regels van vocaalverenkeling (<strong>de</strong> lange<br />
klinkerregel) en <strong>de</strong> consonantverdubbeling (<strong>de</strong> korte klinkerregel). In <strong>de</strong> Voorbereiding<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n om <strong>de</strong>ze regels toe te passen besproken.<br />
3.1 Voorbereiding<br />
3.1.1 Woor<strong>de</strong>n in klankgroepen ver<strong>de</strong>len<br />
Theorie<br />
Om <strong>de</strong> klinkerregels te kunnen toepassen, moeten leerlingen woor<strong>de</strong>n in klankgroepen<br />
kunnen ver<strong>de</strong>len. De woor<strong>de</strong>n die aangebo<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, zijn niet geheel klankzuivere<br />
woor<strong>de</strong>n, want het is in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>ze oefening immers geen probleem dat er een [t]<br />
gehoord wordt en er een -d- geschreven staat en of er -ei of- ij staat. Vermoe<strong>de</strong>lijk zal het <strong>de</strong><br />
leerlingen niet opvallen.<br />
Trainingen<br />
De leerling hoort een woord en moet dit woord in klankgroepen ver<strong>de</strong>len. Dit doet hij of zij<br />
door het woord over te typen en spaties te plaatsen tussen <strong>de</strong> klankgroepen. Er is bewust<br />
voor gekozen om <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n enkel auditief aan te bie<strong>de</strong>n, omdat het <strong>hier</strong> om klankgroepen<br />
gaat.<br />
3.1.2 On<strong>de</strong>rscheid lange en korte klinker<br />
Theorie<br />
Om <strong>de</strong> klinkerregels te kunnen toepassen, moeten leerlingen het verschil weten tussen <strong>de</strong><br />
lange klinkers (geschreven met twee letters) en <strong>de</strong> korte klinkers (geschreven met één<br />
letter).<br />
Het gaat <strong>hier</strong> nog uitsluitend om <strong>de</strong> schrijfwijze bij <strong>de</strong> luisterwoor<strong>de</strong>n. Dit on<strong>de</strong>rscheid is niet<br />
vanzelfsprekend voor alle leerlingen eenvoudig. In het Curaçaos-, Indisch-, Surinaams-,<br />
Turks- en Marokkaans-Ne<strong>de</strong>rlands vallen korte en lange klinkers, zoals in man en maan,<br />
veelal samen, omdat het verschil in klinkerlengte (eigenlijk in klinkerkwaliteit) in het<br />
Papiaments, Indonesisch, Sranan, Turks en Arabisch niet bestaat. (Zie: N. van <strong>de</strong>r Sijs,<br />
Wereldne<strong>de</strong>rlands. Ou<strong>de</strong> en jonge variëteiten van het Ne<strong>de</strong>rlands. Den Haag: SdU<br />
<strong>Uitgevers</strong> , 2005)<br />
Trainingen<br />
De leerling hoort een woord en moet aangeven of hij of zij een lange of korte klinker hoort.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 28
3.2 Lange en korte klinkerregel<br />
Uitgangspunt voor <strong>de</strong> Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling is dat leerlingen weten dat<br />
gespel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n in drie hoofdgroepen te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n zijn: luisterwoor<strong>de</strong>n,<br />
regelwoor<strong>de</strong>n en inprentwoor<strong>de</strong>n.<br />
Bij <strong>de</strong> luisterwoor<strong>de</strong>n kan <strong>de</strong> leerling schrijven wat hij hoort: <strong>de</strong> lettergrepen en <strong>de</strong><br />
klankgroepen komen overeen. Bij <strong>de</strong> lange en korte klinkerregel gaat <strong>de</strong> leerling oefenen<br />
met woor<strong>de</strong>n die geen luisterwoor<strong>de</strong>n zijn, maar met een bepaald type regelwoor<strong>de</strong>n. Maak<br />
het verband met <strong>de</strong> luisterwoor<strong>de</strong>n dui<strong>de</strong>lijk. Ook <strong>hier</strong> is namelijk het goed luisteren naar <strong>de</strong><br />
klankgroepen een vereiste. Dat is nodig bij het goed toepassen van <strong>de</strong> regels.<br />
3.2.1 Lange en korte klinkerregel<br />
Theorie<br />
Veel leerlingen hebben dit type woor<strong>de</strong>n leren spellen met behulp van lettergrepen. Zij<br />
leer<strong>de</strong>n – ten onrechte – bijvoorbeeld ‘Je schrijft bruggen met twee g’s, omdat het brug-gen<br />
is’.<br />
Er zullen dus leerlingen zijn die ervan overtuigd moeten wor<strong>de</strong>n dat je in steppen één<br />
[p] hoort, ook al schrijf je er twee. Dit is een voorwaar<strong>de</strong> om succesvol met <strong>de</strong> aanpak van<br />
<strong>de</strong> Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling te werken. We gaan bij het aanleren van <strong>de</strong> regels<br />
namelijk uit van <strong>de</strong> klankgroep: <strong>de</strong> leerling moet goed naar het woord luisteren en het in (<strong>de</strong><br />
juiste) gesproken stukjes kunnen ver<strong>de</strong>len.<br />
Wanneer een leerling niet gelooft dat er slechts één me<strong>de</strong>klinker gehoord wordt, dan<br />
kunt u het woord als een soort operazanger voor (laten) zingen. Dan wordt dui<strong>de</strong>lijk dat we<br />
nooit [brugggggg] [gen] zingen en zeggen, maar [bruh] [gen] met één -g.<br />
De klankgroepen zijn dus an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> lettergrepen en in het stappenplan wordt<br />
dui<strong>de</strong>lijk gemaakt wanneer <strong>de</strong> lange klinkerregel (als <strong>de</strong> klankgroep eindigt op een lange<br />
klinker) en wanneer <strong>de</strong> korte klinkerregel (als <strong>de</strong> klankgroep eindigt op een korte klinker)<br />
moet wor<strong>de</strong>n toegepast. Dergelijke ALS-DAN-re<strong>de</strong>neringen wor<strong>de</strong>n, naast <strong>de</strong><br />
stappenplannen, zo vaak als mogelijk toegepast in <strong>de</strong> Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling.<br />
Wijs <strong>de</strong> leerlingen expliciet op die ALS-DAN-structuur.<br />
Het kan zijn dat een leerling ook fouten maakt als allbum en rittsen, hypercorrecties van <strong>de</strong><br />
korte klinkerregel. Bespreek dan het volgen<strong>de</strong>:<br />
De regel is dat er twee me<strong>de</strong>klinkers moeten komen na een korte klank. Als er al twee<br />
me<strong>de</strong>klinkers staan zoals in album en ritsen, dan hoeft <strong>de</strong> regel dus niet meer toegepast te<br />
wor<strong>de</strong>n.<br />
Bij sommige leerlingen zal het nodig zijn ook <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n waarbij <strong>de</strong> regel<br />
niet toegepast hoeft te wor<strong>de</strong>n, te bespreken:<br />
• na een doffe klinker: kwispelen, overige, lelijke<br />
• na een tweetekenklank: voeten<br />
De doffe klinker en <strong>de</strong> tweetekenklank zijn immers geen korte of lange klinkers. Woor<strong>de</strong>n als<br />
haviken, monniken en viezeriken zijn lastig. Formeel is <strong>hier</strong> geen sprake van een korte [i],<br />
hoewel veel mensen wel een [i] uitspreken, maar van een sjwa. Die sjwa verklaart <strong>de</strong> enkele<br />
me<strong>de</strong>klinker erna.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 29
Trainingen<br />
Net als bij <strong>de</strong> werkwoordspelling wor<strong>de</strong>n Trainingen in drie fases gegeven. Bij Training 1<br />
moeten <strong>de</strong> leerlingen alle stappen van <strong>de</strong> regel in het stappenplan doorlopen voor ze <strong>de</strong><br />
juiste schrijfwijze kunnen typen. Bij Training 2 gebruiken ze het verkorte plan en klikken ze<br />
alleen op het juiste ‘schrijfblok’. Als dit goed gaat, kunnen ze <strong>de</strong> juiste schrijfwijze typen.<br />
Gaat dit niet goed, dan gaan ze terug naar Training 1 en wordt het hele stappenplan<br />
doorlopen. Bij <strong>de</strong> Training 3 typen ze direct <strong>de</strong> juiste schrijfwijze.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 30
4 Samengestel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />
4.1 Verlengingsregel<br />
4.1.1 Verlengingsregel<br />
Theorie<br />
Bij <strong>de</strong>ze groep regelwoor<strong>de</strong>n moet er – net als bij <strong>de</strong> klinkerregels – goed geluisterd wor<strong>de</strong>n<br />
en moeten leerlingen weten wanneer ze <strong>de</strong> verlengingsregel moeten toepassen. Als ze aan<br />
het eind van een woord een [t] of een [p] horen, moeten ze <strong>de</strong> verlengingsregel gebruiken<br />
om te beslissen of ze een -t- of -d-, -p- of -b- moeten schrijven. Wijs leerlingen ook <strong>hier</strong><br />
expliciet op <strong>de</strong> ALS-DAN-structuur. Hier wordt uitsluitend geoefend met <strong>de</strong> verlengingsregel<br />
aan het eind van een woord. Formeel hoort dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el dus niet thuis bij <strong>de</strong><br />
samengestel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n.<br />
Bij <strong>de</strong> samengestel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n/aaneenschrijven wordt er op gewezen dat <strong>de</strong><br />
