30.08.2013 Views

Het Reemsterveld of Planken Wambuis - Natuurmonumenten

Het Reemsterveld of Planken Wambuis - Natuurmonumenten

Het Reemsterveld of Planken Wambuis - Natuurmonumenten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong><br />

<strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

Onderzoek naar de plaats van cultuurhistorische<br />

landschapselementen op het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>.<br />

Werkgroep Landschapsgeschiedenis<br />

1


<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong><br />

<strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

Onderzoek naar de plaats van cultuurhistorische<br />

landschapselementen op het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>.<br />

Werkgroep Landschapsgeschiedenis<br />

3


4 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

Inhoudsopgave<br />

0| Inleiding 5<br />

1| De stuwwal van Oud Reemst (tot 1000) 8<br />

1.1 Geologie 8<br />

1.2 Prehistorie en vroege Middeleeuwen 10<br />

2| De late middeleeuwen en vroegmoderne tijd (1000-1750) 14<br />

2.1 Ontstaan van de grenzen 14<br />

2.2 Verbindingen met omringend gebied 19<br />

2.3 Landbouw in de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd 29<br />

2.4 Eigenaren en pachters 34<br />

3| Een andere tijd (1780-1940) 40<br />

3.1 Zandverstuivingen 43<br />

3.2 Aanleg van dennenbossen 47<br />

4| Conclusies 55<br />

5| Bijlagen 58<br />

6| Lijst van kaarten en afbeeldingen 60<br />

7| Bronnen en literatuur 62<br />

Col<strong>of</strong>on<br />

Titel ‘<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

Onderzoek naar de plaats van cultuurhistorische<br />

landschapselementen op het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>.’<br />

Dit verslag is een gezamenlijk product van de Werkgroep<br />

Landschapsgeschiedenis.<br />

De werkgroep bestaat uit Gerrit Breman, Foppe Dupuis,<br />

Roel van Ekeris, Paul Hendriks, Martin Hijink, Tessy Smeets,<br />

Rene Vossebeld, Jaap van der Weel, Rini Weyman.<br />

<strong>Het</strong> is gemaakt op verzoek van Vereniging <strong>Natuurmonumenten</strong>,<br />

Beheereenheid Zuidwest Veluwe Machiel Bosch<br />

Projectleiding Adinda Crans<br />

Tekst Gerrit Breman<br />

Fotografie Tessy Smeets, Foppe Dupuis en Gerrit Breman<br />

Opmaak GAW ontwerp+communicatie, Wageningen<br />

Print Printservice, Ede<br />

Database met bijbehorende kaarten Foppe Dupuis en<br />

Paul Hendriks. Dit verslag is de toelichting op deze database.<br />

Met dank aan Henk H<strong>of</strong>man en Michiel Purmer.


0| Inleiding<br />

Dit verslag is een toelichting op de waarnemingen<br />

van historische landschapselementen in het<br />

<strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>, die de Werkgroep Landschapsgeschiedenis<br />

in de afgelopen drie jaren<br />

heeft gedaan, op verzoek van de Vereniging<br />

<strong>Natuurmonumenten</strong>, Beheereenheid Zuidwest<br />

Veluwe.<br />

Drie jaar is een lange tijd en in die tijd zijn er<br />

veel waarnemingen gedaan en geregistreerd in<br />

een database. Dat wil niet zeggen dat alles wat<br />

er aan elementen te vinden is, ook daadwerkelijk<br />

is gevonden <strong>of</strong> geregistreerd. Gelukkig is er nog<br />

veel meer te zien.<br />

<strong>Het</strong> is de bedoeling van dit verslag om de waar ­<br />

nemingen te structureren en ze in een historische<br />

context te plaatsen.<br />

Wat waargenomen en geregistreerd is, zijn dus<br />

antropogene elementen. Om die te duiden was<br />

het nodig om de terreingesteldheid in de ver ­<br />

klaring te betrekken.<br />

Onze waarnemingen van menselijke activiteiten<br />

uit het verleden zijn gedaan, in wat bekend staat<br />

als een van de mooiste natuurgebieden van<br />

Nederland.<br />

0.1 indeling<br />

Dat leidt tot de volgende ho<strong>of</strong>dstukken:<br />

1. Een ho<strong>of</strong>dstuk over de oudste geschiedenis<br />

van het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>. De eerste para­<br />

graaf gaat over de geomorfologie en de<br />

bodem van het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> voor zover<br />

dat van belang is om de landschapselementen<br />

te verklaren. De tweede paragraaf over de<br />

prehistorie en de vroege middeleeuwen.<br />

2. Een ho<strong>of</strong>dstuk over de laatmiddeleeuwse<br />

geschiedenis en de vroegmoderne tijd tot<br />

het eind van de achttiende eeuw. Hierin<br />

wordt aandacht geschonken aan de grenzen<br />

van het terrein, aan de wegenstructuur, aan<br />

de eigenaars en pachters en aan de land­<br />

bouw, die in het <strong>Reemsterveld</strong> bedreven<br />

werd. Van deze periode is veel meer te zien<br />

in het terrein en het accent van dit ho<strong>of</strong>dstuk<br />

zal dan ook zwaarder zijn.<br />

3. Een ho<strong>of</strong>dstuk over de lange 19 e eeuw,<br />

waarin de uitbreiding van de zandverstuivingen<br />

met de bestrijdingsmaatregelen en de<br />

heideontginningen een plaats vinden.<br />

4. Een ho<strong>of</strong>dstuk met conclusies.<br />

5. Als bijlage is een overzicht van eigenaren<br />

opgenomen met de invloed die zij op het<br />

landschap uitoefenden.<br />

<strong>Het</strong> wordt afgesloten met een afdruk van een<br />

van de kaarten uit het Bosbedrijfsplan van<br />

ir. Bonnema. Hij heeft daarin de gebruikte<br />

toponiemen in het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

opgenomen.<br />

Kaarten spelen een belangrijke rol in dit<br />

verslag. Ze kunnen overzichtelijk weergeven<br />

wat er gevonden is. Maar we hebben kaarten<br />

ook gebruikt als middel van onderzoek.<br />

6. Een overzicht van afbeeldingen en figuren.<br />

7. Een overzicht van gebruikte bronnen en<br />

literatuur.<br />

0.2 werkwijze<br />

De werkwijze is als volgt geweest:<br />

Van een deelgebied werd historisch kaartmateriaal<br />

verzameld. Dat materiaal is zoveel mogelijk<br />

gerefereerd aan de coördinaten van de rijksdriehoeksmeting.<br />

Vervolgens gingen we na bestudering van dat<br />

materiaal het terrein in, waarbij we hebben<br />

geprobeerd elementen die op de kaarten voor­<br />

kwamen te herkennen in het veld. We hebben<br />

natuurlijk ook gekeken naar wat wij daarnaast<br />

nog als antropogene elementen dachten te<br />

herkennen.<br />

Waarnemingen in het veld deden we altijd met<br />

minimaal drie personen om te voorkomen dat<br />

de wens de vader van de waarneming zou<br />

worden. Dat leidde niet alleen tot veel waarnemingen,<br />

maar ook tot vele geanimeerde discus­<br />

5


6 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

sies over wát er werd waargenomen.<br />

De centrale vragen waren steeds:<br />

• Wat zien we hier?<br />

• Valt er een mensenhand in te ontdekken en zo<br />

ja, wat deed die hand?<br />

• En zo mogelijk: van wie was die hand?<br />

Om die vragen te beantwoorden is meer nodig<br />

dan de eenvoudige waarneming in het veld.<br />

Daar is ook archiefonderzoek voor nodig; meer<br />

dan er in het kader van dit verslag mogelijk was.<br />

Er ligt nog een heel terrein open voor nader<br />

onderzoek.<br />

Van alle elementen, de pure veldwaarnemingen<br />

en de veldwaarnemingen die door het bestuderen<br />

van kaartmateriaal waren gestuurd, zijn met<br />

behulp van GPS de coördinaten en de hoogte<br />

geregistreerd en later ondergebracht in een<br />

database.<br />

Waar dat mogelijk was zijn foto’s gemaakt van de<br />

elementen en die gekoppeld aan de coördinaten.<br />

Voor een verklaring van de zichtbare landschapselementen<br />

is het belangrijk uit te gaan van de<br />

geschiedenis van het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>.<br />

<strong>Het</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>, zoals dat er nu ligt als<br />

een van de natuurmonumenten in Nederland,<br />

is niet erg oud. <strong>Het</strong> dateert van 1942, toen de<br />

huidige omvang werd vastgelegd. <strong>Het</strong> merendeel<br />

van de landschapselementen was toen al<br />

lang gevormd en een verklaring zonder een<br />

ruimere blik is dan ook niet goed mogelijk.<br />

Bij de interpretatie van de elementen zijn we<br />

dan ook noodzakelijkerwijs uitgegaan van de<br />

veel oudere eenheid, die van het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />

De onderdelen die van dit veld zijn afgescheiden,<br />

waardoor later het huidige het <strong>Planken</strong><br />

<strong>Wambuis</strong> werd gevormd, zijn dan ook meegenomen<br />

bij de waarnemingen, zij het natuurlijk veel<br />

minder intensief.<br />

We zijn dus uitgegaan van de oudst bekende<br />

kaart waarop het hele <strong>Reemsterveld</strong> staat afgebeeld:<br />

de kaart die ook op het titelblad staat.<br />

Dezelfde kaart is hieronder nog een keer<br />

afgebeeld, maar nu is op de kaart weergegeven<br />

welke gebieden in de loop der tijd zijn afgescheiden<br />

van het oorspronkelijke veld. De kaart heeft<br />

als extra dat hij het <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong><br />

<strong>Wambuis</strong> weergeeft in samenhang met de<br />

omringende gebieden.<br />

<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> was geen geïsoleerd gebied,<br />

maar speelde een rol binnen de regio al was het<br />

alleen maar als doorgangsgebied. Langs en door<br />

het gebieden liepen vele wegen en paden,<br />

waarvan een aantal relevant is voor de verbinding<br />

met naast­ en verder gelegen gebieden.<br />

We zullen dus het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> benaderen<br />

als de eenheid zoals die nu is, in de historische<br />

context van het <strong>Reemsterveld</strong> en in relatie tot de<br />

omringende gebieden.<br />

Op nevenstaande kaart zijn de huidige grenzen<br />

aangegeven. <strong>Het</strong> zal duidelijk zijn dat de<br />

verhoudingen niet exact zijn.<br />

In dit verslag is geen aandacht besteed aan de<br />

zogenaamde rode elementen. <strong>Natuurmonumenten</strong><br />

heeft naar de waardestelling van de gebouwen<br />

en erfbeplanting een afzonderlijk onderzoek<br />

laten doen.


| fig 0.1 | <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> op de kaart van Nicolaes van Geelkercken uit 1632. Binnen de rode lijnen de huidige<br />

grenzen van het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>.<br />

7


Noot<br />

[1] Maarleveld, G.C. en J.C.<br />

Pape, Geologische gesteldheid<br />

van het ‘Nationale Park de Hoge<br />

Veluwe’<br />

8 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

1| De stuwwal van Oud Reemst tot 1000<br />

In dit ho<strong>of</strong>dstuk komt de oudste geschiedenis van het <strong>Reemsterveld</strong> aan de orde.<br />

<strong>Het</strong> begint met een kort overzicht over de vorming van het landschap. Hoewel de<br />

landschapselementen die in deze periodes gevormd zijn geen cultuurhistorische landschapselementen<br />

zijn, zijn ze wel bepalend geweest voor de latere bewoning. Daarna<br />

komt een paragraaf waarin de eerste invloeden van de mens op het landschap aan de<br />

orde komen, de prehistorie en de vroege middeleeuwen.<br />

1.1 Geologie<br />

De stuwwallen van de Veluwe zijn gevormd in<br />

het Saalien. <strong>Het</strong> honderden meters dikke<br />

ijs pakket uit Scandinavië scho<strong>of</strong> over de be ­<br />

staan de rivierafzettingen. De grondmorene,<br />

bestaande uit keien, zand en leem, werd afgezet<br />

tot aan de lijn Gaasterland­Texel, het zogenaamde<br />

Gaasterland stadium.<br />

Vervolgens zijn door ijsuitbreiding tot aan de lijn<br />

Nijmegen­Utrecht­Haarlem stuwwallen gevormd,<br />

het Amersfoortstadium. Zand en grind dat in<br />

eerdere periodes door de voorlopers van Rijn,<br />

Maas en de noordduitse rivieren was afgezet,<br />

werd opgestuwd door de gletsjers. Die groeven<br />

zich diep in de aanvankelijk horizontale grind­<br />

en zandlagen. Hierbij werden de afgezette lagen<br />

geplooid en kwamen vaak schuin te staan. De<br />

rivierafzettingen van Rijn en Maas zijn kalkrijker<br />

en vruchtbaarder dan de noordduitse afzettingen.<br />

Dit complexe proces resulteerde in de buurt van<br />

het huidige <strong>Reemsterveld</strong> in een aantal stuwwallen:<br />

• de grote stuwwal van de Veluwe. Deze loopt<br />

ongeveer noord­zuid en vormt de westrand<br />

van de IJsselvallei;<br />

• de stuwwal van Ede, die de oostkant van het<br />

dal van de Gelderse Vallei vormt;<br />

• de kleine stuwwal waarvan Oud Reemst de<br />

zuidpunt vormt. De stuwwal van Oud Reemst<br />

loopt globaal van de Compagnieberg tot<br />

Lunteren. Van de Compagnieberg tot aan Oud<br />

Reemst is hij in het veld goed te zien. Ten<br />

oosten van de Compagnieberg is de wal door<br />

stuifzand moeilijk zichtbaar.<br />

Niet alle gestuwde lagen zijn even vruchtbaar.<br />

De zogenaamde ‘bruine zanden’, gestuwd<br />

materiaal van Rijn en Maas zijn het meest<br />

geschikt voor bewoning. Mossel, Oud Reemst<br />

en Nieuw Reemst liggen op plaatsen waar deze<br />

bruine zanden aan de oppervlakte komen.<br />

<strong>Het</strong> water van het smeltende ijs hoopte zich<br />

op in de stuwwalbekkens tot meren, die op enig<br />

moment door de nog steeds bevroren stuwwallen<br />

braken en met het water een mengsel van stenen,<br />

grind en zand in spoelzandvlaktes neerlegden.<br />

De dalen die zo in de stuwwallen gevormd zijn<br />

worden wel als droogdalen herkend.<br />

Ten zuiden van de stuwwal van Oud Reemst is<br />

deze spoelzandvlakte <strong>of</strong> sandr als een grindrijk<br />

gebied te zien.<br />

Ten Noorden van de stuwwal van Oud Reemst<br />

ligt een gebied dat in het begin van de Würmtijd<br />

meters lager lag dan momenteel. Smeltwater<br />

van besneeuwde stuwwalhellingen stroomde in<br />

deze laagte, ‘de ‘Kom van Otterlo’. 1 Deze Kom<br />

van Otterlo is nu nog te herkennen in het Lage<br />

Veld en het Verdronken Bos. Beide liggen ten<br />

zuiden van het Otterlose Bosch en het Otterlose<br />

Zand en ten noorden van de stuwwal aan<br />

weerszijden van de huidige Harderwijkerweg.<br />

In de daarop volgende droge en koude periode<br />

van het Weichselien zijn lokaal pakketten<br />

dekzand afgezet, waardoor de diepe dalen weer<br />

gedeeltelijk werden opgevuld.<br />

Deze dekzanden zijn vooral bij droogte zeer<br />

gevoelig voor verdere verstuivingen, zoals die in<br />

het Holoceen plaatsvonden. Dekzanden en<br />

stuifzanden kunnen van elkaar onderscheiden<br />

worden omdat de dekzanden een zwak glooiend<br />

landschap vormen. In een stuifzand landschap<br />

worden meer geïsoleerd liggende heuvels aangetr<strong>of</strong>fen<br />

met uitgestoven vlakten.<br />

Bij het ontstaan van de zandverstuivingen heb­<br />

ben menselijke activiteiten een grote rol gespeeld:<br />

ontbossing, begrazing, het steken van plaggen,<br />

graven naar grind en stenen, het gebruik als weg,<br />

landbouw en wat dies meer zij.<br />

De bodemkundige kaart ziet er als volgt uit:<br />

(fig. 1.3)


| fig 1.1 | Stuwwallen op de Veluwe. Bron: Maarleveld en Paape.<br />

| fig 1.2 | Stuifzanden op de Veluwe. Bron Theo Spek. Kaart Bureau Overland.<br />

| fig 1.3 | Bodems op het <strong>Reemsterveld</strong>. Bron archeologische verwachtingskaart<br />

gemeente Ede. Bron: archeologische verwachtingskaart gemeente Ede.<br />

| fig 1.4 | <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> op de hoogtekaart van het AHN.<br />

