Het Reemsterveld of Planken Wambuis - Natuurmonumenten
Het Reemsterveld of Planken Wambuis - Natuurmonumenten
Het Reemsterveld of Planken Wambuis - Natuurmonumenten
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong><br />
<strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
Onderzoek naar de plaats van cultuurhistorische<br />
landschapselementen op het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>.<br />
Werkgroep Landschapsgeschiedenis<br />
1
<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong><br />
<strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
Onderzoek naar de plaats van cultuurhistorische<br />
landschapselementen op het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>.<br />
Werkgroep Landschapsgeschiedenis<br />
3
4 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
Inhoudsopgave<br />
0| Inleiding 5<br />
1| De stuwwal van Oud Reemst (tot 1000) 8<br />
1.1 Geologie 8<br />
1.2 Prehistorie en vroege Middeleeuwen 10<br />
2| De late middeleeuwen en vroegmoderne tijd (1000-1750) 14<br />
2.1 Ontstaan van de grenzen 14<br />
2.2 Verbindingen met omringend gebied 19<br />
2.3 Landbouw in de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd 29<br />
2.4 Eigenaren en pachters 34<br />
3| Een andere tijd (1780-1940) 40<br />
3.1 Zandverstuivingen 43<br />
3.2 Aanleg van dennenbossen 47<br />
4| Conclusies 55<br />
5| Bijlagen 58<br />
6| Lijst van kaarten en afbeeldingen 60<br />
7| Bronnen en literatuur 62<br />
Col<strong>of</strong>on<br />
Titel ‘<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
Onderzoek naar de plaats van cultuurhistorische<br />
landschapselementen op het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>.’<br />
Dit verslag is een gezamenlijk product van de Werkgroep<br />
Landschapsgeschiedenis.<br />
De werkgroep bestaat uit Gerrit Breman, Foppe Dupuis,<br />
Roel van Ekeris, Paul Hendriks, Martin Hijink, Tessy Smeets,<br />
Rene Vossebeld, Jaap van der Weel, Rini Weyman.<br />
<strong>Het</strong> is gemaakt op verzoek van Vereniging <strong>Natuurmonumenten</strong>,<br />
Beheereenheid Zuidwest Veluwe Machiel Bosch<br />
Projectleiding Adinda Crans<br />
Tekst Gerrit Breman<br />
Fotografie Tessy Smeets, Foppe Dupuis en Gerrit Breman<br />
Opmaak GAW ontwerp+communicatie, Wageningen<br />
Print Printservice, Ede<br />
Database met bijbehorende kaarten Foppe Dupuis en<br />
Paul Hendriks. Dit verslag is de toelichting op deze database.<br />
Met dank aan Henk H<strong>of</strong>man en Michiel Purmer.
0| Inleiding<br />
Dit verslag is een toelichting op de waarnemingen<br />
van historische landschapselementen in het<br />
<strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>, die de Werkgroep Landschapsgeschiedenis<br />
in de afgelopen drie jaren<br />
heeft gedaan, op verzoek van de Vereniging<br />
<strong>Natuurmonumenten</strong>, Beheereenheid Zuidwest<br />
Veluwe.<br />
Drie jaar is een lange tijd en in die tijd zijn er<br />
veel waarnemingen gedaan en geregistreerd in<br />
een database. Dat wil niet zeggen dat alles wat<br />
er aan elementen te vinden is, ook daadwerkelijk<br />
is gevonden <strong>of</strong> geregistreerd. Gelukkig is er nog<br />
veel meer te zien.<br />
<strong>Het</strong> is de bedoeling van dit verslag om de waar <br />
nemingen te structureren en ze in een historische<br />
context te plaatsen.<br />
Wat waargenomen en geregistreerd is, zijn dus<br />
antropogene elementen. Om die te duiden was<br />
het nodig om de terreingesteldheid in de ver <br />
klaring te betrekken.<br />
Onze waarnemingen van menselijke activiteiten<br />
uit het verleden zijn gedaan, in wat bekend staat<br />
als een van de mooiste natuurgebieden van<br />
Nederland.<br />
0.1 indeling<br />
Dat leidt tot de volgende ho<strong>of</strong>dstukken:<br />
1. Een ho<strong>of</strong>dstuk over de oudste geschiedenis<br />
van het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>. De eerste para<br />
graaf gaat over de geomorfologie en de<br />
bodem van het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> voor zover<br />
dat van belang is om de landschapselementen<br />
te verklaren. De tweede paragraaf over de<br />
prehistorie en de vroege middeleeuwen.<br />
2. Een ho<strong>of</strong>dstuk over de laatmiddeleeuwse<br />
geschiedenis en de vroegmoderne tijd tot<br />
het eind van de achttiende eeuw. Hierin<br />
wordt aandacht geschonken aan de grenzen<br />
van het terrein, aan de wegenstructuur, aan<br />
de eigenaars en pachters en aan de land<br />
bouw, die in het <strong>Reemsterveld</strong> bedreven<br />
werd. Van deze periode is veel meer te zien<br />
in het terrein en het accent van dit ho<strong>of</strong>dstuk<br />
zal dan ook zwaarder zijn.<br />
3. Een ho<strong>of</strong>dstuk over de lange 19 e eeuw,<br />
waarin de uitbreiding van de zandverstuivingen<br />
met de bestrijdingsmaatregelen en de<br />
heideontginningen een plaats vinden.<br />
4. Een ho<strong>of</strong>dstuk met conclusies.<br />
5. Als bijlage is een overzicht van eigenaren<br />
opgenomen met de invloed die zij op het<br />
landschap uitoefenden.<br />
<strong>Het</strong> wordt afgesloten met een afdruk van een<br />
van de kaarten uit het Bosbedrijfsplan van<br />
ir. Bonnema. Hij heeft daarin de gebruikte<br />
toponiemen in het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
opgenomen.<br />
Kaarten spelen een belangrijke rol in dit<br />
verslag. Ze kunnen overzichtelijk weergeven<br />
wat er gevonden is. Maar we hebben kaarten<br />
ook gebruikt als middel van onderzoek.<br />
6. Een overzicht van afbeeldingen en figuren.<br />
7. Een overzicht van gebruikte bronnen en<br />
literatuur.<br />
0.2 werkwijze<br />
De werkwijze is als volgt geweest:<br />
Van een deelgebied werd historisch kaartmateriaal<br />
verzameld. Dat materiaal is zoveel mogelijk<br />
gerefereerd aan de coördinaten van de rijksdriehoeksmeting.<br />
Vervolgens gingen we na bestudering van dat<br />
materiaal het terrein in, waarbij we hebben<br />
geprobeerd elementen die op de kaarten voor<br />
kwamen te herkennen in het veld. We hebben<br />
natuurlijk ook gekeken naar wat wij daarnaast<br />
nog als antropogene elementen dachten te<br />
herkennen.<br />
Waarnemingen in het veld deden we altijd met<br />
minimaal drie personen om te voorkomen dat<br />
de wens de vader van de waarneming zou<br />
worden. Dat leidde niet alleen tot veel waarnemingen,<br />
maar ook tot vele geanimeerde discus<br />
5
6 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
sies over wát er werd waargenomen.<br />
De centrale vragen waren steeds:<br />
• Wat zien we hier?<br />
• Valt er een mensenhand in te ontdekken en zo<br />
ja, wat deed die hand?<br />
• En zo mogelijk: van wie was die hand?<br />
Om die vragen te beantwoorden is meer nodig<br />
dan de eenvoudige waarneming in het veld.<br />
Daar is ook archiefonderzoek voor nodig; meer<br />
dan er in het kader van dit verslag mogelijk was.<br />
Er ligt nog een heel terrein open voor nader<br />
onderzoek.<br />
Van alle elementen, de pure veldwaarnemingen<br />
en de veldwaarnemingen die door het bestuderen<br />
van kaartmateriaal waren gestuurd, zijn met<br />
behulp van GPS de coördinaten en de hoogte<br />
geregistreerd en later ondergebracht in een<br />
database.<br />
Waar dat mogelijk was zijn foto’s gemaakt van de<br />
elementen en die gekoppeld aan de coördinaten.<br />
Voor een verklaring van de zichtbare landschapselementen<br />
is het belangrijk uit te gaan van de<br />
geschiedenis van het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>.<br />
<strong>Het</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>, zoals dat er nu ligt als<br />
een van de natuurmonumenten in Nederland,<br />
is niet erg oud. <strong>Het</strong> dateert van 1942, toen de<br />
huidige omvang werd vastgelegd. <strong>Het</strong> merendeel<br />
van de landschapselementen was toen al<br />
lang gevormd en een verklaring zonder een<br />
ruimere blik is dan ook niet goed mogelijk.<br />
Bij de interpretatie van de elementen zijn we<br />
dan ook noodzakelijkerwijs uitgegaan van de<br />
veel oudere eenheid, die van het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />
De onderdelen die van dit veld zijn afgescheiden,<br />
waardoor later het huidige het <strong>Planken</strong><br />
<strong>Wambuis</strong> werd gevormd, zijn dan ook meegenomen<br />
bij de waarnemingen, zij het natuurlijk veel<br />
minder intensief.<br />
We zijn dus uitgegaan van de oudst bekende<br />
kaart waarop het hele <strong>Reemsterveld</strong> staat afgebeeld:<br />
de kaart die ook op het titelblad staat.<br />
Dezelfde kaart is hieronder nog een keer<br />
afgebeeld, maar nu is op de kaart weergegeven<br />
welke gebieden in de loop der tijd zijn afgescheiden<br />
van het oorspronkelijke veld. De kaart heeft<br />
als extra dat hij het <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong><br />
<strong>Wambuis</strong> weergeeft in samenhang met de<br />
omringende gebieden.<br />
<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> was geen geïsoleerd gebied,<br />
maar speelde een rol binnen de regio al was het<br />
alleen maar als doorgangsgebied. Langs en door<br />
het gebieden liepen vele wegen en paden,<br />
waarvan een aantal relevant is voor de verbinding<br />
met naast en verder gelegen gebieden.<br />
We zullen dus het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> benaderen<br />
als de eenheid zoals die nu is, in de historische<br />
context van het <strong>Reemsterveld</strong> en in relatie tot de<br />
omringende gebieden.<br />
Op nevenstaande kaart zijn de huidige grenzen<br />
aangegeven. <strong>Het</strong> zal duidelijk zijn dat de<br />
verhoudingen niet exact zijn.<br />
In dit verslag is geen aandacht besteed aan de<br />
zogenaamde rode elementen. <strong>Natuurmonumenten</strong><br />
heeft naar de waardestelling van de gebouwen<br />
en erfbeplanting een afzonderlijk onderzoek<br />
laten doen.
| fig 0.1 | <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> op de kaart van Nicolaes van Geelkercken uit 1632. Binnen de rode lijnen de huidige<br />
grenzen van het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>.<br />
7
Noot<br />
[1] Maarleveld, G.C. en J.C.<br />
Pape, Geologische gesteldheid<br />
van het ‘Nationale Park de Hoge<br />
Veluwe’<br />
8 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
1| De stuwwal van Oud Reemst tot 1000<br />
In dit ho<strong>of</strong>dstuk komt de oudste geschiedenis van het <strong>Reemsterveld</strong> aan de orde.<br />
<strong>Het</strong> begint met een kort overzicht over de vorming van het landschap. Hoewel de<br />
landschapselementen die in deze periodes gevormd zijn geen cultuurhistorische landschapselementen<br />
zijn, zijn ze wel bepalend geweest voor de latere bewoning. Daarna<br />
komt een paragraaf waarin de eerste invloeden van de mens op het landschap aan de<br />
orde komen, de prehistorie en de vroege middeleeuwen.<br />
1.1 Geologie<br />
De stuwwallen van de Veluwe zijn gevormd in<br />
het Saalien. <strong>Het</strong> honderden meters dikke<br />
ijs pakket uit Scandinavië scho<strong>of</strong> over de be <br />
staan de rivierafzettingen. De grondmorene,<br />
bestaande uit keien, zand en leem, werd afgezet<br />
tot aan de lijn GaasterlandTexel, het zogenaamde<br />
Gaasterland stadium.<br />
Vervolgens zijn door ijsuitbreiding tot aan de lijn<br />
NijmegenUtrechtHaarlem stuwwallen gevormd,<br />
het Amersfoortstadium. Zand en grind dat in<br />
eerdere periodes door de voorlopers van Rijn,<br />
Maas en de noordduitse rivieren was afgezet,<br />
werd opgestuwd door de gletsjers. Die groeven<br />
zich diep in de aanvankelijk horizontale grind<br />
en zandlagen. Hierbij werden de afgezette lagen<br />
geplooid en kwamen vaak schuin te staan. De<br />
rivierafzettingen van Rijn en Maas zijn kalkrijker<br />
en vruchtbaarder dan de noordduitse afzettingen.<br />
Dit complexe proces resulteerde in de buurt van<br />
het huidige <strong>Reemsterveld</strong> in een aantal stuwwallen:<br />
• de grote stuwwal van de Veluwe. Deze loopt<br />
ongeveer noordzuid en vormt de westrand<br />
van de IJsselvallei;<br />
• de stuwwal van Ede, die de oostkant van het<br />
dal van de Gelderse Vallei vormt;<br />
• de kleine stuwwal waarvan Oud Reemst de<br />
zuidpunt vormt. De stuwwal van Oud Reemst<br />
loopt globaal van de Compagnieberg tot<br />
Lunteren. Van de Compagnieberg tot aan Oud<br />
Reemst is hij in het veld goed te zien. Ten<br />
oosten van de Compagnieberg is de wal door<br />
stuifzand moeilijk zichtbaar.<br />
Niet alle gestuwde lagen zijn even vruchtbaar.<br />
De zogenaamde ‘bruine zanden’, gestuwd<br />
materiaal van Rijn en Maas zijn het meest<br />
geschikt voor bewoning. Mossel, Oud Reemst<br />
en Nieuw Reemst liggen op plaatsen waar deze<br />
bruine zanden aan de oppervlakte komen.<br />
<strong>Het</strong> water van het smeltende ijs hoopte zich<br />
op in de stuwwalbekkens tot meren, die op enig<br />
moment door de nog steeds bevroren stuwwallen<br />
braken en met het water een mengsel van stenen,<br />
grind en zand in spoelzandvlaktes neerlegden.<br />
De dalen die zo in de stuwwallen gevormd zijn<br />
worden wel als droogdalen herkend.<br />
Ten zuiden van de stuwwal van Oud Reemst is<br />
deze spoelzandvlakte <strong>of</strong> sandr als een grindrijk<br />
gebied te zien.<br />
Ten Noorden van de stuwwal van Oud Reemst<br />
ligt een gebied dat in het begin van de Würmtijd<br />
meters lager lag dan momenteel. Smeltwater<br />
van besneeuwde stuwwalhellingen stroomde in<br />
deze laagte, ‘de ‘Kom van Otterlo’. 1 Deze Kom<br />
van Otterlo is nu nog te herkennen in het Lage<br />
Veld en het Verdronken Bos. Beide liggen ten<br />
zuiden van het Otterlose Bosch en het Otterlose<br />
Zand en ten noorden van de stuwwal aan<br />
weerszijden van de huidige Harderwijkerweg.<br />
In de daarop volgende droge en koude periode<br />
van het Weichselien zijn lokaal pakketten<br />
dekzand afgezet, waardoor de diepe dalen weer<br />
gedeeltelijk werden opgevuld.<br />
Deze dekzanden zijn vooral bij droogte zeer<br />
gevoelig voor verdere verstuivingen, zoals die in<br />
het Holoceen plaatsvonden. Dekzanden en<br />
stuifzanden kunnen van elkaar onderscheiden<br />
worden omdat de dekzanden een zwak glooiend<br />
landschap vormen. In een stuifzand landschap<br />
worden meer geïsoleerd liggende heuvels aangetr<strong>of</strong>fen<br />
met uitgestoven vlakten.<br />
Bij het ontstaan van de zandverstuivingen heb<br />
ben menselijke activiteiten een grote rol gespeeld:<br />
ontbossing, begrazing, het steken van plaggen,<br />
graven naar grind en stenen, het gebruik als weg,<br />
landbouw en wat dies meer zij.<br />
De bodemkundige kaart ziet er als volgt uit:<br />
(fig. 1.3)
| fig 1.1 | Stuwwallen op de Veluwe. Bron: Maarleveld en Paape.<br />
| fig 1.2 | Stuifzanden op de Veluwe. Bron Theo Spek. Kaart Bureau Overland.<br />
| fig 1.3 | Bodems op het <strong>Reemsterveld</strong>. Bron archeologische verwachtingskaart<br />
gemeente Ede. Bron: archeologische verwachtingskaart gemeente Ede.<br />
| fig 1.4 | <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> op de hoogtekaart van het AHN.<br />
9
Noten<br />
[2] Vondst Henk H<strong>of</strong>man.<br />
Mogelijk is met deze grafheuvel<br />
de heuvel bedoeld die in de in<br />
de archeologische verwachtingskaart<br />
van de gemeente Ede ten<br />
zuidwesten van Oud Reemst<br />
is aangegeven, maar die niet<br />
gevonden werd.<br />
[3] Doesburg, J. van, e.a. Een<br />
middeleeuwse nederzetting in het<br />
Oud Reemsterzand<br />
[4] Lezing van Pr<strong>of</strong>. T. Spek in<br />
maart 2009.<br />
[5] Heidinga, H.A. De Veluwe<br />
in de vroege Middeleeuwen.<br />
Aspecten van de nederzettingsarcheologie<br />
van Kootwijk en zijn<br />
buren.<br />
10 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
Opvallend is dat bij Oud Reemst en Nieuw<br />
Reemst wel stuwwallen en sandrs met enkeerdgronden<br />
worden gevonden, maar bij Mossel<br />
volgens deze kaart niet.<br />
Al deze geologische en bodemkundige processen<br />
resulteren in het geaccidenteerde landschap van<br />
het <strong>Reemsterveld</strong> zoals dat door de hoogtekaart<br />
van het AHN getoond wordt.<br />
<strong>Het</strong> lijkt erop dat de grenzen van het <strong>Reemsterveld</strong><br />
voor een belangrijk deel bepaald zijn door<br />
natuurlijke accenten in het terrein. We komen<br />
hier verder op terug.<br />
1.2 Prehistorie en vroege Middeleeuwen<br />
In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan<br />
de prehistorie en de middeleeuwen<br />
Op het <strong>Reemsterveld</strong> zijn regelmatig archeologische<br />
vondsten gedaan en ook nu nog worden er<br />
pijlpunten en scherven gevonden.<br />
Deze vondsten laten zien dat er al heel vroeg<br />
mensen rondliepen op de stuwwal van Oud<br />
Reemst en de daaraan grenzende lager gelegen<br />
gebieden. Deze vondsten alleen kunnen geen<br />
aanleiding zijn om een aparte paragraaf aan<br />
deze periode te wijden, omdat er tot voor kort<br />
nauwelijks landschapselementen gevonden<br />
werden. Tot voor kort stamden de eerste<br />
landschapselementen ongeveer uit de 15 e eeuw.<br />
In 2009 zijn er vondsten gedaan uit de IJzertijd<br />
die aandacht voor deze periode in dit verslag rechtvaardigen.<br />
Daarmee wordt de geschiedenis van<br />
de zichtbare elementen van het <strong>Reemsterveld</strong><br />
met een paar honderd jaar naar voren geschoven.<br />
De vondsten zijn gedaan op het terrein van<br />
het Nationale Park de Hoge Veluwe, een paar<br />
honderd meter ten noorden van het Bosje van<br />
Staf, maar binnen de grenzen van het <strong>Reemsterveld</strong><br />
en zijn alleen al om die reden relevant voor<br />
dit verslag.<br />
Bovendien werd tijdens de aanleg van het eco<br />
duct ten noorden van Oud Reemst in 2010 een<br />
grafheuvel ontdekt, vermoedelijk uit de IJzertijd. 2<br />
De vondsten bij het Bosje van Staf betr<strong>of</strong>fen<br />
scherven uit de IJzertijd (800 BC – 0) en de<br />
vroege Middeleeuwen (6 e – 9 e eeuw AD). <strong>Het</strong><br />
archeologisch onderzoek dat daarop volgde 3<br />
leverde paalsporen, hutkommen en de platte<br />
gronden van boerderijen uit de 12 e eeuw op en<br />
de resten van een overstoven akkerlaag in de<br />
nabije omgeving daarvan. De nederzetting kan<br />
worden gezien als een voorloper van het huidige<br />
Oud Reemst.<br />
In de nabijheid zijn ook de resten van een ven<br />
aangetr<strong>of</strong>fen, dat voor 1300 overstoven was<br />
geraakt. In de directe omgeving van deze<br />
vochtige plek hebben mensen zich gevestigd.<br />
Rond het jaar 1000 begon het zand in deze<br />
omgeving te stuiven.<br />
De nederzetting lag dus in de zogenaamde<br />
‘Kom van Otterlo’. Dit gebied, dat zich uitstrekt<br />
van het Lage Veld ten westen van Mossel tot aan<br />
de Pollen, is op veel plaatsen uitgestoven tot op<br />
de grindlaag. Op een aantal plaatsen zijn kleine<br />
‘eilandjes’ blijven staan. De stijlrandjes steken<br />
ongeveer 50 centimeter boven het uitgestoven<br />
gebied uit. Deze ‘eilandjes’ worden zowel aan de<br />
oost als aan de westkant van de Harderwijkerweg<br />
aangetr<strong>of</strong>fen, o.a. ten zuiden van het<br />
Mosselse zand bij het zogenaamde Wegje van<br />
Wigman als bij de Mosselse Dennen en de<br />
Hertenkolken.<br />
De overblijfselen van vroege bewoning werden<br />
gevonden tijdens plagwerkzaamheden in het<br />
heidegebied. Mogelijk zijn de eilandjes blijven<br />
staan omdat er humus van de akkerresten in de<br />
ondergrond te vinden is. 4<br />
Er is nog iets verrassends aan de vondst in het<br />
noordoosten van het <strong>Reemsterveld</strong>. Bij zijn<br />
onderzoek naar de verdwenen nederzetting bij<br />
Kootwijk kwam Heidinga tot de hypothese dat er<br />
ook een nederzetting te vinden zou moeten zijn<br />
ten noordoosten van het huidige Oud Reemst. 5<br />
Die hypothese werd met de vondst bevestigd.<br />
Landbouw<br />
De landbouw, die in deze nederzetting werd<br />
uitgeoefend had een ander karakter dan de<br />
latere landbouw waarbij van plaggenbemesting<br />
gebruik werd gemaakt. Verondersteld wordt dat<br />
het zogenaamde ‘zwerflandbouw’ was. Een<br />
gebied werd zolang gebruikt tot de bodemvruchtbaarheid<br />
onvoldoende was. Daarna werd<br />
de nederzetting verlaten. <strong>Het</strong> ligt voor de hand<br />
dat niet ver daarvandaan een nieuwe nederzetting<br />
gesticht werd. Soms werden zelfs akkers<br />
aangelegd op plaatsen waar eerst boerderijtjes<br />
gestaan hadden. Nadat de vruchtbaarheid weer<br />
langs natuurlijke weg hersteld was, kon dezelfde<br />
plaats opnieuw gebruikt worden.