verlengingsregel ook aan het eind van een grondwoord toegepast moet wor<strong>de</strong>n. Benadruk<br />
dat <strong>de</strong> verlengingsregel niet gebruikt moet wor<strong>de</strong>n bij werkwoordsvormen. Leerlingen leren<br />
<strong>de</strong> werkwoordsvormen te spellen met behulp van een stappenplan. In dat stappenplan komt<br />
het verlengen van een woord wel voor om tot <strong>de</strong> juiste spelling te komen, namelijk bij <strong>de</strong><br />
spelling van het voltooid <strong>de</strong>elwoord op -t of -d. Omdat leerlingen <strong>de</strong> verlengingsregel bij<br />
werkwoor<strong>de</strong>n ook op het verkeer<strong>de</strong> moment gebruiken (‘het gebeurd’, want het is<br />
‘gebeur<strong>de</strong>’) is er voor gekozen om <strong>de</strong> werkwoordspelling apart aan te leren en geen enkele<br />
koppeling te maken met <strong>de</strong> verlengingsregel waar het <strong>de</strong> -t of -d betreft.<br />
Bij werkwoor<strong>de</strong>n met een [p] aan het ein<strong>de</strong> kan <strong>de</strong> verlengingsregel wel gebruikt<br />
wor<strong>de</strong>n, vergelijk tobt en topt. U kunt zelf beslissen of u dit met uw leerlingen bespreekt.<br />
Er wordt geen aandacht besteed aan korte woordjes op -t die niet verlengd kunnen wor<strong>de</strong>n,<br />
zoals het, met en tot. Deze wor<strong>de</strong>n waarschijnlijk vanzelf goed geschreven. Een woord als<br />
club kan niet verlengd wor<strong>de</strong>n en moet dus ingeprent wor<strong>de</strong>n.<br />
Trainingen<br />
Om <strong>de</strong> juiste letter aan te vullen aan het eind van een woord, moet <strong>de</strong> leerling eerst<br />
aangeven welke klank gehoord wordt als <strong>de</strong> verlengingsregel wordt toegepast. Vervolgens<br />
kan <strong>de</strong> letter getypt wor<strong>de</strong>n.<br />
4.2 Aaneenschrijven<br />
Inleiding<br />
Kenmerk van samengestel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n is dat ze aan elkaar geschreven moeten wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong><br />
praktijk wor<strong>de</strong>n <strong>hier</strong> veelvuldig fouten mee gemaakt. Om die re<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> overkoepelen<strong>de</strong><br />
titel van dit type woor<strong>de</strong>n ‘aaneenschrijven’.<br />
De samenstellingen (samengestel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n die alleen uit grondwoor<strong>de</strong>n bestaan)<br />
en <strong>de</strong> afleidingen (samengestel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n die uit grondwoor<strong>de</strong>n, voor- en/of<br />
achtervoegsels bestaan) wor<strong>de</strong>n als aparte on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len besproken, omdat <strong>de</strong> regels die<br />
toegepast moeten wor<strong>de</strong>n, verschillend zijn. Voor alle samengestel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n geldt dat<br />
niet zon<strong>de</strong>r meer geschreven kan wor<strong>de</strong>n wat je hoort, maar dat op <strong>de</strong> opbouw van het<br />
woord gelet moet wor<strong>de</strong>n.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 31
4.2.1 Aaneenschrijven alleen grondwoor<strong>de</strong>n<br />
Theorie<br />
Zowel in <strong>de</strong> theorie als in <strong>de</strong> Trainingen wor<strong>de</strong>n <strong>hier</strong> alleen woor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n waarin er<br />
verschil is tussen <strong>de</strong> uitspraak en <strong>de</strong> schrijfwijze ten gevolge van assimilatie (jaszak) en<br />
geminaat<strong>de</strong>lging (het verdwijnen van één van twee opeenvolgen<strong>de</strong> klanken: vuurrood). De<br />
verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len in <strong>de</strong> samenstelling moeten net zo geschreven wor<strong>de</strong>n als<br />
wanneer ze los voorkomen. Er moet dus gelet wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> opbouw van het woord. U kunt<br />
<strong>de</strong>ze regel <strong>de</strong> grondwoordregel noemen. Benadruk expliciet dat <strong>de</strong>rgelijke woor<strong>de</strong>n<br />
aaneengeschreven moeten wor<strong>de</strong>n.<br />
Trainingen<br />
De leerling krijgt auditief een aantal woor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n, die hij of zij moet intypen. Er<br />
wor<strong>de</strong>n alleen samenstellingen aangebo<strong>de</strong>n waarvan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len net zo gespeld moeten<br />
wor<strong>de</strong>n als wanneer ze los voorkomen. De leerling typt niet het hele woord, maar alleen het<br />
<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> samenstelling waar verschil is tussen uitspraak en spelling.<br />
4.2.2 Aaneenschrijven grondwoor<strong>de</strong>n met tussen-s<br />
Theorie<br />
Er wordt uitsluitend aandacht besteed aan <strong>de</strong> niet-hoorbare tussen-s. We gaan niet in op <strong>de</strong><br />
vrijheid die er in bepaal<strong>de</strong> gevallen is voor het gebruiken van een hoorbare tussen-s. Er is in<br />
het Ne<strong>de</strong>rlands ruimte voor uitspraakverschillen. Sommige woor<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> ene<br />
taalgebruiker met en door <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re taalgebruiker zon<strong>de</strong>r tussenklank [s] uitgesproken:<br />
spellingprobleem en spellingsprobleem.<br />
Ook wordt er in <strong>de</strong> Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling geen aandacht besteed aan<br />
het volgen<strong>de</strong>: soms is er een verschil in betekenis tussen een combinatie met en een<br />
combinatie zon<strong>de</strong>r tussen-s. Een zusterschool is een verwante school en een zustersschool is<br />
een nonnenschool.<br />
Trainingen<br />
De leerling krijgt schriftelijk twee grondwoor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n, waarvan hij of zij een<br />
samenstelling moet maken met behulp van <strong>de</strong> tussen-s. Er wor<strong>de</strong>n ook grondwoor<strong>de</strong>n<br />
aangebo<strong>de</strong>n waarvan <strong>de</strong> samenstelling tot stand komt zon<strong>de</strong>r tussen-s.<br />
4.2.3 aneenschrijven grondwoor<strong>de</strong>n met voorvoegsels en/of achtervoegsels<br />
Theorie<br />
Ook <strong>hier</strong> wor<strong>de</strong>n uitsluitend woor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n waarin er verschil is tussen <strong>de</strong> uitspraak<br />
en <strong>de</strong> schrijfwijze.<br />
Trainingen<br />
De leerling krijgt auditief een grondwoord met voor- en / of achtervoegsel aangebo<strong>de</strong>n, die<br />
hij of zij moet intypen. Leerlingen moeten attent zijn op verschillen in uitspraak en<br />
schrijfwijze ten gevolge van assimilatie en geminaat<strong>de</strong>lging en op <strong>de</strong> verlengingsregel in het<br />
grondwoord. Ook moeten ze attent zijn op <strong>de</strong> klinkerregels.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 32
4.2.4 Aaneenschrijven grondwoor<strong>de</strong>n met tussenletters -e/-en<br />
Theorie<br />
Voor het schrijven van <strong>de</strong>ze samenstellingen bestaat een hoofdregel met drie uitsluitingen<br />
(gevallen waarin we <strong>de</strong> hoofdregel niet toepassen) en drie uitzon<strong>de</strong>ringen. Op dit niveau<br />
(1F/2F) wor<strong>de</strong>n alleen <strong>de</strong> hoofdregel en één uitzon<strong>de</strong>ring aangebo<strong>de</strong>n. U kunt <strong>de</strong> leerling <strong>de</strong><br />
volgen<strong>de</strong> tip geven, die niet in het theoriescherm wordt aangebo<strong>de</strong>n. Wanneer het eerste <strong>de</strong>el<br />
van <strong>de</strong> <strong>de</strong> samenstelling <strong>de</strong> stam van een werkwoord is, gaat <strong>de</strong> hoofdregel niet op. Het antwoord op<br />
<strong>de</strong> vraag 'Is het eerste grondwoord een zelfstandig naamwoord?' is dan dus 'nee'.<br />
Trainingen<br />
De leerling hoort een samenstelling met tussenletters -e / -en en typt <strong>de</strong>ze in.<br />
4.2.5 Aaneenschrijven grondwoor<strong>de</strong>n met achtervoegsel en tussenletter -e<br />
Theorie<br />
De regel is dat we nooit -en als tussenletter in een afleiding schrijven, behalve in sommige<br />
gevallen voor <strong>de</strong> achtervoegsels -achtig, -schap en -dom. Als het grondwoord eindigt op een<br />
-n, dan wordt die behou<strong>de</strong>n.<br />
De Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling besteedt op dit niveau geen aandacht aan <strong>de</strong><br />
gevallen met <strong>de</strong> achtervoegsels -achtig, -schap en -dom.<br />
