+ Download pdf (6.190 kb) - Nederlandse Commissie voor Geodesie
+ Download pdf (6.190 kb) - Nederlandse Commissie voor Geodesie
+ Download pdf (6.190 kb) - Nederlandse Commissie voor Geodesie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
DE TWEEDE NAUWKEURIGHEIDSWATERPASSING VAN NEDERLAND<br />
HOOFDSTUK 2<br />
VOORGESCHIEDENIS EN VOORTGANG VAN DE<br />
TWEEDE NAUWKEURIGHEIDSWATERPASSING 1926-1940<br />
2.1 De <strong>voor</strong>geschiedenis en het begin van de metingen<br />
In de periode 1890-1913 werden nagenoeg geen uitgebreide waterpassingen verricht. Eerst<br />
omstreeks 1914 leefde de activiteit weer op. Bij de berekening van deze metingen kwamen<br />
veelvuldig discrepanties aan het licht tussen de gemeten hoogteverschillen en de bekende<br />
hoogten van de aansluitingspunten uit de eerste nauwkeurigheidswaterpassingen. Op grond<br />
van de nauwkeurigheid van de secundaire waterpassingen bleek handhaving van de oude<br />
hoogten van de bestaande verkenmerken in vele gevallen niet mogelijk. Gezien de grote tijdruimte<br />
verlopen sinds de waterpassing van 1875-1885 (f 40 jaar) was het wel aannemelijk<br />
dat verschillende verkenmerken een verandering van hoogte hadden ondergaan.<br />
In 1917 liet de Rijkscommissie <strong>voor</strong> Graadmeting en Waterpassing een waterpassing langs<br />
de zg. Rotterdamse Waterweg uitvoeren met een instrument van Zeiss. De resultaten waren<br />
weinig bevredigend hetgeen o.a. werd toegeschreven aan de instabiele ondergrond (122e vergadering<br />
Rijkscommissie <strong>voor</strong> Graadmeting en Waterpassing, 1918).<br />
In de 124e vergadering van de Rijkscommissie <strong>voor</strong> Graadmeting en Waterpassing (6<br />
augustus 1919) werd een subcommissie ingesteld ter bestudering van het vraagstuk van de<br />
herziening van de nauwkeurigheidswaterpassing van Nederland. De subcommissie hield zich<br />
in hoofdzaak bezig met het te gebruiken instrumentarium en de wijze van meten (1920), er<br />
werden nog geen aanbevelingen gedaan.<br />
In 1923 voerde het Geodetisch Bureau van ir. W. SCHERMERHORN te Delft in opdracht van<br />
de Directie van de Staatsmijnen, de Rijks Geologische Dienst en de Rijkswaterstaat een waterpassing<br />
uit over het traject Venlo-Maastricht (zie DIEPERINK [3] pagina 405-408). Deze meting<br />
werd door de Rijkswaterstaat gezien als een proefmeting en als het begin van de herziening<br />
van de Rijkswaterpassing. De Rijkscommissie <strong>voor</strong> Graadmeting en Waterpassing besloot in<br />
dat jaar een herhaling van de Rij kswaterpassing aan de Minister van Waterstaat aan te bevelen<br />
(130e vergadering van de Rijkscommissie <strong>voor</strong> Graadmeting en Waterpassing, 20 december<br />
1923). In 1925 vervolgde het Geodetische Bureau het werk in Limburg met de meting van het<br />
traject Venlo-Nijmegen. In 1926 werd het Geodetisch Bureau officieel belast ,,met de herziening<br />
van de nauwkeurigheidswaterpassing, volgens te geven <strong>voor</strong>schriften, onder toezichî van<br />
de Rijkscommissie <strong>voor</strong> Graadmeting en Waterpassing."<br />
In de Staatsbegroting 1926 (art. 42, hoofdstuk IX met toelichtende nota) was de herziening<br />
van de Rijkswaterpassing geraamd op f 100.000,- verdeeld over l0 jaren: 1926-1935. Door de<br />
Algemene Dienst van de Rijkswaterstaat werd in een onderhandse overeenkomst (goedgekeurd<br />
door de Minister van Waterstaat d.d. 25 juni 1926, no. 317 afd. Wat. T) aan het Geodetisch<br />
Bureau opgedragen ,,de waterpassing van 720 km, in 920 dagen te voltooien tegen een<br />
vergoeding van f 21.900,-".<br />
Het werk begon op 6 april 1926 met het aanbrengen van verkenmerken. De eigenlijke waterpassingen<br />
begonnen op 7 juni 1926; zij werden ononderbroken <strong>voor</strong>tgezet tot en met 1936,