| afb 1.1 | ‘Eilandjes’, bij het<br />
Wegje van Wigman in het<br />
Lage Veld.<br />
| fig 1.5 | Mogelijke locaties van nederzettingen op de Veluwe.<br />
Bron: Heidinga, Kootwijk.<br />
11
Noten<br />
[6] Mededeling Han ten Seldam<br />
[7] H.A. Heidinga, De Veluwe<br />
in de vroege Middeleeuwen,<br />
pag. 81<br />
| fig 1.6 | Kaart op basis van TMK 1850. Aangegeven de plaatsen<br />
waar water <strong>of</strong> natte grond werd aangetr<strong>of</strong>fen in de omgeving van<br />
het Lage Veld.<br />
12 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
De grote zandverstuivingen, die tot in de<br />
twintigste eeuw in het <strong>Reemsterveld</strong> en in de<br />
aangrenzende gebieden voorkwamen, kwamen<br />
in de vroege middeleeuwen nog niet voor. Dat<br />
gebeurde pas later vanaf de 14 e en 15 e eeuw toen<br />
grootschalige schapenteelt voor de wolmarkten<br />
en de plaggenbemesting opkwam. Opvallend is<br />
dat het oude Oud Reemst al vroeg last had van<br />
stuivend zand.<br />
Oorspronkelijk hoorde in het voedselarme<br />
gebied een eikenberkenbos thuis en op de iets<br />
rijkere stuwwallen een eikenbeukenbos. In de<br />
armere gebieden, aan de voet van de stuwwal,<br />
zullen door intensief gebruik van de grond en<br />
verdere verarming, grassen en heide sneller een<br />
kans hebben gekregen, waardoor het gebied<br />
geleidelijk aan opener kon worden. <strong>Het</strong> open<br />
heide en graslandschap kan dus als een cultuurhistorisch<br />
fenomeen worden gezien.<br />
Water<br />
Voor bewoning is natuurlijk de beschikbaarheid<br />
van water van groot belang. Niet alleen als<br />
drinkwater voor mens en dier, maar ook voor de<br />
landbouw. Op de hoge ruggen van de stuwwal is<br />
drinkwater minder gemakkelijk voorhanden,<br />
maar in het lager gelegen gebied was dat wel het<br />
geval. Op betrekkelijk korte afstand waren zowel<br />
hogere en rijkere gronden als armere waterrijke<br />
gronden ter beschikking.<br />
| afb 1.3 | Impressie van een hutkom uit Kootwijk. <strong>Het</strong> grondoppervlak is ongeveer<br />
3 x 3 m. Dit soort hutkommen zijn ook gevonden in het oude Oud Reemst.<br />
Bron: Bloemers, Verleden Land.<br />
De TMK 1845 geeft talrijke plaatsen aan waar de<br />
waterstand zo hoog was dat water regelmatig<br />
aan de oppervlakte kwam. Van Geelkerken tr<strong>of</strong><br />
in 1653 een ‘Westervles’ aan, ongeveer op de<br />
plaats van het blauwe vlak. (zie fig. 2.2)<br />
Nog in de jaren 60 van de 20 e eeuw stond de<br />
Harderwijkerweg langdurig onder water. 6<br />
Ook in en dichtbij het Papendal waren natte<br />
plekken te vinden. Hierover meer in de paragraaf<br />
over de grenzen van het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />
Wanneer goed naar de sterke en zwakke<br />
gebruiksmogelijkheden van de bodem werd<br />
gekeken was het mogelijk om rogge, haver en<br />
zomergerst te verbouwen en was weidegrond<br />
voor het vee beschikbaar. 7<br />
Deze veronderstelling is gebaseerd op de<br />
gegevens voor landbouwgeschiktheid die<br />
Heidinga geeft voor Kootwijk, maar die op zijn<br />
minst gedeeltelijk ook voor de stuwwal van Oud<br />
Reemst en de Kom van Otterlo gelden. Zo’n<br />
nederzetting, waarvan de bewoners de beschikking<br />
hadden over wat hogere gronden en wat<br />
lagere gronden voor de teelt van diverse<br />
gewassen en waar ze ook de beschikking<br />
hadden over nattere weidegronden vormde<br />
misschien juist wel een heel geschikte omgeving<br />
om flexibel te kunnen inspelen op veranderende<br />
omstandigheden. Dat zal nodig geweest zijn,<br />
want primitieve vormen van landbouw kenmer
ken zich ook door weinig controlemogelijkheden<br />
over de omstandigheden waaronder die landbouw<br />
bedreven wordt.<br />
<strong>Het</strong> is erg verleidelijk om een reconstructietekening<br />
op te nemen van een boerderij, zoals<br />
die in de 12 e eeuw aan de voet van de stuwwal<br />
van Oud Reemst gestaan kan hebben. De<br />
vondsten op zich bieden daarvoor niet voldoende<br />
aanknopingspunten, maar de kennis<br />
van de archeologie uit de vroege middeleeuwen<br />
is voldoende gevorderd om een paar reconstructies<br />
op te nemen.<br />
De vondsten bij Oud Reemst zijn momenteel<br />
weer bedekt met een laag dekzand. Dat is<br />
opzettelijk gedaan. In de eerste plaats omdat de<br />
vondstlocatie erg kwetsbaar is. Als de paalspo<br />
ren blootgesteld raken aan de lucht zullen ze<br />
snel verdwijnen. Bovendien ligt de locatie in<br />
een rustgebied van het Nationale Park de Hoge<br />
Veluwe.<br />
> In het veld<br />
Alleen de kleine grafheuvel op de noordflank van<br />
de stuwwal van Oud Reemst, ten westen van de<br />
wildpassage tussen het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> en de<br />
Hoge Veluwe.<br />
| afb 1.4 | De kleine grafheuvel<br />
bij Oud Reemst.<br />
| afb 1.2 | Impressie van<br />
Kootwijk. De 12 e eeuwse<br />
nederzetting bij Oud Reemst<br />
zou er ook zo uitgezien kunnen<br />
hebben. Bron: Bloemers,<br />
Verleden Land.<br />
13
Noot<br />
[8] Rosendael wordt op vele<br />
manieren gespeld. Hier is in<br />
navolging van Bierens de Haan,<br />
Groen Hemeltjen, gekozen voor<br />
de spelling ‘Rosendael’ ook om<br />
onderscheid te maken van het<br />
dorp Rozendaal.<br />
14 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
2| De late middeleeuwen en<br />
vroegmoderne tijd (1000-1750)<br />
In dit ho<strong>of</strong>dstukparagraaf komt het ontstaan van het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> uit het <strong>Reemsterveld</strong><br />
aan de orde. De loop van de wegen door het <strong>Reemsterveld</strong> werd, uiteraard<br />
naast de plaatsen van herkomst en aankomst, bepaald door de natuurlijke gesteldheid<br />
van het veld. Op hun beurt hadden die wegen weer invloed op de inrichting van het<br />
gebied en de plaats van de landbouwenclaves. We zien een wisselwerking waar moeilijk<br />
oorzaak en gevolg van te bepalen valt. In de vroegmoderne tijd speelde de landbouw<br />
nog een grote rol op de centrale delen van de Veluwe en ook op het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />
De opeenvolgende eigenaren en pachters hebben elk hun invloed gehad op de geschiedenis<br />
van het landschap.<br />
2.1 Ontstaan van de grenzen<br />
In de vroege middeleeuwen was de bevolkingsdruk<br />
op de Veluwe laag. De verspreid en betrekke<br />
lijk geïsoleerd van elkaar liggende clusters van<br />
boeren zaten elkaar niet in de weg. Elk cluster<br />
kon beschikken over een eigen areaal waarbinnen<br />
boeren ook nog wel van woonplaats konden<br />
veranderen en waar ook ruimte was om met vee<br />
te trekken van zomerweiden naar winterweiden.<br />
Tussen de verschillende bewoonde gebieden<br />
was nog voldoende ongebruikte, woeste grond.<br />
Vanaf de Karolingische periode beschouwde de<br />
keizer zich eigenaar van de grote, ongerepte en<br />
vrijwel onbewoonde gebieden op de centrale<br />
Veluwe. De Gelderse graven, later hertogen,<br />
werden beleend met deze domeingronden, die<br />
vaak weer tijdelijk <strong>of</strong> langdurig werden uitgegeven<br />
aan onderdanen, als onderleen. Binnen een<br />
feodaal stelsel ‘kochten’ de keizer, hertogen en<br />
graven daarmee loyaliteit van hun onderdanen.<br />
In de 8 e en 9 e eeuw ontstond een trek naar de<br />
vochtige randen van de Veluwe: de Gelderse<br />
Vallei en de IJsselvallei. Deze ontwikkeling werd<br />
gestimuleerd en deels gestuurd door de bisschoppen<br />
van Utrecht en de graven van Gelderland.<br />
Bij het groeien van de bevolking werd de vrijheid<br />
om zich vrij te vestigen en te migreren langzamerhand<br />
beperkt en ontstond de noodzaak tot<br />
het afperken van woon en leefgebieden. De<br />
gemeenschappen van boeren begonnen hun<br />
eigen ruimte in te nemen. Die leefgebieden<br />
gingen grenzen aan de leefgebieden van<br />
naburige groepen. De bewegings en vestigingsvrijheid<br />
werd dus enerzijds beperkt door de<br />
graven, die hun rechten op de wildernis wilden<br />
laten gelden en anderzijds door naburige<br />
groepen.<br />
Uiteraard werd die vrijheid ook beperkt door de<br />
mogelijkheden die de bodem bood.<br />
Na 1300 ontstond zo, bij groeiende bevolkingsdruk,<br />
de tendens dat groepen boeren hun<br />
gebruiksrechten op de grond veilig wilden<br />
stellen. Zij waren daartoe min <strong>of</strong> meer gedwongen<br />
door de steeds geringere hoeveelheid grond<br />
die voor de landbouw ter beschikking was. Voor<br />
die extensieve landbouw waren grote gebieden<br />
nodig, die gebruikt werden als weidegrond.<br />
Deze boeren verenigden zich in marken <strong>of</strong><br />
buurten. Door regels en rechten probeerden zij<br />
hun grondgebied naar buiten veilig te stellen en<br />
ook intern het gebruik te regelen. <strong>Het</strong> ligt voor<br />
de hand dat de eigenaars van de boerderijen, de<br />
eigengeërfden, in dit proces van regels maken<br />
de belangrijkste positie innamen.<br />
Langs de randen van de Veluwe waren door de<br />
ontginningsbeweging naar de natte zone’s de<br />
meeste eigengeërfde boeren komen te wonen.<br />
In het centrum van de Veluwe bleef de bewoning<br />
beperkt tot kleine groepjes en hield de graaf de<br />
eigendomspositie van grote gebieden.<br />
Na 1300 kwamen door koop veel woeste<br />
gronden in bezit van de marken <strong>of</strong> buurten.<br />
De hertogen Reinald de I, II en III hadden door<br />
strijd met rivalen veel geld nodig. Delen van<br />
hun eigendom werden daarom wel verkocht.<br />
Daaronder waren grote bosgebieden als de<br />
Sijsselt, dat in 1427 werd afgesplitst van het<br />
M<strong>of</strong>tbos en ook het Rosendaelse Veld.<br />
De positie van de bezittingen in Rosendael 8 past<br />
in de hierboven geschetste ontwikkeling.<br />
Door voortdurend geldgebrek waren de Gelder <br />
se hertogen niet in staat om de Rosendaelse
Marken op de Veluwe<br />
Legenda:<br />
groen: Wageningen Doorwerth Arnhem<br />
blauw: de Edese buurten <strong>of</strong> marken<br />
oranje: de Ginkel<br />
geel: de bezittingen van Rosendael (Ro),Terlet (Te),<br />
Deelen (De) en Reemst (Re)<br />
bezittingen te onderhouden en de schade die in<br />
de loop van de 14 e en 15 e eeuw door verwaarlozing<br />
was aangericht, te herstellen. Hertog<br />
Karel van Gelre verpandde in 1516 Rosendael<br />
met al zijn bezittingen aan Gerrit van Scherpenzeel,<br />
drost van de Veluwe, als dank voor de<br />
steun die hij van hem had ontvangen. In 1536<br />
moest hertog Karel definitief vrede sluiten van<br />
keizer Karel V. Hij deed daarbij afstand van<br />
Rosendael en alle rechten daarop.<br />
De Rosendaelse bezittingen<br />
Rosendael was veel meer dan het grote kasteel.<br />
Bij Rosendael hoorden ook het Rosendaelse<br />
Veld, het Terletse Veld, het Deelense Veld, het<br />
Reemster Veld en tijdelijk ook het Ginkelse Veld.<br />
De Rosendaelse bezittingen schoven als een<br />
grote wig van oost naar west over de zuidveluwe.<br />
Aan de zuidkant van de wig lagen de<br />
dichter bewoonde gebieden van het Schependom<br />
Arnhem en van Doorwerth. Aan de noord <br />
kant van de wig lag het Aanstoterveld dat bij de<br />
buurt Otterlo hoorde, het Roekelse bos, dat<br />
onder de buurt Wekerom viel en de buurten<br />
EdeVeldhuizen en die van Maanen. Bovendien<br />
had Rosendael nog verspreid liggende bezittingen<br />
elders op de Veluwe.<br />
Bovenstaande kaart geeft een deel van die<br />
bezittingen weer. (fig. 2.1)<br />
Soms worden de bezittingen Terlet, Deelen en<br />
het <strong>Reemsterveld</strong> wel als marken aangeduid.<br />
Formeel is dat niet juist: er zijn geen markeboeken<br />
bekend. Maar de wijze van grondgebruik<br />
van Terlet, Deelen en Reemst verschilde weinig<br />
met dat van Edese buurten en met de Ginkel. 9<br />
Waarschijnlijk kunnen de Rosendaelse bezittingen<br />
en de Ginkel worden gezien als in oor<br />
| fig 2.1 | Bezittingen van Rosendael<br />
op de zuid Veluwe. Bron:<br />
de basis van de kaart is ontleend<br />
aan Demoed, Mandegoed<br />
schandegoed.<br />
Noot<br />
[9] De begrippen marke en<br />
buurt worden hier gemakshalve<br />
als synoniem gezien. ‘Buurt’<br />
werd het meest op de west<br />
Veluwe gebruikt.<br />
15
| fig 2.2 | De oostgrens met het Deelensche veld in 1653.<br />
16 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
sprong grondheerlijke marken. Dat zijn marken<br />
waarin de enige eigengeërfde de grondheer was.<br />
De boeren van Terlet en Deelen waren pachters<br />
van Rosendael. De boeren van Reemst en<br />
Mossel werden dat in de 17 e eeuw<br />
Grensmarkeringen<br />
De grenzen van al die eenheden lagen rond 1500<br />
wel zo ongeveer vast. Er waren geen mogelijkheden<br />
meer om de gronden die in gebruik<br />
waren bij de boeren, zonder meer uit te breiden.<br />
In de 17 e eeuw was het heel gebruikelijk om die<br />
eenheden ‘veld’ te noemen.<br />
In deze periode zijn ook de eerste kaarten van<br />
de agrarischeconomische eenheden verschenen,<br />
waarop die grenzen zijn getekend. Vaak zijn<br />
die kaarten gemaakt naar aanleiding van grens <br />
geschillen met andere eenheden.<br />
Kaartenmaker Nicolaes van Geelkercken uit de<br />
17 e eeuw speelde daarbij een belangrijke rol. 10<br />
De kaarten van Van Geelkercken geven veel<br />
interessante informatie over de ‘velden’. De<br />
boerderijen, akkercomplexen met hun wallen, de<br />
heidevelden, waterplassen en het wegenpatroon<br />
waren op het moment dat de kaarten gemaakt<br />
werden natuurlijk niet nieuw. Ze zijn ontstaan in<br />
de voorafgaande jaren <strong>of</strong>, beter gezegd, eeuwen.<br />
Voor het uiteindelijk helder en zonder misverstanden<br />
markeren van de grenzen waren<br />
duidelijke veldkenmerken noodzakelijk. Dat<br />
markeren was belangrijk omdat de vrij beschikbare<br />
grond beperkt was geraakt. Daarvoor vielen<br />
de kaartenmakers terug op de kennis die de<br />
bewoners hadden van het veld.<br />
Prominente heuvels <strong>of</strong> heuvelruggen, dalen,<br />
meertjes bosjes, wegen, gaven in het lege<br />
landschap de grenzen aan.<br />
<strong>Het</strong> is frappant te zien hoe permanent die<br />
grenzen eeuwen lang zijn geweest. De nog vage<br />
grenzen uit de middeleeuwen werden door Van<br />
Geelkercken en zijn tijdgenoten vastgelegd. In<br />
de 18 e eeuw werden ze door kaartenmaker<br />
Berend Elsh<strong>of</strong>f gekopieerd. Ze werden opnieuw<br />
gebruikt bij de verpondingskaarten uit het eind<br />
van die eeuw en uiteindelijk nog eens bij de<br />
kadastrale minuutplans in het begin van de 19 e<br />
eeuw.<br />
De huidige kadastrale kaart Otterlo sectie D,<br />
Reemst, waar het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> nu nog deel<br />
van uitmaakt gaat dus eeuwen terug.<br />
Alleen al daarom is het belangrijk om goed<br />
aandacht te schenken aan de grenzen van het<br />
<strong>Reemsterveld</strong> en proberen de resten van die<br />
markeringen in het veld op te sporen. <strong>Het</strong> zijn<br />
landschapselementen die niet alleen de grenzen
van het oude bezit van Rosendael aangeven,<br />
maar nog veel meer de grenzen van de agrarischeconomische<br />
velden uit de late middeleeuwen.<br />
Eenheden die gebaseerd zijn op nog veel<br />
ouder agrarisch grondgebruik.<br />
De oostkant<br />
Aan de oostkant grenst het <strong>Reemsterveld</strong> aan<br />
het Deelense veld. (fig. 2.2)<br />
Er zijn een aantal opvallende zaken aan die oostgrens<br />
te ontdekken. Van noord naar zuid zien<br />
we op de detailkaart:<br />
• de Westervles. Een waterplas, die ligt op de<br />
plaats waar nu het lage Veld ligt. Van Geelkercken<br />
heeft op plaatsen waar hij water aantr<strong>of</strong><br />
dat met blauwe kleur aangegeven (zie ook fig<br />
1.6.). Ook aan de zuidkant van de Comenij<br />
vond hij dat toen water, evenals op een van de<br />
grensmarkeringen van het Deelense veld, de<br />
Dornen Struykens vles, dicht bij de huidige<br />
Deelense Was;<br />
• de Aartsberg. <strong>Het</strong> noordwestelijke markeringspunt<br />
van het Deelense Veld, midden in een<br />
zandverstuiving;<br />
• de Comenij. De huidige Compagnieberg, een<br />
van de hoogste punten op de stuwwal van<br />
Oud Reemst;<br />
• de weg van Reemst naar Deelen. Hier komen<br />
we later op terug;<br />
• de weg van Harderwijk naar Arnhem. Hier<br />
komen we later op terug; Oud Reemst heette<br />
nog Reems. Rond Oud Reemst en op de<br />
huidige Deelense Start werden (eiken) struijken<br />
aangetr<strong>of</strong>fen. Dit soort begroeiing kan erop duiden<br />
dat het landschap toen al overbegraasd<br />
was <strong>of</strong> dreigde te worden.<br />
> In het veld<br />
De Westervles lag ongeveer op de plaats waar<br />
momenteel de paddenpoel in het Lage Veld<br />
ligt. De Compagnieberg, ligt op het terrein<br />
van de Hoge Veluwe. De Aartsberg, ook op<br />
het terrein van de Hoge Veluwe.<br />
<strong>Het</strong> Papendal vormde een natuurlijke grens aan<br />
de zuidoostkant van het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />
<strong>Het</strong> Schependom Arnhem liet er grenspalen op<br />
pollen plaatsen, die gedeeltelijk nog aanwezig<br />
zijn.<br />
| fig 2.3 | De zuidoost grens, <strong>Het</strong> Papendal, op de kaart van het Deelense Veld van Van Geelkercken<br />
uit 1629.<br />
Opvallend zijn een aantal natte plaatsen in <strong>of</strong> bij<br />
het dal, die nu nog te identificeren zijn. In het<br />
natte gedeelte bij de Goossenpol is nu de<br />
kruising van het zogenaamde Bommenlijntje<br />
met de Harderwijkerweg, die daar wat opgehoogd<br />
is. De duikers die daar in de Tweede<br />
Wereldoorlog zijn aangelegd liggen daar niet<br />
voor niets.<br />
> In het veld<br />
De grenspalen, waarvan sommige op pollen, in<br />
het Papendal. Deels zijn ze te vinden op het<br />
terrein van de Hoge Veluwe (de Vredepol, de<br />
Braspol), deels op terrein van ‘sKooningsjagt<br />
(de Goossenpol) en deels op terrein van<br />
rijkswaterstaat (de Bijssenpol). Zogenaamde<br />
tussenpollen zijn te vinden op terrein van<br />
<strong>Natuurmonumenten</strong>.<br />
De watervles ten noorden van de Dennenkamp,<br />
nu een poel.<br />
Noot<br />
[10] Van hem zijn een aantal<br />
kaarten bekend, die nuttige<br />
informatie over de vroegmoderne<br />
tijd geven:<br />
een kaart van het Deelensche<br />
veld uit 1629, gemaakt naar<br />
aanleiding van een grensgeschil<br />
met het schependom Arnhem;<br />
een kaart uit 1632. <strong>Het</strong><br />
<strong>Reemsterveld</strong> wordt daar<br />
genoemd Veld om Reems <strong>of</strong>t<br />
Rozendaalse Velt. De kaart<br />
toont het veld te midden van<br />
het Aanstoterveld, het Deelense<br />
Veld, het Doorwerthse Veld en<br />
het Ginkelse Veld;<br />
een kaart uit 1653, het Deelense<br />
Veld. Op deze kaart wordt<br />
de boerderij Klein Terlet bij het<br />
Deelense Veld gerekend.<br />
17
| fig 2.4a | Plaats van de poel ten noorden van de Dennenkamp in 1850.<br />
| fig 2.5 | Kaart van het Ginkelse Veld door Nicolaas van Geelkercken, 1653.<br />
18 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
| fig 2.4b | Op een recente topografische kaart.<br />
De westkant<br />
<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> grenst, evenals het Renkumse<br />
veld, aan de oostgrens van het Ginkelse Veld.<br />
Er zijn enkele opvallende zaken te zien op de<br />
detailkaart (fig. 2.5):<br />
• de Westerbergen zijn begroeid met struiken,<br />
waarschijnlijk hakhout;<br />
• de Westerweg, de grensweg tussen het<br />
<strong>Reemsterveld</strong> en het Ginkelse veld. Nieuw<br />
Reemst. De akker is niet gesplitst,<br />
• de Bisschopsweg naar Deventer. Hier komen<br />
we later op terug.<br />
• het Oude Hout (t’olde holt). <strong>Het</strong> Oude Hout<br />
strekt zich ten noorden van Nieuw Reemst<br />
(West Reems) uit tot op de Westerberg.<br />
• de hoge stuifduinen ten westen van de akker<br />
van Nieuw Reemst zijn niet ingetekend.<br />
Misschien bestonden ze niet.<br />
Verder valt op dat het Ginkelse veld met struiken<br />
begroeid is. Die zijn ook te vinden in de zuidwesthoek<br />
van het <strong>Reemsterveld</strong> ten zuiden van<br />
de Arnhemse weg, de huidige Buunderkamp.<br />
De noordgrens<br />
In de noordwest hoek is in 1903 een gedeelte<br />
verkocht aan het ministerie van Oorlog. Er werd<br />
toen een schietterrein aangelegd, waarvan de<br />
kogelvangers nog te vinden zijn. Om die grens<br />
te markeren heeft het ministerie grenspalen<br />
aangebracht Op die plaats wordt de grens van<br />
het huidige <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> gevormd door<br />
een dubbele rij Amerikaanse eiken.