De aanwijzing om op <strong>de</strong> klinkerregels te letten is, wanneer <strong>de</strong> gehele afleiding gegeven is,<br />
een algemene. Wanneer besproken wordt hoe een <strong>de</strong>rgelijk samengesteld woord gevormd<br />
wordt met een grondwoord en een achtervoegsel (bijvoorbeeld opzet + -lijk), wordt <strong>de</strong><br />
aanwijzing explicieter.<br />
Trainingen<br />
De leerling hoort een samenstelling met achtervoegsel en tussenletter -e en typt <strong>de</strong>ze in.<br />
4.3 Verkleinwoor<strong>de</strong>n<br />
4.3.1 Verkleinwoor<strong>de</strong>n<br />
Theorie<br />
Voorwaar<strong>de</strong> om <strong>de</strong> theorie over <strong>de</strong> verkleinwoor<strong>de</strong>n goed te begrijpen is kennis van <strong>de</strong><br />
lange en <strong>de</strong> korte klinkerregel en <strong>de</strong> verlengingsregel. Hoewel we bij <strong>de</strong> luisterwoor<strong>de</strong>n en<br />
<strong>de</strong> klinkerregels <strong>de</strong> [ie] geen lange klank noemen, doen we dat <strong>hier</strong> wel om het voor <strong>de</strong><br />
leerling zo eenvoudig mogelijk te hou<strong>de</strong>n.<br />
Ook <strong>hier</strong> zijn <strong>de</strong> regels in een stappenplan gezet, zodat leerlingen <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nering stapsgewijs<br />
kunnen maken, waarmee <strong>de</strong> kans op fouten afneemt.<br />
Trainingen<br />
De leerling krijgt auditief een woord aangebo<strong>de</strong>n, waarvan het verkleinwoord ingetypt moet<br />
wor<strong>de</strong>n.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 33
5 Inprentwoor<strong>de</strong>n<br />
Inleiding<br />
Inprentwoor<strong>de</strong>n zijn woor<strong>de</strong>n die niet via <strong>de</strong> klank of met behulp van regels gespeld kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n. De informatie over <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n moeten spellers in hun geheugen opslaan en<br />
weer kunnen oproepen als dat nodig is. Daarbij gebruiken spellers soms uiteenlopen<strong>de</strong><br />
hulpstrategieën als <strong>de</strong> spellinguitspraak (<strong>de</strong> ‘faute’ uil) en gebruikmaken van <strong>de</strong> betekenis<br />
(peil-pijl).<br />
Om leerlingen te helpen <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n te leren zijn verschillen<strong>de</strong> inprenttechnieken<br />
en tips te geven. Op niveau 1F/2F van <strong>de</strong> Trainer Basisvaardighe<strong>de</strong>n Spelling wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
inprentwoor<strong>de</strong>n uitsluitend getraind via flitsen en natypen. De inprentwoor<strong>de</strong>n komen voor<br />
het grootste <strong>de</strong>el uit <strong>de</strong> Trainingen bij <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len die op niveau 1F/2F<br />
aangebo<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Aan <strong>de</strong> betekenis ervan wordt geen aandacht besteed. Uiteraard<br />
vin<strong>de</strong>n wij dat woor<strong>de</strong>n waarvan <strong>de</strong> spelling aangeleerd wordt, ook bekend moeten zijn qua<br />
betekenis. Het is belangrijk daar in <strong>de</strong> lessen aandacht aan te beste<strong>de</strong>n.<br />
De spelling van inprentwoor<strong>de</strong>n wordt bepaald door <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis of <strong>de</strong> herkomst ervan.<br />
Bij inprentwoor<strong>de</strong>n uit een vroegere taalfase is het verband tussen <strong>de</strong> toenmalige uitspraak<br />
en <strong>de</strong> spelling verloren gegaan. Vroeger was er een dui<strong>de</strong>lijk verschil in uitspraak tussen ei/ ij<br />
en au/ou. Nu is dat verschil er niet meer. De oorspronkelijke spelling is wel gehandhaafd en<br />
moet dus ingeprent wor<strong>de</strong>n.<br />
An<strong>de</strong>re culturen hebben altijd invloed gehad op onze taal. Er zijn woor<strong>de</strong>n letterlijk<br />
overgenomen en er zijn vreem<strong>de</strong> klanken ‘vertaald’ naar ons eigen alfabet en klanksysteem.<br />
Dit heeft ertoe geleid dat er vaak geen verband is tussen <strong>de</strong> uitspraak en <strong>de</strong> spelling.<br />
Deze twee typen inprentwoor<strong>de</strong>n zijn terug te vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> twee on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />
Inprentwoor<strong>de</strong>n uit het Ne<strong>de</strong>rlands en inprentwoor<strong>de</strong>n uit een an<strong>de</strong>re taal. Deze in<strong>de</strong>ling is<br />
dus gebaseerd op etymologie. Soms is een woord (bijvoorbeeld puberteit) in een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
terecht gekomen om het voor leerlingen eenvoudig te hou<strong>de</strong>n en niet op basis van <strong>de</strong><br />
etymologie.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 34
6 Hoofdletters, leestekens en woordtekens<br />
Inleiding<br />
In dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el wor<strong>de</strong>n regels voor het schrijven hoofletters, leestekens en woordtekens<br />
behan<strong>de</strong>ld. We bie<strong>de</strong>n <strong>hier</strong>on<strong>de</strong>r voor elk on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>de</strong> theorie op een twee<strong>de</strong> manier aan.<br />
U kunt zelf kiezen of u <strong>de</strong> meer tekstuele versie uit <strong>de</strong> digitale Trainer behan<strong>de</strong>lt of liever <strong>de</strong><br />
schema's <strong>hier</strong>on<strong>de</strong>r neemt.<br />
De Trainingen van het on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el Hoofdletters, leestekens en woordtekens bestaan<br />
steeds uit een zin overtypen. In <strong>de</strong> overgetypte zin moeten hoofdletters, leestekens en<br />
woordtekens op <strong>de</strong> juiste plek staan en juist gebruikt zijn. De Trainingen wor<strong>de</strong>n <strong>hier</strong>on<strong>de</strong>r<br />
niet behan<strong>de</strong>ld.<br />
6.1 Hoofdletters<br />
6.1.1 Hoofdletters in een woord<br />
Theorie<br />
In <strong>de</strong> theorie wordt uitgelegd wanneer een woord met een hoofdletter of met hoofdletters<br />
wordt geschreven. U vindt <strong>hier</strong>on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> theorie in een schema weergegeven:<br />
Wanneer begint een woord<br />
met een hoofdletter?<br />
Persoonsnamen Aardrijkskundige namen Namen van feestdagen,<br />
merken, titels van boeken<br />
en films, bedrijven en<br />
historische gebeurtenissen<br />
Voornamen, voorletters/<br />
initialen en achternamen<br />
Voorbeel<strong>de</strong>n<br />
Najib Amhali, Jan Smit, Ali B.,<br />
A.M. Wolters<br />
Let op bij tussenvoegsels:<br />
Jan <strong>de</strong> Wit, J. <strong>de</strong> Wit, Ans<br />
Blom-<strong>de</strong> Wit,<br />
maar De Wit, meneer De Wit<br />
(1)<br />
Plaatsen, streken, lan<strong>de</strong>n,<br />
bergen, rivieren,<br />
woestijnen, hemellichamen<br />
Voorbeel<strong>de</strong>n<br />
Amsterdam, Ne<strong>de</strong>rland,<br />
Mount Everest, Maas,<br />
Sahara, Poolster<br />
Let op:<br />
Zuid-Frankrijk, maar het<br />
zui<strong>de</strong>n van Frankrijk<br />
(2)<br />
Voorbeel<strong>de</strong>n<br />
Pasen, Suikerfeest,<br />
Moe<strong>de</strong>rdag<br />
Coca-Cola, Nike, Merce<strong>de</strong>s<br />
Oorlogswinter,<br />
<strong>Noordhoff</strong>, Ajax<br />
Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog<br />
Let op:<br />
Pasen, maar paasei<br />
Kerstmis, maar kerstboom<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 35
Tip (1) Bij tussenvoegsel in namen (zoals <strong>de</strong>, van <strong>de</strong> ) schrijven we geen hoofdletter als er<br />
voor het tussenvoegsel een voornaam, voorletter of achternaam staat: Jan <strong>de</strong> Wit, J. <strong>de</strong> Wit,<br />
Ans Blom- <strong>de</strong> Wit. We schrijven wel een hoofdletter als er voor het tussenvoegsel niets staat<br />
of mevrouw/meneer: De Wit, meneer De Wit.<br />
Tip (2) De vier windstreken schrijven we met een kleine letter: noor<strong>de</strong>n, oosten, zui<strong>de</strong>n en<br />
westen.<br />
Als het om een gebied of een aardrijkskundige naam gaat, schrijven we een hoofdletter: het<br />
Zui<strong>de</strong>n van Europa, Zuid-Frankrijk.<br />
6.1.2 Hoofdletters in een zin<br />
Theorie<br />
In <strong>de</strong> theorie wordt uitgelegd wanneer hoofdletters in een zin gebruikt wor<strong>de</strong>n. U vindt<br />
<strong>hier</strong>on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> theorie in een schema weergegeven:<br />
Schrijf het eerste woord van een zin met een hoofdletter. Een zin begint met een<br />
hoofdletter en eindigt met een punt.<br />
Uitzon<strong>de</strong>ring 1 Uitzon<strong>de</strong>ring 2<br />
ALS ALS<br />
Als het eerste woord van <strong>de</strong> zin<br />
