HISTORIE, TECHNIEKEN EN MAATSCHAPPELIJKE ...
HISTORIE, TECHNIEKEN EN MAATSCHAPPELIJKE ...
HISTORIE, TECHNIEKEN EN MAATSCHAPPELIJKE ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Sinds de tijd van Cateau van Rosevelt en Van Lansberge, was er inmiddels<br />
zoals hiervoren besproken met betrekking tot een betere meetkundige<br />
grondslag het één en ander ondernomen.<br />
De wetenschappelijke expedities vooral leverden een bijdrage middels de<br />
vele astronomische plaatsbepalingen, maar meer nog door het zogenaamde<br />
driehoeksnet over het midden van Suriname, dat op enigerlei wijze de Ma-<br />
rowijne met de Corantijn verbond.<br />
Met een verre van ideaal net, in elk geval met veel te weinig punten aan de<br />
oost- en west randen, werd een verband tussen de hoofdrivieren tot stand<br />
gebracht.<br />
In het noordelijk deel van het land - de zogenaamde beneden landen - waren<br />
als grondslag voor de topografische kartering van dat gebied in 1911112<br />
door Van Stockum 26 astronomische stations gemeten en middels beton-pi-<br />
laren verzekerd.<br />
De onnauwkeurigheid in de geografische lengtebepalingen vanwege het ge-<br />
brek aan een goede tijdsbepaling, wordt goeddeels opgeheven door<br />
hernieuwde lengtebepaling van het punt aan de "Stenen Trap1' te<br />
Paramaribo middels radio-tijdseinen door Kolonel Kremer in 1927; aan de<br />
hand waarvan de overige astronomische stations werden verbeterd. De kor-<br />
rektie bedroeg 3'16" in oostelijke richting ( dat wil zeggen de door Kremer<br />
gevonden waarde was 3'1 6" dichterbij de nul-meridiaan over Greenwich).<br />
Middels de polygoonmeting werd tussen de noordelijke astronomische sta-<br />
tions en een tweetal astronomisch bepaalde punten (Voltzberg en Jan Rasi<br />
Gado) van de wetenschappelijke expedities een verband gelegd, (nota dd. 1<br />
december 1911 G.S. Afdeling I1 no.5 van de gouverneur aan de Minister van<br />
Koloniën, Archief Dienst der Domeinen), waarna beide stelsels als een één-<br />
heid werden beschouwd.<br />
De opnemingsbrigade onder Spirlet verrichtte tussen 1912 en 1920 de topo-<br />
grafische karteringen waarvan 17 bladen 1 : 10.000 ter beschikking kwa-<br />
men, alsmede tal van metingen ten behoeve van de goud- en balata exploi-<br />
tatie, terwijl ook zijdens het boswezen exploratie-metingen werden ver-<br />
richt.<br />
Met behulp nu van al deze basis gegevens stelden Bakhuis en De Quant in<br />
1930 een overzichtskaart bestaande uit 16 bladen in de schaal 1 200.000<br />
samen.<br />
Elk blad beslaat een oppervlak van lol 0' x 1°10' of ca. 17.000 km2, waarbij<br />
slechts de hoofdwaterlopen met daarlangs gelegen geografische entiteiten<br />
volledig zijn aangegeven en de bergpartijen zo goed mogelijk benaderd, ter-<br />
wijl het gebied tussen de hoofdwaterlopen - het grootste deel van het blad-<br />
oppervlak beslaande - nog onbekend gebied is. In deze witte plekken zijn<br />
zeer globale aantekeningen omtrent bodemgesteldheid en begroeiing aange-<br />
geven.<br />
Terwijl het noordelijk deel met de verlaten en nog in kultuur zijnde planta-<br />
ges, de zijrivieren en kreekjes een vollediger beeld vertoont, waarbij de<br />
evenwichtiger verdeelde astronomische stations een hogere nauwkeurigheid<br />
garanderen, is de verdeling der astronomisch bepaalde punten (ca. 38 stuks)<br />
in het zuidelijk deel zeer verscheiden, vaak onvoldoende en biedt weinig ga-<br />
rantie voor enige mate van nauwkeurigheid.<br />
Een overvloed aan geografische namen maakt deze kaart evenwel bijzonder<br />
belangrijk. De naamgeving daarin tot uitdrukking gebracht, geldt voor het<br />
overgroot deel (met uitzondering van de nederlandisering) tot op heden.<br />
Ook de stand van zaken met betrekking tot het wegenstelsel rond Parama-<br />
ribo, het Pad van Wanica, langs de benedenloop van de Surinamerivier en de<br />
Commewijnerivier, alsmede de wegverbinding van Moengo to Albina is<br />
weergegeven.