Dubbele beukenrij<br />
In de jaren 70 van de 19 e eeuw heeft de eigenaar<br />
van het <strong>Reemsterveld</strong> veel energie gestoken in<br />
het markeren van zijn bezit. Hij deed dat niet<br />
alleen uit zakelijke overwegingen. De periode<br />
dat de grens goed herkenbaar moest zijn voor<br />
de boeren en schaapherders was immers al<br />
voorbij. <strong>Het</strong> planten van beuken langs rechtgetrokken<br />
oude wegen en – naast Hoog Buurlo<br />
de enige bekende plaats – hier ook langs de<br />
grens gebeurde op meer plaatsen in die periode.<br />
De te verwachten houtopbrengsten zullen zeker<br />
een rol hebben gespeeld, maar zeker ook<br />
esthetische overwegingen.<br />
De dubbele beukensingel, die nog bestaat, is<br />
geplant in een verband van zeven Rijnlandse<br />
voeten in de rij en drie Rijnlandse voeten tussen<br />
de rijen. 11 Alleen aan de oost en noordgrens, op<br />
het gebied dat nu aan de Hoge Veluwe behoort,<br />
werden geen beuken geplant. Waarschijnlijk was<br />
het stuifzand hier nog te actief en de grond te<br />
arm om beuken succesvol te planten. Op die<br />
plaatsen werden berken geplant. De resten<br />
daarvan, <strong>of</strong> van hun opvolgers, zijn ten noorden<br />
van de Compagnieberg en gedeeltelijk langs de<br />
noordgrens nog te zien. (fig. 2.6)<br />
Natuurlijk is een kaart van het hele <strong>Reemsterveld</strong><br />
ook van belang. De genoemde kaart van<br />
1632, van Van Geelkercken geeft wat minder<br />
details dan de kaarten van de buurgebieden.<br />
Deze kaart is afgebeeld in de inleiding.<br />
<strong>Het</strong> best is het <strong>Reemsterveld</strong> echter te zien op<br />
de kaart die Berend Elsh<strong>of</strong>f maakte toen Torck in<br />
1722 het gebied in zijn bezit had gekregen. Op<br />
deze kaart zijn ook de grensmarkeringen te zien<br />
die Torck op pollen liet aanleggen.<br />
> In het veld<br />
De grensstenen, uit het jaar van de verkoop van<br />
het ‘driehoekje’ aan het Ministerie van Oorlog<br />
(1903).<br />
De dubbele rij Amerikaanse eiken.<br />
De dubbele beukenrij op de grens met het<br />
bosgebied van de gemeente Ede, de gemeente<br />
Doorwerth en de gemeente Arnhem.<br />
De plaats van de pollen op de uitloper van de<br />
Valenberg.<br />
2.2 Verbindingen met omringend gebied<br />
<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> was en is geen eiland op de<br />
Veluwe. Grote en kleine verbindingswegen<br />
liepen langs en over het veld. Meestal werden ze<br />
gebruikt door voetgangers en ruiters, maar in de<br />
late middeleeuwen nam ook het transport met<br />
wagens en karren toe. De markteconomie met<br />
vraag en aanbod, ook van producten van grotere<br />
afstand, begon zich te ontwikkelen.<br />
Voor de zandverstuivingen ontstonden, zo rond<br />
1300, was de Veluwe verkeersvriendelijk te<br />
noemen voor karren. 12 Stuifzanden kon de<br />
verbinding erg hinderen. Lastig waren de<br />
hellingen van de stuwwallen en de plaatsen waar<br />
dalen en beken doorkruist moesten worden.<br />
Volgens Heidinga was een heideveld gewoon<br />
berijdbaar. Dat moge zo zijn, maar het ligt wel<br />
voor de hand dat karren zoveel mogelijk gebruik<br />
maakten van bestaande sporen. Wanneer die<br />
teveel beschadigd raakten <strong>of</strong> te diep werden,<br />
moest een nieuw spoor gemaakt worden.<br />
We kunnen ons de grote doorgaande routes<br />
voorstellen als de aaneenschakeling van lokale<br />
| afb 2.1 | Grenspaal bij<br />
de oude Wekeromse weg,<br />
geplaatst door het Min. Van<br />
Oorlog in 1903.<br />
Noten<br />
[11] Mededeling van Bart Boers,<br />
voormalig medewerker van<br />
het Nationale Park de Hoge<br />
Veluwe.<br />
[12] Heidinga De Veluwe in<br />
de vroege middeleeuwen. p. 246.<br />
19
Noot<br />
[13] Woud, Auke van de Een<br />
nieuwe wereld. <strong>Het</strong> ontstaan van<br />
het moderne Nederland. Amsterdam<br />
2007. p. 380.<br />
20 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
wegen en paden. Degenen die grote afstanden<br />
wilden afleggen zullen zoveel mogelijk gebruik<br />
hebben gemaakt van die wegen en paden. Vanaf<br />
de 13 e eeuw en wellicht ook al eerder, was de<br />
Veluwe sterk ontbost geraakt. Op de grote kale<br />
vlakten waren oriëntatiepunten in het veld<br />
noodzakelijk, als er geen sporen van wegen te<br />
zien waren.<br />
Wegen en paden liepen over de eigendommen<br />
van kleine en grote grondbezitters. In feite was<br />
er een ongeschreven recht van overpad voor<br />
iedereen. Afgelegen dorpen en boerderijen<br />
stuurden de loop van de verbindingsroutes<br />
zodat reizigers die konden gebruiken om te<br />
rusten <strong>of</strong> te overnachten. De baronnen van<br />
Rosendael maakten hiervan gebruik door op<br />
strategische plaatsen herbergen te stichten en<br />
die te verpachten. Dorpen en grondeigenaars<br />
hadden voordeel bij de komst van reizigers.<br />
Producten en nieuws bereikten zo de bewoners.<br />
Dat ongeschreven recht van overpad duurde tot<br />
in het begin van de 20 e eeuw toen de grote<br />
grondeigenaren hun eigendommen begonnen af<br />
te sluiten en wegen aan het openbaar gebruik<br />
begonnen te onttrekken.<br />
Op de minuutplans van de kadastrale kaarten en<br />
op de wegenkaarten van de gemeente Ede is een<br />
wirwar van wegen en paden te zien.<br />
In de 19 e eeuw werd er steeds meer door de<br />
landelijke, provinciale en gemeentelijke overheid<br />
gestuurd en gestandaardiseerd. Na 1850 waren<br />
gemeenten verplicht een overzicht te maken van<br />
alle wegen die op hun grondgebied te vinden<br />
waren met de eigenaars en nog belangrijker,<br />
degenen die voor het onderhoud verantwoordelijk<br />
waren. De wegen die in die leggers als<br />
publiek domein werden aangeduid, werden dat<br />
definitief wanneer er door de eigenaars geen<br />
bezwaar werd aangetekend. 13<br />
Dat gebeurde weinig omdat men belang had bij<br />
passerend verkeer. Over het <strong>Reemsterveld</strong> lopen<br />
zo nog steeds een aantal openbare wegen.<br />
Een deel van die wegen is tot ‘kunstweg’ ver<br />
heven: dat wil zeggen dat ze op een <strong>of</strong> andere<br />
wijze verhard werden. Dat zijn uiteraard de<br />
belangrijkste en meest gebruikte routes. De<br />
wegen die niet voor verharding in aanmerking<br />
kwamen, werden steeds minder gebruikt en zijn<br />
voor een deel verdwenen, overgroeid <strong>of</strong> onder<br />
gestoven.<br />
Andere zijn door de grondeigenaars gedurende<br />
de periode van de heideontginning rechtgetrokken<br />
en op standaardbreedtes gebracht en vaak<br />
van wallen voorzien, zodat ze een functie in de<br />
bebossing konden hebben. De lange rechte<br />
lanen op het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> zijn in oorsprong,<br />
voor 1850, alle min <strong>of</strong> meer kronkelende<br />
verbindingswegen geweest.<br />
We kunnen op het <strong>Reemsterveld</strong> een aantal<br />
wegen onderscheiden. Om te beginnen de<br />
kleine lokale wegen – meer paden –, dan de<br />
interlokale wegen en tenslotte de grote handels<br />
en postwegen.<br />
Beschrijving van de wegen<br />
1. De weg van Mossel naar de Ginkel<br />
De weg is voor het eerst vermeld op kaart van<br />
Van Geelkercken in 1632. Hij loopt via de<br />
‘Hinekamp’ langs de oostzijde van Ginkel en<br />
sluit aan op een weg van Ginkel naar Renkum.<br />
Deze lokale weg is momenteel nog geheel intact<br />
en is de enige weg van Mossel naar de Hindekamp<br />
(de naam is een verbastering van Hinnekamp<br />
<strong>of</strong> Hennekamp). Dit gebied was in 1850<br />
vanaf de grens met het <strong>Reemsterveld</strong> beplant<br />
met dennen. Van die grens tot aan Mossel was<br />
het gebied nog vrijwel onbebost. <strong>Het</strong> is nog<br />
goed te zien dat de weg daar doorheen liep.<br />
> In het veld<br />
De weg is geheel te zien.<br />
2. De weg van Otterlo naar Mossel<br />
Deze lokale weg, het Mosselse Pad, is voor het<br />
eerst vermeld in 1722 op de kaart van Elsh<strong>of</strong>f.<br />
Hij loopt in een slingerlijn van Mossel naar ‘Aenstoot<br />
<strong>of</strong> Otterlo’ en kruist ten westen van<br />
‘’t Heikenbosje’ de grens van het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />
De weg volgt de huidige Mosselse weg om bij<br />
het Mosselse pad ongeveer via het huidige fiets<br />
pad juist ten westen van het Mosselse zand het<br />
Rozeboomswegje te kruisen. Vervolgens loopt<br />
hij door langs het westen van de renbaan en<br />
daarna uiteraard naar het centrum van Otterlo,<br />
de kerk. <strong>Het</strong> tracé van het pad is waarschijnlijk<br />
niet steeds hetzelfde geweest, maar zocht zich<br />
een weg langs en gedeeltelijk door het Mosselse<br />
zand. Waarschijnlijk is de weg na 1872 langs het<br />
aangelegde dennenbos gaan lopen. Voor die tijd<br />
volgde het een pad dat nu in het bos ligt.
| fig 2.6 | <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> door Berend Elsh<strong>of</strong>f in 1722.<br />
| afb 2.2 | Dubbele beukenrij aan de noordgrens bij Mossel.<br />
| afb 2.3 | Plaats van een pol op de uitloper van de Valenberg.<br />
| afb 2.4 | Verhoging in het Mosselse Pad.<br />
| afb 2.5 | Oude Wekeromse weg ten noorden van Nieuw Reemst. De weg is hier<br />
bijna een holle weg te noemen.<br />
21
Noot<br />
[14] Gemeentearchief Ede inv.<br />
nr. GAE 2252B.<br />
22 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
> In het veld<br />
De weg is goed te zien. Interessant is de ver<br />
hoging in de weg ten noordoosten van Mossel.<br />
Hier is waarschijnlijk te zien dat de gemeente<br />
Ede haar taak als wegbeheerder serieus nam<br />
door de weg in een laag gedeelte over een<br />
verhoogd wallichaam te laten lopen. 14<br />
3. De weg van Nieuw Reemst naar de Pampel<br />
Deze lokale weg heeft geen naam, maar slingert<br />
zich door het westelijke deel van het Oude Hout<br />
naar het noorden door een (vermoedelijk)<br />
dennenbos en valt ongeveer 100 m ten westen<br />
van de Harderwijker weg samen met de weg van<br />
Mossel naar de Pampel.<br />
De weg is nog niet op de kaarten van De Man te<br />
zien. Hij wordt voor het eerst op de TMK gete<br />
kend en zal dus ergens tussen 1810 en 1850<br />
ontstaan zijn. Voor die tijd ging men van Nieuw<br />
Reemst naar de Pampel via Mossel <strong>of</strong> zelfs via<br />
het Rozeboomswegje. <strong>Het</strong> Lage Veld was lang<br />
niet altijd gemakkelijk te doorkruisen. Pas nadat<br />
de aanleg van bossen in dat gebied begonnen was,<br />
had het zin in het gebied een weg te zoeken.<br />
Voor die tijd was het Lage Veld het gebied van<br />
schapen en ander vee.<br />
> In het veld<br />
Ten noorden van het Oude Hout is de weg goed te<br />
volgen langs de wal en door een verstoven gebied.<br />
Bij het lage Veld is een gedeelte verloren geraakt.<br />
4. De lokale weg van Deelen naar Renkum<br />
<strong>Het</strong> tracé volgde vrijwel het tracé van de huidige<br />
Oud Reemsterlaan, dat in 1850 al was rechtgetrokken<br />
en beplant met aan weerszijden beuken.<br />
De weg kruiste de zuidgrens ongeveer op de<br />
plaats van het huidige nieuwe ecoduct. Vandaar<br />
is de richting niet helemaal duidelijk. De meest<br />
waarschijnlijke route loopt dwars over de Reijers<br />
Camp, ongeveer langs de huidige Sinderhoeve,<br />
om ten westen van het terrein van de Gelderse<br />
Roos de Doorwerthsche heide over te steken.<br />
> In het veld<br />
Te volgen tot aan het Thijsseecoduct.<br />
5. De lokale weg van Wekerom naar Arnhem<br />
De weg lijkt wat onbetekenend, maar het was een<br />
lange route die eigenlijk al in Amersfoort begon.<br />
Hij kwam het <strong>Reemsterveld</strong> binnen via de<br />
huidige <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>weg en volgt die<br />
huidige weg tot de Kelderbergen. Na de Kelderbergen<br />
werd een iets westelijker tracé gevolgd.<br />
Op de heide is het spoor te volgen naast een<br />
klein walletje. Vervolgens het dennenbos in ten<br />
noorden van Nieuw Reemst, waar het een nauwe<br />
slenk volgt. De doorsteek bij de noordelijke wal<br />
van Nieuw Reemst is weer goed te volgen.<br />
Vandaar een klein stukje in de richting van de<br />
Nieuw Reemsterlaan, maar al spoedig in<br />
zuidoostelijke richting de Puthei op. Aan de<br />
zuidelijke rand van de Puthei is nog goed te zien<br />
waar de weg door een zandduin heen ging. Op<br />
de Puthei zelf heeft veel verstuiving plaatsgevonden<br />
en is de weg moeilijker te volgen. Vanaf de<br />
Puthei tot de Oud Reemsterlaan en vandaar tot<br />
aan de grens van het <strong>Reemsterveld</strong>, waar het<br />
Papendal wordt doorkruist, volgt het een nu nog<br />
bestaand pad, dat bij het aanleggen van de<br />
bossen recht is getrokken. Een kleine poel ten<br />
noorden van de Dennenkamp vormde lang een<br />
oriëntatiepunt voor een kruising met een pad uit<br />
noordelijke richting. (fig. 2.4) Aan de overzijde<br />
van de grens, op terrein van de gemeente<br />
Arnhem, is nog te zien hoe daar aan weerszijden<br />
van de weg een beplanting van eiken was.<br />
> In het veld<br />
Goed te zien, behalve op de Puthei. Daar is het<br />
trace weggestoven van de grens met het Oude<br />
Hout tot aan de kruising met de koningsweg.<br />
6. De handelsroute van de Ginkel naar Deventer <strong>of</strong><br />
Doesburg<br />
Van de Ginkel tot Terlet volgden beide routes<br />
waarschijnlijk hetzelfde tracé. De laatste, de<br />
route van Ginkel naar Doesburg staat ook wel<br />
bekend als een hessenweg. Op de kaart van<br />
Elsh<strong>of</strong>f uit 1722 wordt hij ook zo genoemd. De<br />
naam hessenweg alleen al geeft aanleiding tot<br />
mythische verhalen, maar die zijn hier niet aan<br />
de orde. Hier is het belangrijk om vast te stellen<br />
wat er nog van deze oude handelsroute in het<br />
veld te zien is.<br />
<strong>Het</strong> laatste gedeelte van het tracé voert van<br />
Terlet op Deelen en daarna naar Oud Reemst,<br />
Nieuw Reemst en tenslotte de Ginkel, vanwaar
| fig 2.7 | Overzicht van de<br />
beuken, eiken en berken.<br />
| fig 2.8 | Overzicht van wegen<br />
en paden op het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />
23
Noten<br />
[15] Nooren, M.J., Over het verleden<br />
van de Hoge Veluwe. p. 53.<br />
Nooren schrijft dat de weg via<br />
de Companieberg gaat, maar<br />
dat is niet het geval.<br />
[16] Derks, Gerard, Oude Handelswegen<br />
op de Veluwe. Hierin<br />
wordt gesproken over een ‘landbouwer<br />
uit Reemst’. Bedoeld is<br />
de eigenaar.<br />
[17] Nooren, M.J., <strong>Het</strong> verleden<br />
van de houtwallen in het Nationale<br />
Park de Hoge Veluwe. p. 12.<br />
24 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
de route verder ging naar Amersfoort. Dat is een<br />
iets andere route dan de oude handelsweg naar<br />
Deventer, maar het is bekend en ook begrijpelijk<br />
dat de routes niet altijd precies hetzelfde tracé<br />
vormden. Dan kon ook niet omdat wegen soms<br />
onbruikbaar werden door allerlei omstandigheden,<br />
bijvoorbeeld door teveel verkeer. Er werd<br />
dan een nieuw tracé gemaakt, vlak daarbij.<br />
De handelsroute waarvan het laatste stuk deel<br />
uitmaakte van een hessenweg, is op meerdere<br />
kaarten te vinden.<br />
We stellen hier alleen het gedeelte van Deelen<br />
naar de Ginkel aan de orde.<br />
De route is in het veld niet zonder meer te<br />
herkennen, maar de combinatie van historisch<br />
kaartmateriaal en de hoogtekaart geeft heel<br />
aardige opties. De meest waarschijnlijke wordt<br />
hieronder gepresenteerd.<br />
Tussen Deelen en de grens met het <strong>Reemsterveld</strong><br />
was in 1900 nog een weg te volgen,<br />
waarvan alleen het laatste gedeelte verdwenen<br />
was. Dat gedeelte door de Deelense Start, nu<br />
ten zuiden van de huidige Karitzkyweg en de<br />
gemeentegrens met Arnhem, heeft, na het<br />
midden van de 19 e eeuw nog, sterk te lijden<br />
gehad van verstuiving.<br />
Ongeveer 200 meter ten noorden van de<br />
gemeentegrens tussen Ede en Arnhem kwam de<br />
weg op het <strong>Reemsterveld</strong> uit. In 1629 kruiste<br />
volgens de kaart van Van Geelkercken ongeveer<br />
hier ‘de Kroatenpas’ de grens en in 1653 zag Van<br />
Geelkercken daar een ‘oude pol’. <strong>Het</strong> was dus<br />
een markant punt. Van de naam Kroatenpas<br />
wordt algemeen aangenomen dat hij verwijst<br />
naar de route die plunderende huursoldaten van<br />
graaf Hendrik van den Bergh in 1628 langs de<br />
oude handelsroute volgden. Als dat waar is, zijn<br />
de kaartenmakers er snel bij geweest. De naam<br />
Compagnieberg zou dan ook verwijzen naar<br />
deze soldaten. De oudste vermelding van die<br />
heuvel is uit 1632, ook door Van Geelkercken. De<br />
heuvel heet dan ‘Komenee’. Wellicht is Compagnie<br />
een verbastering van Komenee, waarvan de<br />
betekenis niet meer begrepen werd.<br />
Op dit zelfde punt ziet Elsh<strong>of</strong>f in 1722 daar ook<br />
weer een ‘oude pol’ en hij noemt de weg die hij<br />
daar tekent: ‘Hesseweg’. In het noorden was de<br />
Compagnieberg te zien. 15<br />
We mogen aannemen dat die hessenweg over<br />
de Kroatenpas liep.<br />
Deze weg gaat verder naar het westen en<br />
passeert Oud Reemst aan de zuidkant.<br />
In 1727 was er een conflict tussen de voerlui met<br />
hun Hessenkarren enerzijds en Lubbert Adolf<br />
Torck van Rosendael, juist eigenaar van het<br />
oostelijk erf geworden en burgemeester van Eck<br />
van Arnhem, eigenaar van het westelijk erf van<br />
Oud Reemst, anderzijds. 16 Torck en Van Eck<br />
hebben er bezwaar tegen dat de hessenkarren<br />
een breed spoor trekken en de houtgewassen<br />
beschadigen. Zij willen een route van 10 tot 15<br />
roeden breed (38 tot 52 m) uitzetten waarbinnen<br />
de voerlieden moeten blijven. Nooren acht het<br />
mogelijk dat de wallen die bij Oud Reemst zijn<br />
aangelegd en waarvan het bestek bewaard is<br />
gebleven, te maken hebben met de uitgezette<br />
route. 17 Dat zou goed zo kunnen zijn.<br />
Van Oud Reemst ging de hessenweg verder<br />
langs de huidige Oud Reemsterlaan om ten<br />
zuiden van Nieuw Reemst de grens van het veld<br />
te passeren in de richting van de Ginkel. In 1850<br />
was het tracé van de Oud Reemsterlaan nog niet<br />
rechtgetrokken en met beuken beplant. <strong>Het</strong><br />
bochtige tracé van Nieuw Reemst naar de Ginkel<br />
liep mogelijk door een slenk die op de hoogtekaart<br />
goed te zien is. (fig. 2.10)<br />
Dit tracé is ook te zien op de kaart, die Van<br />
Geelkercken in 1653 van het Ginkelse veld<br />
maakte. Zie ook fig. 2.5.<br />
Een lang verhaal om aannemelijk te maken dat<br />
de hessenweg over het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> liep<br />
van Oud Reemst naar Nieuw Reemst. Dit lange<br />
verhaal kan niet verhullen dat er nog meer<br />
details gevonden kunnen en moeten worden.<br />
> In het veld<br />
De weg is waarschijnlijk te zien van Oud Reemst<br />
tot bij de grens van het <strong>Reemsterveld</strong> bij Nieuw<br />
Reemst. Daarna loopt hij door een slenk naar de<br />
Ginkel. <strong>Het</strong> laatste gedeelte loopt samen met de<br />
koningsweg. Van Oud Reemst richting Deelen is<br />
van de weg niets meer te zien. Dit gebied is<br />
sterk uitgestoven.<br />
7. De handelsroute van Harderwijk naar Arnhem<br />
Deze noordzuid lopende hanzeweg was een<br />
belangrijke verbinding tussen de belangrijkste<br />
steden op de Veluwe in de middeleeuwen.<br />
De westelijke route passeerde in het noorden de<br />
grens bij de zogenaamde ‘Quapoort’, een<br />
benaming die op meerdere historische kaarten<br />
voorkomt. <strong>Het</strong> oostelijke tracé liep aan de<br />
oostkant van de forten van het Otterlose Bosch<br />
over hoge grond.