met een apostrof begint,<br />
DAN<br />
dan schrijf je het twee<strong>de</strong><br />
woord met een hoofdletter.<br />
‘k Begrijp <strong>hier</strong> niets van.<br />
’t Is een heel slechte wedstrijd.<br />
Als <strong>de</strong> zin begint met een cijfer of<br />
symbool,<br />
DAN<br />
dan schrijf je geen hoofdletter.<br />
20 vandalen wer<strong>de</strong>n<br />
gearresteerd.<br />
+ is het teken voor optellen.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 36
6.2 Leestekens<br />
6.2.1 Punt, komma en dubbele punt<br />
Theorie<br />
In <strong>de</strong> theorie wordt uitgelegd wanneer <strong>de</strong> punt, <strong>de</strong> komma en dubbele punt gebruikt<br />
wor<strong>de</strong>n. U vindt <strong>hier</strong>on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> theorie in een schema weergegeven:<br />
wel<br />
gebruiken<br />
Leestekens in zinnen<br />
punt. komma, dubbele punt:<br />
1 Aan het eind van een<br />
zin.<br />
2 Bij afkortingen.<br />
Voorbeel<strong>de</strong>n<br />
De coach spreekt het<br />
team toe.<br />
J.A. Smit, enz., blz.<br />
niet<br />
gebruiken<br />
Schrijf bij afkortingen<br />
die als een woord<br />
wor<strong>de</strong>n uitgesproken<br />
geen punt:<br />
TROS, NAVO, havo<br />
wel<br />
gebruiken<br />
In lange zinnen:<br />
1 Tussen twee persoonsvormen.<br />
2 In opsommingen, maar niet voor<br />
en.<br />
3 Na een aanhef boven een brief.<br />
4 Voor en/of na een aanspreking of<br />
uitroep.<br />
Voorbeel<strong>de</strong>n<br />
1 Als je goed richt, maak je een<br />
doelpunt.<br />
2 De beste spelers zijn: Achmed,<br />
Richard, Ali en Jan.<br />
3 Geachte heer,<br />
4 Hé, kun je me even helpen, Ton?<br />
niet<br />
gebruiken<br />
Schrijf in korte zinnen tussen twee<br />
persoonsvormen geen komma:<br />
Wie dit leest is gek.<br />
wel<br />
gebruiken<br />
1 Bij een opsomming.<br />
2 Bij een toelichting, uitleg.<br />
3 Bij een citaat en <strong>de</strong> directe<br />
re<strong>de</strong>. (1)<br />
Voorbeel<strong>de</strong>n<br />
1 Op zaterdag eten we<br />
lekker: frites, kroket en ijs.<br />
2 Esmee is <strong>de</strong> leukste<br />
leerling van <strong>de</strong> klas: zij is<br />
altijd aardig.<br />
3 De leraar zei: ‘Pak allemaal<br />
jullie boek.’<br />
LET OP<br />
Na een dubbele punt schrijf<br />
je meestal geen hoofdletter.<br />
Wel een hoofdletter bij <strong>de</strong><br />
directe re<strong>de</strong> na het<br />
aanhalingsteken.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 37
Tip (1) De directe re<strong>de</strong> wil zeggen dat je <strong>de</strong> zin precies zo (letterlijk) opschrijft wat iemand<br />
zegt of zei.<br />
Voorbeeld: Toen zei ze tegen hem: ‘Ik wil je nooit meer zien.’<br />
We noemen het <strong>de</strong> indirecte re<strong>de</strong> als we het niet letterlijk zeggen.<br />
Voorbeeld: Toen zei ze tegen hem dat ze hem nooit meer wil<strong>de</strong> zien.<br />
6.2.2 Vraagteken en uitroepteken<br />
Theorie<br />
In <strong>de</strong> theorie wordt uitgelegd wanneer het vraagteken en het uitroepteken gebruikt wor<strong>de</strong>n.<br />
U vindt <strong>hier</strong>on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> theorie in een schema weergegeven:<br />
Leestekens in zinnen<br />
vraagteken? uitroepteken!<br />
wel<br />
gebruiken<br />
Aan het eind van een letterlijk gestel<strong>de</strong><br />
vraag, dus ook bij <strong>de</strong> directe re<strong>de</strong>. (1)<br />
Voorbeel<strong>de</strong>n<br />
In welk team speel jij?<br />
Ze vroeg: ‘In welk team speel jij?’<br />
niet<br />
gebruiken<br />
Let op:<br />
Bij <strong>de</strong> indirecte re<strong>de</strong> geen vraagteken:<br />
Ze vroeg in welk team hij speelt.<br />
wel<br />
gebruiken<br />
Aan het eind van een (zin met een) bevel of<br />
uitroep.<br />
Voorbeel<strong>de</strong>n<br />
Doorlopen!<br />
Wat een geweldig resultaat!<br />
niet<br />
gebruiken<br />
Let op:<br />
Zet niet meer dan één uitroepteken.<br />
*Doe dit dus niet!!!<br />
Tip (1) De directe re<strong>de</strong> wil zeggen dat je <strong>de</strong> zin precies zo (letterlijk) opschrijft wat iemand<br />
zegt of zei.<br />
Voorbeeld: Toen zei ze tegen hem: ‘Ik wil je nooit meer zien.’<br />
We noemen het <strong>de</strong> indirecte re<strong>de</strong> als we het niet letterlijk zeggen.<br />
Voorbeeld: Toen zei ze tegen hem dat ze hem nooit meer wil<strong>de</strong> zien.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 38
6.2.3 Aanhalingstekens<br />
Theorie<br />
In <strong>de</strong> theorie wordt uitgelegd wanneer <strong>de</strong> aanhalingstekens gebruikt wor<strong>de</strong>n. U vindt<br />
<strong>hier</strong>on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> theorie in een schema weergegeven:<br />
wel<br />
gebruiken<br />
Bij een citaat en <strong>de</strong> directe<br />
re<strong>de</strong>: (1)<br />
Voorbeeld<br />
De trainer riep: ‘Jullie<br />
moeten eerst drie rondjes<br />
om het veld.’<br />
niet<br />
gebruiken<br />
Bij gedachten geen<br />
aanhalingstekens:<br />
Esmee dacht: ik wou dat <strong>de</strong><br />
les afgelopen was.<br />
Leestekens in zinnen<br />
‘aanhalingstekens’<br />
wel<br />
gebruiken<br />
Als iets an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong><br />
normale betekenis bedoeld<br />
wordt:<br />
Voorbeeld<br />
De met 6-0 verloren<br />
wedstrijd is een ‘prachtig’<br />
resultaat.<br />
wel<br />
gebruiken<br />
Om <strong>de</strong> betekenis van een<br />
woord of uitdrukking te<br />
omschrijven:<br />
Voorbeeld<br />
Het woord nota betekent<br />
on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re ‘rekening’.<br />
Tip (1) De directe re<strong>de</strong> wil zeggen dat je <strong>de</strong> zin precies zo (letterlijk) opschrijft wat iemand<br />
zegt of zei.<br />
Voorbeeld: Toen zei ze tegen hem: ‘Ik wil je nooit meer zien.’<br />
We noemen het <strong>de</strong> indirecte re<strong>de</strong> als we het niet letterlijk zeggen.<br />
Voorbeeld: Toen zei ze tegen hem dat ze hem nooit meer wil<strong>de</strong> zien.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 39
6.3 Woordtekens<br />
6.3.1 Afbreekteken en weglatingsteken<br />
Theorie<br />
In <strong>de</strong> theorie wordt uitgelegd wanneer het afbreekteken en het weglatingsteken gebruikt<br />
wor<strong>de</strong>n. U vindt <strong>hier</strong>on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> theorie in een schema weergegeven:<br />
Tekens in een woord<br />
afbreekteken weglatingsstreepje-<br />
Een afbreekteken is een liggend streepje (-)<br />
binnen een woord op het eind van een<br />
volgeschreven regel om aan te geven dat het<br />
woord op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> regel ver<strong>de</strong>r gaat. Je<br />
kunt het beste woor<strong>de</strong>n niet afbreken, maar<br />
een nieuw woord gewoon op een nieuwe<br />
regel beginnen.<br />
wel<br />
gebruiken<br />
Bij weglating van een <strong>de</strong>el van een woord.<br />
Voorbeeld<br />
in- en uitvoer<br />
niet<br />
gebruiken<br />
Gebruik geen weglatingsstreepje als er een<br />
heel woord in een zin is weggelaten.<br />
Voorbeeld<br />
Het proefwerk is te moeilijk, maar telt toch<br />
mee.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 40
6.3.2 Koppelteken<br />
Theorie<br />
In <strong>de</strong> theorie wordt uitgelegd wanneer het koppelteken gebruikt wordt. U vindt <strong>hier</strong>on<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> theorie in een schema weergegeven:<br />
Om<br />
uitspraakproblemen<br />
te voorkomen<br />
tussen<br />
grondwoor<strong>de</strong>n:<br />
(1)<br />
Voorbeeld<br />
gala-avond<br />
havo-opleiding<br />
Bij<br />
klinkerbotsing<br />
voor het<br />
achtervoegsel<br />
-achtig<br />
Voorbeeld<br />
maffia-achtig<br />
Tekens in een woord<br />
Koppelteken -<br />
In <strong>de</strong> naam van<br />
getrouw<strong>de</strong><br />
vrouwen:<br />
Voorbeeld<br />
Mevrouw<br />
Jansen-<strong>de</strong> Wit<br />
In<br />
samengestel<strong>de</strong><br />
woor<strong>de</strong>n na<br />
adjunct-,<br />
assistant-, chef-,<br />
leerling-,<br />
meester-, ex-,<br />
niet-, oud-, non-<br />
, Sint -(of St.)<br />
Voorbeeld<br />
chef-kok<br />
ex-man<br />
niet-roker<br />
In<br />
samengestel<strong>de</strong><br />
woor<strong>de</strong>n voor<br />
of na een letter,<br />
cijfer of<br />
symbool:<br />
Voorbeeld<br />
tussen-s<br />
80-jarige<br />
+-teken<br />
Tip (1) Bij na-apen is er klinkerbotsing: omdat aa bestaat, moet er een streepje tussen <strong>de</strong> a<br />
en <strong>de</strong> a gezet wor<strong>de</strong>n, zodat dui<strong>de</strong>lijk wordt dat ze bij verschillen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n horen.<br />