9


Noten<br />

[2] Vondst Henk H<strong>of</strong>man.<br />

Mogelijk is met deze grafheuvel<br />

de heuvel bedoeld die in de in<br />

de archeologische verwachtingskaart<br />

van de gemeente Ede ten<br />

zuid­westen van Oud Reemst<br />

is aangegeven, maar die niet<br />

gevonden werd.<br />

[3] Doesburg, J. van, e.a. Een<br />

middeleeuwse nederzetting in het<br />

Oud Reemsterzand<br />

[4] Lezing van Pr<strong>of</strong>. T. Spek in<br />

maart 2009.<br />

[5] Heidinga, H.A. De Veluwe<br />

in de vroege Middeleeuwen.<br />

Aspecten van de nederzettingsarcheologie<br />

van Kootwijk en zijn<br />

buren.<br />

10 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

Opvallend is dat bij Oud Reemst en Nieuw<br />

Reemst wel stuwwallen en sandrs met enkeerdgronden<br />

worden gevonden, maar bij Mossel<br />

volgens deze kaart niet.<br />

Al deze geologische en bodemkundige processen<br />

resulteren in het geaccidenteerde landschap van<br />

het <strong>Reemsterveld</strong> zoals dat door de hoogtekaart<br />

van het AHN getoond wordt.<br />

<strong>Het</strong> lijkt erop dat de grenzen van het <strong>Reemsterveld</strong><br />

voor een belangrijk deel bepaald zijn door<br />

natuurlijke accenten in het terrein. We komen<br />

hier verder op terug.<br />

1.2 Prehistorie en vroege Middeleeuwen<br />

In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan<br />

de prehistorie en de middeleeuwen<br />

Op het <strong>Reemsterveld</strong> zijn regelmatig archeologische<br />

vondsten gedaan en ook nu nog worden er<br />

pijlpunten en scherven gevonden.<br />

Deze vondsten laten zien dat er al heel vroeg<br />

mensen rondliepen op de stuwwal van Oud<br />

Reemst en de daaraan grenzende lager gelegen<br />

gebieden. Deze vondsten alleen kunnen geen<br />

aanleiding zijn om een aparte paragraaf aan<br />

deze periode te wijden, omdat er tot voor kort<br />

nauwelijks landschapselementen gevonden<br />

werden. Tot voor kort stamden de eerste<br />

landschapselementen ongeveer uit de 15 e eeuw.<br />

In 2009 zijn er vondsten gedaan uit de IJzertijd<br />

die aandacht voor deze periode in dit verslag rechtvaardigen.<br />

Daarmee wordt de geschiedenis van<br />

de zichtbare elementen van het <strong>Reemsterveld</strong><br />

met een paar honderd jaar naar voren geschoven.<br />

De vondsten zijn gedaan op het terrein van<br />

het Nationale Park de Hoge Veluwe, een paar<br />

honderd meter ten noorden van het Bosje van<br />

Staf, maar binnen de grenzen van het <strong>Reemsterveld</strong><br />

en zijn alleen al om die reden relevant voor<br />

dit verslag.<br />

Bovendien werd tijdens de aanleg van het eco­<br />

duct ten noorden van Oud Reemst in 2010 een<br />

grafheuvel ontdekt, vermoedelijk uit de IJzertijd. 2<br />

De vondsten bij het Bosje van Staf betr<strong>of</strong>fen<br />

scherven uit de IJzertijd (800 BC – 0) en de<br />

vroege Middeleeuwen (6 e – 9 e eeuw AD). <strong>Het</strong><br />

archeologisch onderzoek dat daarop volgde 3<br />

leverde paalsporen, hutkommen en de platte­<br />

gronden van boerderijen uit de 12 e eeuw op en<br />

de resten van een overstoven akkerlaag in de<br />

nabije omgeving daarvan. De nederzetting kan<br />

worden gezien als een voorloper van het huidige<br />

Oud Reemst.<br />

In de nabijheid zijn ook de resten van een ven<br />

aangetr<strong>of</strong>fen, dat voor 1300 overstoven was<br />

geraakt. In de directe omgeving van deze<br />

vochtige plek hebben mensen zich gevestigd.<br />

Rond het jaar 1000 begon het zand in deze<br />

omgeving te stuiven.<br />

De nederzetting lag dus in de zogenaamde<br />

‘Kom van Otterlo’. Dit gebied, dat zich uitstrekt<br />

van het Lage Veld ten westen van Mossel tot aan<br />

de Pollen, is op veel plaatsen uitgestoven tot op<br />

de grindlaag. Op een aantal plaatsen zijn kleine<br />

‘eilandjes’ blijven staan. De stijlrandjes steken<br />

ongeveer 50 centimeter boven het uitgestoven<br />

gebied uit. Deze ‘eilandjes’ worden zowel aan de<br />

oost­ als aan de westkant van de Harderwijkerweg<br />

aangetr<strong>of</strong>fen, o.a. ten zuiden van het<br />

Mosselse zand bij het zogenaamde Wegje van<br />

Wigman als bij de Mosselse Dennen en de<br />

Hertenkolken.<br />

De overblijfselen van vroege bewoning werden<br />

gevonden tijdens plagwerkzaamheden in het<br />

heidegebied. Mogelijk zijn de eilandjes blijven<br />

staan omdat er humus van de akkerresten in de<br />

ondergrond te vinden is. 4<br />

Er is nog iets verrassends aan de vondst in het<br />

noordoosten van het <strong>Reemsterveld</strong>. Bij zijn<br />

onderzoek naar de verdwenen nederzetting bij<br />

Kootwijk kwam Heidinga tot de hypothese dat er<br />

ook een nederzetting te vinden zou moeten zijn<br />

ten noordoosten van het huidige Oud Reemst. 5<br />

Die hypothese werd met de vondst bevestigd.<br />

Landbouw<br />

De landbouw, die in deze nederzetting werd<br />

uitgeoefend had een ander karakter dan de<br />

latere landbouw waarbij van plaggenbemesting<br />

gebruik werd gemaakt. Verondersteld wordt dat<br />

het zogenaamde ‘zwerflandbouw’ was. Een<br />

gebied werd zolang gebruikt tot de bodemvruchtbaarheid<br />

onvoldoende was. Daarna werd<br />

de nederzetting verlaten. <strong>Het</strong> ligt voor de hand<br />

dat niet ver daarvandaan een nieuwe nederzetting<br />

gesticht werd. Soms werden zelfs akkers<br />

aangelegd op plaatsen waar eerst boerderijtjes<br />

gestaan hadden. Nadat de vruchtbaarheid weer<br />

langs natuurlijke weg hersteld was, kon dezelfde<br />

plaats opnieuw gebruikt worden.


| afb 1.1 | ‘Eilandjes’, bij het<br />

Wegje van Wigman in het<br />

Lage Veld.<br />

| fig 1.5 | Mogelijke locaties van nederzettingen op de Veluwe.<br />

Bron: Heidinga, Kootwijk.<br />

11


Noten<br />

[6] Mededeling Han ten Seldam<br />

[7] H.A. Heidinga, De Veluwe<br />

in de vroege Middeleeuwen,<br />

pag. 81<br />

| fig 1.6 | Kaart op basis van TMK 1850. Aangegeven de plaatsen<br />

waar water <strong>of</strong> natte grond werd aangetr<strong>of</strong>fen in de omgeving van<br />

het Lage Veld.<br />

12 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

De grote zandverstuivingen, die tot in de<br />

twintigste eeuw in het <strong>Reemsterveld</strong> en in de<br />

aangrenzende gebieden voorkwamen, kwamen<br />

in de vroege middeleeuwen nog niet voor. Dat<br />

gebeurde pas later vanaf de 14 e en 15 e eeuw toen<br />

grootschalige schapenteelt voor de wolmarkten<br />

en de plaggenbemesting opkwam. Opvallend is<br />

dat het oude Oud Reemst al vroeg last had van<br />

stuivend zand.<br />

Oorspronkelijk hoorde in het voedselarme<br />

gebied een eiken­berkenbos thuis en op de iets<br />

rijkere stuwwallen een eiken­beukenbos. In de<br />

armere gebieden, aan de voet van de stuwwal,<br />

zullen door intensief gebruik van de grond en<br />

verdere verarming, grassen en heide sneller een<br />

kans hebben gekregen, waardoor het gebied<br />

geleidelijk aan opener kon worden. <strong>Het</strong> open<br />

heide en graslandschap kan dus als een cultuurhistorisch<br />

fenomeen worden gezien.<br />

Water<br />

Voor bewoning is natuurlijk de beschikbaarheid<br />

van water van groot belang. Niet alleen als<br />

drinkwater voor mens en dier, maar ook voor de<br />

landbouw. Op de hoge ruggen van de stuwwal is<br />

drinkwater minder gemakkelijk voorhanden,<br />

maar in het lager gelegen gebied was dat wel het<br />

geval. Op betrekkelijk korte afstand waren zowel<br />

hogere en rijkere gronden als armere waterrijke<br />

gronden ter beschikking.<br />

| afb 1.3 | Impressie van een hutkom uit Kootwijk. <strong>Het</strong> grondoppervlak is ongeveer<br />

3 x 3 m. Dit soort hutkommen zijn ook gevonden in het oude Oud Reemst.<br />

Bron: Bloemers, Verleden Land.<br />

De TMK 1845 geeft talrijke plaatsen aan waar de<br />

waterstand zo hoog was dat water regelmatig<br />

aan de oppervlakte kwam. Van Geelkerken tr<strong>of</strong><br />

in 1653 een ‘Westervles’ aan, ongeveer op de<br />

plaats van het blauwe vlak. (zie fig. 2.2)<br />

Nog in de jaren 60 van de 20 e eeuw stond de<br />

Harderwijkerweg langdurig onder water. 6<br />

Ook in en dichtbij het Papendal waren natte<br />

plekken te vinden. Hierover meer in de paragraaf<br />

over de grenzen van het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />

Wanneer goed naar de sterke en zwakke<br />

gebruiksmogelijkheden van de bodem werd<br />

gekeken was het mogelijk om rogge, haver en<br />

zomergerst te verbouwen en was weidegrond<br />

voor het vee beschikbaar. 7<br />

Deze veronderstelling is gebaseerd op de<br />

gegevens voor landbouwgeschiktheid die<br />

Heidinga geeft voor Kootwijk, maar die op zijn<br />

minst gedeeltelijk ook voor de stuwwal van Oud<br />

Reemst en de Kom van Otterlo gelden. Zo’n<br />

nederzetting, waarvan de bewoners de beschikking<br />

hadden over wat hogere gronden en wat<br />

lagere gronden voor de teelt van diverse<br />

gewassen en waar ze ook de beschikking<br />

hadden over nattere weidegronden vormde<br />

misschien juist wel een heel geschikte omgeving<br />

om flexibel te kunnen inspelen op veranderende<br />

omstandigheden. Dat zal nodig geweest zijn,<br />

want primitieve vormen van landbouw kenmer­


ken zich ook door weinig controlemogelijkheden<br />

over de omstandigheden waaronder die landbouw<br />

bedreven wordt.<br />

<strong>Het</strong> is erg verleidelijk om een reconstructietekening<br />

op te nemen van een boerderij, zoals<br />

die in de 12 e eeuw aan de voet van de stuwwal<br />

van Oud Reemst gestaan kan hebben. De<br />

vondsten op zich bieden daarvoor niet voldoende<br />

aanknopingspunten, maar de kennis<br />

van de archeologie uit de vroege middeleeuwen<br />

is voldoende gevorderd om een paar reconstructies<br />

op te nemen.<br />

De vondsten bij Oud Reemst zijn momenteel<br />

weer bedekt met een laag dekzand. Dat is<br />

opzettelijk gedaan. In de eerste plaats omdat de<br />

vondstlocatie erg kwetsbaar is. Als de paalspo­<br />

ren blootgesteld raken aan de lucht zullen ze<br />

snel verdwijnen. Bovendien ligt de locatie in<br />

een rustgebied van het Nationale Park de Hoge<br />

Veluwe.<br />

> In het veld<br />

Alleen de kleine grafheuvel op de noordflank van<br />

de stuwwal van Oud Reemst, ten westen van de<br />

wildpassage tussen het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> en de<br />

Hoge Veluwe.<br />

| afb 1.4 | De kleine grafheuvel<br />

bij Oud Reemst.<br />

| afb 1.2 | Impressie van<br />

Kootwijk. De 12 e eeuwse<br />

nederzetting bij Oud Reemst<br />

zou er ook zo uitgezien kunnen<br />

hebben. Bron: Bloemers,<br />

Verleden Land.<br />

13


Noot<br />

[8] Rosendael wordt op vele<br />

manieren gespeld. Hier is in<br />

navolging van Bierens de Haan,<br />

Groen Hemeltjen, gekozen voor<br />

de spelling ‘Rosendael’ ook om<br />

onderscheid te maken van het<br />

dorp Rozendaal.<br />

14 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

2| De late middeleeuwen en<br />

vroegmoderne tijd (1000-1750)<br />

In dit ho<strong>of</strong>dstukparagraaf komt het ontstaan van het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> uit het <strong>Reemsterveld</strong><br />

aan de orde. De loop van de wegen door het <strong>Reemsterveld</strong> werd, uiteraard<br />

naast de plaatsen van herkomst en aankomst, bepaald door de natuurlijke gesteldheid<br />

van het veld. Op hun beurt hadden die wegen weer invloed op de inrichting van het<br />

gebied en de plaats van de landbouwenclaves. We zien een wisselwerking waar moeilijk<br />

oorzaak en gevolg van te bepalen valt. In de vroegmoderne tijd speelde de landbouw<br />

nog een grote rol op de centrale delen van de Veluwe en ook op het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />

De opeenvolgende eigenaren en pachters hebben elk hun invloed gehad op de geschiedenis<br />

van het landschap.<br />

2.1 Ontstaan van de grenzen<br />

In de vroege middeleeuwen was de bevolkingsdruk<br />

op de Veluwe laag. De verspreid en betrekke­<br />

lijk geïsoleerd van elkaar liggende clusters van<br />

boeren zaten elkaar niet in de weg. Elk cluster<br />

kon beschikken over een eigen areaal waarbinnen<br />

boeren ook nog wel van woonplaats konden<br />

veranderen en waar ook ruimte was om met vee<br />

te trekken van zomerweiden naar winterweiden.<br />

Tussen de verschillende bewoonde gebieden<br />

was nog voldoende ongebruikte, woeste grond.<br />

Vanaf de Karolingische periode beschouwde de<br />

keizer zich eigenaar van de grote, ongerepte en<br />

vrijwel onbewoonde gebieden op de centrale<br />

Veluwe. De Gelderse graven, later hertogen,<br />

werden beleend met deze domeingronden, die<br />

vaak weer tijdelijk <strong>of</strong> langdurig werden uitgegeven<br />

aan onderdanen, als onderleen. Binnen een<br />

feodaal stelsel ‘kochten’ de keizer, hertogen en<br />

graven daarmee loyaliteit van hun onderdanen.<br />

In de 8 e en 9 e eeuw ontstond een trek naar de<br />

vochtige randen van de Veluwe: de Gelderse<br />

Vallei en de IJsselvallei. Deze ontwikkeling werd<br />

gestimuleerd en deels gestuurd door de bisschoppen<br />

van Utrecht en de graven van Gelderland.<br />

Bij het groeien van de bevolking werd de vrijheid<br />

om zich vrij te vestigen en te migreren langzamerhand<br />

beperkt en ontstond de noodzaak tot<br />

het afperken van woon­ en leefgebieden. De<br />

gemeenschappen van boeren begonnen hun<br />

eigen ruimte in te nemen. Die leefgebieden<br />

gingen grenzen aan de leefgebieden van<br />

naburige groepen. De bewegings­ en vestigingsvrijheid<br />

werd dus enerzijds beperkt door de<br />

graven, die hun rechten op de wildernis wilden<br />

laten gelden en anderzijds door naburige<br />

groepen.<br />

Uiteraard werd die vrijheid ook beperkt door de<br />

mogelijkheden die de bodem bood.<br />

Na 1300 ontstond zo, bij groeiende bevolkingsdruk,<br />

de tendens dat groepen boeren hun<br />

gebruiksrechten op de grond veilig wilden<br />

stellen. Zij waren daartoe min <strong>of</strong> meer gedwongen<br />

door de steeds geringere hoeveelheid grond<br />

die voor de landbouw ter beschikking was. Voor<br />

die extensieve landbouw waren grote gebieden<br />

nodig, die gebruikt werden als weidegrond.<br />

Deze boeren verenigden zich in marken <strong>of</strong><br />

buurten. Door regels en rechten probeerden zij<br />

hun grondgebied naar buiten veilig te stellen en<br />

ook intern het gebruik te regelen. <strong>Het</strong> ligt voor<br />

de hand dat de eigenaars van de boerderijen, de<br />

eigengeërfden, in dit proces van regels maken<br />

de belangrijkste positie innamen.<br />

Langs de randen van de Veluwe waren door de<br />

ontginningsbeweging naar de natte zone’s de<br />

meeste eigengeërfde boeren komen te wonen.<br />

In het centrum van de Veluwe bleef de bewoning<br />

beperkt tot kleine groepjes en hield de graaf de<br />

eigendomspositie van grote gebieden.<br />

Na 1300 kwamen door koop veel woeste<br />

gronden in bezit van de marken <strong>of</strong> buurten.<br />

De hertogen Reinald de I, II en III hadden door<br />

strijd met rivalen veel geld nodig. Delen van<br />

hun eigendom werden daarom wel verkocht.<br />

Daaronder waren grote bosgebieden als de<br />

Sijsselt, dat in 1427 werd afgesplitst van het<br />

M<strong>of</strong>tbos en ook het Rosendaelse Veld.<br />

De positie van de bezittingen in Rosendael 8 past<br />

in de hierboven geschetste ontwikkeling.<br />

Door voortdurend geldgebrek waren de Gelder ­<br />

se hertogen niet in staat om de Rosendaelse


Marken op de Veluwe<br />

Legenda:<br />

groen: Wageningen Doorwerth Arnhem<br />

blauw: de Edese buurten <strong>of</strong> marken<br />

oranje: de Ginkel<br />

geel: de bezittingen van Rosendael (Ro),Terlet (Te),<br />

Deelen (De) en Reemst (Re)<br />

bezittingen te onderhouden en de schade die in<br />

de loop van de 14 e en 15 e eeuw door verwaarlozing<br />

was aangericht, te herstellen. Hertog<br />

Karel van Gelre verpandde in 1516 Rosendael<br />

met al zijn bezittingen aan Gerrit van Scherpenzeel,<br />

drost van de Veluwe, als dank voor de<br />

steun die hij van hem had ontvangen. In 1536<br />

moest hertog Karel definitief vrede sluiten van<br />

keizer Karel V. Hij deed daarbij afstand van<br />

Rosendael en alle rechten daarop.<br />

De Rosendaelse bezittingen<br />

Rosendael was veel meer dan het grote kasteel.<br />

Bij Rosendael hoorden ook het Rosendaelse<br />

Veld, het Terletse Veld, het Deelense Veld, het<br />

Reemster Veld en tijdelijk ook het Ginkelse Veld.<br />

De Rosendaelse bezittingen schoven als een<br />

grote wig van oost naar west over de zuidveluwe.<br />

Aan de zuidkant van de wig lagen de<br />

dichter bewoonde gebieden van het Schependom<br />

Arnhem en van Doorwerth. Aan de noord ­<br />

kant van de wig lag het Aanstoterveld dat bij de<br />

buurt Otterlo hoorde, het Roekelse bos, dat<br />

onder de buurt Wekerom viel en de buurten<br />

Ede­Veldhuizen en die van Maanen. Bovendien<br />

had Rosendael nog verspreid liggende bezittingen<br />

elders op de Veluwe.<br />

Bovenstaande kaart geeft een deel van die<br />

bezittingen weer. (fig. 2.1)<br />

Soms worden de bezittingen Terlet, Deelen en<br />

het <strong>Reemsterveld</strong> wel als marken aangeduid.<br />

Formeel is dat niet juist: er zijn geen markeboeken<br />

bekend. Maar de wijze van grondgebruik<br />

van Terlet, Deelen en Reemst verschilde weinig<br />

met dat van Edese buurten en met de Ginkel. 9<br />

Waarschijnlijk kunnen de Rosendaelse bezittingen<br />

en de Ginkel worden gezien als in oor­<br />

| fig 2.1 | Bezittingen van Rosendael<br />

op de zuid Veluwe. Bron:<br />

de basis van de kaart is ontleend<br />

aan Demoed, Mandegoed<br />

schandegoed.<br />

Noot<br />

[9] De begrippen marke en<br />

buurt worden hier gemakshalve<br />

als synoniem gezien. ‘Buurt’<br />

werd het meest op de west<br />

Veluwe gebruikt.<br />

15


| fig 2.2 | De oostgrens met het Deelensche veld in 1653.<br />

16 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

sprong grondheerlijke marken. Dat zijn marken<br />

waarin de enige eigengeërfde de grondheer was.<br />

De boeren van Terlet en Deelen waren pachters<br />

van Rosendael. De boeren van Reemst en<br />

Mossel werden dat in de 17 e eeuw<br />

Grensmarkeringen<br />

De grenzen van al die eenheden lagen rond 1500<br />

wel zo ongeveer vast. Er waren geen mogelijkheden<br />

meer om de gronden die in gebruik<br />

waren bij de boeren, zonder meer uit te breiden.<br />

In de 17 e eeuw was het heel gebruikelijk om die<br />

eenheden ‘veld’ te noemen.<br />

In deze periode zijn ook de eerste kaarten van<br />

de agrarisch­economische eenheden verschenen,<br />

waarop die grenzen zijn getekend. Vaak zijn<br />

die kaarten gemaakt naar aanleiding van grens ­<br />

geschillen met andere eenheden.<br />

Kaartenmaker Nicolaes van Geelkercken uit de<br />

17 e eeuw speelde daarbij een belangrijke rol. 10<br />

De kaarten van Van Geelkercken geven veel<br />

interessante informatie over de ‘velden’. De<br />

boerderijen, akkercomplexen met hun wallen, de<br />

heidevelden, waterplassen en het wegenpatroon<br />

waren op het moment dat de kaarten gemaakt<br />

werden natuurlijk niet nieuw. Ze zijn ontstaan in<br />

de voorafgaande jaren <strong>of</strong>, beter gezegd, eeuwen.<br />

Voor het uiteindelijk helder en zonder misverstanden<br />

markeren van de grenzen waren<br />

duidelijke veldkenmerken noodzakelijk. Dat<br />

markeren was belangrijk omdat de vrij beschikbare<br />

grond beperkt was geraakt. Daarvoor vielen<br />

de kaartenmakers terug op de kennis die de<br />

bewoners hadden van het veld.<br />

Prominente heuvels <strong>of</strong> heuvelruggen, dalen,<br />

meertjes bosjes, wegen, gaven in het lege<br />

landschap de grenzen aan.<br />

<strong>Het</strong> is frappant te zien hoe permanent die<br />

grenzen eeuwen lang zijn geweest. De nog vage<br />

grenzen uit de middeleeuwen werden door Van<br />

Geelkercken en zijn tijdgenoten vastgelegd. In<br />

de 18 e eeuw werden ze door kaartenmaker<br />

Berend Elsh<strong>of</strong>f gekopieerd. Ze werden opnieuw<br />

gebruikt bij de verpondingskaarten uit het eind<br />

van die eeuw en uiteindelijk nog eens bij de<br />

kadastrale minuutplans in het begin van de 19 e<br />

eeuw.<br />

De huidige kadastrale kaart Otterlo sectie D,<br />

Reemst, waar het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> nu nog deel<br />

van uitmaakt gaat dus eeuwen terug.<br />

Alleen al daarom is het belangrijk om goed<br />

aandacht te schenken aan de grenzen van het<br />

<strong>Reemsterveld</strong> en proberen de resten van die<br />

markeringen in het veld op te sporen. <strong>Het</strong> zijn<br />

landschapselementen die niet alleen de grenzen


van het oude bezit van Rosendael aangeven,<br />

maar nog veel meer de grenzen van de agrarisch­economische<br />

velden uit de late middeleeuwen.<br />

Eenheden die gebaseerd zijn op nog veel<br />

ouder agrarisch grondgebruik.<br />

De oostkant<br />

Aan de oostkant grenst het <strong>Reemsterveld</strong> aan<br />

het Deelense veld. (fig. 2.2)<br />

Er zijn een aantal opvallende zaken aan die oostgrens<br />

te ontdekken. Van noord naar zuid zien<br />

we op de detailkaart:<br />

• de Westervles. Een waterplas, die ligt op de<br />

plaats waar nu het lage Veld ligt. Van Geelkercken<br />

heeft op plaatsen waar hij water aantr<strong>of</strong><br />

dat met blauwe kleur aangegeven (zie ook fig<br />

1.6.). Ook aan de zuidkant van de Comenij<br />

vond hij dat toen water, evenals op een van de<br />

grensmarkeringen van het Deelense veld, de<br />

Dornen Struykens vles, dicht bij de huidige<br />

Deelense Was;<br />

• de Aartsberg. <strong>Het</strong> noordwestelijke markeringspunt<br />

van het Deelense Veld, midden in een<br />

zandverstuiving;<br />

• de Comenij. De huidige Compagnieberg, een<br />

van de hoogste punten op de stuwwal van<br />

Oud Reemst;<br />

• de weg van Reemst naar Deelen. Hier komen<br />

we later op terug;<br />

• de weg van Harderwijk naar Arnhem. Hier<br />

komen we later op terug; Oud Reemst heette<br />

nog Reems. Rond Oud Reemst en op de<br />

huidige Deelense Start werden (eiken) struijken<br />

aangetr<strong>of</strong>fen. Dit soort begroeiing kan erop duiden<br />

dat het landschap toen al overbegraasd<br />

was <strong>of</strong> dreigde te worden.<br />

> In het veld<br />

De Westervles lag ongeveer op de plaats waar<br />

momenteel de paddenpoel in het Lage Veld<br />

ligt. De Compagnieberg, ligt op het terrein<br />

van de Hoge Veluwe. De Aartsberg, ook op<br />

het terrein van de Hoge Veluwe.<br />

<strong>Het</strong> Papendal vormde een natuurlijke grens aan<br />

de zuidoostkant van het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />

<strong>Het</strong> Schependom Arnhem liet er grenspalen op<br />

pollen plaatsen, die gedeeltelijk nog aanwezig<br />

zijn.<br />

| fig 2.3 | De zuidoost grens, <strong>Het</strong> Papendal, op de kaart van het Deelense Veld van Van Geelkercken<br />

uit 1629.<br />

Opvallend zijn een aantal natte plaatsen in <strong>of</strong> bij<br />

het dal, die nu nog te identificeren zijn. In het<br />

natte gedeelte bij de Goossenpol is nu de<br />

kruising van het zogenaamde Bommenlijntje<br />

met de Harderwijkerweg, die daar wat opgehoogd<br />

is. De duikers die daar in de Tweede<br />

Wereldoorlog zijn aangelegd liggen daar niet<br />

voor niets.<br />

> In het veld<br />

De grenspalen, waarvan sommige op pollen, in<br />

het Papendal. Deels zijn ze te vinden op het<br />

terrein van de Hoge Veluwe (de Vredepol, de<br />

Braspol), deels op terrein van ‘s­Kooningsjagt<br />

(de Goossenpol) en deels op terrein van<br />

rijkswaterstaat (de Bijssenpol). Zogenaamde<br />

tussenpollen zijn te vinden op terrein van<br />

<strong>Natuurmonumenten</strong>.<br />

De watervles ten noorden van de Dennenkamp,<br />

nu een poel.<br />

Noot<br />

[10] Van hem zijn een aantal<br />

kaarten bekend, die nuttige<br />

informatie over de vroeg­moderne<br />

tijd geven:<br />

­ een kaart van het Deelensche<br />

veld uit 1629, gemaakt naar<br />

aanleiding van een grensgeschil<br />

met het schependom Arnhem;<br />

­ een kaart uit 1632. <strong>Het</strong><br />

<strong>Reemsterveld</strong> wordt daar<br />

genoemd Veld om Reems <strong>of</strong>t<br />

Rozendaalse Velt. De kaart<br />

toont het veld te midden van<br />

het Aanstoterveld, het Deelense<br />

Veld, het Doorwerthse Veld en<br />

het Ginkelse Veld;<br />

­ een kaart uit 1653, het Deelense<br />

Veld. Op deze kaart wordt<br />

de boerderij Klein Terlet bij het<br />

Deelense Veld gerekend.<br />

17


| fig 2.4a | Plaats van de poel ten noorden van de Dennenkamp in 1850.<br />

| fig 2.5 | Kaart van het Ginkelse Veld door Nicolaas van Geelkercken, 1653.<br />