De oostelijke route wordt door Van Geelkercken<br />
op zijn kaart uit 1629 duidelijk afgebeeld. Ten<br />
zuiden van Oud Reemst, voor een heuvelrug,<br />
komen de Hoogen (de oostelijke) en den<br />
Laagen (de westelijke) Harderwijcker wegh weer<br />
bij elkaar. De Lage Harderwijkerweg doorkruist<br />
het Papendal bij de Goossenpol, een punt dat<br />
ook nu nog goed te herkennen is.<br />
Algemeen wordt als reden voor twee tracés<br />
zover uit elkaar, gegeven dat het weggedeelte<br />
erg slecht begaanbaar was. De Lage Harderwijkerweg<br />
loopt dwars door het Lage Veld, dat zich<br />
uitstrekte tot en met het Verdronken Bos op het<br />
huidige terrein van de Hoge Veluwe.<br />
Op zijn kaart van het <strong>Reemsterveld</strong> uit 1632 zijn<br />
ook de twee noordelijke tracés te zien. Op beide<br />
kaarten buigen de tracés om Oud Reemst heen.<br />
Geleidelijk aan is het westelijke tracé buiten<br />
gebruik geraakt. Waarschijnlijk door de zandverstuiving<br />
ten zuiden van het Lage Veld.<br />
De ho<strong>of</strong>droute loopt rond 1800 dwars door de<br />
enclave, waardoor die duidelijk in een westelijk<br />
en een oostelijk erf gesplitst wordt. De oostelijke<br />
route is goed bewaard gebleven.<br />
Van de westelijke route is nog goed te zien hoe<br />
deze zich langs de grenzen van de enclave<br />
plooide en de westelijke wallen volgde. Dat<br />
gedeelte werd in 1832 nog gevonden op de<br />
kadastrale kaart. Aan de oostkant is nog een<br />
klein restant te zien, het begin van het zogenaamde<br />
‘wegje van Wigman’.<br />
Op de hoogtekaart en op de kaarten van Google<br />
Earth is heel goed te zien welke belemmering de<br />
stuwwal vormde voor het vrachtverkeer: paardenkarren.<br />
De transportwagens hebben diepe<br />
groeven in het veld gesleten.<br />
In 1916 werd het tracé dat momenteel de<br />
Harderwijkerweg is, verhard en ging dat de<br />
grens vormen tussen het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> en<br />
de bezittingen van Kröller.<br />
Bij Oud Reemst kruisten de Harderwijkerweg en<br />
de Hessenweg elkaar. 18 Dat was een strategische<br />
plaats voor een herberg, die daar aan het eind<br />
van de 18 e eeuw werd gevestigd. <strong>Het</strong> ligt voor de<br />
hand te veronderstellen dat de boerderij al<br />
eerder als pleisterplaats werd gebruikt.<br />
> In het veld<br />
De weg is goed te volgen. Dat geldt uiteraard voor<br />
de huidige verharde weg, maar ook het oostelijk<br />
tracé op de Hoge Veluwe is goed te zien, evenals<br />
sporen ervan ten noorden van Oud Reemst.<br />
| fig 2.10a | Reconstructie van het tracé van de hessenweg over het <strong>Reemsterveld</strong> op de hoogtekaart.<br />
| fig 2.10b | Op de topografische kaart.<br />
| fig 2.9 | Gedeelte van een<br />
wegenkaart van de gemeente<br />
Ede met Mosselsepad als<br />
openbare weg aangegeven.<br />
Bron: kaartencollectie<br />
gemeente Ede.<br />
Noot<br />
[18] Bonnema, <strong>Het</strong> <strong>Planken</strong><br />
<strong>Wambuis</strong>, p. 45, noemt ten<br />
onrechte de Harderwijkerweg<br />
een hessenweg.<br />
25
Noten<br />
[19] Breman, Gerrit en Piet H<strong>of</strong>man,<br />
De Hoge Veluwe in kaart<br />
gebracht. p 80.<br />
26 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
8. De postweg van Arnhem naar Ede<br />
In 1632 heet de weg ‘Oude Eedewegh naar Eede<br />
<strong>of</strong>t Barnevelt’. Hij loopt van west naar oost langs<br />
’t Sijsselt, via de zuidkant van Ginkel, ten zuiden<br />
van een geheimzinnig oord genaamd ‘Heijdenstadt’.<br />
Vervolgens verder langs de zuidgrens van<br />
het <strong>Reemsterveld</strong> en de Bijsenpol, om iets ten<br />
zuiden van Warnborn samen te vallen met de<br />
Harderwijkerweg. De weg vormt de zuidgrens<br />
van het <strong>Reemsterveld</strong>, maar is geheel verloren<br />
gegaan in het Ginkelse zand. Op de hoogtekaart<br />
zijn wel delen te herkennen.<br />
Al in 1632 bestond ook de huidige weg van Ede<br />
naar Arnhem, dwars door het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>.<br />
Wellicht was de oude weg al in een vroeg stadium<br />
moeilijk begaanbaar door het Ginkelse Zand.<br />
Hierover later meer.<br />
> In het veld<br />
Mogelijk is er van de weg nog iets te zien. De<br />
weg heeft waarschijnlijk gelopen tussen de<br />
grenswal met het Wolfhezerveld en de grensbeuken<br />
van het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />
9. De jachtweg van de Ginkel naar Dieren<br />
De eerste vermelding van deze weg is op de kaart<br />
van Elsh<strong>of</strong>f uit 1722. De jachtwegen op de Veluwe<br />
werden door de stadhouderkoning Willem III<br />
aangelegd om zijn jachtpartijen efficiënter te<br />
laten verlopen. Ze liepen in zo recht mogelijke<br />
lijnen tussen de jachthuizen. Willem III had in<br />
Ede een onderkomen en in Dieren een h<strong>of</strong>.<br />
Vermoedelijk waren de meeste jachtwegen niet<br />
veel breder dan een meter <strong>of</strong> vier. Waar ze door<br />
stuifduinen gingen is die breedte het best te zien.<br />
<strong>Het</strong> is niet duidelijk hoe vaak de weg is gebruikt.<br />
<strong>Het</strong> oostelijk deel tot aan het boerderijtje in ‘<strong>Het</strong><br />
Dal’ werd mogelijk nog in de negentiende eeuw<br />
door de baronnen van Rosendael.<br />
> In het veld<br />
De weg is in het veld te zien als een vaag spoor<br />
in de heide, dat vrijwel oost west loopt. <strong>Het</strong><br />
best kan dat een meter <strong>of</strong> 30 ten noorden van de<br />
bosrand aan de <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>weg worden<br />
waargenomen.<br />
10. Ossenweg en Koeweg<br />
Parallel aan de noordwest grens liep in 1722 de<br />
Ossenweg. De weg liep van Eschoten naar Kreel<br />
en de Ginkel en vandaar verder naar het zuiden.<br />
De Koeweg – niet identiek aan de Ossenweg –<br />
was voor 1870 de kortste verbinding van Ede naar<br />
Otterlo. Al in 1850 volgde de weg het huidige<br />
merk waardig kaarsrechte tracé dat er nu nog<br />
ligt, maar niet in 1832. Beide zijn lokale wegen.<br />
> In het veld<br />
De Koeweg is niet te missen. De Ossenweg<br />
loopt langs de noordwest grens van het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />
<strong>Het</strong> wegje is nog te zien, maar loopt nu<br />
dood op de voormalige kogelvangers.<br />
11. Bommenlijntje<br />
<strong>Het</strong> tracé van de spoorlijn van Wolfheze naar de<br />
Fliegerhorst Deelen loopt langs de oostgrens<br />
van het <strong>Reemsterveld</strong>, voor een deel door het<br />
Papendal. Op de plaats waar de Harderwijkerweg<br />
gekruist wordt loopt het tracé momenteel<br />
verder over het terrein van ’s Kooningsjacht.<br />
Op die plaats zijn de duikers te vinden die in de<br />
Tweede Wereldoorlog werden aangelegd om<br />
wateroverlast op dat lage punt te voorkomen.<br />
Vandaar verder over het terrein van de Hoge<br />
Veluwe, steeds langs de grensbeuken. Op het<br />
Aalderinksveld snijdt het tracé door de beukengrens<br />
heen en buigt af naar het noordoosten.<br />
> In het veld<br />
<strong>Het</strong> is nog geheel te volgen als een vaak<br />
enigszins verhoogde weg van vier meter breed<br />
met aan weerszijden een greppel. <strong>Het</strong> behoort<br />
tot de weinige relicten van de Tweede Wereldoorlog<br />
op het terrein van het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />
12 Rozeboomswegje<br />
<strong>Het</strong> Rozeboomswegje langs de noordgrens van<br />
het <strong>Reemsterveld</strong>, staat op recente topografische<br />
kaarten vermeld. <strong>Het</strong> loopt daar echter<br />
niet, maar volgt een meer noordelijk tracé. 19
| afb 2.6 | Sporen van karren<br />
op het westelijke tracé van de<br />
Harderwijkerweg.<br />
| afb 2.7 | De oude postweg bij<br />
de zuidgrens van het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />
De afstand tussen de<br />
grensbeuken links op de foto<br />
en de eik op de wal rechts is<br />
ongeveer 5 meter.<br />
27
| afb 2.8 | Koningsweg in oostelijke<br />
richting bij de kruising<br />
met de <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>weg.<br />
| afb 2.9 | Duiker waar de<br />
spoorlijn van Wolfheze naar<br />
Deelen de Harderwijkerweg<br />
passeerde.<br />
28 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>
2.3 Landbouw in de late middeleeuwen en<br />
vroegmoderne tijd<br />
Plaggen<br />
Tussen de 13 e en de 17 e eeuw deed de plaggenbemesting<br />
zijn intrede. Op de Veluwe zal dat in<br />
de 14 e eeuw plaats gevonden hebben in Kootwijk<br />
en die ontwikkeling zal voor Oud Reemst en<br />
Mossel niet veel anders zijn geweest. 20<br />
Door de akkers te bemesten was het niet langer<br />
noodzakelijk om regelmatig het bebouwd areaal<br />
te wisselen, maar konden boeren zich vestigen<br />
op een vaste plaats. Hoe beter de bemesting<br />
des te intensiever een akker gebruikt kon<br />
worden zonder met enige regelmaat over te<br />
hoeven schakelen op braaklegging.<br />
Plaggenbemesting is gunstig voor het vochthoudend<br />
vermogen van een bodem en voor de<br />
mogelijkheden voor een gewas om goed te<br />
wortelen. Als basis voor de plaggenbemesting<br />
werden plaggen van gras en heide gebruikt,<br />
maar ook allerlei soorten strooisel van blad en<br />
later dennennaalden. Voor een betere chemische<br />
samenstelling van de bodem is dierlijke<br />
mest noodzakelijk.<br />
Zo’n plag werd geslagen met een plaghak <strong>of</strong><br />
plagzicht en had ongeveer de afmeting van de<br />
huidige stoeptegel: 30 x 30 cm. De dikte mocht<br />
3 cm dik zijn. De plaggen waarin mos voorkwam,<br />
werden als bijzonder waardevol gezien.<br />
<strong>Het</strong> was de kunst zo te plaggen dat er geen<br />
aarde werd meegenomen. Als hij dikker was,<br />
werd de bodem te kwetsbaar en duurde het veel<br />
langer voor deze kon regenereren. 21 Deze regels<br />
golden voor de boeren van de Maanderbuurt,<br />
enclave Globale<br />
omvang in<br />
19 e eeuw<br />
Areaal heide<br />
per jaar<br />
niet ver van het <strong>Reemsterveld</strong>, maar zullen<br />
algemeen geweest zijn.<br />
<strong>Het</strong> aantal hectaren akker dat bewerkt kon<br />
worden was dus afhankelijk van de beschikbare<br />
hoeveelheid plaggen en van de grootte van de<br />
veestapel. Die grootte van de veestapel was op<br />
zijn beurt weer afhankelijk van de weidegrond<br />
en niet in de laatste plaats van de hoeveelheid<br />
wintervoer die verworven kon worden.<br />
Een boerenbedrijf had voor elke 4 ha bouwland<br />
jaarlijks ongeveer 3 ha heide nodig om te plag<br />
gen. Die heide had zo’n 10 jaar nodig om te<br />
regenereren. 22<br />
<strong>Het</strong> areaal voor de plaggenbehoefte van de drie<br />
enclaves kan zo worden ingeschat. (zie tabel<br />
hieronder).<br />
Dat is niet meer dan een ruwe schatting, maar<br />
hij geeft wel aan dat een flink deel van het<br />
<strong>Reemsterveld</strong> het jarenlang met een hele lichte<br />
vegetatie moest doen. Pas na een jaar <strong>of</strong> tien<br />
was de vegetatie immers weer op sterkte. Er was<br />
dus een groot gebied waar schapen niet konden<br />
grazen zonder het risico te lopen dat er stuifkernen<br />
zouden ontstaan. Ro<strong>of</strong>bouw lag steeds op<br />
de loer.<br />
> In het veld<br />
Van de ro<strong>of</strong>bouw door het slaan van plaggen en<br />
de begrazing door schapen, is nog iets te zien in<br />
de buurt van de voormalige schaapskooien.<br />
Areaal heide<br />
in 10 jaar<br />
Mossel 15 ha 11,25 ha 112,5 ha<br />
Nieuw Reemst 13 ha 9,75 ha 97,5 ha<br />
Totaal ha<br />
<strong>Reemsterveld</strong><br />
Beschikbaar<br />
zonder<br />
bosgebieden<br />
en gebied<br />
boerderijen<br />
Oud Reemst<br />
westelijke erfw<br />
12 ha 9 ha 90 ha<br />
Oud Reemst<br />
oostelijk erf<br />
11 ha 8,25 ha 82,5 ha<br />
51 ha 38,25 ha 338,25 ha 3300 ha 2900 ha<br />
Noten<br />
[20] Heidinga, p. 100.<br />
[21] Oosten Slingeland, van<br />
De Sijsselt, p. 27.<br />
[22] Heidinga, Kootwijk,<br />
p. 148.<br />
29
| afb 2.10 | Doorsnede van<br />
een reconstructie van de wal<br />
uit 1773/76 en doorsnede<br />
van de wal bij Oud Reemst<br />
uit 1982. bron: Nooren , het<br />
verleden van de houtwallen,<br />
1987.<br />
| fig 2.11 | Locatie voormalige<br />
schaapskooi bij Oud Reemst<br />
en resten walsysteem. bron:<br />
google earth<br />
| afb 2.11 | De schapen van<br />
Aart van de Brandh<strong>of</strong> op de<br />
noordflank van de stuwwal bij<br />
Oud Reemst.<br />
30 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>
Wallen<br />
Op het <strong>Reemsterveld</strong> , in de directe omgeving<br />
van de landbouwenclaves zijn houtwallen een<br />
opvallend landschapselement. Ze zijn te vinden<br />
rond alle drie de enclaves, Oud Reemst, Mossel<br />
en Nieuw Reemst, maar ook rond de Kemperberg<br />
en de Ginkel. 23<br />
De wallen konden meerdere functies vervullen.<br />
Ze markeerden eigendommen, zorgden voor<br />
wild en veekering en speelden een rol bij de<br />
houtproductie.<br />
Ook wordt windkering wel genoemd als één van<br />
de functies. Die laatste functie moet die niet al te<br />
hoog worden ingeschat, zeker niet wanneer het<br />
hout op de wal pas gekapt was.<br />
De wallen rond de drie enclaves zijn alle ooit<br />
begroeid geweest, waarschijnlijk met eiken hak<br />
hout.<br />
Op een aantal plaatsen is dat verdwenen. Er<br />
zullen meerdere oorzaken voor het verdwijnen<br />
van de begroeiing zijn: begrazing, te veel<br />
kappen, niet op tijd inboeten en gewoon ver <br />
waarlozing omdat de oorspronkelijke functie<br />
overbodig was.<br />
Om de mest van het vee optimaal te gebruiken<br />
liet men het vee in periodes dat er geen gewas<br />
op de engen stond, daar op grazen. Dat had tot<br />
voordeel dat ook de onkruiden opgegeten wer<br />
den en de grond losgetrapt werd. Bijkomend<br />
voordeel was uiteraard een flinke tijdsbesparing<br />
omdat runderen en schapen niet de hei op<br />
hoefden.<br />
Over het aanleggen van wallen bij Oud Reemst<br />
vond Nooren bronnen in het archief Keppel. 24<br />
In die stukken komt niet alleen aan de orde de<br />
manier waarop dit soort zaken werden aanbesteed,<br />
maar er kan ook een bestek uit worden<br />
afgeleid.<br />
<strong>Het</strong> aardige van deze vondst is, dat in deze<br />
periode uit meerdere bronnen elders op de<br />
Veluwe bestekken van veekerende wallen te<br />
vinden zijn. Ze geven overal vrijwel de zelfde<br />
maten voor de wallen. Kennelijk was er een<br />
soort standaard ontwikkeld, die overigens ook<br />
gold voor de wijze van aanbesteding. 25<br />
In dat bestek werd ook nauwkeurig omschreven<br />
hoe groot de plaggen zouden moeten zijn en<br />
van welke kwaliteit en zelfs dat voor de wal werd<br />
opgeworpen, eerst de zoden van het maaiveld<br />
verwijderd moesten worden om een betere<br />
hechting met de ondergrond te verkrijgen.<br />
Een onderdeel van zo’n wal was de greppel waar<br />
het zand voor het wallichaam uit kwam en die<br />
een belangrijke functie had bij het tegenhouden<br />
van wild. Die greppel lag aan de buitenzijde en<br />
is ook nog wel vaak te zien. 26<br />
Naast de wal werd een strook grond 4 voet diep,<br />
‘gerioold’, omgespit. Dat werd waarschijnlijk<br />
gedaan om op en naast de nieuwe wal eikenhakhout<br />
te planten. Dat zou de systemen van drie<br />
niet twee, zoals Nooren stelt parallel lopende<br />
wallen verklaren. Die wallen kunnen dan als<br />
elkaar in tijd opvolgende uitbreidingen van het<br />
hakhout naast de oorspronkelijke wal verklaard<br />
worden. Ten oosten en noorden van Oud<br />
Reemst, ten noorden en oosten van Mossel,<br />
ten noorden van Nieuw Reemst en ten westen<br />
van Ginkel komen deze complexen voor. Bij zo’n<br />
systeem van meerdere wallen met diep riolen is<br />
de oorspronkelijke greppel aan de buitenzijde<br />
niet meer goed te herkennen.<br />
> In het veld<br />
De wallen zijn misschien wel het markantste<br />
element rond de drie enclaves, zelfs zonder de<br />
begroeiing. Bij de schaapskooi in de noordwest<br />
hoek van Oud Reemst is nog het restant van een<br />
wal te zien. Mogelijk is de uitbreiding met een<br />
hakhoutstrook hier opgegeven ten bate van de<br />
uitloop van de schaapskooi.<br />
De vraag is van wie deze wallen waren.<br />
Waren ze van de grondeigenaar <strong>of</strong> van de boer,<br />
die de akker pachtte? Ook de pachters hadden<br />
tenslotte belang bij de wallen. Zij beschermden<br />
hun akkers tegen vee, wild en wind.<br />
In pachtcontracten komen we regelmatig<br />
voorwaarden tegen met betrekking tot de wallen<br />
en houtranden langs de akkers, waaraan de<br />
pachters moesten voldoen.<br />
Op grond daarvan kan aangenomen worden dat<br />
de wallen en bijbehorende hakhoutranden van<br />
de grondeigenaar waren.<br />
Schapen<br />
<strong>Het</strong> vee bestond niet alleen uit een kudde<br />
schapen, maar schapen maakten er wel een<br />
belangrijk deel van de veestapel uit. Schapen<br />
stellen weinig eisen aan hun voer. Wanneer ze<br />
overdag grazen op de heide, eten ze ongeveer<br />
4 tot 8 kg droge heide en gras per dag. Diezelfde<br />
hoeveelheid is ook ongeveer nodig wanneer ze<br />
Noten<br />
[23] Nooren, M.J., Ouderdom en<br />
cultuurhistorische waarden van<br />
houtwallen in Nederland, 1981.<br />
Nooren onderscheidt heggen<br />
<strong>of</strong> hagen en houtwallen. Beide<br />
zijn strookvormige struwelen,<br />
maar houtwallen zijn niet<br />
direct op het maaiveld geplant<br />
maar op een opgeworpen wal.<br />
Begroeid met zowel opgaand<br />
hout als wat zij noemt: ‘eiken<br />
kromhout’.<br />
[24] Nooren, M.J., <strong>Het</strong> verleden<br />
van de houtwallen in het Nationale<br />
Park de Hoge Veluwe, 1987.<br />
p. 7. Op basis van dat bestek<br />
zijn op de Hoge Veluwe wallen<br />
van het oostelijke erf van Oud<br />
Reemst gereconstrueerd.<br />
[25] Breman, Gerrit, In de Kostersteen,<br />
oktober 2010. De wildwal<br />
bij de Doesburgerbuurt, bij Ede<br />
Veldhuizen en Maanen maakt<br />
een vrijwel identieke tekening<br />
mogelijk rond diezelfde jaren.<br />
De bestekken zijn te vinden in<br />
de buurtboeken van de Doesburgerbuurt.<br />
[26] Overigens is voorzichtigheid<br />
hier geboden. Onderzoek<br />
aan de wildwal bij Hoekelum<br />
toont aan dat er niet één, maar<br />
twee greppels waren: aan beide<br />
zijden van de wal.<br />
31
Noten<br />
[27] Mededelingen van Aart<br />
van de Brandh<strong>of</strong>, schaapherder<br />
op Kreel en Roel<strong>of</strong> Brandsma,<br />
schaapherder op de Loenermark.<br />
[28] Mededeling van Aart van<br />
de Brandh<strong>of</strong>.<br />
[29] Nooren, M.J., Over het verleden<br />
van de Hoge Veluwe. p. 15.<br />
[30] Roessingh, De veetelling.<br />
p. 20.<br />
[31] Roessingh, De veetelling.<br />
p. 34.<br />
32 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
in de winterperiode op stal staan. Wanneer er<br />
niet voldoende wintervoer was, verzwakten de<br />
runderen en schapen natuurlijk. <strong>Het</strong> zal voor de<br />
boeren en hun herders ervaringskennis geweest<br />
zijn om de optimale hoeveelheid wintervoer in<br />
hooibergen op te slaan. Op de eerste kaarten<br />
staan de bergen bij de boerderijen prominent<br />
getekend. Ze waren van groot belang.<br />
Van even groot belang waren de schaapskooien,<br />
waar de schapen in opgesloten werden wanneer<br />
ze van de hei kwamen. Uit de grootte van de kooi<br />
kan globaal berekend worden hoeveel ooien er<br />
in kunnen: 1 ooi per m2 . Op het <strong>Reemsterveld</strong> is<br />
de plaats van een behoorlijk aantal kooien<br />
bekend. Bij Oud Reemst minstens vier: twee op<br />
het oostelijk erf en twee op het westelijk erf,<br />
Nieuw Reemst één <strong>of</strong> twee en bij Mossel twee.<br />
Als de plaats van de kooi nog goed herkenbaar<br />
is kan de oppervlakte en daarmee het aantal<br />
ooien dat er in past, globaal berekend worden.<br />
> In het veld<br />
De plaatsen waar de schaapskooien stonden.<br />
Een schaapskudde graast buitengewoon selec<br />
tief en laat tijdens het grazen, wanneer ze rustig<br />
gedreven worden, weinig mest vallen. Die mest<br />
valt wanneer de schapen in rust in <strong>of</strong> bij de kooi<br />
zijn. 27 Om de hoeveelheid mest en urine goed<br />
op te vangen is een goede strooisellaag op de<br />
bodem van de kooi noodzakelijk. Vlakbij de<br />
schaapskooien is vaak een ruimte <strong>of</strong> kraal waar<br />
de schapen enige tijd lopen voor ze de hei op<br />
gaan <strong>of</strong> bij terugkomst, voor ze naar binnen gaan.<br />
Deze ruimte wordt ook wel gebruikt voor het<br />
graven van de zandlaag die onderin de kooi lag.<br />
> In het veld<br />
Ruimte voor de kooi nog goed te zien bij de<br />
noordwestelijke schaapskooi van Oud Reemst.<br />
Om de schapen naar de heide te drijven waar hij<br />
zijn vee wilde weiden, maakte de herder gebruik<br />
van min <strong>of</strong> meer vaste routes, de schaapsdriften.<br />
Die schaapsdriften zijn vaak gebonden aan regels<br />
omdat ze soms tussen kwetsbare gebieden door<br />
lopen: akkers, wallen en later na 1800 aangeplante<br />
dennenbossen en zandverstuivingen.<br />
Soms zijn ze ook afgepaald.<br />
<strong>Het</strong> recht van schaapsdrift was een belangrijk<br />
recht omdat zonder dat recht van overpad naar<br />
de weidegronden de scheper en daardoor de<br />
boer met zijn akkers in de problemen kwam.<br />
In een markeorganisatie stelden de richter en<br />