Zon<strong>de</strong>r koppelteken is er uitspraakverwarring.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 41
6.3.3 Trema<br />
Theorie<br />
In <strong>de</strong> theorie wordt uitgelegd wanneer het trema gebruikt wordt. U vindt <strong>hier</strong>on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
theorie in een schema weergegeven:<br />
Gebruik trema om uitspraakverwarring te voorkomen.<br />
klinkerbotsing<br />
tussen grondwoor<strong>de</strong>n in een woord of tussen grondwoord en voorvoegsel of<br />
achtervoegsel<br />
Schrijf koppelteken - wel<br />
Voorbeeld: na-apen gebruiken<br />
(Kijk bij koppelteken)<br />
Schrijf trema ¨ om uitspraakverwarring te voorkomen.<br />
Voorbeeld<br />
poëzie, beïnvloe<strong>de</strong>n<br />
wel<br />
gebruiken<br />
Schrijf een trema bij klinkerbotsing in getallen:<br />
Voorbeeld<br />
drieëntwintig, tweeëntachtig<br />
niet<br />
gebruiken<br />
Geen trema op eerste letter van <strong>de</strong> combinaties: -au, -ou, -oe,<br />
-ui en –ij:<br />
Voorbeeld<br />
geautomatiseerd, beoefenen<br />
niet<br />
gebruiken<br />
Geen trema op bepaal<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n:<br />
Voorbeeld<br />
museum, petroleum<br />
Leer <strong>de</strong>ze uit je hoofd!<br />
niet<br />
gebruiken<br />
Geen trema als er drie of meer klinker achter elkaar staan<br />
Voorbeeld<br />
keien, essentieel<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 42
6.3.4 Apostrof<br />
Theorie<br />
In <strong>de</strong> theorie wordt uitgelegd wanneer <strong>de</strong> apostrof gebruikt wordt. U vindt <strong>hier</strong>on<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> theorie in een schema weergegeven:<br />
Op <strong>de</strong> plaats van<br />
een weggelaten<br />
letter of letters:<br />
Voorbeeld<br />
m’n vriendin<br />
(mijn)<br />
’t is (het)<br />
’s avonds (<strong>de</strong>s)<br />
Op <strong>de</strong> plaats<br />
van <strong>de</strong><br />
weggelaten<br />
bezits-s:<br />
Voorbeeld<br />
Els’ pen<br />
(1)<br />
Tekens in een woord<br />
apostrof ‘<br />
Om uitspraakproblemen<br />
te<br />
voorkomen bij<br />
meervou<strong>de</strong>n en<br />
bezit:<br />
Voorbeeld<br />
auto’s<br />
Tatjana’s vriend<br />
(2)<br />
Voor het<br />
achtervoegsel<br />
na een cijfer of<br />
een afkorting<br />
die als een<br />
woord wordt<br />
uitgesproken:<br />
Voorbeeld<br />
A4’tje<br />
vwo’er<br />
sms’je<br />
Bij<br />
verkleinwoor<strong>de</strong>n<br />
en voor <strong>de</strong><br />
bezits-s bij<br />
woor<strong>de</strong>n op –y:<br />
Voorbeeld<br />
baby’tje<br />
baby’s<br />
Tip (1) We schrijven <strong>de</strong> bezits-s aan het woord vast: Willems shirt, va<strong>de</strong>rs auto.<br />
Als het woord eindigt op een s of s-klank, dan schrijven we geen s er aan vast, maar een<br />
apostrof in plaats van <strong>de</strong> s: Hans’ fiets, Beatrix’ hoe<strong>de</strong>n.<br />
Tip (2) We schrijven <strong>de</strong> bezits-s aan het woord vast: Willems shirt, va<strong>de</strong>rs auto.<br />
Als het woord eindigt op een lange klinker, dan schrijven we geen s er aan vast, maar een<br />
apostrof en een s: auto’s. An<strong>de</strong>rs zou je het woord verkeerd uitspreken.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 43
7 Begrippenlijst niveau 1F/2F<br />
Naast <strong>de</strong> uitleg van <strong>de</strong> begrippen is in <strong>de</strong>ze lijst, daar waar relevant, het verschil tussen <strong>de</strong> benaming<br />
van dat begrip in het basison<strong>de</strong>rwijs en het voortgezet on<strong>de</strong>rwijs aangegeven.<br />
B<br />
- Bijvoeglijk naamwoord<br />
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het kan voor of achter het<br />
zelfstandig naamwoord staan.<br />
Voorbeeld<br />
een verdwaal<strong>de</strong> wielrenner, <strong>de</strong> hond is lui, het groene gras, het hoge gebouw, <strong>de</strong> slimme Janneke<br />
D<br />
- Directe re<strong>de</strong><br />
De directe re<strong>de</strong> betekent dat je precies (letterlijk) opschrijft wat iemand heeft gezegd. Je herkent <strong>de</strong><br />
directe re<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> aanhalingstekens.<br />
Voorbeeld<br />
De trainer riep: ‘Jullie moeten eerst drie rondjes om het veld.’<br />
‘Ik heb heerlijk op het strand gelegen’, vertel<strong>de</strong> Mira glimlachend.<br />
- Doffe -e-<br />
Ook wel stomme -e- genoemd. We noemen <strong>de</strong> -e- dof (stom) als er geen klemtoon op ligt. Je hoort<br />
dan een [u] als in <strong>de</strong>.<br />
Voorbeeld<br />
struikelblok, <strong>de</strong>, bekend, namelijk, stiekem, gierig<br />
E<br />
- Enkelvoud en meervoud<br />
Enkelvoud gaat over één persoon, dier of ding.<br />
Meervoud gaat over meer personen, dieren of dingen.<br />
Voorbeeld<br />
<strong>de</strong> wielrenner fietst – enkelvoud<br />
<strong>de</strong> wielrenners fietsen – meervoud<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 44
F<br />
- Fokschaap Tex of ’t Kofschip<br />
- Eindigt <strong>de</strong> stam van een werkwoord eindigt op een an<strong>de</strong>re letter dan <strong>de</strong> -t of -d?<br />
- Dan kun je horen of je <strong>de</strong> persoonsvorm verle<strong>de</strong>n tijd met een -t of een -d moet schrijven.<br />
- Twijfel je? Gebruik dan Fokschaap Tex.<br />
Hoe werkt Fokschaap Tex?<br />
1 Kijk naar het hele werkwoord.<br />
2 Haal daar -en vanaf.<br />
3 Wat is <strong>de</strong> laatste letter van het stukje dat overblijft?<br />
4 Is dat één van <strong>de</strong> me<strong>de</strong>klinkers uit Fok s ch aa p Tex?<br />
5 Schrijf <strong>de</strong> persoonsvorm verle<strong>de</strong>n tijd dan met –te of -ten.<br />
G<br />
- Gebie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wijs<br />
De gebie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wijs is een werkwoordsvorm. Je gebruikt <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wijs in een zin met een<br />
opdracht. Let op: in een zin met <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wijs staat géén on<strong>de</strong>rwerp.<br />
Voorbeeld<br />
Loop naar <strong>de</strong> maan!<br />
Vergeet het maar!<br />
Begin maar met <strong>de</strong> afwas!<br />
- Grondwoor<strong>de</strong>n<br />
Samengestel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n bestaan uit verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>len. Sommige samengestel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n bestaan<br />
alleen maar uit grondwoor<strong>de</strong>n. Grondwoor<strong>de</strong>n zijn woor<strong>de</strong>n die los kunnen bestaan.<br />
Voorbeeld<br />
voetbal is een samengesteld woord. Het bestaat uit <strong>de</strong> grondwoor<strong>de</strong>n voet en bal.<br />
I<br />
- Indirecte re<strong>de</strong><br />
De indirecte re<strong>de</strong> betekent dat je niet letterlijk, maar ongeveer opschrijft wat iemand heeft zegt of<br />
zei.<br />
Voorbeeld<br />
De trainer riep dat we eerst drie rondjes om het veld moesten lopen.<br />
Mira vertel<strong>de</strong> glimlachend dat ze heerlijk op het strand heeft gelegen.<br />
K<br />
- Klankgroepen<br />
Als je een gesproken woord in stukjes op<strong>de</strong>elt, noem je die stukjes klankgroepen. Dit geef je aan met<br />
vierkante haken.<br />
Voorbeeld<br />
[spo ren]<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 45
- Klinkerbotsing<br />
Klinkerbotsing betekent dat twee klinkers in een woord naast elkaar staan. Je moet dan dui<strong>de</strong>lijk<br />
maken dat bei<strong>de</strong> klinkers bij een an<strong>de</strong>re lettergreep horen. Je doet dit met een koppelteken of een<br />
trema.<br />
Voorbeeld<br />
gala-avond vergelijk galaavond<br />
havo-opleiding vergelijk havoopleiding<br />
maffia-achtig vergelijk maffiaachtig<br />
poëzie vergelijk poezie<br />
beïnvloe<strong>de</strong>n vergelijk beinvloe<strong>de</strong>n<br />
- Klinkerveran<strong>de</strong>ring / sterke en zwakke werkwoor<strong>de</strong>n<br />
• Zo heet het op <strong>de</strong> basisschool: Sommige werkwoor<strong>de</strong>n krijgen in <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd een an<strong>de</strong>re<br />
klinker dan in <strong>de</strong> tegenwoordige tijd. Dit heet klinkerveran<strong>de</strong>ring.<br />
• Zo heet het op het voortgezet on<strong>de</strong>rwijs: Sommige werkwoor<strong>de</strong>n krijgen in <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd een<br />
an<strong>de</strong>re klinker dan in <strong>de</strong> tegenwoordige tijd. Dit heet klinkerveran<strong>de</strong>ring. Werkwoor<strong>de</strong>n met<br />
klinkerveran<strong>de</strong>ring heten sterke werkwoor<strong>de</strong>n. Werkwoor<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r klinkerveran<strong>de</strong>ring heten<br />