18 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

| fig 2.4b | Op een recente topografische kaart.<br />

De westkant<br />

<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> grenst, evenals het Renkumse<br />

veld, aan de oostgrens van het Ginkelse Veld.<br />

Er zijn enkele opvallende zaken te zien op de<br />

detailkaart (fig. 2.5):<br />

• de Westerbergen zijn begroeid met struiken,<br />

waarschijnlijk hakhout;<br />

• de Westerweg, de grensweg tussen het<br />

<strong>Reemsterveld</strong> en het Ginkelse veld. Nieuw<br />

Reemst. De akker is niet gesplitst,<br />

• de Bisschopsweg naar Deventer. Hier komen<br />

we later op terug.<br />

• het Oude Hout (t’olde holt). <strong>Het</strong> Oude Hout<br />

strekt zich ten noorden van Nieuw Reemst<br />

(West Reems) uit tot op de Westerberg.<br />

• de hoge stuifduinen ten westen van de akker<br />

van Nieuw Reemst zijn niet ingetekend.<br />

Misschien bestonden ze niet.<br />

Verder valt op dat het Ginkelse veld met struiken<br />

begroeid is. Die zijn ook te vinden in de zuidwesthoek<br />

van het <strong>Reemsterveld</strong> ten zuiden van<br />

de Arnhemse weg, de huidige Buunderkamp.<br />

De noordgrens<br />

In de noordwest hoek is in 1903 een gedeelte<br />

verkocht aan het ministerie van Oorlog. Er werd<br />

toen een schietterrein aangelegd, waarvan de<br />

kogelvangers nog te vinden zijn. Om die grens<br />

te markeren heeft het ministerie grenspalen<br />

aangebracht Op die plaats wordt de grens van<br />

het huidige <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> gevormd door<br />

een dubbele rij Amerikaanse eiken.


Dubbele beukenrij<br />

In de jaren 70 van de 19 e eeuw heeft de eigenaar<br />

van het <strong>Reemsterveld</strong> veel energie gestoken in<br />

het markeren van zijn bezit. Hij deed dat niet<br />

alleen uit zakelijke overwegingen. De periode<br />

dat de grens goed herkenbaar moest zijn voor<br />

de boeren en schaapherders was immers al<br />

voorbij. <strong>Het</strong> planten van beuken langs rechtgetrokken<br />

oude wegen en – naast Hoog Buurlo<br />

de enige bekende plaats – hier ook langs de<br />

grens gebeurde op meer plaatsen in die periode.<br />

De te verwachten houtopbrengsten zullen zeker<br />

een rol hebben gespeeld, maar zeker ook<br />

esthetische overwegingen.<br />

De dubbele beukensingel, die nog bestaat, is<br />

geplant in een verband van zeven Rijnlandse<br />

voeten in de rij en drie Rijnlandse voeten tussen<br />

de rijen. 11 Alleen aan de oost­ en noordgrens, op<br />

het gebied dat nu aan de Hoge Veluwe behoort,<br />

werden geen beuken geplant. Waarschijnlijk was<br />

het stuifzand hier nog te actief en de grond te<br />

arm om beuken succesvol te planten. Op die<br />

plaatsen werden berken geplant. De resten<br />

daarvan, <strong>of</strong> van hun opvolgers, zijn ten noorden<br />

van de Compagnieberg en gedeeltelijk langs de<br />

noordgrens nog te zien. (fig. 2.6)<br />

Natuurlijk is een kaart van het hele <strong>Reemsterveld</strong><br />

ook van belang. De genoemde kaart van<br />

1632, van Van Geelkercken geeft wat minder<br />

details dan de kaarten van de buurgebieden.<br />

Deze kaart is afgebeeld in de inleiding.<br />

<strong>Het</strong> best is het <strong>Reemsterveld</strong> echter te zien op<br />

de kaart die Berend Elsh<strong>of</strong>f maakte toen Torck in<br />

1722 het gebied in zijn bezit had gekregen. Op<br />

deze kaart zijn ook de grensmarkeringen te zien<br />

die Torck op pollen liet aanleggen.<br />

> In het veld<br />

De grensstenen, uit het jaar van de verkoop van<br />

het ‘driehoekje’ aan het Ministerie van Oorlog<br />

(1903).<br />

De dubbele rij Amerikaanse eiken.<br />

De dubbele beukenrij op de grens met het<br />

bosgebied van de gemeente Ede, de gemeente<br />

Doorwerth en de gemeente Arnhem.<br />

De plaats van de pollen op de uitloper van de<br />

Valenberg.<br />

2.2 Verbindingen met omringend gebied<br />

<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> was en is geen eiland op de<br />

Veluwe. Grote en kleine verbindingswegen<br />

liepen langs en over het veld. Meestal werden ze<br />

gebruikt door voetgangers en ruiters, maar in de<br />

late middeleeuwen nam ook het transport met<br />

wagens en karren toe. De markteconomie met<br />

vraag en aanbod, ook van producten van grotere<br />

afstand, begon zich te ontwikkelen.<br />

Voor de zandverstuivingen ontstonden, zo rond<br />

1300, was de Veluwe verkeersvriendelijk te<br />

noemen voor karren. 12 Stuifzanden kon de<br />

verbinding erg hinderen. Lastig waren de<br />

hellingen van de stuwwallen en de plaatsen waar<br />

dalen en beken doorkruist moesten worden.<br />

Volgens Heidinga was een heideveld gewoon<br />

berijdbaar. Dat moge zo zijn, maar het ligt wel<br />

voor de hand dat karren zoveel mogelijk gebruik<br />

maakten van bestaande sporen. Wanneer die<br />

teveel beschadigd raakten <strong>of</strong> te diep werden,<br />

moest een nieuw spoor gemaakt worden.<br />

We kunnen ons de grote doorgaande routes<br />

voorstellen als de aaneenschakeling van lokale<br />

| afb 2.1 | Grenspaal bij<br />

de oude Wekeromse weg,<br />

geplaatst door het Min. Van<br />

Oorlog in 1903.<br />

Noten<br />

[11] Mededeling van Bart Boers,<br />

voormalig medewerker van<br />

het Nationale Park de Hoge<br />

Veluwe.<br />

[12] Heidinga De Veluwe in<br />

de vroege middeleeuwen. p. 246.<br />

19


Noot<br />

[13] Woud, Auke van de Een<br />

nieuwe wereld. <strong>Het</strong> ontstaan van<br />

het moderne Nederland. Amsterdam<br />

2007. p. 380.<br />

20 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

wegen en paden. Degenen die grote afstanden<br />

wilden afleggen zullen zoveel mogelijk gebruik<br />

hebben gemaakt van die wegen en paden. Vanaf<br />

de 13 e eeuw en wellicht ook al eerder, was de<br />

Veluwe sterk ontbost geraakt. Op de grote kale<br />

vlakten waren oriëntatiepunten in het veld<br />

noodzakelijk, als er geen sporen van wegen te<br />

zien waren.<br />

Wegen en paden liepen over de eigendommen<br />

van kleine en grote grondbezitters. In feite was<br />

er een ongeschreven recht van overpad voor<br />

iedereen. Afgelegen dorpen en boerderijen<br />

stuurden de loop van de verbindingsroutes<br />

zodat reizigers die konden gebruiken om te<br />

rusten <strong>of</strong> te overnachten. De baronnen van<br />

Rosendael maakten hiervan gebruik door op<br />

strategische plaatsen herbergen te stichten en<br />

die te verpachten. Dorpen en grondeigenaars<br />

hadden voordeel bij de komst van reizigers.<br />

Producten en nieuws bereikten zo de bewoners.<br />

Dat ongeschreven recht van overpad duurde tot<br />

in het begin van de 20 e eeuw toen de grote<br />

grondeigenaren hun eigendommen begonnen af<br />

te sluiten en wegen aan het openbaar gebruik<br />

begonnen te onttrekken.<br />

Op de minuutplans van de kadastrale kaarten en<br />

op de wegenkaarten van de gemeente Ede is een<br />

wirwar van wegen en paden te zien.<br />

In de 19 e eeuw werd er steeds meer door de<br />

landelijke, provinciale en gemeentelijke overheid<br />

gestuurd en gestandaardiseerd. Na 1850 waren<br />

gemeenten verplicht een overzicht te maken van<br />

alle wegen die op hun grondgebied te vinden<br />

waren met de eigenaars en nog belangrijker,<br />

degenen die voor het onderhoud verantwoordelijk<br />

waren. De wegen die in die leggers als<br />

publiek domein werden aangeduid, werden dat<br />

definitief wanneer er door de eigenaars geen<br />

bezwaar werd aangetekend. 13<br />

Dat gebeurde weinig omdat men belang had bij<br />

passerend verkeer. Over het <strong>Reemsterveld</strong> lopen<br />

zo nog steeds een aantal openbare wegen.<br />

Een deel van die wegen is tot ‘kunstweg’ ver­<br />

heven: dat wil zeggen dat ze op een <strong>of</strong> andere<br />

wijze verhard werden. Dat zijn uiteraard de<br />

belangrijkste en meest gebruikte routes. De<br />

wegen die niet voor verharding in aanmerking<br />

kwamen, werden steeds minder gebruikt en zijn<br />

voor een deel verdwenen, overgroeid <strong>of</strong> onder<br />

gestoven.<br />

Andere zijn door de grondeigenaars gedurende<br />

de periode van de heideontginning rechtgetrokken<br />

en op standaardbreedtes gebracht en vaak<br />

van wallen voorzien, zodat ze een functie in de<br />

bebossing konden hebben. De lange rechte<br />

lanen op het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> zijn in oorsprong,<br />

voor 1850, alle min <strong>of</strong> meer kronkelende<br />

verbindingswegen geweest.<br />

We kunnen op het <strong>Reemsterveld</strong> een aantal<br />

wegen onderscheiden. Om te beginnen de<br />

kleine lokale wegen – meer paden –, dan de<br />

interlokale wegen en tenslotte de grote handels­<br />

en postwegen.<br />

Beschrijving van de wegen<br />

1. De weg van Mossel naar de Ginkel<br />

De weg is voor het eerst vermeld op kaart van<br />

Van Geelkercken in 1632. Hij loopt via de<br />

‘Hinekamp’ langs de oostzijde van Ginkel en<br />

sluit aan op een weg van Ginkel naar Renkum.<br />

Deze lokale weg is momenteel nog geheel intact<br />

en is de enige weg van Mossel naar de Hindekamp<br />

(de naam is een verbastering van Hinnekamp<br />

<strong>of</strong> Hennekamp). Dit gebied was in 1850<br />

vanaf de grens met het <strong>Reemsterveld</strong> beplant<br />

met dennen. Van die grens tot aan Mossel was<br />

het gebied nog vrijwel onbebost. <strong>Het</strong> is nog<br />

goed te zien dat de weg daar doorheen liep.<br />

> In het veld<br />

De weg is geheel te zien.<br />

2. De weg van Otterlo naar Mossel<br />

Deze lokale weg, het Mosselse Pad, is voor het<br />

eerst vermeld in 1722 op de kaart van Elsh<strong>of</strong>f.<br />

Hij loopt in een slingerlijn van Mossel naar ‘Aenstoot<br />

<strong>of</strong> Otterlo’ en kruist ten westen van<br />

‘’t Heikenbosje’ de grens van het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />

De weg volgt de huidige Mosselse weg om bij<br />

het Mosselse pad ongeveer via het huidige fiets­<br />

pad juist ten westen van het Mosselse zand het<br />

Rozeboomswegje te kruisen. Vervolgens loopt<br />

hij door langs het westen van de renbaan en<br />

daarna uiteraard naar het centrum van Otterlo,<br />

de kerk. <strong>Het</strong> tracé van het pad is waarschijnlijk<br />

niet steeds hetzelfde geweest, maar zocht zich<br />

een weg langs en gedeeltelijk door het Mosselse<br />

zand. Waarschijnlijk is de weg na 1872 langs het<br />

aangelegde dennenbos gaan lopen. Voor die tijd<br />

volgde het een pad dat nu in het bos ligt.