zijn secondanten de regels voor de schaapsdrift.<br />
Op het <strong>Reemsterveld</strong> golden in beginsel een<br />
zelfde soort regels, maar nu werden ze gesteld<br />
door de grondheer. Regels voor het drijven van<br />
schapen waren erg belangrijk. Vooral in het<br />
droge voorjaar is de bodem dermate kwetsbaar<br />
dat verstuiving zomaar kan optreden.<br />
We moeten dan denken aan het verbod om over<br />
afgebrande heide en stuifzanden te lopen; aan<br />
het aanwijzen van plaatsen waar de schapen<br />
gewassen kunnen worden; het verbod voor<br />
personen, die niet betaald hebben om op het<br />
veld hun dieren te weiden en het aanwijzen van<br />
specifieke schaapsdriften voor herder die kwets<br />
bare <strong>of</strong> verboden gebieden moesten passeren.<br />
Een aardig voorbeeld van zo’n afgepaalde drift,<br />
maar dan uit het midden van de 19 e eeuw ligt bij<br />
Oud Reemst. (zie par. 3.1. zandverstuivingen.)<br />
Behalve door schapen werd de heide ook gebruikt<br />
voor het weiden van koeien en paarden. Die<br />
hebben beslist niet voldoende aan struikheide.<br />
We weten uit het kaartmateriaal uit de 16 e eeuw<br />
dat delen van het <strong>Reemsterveld</strong> veel vochtiger<br />
waren dan nu. Daar zullen de meeste koeien en<br />
paarden gegraasd hebben. Rundvee en paarden<br />
graasden ook op de bermen langs de akkers en<br />
op de akkers wanneer de oogst binnen was.<br />
Daar, op het lage Veld, was ook de plaats waar<br />
de schapen uit Reemst en Mossel gewassen<br />
werden en daar was ook altijd wel wat te drinken<br />
als dat niet gevonden kon worden in kleine<br />
plassen en poelen. Een schaap heeft gedurende<br />
de dag verrassend weinig water nodig en vindt<br />
meestal zelf de plaatsen waar gedronken kan<br />
worden. 28<br />
Aantallen schapen<br />
Omdat het <strong>Reemsterveld</strong> in eigendom was bij<br />
de heer van Rosendael kon die ook bepalen wie<br />
er het recht van schaapsdrift had. Dat waren niet<br />
alleen de schepers van Mossel, Oud Reemst en<br />
Nieuw Reemst. Om inkomsten te genereren<br />
verpachtte hij ook aan omliggende boerderijen<br />
buiten het <strong>Reemsterveld</strong>. De schepers kwamen<br />
uit Roekel, Ginkel, Aenstoot, Kemperberg en<br />
zelfs uit Eschoten en Wolfheze. De boeren die<br />
gebruik maakten van het <strong>Reemsterveld</strong> pachtten
dus niet het veld, maar slechts het recht om<br />
daarin schapen te weiden. 29 Nooren schat, op<br />
basis van uit het aantal kooien en de kuddes die<br />
van elders kwamen, het aantal schapen dat<br />
jaarlijks op het <strong>Reemsterveld</strong> graasde, op 950.<br />
(Ze gaat ervan uit dat elke kooi 100 schapen kon<br />
bevatten en de kuddes van buiten uit gemiddeld<br />
50 schapen bestonden.) Dat is ongeveer per 3 ha<br />
een schaap.<br />
Zij maakten dan gebruik van alle beschikbare<br />
grond buiten de akkers, de bossen en de grond<br />
die na het plaggen aan het regenereren was.<br />
Als dat zo is, was er in de 18 e eeuw geleidelijk<br />
een eind gekomen aan de rek die er zat in de<br />
woeste gronden, die de traditionele landbouw<br />
nodig had.<br />
<strong>Het</strong> spoort ook met de berekeningen van Roessingh.<br />
Hij berekent een vermindering van het<br />
aantal schapen op de Veluwe tussen 1526 en het<br />
midden van de 19 e eeuw (In de gemeente Ede<br />
van 12600 schapen in 1526 naar 8900 in de 19 e<br />
eeuw). Die vermindering is niet te wijten aan de<br />
toenemende heide ontginningen. De meeste<br />
ontginningen kwamen pas na 1850. 30<br />
Invloed op bodem<br />
Behalve het plaggensteken en het begrazen door<br />
schapen werd het veld nog op andere wijzen<br />
geëxploiteerd.<br />
Er werd hei gemaaid als brandst<strong>of</strong> in de haard.<br />
Er werd met karren over gereden door langstrekkende<br />
handelaars en door de boeren zelf. En er<br />
werd zand en grind gegraven.<br />
Dat alles droeg bij aan de beschadiging van de<br />
heide, waardoor het verstuiven van zand in de<br />
hand werd gewerkt. Al in de 16 e eeuw kwamen er<br />
vanuit het gewest Gelre ‘placaten’ die overexploitatie<br />
moesten tegengaan. Regelingen, die<br />
tot ver in de 19 e eeuw doorgingen. Een direct<br />
gevolg van de degradatie van de heide was dat<br />
er minder mogelijkheid was voor het houden<br />
van rundvee en paarden. Roessingh brengt dan<br />
ook de terugloop van het aantal stuks rundvee<br />
en paarden vanaf het midden van de 17 e eeuw<br />
hiermee in verband. 31<br />
> In het veld<br />
Op vele plaatsen op de helling van de stuwwallen<br />
zijn de gaten te zien waar grind en leem<br />
werden gegraven.<br />
| fig 2.12 | Kaart met alle schaapskooien rond het midden van de 19 e eeuw.<br />
| afb 2.12 | Kaart met alle schaapskooien rond het midden van de 19 e eeuw.<br />
| afb 2.13 | Grindgaten langs de oude Wekeromse weg bij Mossel.<br />
33
No0t<br />
[32] Bierens de Haan, J.C.,<br />
Groen Hemeltjes. p. 90.<br />
34 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
Landbouwproducten<br />
Over de landbouwproducten die van het<br />
<strong>Reemsterveld</strong> kwamen hebben we niet veel<br />
specifieke informatie.<br />
We moeten, evenals bij de andere landbouwbedrijven<br />
op de hoge Veluwe denken aan rogge,<br />
boekweit, haver en gerst waar dat mogelijk was<br />
en niet te vergeten honing en bijenwas. Als er<br />
boekweit geteeld werd waren bijen noodzakelijk<br />
voor de bestuiving.<br />
Mest was het ho<strong>of</strong>dproduct van de schapenhouderij;<br />
schapenwol was een bijproduct. De<br />
wol van schapen die op de schrale gronden<br />
grazen is ruwvezelig en niet veel waard. Als er<br />
geschikte weidegrond voor vetweiderij was, kon<br />
er vee voor vleesverkoop gehouden worden. In<br />
droge jaren zal dat een probleem geweest zijn.<br />
<strong>Het</strong> lijkt niet veel, maar de bedrijven op het<br />
<strong>Reemsterveld</strong> waren welvarende bedrijven.<br />
Ze hadden vermoedelijk wat neveninkomsten<br />
uit de bosbouw als ze ingehuurd werden door<br />
de eigenaar en, in het geval van Oud Reemst,<br />
van passerende reizigers.<br />
2.4 Eigenaren en pachters<br />
<strong>Het</strong> is in het kader van dit verslag niet zo<br />
relevant om diep in te gaan op de verschillende<br />
eigenaars van het <strong>Reemsterveld</strong>. Maar een<br />
globaal overzicht van de activiteiten van de<br />
eigenaren is natuurlijk wel van belang omdat het<br />
beleid van de grondeigenaars direct invloed<br />
heeft gehad op de manier waarop van het veld<br />
gebruik werd gemaakt.<br />
In 1536 ging het <strong>Reemsterveld</strong> van de Gelderse<br />
Hertog, over in handen van Willem van Scherpenzeel.<br />
Hij en zijn opvolgers hadden het veld<br />
in bezit, maar waren nog geen eigenaar van de<br />
landbouwenclaves Mossel en Oud Reemst.<br />
De eigenaren van die boerenbedrijven vonden het<br />
niet vanzelfsprekend pacht te moeten betalen<br />
voor het gebruik van het veld. Zij vonden dat ze<br />
oudere gebruiksrechten hadden. Dit wordt als<br />
aanwijzing gezien voor langdurige bewoning<br />
van Oud Reemst en Mossel.<br />
In 1632 komt het, na een paar tussenstappen,<br />
in handen van het geslacht Van Arnhem. In 1667<br />
werd Johan van Arnhem heer van Rosendael.<br />
Hij trouwde met zijn nicht Jeanne Margriete<br />
van Arnhem. Hij was een interessant persoon:<br />
geïnteresseerd in wetenschap en kunst en een<br />
vertrouweling van stadhouder Willem III, die<br />
hem op veel belangrijke posten benoemde.<br />
Hij verfraaide het kasteel en consolideerde<br />
de bezitting van Rosendael. Na de dood van Willem<br />
III wist hij zichzelf en zijn positie goed te<br />
handhaven in de politieke strubbelingen, de<br />
Plooierijen, die toen ontstonden. <strong>Het</strong> echtpaar<br />
bleef kinderloos en onderhield zeer goede<br />
contacten met adellijke families op de Veluwe.<br />
De familie waarmee zij de meest hechte banden<br />
onderhield, was de familie Torck.<br />
Lubbert Adolph Torck (16871758), neef van Jan<br />
van Arnhem, kwam zo in 1721, nadat ook Margriete<br />
was overleden, in het bezit van het <strong>Reemsterveld</strong><br />
en andere bezittingen op de Veluwe. Door zijn<br />
huwelijk met Petronella Wilhelmina van Hoorn<br />
(16981764) beschikte het echtpaar over voldoende<br />
geld om het grondgebied ook uit te<br />
breiden. In 1724 wist hij de oostelijke helft van<br />
Oud Reemst te kopen en in 1725 de ontbrekende<br />
helft van het erf Mossel.<br />
Een machtig echtpaar. Hun inkomsten haalden<br />
ze voor de helft uit diverse ambten. De verpachting<br />
van die bezittingen vormden in de periode<br />
van 1729 tot 1758 ongeveer 30% van de totale<br />
inkomsten. De overige 20% kwam uit rente en<br />
houtverkopingen. 32<br />
Ook het huwelijk tussen deze beide echtgenoten<br />
bleef kinderloos. Met zijn opvolger, zijn neef<br />
Jan Assueer Torck, brak een andere tijd aan.<br />
De landbouwenclaves<br />
Op het <strong>Reemsterveld</strong> zijn drie oudere landbouwenclaves<br />
te zien. De jongere bewoning: het<br />
<strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> en de Dennenkamp hadden<br />
beide wel enig bouwland, maar hebben nooit als<br />
zelfstandige boerderij gefunctioneerd.<br />
Mossel en Oud Reemst waren al bewoond voor<br />
het <strong>Reemsterveld</strong> door de Gelderse hertogen<br />
werd overgedragen aan de familie van Scherpenzeel<br />
en haar opvolgers. De adel bezat lang alleen<br />
het omringende veld, dat ze verpachtten aan de<br />
eigenaars van de boerderijen. Pas in de tweede<br />
helft van de 18 e eeuw wist Lubbert Adolph Torck<br />
de eigenaars van Mossel en Oud Reemst uit te<br />
kopen. Nadat Torck ook het westelijk erf van<br />
burgemeester van Eck had weten te kopen, was<br />
het hele <strong>Reemsterveld</strong> inclusief de landbouwenclaves<br />
in bezit van de familie van Torck.<br />
Torck nam in 1722, toen hij het <strong>Reemsterveld</strong> in<br />
bezit kreeg, de gelegenheid te baat om van de<br />
enclaves nauwkeurige kaarten te laten maken<br />
door Elsh<strong>of</strong>f.<br />
In de vorige paragraaf is een poging gedaan de
grootte van het landbouwareaal te schatten voor<br />
de 19 e eeuw. <strong>Het</strong> is aannemelijk dat dit in de 18 e<br />
eeuw niet veel anders was.<br />
Oud Reemst<br />
De oudste aanwijzingen dat er een plaats ‘Remst’<br />
heeft bestaan, stamt uit 1427. Daar is sprake van<br />
een Remsterwegh. 33 Dat is dus de 15 e eeuw,<br />
maar vrijwel zeker is de enclave ouder. Hoe het<br />
landbouwcomplex er toen uit zag weten we niet.<br />
De eerste kaart die laat zien hoe de nederzetting<br />
toen in het veld lag, stamt uit 1629 en is van<br />
Nicolaes van Geelkercken.<br />
Heel veel detail geeft de kaart niet. Er zijn zeven<br />
akkers te onderscheiden, omringd door wallen.<br />
Op drie daarvan staan bouwwerken, waarvan<br />
een hooiberg. De akkers zijn nu niet meer goed<br />
te identificeren. We weten ook niet hoe nauwkeurig<br />
de kaartenmaker heeft gekeken.<br />
De wegen lopen om de enclave heen.<br />
Oud Reemst lag aan een kruispunt van wegen.<br />
<strong>Het</strong> is geen wonder dat de enclave aantrekkelijk<br />
was als rustplaats voor passanten. Mogelijk al<br />
in 1647, maar in elk geval in 1786 is er sprake<br />
van een pachtcontract waarin van een herberg<br />
sprake is. 34<br />
Ook op de overzichtskaart uit 1722 zijn er niet<br />
veel details meer te zien. Wel zien we de beide<br />
boerderijen nu liggen op de plaats waar ze tot<br />
voor kort lagen.<br />
Van het oostelijk erf heeft Elsh<strong>of</strong>f ook een kaart<br />
laten maken in 1722. (fig. 2.15) Daar zijn veel<br />
meer details op te zien en daarop herkennen we<br />
ook het huidige oostelijk erf heel goed. De akker<br />
is in tweeën gesplitst. Op het noordelijk<br />
gedeelte (links op de afbeelding) lijken de<br />
ploegvoren in noordzuidelijke richting te lopen.<br />
Op het zuidelijk gedeelte lopen ze oostwest.<br />
Laten we gemakshalve aannemen dat een<br />
vergelijkbare nauwkeurigheid ook voor het<br />
westelijk erf gold in die tijd.<br />
De contouren van het huidige Oud Reemst,<br />
inclusief het bosgebied ten noorden ervan,<br />
kunnen we voor het eerst goed herkennen rond<br />
1800.<br />
Mossel<br />
Ook de bronnen over Mossel gaan terug op de<br />
15 de eeuw (1476). (fig. 2.16) De naam, ‘Morschel’<br />
kan verwijzen naar ‘lage, vochtige grond nabij<br />
een bos. <strong>Het</strong> bevatte, evenals Oud Reemst, twee<br />
erven. Over het eigendom van de erven bestond<br />
lang onenigheid. De erfpachters zagen zich zelf<br />
als eigenaar. <strong>Het</strong> wijst erop dat Mossel lang<br />
bewoond is geweest. Ook in de tijd dat het<br />
<strong>Reemsterveld</strong> nog tot de domeingrond behoorde.<br />
De akkers van Mossel waren verspreid over een<br />
aantal percelen. In totaal besloegen die akkers in<br />
de 19 e eeuw zo’n 15 ha bouwland.<br />
Er zijn twee kooien te herkennen. Rond de akkers<br />
lijkt een enkel walsysteem te liggen.<br />
| afb 2.14 | Portretten Lubbert<br />
Adolph Torck en Petronella<br />
Wilhemina van Hoorn.<br />
Noten<br />
[33] Nooren,M.J., Over het verleden<br />
van de Hoge Veluwe. p. 53.<br />
[34] Nooren, M.J., Over het<br />
verleden van de Hoge Veluwe.<br />
p. 72.<br />
35
| fig 2.13 | Oud Reemst op de<br />
kaart van Van Geelkercken<br />
uit 1629.<br />
| fig 2.14 | Oud Reemst op de<br />
kaart van Elsh<strong>of</strong>f uit 1722.<br />
Noot<br />
[35] Gerrit Breman, ‘De Koningsweg<br />
van Ginkel naar Dieren’ in<br />
Nieuwe Veluwe, Jrg. 1.<br />
36 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
Nieuw Reemst<br />
Torck dacht dat er meer uit zijn <strong>Reemsterveld</strong> te<br />
halen was en hij liet een nieuwe ontginning aan<br />
leggen in 1628: West Reemst, dat later Nieuw<br />
Reemst ging heten. (fig. 2.16)<br />
De plaats voor de nieuwe ontginning Nieuw<br />
Reemst is goed gekozen. Niet alleen zijn er de<br />
‘bruine gronden’aan de oppervlakte te vinden,<br />
maar Nieuw Reemst was ook goed te bereiken.<br />
<strong>Het</strong> lag op een kruispunt van nu vergeten wegen.<br />
Van noord naar zuid liep de weg van Wekerom<br />
naar Arnhem. De ho<strong>of</strong>droute liep overigens in<br />
1722 nog niet vlak langs Nieuw Reemst. Aan de<br />
zuidkant passeerde het verkeer over de handelsweg<br />
van de Ginkel naar Deventer.<br />
In de 19 e eeuw besloegen de akkers van Nieuw<br />
Reemst ongeveer 13 ha bouwland. Er zijn geen<br />
kooien te herkennen, maar analoog aan de<br />
kaarten van Oud Reemst en Mossel kunnen we<br />
veronderstellen dat ze lagen op de plaats waar<br />
ze tot voor kort lagen.<br />
> In het veld<br />
<strong>Het</strong> is voor alle enclaves opvallend hoezeer de<br />
vorm en plaats van de akkers in al die eeuwen<br />
onveranderd is gebleven.<br />
Opvallend bij Nieuw Reemst is de lengteverdeling<br />
van de grote akker. Die is in het veld niet<br />
meer te zien, maar wel op de hoogtekaart van<br />
het AHN. <strong>Het</strong> hakhoutbosje aan de oostkant<br />
ziet er wat de vorm betreft momenteel nog<br />
precies zo uit als in 1722.<br />
<strong>Reemsterveld</strong> als jachtgebied<br />
Naast het gebruik voor de landbouw speelde het<br />
<strong>Reemsterveld</strong> een belangrijke rol bij de jacht.<br />
Vanaf de tweede helft van de 17 e tot diep in de<br />
18 e eeuw was de Veluwe een aantrekkelijk jachtterrein<br />
geworden. De stadhouderkoning was<br />
een belangrijke stimulans voor de groei van<br />
deze adellijke hobby. Hij kwam graag jagen op<br />
Rosendael en had er zelfs een belvedère<br />
gepland. <strong>Het</strong> gebouwtje was overigens pas in<br />
1702 klaar. Willem III was toen al overleden.<br />
Ergens tussen 1675 en 1700 liet hij een koningsweg<br />
aanleggen van Dieren naar Ede. 35 De weg<br />
liep voor een belangrijk deel over de gronden<br />
van Rosendael. Waarschijnlijk had de eigenaar<br />
van Rosendael daar niet alleen toestemming<br />
voor verleend, maar mogelijk ook bijgedragen<br />
aan de aanleg van de weg.
Wild<br />
Om te kunnen jagen moet er jachtwild zijn.<br />
Dat was er ook: herten en zwijnen werden geïm<br />
porteerd en zwierven uit over de Veluwe. Dat is<br />
misschien het meest spectaculaire wild, maar<br />
op het <strong>Reemsterveld</strong> waren ook konijnenwarandes.<br />
De grondheer had het alleenrecht op de<br />
konijnenjacht. Konijnenwarandes waren er als<br />
gesloten en als open warande. Heel vaak werden<br />
konijnen in een gesloten warande met een<br />
konijnenberg ook gefokt om daarna te worden<br />
uitgezet in de open warande. In de 16 e eeuw<br />
werden ze ook wel ‘waranden van konijnen en<br />
veldhoenderen’ genoemd. 36<br />
De konijnenstand kon gemakkelijke tot een onbeheersbaar<br />
probleem worden. In het Edese Bos<br />
werden konijnen tussen 1751 en 1781 bestreden<br />
met fretten. <strong>Het</strong> fretteren was aan strikte regels<br />
gebonden en mocht alleen binnen het bos<br />
gebeuren. Op de eigendommen van Torck<br />
werden vergunningen om te fretteren verleend<br />
tussen 1739 en 1776. 37 Maar nog in de 19 e eeuw<br />
was die konijnenstand zo aanzienlijk dat de toenmalige<br />
eigenaar, Willem Frederik Torck claimde<br />
dat de opbrengst uit de konijnenjacht de enige<br />
opbrengst van het landgoed was. 38<br />
De wildstand was waarschijnlijk op zijn hoogst<br />
rond 1700 toen de jacht door de adel onder aan<br />
voering van Willem III het grootst was. Rond die<br />
tijd is ook een toename te zien in de aanleg en<br />
het onderhoud van wildkerende wallen, waarvan<br />
er ook minstens een op Oud Reemst is aangelegd.<br />
De lange wildwal van Wageningen naar Lunteren<br />
is aantoonbaar opnieuw in onderhoud genomen<br />
in verband met de schade die het wild toebracht<br />
aan de gewassen. 39 Bonnema constateert dat<br />
een grote wildstand schadelijk is voor het bos.<br />
Voor het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> past hij Duitse<br />
berekeningen toe. <strong>Het</strong> aantal stuks roodwild op<br />
het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> zou niet meer dan 10<br />
moeten bedragen om de houtteelt geen schade<br />
toe te brengen. 40<br />
Hoe die verhouding ook ligt, het is kennelijk een<br />
kwestie van kiezen geweest: bij een hoge wildstand<br />
kun je niet te veel pr<strong>of</strong>ijt van het bos verwachten.<br />
Bosgebieden<br />
Op het <strong>Reemsterveld</strong> is in de 17 e eeuw al niet<br />
veel bos meer te bekennen. Door overmatige<br />
kap voor onder andere scheepsbouw en waarschijnlijk<br />
overbegrazing, is wat er over was van<br />
het oorspronkelijke berkeneikenbos, dan al vrij<br />
wel verdwenen. Hakhoutcomplexen zijn verwaar<br />
| fig 2.15 | <strong>Het</strong> oostelijk erf van Oud Reemst in 1722. De plaatsen van de beide kooien zijn nog te zien.<br />
| fig 2.16 | Mossel in 1722 door Elsh<strong>of</strong>f.<br />
| fig 2.17 | Nieuw Reemst in 1722 door Elsh<strong>of</strong>f.<br />
Noten<br />
[36] Bouwer, Klaas, Tot Pr<strong>of</strong>ijt en<br />
tot genoegen. p. 238.<br />
[37] Malenboek Edese Bos,<br />
transcriptie 2010. Bonnema<br />
<strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>. p. 47.<br />
[38] Bonnema, <strong>Het</strong> <strong>Planken</strong><br />
<strong>Wambuis</strong>, tekent een uitspraak<br />
op van de laatste baron van<br />
Pallandt, die gezegd zou<br />
hebben dat de enige winst<br />
die hij maakte op het <strong>Planken</strong><br />
<strong>Wambuis</strong> afkomstig was van de<br />
2000 konijnen, die hij jaarlijks<br />
schoot.<br />
[39] Breman, Gerrit, ‘De Wildwal<br />
tussen Bennekom en Kunteren.’<br />
in de Kostersteen, okt. 2010.<br />
[40] Bonnema, <strong>Het</strong> <strong>Planken</strong><br />
<strong>Wambuis</strong>, p. 19. Hij voegt<br />
eraan toe dat 10 stuks geen<br />
levensvatbare roedel is.<br />
37
| afb 2.15 | Stadhouderkoning<br />
Willem III, marmeren buste<br />
door Jan Blommendael.<br />
| fig 2.18 | Fragment kaart<br />
Elsh<strong>of</strong>f 1722. Bosgebieden op<br />
het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />
38 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
loosd en niet op tijd verjongd. De overmatige<br />
wildstand, met name die van konijnen is hiervan<br />
een van de oorzaken. <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> past<br />
hiermee in het algemene patroon in Nederland<br />
en zelfs WestEuropa. 41<br />
De boscomplexen die werden gevonden zijn op<br />
de kaarten uit de 17 e en 18 e eeuw duidelijk te<br />
zien. <strong>Het</strong> zijn er eigenlijk maar twee:<br />
• het Oude Hout, dat zich uitstrekte tot aan de<br />
grens met het Ginkelse Veld, liep ten noorden<br />
langs Nieuw Reemst. De wal die daar loopt<br />
was er vermoedelijk niet in 1722. Wat omvang<br />
betreft is het eeuwen lang vrijwel gelijk<br />
gebleven. Pas tussen 1912 en 1931 is het<br />
westelijk deel gekapt. Ten noorden van Nieuw<br />
Reemst zijn er nog restanten van te zien.<br />
• een complex op de Valenberg, langs de weg<br />
naar Arnhem.<br />
Bij beide complexen wordt nu een wal aangetr<strong>of</strong>fen,<br />
maar het is niet duidelijk <strong>of</strong> die wal er in de<br />
18 e eeuw ook al was. Op de kaart is hij niet te<br />
zien. In 1722 strekte dit complex zich ho<strong>of</strong>dzakelijk<br />
ten oosten van de weg naar Arnhem uit van<br />
de Kelderbergen tot het punt waar de weg de<br />
grens vrijwel raakt.