zwakke werkwoor<strong>de</strong>n.<br />
Voorbeeld met klinkerveran<strong>de</strong>ring /<br />
sterke werkwoor<strong>de</strong>n<br />
L<br />
- Lange en korte klinker<br />
Er zijn vier lange klinkers:<br />
Voorbeeld<br />
[aa] zoals in baan<br />
[ee] zoals in teen<br />
[oo] zoals in boot<br />
[uu] zoals in stuur<br />
Er zijn vijf korte klinkers:<br />
Voorbeeld<br />
[a] zoals in hak<br />
[e] zoals in zet<br />
[o] zoals in hok<br />
[u] zoals in hut<br />
[i] zoals in tik<br />
krijgen - krijg - kreeg<br />
nemen - neem - nam<br />
wor<strong>de</strong>n - word - werd<br />
zon<strong>de</strong>r klinkerveran<strong>de</strong>ring /<br />
zwakke werkwoor<strong>de</strong>n<br />
spelen - speel - speel<strong>de</strong><br />
maken - maak - maakte<br />
snoepen - snoep - snoepte<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 46
- Leestekens<br />
punt .<br />
komma ,<br />
dubbele punt :<br />
vraagteken ?<br />
uitroepteken !<br />
aanhalingstekens ‘...’<br />
- Lettergrepen<br />
Als je een geschreven woord in stukjes op<strong>de</strong>elt, noem je die stukjes lettergrepen. Dit geef je aan met<br />
streepjes.<br />
Voorbeeld<br />
pa - len<br />
bal - len<br />
- Luisterwoor<strong>de</strong>n<br />
Schrijf precies op wat je hoort. Bij elke klank die je hoort, hoort een letter!<br />
O<br />
- On<strong>de</strong>rwerp<br />
• Zo heet het op <strong>de</strong> basisschool: Het belangrijkste stukje van <strong>de</strong> zin. Meestal is dit een mens of dier,<br />
maar het kan ook een ding zijn. Je vindt het on<strong>de</strong>rwerp door te vragen wie of wat doet er iets?<br />
• Zo heet het op het voortgezet on<strong>de</strong>rwijs: Het on<strong>de</strong>rwerp hoort bij <strong>de</strong> persoonsvorm van <strong>de</strong> zin. Je<br />
vindt het on<strong>de</strong>rwerp door te vragen wie of wat + persoonsvorm.<br />
Voorbeeld<br />
Wij gaan naar <strong>de</strong> disco.<br />
Vraag: Wie gaat naar <strong>de</strong> disco?<br />
Antwoord: Wij gaan naar <strong>de</strong> disco.<br />
Wij is het on<strong>de</strong>rwerp.<br />
- Onvoltooid <strong>de</strong>elwoord<br />
Het onvoltooid <strong>de</strong>elwoord is een werkwoordsvorm. Je gebruikt het onvoltooid <strong>de</strong>elwoord voor<br />
han<strong>de</strong>lingen die nog bezig zijn.<br />
Voorbeeld<br />
De jongeren liepen zingend over straat.<br />
P<br />
- Persoonsvorm<br />
De persoonsvorm is een werkwoordsvorm. Aan <strong>de</strong> persoonsvorm zie je in welke tijd <strong>de</strong> zin<br />
staat. Het on<strong>de</strong>rwerp bepaalt hoe je <strong>de</strong> persoonsvorm schrijft.<br />
Voorbeeld<br />
Sarah schrikt zich rot.<br />
Wij gaan ie<strong>de</strong>re week naar <strong>de</strong> disco.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 47
S<br />
- Samengestel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />
Woor<strong>de</strong>n die uit verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len bestaan, noemen we samengestel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n.<br />
Samengestel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n schrijf je altijd aan elkaar. Dat moet, omdat ze los een an<strong>de</strong>re betekenis<br />
hebben. Aan elkaar krijgen ze een nieuwe betekenis.<br />
Voorbeeld<br />
voetbal , stationshal<br />
- De stam van een werkwoord<br />
De stam van een werkwoord is het hele werkwoord zon<strong>de</strong>r –en of zon<strong>de</strong>r –n. Het is vaak <strong>de</strong><br />
werkwoordsvorm die bij ik in <strong>de</strong> tegenwoordige tijd hoort.<br />
Voorbeeld<br />
fietsen – <strong>de</strong> stam is fiets. Controleer maar: ik fiets.<br />
doen – <strong>de</strong> stam is doe. Controleer maar: ik doe.<br />
T<br />
- Tegenwoordige tijd<br />
De persoonsvorm staat in <strong>de</strong> tegenwoordige tijd als een zin over nu/he<strong>de</strong>n gaat.<br />
Voorbeeld<br />
Ik heb een iPod.<br />
- Tijdproef<br />
Je kunt <strong>de</strong> persoonsvorm vin<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> tijdproef. Zet <strong>de</strong> zin in een an<strong>de</strong>re tijd. Het woord dat<br />
veran<strong>de</strong>rt, is <strong>de</strong> persoonsvorm.<br />
Voorbeeld<br />
Sarah schrikt zich rot an<strong>de</strong>re tijd Sarah schrok zich rot.<br />
schrikt veran<strong>de</strong>rt in schrok, dus schrikt is <strong>de</strong> persoonsvorm<br />
V<br />
- Verle<strong>de</strong>n tijd<br />
De persoonsvorm staat in <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd als een zin over toen/verle<strong>de</strong>n gaat.<br />
Voorbeeld<br />
Ik had een iPod.<br />
- Voltooid <strong>de</strong>elwoord<br />
Het voltooid <strong>de</strong>elwoord is een werkwoordsvorm. Je gebruikt het voltooid <strong>de</strong>elwoord voor<br />
han<strong>de</strong>lingen die afgerond, dus voltooid, zijn.<br />
Voorbeeld<br />
De jongeren hebben <strong>de</strong> hele tijd gezongen.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 48
- Voorvoegsels en achtervoegsels<br />
Samengestel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n bestaan uit verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>len. Dat kunnen grondwoor<strong>de</strong>n zijn, maar ook<br />
voorvoegsels of achtervoegsels. Dit moet je weten over voor- en achtervoegsels:<br />
- ze kunnen niet los bestaan<br />
- ze veran<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> betekenis van een woord<br />
Voorbeeld<br />
voorvoegsels: on-, ont-, be-, ver- , ge-, her-<br />
achtervoegsels: -ig, -er, -lijk, -loos, - ing, -achtig, -teit, -heid, -zaam<br />
- Vraagproef<br />
Werkt <strong>de</strong> tijdproef niet? Gebruik dan <strong>de</strong> vraagproef.<br />
Maak <strong>de</strong> zin vragend. Het woord dat vooraan in <strong>de</strong> zin komt, is <strong>de</strong> persoonsvorm.<br />
Voorbeeld<br />
Gebruik <strong>de</strong> tijdproef bij <strong>de</strong> zin: Wij beantwoor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> mail.<br />
Zet in een an<strong>de</strong>re tijd: Wij beantwoord<strong>de</strong>n <strong>de</strong> mail. Je kunt niet goed horen welk woord veran<strong>de</strong>rt.<br />
Gebruik dus <strong>de</strong> vraagproef.<br />
Maak <strong>de</strong> zin vragend: Beantwoor<strong>de</strong>n wij <strong>de</strong> mail?<br />
Beantwoor<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> persoonsvorm.<br />
W<br />
- Hele werkwoord<br />
• Zo heet het op <strong>de</strong> basisschool: De woor<strong>de</strong>nboekvorm van een werkwoord.<br />
• Zo heet het op het voortgezet on<strong>de</strong>rwijs: De infinitief.<br />
Voorbeeld<br />
lopen, zwemmen, krijgen, nemen, wor<strong>de</strong>n, maken<br />
- Een werkwoord vervoegen<br />
Om werkwoor<strong>de</strong>n goed te spellen, moet je herkennen wat een werkwoord is. Werkwoor<strong>de</strong>n zijn er<br />
in verschillen<strong>de</strong> vormen. Dit noem je vervoegingen.<br />
Een werkwoord vervoegen betekent dat je het werkwoord van vorm veran<strong>de</strong>rt, door er bijvoorbeeld<br />
ik, <strong>de</strong> jongen, het of wij voor te zetten.<br />
Voorbeeld<br />
Bij het werkwoord dansen horen <strong>de</strong> vormen: dans, danst, dansen, danste, dansten, dansend,<br />
gedanst. Dit zijn vervoegingen.<br />
- Woordtekens<br />
afbreekteken -<br />
weglatingsteken in- en uitvoer<br />
koppelteken ex-vriendje<br />
trema poëzie, beïnvloe<strong>de</strong>n<br />
apostrof m’n vrien<strong>de</strong>n, auto’s<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 49
Z<br />
- Zelfstandig naamwoord<br />
• Zo heet het op <strong>de</strong> basisschool: Een zelfstandig naamwoord is een woord dat gaat over een mens,<br />
dier, plant of ding. Je kunt altijd <strong>de</strong>, het of een voor zelfstandig naamwoord zetten. Namen zijn ook<br />
zelfstandig naamwoor<strong>de</strong>n.<br />
• Zo heet het op het voortgezet on<strong>de</strong>rwijs: Zelfstandig naamwoor<strong>de</strong>n zijn woor<strong>de</strong>n voor mensen,<br />
dieren, planten of dingen. Bij elk zelfstandig naamwoord hoort een lidwoord. Bijna elk zelfstandig<br />
naamwoord heeft een enkelvoud en een meervoud. Je kunt van bijna elk zelfstandig naamwoord een<br />
verkleinwoord maken. Namen zijn ook zelfstandig naamwoor<strong>de</strong>n.<br />
Voorbeeld<br />
één wielrenner - twee wielrenners, <strong>de</strong> hond - het hondje, het gebouw - <strong>de</strong> gebouwen, Willemien,<br />
Feyenoord<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 50
8 Antwoor<strong>de</strong>n oefenboek<br />
1 Werkwoordspelling<br />
Voorbereiding<br />
1 Herkennen van werkwoor<strong>de</strong>n<br />
Training 1<br />
1 speelt<br />
2 wordt<br />
3 luistert<br />
4 schrijft, zijn<br />
5 koopt<br />
