HISTORIE, TECHNIEKEN EN MAATSCHAPPELIJKE ...
HISTORIE, TECHNIEKEN EN MAATSCHAPPELIJKE ...
HISTORIE, TECHNIEKEN EN MAATSCHAPPELIJKE ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
2. DE PERIODE VAN DE WEST-INDISCHE COMPAGNIE <strong>EN</strong> DE GEOC-<br />
TROYEERDE SOCIETEIT VAN SURINAME (1 671 -1 795)<br />
De kaart ten dienste van de plantagelandbouw.<br />
2.1. Gronduitgif tebeleid<br />
"Gedurende de periode 1674-1 791 werd de Nederlandse aanwezigheid in het<br />
Atlantisch gebied in steeds geringere mate overheerst door de West-Indische<br />
Compagnie. De oprichting in 1674 van de tweede W.I.C. met beperkt<br />
monopolie vormde een noodzakelijke aanpassing aan een in de praktijk<br />
reeds lang bestaande situatie, waarin de privé handel een steeds voornarnere<br />
plaats innam. Suriname en Berbice werden do r een aparte sociëteit bestuurd.<br />
De W.I.C. had nauwelijks de hand daarinv1. '14)<br />
Technisch-administrat ief<br />
Toen in 1667 Suriname in Nederlandse handen kwam, waren er blijkens een<br />
oude Engelse kaart (in de atlas van William Blathwayt, John Carter Brown<br />
Library) reeds 178 plantages in bedrijf. De produktie moet reeds behoorlijk<br />
zijn geweest, gezien de vlotheid waarmede de 100.000 ponden suiker als<br />
brandschatting aan Crynssen werden betaald (kaartbijlage 1). Spoedig na de<br />
verovering door Crynssen kwamen de Engelsen terug naar Suriname. Doch<br />
ook de Staten van Zeeland zaten niet stil en zonden Crynssen andermaal<br />
naar Suriname om het land opnieuw in te nemen. De ver- en heroveringen<br />
beïnvloeden de landbouw nadelig, maar na 1668 kwam er weer een opleving<br />
althans te oordelen naar de kaart van Mogge uit 1671, waaruit blijkt, dat<br />
weer 100 plantages (60 suiker en 40 tabak) in bedrijf waren.<br />
Aan de planters werden bij uitgifte van land grondbrieven of warrands uit-<br />
gereikt. De oudst bekende grondbrief is uit 1667 en hieruit blijkt dat aan de<br />
planters werd "gepermitteerd en vergund om een zeker aantal akkers op te<br />
nemen en in vrije eigendom te bezitten". Alle grondbrieven bevatten de<br />
verplichting tot het in cultuur brengen. van de grond en de registratie van<br />
de grondbrief ter Secretarie, terwijl niets ten nadele van de Indianen mocht<br />
worden ondernomen. Bij niet nakoming der cultivatieplicht en verlating van<br />
het land, nam de Overheid zonder meer de grond terug. Wegens de over-<br />
vloed aan land kon het toegewezen aantal akkers worden opgenomen waar<br />
de toekomstige planter "etselve bequaamste sal vinden". Van deze be-<br />
voegdheid werd uiteraard misbruik gemaakt en vele planters namen naar<br />
verhouding onbehoorlijk grote stukken langs de rivieroever in beslag, waar-<br />
door uitbreidingsmogelijkheden in gevaar werden gebracht. Immers was het<br />
voor een zelfstandige plantage onontbeerlijk, met het oog op de afvoer van<br />
produkten een stuk land langs de rivier te hebben. Toen Van Sommelsdijck<br />
(mede-eigenaar van Suriname) in 1683 als Gouverneur naar Suriname kwam,<br />
werd aan dit euvel spoedig een eind gemaakt. Hij moest erop toezien, dat<br />
bij de gronduitgifte niemand een breder stuk aan de rivier kreeg, dan tot<br />
toegang of afvoer van produkten nodig was.<br />
44) Emmer P.C. 1980: Algemene Geschiedenis der Nederlanden Deel 9<br />
blz. 465.