Aan het eind van de 18 e eeuw, voor de start van<br />
het nieuwe beleid, was daar veel van verdwenen.<br />
Aan de westkant was er nieuw bos bijgekomen.<br />
De grenzen van deze bosgebieden waren in 1722<br />
natuurlijke grenzen. Voor het complex bij Mossel<br />
waren dat aan de zuidkant de Kelderbergen en<br />
voor het complex van het Oude Hout waren dat<br />
de heuvels van de Westerbergen in de richting<br />
van Oud Reemst. De natuurlijke omstandigheden<br />
van het tussenliggende gebied zijn er ook<br />
niet naar om daar goed bos te verwachten.<br />
> In het veld<br />
De beide boscomplexen zijn nog goed terug te<br />
vinden. Opvallend is dat toen de kaart gemaakt<br />
werd er geen hoge zandheuvels aan de westkant<br />
van Nieuw Reemst zijn getekend. Die zijn later<br />
ontstaan.<br />
De vraag naar de bereikbaarheid van die bossen<br />
is niet onbelangrijk. Om de bossen te kunnen<br />
exploiteren moest het gekapte hout afgevoerd<br />
kunnen worden. Voor het Oude Hout was dat<br />
waarschijnlijk gewoon de handelsweg naar<br />
Deventer, die juist ten zuiden van het Oude<br />
Hout liep. Voor het complex bij Mossel zal dat<br />
de oude Wekeromse weg geweest moeten zijn.<br />
Bonnema wijst er op dat de afgelegen ligging<br />
leidt tot lagere houtprijzen. 42<br />
Een grote stille heide?<br />
<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> was dus niet een grote stille<br />
heide, laat staan een ongerept natuurgebied.<br />
Van natuurgebieden had nog niemand gehoord.<br />
Landbouw, bosbouw en jacht hadden hun<br />
weerslag op de toestand van het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />
De schaapskudden verarmden de bodem en de<br />
schapenhoeven trapten de dunne begroeiing<br />
los zodat, met name in het voorjaar en in droge<br />
winters het risico voor verstuiving steeds groter<br />
werd. Voor de schaapskooien en wegen werd<br />
gegraven naar zand en grind. Konijnen, herten<br />
en misschien zwijnen tastten bomen en struiken<br />
aan. Karren ploegden door het mulle zand. Hout<br />
werd afgevoerd.<br />
<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> was tegen het eind van de<br />
18 e eeuw toe aan rust, misschien zelfs wel aan<br />
recreatie.<br />
| afb 2.16 | Restanten hakhout<br />
ten oosten van de oude<br />
Wekeromse Weg.<br />
Noten<br />
[41] Bonnema, <strong>Het</strong> <strong>Planken</strong><br />
<strong>Wambuis</strong>. p. 46.<br />
[42] Bonnema, <strong>Het</strong> <strong>Planken</strong><br />
<strong>Wambuis</strong>. p. 14.<br />
39
Noten<br />
[43] Bouwer, Klaas, Tot pr<strong>of</strong>ijt en<br />
genoegen. p. 233<br />
[44] Bierens de Haan, J.C.,<br />
Rosendael. p. 176.<br />
[45] Bonnema, <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
p. 46.<br />
40 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
3| Een andere tijd (1780-1940)<br />
Tegen het eind van de 18 e eeuw was het accent dat gelegd werd op de jacht voorbij.<br />
De stadhouders Willem IV en met name Willem V, hadden er nauwelijks meer interesse<br />
in. In hun kielzog verlegde ook de adel – op een enkeling na – op de Veluwe zijn<br />
belangstelling. <strong>Het</strong> bezit kwam na het overlijden van Petronella van Hoorn in 1764 aan<br />
neef Assueer Jan Torck (17331793) en zijn vrouw Eusebia Jacoba de Roode van Heeckeren<br />
(17401793).<br />
Assueer Jan bekleedde niet de vele ambten die<br />
zijn familie voor hem bekleed hadden. Hij had<br />
het meest plezier in het ambt van luitenantopperjager,<br />
waarin hij door Willem V benoemd<br />
werd. Willem V wilde eigenlijk de jacht voor elke<br />
gegadigde openstellen, maar Assueer Jan was<br />
daar een fel tegenstander van. Hij was bang dat<br />
de zorgvuldig opgebouwde wildstand daaronder<br />
te veel zou lijden. Bovendien was hij, in een tijd<br />
van politieke woelingen er bang voor dat de<br />
jagende adel in het veld beschoten zou worden<br />
door jagende boeren. 43 Aan de jacht besteedde<br />
hij zoveel aandacht dat zijn gezin en de zorg voor<br />
huis en haard erbij inschoot. Uit het jachtjournaal<br />
dat hij tussen 1777 en 1782 bijhield, blijkt<br />
waar hij op jaagde. Tussen september en november<br />
jaagde hij bijna dagelijks op haas, patrijs, snip<br />
en incidenteel op korhoen hert en ree. Opvallend<br />
is dat er van zwijnen niet wordt gesproken. Zijn<br />
vrouw Eusebia Jacoba bestuurde als hij zijn belangrijke<br />
functie uitoefende, het bezit. Zij ergerde zich<br />
aan haar man die zijn taak zo buitengewoon<br />
serieus nam dat hij bijna niet thuis was en wist<br />
dat puntig te verwoorden in een briefje.<br />
‘Vos enfants, vos gens, vos chiens, vos rossignols<br />
tous se portent bien, et votre femme aussi.<br />
Adieu.’ 44<br />
Aan het eind van de 18 e eeuw was er op de Veluwe<br />
rond Ede opnieuw belangstelling voor aanleg en<br />
herstel van wildwallen. Op de Bruynhorst onder<br />
Ede, dat hij in 1758 kocht, stond een jachthuis.<br />
Dat was in de periode dat Willem V geen belang<br />
stelling had voor de jacht. Die hoge wildstand<br />
zou dan ook wel eens op het conto van Assueer<br />
Jan geschreven moeten kunnen worden.<br />
Toch is het zo dat het beheer van het <strong>Reemsterveld</strong><br />
onder Assueer Jan Torck begon te veranderen.<br />
Bonnema noemt hem ‘grondlegger van de<br />
bebossing’. 45 Gezien het bovenstaande is het niet<br />
onwaarschijnlijk dat zijn vrouw Eusebia Jacoba<br />
hierbij ook een vinger in de pap heeft gehad.<br />
Maar hoe dan ook, de ontginning van heide tot<br />
dennenbos begint in zijn, Assueer Jans, tijd. Hij<br />
vraagt in 1765 vergunning om de herberg het<br />
<strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> te mogen bouwen en om<br />
lange heide te mogen branden voor de aanleg<br />
van dennenbossen. In 1793 is de eerste verkoop<br />
van dennenhout bij het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>.<br />
Ander beheer<br />
Voor die verandering van beleid moeten speciale<br />
redenen zijn geweest.<br />
Na 1765 kan een geleidelijke toename van de<br />
interesse in de landbouw worden geconstateerd.<br />
De prijzen van landbouwproducten beginnen<br />
door de groeiende bevolking na een lange<br />
depressie weer te stijgen. Die belangstelling<br />
gold niet alleen voor het westen van Nederland,<br />
maar ook voor de zandgronden.<br />
Een stijgende vraag naar brandhout deed de<br />
houtprijzen stijgen en stimuleerde de belangstelling<br />
om woeste gronden te ontginnen en<br />
productief te maken. Er werd begonnen met de<br />
aanleg van dennenbossen en er werd veel nieuw<br />
eikenhakhout aangelegd.<br />
De ontginning van gemeenschappelijke woeste<br />
gronden stuitte op veel weerstand van de<br />
traditionele marken <strong>of</strong> buurten, zoals die op de<br />
Veluwe ook wel werden genoemd. De eigengeerfde<br />
boeren waren immers voor het voortbestaan<br />
van hun bedrijven afhankelijk van die<br />
woeste gronden.<br />
Voor Assueer Jan Torck en andere grootgrondbezitters<br />
golden de bezwaren van de boeren tegen<br />
de ontginning veel minder. Zij konden vrij over<br />
de gronden beschikken en gedeelten ontginnen<br />
als zij dat wilden. Dat zij hierdoor het verpachten<br />
van grond misschien minder aantrekkelijk<br />
maakten was een kwestie van afwegen.
| afb 3.1 | Eusebia de Roode van Heeckeren circa 1793.<br />
Bron: J.C. Bierens de Haan, Groen Hemeltjen.<br />
| fig 3.1 | Zandverstuivingen aangegeven op de kaart van De Man uit 1810. Geel de zandverstuivingen<br />
en binnen de groene randen de dennenbossen.<br />
| afb 3.1a | Foto van het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> in 1925. Bron Fotocollectie Historisch Museum Ede.<br />
41
| afb 3.2 | Pr<strong>of</strong>ielkuil met<br />
restanten van bekribbingen<br />
aan de oostkant van het <strong>Reemsterveld</strong>,<br />
de Pollen.<br />
| afb 3.3 | Wal als windkering<br />
tussen Oude Hout en Oud<br />
Reemst.<br />
42 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>
Assureer Jan was bovendien voor een veel groter<br />
deel afhankelijk van de inkomsten van zijn grondgebied.<br />
Hij had immers veel minder ambten dan<br />
zijn voorgangers. Hij – <strong>of</strong> zij – moest wel aan de<br />
toekomst denken.<br />
Die toenemende belangstelling voor het ‘land’<br />
was niet beperkt tot Nederland, maar gold ook<br />
voor de gidslanden Frankrijk en Engeland en niet<br />
te vergeten de Duitse landen. Kennis en wetenschap<br />
werden in dienst gesteld van economische<br />
ontwikkeling van een land. De grond moest pro<br />
ductief zijn en die productiviteit moest langs<br />
rationele weg bereikt worden. Daar kwamen ook<br />
nieuwe theorieën voor landbouw en bosbouw<br />
uit voort.<br />
Voor het productief maken van schrale gronden<br />
werden dennen bijzonder nuttig geacht. Weliswaar<br />
gaven ze geen looist<strong>of</strong>fen, zoals eikenhakhout al<br />
snel kon doen. Maar dennen leverden wel rede<br />
lijk timmerhout al was dat niet van de kwaliteit<br />
van het Scandinavische grenenhout.<br />
Verder leverden dennenbossen ook de ‘boswol’,<br />
dennennaalden als vulling in kussens, dat als<br />
heilzaam werd beschouwd. Bovendien kon er<br />
terpentijn worden gewonnen.<br />
De poten van dennen paste om nog een andere<br />
reden goed in die belangstelling voor de land<br />
en bosbouw. Dennen werden ook gezien als<br />
middel om de grond te verbeteren. Door het<br />
strooisel dat achterbleef ontstond een laagje<br />
humusrijke bodem. Men verwachtte dat na<br />
verloop van tijd er voldoende humus zou zijn<br />
ontstaan om op landbouw over te kunnen gaan<br />
en dat was nog winstgevender dan bosbouw.<br />
Kortom als middel om zandverstuivingen onder<br />
controle te krijgen en in de toekomst meer<br />
inkomsten te genereren, waren ze bepaald geen<br />
slechte keuze.<br />
De bestrijding van zandverstuivingen en het<br />
aanleggen van dennenbossen moet gezien<br />
worden als twee uitingen van hetzelfde streven:<br />
de grond productief maken en afscheid nemen<br />
van de acceptatie van woeste grond <strong>of</strong> ‘onland’,<br />
zoals het ook wel genoemd werd. 46 Onland<br />
moest land worden.<br />
3.1 Zandverstuivingen<br />
In de loop der eeuwen was de grond van het<br />
<strong>Reemsterveld</strong> zodanig overgeëxploiteerd en<br />
uitgeput geraakt dat de uitbreiding van de<br />
zandverstuivingen echt een probleem begon te<br />
worden. <strong>Het</strong> traditionele landbouwsysteem had<br />
zijn grenzen bereikt.<br />
Veel woorden over de omvang van die zandverstuiving<br />
zijn overbodig wanneer we naar de<br />
kaart van De Man kijken. (fig. 3.1)<br />
Die omvang is in 1810 ronduit dramatisch te<br />
noemen. Als we De Man moeten geloven en<br />
waarom zouden we dat niet doen, is vrijwel het<br />
hele gebied ten noorden van Oud Reemst een<br />
grote zandverstuiving. Van Mossel tot aan de<br />
Pampel, dus het hele Lage Veld werd beschouwd<br />
als zand. Bovendien is er bij Nieuw Reemst een<br />
verbinding gekomen met het Kreelse en het<br />
Ginkelse Zand. Aan de noordkant, op het kaart <br />
fragment niet meer te zien, is er bijna een ver<br />
binding tussen het Otterlose en Harskamper<br />
zand.<br />
<strong>Het</strong> aantal hectaren dat zandverstuiving was<br />
geworden op het terrein van het <strong>Reemsterveld</strong><br />
is op die kaart ruim 1300 hectare. Die 1300<br />
komen dus in mindering op de 2900 beschikbare<br />
hectaren.<br />
Op de kaart zien we al enkele dennenbosjes.<br />
De oudste daarvan is het Rosendaalse Bosch<br />
uit 1765. Ze zijn strategisch geplaatst. Ze waren<br />
ook nuttig om de wind te breken.<br />
Vanaf het midden van de 18 e eeuw werden<br />
dennen gebruikt om zandverstuivingen in te<br />
perken en vast te leggen. Assueer Jan Torck was<br />
dus een van de eersten die dennenteelt toepaste.<br />
47 Op de kaart van De Man is het niet<br />
goed meer te zien, maar in de Zuidoosthoek van<br />
het <strong>Reemsterveld</strong> was het Ginkelse Zand een<br />
regelrechte bedreiging. Nu nog is te zien welke<br />
invloed het zand aan de oostkant van de huidige<br />
Kruislaan heeft gehad.<br />
<strong>Het</strong> tegengaan van de zandverstuivingen was<br />
dus pure noodzaak. Zonder maatregelen zou<br />
kostbare grond, de basis voor welvaart van een<br />
land, verloren gaan.<br />
Samen met nieuwe, meer rationele ideeën over<br />
landbouw en bosbouw ontstonden er ook<br />
ideeën over het bestrijden van de zandverstuivingen.<br />
Die werden in literatuur vastgelegd,<br />
Noten<br />
[46] Woud, Auke van der, <strong>Het</strong><br />
lege land. De ruimtelijke orde van<br />
Nederland 17981848. Amsterdam/Antwerpen<br />
1998.<br />
[47] Bouwer, Klaas, Voor pr<strong>of</strong>ijt<br />
en genoegen. p. 127. Hij geeft<br />
dat de eerst melding uit 1769<br />
van dennencultuur op de<br />
Sijsselt komt.<br />
43
Noten<br />
[48] Martin Hijink, De heilzame<br />
bedoelingen.<br />
[49] Breman en Koop, De Pollen.<br />
Pag 15.<br />
[50] G.C. Spengler, Vastleggen<br />
en opbosschen van duinen en<br />
zandverstuivingen (Ede 1895).<br />
| fig 3.2 | Wal en dennenbosje<br />
als windkering bij Oud Reemst.<br />
44 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
maar kwamen ook uit de praktijk van boeren en<br />
rentmeesters van de grote landgoederen, die<br />
jaarlijks met de problemen van onder gestoven<br />
akkers en wegen te maken hadden.<br />
Een aantal daarvan zijn zeker toegepast op het<br />
<strong>Reemsterveld</strong>. In de loop van de 19 e eeuw<br />
werden ze geleidelijk aan steeds effectiever<br />
gestimuleerd door de Provinciale overheid. 48<br />
• Te denken valt aan het aanleggen van bekribbingen.<br />
Aan de oostgrens van het <strong>Reemsterveld</strong>, op de<br />
huidige zandverstuiving de Pollen zijn er daar<br />
enige van aangetr<strong>of</strong>fen bij pogingen van de<br />
Pollen weer een stuivend zand te maken. Ze<br />
bestonden uit schermen <strong>of</strong> heggen van takken,<br />
vaak dennentakken, die dwars op de heersende<br />
windrichting werden gezet. De schermen op de<br />
Pollen zijn aangelegd rond 1870. Rond 1850<br />
was de gemeentelijke landmeter en wethouder<br />
Horsting actief in het laten aanleggen van<br />
soortgelijke bekribbingen bij het Mosselse<br />
zand. Niet al deze bekribbingen waren effectief<br />
maar mogelijk is een ervan uitgegroeid tot een<br />
lange wal begroeid met dennen tussen het<br />
Lage Veld en de Harderwijkerweg. 49<br />
• Ook werden lange wallen aangelegd en beplant<br />
met bomen <strong>of</strong> struiken. Vaak, maar niet altijd,<br />
dwars op de heersende windrichting.<br />
Tussen het Oude Hout en Oud Reemst is er<br />
een te zien. In 1872 was die wal beplant met<br />
boompjes <strong>of</strong> struiken. De wal lijkt zich voort te<br />
zetten aan de andere zijde van de Harderwijkerweg.<br />
Hij kan gevolgd worden tot aan de<br />
huidige Wildbaanweg. <strong>Het</strong> kleine driehoekje<br />
waarop dennen waren geplant moet ook<br />
gezien worden als windvang voor de aanplant<br />
ten noorden van Oud Reemst.<br />
Een andere lange wal is te zien in het bosgebied<br />
ten noorden van Nieuw Reemst. Hij loopt ten<br />
westen aan de oude Wekeromse weg. Hij moet<br />
bedoeld zijn geweest om de bedreiging vanuit<br />
de Westerbergen tegen te gaan. Dat is niet<br />
helemaal gelukt overigens, want aan de oostzijde<br />
van de wal heeft het zand ook gestoven.<br />
• Verder kan gedacht worden aan het beleggen<br />
van actieve zanden met takken <strong>of</strong> plaggen in<br />
een bepaald patroon. <strong>Het</strong> effect van plaggen<br />
en takken was uit de praktijk al heel lang bekend<br />
en was gemakkelijk toe te passen. Voor gebruik<br />
op grote schaal was er aan het eind van de 19 e<br />
eeuw zelfs een toestel in gebruik dat plaggen<br />
kon steken. 50<br />
• <strong>Het</strong> gebruik van zandhaver (Elymus Arenarius)<br />
was een bekende methode. De wortelstokken<br />
werden door kinderen verzameld en in stukken<br />
met een aantal knopen verdeeld en op vaste<br />
afstanden van elkaar in het zand gestoken.<br />
Zandhaver wordt nog overal gevonden, maar<br />
zandhaver komt ook van nature voor.<br />
• Niet in de laatste plaats was het belangrijk om<br />
de eventuele uitbreiding van zanden zorgvuldig<br />
te monitoren om snel in te kunnen grijpen<br />
wanneer uitbreiding werd geconstateerd.<br />
Daartoe werden er palen aan de randen van de<br />
zanden aangebracht. Zo kon jaarlijks worden<br />
gecontroleerd hoe actief het zand was.<br />
• Verder werd het gebruik van schapen op de<br />
heide – <strong>of</strong> wat daar nog van over was – sterk<br />
aan banden gelegd.<br />
In 1857 was het gebruik van een als schaapsdrift<br />
aan vergunningen gebonden. De driften werden<br />
uitgezet door palen. Een daarvan lag tussen het<br />
Oude Hout en Mossel. Aan het begin van die<br />
toegestane drift is ook nog een put terug<br />
gevonden, 100 meter ten westen van de Pampeltse<br />
weg.
| fig 3.3 | Monitoren van de<br />
zandverstuiving bij Oud<br />
Reemst.<br />
| fig 3.4 | Aanvraag van vergunningen<br />
voor veedriften in 1857.<br />
45
46 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
| fig 3.5 | Heide (paars), zand (geel), lo<strong>of</strong>bos (groen) en dennenbos (blauwgroen) ten noorden van Oud Reemst in 1832.