6 gestort - fietste - gamen<br />
7 vin<strong>de</strong>n - verheug - ben - zwemmen<br />
8 herkauwen - na<strong>de</strong>r<strong>de</strong> - zwommen – opstijgen - rent<br />
2 Vin<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> persoonsvorm<br />
Training 1<br />
1 zaten, want zaten wordt na tijdproef zitten<br />
2 speelt, want speelt wordt na tijdproef speel<strong>de</strong><br />
3 hebben, want hebben wordt na tijdproef had<strong>de</strong>n<br />
3 Tegenwoordige of verle<strong>de</strong>n tijd<br />
Training 1<br />
1 toen - vt<br />
2 nu - tt<br />
3 nu – tt<br />
4 nu - tt<br />
5 toen - vt<br />
6 tt<br />
7 vt<br />
8 tt<br />
9 vt<br />
10 tt<br />
4 Enkelvoud of meervoud<br />
Training 1<br />
1 mv (ond = we)<br />
2 ev (ond = <strong>de</strong> Audi)<br />
3 mv (ond = mijn moe<strong>de</strong>r en ik)<br />
4 ev (ond = ik)<br />
5 ev (ond = <strong>de</strong> hele school)<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 51
Persoonsvorm<br />
1 Persoonsvorm tegenwoordige tijd<br />
Training 1<br />
stap 1 enkelvoud<br />
stap 2 nee<br />
stap 3 schrijf stam + t<br />
stap 4 danst<br />
Training 2<br />
2 ligt<br />
3 mist<br />
4 vindt<br />
2 Persoonsvorm verle<strong>de</strong>n tijd met klinkerveran<strong>de</strong>ring<br />
Training 1<br />
stap 1 enkelvoud<br />
stap 2 ja<br />
stap 3 Hoor je een [d], dan schrijf je een d<br />
stap 4 vond<br />
Training 2<br />
2 had<br />
3 bekeken<br />
4 sliep<br />
3 Persoonsvorm verle<strong>de</strong>n tijd zon<strong>de</strong>r klinkerveran<strong>de</strong>ring<br />
Training 1<br />
Stap 1 an<strong>de</strong>re letter<br />
Stap 2 Hoor je een [t]? Schrijf dan stam + te(n)<br />
(De p zit in Fokschaap Tex)<br />
Stap 3 snapte<br />
Training 2<br />
2 verklapte<br />
3 vertel<strong>de</strong><br />
4 dood<strong>de</strong><br />
Werkwoordsvormen die geen persoonsvorm zijn<br />
1 Hele werkwoord en onvoltooid <strong>de</strong>elwoord<br />
Training 1<br />
1 hele ww<br />
2 hele ww<br />
3 onv dw<br />
4 hele ww<br />
5 onv dw<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 52
2 Voltooid <strong>de</strong>elwoord<br />
Training 1<br />
stap 1 [t]<br />
stap 2 [d] (vertel<strong>de</strong>)<br />
stap 3 hoor je [d], dan schrijf je –d<br />
stap 4 verteld<br />
Training 2<br />
2 getrouwd<br />
3 gebracht<br />
4 opgenomen<br />
3 Bijvoeglijk naamwoord afgeleid van voltooid <strong>de</strong>elwoord<br />
Training 1<br />
stap 1 Afgeleid van voltooid <strong>de</strong>elwoord<br />
<strong>de</strong>elwoord op –t of -d<br />
stap 2 Schrijf <strong>de</strong> kortste vorm<br />
stap 3 verkle<strong>de</strong><br />
Training 2<br />
2 aangehou<strong>de</strong>n<br />
3 afgevuur<strong>de</strong><br />
4 verbre<strong>de</strong><br />
4 Gebie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wijs<br />
Training 1<br />
1 Word<br />
2 Gaat<br />
3 Blijft<br />
4 Blijf<br />
5 Help<br />
Wedstrijd Werkwoordspelling<br />
Voorbereiding<br />
1 eet<br />
2 bel<strong>de</strong><br />
3 ging<br />
4 heeft<br />
5 wisten, beantwoor<strong>de</strong>n<br />
6 vind<br />
7 keek<br />
8 zal<br />
9 is<br />
10 heeft<br />
11 vt, was, ev<br />
12 tt, wor<strong>de</strong>n, mv<br />
13 tt, heb, ev<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 53
14 tt, is, ev<br />
15 vt, zag, ev<br />
Persoonsvorm<br />
1 vond<br />
2 stuur<br />
3 versliep<br />
4 vergat<br />
5 vluchtte<br />
6 vindt<br />
7 vindt<br />
8 brandt<br />
9 schoot<br />
10 werd<br />
11 slaag<strong>de</strong><br />
12 hoestte<br />
Werkwoordsvormen die geen persoonsvorm zijn<br />
1 geproefd<br />
2 verlote<br />
3 gaan<br />
4 omgespitte<br />
5 afwachtend<br />
6 bied<br />
7 vergeten<br />
8 gestran<strong>de</strong><br />
9 overbelichte<br />
10 fluitend<br />
11 geblaft<br />
12 schoongemaakt<br />
13 kreunend<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 54
2 Luisterwoor<strong>de</strong>n<br />
Voorbereiding<br />
1 Wat zijn luisterwoor<strong>de</strong>n?<br />
Training 1<br />
1 De natuur is in <strong>de</strong> war geraakt door <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> winter.<br />
- natuur is geen luisterwoord. Je hoort een lange [aa] en je schrijft één a.<br />
- kou<strong>de</strong> is geen luisterwoord. Je moet weten welke ou/au/ouw/auw je moet schrijven.<br />
2 Er komen televisies met ingebouwd internet.<br />
- komen is geen luisterwoord. Je hoort een lange [oo] en je schrijft één o.<br />
- televisies is geen luisterwoord. Je hoort een soort [i] en je schrijft e. Je hoort een lange [ie]<br />
en je schrijft i. Je hoort een [z] en je schijft s.<br />
- ingebouwd is geen luisterwoord. Je moet weten welke ou/au/ouw/auw je moet<br />
schrijven. Je hoort aan het eind een [t] en je schrijft een –d.<br />
3 Het verroeste hek achter ons huis is omgevallen.<br />
- het kan een luisterwoord zijn. Vaak hoor je ’t en geen het.<br />
- verroeste is geen luisterwoord. Je hoort in [verroes] één [r] en je schrijft er twee.<br />
- achter is geen luisterwoord. Je hoort een [g] en je schrijft geen g, maar ch.<br />
- omgevallen is geen luisterwoord. Je hoort in [valle] één [l] en je schrijft er twee.<br />
4 Hij wiste alle bestan<strong>de</strong>n van zijn computer.<br />
- hij is geen luisterwoord. Je moet weten welke ij/ei je moet schrijven.<br />
- alle is geen luisterwoord. Je hoort in [alle] één [l] en je schrijft er twee.<br />
- zijn is geen luisterwoord. Je moet weten welke ij/ei je moet schrijven.<br />
- computer is geen luisterwoord. Je hoort een [k] en je schrijft een c. Je hoort een [j] achter<br />
<strong>de</strong> p en die schrijf je niet. Je hoort een [oe] en je schrijft een u.<br />
5 Esther werd gefeliciteerd met haar verjaardag.<br />
- Esther is geen luisterwoord. Je hoort een [t] en je schrijft th.<br />
- werd is geen luisterwoord. Je hoort aan het eind een [t] en je schrijft een d.<br />
- gefeliciteerd is geen luisterwoord. Je hoort een lange [ee] en je schrijft één e. Je hoort een<br />
lange [ie] en je schrijft een i. Je hoort een [s] en je schrijft een c. Je hoort een lange [ie] en je<br />
schrijft een i. Je hoort aan het eind een [t] en je schrijft een d.<br />
6 In het onopgeruim<strong>de</strong> kluisje zocht hij zijn huiswerkschrift.<br />
- het kan een luisterwoord zijn. Vaak hoor je ’t en geen het.<br />
- zocht is geen luisterwoord. Je hoort een [g] en je schrijft geen g, maar ch.<br />
- hij is geen luisterwoord. Je moet weten welke ij/ei je moet schrijven.<br />
- zijn is geen luisterwoord. Je moet weten welke ij/ei je moet schrijven.<br />
2 f of v?<br />
Training 1<br />
1 forse<br />
2 vaatwasmachine<br />
3 vechtsport<br />
4 fuif<br />
5 vlag<br />
6 frites<br />
7 vleeskroketten<br />
8 via<br />
9 veel fantasie<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 55
3 s of z?<br />
Training 1<br />
1 snelle zoekmachine<br />
2 spaargeld<br />
3 zuid<br />
4 ziekenhuis<br />
5 spannen<strong>de</strong> zeiltocht<br />
6 smaak<br />
7 salarisverhoging<br />
8 soldaten<br />
9 sloot, zeven, zwanen<br />
Luisterwoor<strong>de</strong>n<br />
1 Het schrijven en controleren van luisterwoor<strong>de</strong>n<br />
Training 1<br />
1 krultaat - krulstaart<br />
2 bloesemstuik - bloesemstruik<br />
3 spreekbuurt - spreekbeurt<br />
4 teokomst - toekomst<br />
5 schuilplaast - schuilplaats<br />
6 neuspuiteren - neuspeuteren<br />
7 sprekbeurt - spreekbeurt<br />
8 flitsslamp - flitslamp<br />
9 scheulplaats - schuilplaats<br />
10 vliegteug - vliegtuig<br />
11 kniebesgerming - kniebescherming<br />
12 stroomafwaats - stroomafwaarts<br />
Wedstrijd Luisterwoor<strong>de</strong>n<br />
1 herfskamp - herfstkamp<br />
2 on<strong>de</strong>rgrens - on<strong>de</strong>grens<br />
3 filmkeuring - vilmkeuring<br />
4 kleuterkleurboek - klueterkleurboek<br />
5 luisterwoor<strong>de</strong>n - luistewoor<strong>de</strong>n<br />
6 fluisteboot - fluisterboot<br />
7 volksdansgroep - folksdansgroep<br />
8 stofverplaatsing - stoferplaatsing<br />
9 schoosteenmantel - schoorsteenmantel<br />
10 volstrekt - voolstrekt<br />
11 kustenaar - kunstenaar<br />
12 reukorgaan - ruekorgaan<br />
13 volgen<strong>de</strong> - volgun<strong>de</strong><br />
14 omstreks - omstreeks<br />
15 tuinmeubels - tiunmeubels<br />
16 koortsuitslag - kootsuitslag<br />
17 ver<strong>de</strong>elsleutel - ver<strong>de</strong>lsleutel<br />
18 oesterzwam - oesterswam<br />
19 gebreuksvoorwerp - gebruiksvoorwerp<br />
20 uitgangspunt - uitgankspunt<br />
21 brugklaskamp - burgklaskamp<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 56
22 afspaak - afspraak<br />
23 schuilplaats - scheulplaats<br />
24 sleutelbos - sluitelbos<br />
25 gezelschap - gezelsgap<br />
26 aansluiting - ansluiting<br />
27 plosteling - plotseling<br />
28 verhuiskosten - verhuuskosten<br />