| fig 2.6 | <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> door Berend Elsh<strong>of</strong>f in 1722.<br />

| afb 2.2 | Dubbele beukenrij aan de noordgrens bij Mossel.<br />

| afb 2.3 | Plaats van een pol op de uitloper van de Valenberg.<br />

| afb 2.4 | Verhoging in het Mosselse Pad.<br />

| afb 2.5 | Oude Wekeromse weg ten noorden van Nieuw Reemst. De weg is hier<br />

bijna een holle weg te noemen.<br />

21


Noot<br />

[14] Gemeentearchief Ede inv.<br />

nr. GAE 2252B.<br />

22 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

> In het veld<br />

De weg is goed te zien. Interessant is de ver­<br />

hoging in de weg ten noordoosten van Mossel.<br />

Hier is waarschijnlijk te zien dat de gemeente<br />

Ede haar taak als wegbeheerder serieus nam<br />

door de weg in een laag gedeelte over een<br />

verhoogd wallichaam te laten lopen. 14<br />

3. De weg van Nieuw Reemst naar de Pampel<br />

Deze lokale weg heeft geen naam, maar slingert<br />

zich door het westelijke deel van het Oude Hout<br />

naar het noorden door een (vermoedelijk)<br />

dennenbos en valt ongeveer 100 m ten westen<br />

van de Harderwijker weg samen met de weg van<br />

Mossel naar de Pampel.<br />

De weg is nog niet op de kaarten van De Man te<br />

zien. Hij wordt voor het eerst op de TMK gete­<br />

kend en zal dus ergens tussen 1810 en 1850<br />

ontstaan zijn. Voor die tijd ging men van Nieuw<br />

Reemst naar de Pampel via Mossel <strong>of</strong> zelfs via<br />

het Rozeboomswegje. <strong>Het</strong> Lage Veld was lang<br />

niet altijd gemakkelijk te doorkruisen. Pas nadat<br />

de aanleg van bossen in dat gebied begonnen was,<br />

had het zin in het gebied een weg te zoeken.<br />

Voor die tijd was het Lage Veld het gebied van<br />

schapen en ander vee.<br />

> In het veld<br />

Ten noorden van het Oude Hout is de weg goed te<br />

volgen langs de wal en door een verstoven gebied.<br />

Bij het lage Veld is een gedeelte verloren geraakt.<br />

4. De lokale weg van Deelen naar Renkum<br />

<strong>Het</strong> tracé volgde vrijwel het tracé van de huidige<br />

Oud Reemsterlaan, dat in 1850 al was rechtgetrokken<br />

en beplant met aan weerszijden beuken.<br />

De weg kruiste de zuidgrens ongeveer op de<br />

plaats van het huidige nieuwe ecoduct. Vandaar<br />

is de richting niet helemaal duidelijk. De meest<br />

waarschijnlijke route loopt dwars over de Reijers­<br />

Camp, ongeveer langs de huidige Sinderhoeve,<br />

om ten westen van het terrein van de Gelderse<br />

Roos de Doorwerthsche heide over te steken.<br />

> In het veld<br />

Te volgen tot aan het Thijsse­ecoduct.<br />

5. De lokale weg van Wekerom naar Arnhem<br />

De weg lijkt wat onbetekenend, maar het was een<br />

lange route die eigenlijk al in Amersfoort begon.<br />

Hij kwam het <strong>Reemsterveld</strong> binnen via de<br />

huidige <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>weg en volgt die<br />

huidige weg tot de Kelderbergen. Na de Kelderbergen<br />

werd een iets westelijker tracé gevolgd.<br />

Op de heide is het spoor te volgen naast een<br />

klein walletje. Vervolgens het dennenbos in ten<br />

noorden van Nieuw Reemst, waar het een nauwe<br />

slenk volgt. De doorsteek bij de noordelijke wal<br />

van Nieuw Reemst is weer goed te volgen.<br />

Vandaar een klein stukje in de richting van de<br />

Nieuw Reemsterlaan, maar al spoedig in<br />

zuidoostelijke richting de Puthei op. Aan de<br />

zuidelijke rand van de Puthei is nog goed te zien<br />

waar de weg door een zandduin heen ging. Op<br />

de Puthei zelf heeft veel verstuiving plaatsgevonden<br />

en is de weg moeilijker te volgen. Vanaf de<br />

Puthei tot de Oud Reemsterlaan en vandaar tot<br />

aan de grens van het <strong>Reemsterveld</strong>, waar het<br />

Papendal wordt doorkruist, volgt het een nu nog<br />

bestaand pad, dat bij het aanleggen van de<br />

bossen recht is getrokken. Een kleine poel ten<br />

noorden van de Dennenkamp vormde lang een<br />

oriëntatiepunt voor een kruising met een pad uit<br />

noordelijke richting. (fig. 2.4) Aan de overzijde<br />

van de grens, op terrein van de gemeente<br />

Arnhem, is nog te zien hoe daar aan weerszijden<br />

van de weg een beplanting van eiken was.<br />

> In het veld<br />

Goed te zien, behalve op de Puthei. Daar is het<br />

trace weggestoven van de grens met het Oude<br />

Hout tot aan de kruising met de koningsweg.<br />

6. De handelsroute van de Ginkel naar Deventer <strong>of</strong><br />

Doesburg<br />

Van de Ginkel tot Terlet volgden beide routes<br />

waarschijnlijk hetzelfde tracé. De laatste, de<br />

route van Ginkel naar Doesburg staat ook wel<br />

bekend als een hessenweg. Op de kaart van<br />

Elsh<strong>of</strong>f uit 1722 wordt hij ook zo genoemd. De<br />

naam hessenweg alleen al geeft aanleiding tot<br />

mythische verhalen, maar die zijn hier niet aan<br />

de orde. Hier is het belangrijk om vast te stellen<br />

wat er nog van deze oude handelsroute in het<br />

veld te zien is.<br />

<strong>Het</strong> laatste gedeelte van het tracé voert van<br />

Terlet op Deelen en daarna naar Oud Reemst,<br />

Nieuw Reemst en tenslotte de Ginkel, vanwaar


| fig 2.7 | Overzicht van de<br />

beuken, eiken en berken.<br />

| fig 2.8 | Overzicht van wegen<br />

en paden op het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />

23


Noten<br />

[15] Nooren, M.J., Over het verleden<br />

van de Hoge Veluwe. p. 53.<br />

Nooren schrijft dat de weg via<br />

de Companieberg gaat, maar<br />

dat is niet het geval.<br />

[16] Derks, Gerard, Oude Handelswegen<br />

op de Veluwe. Hierin<br />

wordt gesproken over een ‘landbouwer<br />

uit Reemst’. Bedoeld is<br />

de eigenaar.<br />

[17] Nooren, M.J., <strong>Het</strong> verleden<br />

van de houtwallen in het Nationale<br />

Park de Hoge Veluwe. p. 12.<br />

24 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

de route verder ging naar Amersfoort. Dat is een<br />

iets andere route dan de oude handelsweg naar<br />

Deventer, maar het is bekend en ook begrijpelijk<br />

dat de routes niet altijd precies hetzelfde tracé<br />

vormden. Dan kon ook niet omdat wegen soms<br />

onbruikbaar werden door allerlei omstandigheden,<br />

bijvoorbeeld door teveel verkeer. Er werd<br />

dan een nieuw tracé gemaakt, vlak daarbij.<br />

De handelsroute waarvan het laatste stuk deel<br />

uitmaakte van een hessenweg, is op meerdere<br />

kaarten te vinden.<br />

We stellen hier alleen het gedeelte van Deelen<br />

naar de Ginkel aan de orde.<br />

De route is in het veld niet zonder meer te<br />

herkennen, maar de combinatie van historisch<br />

kaartmateriaal en de hoogtekaart geeft heel<br />

aardige opties. De meest waarschijnlijke wordt<br />

hieronder gepresenteerd.<br />

Tussen Deelen en de grens met het <strong>Reemsterveld</strong><br />

was in 1900 nog een weg te volgen,<br />

waarvan alleen het laatste gedeelte verdwenen<br />

was. Dat gedeelte door de Deelense Start, nu<br />

ten zuiden van de huidige Karitzkyweg en de<br />

gemeentegrens met Arnhem, heeft, na het<br />

midden van de 19 e eeuw nog, sterk te lijden<br />

gehad van verstuiving.<br />

Ongeveer 200 meter ten noorden van de<br />

gemeentegrens tussen Ede en Arnhem kwam de<br />

weg op het <strong>Reemsterveld</strong> uit. In 1629 kruiste<br />

volgens de kaart van Van Geelkercken ongeveer<br />

hier ‘de Kroatenpas’ de grens en in 1653 zag Van<br />

Geelkercken daar een ‘oude pol’. <strong>Het</strong> was dus<br />

een markant punt. Van de naam Kroatenpas<br />

wordt algemeen aangenomen dat hij verwijst<br />

naar de route die plunderende huursoldaten van<br />

graaf Hendrik van den Bergh in 1628 langs de<br />

oude handelsroute volgden. Als dat waar is, zijn<br />

de kaartenmakers er snel bij geweest. De naam<br />

Compagnieberg zou dan ook verwijzen naar<br />

deze soldaten. De oudste vermelding van die<br />

heuvel is uit 1632, ook door Van Geelkercken. De<br />

heuvel heet dan ‘Komenee’. Wellicht is Compagnie<br />

een verbastering van Komenee, waarvan de<br />

betekenis niet meer begrepen werd.<br />

Op dit zelfde punt ziet Elsh<strong>of</strong>f in 1722 daar ook<br />

weer een ‘oude pol’ en hij noemt de weg die hij<br />

daar tekent: ‘Hesseweg’. In het noorden was de<br />

Compagnieberg te zien. 15<br />

We mogen aannemen dat die hessenweg over<br />

de Kroatenpas liep.<br />

Deze weg gaat verder naar het westen en<br />

passeert Oud Reemst aan de zuidkant.<br />

In 1727 was er een conflict tussen de voerlui met<br />

hun Hessenkarren enerzijds en Lubbert Adolf<br />

Torck van Rosendael, juist eigenaar van het<br />

oostelijk erf geworden en burgemeester van Eck<br />

van Arnhem, eigenaar van het westelijk erf van<br />

Oud Reemst, anderzijds. 16 Torck en Van Eck<br />

hebben er bezwaar tegen dat de hessenkarren<br />

een breed spoor trekken en de houtgewassen<br />

beschadigen. Zij willen een route van 10 tot 15<br />

roeden breed (38 tot 52 m) uitzetten waarbinnen<br />

de voerlieden moeten blijven. Nooren acht het<br />

mogelijk dat de wallen die bij Oud Reemst zijn<br />

aangelegd en waarvan het bestek bewaard is<br />

gebleven, te maken hebben met de uitgezette<br />

route. 17 Dat zou goed zo kunnen zijn.<br />

Van Oud Reemst ging de hessenweg verder<br />

langs de huidige Oud Reemsterlaan om ten<br />

zuiden van Nieuw Reemst de grens van het veld<br />

te passeren in de richting van de Ginkel. In 1850<br />

was het tracé van de Oud Reemsterlaan nog niet<br />

rechtgetrokken en met beuken beplant. <strong>Het</strong><br />

bochtige tracé van Nieuw Reemst naar de Ginkel<br />

liep mogelijk door een slenk die op de hoogtekaart<br />

goed te zien is. (fig. 2.10)<br />

Dit tracé is ook te zien op de kaart, die Van<br />

Geelkercken in 1653 van het Ginkelse veld<br />

maakte. Zie ook fig. 2.5.<br />

Een lang verhaal om aannemelijk te maken dat<br />

de hessenweg over het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> liep<br />

van Oud Reemst naar Nieuw Reemst. Dit lange<br />

verhaal kan niet verhullen dat er nog meer<br />

details gevonden kunnen en moeten worden.<br />

> In het veld<br />

De weg is waarschijnlijk te zien van Oud Reemst<br />

tot bij de grens van het <strong>Reemsterveld</strong> bij Nieuw<br />

Reemst. Daarna loopt hij door een slenk naar de<br />

Ginkel. <strong>Het</strong> laatste gedeelte loopt samen met de<br />

koningsweg. Van Oud Reemst richting Deelen is<br />

van de weg niets meer te zien. Dit gebied is<br />

sterk uitgestoven.<br />

7. De handelsroute van Harderwijk naar Arnhem<br />

Deze noord­zuid lopende hanzeweg was een<br />

belangrijke verbinding tussen de belangrijkste<br />

steden op de Veluwe in de middeleeuwen.<br />

De westelijke route passeerde in het noorden de<br />

grens bij de zogenaamde ‘Quapoort’, een<br />

benaming die op meerdere historische kaarten<br />

voorkomt. <strong>Het</strong> oostelijke tracé liep aan de<br />

oostkant van de forten van het Otterlose Bosch<br />

over hoge grond.


De oostelijke route wordt door Van Geelkercken<br />

op zijn kaart uit 1629 duidelijk afgebeeld. Ten<br />

zuiden van Oud Reemst, voor een heuvelrug,<br />

komen de Hoogen (de oostelijke) en den<br />

Laagen (de westelijke) Harderwijcker wegh weer<br />

bij elkaar. De Lage Harderwijkerweg doorkruist<br />

het Papendal bij de Goossenpol, een punt dat<br />

ook nu nog goed te herkennen is.<br />

Algemeen wordt als reden voor twee tracés<br />

zover uit elkaar, gegeven dat het weggedeelte<br />

erg slecht begaanbaar was. De Lage Harderwijkerweg<br />

loopt dwars door het Lage Veld, dat zich<br />

uitstrekte tot en met het Verdronken Bos op het<br />

huidige terrein van de Hoge Veluwe.<br />

Op zijn kaart van het <strong>Reemsterveld</strong> uit 1632 zijn<br />

ook de twee noordelijke tracés te zien. Op beide<br />

kaarten buigen de tracés om Oud Reemst heen.<br />

Geleidelijk aan is het westelijke tracé buiten<br />

gebruik geraakt. Waarschijnlijk door de zandverstuiving<br />

ten zuiden van het Lage Veld.<br />

De ho<strong>of</strong>droute loopt rond 1800 dwars door de<br />

enclave, waardoor die duidelijk in een westelijk<br />

en een oostelijk erf gesplitst wordt. De oostelijke<br />

route is goed bewaard gebleven.<br />

Van de westelijke route is nog goed te zien hoe<br />

deze zich langs de grenzen van de enclave<br />

plooide en de westelijke wallen volgde. Dat<br />

gedeelte werd in 1832 nog gevonden op de<br />

kadastrale kaart. Aan de oostkant is nog een<br />

klein restant te zien, het begin van het zogenaamde<br />

‘wegje van Wigman’.<br />

Op de hoogtekaart en op de kaarten van Google<br />

Earth is heel goed te zien welke belemmering de<br />

stuwwal vormde voor het vrachtverkeer: paardenkarren.<br />

De transportwagens hebben diepe<br />

groeven in het veld gesleten.<br />

In 1916 werd het tracé dat momenteel de<br />

Harderwijkerweg is, verhard en ging dat de<br />

grens vormen tussen het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> en<br />

de bezittingen van Kröller.<br />

Bij Oud Reemst kruisten de Harderwijkerweg en<br />

de Hessenweg elkaar. 18 Dat was een strategische<br />

plaats voor een herberg, die daar aan het eind<br />

van de 18 e eeuw werd gevestigd. <strong>Het</strong> ligt voor de<br />

hand te veronderstellen dat de boerderij al<br />

eerder als pleisterplaats werd gebruikt.<br />

> In het veld<br />

De weg is goed te volgen. Dat geldt uiteraard voor<br />

de huidige verharde weg, maar ook het oostelijk<br />

tracé op de Hoge Veluwe is goed te zien, evenals<br />

sporen ervan ten noorden van Oud Reemst.<br />

| fig 2.10a | Reconstructie van het tracé van de hessenweg over het <strong>Reemsterveld</strong> op de hoogtekaart.<br />

| fig 2.10b | Op de topografische kaart.<br />

| fig 2.9 | Gedeelte van een<br />

wegenkaart van de gemeente<br />

Ede met Mosselsepad als<br />

openbare weg aangegeven.<br />

Bron: kaartencollectie<br />

gemeente Ede.<br />

Noot<br />

[18] Bonnema, <strong>Het</strong> <strong>Planken</strong><br />

<strong>Wambuis</strong>, p. 45, noemt ten<br />

onrechte de Harderwijkerweg<br />

een hessenweg.<br />

25


Noten<br />

[19] Breman, Gerrit en Piet H<strong>of</strong>man,<br />

De Hoge Veluwe in kaart<br />

gebracht. p 80.<br />

26 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

8. De postweg van Arnhem naar Ede<br />

In 1632 heet de weg ‘Oude Eedewegh naar Eede<br />

<strong>of</strong>t Barnevelt’. Hij loopt van west naar oost langs<br />

’t Sijsselt, via de zuidkant van Ginkel, ten zuiden<br />

van een geheimzinnig oord genaamd ‘Heijdenstadt’.<br />

Vervolgens verder langs de zuidgrens van<br />

het <strong>Reemsterveld</strong> en de Bijsenpol, om iets ten<br />

zuiden van Warnborn samen te vallen met de<br />

Harderwijkerweg. De weg vormt de zuidgrens<br />

van het <strong>Reemsterveld</strong>, maar is geheel verloren<br />

gegaan in het Ginkelse zand. Op de hoogtekaart<br />

zijn wel delen te herkennen.<br />

Al in 1632 bestond ook de huidige weg van Ede<br />

naar Arnhem, dwars door het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>.<br />