In het veld<br />
Bekribbingen: op de Pollen en ten westen van de<br />
Harderwijkerweg.<br />
Lange wallen: tussen het Kneukelbos en het bos<br />
ten noorden van Oud Reemst; parallel aan de<br />
oude Wekeromse weg in het dennenbos ten<br />
noorden van Nieuw Reemst.<br />
Kleine dennenbosjes: ten noordwesten van Oud<br />
Reemst<br />
Korte wallen: langs de percelen dennen.<br />
Afgepaalde schaapsdriften: de put op fig. 3.4 is<br />
teruggevonden.<br />
3.2 Aanleg van dennenbossen<br />
<strong>Het</strong> aanleggen van dennenbossen lag dus voor de<br />
hand. De grondeigenaren van het <strong>Reemsterveld</strong><br />
begonnen op plaatsen die het meest bedreigd<br />
werden door verstuiving.<br />
Op de bewerking van de kadastrale kaarten uit<br />
1832 zijn de heide en zandgebieden in paars<br />
aangegeven. Heide – eigenlijk schrale begroeiing<br />
met korstmossen, grassen en heide – en<br />
zand, zijn hier in één kleur aangegeven. Onderscheid<br />
werd echter wel degelijk gemaakt. Dat<br />
blijkt uit het verschil in belastingklasse. Puur<br />
zand bracht de minste belasting op.<br />
In groen zijn lo<strong>of</strong>bossen aangegeven. <strong>Het</strong> grote<br />
complex van het Oude Hout is goed te onderscheiden,<br />
evenals een nieuw complex ten noorden<br />
van Oud Reemst. Om dat complex, waarvan de<br />
Harderwijkerweg aan de oostkant passeerde,<br />
was een wal gelegd tegen stuivend zand. Die wal<br />
is nog heel goed te zien. In de noordwesthoek is<br />
hij onder gestoven. In 1872 was deze hoek nog<br />
bedreigd door stuifzand. Toen is daar een klein<br />
dennenbosje aangelegd, waarschijnlijk om de<br />
wind te breken. De wal om dit bosgebied is<br />
gemarkeerd met grote solitaire beuken op de<br />
hoekpunten. (fig. 3.2)<br />
De hakhoutstroken rond de akkers zijn door<br />
de ambtenaren van het kadaster ook als bos<br />
opgenomen.<br />
Ten noorden van Oud Reemst is een groot dennenperceel<br />
aangelegd, in blauwgroen aangeven op<br />
de kaart. Dat zijn de huidige Mosselse dennen.<br />
Wat daar nu nog aan dennen staat, is natuurlijke<br />
opslag uit zaad van die dennen.<br />
Interessant is het kleine dennenperceel ten zuiden<br />
van Oud Reemst. Dat is niet een door stuifzand<br />
bedreigd gebied en als bosgebied snijdt het ook<br />
| afb 3.4 | Restanten van plantgreppels bij Mossel.<br />
47
| fig 3.7 | Hei, zand en lo<strong>of</strong>bos<br />
rond Mossel in 1832.<br />
48 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>
niet veel hout. We moeten dit gebied waarschijnlijk<br />
zien als kwekerij voor plantgoed van dennen.<br />
> In het veld<br />
De grote solitaire beuken ten noorden van Oud<br />
Reemst, de Mosselse dennen, voormalig<br />
dennenperceel ten zuiden van Oud Reemst.<br />
Technieken<br />
Voor het aanleggen van bossen moest eerst de<br />
grond voorbewerkt worden. Dennen hebben een<br />
voordeel ten opzichte van eikenhakhout dat ze<br />
minder eisen stellen aan de grond en dat die<br />
ook minder diep bewerkt hoeft te worden.<br />
Er konden in beginsel twee methoden worden<br />
gebruikt: planten en zaaien.<br />
Bonnema constateert dat de oudere bosopstanden<br />
(in 1962) ‘vrijwel allen geplant (zijn) in plant<br />
gaten <strong>of</strong> bij aanwezigheid van zware bodembegroeiing<br />
(bosbessen) in gespitte gruppen. Na<br />
verwijdering van de plag (ruwe humus) werd de<br />
grond van gat <strong>of</strong> grup een steek gespit waarna de<br />
zaak een half jaar tot een jaar bleef liggen opdat<br />
er eerst weer ‘gunst’ in de grond zou komen.<br />
Vervolgens werden de dennen dan – meestal in<br />
de herfst – met behulp van … en pen geplant.’ 51<br />
De greppelstructuren die worden aangetr<strong>of</strong>fen<br />
in oudere dennenbossen zullen een restant van<br />
deze plantmethode zijn.<br />
Er werd ook wel regelrecht op het zand <strong>of</strong> in schrale<br />
heide gezaaid met dennenzaad, nadat er eerst<br />
licht was geëgd. Dit gebeurde bijvoorbeeld met<br />
zekerheid langs de zuidgrens na de grote bosbrand<br />
in 1884, maar ook wel op andere plaatsen<br />
waar onbegroeid, maar niet stuivend zand aan<br />
de oppervlakte lag. <strong>Het</strong> zaad werd dan ondergeegd.<br />
Maar ook wel werd vanuit de oppervlakkige<br />
greppels <strong>of</strong> vanuit kuilen zand geworpen zover<br />
men kon werpen. 52 Een goede bosarbeider kon<br />
ongeveer vier meter aan weerszijden bestrooien<br />
met een bats.<br />
| fig 3.6 | Bonnekaart 1874. Plaats waar mogelijk dennen gezaaid zijn.<br />
Noten<br />
[51] Bonnema, <strong>Het</strong> <strong>Planken</strong><br />
<strong>Wambuis</strong>’. p. 48.<br />
[52] Van Oosten Slingeland,<br />
De Sijsselt. p. 83.<br />
49
| fig 3.8 | Fig. Hei en dennenbos<br />
in het zuidelijk deel van<br />
het <strong>Reemsterveld</strong> in 1832.<br />
50 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
> In het veld<br />
Op het Mosselzand is tegen de noordgrens van<br />
het <strong>Reemsterveld</strong> een patroon van ondiepe parallel<br />
lopende greppels aangetr<strong>of</strong>fen op afstanden<br />
van ca 8 m. We gaan ervan uit dat dit patroon bij<br />
het ‘zaaien’ van zand over dennenzaad.<br />
<strong>Het</strong> patroon bevindt zich binnen een opvallende<br />
wal van ca 1,5 m hoog, die momenteel beplant is<br />
met eikenhakhout restanten.<br />
Op nevenstaande, bewerkte kadastrale kaart<br />
staan de lo<strong>of</strong>bossen die in 1832 rond Mossel in<br />
ontwikkeling waren. Ten westen van de oude<br />
Wekeromse weg is heel veel van het bosgebied<br />
uit 1722 verdwenen, maar ten noorden van<br />
Mossel is nieuw hakhout aangelegd. Dat is nu<br />
omgeven door een markante wal en doorsneden<br />
met rechte bospaden van circa 4 m breed.<br />
De oudste dennenaanplant werd gevonden in de<br />
zuidwesthoek van het <strong>Reemsterveld</strong>. In 1850 was<br />
het Ginkelse Zand nog actief en vormde het een<br />
bedreiging voor dit gedeelte van het Veld. Om<br />
die verstuiving tegen te gaan kan een van de<br />
redenen geweest zijn om juist hier te beginnen<br />
met het planten van bos.<br />
Heel vaak werden rond de bospercelen wallen aangelegd.<br />
De reden daarvoor is niet altijd duidelijk.<br />
In veel gevallen kunnen ze nauwelijks een wild<br />
kerende werking gehad hebben. Misschien zijn het<br />
restanten van grondbewerking. Wellicht waren<br />
ze ook bedoeld voor de schaapherders, die de<br />
schapen uit de jonge aanplant moesten houden.<br />
De eigenaren van het <strong>Reemsterveld</strong> pakten de<br />
heideontginning aan vanaf de zuidkant. Waar<br />
nodig plantten ze dennen en waar mogelijk<br />
lo<strong>of</strong>hout.<br />
Beter dan met woorden kan de ontginning<br />
getoond worden door de serie topografische<br />
kaarten uit de tweede helft van de 19 e en de<br />
eerste helft van de 20 e eeuw achter elkaar te<br />
leggen.
De Dennenkamp ligt nog helemaal geïsoleerd in<br />
de heide, linksboven de ‘P’.<br />
Ten zuiden van de Dennenkamp zijn dennen<br />
geplant. <strong>Het</strong> beukenbos ten noorden van de<br />
Arnhemseweg is aangelegd.<br />
Een gedeelte in de zuidwest hoek van het<br />
<strong>Reemsterveld</strong> is gekapt <strong>of</strong> verloren gegaan.<br />
De erfbeplanting van de Dennenkamp is nog<br />
zichtbaar in het veld.<br />
| fig 3.9 | TMK ongeveer 1850<br />
| fig 3.10 | Bonnekaart In 1874.<br />
| fig 3.11 | Bonnekaart In 1880.<br />
51
| fig 3.12 | Bonnekaart In 1880.<br />
| fig 3.14 | Bonnekaart In 1930.<br />
52 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
| fig 3.13a | Detail met wal.<br />
| fig 3.13 | Bonnekaart In 1906.<br />
De eerste houtverkopen hebben plaatsgehad.<br />
Langs de zuidelijke rand is na de bosbrand van<br />
1880 opslag ontstaan.<br />
<strong>Het</strong> dennenbos is weer ingeplant (<strong>of</strong> ingezaaid)<br />
<strong>Het</strong> gedeelte boven ‘Amsterdamse weg’ bevat<br />
een merkwaardige wal, die mogelijk gemaakt is<br />
om stuifzand tegen te houden.<br />
Er heeft een kleine uitbreiding langs de noordrand<br />
van ontginning plaatsgevonden.
Er is een groot gebied ten noorden van de<br />
Dennenkamp ingeplant evenals een deel ten<br />
zuiden van Nieuw Reemst op de grens met het<br />
Edese gebied.<br />
Uitvoering<br />
<strong>Het</strong> werk van de ontginning werd uitgevoerd<br />
door aannemers uit de omgeving. Zij konden<br />
inschrijven op bepaalde werkzaamheden als<br />
spitten en planten. <strong>Het</strong> plantgoed werd gekocht<br />
<strong>of</strong> kwam van eigen kwekerijen. De oudste lag ten<br />
zuiden van Oud Reemst.<br />
De dagelijkse leiding van het werk en het toe<br />
zicht op de bossen berustte bij de bosbazen.<br />
Speciaal voor de boswachters was in 1785 het<br />
<strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> gesticht. De boswachters hadden<br />
inkomsten uit het dienstverband met de<br />
eigenaars, maar ook uit de herberg die daar was<br />
gevestigd en uit een klein perceeltje bouwland.<br />
<strong>Het</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> is echter nooit als vol<br />
waardig landbouwbedrijf bedoeld.<br />
In 1849 woonde daar de 65jarige Jan Verhoef,<br />
van beroep tapper en zijn 36jarige zoon Barend,<br />
de boswachter.<br />
Toen de ontginningen in de 19 e eeuw goed op<br />
gang kwamen is de Dennenkamp gesticht aan de<br />
rand van de ontginningen. Ook van de Dennenkamp<br />
was het niet de bedoeling dat het een landbouwbedrijf<br />
zou worden, maar de woning voor<br />
de bosarbeider in residence. Dat was in 1849<br />
Aalbert Gerritsen, 41 jaar oud.<br />
Die bosbazen hadden een belangrijke functie en<br />
een grote terreinkennis. Zij bepaalden in samen<br />
werking met de rentmeesters wat er in de prak<br />
tijk moest gebeuren. Boswachter Materman<br />
werkte vanaf 1899 meer dan 50 jaar voor het<br />
<strong>Reemsterveld</strong>. Volgens Bonnema 53 is het aan<br />
hem te danken dat er nog iets van het bos<br />
terecht is gekomen. In het begin van de 20 e<br />
eeuw begonnen de jachtbelangen weer de<br />
overhand te krijgen en werd er minder belang<br />
gehecht aan het onderhoud van het bos.<br />
Bonnema was geen voorstander van de jacht.<br />
<strong>Het</strong> aanleggen van dennenbossen belemmerde<br />
zowel de traditionele landbouw als de uitbreiding<br />
van de zandverstuivingen. In de bossen konden<br />
ook geen schapen toegestaan worden en er mocht<br />
ook geen strooisel uit het bos gehaald worden.<br />
Een landbouwbedrijf had op de hoge Veluwe<br />
geen toekomst meer, tenzij er werd overgeschakeld<br />
op een andere bedrijfsvoering met gebruik<br />
van kunstmest en andere producten.<br />
In 1872 lagen er op het <strong>Reemsterveld</strong> ongeveer<br />
| fig 3.15 | Recente topografische kaart.<br />
| fig 3.16 | Oude Hout in 1874, 109 ha.<br />
| fig 3.17 | Oude Hout in 1931, 45 ha.<br />
472 ha aan dennenbossen, alle in het huidige<br />
<strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>. Dan lagen er ook nog zo’n<br />
220 ha aan lo<strong>of</strong>bossen, ten noorden van Oud<br />
Reemst, rond Mossel en het Oude Hout bij<br />
Nieuw Reemst, nog 110 ha groot in 1872.<br />
Noten<br />
[53] Bonnema, <strong>Het</strong> <strong>Planken</strong><br />
<strong>Wambuis</strong>. Pag. 50.<br />
53
| fig 3.18 | Plaats ‘Schuilevink’ bij het Lage Veld.<br />
| afb 3.5 | Berkenbos, mogelijk bij de ‘Schuilevink’. Foto: A.B. Wigman.<br />
Bron fotocollectie Gemeente Ede.<br />
54 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
<strong>Het</strong> Oude Hout zou wel eens tekenend kunnen<br />
zijn voor het gebrek aan aandacht onder F.J.W.<br />
van Pallandt voor bosbeheer dat Bonnema<br />
constateerde.<br />
Van de 110 ha uit 1872 is in 1930 nog maar 45 over.<br />
Op de kaarten is te zien dat het bos in de<br />
tussenliggende jaren geleidelijk aan dunner<br />
wordt en dat er kale plekken ontstaan. Ten slotte<br />
is in 1931 het hele westelijke gedeelte tot hei<br />
vervallen. <strong>Het</strong> is dus gekapt voor de verkoop aan<br />
Unitas.<br />
In wat er nog van rest treffen we nu een patroon<br />
aan van zeven boswegen, die elk ongeveer<br />
8 meter breed zijn. In het zuidoostelijk gedeelte<br />
zijn een aantal poelen op natte plaatsen gemaakt.<br />
Dit is niet het soort bos dat boswachter Materman<br />
voor ogen gehad zal hebben.<br />
> In het veld<br />
De ontginning van de heide begon aan het eind<br />
van de 18 e eeuw en ging door tot in de 20 e . Ze<br />
startte in de zuidwest hoek. Verschillende<br />
werkwijzen zijn terug te vinden in het veld:<br />
• het planten van dennen in greppels <strong>of</strong> gaten.<br />
• het zaaien van dennen langs de grens van het<br />
veld ten noorden van Mossel.<br />
Aan het eind van de 19 e eeuw kwam het accent<br />
opnieuw op de jacht te liggen. Dit bracht een<br />
verschuiving in het beheer met zich mee, die ten<br />
koste ging van het bosbeheer. De gevolgen<br />
daarvan zijn in het Oude Hout te zien.<br />
Wigman<br />
Op het <strong>Reemsterveld</strong> vinden we nog een zesde<br />
plaats waar bewoning heeft plaatsgevonden. In<br />
de jaren 30 en 40 van de twintigste eeuw heeft<br />
de natuurschrijver zijn naam is al een aantal<br />
malen gevallen A.B. Wigman, een optrekje<br />
gehad aan de rand van het Lage Veld. Hij<br />
noemde het de ‘Schuilevink’. Er is nauwelijks<br />
meer iets van te zien. Bij de plaats van zijn<br />
huisje zijn nog resten van de dakbedekking, de<br />
pomp en een betonnen drinkplaats, waarschijnlijk<br />
voor vogels, aangetr<strong>of</strong>fen.<br />
Wigman was een groot vogelliefhebber.<br />
Daarmee zijn we, vreemd genoeg, terug bij de<br />
plaats aan de rand van dezelfde natte plaats,<br />
waar de oudste bewoning werd aangetr<strong>of</strong>fen.
4| Conclusies<br />
In het <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> zijn<br />
veel elementen te vinden van menselijke<br />
activiteiten over een lange periode.<br />
Die elementen zijn in de voorgaande tekst aan<br />
de orde geweest, met kaarten en foto’s geïllustreerd<br />
en in de tekstkaders onder de titel ‘> In<br />
het veld’ nader uitgelicht.<br />
We kunnen een ho<strong>of</strong>dindeling naar periode van<br />
ontstaan maken van de landschapselementen<br />
die gevonden zijn:<br />
• de elementen uit de prehistorie en de middeleeuwen<br />
en<br />
• de archeologische vondsten.<br />
Elementen uit de late middeleeuwen en vroegmoderne<br />
tijd zijn de elementen die te maken<br />
hebben met de begrenzing van het <strong>Reemsterveld</strong><br />
en met de plaats van het veld op de Veluwe:<br />
de wegenstructuur.<br />
Verder zijn er uit die periode elementen te<br />
vinden die te maken hebben met het agrarisch<br />
bedrijf.<br />
Onder het kopje ‘eigenaars en pachters’ is<br />
aandacht besteed aan de drie enclaves en dan<br />
uiteraard met name gericht op landschapselementen<br />
uit die periode. Deze periode liep uit op<br />
de overexploitatie van het veld.<br />
Van de lange 19 e eeuw zijn elementen van<br />
belang, die zicht geven op de bestrijding van de<br />
zandverstuivingen en van de heideontginning<br />
door de aanplant van dennen.<br />
De 19 e eeuw stond in het licht van het herstel<br />
van de degradatie van het veld, <strong>of</strong> althans de<br />
pogingen daartoe en tevens van het einde van<br />
het traditionele boerenbedrijf.<br />
In de 19 e eeuw heeft er ook geleidelijk aan een<br />
naamsverandering plaatsgevonden.<br />
<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> staat voor het oude gebruik:<br />
landbouw, jacht en leverancier van brandhout.<br />
<strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> staat voor het nieuwe gebruik:<br />
bestrijding van zandverstuiving en aanleg van<br />
dennenbossen en uiteindelijk, in gereduceerde<br />
vorm, tot het natuurgebied dat het nu is.<br />
In de twintigste eeuw zien we de opdeling van<br />
het <strong>Reemsterveld</strong>. Aanvankelijk de verdere<br />
exploitatie als bosgebied en vervolgens, wanneer<br />
het in bezit is gekomen van <strong>Natuurmonumenten</strong>,<br />
de ontwikkeling tot natuurgebied met zijn<br />
eigen landschapselementen. Maar dit valt buiten<br />
het bestek van de gemaakte inventarisatie.<br />
Natuur en cultuur<br />
Vanaf de eerste aanwezigheid van mensen in het<br />
<strong>Reemsterveld</strong> speelde de natuurlijke gesteldheid<br />
een cruciale rol.<br />
Zonder kennis van die gesteldheid konden de<br />
bewoners niet op het <strong>Reemsterveld</strong> wonen.<br />
De sporen van de kleine en grote ingrepen in het<br />
landschap zijn nog op veel plaatsen te vinden.<br />
<strong>Het</strong> is apart om te beseffen dat die sporen voor<br />
de tijdgenoten, vrijwel geen enkele betekenis<br />
meer voor hen hadden, zodra ze hun functie<br />
verloren hadden:<br />
Een grindgat blijft liggen zodra het grind is<br />
afgevoerd.<br />
De wal rond een akker wordt niet meer onderhouden,<br />
wanneer de akker is verlaten <strong>of</strong> prikkeldraad<br />
de veekerende functie overneemt.<br />
Wanneer een weg wordt verhard, zal dat verkeer<br />
aantrekken en heeft dat invloed op het gebruik<br />
van andere wegen in de buurt.<br />
Als een element geen andere functie kan krijgen<br />
blijft het liggen. Wanneer er wel een andere<br />
functie is <strong>of</strong> wanneer er nieuwe elementen<br />
moeten komen, worden ze zonder scrupules<br />
‘overschreven’.<br />
Dat gebrek aan interesse in voorbije elementen<br />
is misschien wel een van de redenen dat er nog<br />
zoveel zijn.<br />
Soms gaat die functieverandering haast onbewust.<br />
Maar soms is er ook een bewuste verandering<br />
van functie. Niet alleen van een element,<br />
maar zelfs van een heel gebied, door de grondbezitters<br />
<strong>of</strong> pachters. <strong>Het</strong> maakt nogal wat uit <strong>of</strong><br />
een gebied primair als landbouwgebied wordt<br />
gebruikt <strong>of</strong> wanneer de ho<strong>of</strong>dfunctie bosbouw <strong>of</strong><br />
jacht is <strong>of</strong> zelfs een natuurgebied wordt.<br />
De elementen in het veld zijn ook sterk beïnvloed<br />
door de wisselwerking met de natuurlijke<br />
ontwikkelingen. Overexploitatie kan niet straffe<br />
loos plaatsvinden en regeneratie duurt lang.<br />
<strong>Het</strong> ontstaan van de grote ontboste vlakten en<br />
de landschappen met zandverstuivingen zijn<br />
daarvan misschien wel het sprekendste voorbeeld.<br />
Maar ook op de schaal van landschapselementen<br />
is die wisselwerking goed te zien.<br />
De bijzondere plantengroei in aangelegde<br />
bossen, de microklimaatgebiedjes ontstaan<br />
door de aanleg van wallen en in grindkuilen, de<br />
rijke groei van akkeronkruiden op schrale akkers<br />
en de introductie van exoten uit de planten en<br />
55
Noot<br />
[54] De criteria en de definiëring<br />
daarvan zijn ontleend aan Anneke<br />
Idzinga, Een methode voor<br />
historisch-geografische waardering.<br />
Onderzoek in opdracht<br />
van <strong>Natuurmonumenten</strong> regio<br />
Gelderland.<br />
56 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
dierenwereld, zijn daarvan een paar voorbeelden.<br />
<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> kan dan misschien ook het<br />
best gezien worden als een symbiose tussen<br />
natuur en cultuur.<br />
De interactie tussen de natuur en de cultuur<br />
maken dat het landschap leeft.<br />
Veel beheerders van landschappen zien het nu<br />
als hun taak om die levendigheid te laten zien.<br />
Om die cultuurhistorische waarden veilig te<br />
stellen en te beheren zijn er criteria ontwikkeld.<br />
Geleidelijk aan is daarin wel een vorm van<br />
consensus bereikt: 54<br />
Kenmerkendheid <strong>of</strong> ‘de mate waarin een element<br />
het karakter van een landschap bepaalt’.<br />
Informatiewaarde <strong>of</strong> ‘de mate waarin een<br />
element iets vertelt over het (ontstaan) van het<br />
landschap’.<br />
Zeldzaamheid <strong>of</strong> ‘de mate waarin een type<br />
landschapselement in een bepaald gebied<br />
voorkomt in vergelijking met het voorkomen in<br />
een ruimer gebied’.<br />
Gaafheid <strong>of</strong> ‘de mate waarin de historische<br />
ontwikkeling nog in het landschap is af te lezen’.<br />
Herkenbaarheid <strong>of</strong> ‘de mate waarin het landschapselement<br />
nog het verhaal vertelt van de<br />
historische ontwikkeling van het landschap’.<br />
Ensemblewaarde <strong>of</strong> ‘de mate waarin een element<br />
in tijd, ruimte <strong>of</strong> (oorspronkelijke) functie<br />
samenhang vertoont met andere elementen in<br />
het landschap en door deze samenhang een<br />
hogere informatiewaarde krijgt’.<br />
Ouderdom <strong>of</strong> ‘de tijd die is vergaan sinds het<br />
landschapselement in zijn oorspronkelijke vorm<br />
is ontstaan’.<br />
Esthetische waarde <strong>of</strong> ‘de mate waarin het<br />
element gewaardeerd wordt ten aanzien van<br />
schoonheid’.<br />
Belevingswaarde <strong>of</strong> ‘de mate waarin iets een<br />
innerlijke ervaring teweeg brengt’.<br />
Dat zijn heel veel criteria, die ondergebracht in<br />
een model, een mogelijkheid zouden moeten<br />
bieden om te beslissen hoe met de afzonderlijke<br />
elementen kan worden omgegaan: laten liggen,<br />
conserveren, accentueren, restaureren <strong>of</strong><br />
reconstrueren.<br />
Aanbevelingen<br />
<strong>Het</strong> zou wel eens de moeite waard kunnen zijn<br />
om eerst te kijken naar het hele <strong>Reemsterveld</strong>.<br />
<strong>Het</strong> Veld is in zijn oorspronkelijke omvang eigen<br />
lijk nog heel goed te herkennen. De perioden die<br />
van belang geweest zijn voor de vorming van<br />
het landschap, zijn nog goed te herkennen.<br />
De periode van overexploitatie met zijn open<br />
landschap in het noorden en oosten en de<br />
daarop volgende periode van het terugdringen<br />
van die overexploitatie, met de beboste gebied<br />
in het zuiden, laten dat in het veld zien.<br />
Door te kijken naar die ensemblewaarde, licht<br />
de grens met al zijn elementen plotseling op.<br />
De grensbeuken, berken en eiken, de knikpunten,<br />
die opvallende punten in de geomorfologie<br />
van het <strong>Reemsterveld</strong> zijn en de grenspollen in<br />
het Papendal komen zo in een ander perspectief<br />
te staan. Die elementen verdienen dan ook<br />
accentuering.<br />
Dat geldt ook voor de oude wegenstructuur, die<br />
niet alleen richting gaf aan doortrekkende<br />
reizigers, maar ook aan de inrichting van het<br />
<strong>Reemsterveld</strong> zelf. De plaats van de enclaves en<br />
die van de bosgebieden en de wegen hebben<br />
elkaar beïnvloed. <strong>Het</strong> zou de moeite waard zijn<br />
om extra aandacht te schenken aan de punten<br />
waarop de reizigers zich richtten.<br />
De drie oude enclaves geven informatie over de<br />
manier waarop het landschap tot het begin van<br />
de 19 e eeuw werd gebruikt. <strong>Het</strong> functioneren van<br />
die enclaves bleef niet binnen de wallen rond de<br />
akkers, maar de omringende heide en de natte<br />
weiden, speelden daarin een cruciale rol. De<br />
voortdurende verschraling van de heide door<br />
overexploitatie , heeft het open landschap<br />
gecreëerd dat nu zo op prijs wordt gesteld.<br />
Er zou gekeken kunnen worden in hoeverre die<br />
openheid en diversiteit in het landschap op <br />
nieuw tot stand gebracht en geaccentueerd<br />
zouden kunnen worden.<br />
Door een vorm van herstel van landbouw op de<br />
oude landbouwenclaves, compleet met plaggenbemesting<br />
in te stellen, zou die openheid wel<br />
eens op een ‘natuurlijke’ manier tot stand<br />
kunnen komen. De intensieve begrazing door<br />
schapen is daarvan eigenlijk al het begin.<br />
De twee jongere bewoningskernen geven<br />
informatie over de tijd van bestrijding van de<br />
zandverstuivingen en heideontginning. In en<br />
rond de dennenbossen zijn her en der voorbeelden<br />
te vinden die de ontwikkeling van de<br />
bebossing duidelijk maken.