29 uitspraakafspraak - uitsprakafspraak<br />
30 siekmelding - ziekmelding<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 57
3 Lange en korte klinkerregel<br />
Voorbereiding<br />
1 Woor<strong>de</strong>n in klankgroepen ver<strong>de</strong>len<br />
Training 1<br />
1 [schuil plaats]<br />
2 [knie be scher ming]<br />
3 [stroom af waarts]<br />
4 [hulp arts]<br />
5 [zie ken broe <strong>de</strong>r]<br />
2 On<strong>de</strong>rscheid lange en korte klinker<br />
Training 1<br />
1 lange klank<br />
2 korte klank<br />
3 lange klank<br />
4 korte klank<br />
5 korte klank<br />
6 korte klank<br />
7 lange klank<br />
8 korte klank<br />
9 lange klank<br />
10 lange klank<br />
11 korte klank<br />
Lange en korte klinkerregel<br />
1 Lange en korte klinkerregel<br />
Training 1<br />
stap 1 Lange klinker<br />
stap 2 Schrijf <strong>de</strong> lange klinker met één letter<br />
stap 3 banen<br />
Training 2<br />
1 lippen<br />
2 ballen<br />
3 krukken<br />
4 tomaten<br />
5 bro<strong>de</strong>n<br />
6 veren<br />
7 stoffen<br />
8 idioten<br />
9 muren<br />
10 kastelen<br />
Wedstrijd lange en korte klinkerregel<br />
1 lange klank<br />
2 lange klank<br />
3 korte klank<br />
4 lange klank<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 58
5 lange klank<br />
6 korte klank<br />
7 korte klank<br />
8 korte klank<br />
9 korte klank<br />
10 lange klank<br />
11 krokodillen<br />
12 avonturen<br />
13 zonnen<br />
14 zol<strong>de</strong>rramen<br />
15 ligbed<strong>de</strong>n<br />
16 fotomo<strong>de</strong>llen<br />
17 apparaten<br />
18 aantallen<br />
19 gezinnen<br />
20 minuten<br />
21 leraren<br />
22 sigaretten<br />
23 adressen<br />
24 schenkkannen<br />
25 appelbomen<br />
26 moerassen<br />
27 leeftijdgenoten<br />
28 stoelpoten<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 59
4 Samengestel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />
Verlengsingsregel<br />
1 Verleningsregel<br />
Training 1<br />
1 luid<br />
2 wand<br />
3 web<br />
4 krap<br />
5 spannend<br />
6 kandidaat<br />
7 draad<br />
8 rib<br />
Aaneenschrijven<br />
1 Alleen grondwoor<strong>de</strong>n<br />
Training 1<br />
1 computerreclame<br />
2 fietstas<br />
3 schoollokaal<br />
4 basisschool<br />
5 rugzak<br />
2 Grondwoor<strong>de</strong>n met tussen-s<br />
Training 1<br />
1 koningszoon<br />
2 stationschef<br />
3 wan<strong>de</strong>lstraat<br />
4 lief<strong>de</strong>sverdriet<br />
5 doodsbang<br />
6 voorjaarsshow<br />
7 kapperszaak<br />
8 bruidssluier<br />
9 bruidsjurk<br />
10 voorjaarszon<br />
3 Grondwoor<strong>de</strong>n met voorvoegsels en/of achtervoegsels<br />
Training 1<br />
1 onnauwkeurig - onauwkeurig<br />
2 veroesten - verroesten<br />
3 herroepen - heroepen<br />
4 onnodig - onodig<br />
5 spraaksaam - spraakzaam<br />
6 waarachtig - warachtig<br />
7 verekenen - verrekenen<br />
8 gevoelloos - gevoeloos<br />
9 onatuurlijk - onnatuurlijk<br />
10 doelloos - doeloos<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 60
4 Grondwoor<strong>de</strong>n met tussenletter -e of -en<br />
Training 1<br />
1 kersenvlaai<br />
2 pad<strong>de</strong>nstoel<br />
3 leeuwenmoed<br />
4 secon<strong>de</strong>lang<br />
5 mo<strong>de</strong>show<br />
6 pannenkoek<br />
7 mijlenver<br />
8 ein<strong>de</strong>jaar<br />
9 zonnestraal<br />
10 horlogebandje<br />
5 Grondwoor<strong>de</strong>n met achtervoegsel en tussenletter -e<br />
Training 1<br />
1 machteloos<br />
2 eigenlijk<br />
3 wanhopig<br />
4 zorgeloos<br />
5 gelegenheid<br />
6 misdadig<br />
7 besluiteloos<br />
8 gewetenloos<br />
6 Verkleinwoor<strong>de</strong>n<br />
Training 1<br />
1 paardje<br />
2 CD-rommetje<br />
3 kortinkje<br />
4 laatje<br />
5 pony’tje<br />
6 bikinietje<br />
7 menuutje<br />
8 puddinkje<br />
Wedstrijd Samengestel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />
Verlengingsregel<br />
woor<strong>de</strong>n op –d woor<strong>de</strong>n op -t<br />
daad plaat<br />
sieraad klimaat<br />
in<strong>de</strong>rdaad bloot<br />
brood straat<br />
verband tomaat<br />
misverstand piloot<br />
fietsband kandidaat<br />
toestand resultaat<br />
beroemd krant<br />
ziektebeeld charmant<br />
bezit<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 61
Aaneenschrijven<br />
1 gelukkig<br />
2 ziekenzorg<br />
3 schandalig<br />
4 perenvlaai<br />
5 (kilometer)teller<br />
6 kweker<br />
7 paar<strong>de</strong>nbloem<br />
8 kattenpis<br />
9 (onrust)stoker<br />
10 geitenmelk<br />
11 trilling<br />
12 onwillig<br />
13 hoogtemeter<br />
14 gemeentebestuur<br />
15 voorradig<br />
16 harteloos<br />
17 eikenlaan<br />
18 nadrukkelijk<br />
19 no<strong>de</strong>loos<br />
20 onbenullig<br />
21 pannenkoek<br />
22 wetteloos<br />
23 boerendochter<br />
24 ben<strong>de</strong>lei<strong>de</strong>r<br />
25 bananenschil<br />
26 spinnenweb<br />
27 hoogtevrees<br />
28 maneschijn<br />
29 roggebrood<br />
Verkleinwoor<strong>de</strong>n<br />
1 raampje<br />
2 zebraatje<br />
3 autootje<br />
4 lolletje<br />
5 pennetje<br />
6 touwtje<br />
7 koninkje<br />
8 colaatje<br />
9 ringetje<br />
10 kettinkje<br />
11 glaasje<br />
12 accuutje<br />
13 jury’tje<br />
14 sterretje<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 62
5 Hoofdletters, leestekens en an<strong>de</strong>re woordtekens<br />
Hoofdletters<br />
1 Hoofdletters in een woord<br />
Training 1<br />
1 Pinksteren / pinksteren<br />
2 Reinier van <strong>de</strong>r Hoek / Reinier Van <strong>de</strong>r Hoek<br />
3 IJsselmeer/ ijsselmeer<br />
4 zuid-Duitsland / Zuid-Duitsland<br />
5 Philips / philips<br />
6 het oosten van Spanje / het Oosten van Spanje<br />
7 groningen / Groningen<br />
8 Golfoorlog / golfoorlog<br />
9 Kerstvakantie / kerstvakantie<br />
2 Hoofdletters in een zin<br />
Training 1<br />
1 Ik begrijp <strong>hier</strong> niets van.<br />
2 De trainer riep: ‘Vergeet <strong>de</strong> warming-up niet!’<br />
3 @ is een teken dat je in e-mailadressen tegenkomt.<br />
4 ‘Wat zeg je?’, vroeg ze, ‘Je moet wat har<strong>de</strong>r praten’.<br />
5 ‘k Zou niet weten wat hij daarmee bedoelt.<br />
Leestekens<br />
1 Punt, komma en dubbele punt<br />
Training 1<br />
a / c / d / e<br />
2 Vraagteken en uitroepteken<br />
Training 1<br />
c / e<br />
3 Aanhalingstekens<br />
Training 1<br />
b / c<br />
Woordtekens<br />
1 Afbreekteken en weglatingsstreepje<br />
Training 1<br />
a Op dat festival tre<strong>de</strong>n vooral popzangers en –zangeressen op.<br />
b De Friese en Noorse schaatsers <strong>de</strong><strong>de</strong>n het goed op het WK.<br />
c Bij het mid<strong>de</strong>lbaar of an<strong>de</strong>r beroepson<strong>de</strong>rwijs krijg je meer praktijkvakken.<br />
d De voor- en achter<strong>de</strong>ur van ons huis staan open.<br />
e De in- en uitvoer krompen voor het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> achtereenvolgen<strong>de</strong> jaar.<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 63
2 Koppelteken<br />
Training 1<br />
a bureau-inhoud<br />
b 23-jarige<br />
c auto-inbraak<br />
d adjunct-directeur<br />
e garage-eigenaar<br />
f niveau-in<strong>de</strong>ling<br />
g politieauto<br />
h radio-uitzending<br />
i oud-directeur<br />
j assistent-bedrijfslei<strong>de</strong>r<br />
k vanille-ijs<br />
3 Trema<br />
Training 1<br />
A egoïsme<br />
B i<strong>de</strong>eën<br />
C<br />
D Australië<br />
E<br />
F efficiënt<br />
G<br />
H gekopieerd<br />
I<br />
J drieëntachtig<br />
4 Apostrof<br />
Training 1<br />
a<br />
b Frans’ vriendin, ski’s<br />
c<br />
d<br />
e Annelies’ etui<br />
f ’t Is (jammer dat dat) sms’je (niet) ’s ochtends (al verstuurd was.)<br />
Wedstrijd Hoofdletters, leestekens en an<strong>de</strong>re woordtekens<br />
1 Meneer De Wit vertel<strong>de</strong> wat Sacha fout <strong>de</strong>ed: ‘Je moet niet stoppen zon<strong>de</strong>r cooling down’.<br />
2 Esmee dacht: ik wou dat die man me met rust liet.<br />
3 Ach, wil jij me die stapel bor<strong>de</strong>n even aangeven, Idris?<br />
4 De gymlerares riep: ‘Mieke en Eline, doorlopen!’<br />
5 Julius wil met Pinksteren met zijn Honda een tocht om het IJsselmeer maken.<br />
6 Martin moet elke zaterdag zijn ou<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> tuin helpen, omdat zij zijn vakantie naar Griekenland<br />
betalen.<br />
7 Ons team heeft ‘fantastisch’ gespeeld: we zijn nog nooit zo afgegaan.<br />
8 tweeëntachtig<br />
9 geautomatiseerd<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 64
10 kano’s<br />
11 pony’s<br />
12 Trix’ fiets<br />
13 ’s Avonds<br />
14 beïnvloe<strong>de</strong>n<br />
15 patiënt<br />
16 on<strong>de</strong>rzeeër<br />
17 zomer- en winterkleding<br />
18 astma-aanval<br />
19 €-symbool<br />
© 2010 <strong>Noordhoff</strong> <strong>Uitgevers</strong> 65