Wellicht was de oude weg al in een vroeg stadium<br />

moeilijk begaanbaar door het Ginkelse Zand.<br />

Hierover later meer.<br />

> In het veld<br />

Mogelijk is er van de weg nog iets te zien. De<br />

weg heeft waarschijnlijk gelopen tussen de<br />

grenswal met het Wolfhezerveld en de grensbeuken<br />

van het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />

9. De jachtweg van de Ginkel naar Dieren<br />

De eerste vermelding van deze weg is op de kaart<br />

van Elsh<strong>of</strong>f uit 1722. De jachtwegen op de Veluwe<br />

werden door de stadhouder­koning Willem III<br />

aangelegd om zijn jachtpartijen efficiënter te<br />

laten verlopen. Ze liepen in zo recht mogelijke<br />

lijnen tussen de jachthuizen. Willem III had in<br />

Ede een onderkomen en in Dieren een h<strong>of</strong>.<br />

Vermoedelijk waren de meeste jachtwegen niet<br />

veel breder dan een meter <strong>of</strong> vier. Waar ze door<br />

stuifduinen gingen is die breedte het best te zien.<br />

<strong>Het</strong> is niet duidelijk hoe vaak de weg is gebruikt.<br />

<strong>Het</strong> oostelijk deel tot aan het boerderijtje in ‘<strong>Het</strong><br />

Dal’ werd mogelijk nog in de negentiende eeuw<br />

door de baronnen van Rosendael.<br />

> In het veld<br />

De weg is in het veld te zien als een vaag spoor<br />

in de heide, dat vrijwel oost ­ west loopt. <strong>Het</strong><br />

best kan dat een meter <strong>of</strong> 30 ten noorden van de<br />

bosrand aan de <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>weg worden<br />

waargenomen.<br />

10. Ossenweg en Koeweg<br />

Parallel aan de noordwest grens liep in 1722 de<br />

Ossenweg. De weg liep van Eschoten naar Kreel<br />

en de Ginkel en vandaar verder naar het zuiden.<br />

De Koeweg – niet identiek aan de Ossenweg –<br />

was voor 1870 de kortste verbinding van Ede naar<br />

Otterlo. Al in 1850 volgde de weg het huidige<br />

merk waardig kaarsrechte tracé dat er nu nog<br />

ligt, maar niet in 1832. Beide zijn lokale wegen.<br />

> In het veld<br />

De Koeweg is niet te missen. De Ossenweg<br />

loopt langs de noordwest grens van het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />

<strong>Het</strong> wegje is nog te zien, maar loopt nu<br />

dood op de voormalige kogelvangers.<br />

11. Bommenlijntje<br />

<strong>Het</strong> tracé van de spoorlijn van Wolfheze naar de<br />

Fliegerhorst Deelen loopt langs de oostgrens<br />

van het <strong>Reemsterveld</strong>, voor een deel door het<br />

Papendal. Op de plaats waar de Harderwijkerweg<br />

gekruist wordt loopt het tracé momenteel<br />

verder over het terrein van ’s Kooningsjacht.<br />

Op die plaats zijn de duikers te vinden die in de<br />

Tweede Wereldoorlog werden aangelegd om<br />

wateroverlast op dat lage punt te voorkomen.<br />

Vandaar verder over het terrein van de Hoge<br />

Veluwe, steeds langs de grensbeuken. Op het<br />

Aalderinksveld snijdt het tracé door de beukengrens<br />

heen en buigt af naar het noordoosten.<br />

> In het veld<br />

<strong>Het</strong> is nog geheel te volgen als een vaak<br />

enigszins verhoogde weg van vier meter breed<br />

met aan weerszijden een greppel. <strong>Het</strong> behoort<br />

tot de weinige relicten van de Tweede Wereldoorlog<br />

op het terrein van het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />

12 Rozeboomswegje<br />

<strong>Het</strong> Rozeboomswegje langs de noordgrens van<br />

het <strong>Reemsterveld</strong>, staat op recente topografische<br />

kaarten vermeld. <strong>Het</strong> loopt daar echter<br />

niet, maar volgt een meer noordelijk tracé. 19


| afb 2.6 | Sporen van karren<br />

op het westelijke tracé van de<br />

Harderwijkerweg.<br />

| afb 2.7 | De oude postweg bij<br />

de zuidgrens van het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />

De afstand tussen de<br />

grensbeuken links op de foto<br />

en de eik op de wal rechts is<br />

ongeveer 5 meter.<br />

27


| afb 2.8 | Koningsweg in oostelijke<br />

richting bij de kruising<br />

met de <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>weg.<br />

| afb 2.9 | Duiker waar de<br />

spoorlijn van Wolfheze naar<br />

Deelen de Harderwijkerweg<br />

passeerde.<br />

28 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>


2.3 Landbouw in de late middeleeuwen en<br />

vroegmoderne tijd<br />

Plaggen<br />

Tussen de 13 e en de 17 e eeuw deed de plaggenbemesting<br />

zijn intrede. Op de Veluwe zal dat in<br />

de 14 e eeuw plaats gevonden hebben in Kootwijk<br />

en die ontwikkeling zal voor Oud Reemst en<br />

Mossel niet veel anders zijn geweest. 20<br />

Door de akkers te bemesten was het niet langer<br />

noodzakelijk om regelmatig het bebouwd areaal<br />

te wisselen, maar konden boeren zich vestigen<br />

op een vaste plaats. Hoe beter de bemesting<br />

des te intensiever een akker gebruikt kon<br />

worden zonder met enige regelmaat over te<br />

hoeven schakelen op braaklegging.<br />

Plaggenbemesting is gunstig voor het vochthoudend<br />

vermogen van een bodem en voor de<br />

mogelijkheden voor een gewas om goed te<br />

wortelen. Als basis voor de plaggenbemesting<br />

werden plaggen van gras en heide gebruikt,<br />

maar ook allerlei soorten strooisel van blad en<br />

later dennennaalden. Voor een betere chemische<br />

samenstelling van de bodem is dierlijke<br />

mest noodzakelijk.<br />

Zo’n plag werd geslagen met een plaghak <strong>of</strong><br />

plagzicht en had ongeveer de afmeting van de<br />

huidige stoeptegel: 30 x 30 cm. De dikte mocht<br />

3 cm dik zijn. De plaggen waarin mos voorkwam,<br />

werden als bijzonder waardevol gezien.<br />

<strong>Het</strong> was de kunst zo te plaggen dat er geen<br />

aarde werd meegenomen. Als hij dikker was,<br />

werd de bodem te kwetsbaar en duurde het veel<br />

langer voor deze kon regenereren. 21 Deze regels<br />

golden voor de boeren van de Maanderbuurt,<br />

enclave Globale<br />

omvang in<br />

19 e eeuw<br />

Areaal heide<br />

per jaar<br />

niet ver van het <strong>Reemsterveld</strong>, maar zullen<br />

algemeen geweest zijn.<br />

<strong>Het</strong> aantal hectaren akker dat bewerkt kon<br />

worden was dus afhankelijk van de beschikbare<br />

hoeveelheid plaggen en van de grootte van de<br />

veestapel. Die grootte van de veestapel was op<br />

zijn beurt weer afhankelijk van de weidegrond<br />

en niet in de laatste plaats van de hoeveelheid<br />

wintervoer die verworven kon worden.<br />

Een boerenbedrijf had voor elke 4 ha bouwland<br />

jaarlijks ongeveer 3 ha heide nodig om te plag­<br />

gen. Die heide had zo’n 10 jaar nodig om te<br />

regenereren. 22<br />

<strong>Het</strong> areaal voor de plaggenbehoefte van de drie<br />

enclaves kan zo worden ingeschat. (zie tabel<br />

hieronder).<br />

Dat is niet meer dan een ruwe schatting, maar<br />

hij geeft wel aan dat een flink deel van het<br />

<strong>Reemsterveld</strong> het jarenlang met een hele lichte<br />

vegetatie moest doen. Pas na een jaar <strong>of</strong> tien<br />

was de vegetatie immers weer op sterkte. Er was<br />

dus een groot gebied waar schapen niet konden<br />

grazen zonder het risico te lopen dat er stuifkernen<br />

zouden ontstaan. Ro<strong>of</strong>bouw lag steeds op<br />

de loer.<br />

> In het veld<br />

Van de ro<strong>of</strong>bouw door het slaan van plaggen en<br />

de begrazing door schapen, is nog iets te zien in<br />

de buurt van de voormalige schaapskooien.<br />

Areaal heide<br />

in 10 jaar<br />

Mossel 15 ha 11,25 ha 112,5 ha<br />

Nieuw Reemst 13 ha 9,75 ha 97,5 ha<br />

Totaal ha<br />

<strong>Reemsterveld</strong><br />

Beschikbaar<br />

zonder<br />

bosgebieden<br />

en gebied<br />

boerderijen<br />

Oud Reemst<br />

westelijke erfw<br />

12 ha 9 ha 90 ha<br />

Oud Reemst<br />

oostelijk erf<br />

11 ha 8,25 ha 82,5 ha<br />

51 ha 38,25 ha 338,25 ha 3300 ha 2900 ha<br />

Noten<br />

[20] Heidinga, p. 100.<br />

[21] Oosten Slingeland, van<br />

De Sijsselt, p. 27.<br />

[22] Heidinga, Kootwijk,<br />

p. 148.<br />

29


| afb 2.10 | Doorsnede van<br />

een reconstructie van de wal<br />

uit 1773/76 en doorsnede<br />

van de wal bij Oud Reemst<br />

uit 1982. bron: Nooren , het<br />

verleden van de houtwallen,<br />

1987.<br />

| fig 2.11 | Locatie voormalige<br />

schaapskooi bij Oud Reemst<br />

en resten walsysteem. bron:<br />

google earth<br />

| afb 2.11 | De schapen van<br />

Aart van de Brandh<strong>of</strong> op de<br />

noordflank van de stuwwal bij<br />

Oud Reemst.<br />

30 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>


Wallen<br />

Op het <strong>Reemsterveld</strong> , in de directe omgeving<br />

van de landbouwenclaves zijn houtwallen een<br />

opvallend landschapselement. Ze zijn te vinden<br />

rond alle drie de enclaves, Oud Reemst, Mossel<br />

en Nieuw Reemst, maar ook rond de Kemperberg<br />

en de Ginkel. 23<br />

De wallen konden meerdere functies vervullen.<br />

Ze markeerden eigendommen, zorgden voor<br />

wild­ en veekering en speelden een rol bij de<br />

houtproductie.<br />

Ook wordt windkering wel genoemd als één van<br />

de functies. Die laatste functie moet die niet al te<br />

hoog worden ingeschat, zeker niet wanneer het<br />

hout op de wal pas gekapt was.<br />

De wallen rond de drie enclaves zijn alle ooit<br />

begroeid geweest, waarschijnlijk met eiken hak­<br />

hout.<br />

Op een aantal plaatsen is dat verdwenen. Er<br />

zullen meerdere oorzaken voor het verdwijnen<br />

van de begroeiing zijn: begrazing, te veel<br />

kappen, niet op tijd inboeten en gewoon ver ­<br />

waarlozing omdat de oorspronkelijke functie<br />

overbodig was.<br />

Om de mest van het vee optimaal te gebruiken<br />

liet men het vee in periodes dat er geen gewas<br />

op de engen stond, daar op grazen. Dat had tot<br />

voordeel dat ook de onkruiden opgegeten wer­<br />

den en de grond losgetrapt werd. Bijkomend<br />

voordeel was uiteraard een flinke tijdsbesparing<br />

omdat runderen en schapen niet de hei op<br />

hoefden.<br />

Over het aanleggen van wallen bij Oud Reemst<br />

vond Nooren bronnen in het archief Keppel. 24<br />

In die stukken komt niet alleen aan de orde de<br />

manier waarop dit soort zaken werden aanbesteed,<br />

maar er kan ook een bestek uit worden<br />

afgeleid.<br />

<strong>Het</strong> aardige van deze vondst is, dat in deze<br />

periode uit meerdere bronnen elders op de<br />

Veluwe bestekken van veekerende wallen te<br />

vinden zijn. Ze geven overal vrijwel de zelfde<br />

maten voor de wallen. Kennelijk was er een<br />

soort standaard ontwikkeld, die overigens ook<br />

gold voor de wijze van aanbesteding. 25<br />

In dat bestek werd ook nauwkeurig omschreven<br />

hoe groot de plaggen zouden moeten zijn en<br />

van welke kwaliteit en zelfs dat voor de wal werd<br />

opgeworpen, eerst de zoden van het maaiveld<br />

verwijderd moesten worden om een betere<br />

hechting met de ondergrond te verkrijgen.<br />

Een onderdeel van zo’n wal was de greppel waar<br />

het zand voor het wallichaam uit kwam en die<br />

een belangrijke functie had bij het tegenhouden<br />

van wild. Die greppel lag aan de buitenzijde en<br />

is ook nog wel vaak te zien. 26<br />

Naast de wal werd een strook grond 4 voet diep,<br />

‘gerioold’, omgespit. Dat werd waarschijnlijk<br />

gedaan om op en naast de nieuwe wal eikenhakhout<br />

te planten. Dat zou de systemen van drie<br />

­ niet twee, zoals Nooren stelt ­ parallel lopende<br />

wallen verklaren. Die wallen kunnen dan als<br />

elkaar in tijd opvolgende uitbreidingen van het<br />

hakhout naast de oorspronkelijke wal verklaard<br />

worden. Ten oosten en noorden van Oud<br />

Reemst, ten noorden en oosten van Mossel,<br />

ten noorden van Nieuw Reemst en ten westen<br />

van Ginkel komen deze complexen voor. Bij zo’n<br />

systeem van meerdere wallen met diep riolen is<br />

de oorspronkelijke greppel aan de buitenzijde<br />

niet meer goed te herkennen.<br />

> In het veld<br />

De wallen zijn misschien wel het markantste<br />

element rond de drie enclaves, zelfs zonder de<br />

begroeiing. Bij de schaapskooi in de noordwest<br />

hoek van Oud Reemst is nog het restant van een<br />

wal te zien. Mogelijk is de uitbreiding met een<br />

hakhoutstrook hier opgegeven ten bate van de<br />

uitloop van de schaapskooi.<br />

De vraag is van wie deze wallen waren.<br />

Waren ze van de grondeigenaar <strong>of</strong> van de boer,<br />

die de akker pachtte? Ook de pachters hadden<br />

tenslotte belang bij de wallen. Zij beschermden<br />

hun akkers tegen vee, wild en wind.<br />

In pachtcontracten komen we regelmatig<br />

voorwaarden tegen met betrekking tot de wallen<br />

en houtranden langs de akkers, waaraan de<br />

pachters moesten voldoen.<br />

Op grond daarvan kan aangenomen worden dat<br />

de wallen en bijbehorende hakhoutranden van<br />

de grondeigenaar waren.<br />

Schapen<br />

<strong>Het</strong> vee bestond niet alleen uit een kudde<br />

schapen, maar schapen maakten er wel een<br />

belangrijk deel van de veestapel uit. Schapen<br />

stellen weinig eisen aan hun voer. Wanneer ze<br />

overdag grazen op de heide, eten ze ongeveer<br />

4 tot 8 kg droge heide en gras per dag. Diezelfde<br />

hoeveelheid is ook ongeveer nodig wanneer ze<br />

Noten<br />

[23] Nooren, M.J., Ouderdom en<br />

cultuurhistorische waarden van<br />

houtwallen in Nederland, 1981.<br />

Nooren onderscheidt heggen<br />

<strong>of</strong> hagen en houtwallen. Beide<br />

zijn strookvormige struwelen,<br />

maar houtwallen zijn niet<br />

direct op het maaiveld geplant<br />

maar op een opgeworpen wal.<br />

Begroeid met zowel opgaand<br />

hout als wat zij noemt: ‘eiken<br />

kromhout’.<br />

[24] Nooren, M.J., <strong>Het</strong> verleden<br />

van de houtwallen in het Nationale<br />

Park de Hoge Veluwe, 1987.<br />

p. 7. Op basis van dat bestek<br />

zijn op de Hoge Veluwe wallen<br />

van het oostelijke erf van Oud<br />

Reemst gereconstrueerd.<br />

[25] Breman, Gerrit, In de Kostersteen,<br />

oktober 2010. De wildwal<br />

bij de Doesburgerbuurt, bij Ede­<br />

Veldhuizen en Maanen maakt<br />

een vrijwel identieke tekening<br />

mogelijk rond diezelfde jaren.<br />

De bestekken zijn te vinden in<br />

de buurtboeken van de Doesburgerbuurt.<br />

[26] Overigens is voorzichtigheid<br />

hier geboden. Onderzoek<br />

aan de wildwal bij Hoekelum<br />

toont aan dat er niet één, maar<br />

twee greppels waren: aan beide<br />

zijden van de wal.<br />

31


Noten<br />

[27] Mededelingen van Aart<br />

van de Brandh<strong>of</strong>, schaapherder<br />

op Kreel en Roel<strong>of</strong> Brandsma,<br />

schaapherder op de Loenermark.<br />

[28] Mededeling van Aart van<br />

de Brandh<strong>of</strong>.<br />

[29] Nooren, M.J., Over het verleden<br />

van de Hoge Veluwe. p. 15.<br />

[30] Roessingh, De veetelling.<br />

p. 20.<br />

[31] Roessingh, De veetelling.<br />

p. 34.<br />

32 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

in de winterperiode op stal staan. Wanneer er<br />

niet voldoende wintervoer was, verzwakten de<br />

runderen en schapen natuurlijk. <strong>Het</strong> zal voor de<br />

boeren en hun herders ervaringskennis geweest<br />

zijn om de optimale hoeveelheid wintervoer in<br />

hooibergen op te slaan. Op de eerste kaarten<br />

staan de bergen bij de boerderijen prominent<br />

getekend. Ze waren van groot belang.<br />

Van even groot belang waren de schaapskooien,<br />

waar de schapen in opgesloten werden wanneer<br />

ze van de hei kwamen. Uit de grootte van de kooi<br />

kan globaal berekend worden hoeveel ooien er<br />

in kunnen: 1 ooi per m2 . Op het <strong>Reemsterveld</strong> is<br />

de plaats van een behoorlijk aantal kooien<br />

bekend. Bij Oud Reemst minstens vier: twee op<br />

het oostelijk erf en twee op het westelijk erf,<br />

Nieuw Reemst één <strong>of</strong> twee en bij Mossel twee.<br />

Als de plaats van de kooi nog goed herkenbaar<br />

is kan de oppervlakte en daarmee het aantal<br />

ooien dat er in past, globaal berekend worden.<br />

> In het veld<br />

De plaatsen waar de schaapskooien stonden.<br />

Een schaapskudde graast buitengewoon selec­<br />

tief en laat tijdens het grazen, wanneer ze rustig<br />

gedreven worden, weinig mest vallen. Die mest<br />

valt wanneer de schapen in rust in <strong>of</strong> bij de kooi<br />

zijn. 27 Om de hoeveelheid mest en urine goed<br />

op te vangen is een goede strooisellaag op de<br />

bodem van de kooi noodzakelijk. Vlakbij de<br />

schaapskooien is vaak een ruimte <strong>of</strong> kraal waar<br />

de schapen enige tijd lopen voor ze de hei op<br />

gaan <strong>of</strong> bij terugkomst, voor ze naar binnen gaan.<br />

Deze ruimte wordt ook wel gebruikt voor het<br />

graven van de zandlaag die onderin de kooi lag.<br />

> In het veld<br />

Ruimte voor de kooi nog goed te zien bij de<br />

noordwestelijke schaapskooi van Oud Reemst.<br />

Om de schapen naar de heide te drijven waar hij<br />

zijn vee wilde weiden, maakte de herder gebruik<br />

van min <strong>of</strong> meer vaste routes, de schaapsdriften.<br />

Die schaapsdriften zijn vaak gebonden aan regels<br />

omdat ze soms tussen kwetsbare gebieden door<br />

lopen: akkers, wallen en later ­ na 1800 ­ aangeplante<br />

dennenbossen en zandverstuivingen.<br />

Soms zijn ze ook afgepaald.<br />

<strong>Het</strong> recht van schaapsdrift was een belangrijk<br />

recht omdat zonder dat recht van overpad naar<br />

de weidegronden de scheper en daardoor de<br />

boer met zijn akkers in de problemen kwam.<br />

In een marke­organisatie stelden de richter en<br />

zijn secondanten de regels voor de schaapsdrift.<br />

Op het <strong>Reemsterveld</strong> golden in beginsel een<br />

zelfde soort regels, maar nu werden ze gesteld<br />

door de grondheer. Regels voor het drijven van<br />

schapen waren erg belangrijk. Vooral in het<br />

droge voorjaar is de bodem dermate kwetsbaar<br />

dat verstuiving zomaar kan optreden.<br />

We moeten dan denken aan het verbod om over<br />

afgebrande heide en stuifzanden te lopen; aan<br />

het aanwijzen van plaatsen waar de schapen<br />

gewassen kunnen worden; het verbod voor<br />

personen, die niet betaald hebben om op het<br />

veld hun dieren te weiden en het aanwijzen van<br />

specifieke schaapsdriften voor herder die kwets­<br />

bare <strong>of</strong> verboden gebieden moesten passeren.<br />

Een aardig voorbeeld van zo’n afgepaalde drift,<br />

maar dan uit het midden van de 19 e eeuw ligt bij<br />

Oud Reemst. (zie par. 3.1. zandverstuivingen.)<br />

Behalve door schapen werd de heide ook gebruikt<br />

voor het weiden van koeien en paarden. Die<br />

hebben beslist niet voldoende aan struikheide.<br />

We weten uit het kaartmateriaal uit de 16 e eeuw<br />

dat delen van het <strong>Reemsterveld</strong> veel vochtiger<br />

waren dan nu. Daar zullen de meeste koeien en<br />

paarden gegraasd hebben. Rundvee en paarden<br />

graasden ook op de bermen langs de akkers en<br />

op de akkers wanneer de oogst binnen was.<br />

Daar, op het lage Veld, was ook de plaats waar<br />

de schapen uit Reemst en Mossel gewassen<br />

werden en daar was ook altijd wel wat te drinken<br />

als dat niet gevonden kon worden in kleine<br />

plassen en poelen. Een schaap heeft gedurende<br />

de dag verrassend weinig water nodig en vindt<br />

meestal zelf de plaatsen waar gedronken kan<br />

worden. 28<br />

Aantallen schapen<br />

Omdat het <strong>Reemsterveld</strong> in eigendom was bij<br />

de heer van Rosendael kon die ook bepalen wie<br />

er het recht van schaapsdrift had. Dat waren niet<br />

alleen de schepers van Mossel, Oud Reemst en<br />

Nieuw Reemst. Om inkomsten te genereren<br />

verpachtte hij ook aan omliggende boerderijen<br />

buiten het <strong>Reemsterveld</strong>. De schepers kwamen<br />

uit Roekel, Ginkel, Aenstoot, Kemperberg en<br />

zelfs uit Eschoten en Wolfheze. De boeren die<br />

gebruik maakten van het <strong>Reemsterveld</strong> pachtten


dus niet het veld, maar slechts het recht om<br />

daarin schapen te weiden. 29 Nooren schat, op<br />

basis van uit het aantal kooien en de kuddes die<br />

van elders kwamen, het aantal schapen dat<br />

jaarlijks op het <strong>Reemsterveld</strong> graasde, op 950.<br />

(Ze gaat ervan uit dat elke kooi 100 schapen kon<br />

bevatten en de kuddes van buiten uit gemiddeld<br />

50 schapen bestonden.) Dat is ongeveer per 3 ha<br />

een schaap.<br />

Zij maakten dan gebruik van alle beschikbare<br />

grond buiten de akkers, de bossen en de grond<br />

die na het plaggen aan het regenereren was.<br />

Als dat zo is, was er in de 18 e eeuw geleidelijk<br />

een eind gekomen aan de rek die er zat in de<br />

woeste gronden, die de traditionele landbouw<br />

nodig had.<br />

<strong>Het</strong> spoort ook met de berekeningen van Roessingh.<br />

Hij berekent een vermindering van het<br />

aantal schapen op de Veluwe tussen 1526 en het<br />

midden van de 19 e eeuw (In de gemeente Ede<br />

van 12600 schapen in 1526 naar 8900 in de 19 e<br />

eeuw). Die vermindering is niet te wijten aan de<br />

toenemende heide ontginningen. De meeste<br />

ontginningen kwamen pas na 1850. 30<br />

Invloed op bodem<br />

Behalve het plaggensteken en het begrazen door<br />

schapen werd het veld nog op andere wijzen<br />

geëxploiteerd.<br />

Er werd hei gemaaid als brandst<strong>of</strong> in de haard.<br />

Er werd met karren over gereden door langstrekkende<br />

handelaars en door de boeren zelf. En er<br />

werd zand en grind gegraven.<br />

Dat alles droeg bij aan de beschadiging van de<br />

heide, waardoor het verstuiven van zand in de<br />

hand werd gewerkt. Al in de 16 e eeuw kwamen er<br />

vanuit het gewest Gelre ‘placaten’ die overexploitatie<br />

moesten tegengaan. Regelingen, die<br />

tot ver in de 19 e eeuw doorgingen. Een direct<br />

gevolg van de degradatie van de heide was dat<br />

er minder mogelijkheid was voor het houden<br />

van rundvee en paarden. Roessingh brengt dan<br />

ook de terugloop van het aantal stuks rundvee<br />

en paarden vanaf het midden van de 17 e eeuw<br />

hiermee in verband. 31<br />

> In het veld<br />

Op vele plaatsen op de helling van de stuwwallen<br />

zijn de gaten te zien waar grind en leem<br />

werden gegraven.<br />

| fig 2.12 | Kaart met alle schaapskooien rond het midden van de 19 e eeuw.<br />

| afb 2.12 | Kaart met alle schaapskooien rond het midden van de 19 e eeuw.<br />

| afb 2.13 | Grindgaten langs de oude Wekeromse weg bij Mossel.<br />

33


No0t<br />

[32] Bierens de Haan, J.C.,<br />

Groen Hemeltjes. p. 90.<br />

34 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

Landbouwproducten<br />

Over de landbouwproducten die van het<br />

<strong>Reemsterveld</strong> kwamen hebben we niet veel<br />

specifieke informatie.<br />

We moeten, evenals bij de andere landbouwbedrijven<br />

op de hoge Veluwe denken aan rogge,<br />

boekweit, haver en gerst waar dat mogelijk was<br />

en niet te vergeten honing en bijenwas. Als er<br />

boekweit geteeld werd waren bijen noodzakelijk<br />

voor de bestuiving.<br />

Mest was het ho<strong>of</strong>dproduct van de schapenhouderij;<br />

schapenwol was een bijproduct. De<br />

wol van schapen die op de schrale gronden<br />

grazen is ruwvezelig en niet veel waard. Als er<br />

geschikte weidegrond voor vetweiderij was, kon<br />

er vee voor vleesverkoop gehouden worden. In<br />

droge jaren zal dat een probleem geweest zijn.<br />

<strong>Het</strong> lijkt niet veel, maar de bedrijven op het<br />

<strong>Reemsterveld</strong> waren welvarende bedrijven.<br />

Ze hadden vermoedelijk wat neveninkomsten<br />

uit de bosbouw als ze ingehuurd werden door<br />

de eigenaar en, in het geval van Oud Reemst,<br />

van passerende reizigers.<br />

2.4 Eigenaren en pachters<br />

<strong>Het</strong> is in het kader van dit verslag niet zo<br />

relevant om diep in te gaan op de verschillende<br />

eigenaars van het <strong>Reemsterveld</strong>. Maar een<br />

globaal overzicht van de activiteiten van de<br />

eigenaren is natuurlijk wel van belang omdat het<br />

beleid van de grondeigenaars direct invloed<br />

heeft gehad op de manier waarop van het veld<br />

gebruik werd gemaakt.<br />

In 1536 ging het <strong>Reemsterveld</strong> van de Gelderse<br />

Hertog, over in handen van Willem van Scherpenzeel.<br />

Hij en zijn opvolgers hadden het veld<br />

in bezit, maar waren nog geen eigenaar van de<br />

landbouwenclaves Mossel en Oud Reemst.<br />

De eigenaren van die boerenbedrijven vonden het<br />

niet vanzelfsprekend pacht te moeten betalen<br />

voor het gebruik van het veld. Zij vonden dat ze<br />

oudere gebruiksrechten hadden. Dit wordt als<br />

aanwijzing gezien voor langdurige bewoning<br />

van Oud Reemst en Mossel.<br />

In 1632 komt het, na een paar tussenstappen,<br />

in handen van het geslacht Van Arnhem. In 1667<br />

werd Johan van Arnhem heer van Rosendael.<br />

Hij trouwde met zijn nicht Jeanne Margriete<br />

van Arnhem. Hij was een interessant persoon:<br />

geïnteresseerd in wetenschap en kunst en een<br />

vertrouweling van stadhouder Willem III, die<br />

hem op veel belangrijke posten benoemde.<br />

Hij verfraaide het kasteel en consolideerde<br />

de bezitting van Rosendael. Na de dood van Willem<br />

III wist hij zichzelf en zijn positie goed te<br />

handhaven in de politieke strubbelingen, de<br />

Plooierijen, die toen ontstonden. <strong>Het</strong> echtpaar<br />

bleef kinderloos en onderhield zeer goede<br />

contacten met adellijke families op de Veluwe.<br />

De familie waarmee zij de meest hechte banden<br />

onderhield, was de familie Torck.<br />

Lubbert Adolph Torck (1687­1758), neef van Jan<br />

van Arnhem, kwam zo in 1721, nadat ook Margriete<br />

was overleden, in het bezit van het <strong>Reemsterveld</strong><br />

en andere bezittingen op de Veluwe. Door zijn<br />

huwelijk met Petronella Wilhelmina van Hoorn<br />

(1698­1764) beschikte het echtpaar over voldoende<br />

geld om het grondgebied ook uit te<br />

breiden. In 1724 wist hij de oostelijke helft van<br />

Oud Reemst te kopen en in 1725 de ontbrekende<br />

helft van het erf Mossel.<br />

Een machtig echtpaar. Hun inkomsten haalden<br />

ze voor de helft uit diverse ambten. De verpachting<br />

van die bezittingen vormden in de periode<br />

van 1729 tot 1758 ongeveer 30% van de totale<br />

inkomsten. De overige 20% kwam uit rente en<br />

houtverkopingen. 32<br />

Ook het huwelijk tussen deze beide echtgenoten<br />

bleef kinderloos. Met zijn opvolger, zijn neef<br />

Jan Assueer Torck, brak een andere tijd aan.<br />

De landbouwenclaves<br />

Op het <strong>Reemsterveld</strong> zijn drie oudere landbouwenclaves<br />

te zien. De jongere bewoning: het<br />

<strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> en de Dennenkamp hadden<br />