Door accent te leggen op het <strong>Reemsterveld</strong> als<br />
ensemble zal de belevingswaarde van het<br />
<strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> erg versterkt<br />
kunnen worden.<br />
Over de esthetische waarde kun je maar beter<br />
zwijgen en zwijgend kijken. <strong>Het</strong> landschap<br />
spreekt wel voor zich.<br />
Mede door die vanzelfsprekendheid is het zaak<br />
om terughoudend te zijn met reconstructies en<br />
restauraties. Hier en daar accentueren en veel<br />
conserveren doet het meest recht aan de<br />
dynamiek van het landschap. Bovendien is dat<br />
– niet onbelangrijk het goedkoopste.<br />
De waarden van het landschap kunnen aan het<br />
publiek ook heel goed gepresenteerd worden<br />
met digitale middelen, excursies en wat dies<br />
meer zij. De illusie van ongereptheid kan<br />
daardoor behouden blijven.<br />
In 2008 verscheen ‘Natuurvisie <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
2008’. <strong>Het</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> wordt daarin<br />
gepresenteerd als ‘een woeste schoonheid’.<br />
<strong>Het</strong> zou geen gek idee zijn om ook een cultuurhistorische<br />
visie te laten verschijnen. De ondertitel<br />
zou van de natuurvisie kan daarin onverkort<br />
gehandhaafd blijven.<br />
In zo’n cultuurhistorische visie zou dan ook een<br />
poging gedaan kunnen worden om de natuurwaarden<br />
en de cultuurhistorische waarden<br />
gezamenlijk, in een model, te beoordelen. Zo<br />
hoeven natuur en cultuur niet langer als concurrenten<br />
op te treden, maar kunnen ze evenwichtig<br />
proberen samen te leven.<br />
57
5| Bijlagen<br />
58 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
1. Overzicht van grondeigenaren.<br />
Eigenaar Periode Effect op landschap<br />
Domeingrond.<br />
Overdracht aan<br />
1516 Oud Reemst (min 1427).<br />
Mossel (min 1467).<br />
Familie van Scherpenzeel. Verkoop aan: 15161579<br />
Familie van Dorth. door huwelijk aan: 15791632<br />
Robert van Arnhem (15961649) x<br />
16281644 Stichting van Nieuw Reemst (1628).<br />
Ermgard van Dorth (16011644)<br />
Achteruitgang van berkeneikenbos door overmatige kap,<br />
verwaarloosde verjonging van hakhout en overbeweiding.<br />
Diederik van Arnhem (16391656) 16441656 Bos is: heide met enige struiken’ in 1632.<br />
Hoge wildstand (konijnen).<br />
Janne Margriete van Arnhem (16351721) x 16591721 Verpachting boerderijen.<br />
Johan van Arnhem (16361716)<br />
Jachtgebied.<br />
Aanleg koningsweg.<br />
Lubbert Adolph Torck(16871758) x<br />
17211758 Aankoop oostelijk Oud Reemst (1722).<br />
Petronella Wilhelmina van Hoorn (16981764) 17581764 Verpachting boerderijen.<br />
Jachtgebied.<br />
Hakhoutcomplexen Oude Hout en Valenberg.<br />
Assueer Jan Torck (17331793) x Eusebia Jacoba 17651793 Stichting herberg <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> (1765).<br />
de Roode van Heeckeren (17401793)<br />
Maximale uitbreiding stuifzand.<br />
Eerste dennenbossen: Rozendaalse Bos.<br />
Liefhebber van de jacht.<br />
Reinhardt Jan Christiaan Torck (17751810) x<br />
Goswina Geurdina van Neukirchen (17811830)<br />
17931810 Accent op heideontginning en bestrijding zandverstuiving.<br />
Assueer Lubbert Adolf Torck (18061842) x 18101843 Komt in bezit van Rosendael.<br />
Louise C.W. Huyssen van Kattendijke (1812<br />
1843)<br />
Accent op heideontginning en bestrijding zandverstuiving.<br />
Henriette Jeanne Adelaïde Torck (18021877) x 18431874 Komt in bezit van <strong>Reemsterveld</strong>.<br />
Adolph Werner Carel Willem van Pallandt van<br />
Aanleg van dennenbos ten noorden van Oud Reemst.<br />
Barlham(18021874<br />
Uitbreiding dennenaanplant en stichting Dennenkamp.<br />
Aanleg lanen structuur en rechttrekken van wegen.<br />
Uitbreiding van bebossing.<br />
Planten van eik en beuk.<br />
Reinhardt Jan Christiaan van Pallandt (1826 18741902 Aanleg lanen structuur en rechttrekken van wegen.<br />
1899) x Ada Catherina Torck (18351902)<br />
1884 bosbrand zuidelijk deel PW.<br />
Materman, boswachter vanaf 1899.<br />
Frederik Jacob Willem van Pallandt (18601932) 19021932 Jachtbelangen gaan weer overheersen.<br />
x Constantia Alexine Loudon (18591948)<br />
Verkoop gedeelte aan min. Van Oorlog in 1903.<br />
Kap van westelijk deel Oude Hout. Degeneratie van<br />
hakhout tengevolge van konijnenvraat.<br />
Verkoop van oostelijk deel aan Kröller in 1916.<br />
Verkoop <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> aan Unitas in 1932.<br />
Unitas 19321980 Beheerd door Schoutenhuis.<br />
Bouw van boswachterwoning bij Mossel (1936).<br />
Brand van Nieuw Reemst. (1942, (wederopbouw 1945).<br />
Verwoesting van Oud Reemst (1945, wederopbouw 1947).<br />
Verkoop aan Rijkswaterstaat 1936 en 1942.<br />
Verkoop aan Staat der Nederlanden.<br />
<strong>Natuurmonumenten</strong> 1980 heden Beheer als natuurgebied
2. Toponiemen zoals gegeven door ir. Bonnema<br />
| bijlage b.1 | Bonnema.<br />
59
6| Lijst van kaarten en afbeeldingen<br />
Overzicht kaarten<br />
60 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
| fig. 0.1 | <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> op de kaart van<br />
Nicolaes van Geelkercken uit 1632. De Rode<br />
lijnen geven de huidige grenzen van het <strong>Planken</strong><br />
<strong>Wambuis</strong> aan.<br />
| fig. 1.1 | Stuwwallen op de Veluwe. Bron<br />
Maarleveld en Paape.<br />
| fig. 1.2 | Stuifzanden op de Veluwe. Bron Theo<br />
Spek. Kaart Bureau Overland.<br />
| fig 1.3 | Bodems op het <strong>Reemsterveld</strong>. Bron<br />
archeologische verwachtingskaart gemeente<br />
Ede. Bron: archeologische verwachtingskaart<br />
gemeente Ede.<br />
| fig. 1.4 | <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> op de hoogtekaart<br />
van het AHN.<br />
| fig. 1.5 | Mogelijke locaties van nederzettingen<br />
op de Veluwe. Bron: Heidinga, Kootwijk, 164<br />
| fig.1.6 | Kaart op basis van TMK 1850. Aangegeven<br />
de plaatsen waar water <strong>of</strong> natte grond werd<br />
aangetr<strong>of</strong>fen in de omgeving van het Lage Veld.<br />
| fig. 2.1 | Bezittingen van Rosendael op de zuid<br />
Veluwe. Bron: de basis van de kaart is ontleend<br />
aan Demoed, Mandegoed schandegoed.<br />
| fig. 2.2 | Kaart van het Deelense Veld, particulier<br />
bezit.<br />
| fig. 2.3 | De zuidoost grens, <strong>Het</strong> Papendal, op<br />
de kaart van het Deelense Veld van Van Geelkercken<br />
uit 1629.<br />
| fig. 2.4a | Plaats van de poel ten noorden van<br />
de Dennenkamp in 1850 en Fig. 2.4b. op een<br />
recente topografische kaart.<br />
| fig. 2.5 | Kaart van het Ginkelse Veld door<br />
Nicolaas van Geelkercken, 1653.<br />
| fig. 2.6 | <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> door Berend Elsh<strong>of</strong>f<br />
in 1722.<br />
| fig. 2.7 | Overzicht van de grens met de<br />
beuken, eiken en berken.<br />
| fig. 2.8 | Overzicht van wegen en paden op het<br />
<strong>Reemsterveld</strong>.<br />
| fig. 2.9 | Gedeelte van een wegenkaart van de<br />
gemeente Ede met Mosselse Pad als openbare<br />
weg aangegeven. Bron: kaartencollectie<br />
gemeente Ede.<br />
| fig. 2.10a | Reconstructie van het tracé van de<br />
hessenweg over het <strong>Reemsterveld</strong> op de<br />
hoogtekaart en (2.10b.) op de topografische<br />
kaart.<br />
| fig. 2.11 | Locatie voormalige schaapskooi bij<br />
Oud Reemst en resten walsysteem.<br />
| fig. 2.12 | Kaart met alle schaapskooien rond<br />
het midden van de 19 e eeuw.<br />
| fig. 2.13 | Oud Reemst op de kaart van Van<br />
Geelkercken in uit 1629.<br />
| fig. 2.14 | Oud Reemst op de kaart van Elsh<strong>of</strong>f<br />
uit 1722.<br />
| fig. 2.15 | <strong>Het</strong> oostelijk erf van Oud Reemst in<br />
1722. De plaatsen van de beide kooien zijn nog<br />
te zien.<br />
| fig.2.16 | Mossel in 1722 door Elsh<strong>of</strong>f.<br />
| fig. 2.17 | Nieuw Reemst in 1722 door Elsh<strong>of</strong>f.<br />
| fig. 2.18 | Fragment kaart Elsh<strong>of</strong> 1722. Bosgebieden<br />
op het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />
| fig. 3.1 | Zandverstuivingen aangegeven op de<br />
kaart van De Man uit 1810. Geel de zandverstuivingen<br />
en binnen de groene randen de dennenbossen.<br />
| fig. 3.2 | Wal en dennenbosje als windkering bij<br />
Oud Reemst.<br />
| fig. 3.3 | Monitoren van de zandverstuiving bij<br />
Oud Reemst.<br />
| fig. 3.4 | Aanvraag van vergunningen voor<br />
veedriften in 1857.<br />
| fig. 3.5 | Heide, zand, lo<strong>of</strong>bos en dennenbos<br />
ten noorden van Oud Reemst in 1832.<br />
| fig. 3.6 | Bonnekaart 469 1874. Plaats waar<br />
mogelijk dennen gezaaid zijn.<br />
| fig. 3.7 | Hei, zand en lo<strong>of</strong>bos rond Mossel in<br />
1832.<br />
| fig. 3.8 | Hei en dennenbos in het zuidelijk deel<br />
van het <strong>Reemsterveld</strong> in 1832.<br />
| fig. 3.9 | TMK ongeveer 1850.<br />
| fig. 3.10 | Bonnekaart In 1874.<br />
| fig. 3.11 | Bonnekaart In 1880.<br />
| fig. 3.12 | Bonnekaart in 1894.<br />
| fig. 3.13 | Bonnekaart In 1906.<br />
| fig. 3.13a | Detail met wal.<br />
| fig. 3.14 | Bonnekaart In 1930.<br />
| fig. 3.15 | Recente topografische kaart.<br />
| fig. 3.16 | Oude Hout in 1874, 109 ha<br />
| fig. 3.17 | Oude Hout in 1931, 45 ha<br />
| fig. 3.18 | Plaats ‘Schuilevink’ bij het Lage Veld.
Overzicht foto’s<br />
| afb. 1.1 | ‘Eilandjes’, bij het Wegje van Wigman<br />
in het Lage Veld.<br />
| afb. 1.2 | mpressie van Kootwijk. De 12 e eeuwse<br />
nederzetting bij Oud Reemst zou er ook zo<br />
uitgezien kunnen hebben. Bron: Bloemers,<br />
Verleden Land.<br />
| afb. 1.3 | Impressie van een hutkom uit Kootwijk.<br />
<strong>Het</strong> grondoppervlak is ongeveer 3 m*3 m.<br />
Dit soort hutkommen zijn ook gevonden in het<br />
oude Oud Reemst. Bron: Bloemers, Verleden<br />
Land.<br />
| afb. 1.4 | De kleine grafheuvel.<br />
| afb 2.1 | Grenspaal bij de oude Wekeromse<br />
weg, geplaatst door het Min. Van Oorlog in<br />
1903.<br />
| afb. 2.2 | Dubbele beukenrij aan de noordgrens<br />
bij Mossel.<br />
| afb. 2.3 | Plaats van een pol op de uitloper van<br />
de Valenberg.<br />
| afb. 2.4 | Verhoging in het Mosselsepad.<br />
| afb. 2.5 | Oude Wekeromse weg ten noorden<br />
van Oud Reemst. De weg is hier bijna een holle<br />
weg te noemen.<br />
| afb. 2.6 | Sporen van karren op het oostelijke<br />
en het westelijke tracé van de Harderwijkerweg.<br />
| afb. 2.7 | De oude postweg bij de zuidgrens van<br />
het <strong>Reemsterveld</strong>. De afstand tussen de grensbeuken<br />
links op de foto en de eik op de wal<br />
rechts is ongeveer 5 meter.<br />
| afb. 2.8 | Koningsweg in oostelijke richting bij<br />
de kruising met de <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>weg.<br />
| afb. 2.9 | Duiker waar de spoorlijn van Wolfheze<br />
naar Deelen de Harderwijkerweg passeerde.<br />
| afb. 2.10 | Doorsnede van een reconstructie<br />
van de wal uit 1773/76 en doorsnede van de wal<br />
bij Oud Reemst uit 1982. bron: Nooren , het<br />
verleden van de houtwallen, 1987.<br />
| afb. 2.11 | De schapen van Aart van de Brandh<strong>of</strong><br />
op de noordflank van de stuwwal bij Oud<br />
Reemst.<br />
| afb. 2.12 | De put op de Puthei. Een eigenaardige<br />
foto uit de glasplatencollectie van de<br />
gemeente Ede. De put is bedoeld om vee te<br />
drenken. Kennelijk had het vee geen toegang<br />
meer tot natuurlijke drinkplaatsen. Fotocollectie<br />
gemeente Ede.<br />
| afb. 2.13 | Grindgaten langs de oude<br />
Wekeromse weg bij Mossel.<br />
| afb. 2.14 | Portretten Lubbert Adolph Torck en<br />
Petronella Wilhemina van Hoorn.<br />
| afb. 2.15 | Stadhouderkoning Willem III,<br />
marmeren buste door Jan Blommendael.<br />
| afb. 2.16 | Restanten hakhout ten oosten van de<br />
oude Wekeromse Weg.<br />
| afb. 3.1 | Eusebia de Roode van Heeckeren circa<br />
1793. Bron: J.C. Bierens de Haan, Groen Hemeltjen.<br />
| afb. 3.1a | Foto herberg het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
1925, fotocollectie Historisch Museum Ede.<br />
| afb. 3.2 | Pr<strong>of</strong>ielkuil met restanten van bekribbingen<br />
aan de oostkant van het <strong>Reemsterveld</strong>,<br />
de Pollen.<br />
| afb. 3.3 | Wal als windkering tussen Oude Hout<br />
en Oud Reemst.<br />
| afb. 3.4 | Restanten van plantgreppels bij<br />
Mossel.<br />
| afb. 3.5 | Berkenbos bij de ‘Schuilevink’.<br />
61
Bronnen<br />
62 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />
7| Bronnen en literatuur<br />
Nationaal Archief<br />
• Veld om Reems <strong>of</strong>t Rozendaalese Velt. 1632<br />
Nat. Arch. 4 VTHR_4106<br />
Gelders archief<br />
• <strong>Het</strong> Deelensche veld uit 1629, GA 20004609<br />
krt 02<br />
• <strong>Het</strong> Deelense Veld, 1653. Particulier bezit<br />
• <strong>Het</strong> Ginkelse Veld, 1653, GA AKV 591<br />
• Nieuw Reemst door Elsh<strong>of</strong>f ca 1721, GA 0409<br />
krt 16c<br />
• Oud Reemst, ca 1725, GA 0409 krt 17<br />
• Mossel, ca 1722 GA 0409 krt 09<br />
Gemeenterachief Ede<br />
• Wegenkaart, kaartencollectie Gemeentearchief<br />
Ede<br />
• Fotocollectie<br />
Historisch Museum Ede<br />
• Fotocollectie<br />
Topografisch Militaire Kaart 1845<br />
Serie Bonnekaarten<br />
Algemeen Hoogtebestand Nederland<br />
Literatuur<br />
Bierens de Haan, J.C., Rosendael, Groen Hemeltjen<br />
op Aerd. Kasteel, tuinen en bewoners sedert<br />
1579. Zutphen 1994.<br />
J.H.F. Bloemers, L.P. Louwe Kooijmans en<br />
H. Sarfatij, Verleden Land. Archeologische<br />
opgravingen in Nederland. Amsterdam 1981.<br />
Bonnema, A.A., Landgoed: ‘<strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>’,<br />
bosbedrijfsplan. 1 november 1952 – 1 November<br />
1962. Rhenen z.j.<br />
Boosten, M., e.a. Wallen van de Veluwe: Aandachtspunten<br />
voor beheer en historische<br />
referenties voor diverse waltypen. Wageningen<br />
2010.<br />
Bouwer, K., Voor pr<strong>of</strong>ijt en genoegen. De geschiedenis<br />
van bos en landschap van de Zuidwest<br />
Veluwe. Utrecht 2008.<br />
Breman, G. en P.J.M. Koop, De Hoge Veluwe.<br />
Zandverstuiving ‘De Pollen’. Historisch en<br />
archeologisch onderzoek naar cultuurhistorische<br />
relicten. BAAC rapport 02.104. Deventer 2004.<br />
Breman, G. & P. H<strong>of</strong>man, De Hoge Veluwe in<br />
kaart gebracht. Hoge Veluwereeks 6. Hoenderloo<br />
2009.<br />
Breman, G., ‘De Wildwal tussen Bennekom en<br />
Lunteren.’ In: De Kostersteen, oktober 2010.<br />
Buis, J., Historia Forestis. Nederlandse bosgeschiedenis<br />
I en II. A.A.G. Bijdragen 26 en 27.<br />
Wageningen 1985.<br />
Crans, A. & J. Terlien, Natuurvisie <strong>Planken</strong><br />
<strong>Wambuis</strong> 2008. Een woeste schoonheid.<br />
Rheden 2008.<br />
Demoed, H.B., Mandegoed schandegoed. De markeverdelingen<br />
in oost-Nederland in de 19 e eeuw.<br />
Zutphen 1987<br />
Derks, G.J.M., Oude Handelswegen op de Veluwe.<br />
Historisch-Geografisch onderzoek naar de<br />
hanzewegen, hessenwegen en postwegen.<br />
Gelders Genootschap projectnummer CH-<br />
PROV.6. Arnhem 2012.<br />
Doesburg, J. van, e.a. Beknopte Rapportage<br />
Archeologische Monumentenzorg 22. Een<br />
middeleeuwse nederzetting in het Oud Reemsterzand.<br />
Waardestellend onderzoek in het Park<br />
de Hoge Veluwe in november 2009. Amersfoort<br />
2011.<br />
Heidinga, H.A., De Veluwe in de vroege Middeleeuwen.<br />
Aspecten van de nederzettingsarcheologie<br />
van Kootwijk en zijn buren.
Hijink, M.J., Van Aenstoterbos tot Otterlose Bos.<br />
Over de geschiedenis van het Otterlose Bos.<br />
Historische Berichten Ede nr. 5. Ede 2012.<br />
Hijink, M., De heilzame bedoelingen van koning<br />
Willem I.De bestrijding van de stuifzanden op de<br />
Veluwe na 1800. Over de verordeningen , het<br />
toezicht op en de uitvoering van de maatregelen.<br />
Historische Berichten van de gemeente Ede<br />
deel 2. Ede z.j.<br />
Idzinga, A., Een methode voor historisch-geografische<br />
waardering. toegepast op enkele historische<br />
akkers op de Veluwe, Onderzoek in het kader<br />
van de opleiding Bos- en Natuurbeheer Hogeschool<br />
Larenstein in opdracht van <strong>Natuurmonumenten</strong><br />
regio Gelderland. Velp Apeldoorn<br />
2005.<br />
Kon, D., ‘Grenspalen op de Hoge Veluwe’. In: De<br />
Schouw, juni 1991.<br />
Koster, E.A., 1978. De stuifzanden van de Veluwe;<br />
een fysisch-geografische studie. Amsterdam.<br />
Maarleveld, G.C. & J.C. Pape, Geologie en bodemkunde<br />
van het Nationale Park ‘De Hoge<br />
Veluwe’. Z.p. 1960.<br />
Nooren, M.J., Over het verleden van de Hoge<br />
Veluwe. RIN-rapport 86/8. Arnhem 1986.<br />
Nooren, M.J., Ouderdom en cultuurhistorische<br />
waarden van houtwallen en heggen in Nederland.<br />
RINrapport 81/13. Arnhem 1981.<br />
Nooren, M.J., <strong>Het</strong> verleden van de houtwallen in<br />
het nationale park de Hoge Veluwe. RIN-rapport<br />
87/7. Arnhem 1987.<br />
Oosten Slingeland, J.F. van, De Sijsselt, Een<br />
bijdrage tot de Veluwse bosgeschiedenis.<br />
Wageningen 1958.<br />
Roessingh, H.K., ‘<strong>Het</strong> Veluws inwonertal 1526-<br />
1947 ‘ in AAG-bijdragen 11, Wageningen 1964.<br />
Roessingh, H.K., ‘De veetelling van 1526’ in<br />
AAG-bijdragen 22, Wageningen 1979.<br />
Spek, T., Stuifzanden op de Veluwe. Verborgen en<br />
verdwenen landschappen. Presentatie Hoge<br />
Veluwe, maart 2009.<br />
Stichting Kadastrale Atlas. Kadastrale Atlas<br />
Gelderland 1832. Otterlo. Velp 1999.<br />
Veldhorst, A.D.M., ‘Uit de geschiedenis van het<br />
nationale park ‘De Hoge Veluwe’ verspreide<br />
bijdragen tot de kennis van de bodem van<br />
Nederland.’ In: Boor en spade, 1965.<br />
Werkgroep Landschapsgeschiedenis, <strong>Planken</strong><br />
<strong>Wambuis</strong>. Inventarisatie van cultuurhistorische<br />
elementen in het landschap. Deelrapport Oud<br />
Reemst. Bennekom december 2009.<br />
Woud, A. van der, Een nieuwe wereld. <strong>Het</strong><br />
ontstaan van het moderne Nederland. Amsterdam<br />
2007.<br />
Woud, A. van der, <strong>Het</strong> lege land. De ruimtelijke<br />
orde van Nederland 1798-1848. Amsterdam/<br />
Antwerpen 1998.<br />
63