beide wel enig bouwland, maar hebben nooit als<br />

zelfstandige boerderij gefunctioneerd.<br />

Mossel en Oud Reemst waren al bewoond voor<br />

het <strong>Reemsterveld</strong> door de Gelderse hertogen<br />

werd overgedragen aan de familie van Scherpenzeel<br />

en haar opvolgers. De adel bezat lang alleen<br />

het omringende veld, dat ze verpachtten aan de<br />

eigenaars van de boerderijen. Pas in de tweede<br />

helft van de 18 e eeuw wist Lubbert Adolph Torck<br />

de eigenaars van Mossel en Oud Reemst uit te<br />

kopen. Nadat Torck ook het westelijk erf van<br />

burgemeester van Eck had weten te kopen, was<br />

het hele <strong>Reemsterveld</strong> inclusief de landbouwenclaves<br />

in bezit van de familie van Torck.<br />

Torck nam in 1722, toen hij het <strong>Reemsterveld</strong> in<br />

bezit kreeg, de gelegenheid te baat om van de<br />

enclaves nauwkeurige kaarten te laten maken<br />

door Elsh<strong>of</strong>f.<br />

In de vorige paragraaf is een poging gedaan de


grootte van het landbouwareaal te schatten voor<br />

de 19 e eeuw. <strong>Het</strong> is aannemelijk dat dit in de 18 e<br />

eeuw niet veel anders was.<br />

Oud Reemst<br />

De oudste aanwijzingen dat er een plaats ‘Remst’<br />

heeft bestaan, stamt uit 1427. Daar is sprake van<br />

een Remsterwegh. 33 Dat is dus de 15 e eeuw,<br />

maar vrijwel zeker is de enclave ouder. Hoe het<br />

landbouwcomplex er toen uit zag weten we niet.<br />

De eerste kaart die laat zien hoe de nederzetting<br />

toen in het veld lag, stamt uit 1629 en is van<br />

Nicolaes van Geelkercken.<br />

Heel veel detail geeft de kaart niet. Er zijn zeven<br />

akkers te onderscheiden, omringd door wallen.<br />

Op drie daarvan staan bouwwerken, waarvan<br />

een hooiberg. De akkers zijn nu niet meer goed<br />

te identificeren. We weten ook niet hoe nauwkeurig<br />

de kaartenmaker heeft gekeken.<br />

De wegen lopen om de enclave heen.<br />

Oud Reemst lag aan een kruispunt van wegen.<br />

<strong>Het</strong> is geen wonder dat de enclave aantrekkelijk<br />

was als rustplaats voor passanten. Mogelijk al<br />

in 1647, maar in elk geval in 1786 is er sprake<br />

van een pachtcontract waarin van een herberg<br />

sprake is. 34<br />

Ook op de overzichtskaart uit 1722 zijn er niet<br />

veel details meer te zien. Wel zien we de beide<br />

boerderijen nu liggen op de plaats waar ze tot<br />

voor kort lagen.<br />

Van het oostelijk erf heeft Elsh<strong>of</strong>f ook een kaart<br />

laten maken in 1722. (fig. 2.15) Daar zijn veel<br />

meer details op te zien en daarop herkennen we<br />

ook het huidige oostelijk erf heel goed. De akker<br />

is in tweeën gesplitst. Op het noordelijk<br />

gedeelte (links op de afbeelding) lijken de<br />

ploegvoren in noord­zuidelijke richting te lopen.<br />

Op het zuidelijk gedeelte lopen ze oost­west.<br />

Laten we gemakshalve aannemen dat een<br />

vergelijkbare nauwkeurigheid ook voor het<br />

westelijk erf gold in die tijd.<br />

De contouren van het huidige Oud Reemst,<br />

inclusief het bosgebied ten noorden ervan,<br />

kunnen we voor het eerst goed herkennen rond<br />

1800.<br />

Mossel<br />

Ook de bronnen over Mossel gaan terug op de<br />

15 de eeuw (1476). (fig. 2.16) De naam, ‘Morschel’<br />

kan verwijzen naar ‘lage, vochtige grond nabij<br />

een bos. <strong>Het</strong> bevatte, evenals Oud Reemst, twee<br />

erven. Over het eigendom van de erven bestond<br />

lang onenigheid. De erfpachters zagen zich zelf<br />

als eigenaar. <strong>Het</strong> wijst erop dat Mossel lang<br />

bewoond is geweest. Ook in de tijd dat het<br />

<strong>Reemsterveld</strong> nog tot de domeingrond behoorde.<br />

De akkers van Mossel waren verspreid over een<br />

aantal percelen. In totaal besloegen die akkers in<br />

de 19 e eeuw zo’n 15 ha bouwland.<br />

Er zijn twee kooien te herkennen. Rond de akkers<br />

lijkt een enkel walsysteem te liggen.<br />

| afb 2.14 | Portretten Lubbert<br />

Adolph Torck en Petronella<br />

Wilhemina van Hoorn.<br />

Noten<br />

[33] Nooren,M.J., Over het verleden<br />

van de Hoge Veluwe. p. 53.<br />

[34] Nooren, M.J., Over het<br />

verleden van de Hoge Veluwe.<br />

p. 72.<br />

35


| fig 2.13 | Oud Reemst op de<br />

kaart van Van Geelkercken<br />

uit 1629.<br />

| fig 2.14 | Oud Reemst op de<br />

kaart van Elsh<strong>of</strong>f uit 1722.<br />

Noot<br />

[35] Gerrit Breman, ‘De Koningsweg<br />

van Ginkel naar Dieren’ in<br />

Nieuwe Veluwe, Jrg. 1.<br />

36 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

Nieuw Reemst<br />

Torck dacht dat er meer uit zijn <strong>Reemsterveld</strong> te<br />

halen was en hij liet een nieuwe ontginning aan­<br />

leggen in 1628: West Reemst, dat later Nieuw<br />

Reemst ging heten. (fig. 2.16)<br />

De plaats voor de nieuwe ontginning Nieuw<br />

Reemst is goed gekozen. Niet alleen zijn er de<br />

‘bruine gronden’aan de oppervlakte te vinden,<br />

maar Nieuw Reemst was ook goed te bereiken.<br />

<strong>Het</strong> lag op een kruispunt van nu vergeten wegen.<br />

Van noord naar zuid liep de weg van Wekerom<br />

naar Arnhem. De ho<strong>of</strong>droute liep overigens in<br />

1722 nog niet vlak langs Nieuw Reemst. Aan de<br />

zuidkant passeerde het verkeer over de handelsweg<br />

van de Ginkel naar Deventer.<br />

In de 19 e eeuw besloegen de akkers van Nieuw<br />

Reemst ongeveer 13 ha bouwland. Er zijn geen<br />

kooien te herkennen, maar analoog aan de<br />

kaarten van Oud Reemst en Mossel kunnen we<br />

veronderstellen dat ze lagen op de plaats waar<br />

ze tot voor kort lagen.<br />

> In het veld<br />

<strong>Het</strong> is voor alle enclaves opvallend hoezeer de<br />

vorm en plaats van de akkers in al die eeuwen<br />

onveranderd is gebleven.<br />

Opvallend bij Nieuw Reemst is de lengteverdeling<br />

van de grote akker. Die is in het veld niet<br />

meer te zien, maar wel op de hoogtekaart van<br />

het AHN. <strong>Het</strong> hakhoutbosje aan de oostkant<br />

ziet er wat de vorm betreft momenteel nog<br />

precies zo uit als in 1722.<br />

<strong>Reemsterveld</strong> als jachtgebied<br />

Naast het gebruik voor de landbouw speelde het<br />

<strong>Reemsterveld</strong> een belangrijke rol bij de jacht.<br />

Vanaf de tweede helft van de 17 e tot diep in de<br />

18 e eeuw was de Veluwe een aantrekkelijk jachtterrein<br />

geworden. De stadhouder­koning was<br />

een belangrijke stimulans voor de groei van<br />

deze adellijke hobby. Hij kwam graag jagen op<br />

Rosendael en had er zelfs een belvedère<br />

gepland. <strong>Het</strong> gebouwtje was overigens pas in<br />

1702 klaar. Willem III was toen al overleden.<br />

Ergens tussen 1675 en 1700 liet hij een koningsweg<br />

aanleggen van Dieren naar Ede. 35 De weg<br />

liep voor een belangrijk deel over de gronden<br />

van Rosendael. Waarschijnlijk had de eigenaar<br />

van Rosendael daar niet alleen toestemming<br />

voor verleend, maar mogelijk ook bijgedragen<br />

aan de aanleg van de weg.


Wild<br />

Om te kunnen jagen moet er jachtwild zijn.<br />

Dat was er ook: herten en zwijnen werden geïm­<br />

porteerd en zwierven uit over de Veluwe. Dat is<br />

misschien het meest spectaculaire wild, maar<br />

op het <strong>Reemsterveld</strong> waren ook konijnenwarandes.<br />

De grondheer had het alleenrecht op de<br />

konijnenjacht. Konijnenwarandes waren er als<br />

gesloten en als open warande. Heel vaak werden<br />

konijnen in een gesloten warande met een<br />

konijnenberg ook gefokt om daarna te worden<br />

uitgezet in de open warande. In de 16 e eeuw<br />

werden ze ook wel ‘waranden van konijnen en<br />

veldhoenderen’ genoemd. 36<br />

De konijnenstand kon gemakkelijke tot een onbeheersbaar<br />

probleem worden. In het Edese Bos<br />

werden konijnen tussen 1751 en 1781 bestreden<br />

met fretten. <strong>Het</strong> fretteren was aan strikte regels<br />

gebonden en mocht alleen binnen het bos<br />

gebeuren. Op de eigendommen van Torck<br />

werden vergunningen om te fretteren verleend<br />

tussen 1739 en 1776. 37 Maar nog in de 19 e eeuw<br />

was die konijnenstand zo aanzienlijk dat de toenmalige<br />

eigenaar, Willem Frederik Torck claimde<br />

dat de opbrengst uit de konijnenjacht de enige<br />

opbrengst van het landgoed was. 38<br />

De wildstand was waarschijnlijk op zijn hoogst<br />

rond 1700 toen de jacht door de adel onder aan­<br />

voering van Willem III het grootst was. Rond die<br />

tijd is ook een toename te zien in de aanleg en<br />

het onderhoud van wildkerende wallen, waarvan<br />

er ook minstens een op Oud Reemst is aangelegd.<br />

De lange wildwal van Wageningen naar Lunteren<br />

is aantoonbaar opnieuw in onderhoud genomen<br />

in verband met de schade die het wild toebracht<br />

aan de gewassen. 39 Bonnema constateert dat<br />

een grote wildstand schadelijk is voor het bos.<br />

Voor het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> past hij Duitse<br />

berekeningen toe. <strong>Het</strong> aantal stuks roodwild op<br />

het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> zou niet meer dan 10<br />

moeten bedragen om de houtteelt geen schade<br />

toe te brengen. 40<br />

Hoe die verhouding ook ligt, het is kennelijk een<br />

kwestie van kiezen geweest: bij een hoge wildstand<br />

kun je niet te veel pr<strong>of</strong>ijt van het bos verwachten.<br />

Bosgebieden<br />

Op het <strong>Reemsterveld</strong> is in de 17 e eeuw al niet<br />

veel bos meer te bekennen. Door overmatige<br />

kap voor onder andere scheepsbouw en waarschijnlijk<br />

overbegrazing, is wat er over was van<br />

het oorspronkelijke berken­eikenbos, dan al vrij­<br />

wel verdwenen. Hakhoutcomplexen zijn verwaar­<br />

| fig 2.15 | <strong>Het</strong> oostelijk erf van Oud Reemst in 1722. De plaatsen van de beide kooien zijn nog te zien.<br />

| fig 2.16 | Mossel in 1722 door Elsh<strong>of</strong>f.<br />

| fig 2.17 | Nieuw Reemst in 1722 door Elsh<strong>of</strong>f.<br />

Noten<br />

[36] Bouwer, Klaas, Tot Pr<strong>of</strong>ijt en<br />

tot genoegen. p. 238.<br />

[37] Malenboek Edese Bos,<br />

transcriptie 2010. Bonnema<br />

<strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>. p. 47.<br />

[38] Bonnema, <strong>Het</strong> <strong>Planken</strong><br />

<strong>Wambuis</strong>, tekent een uitspraak<br />

op van de laatste baron van<br />

Pallandt, die gezegd zou<br />

hebben dat de enige winst<br />

die hij maakte op het <strong>Planken</strong><br />

<strong>Wambuis</strong> afkomstig was van de<br />

2000 konijnen, die hij jaarlijks<br />

schoot.<br />

[39] Breman, Gerrit, ‘De Wildwal<br />

tussen Bennekom en Kunteren.’<br />

in de Kostersteen, okt. 2010.<br />

[40] Bonnema, <strong>Het</strong> <strong>Planken</strong><br />

<strong>Wambuis</strong>, p. 19. Hij voegt<br />

eraan toe dat 10 stuks geen<br />

levensvatbare roedel is.<br />

37


| afb 2.15 | Stadhouder­koning<br />

Willem III, marmeren buste<br />

door Jan Blommendael.<br />

| fig 2.18 | Fragment kaart<br />

Elsh<strong>of</strong>f 1722. Bosgebieden op<br />

het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />

38 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

loosd en niet op tijd verjongd. De overmatige<br />

wildstand, met name die van konijnen is hiervan<br />

een van de oorzaken. <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> past<br />

hiermee in het algemene patroon in Nederland<br />

en zelfs West­Europa. 41<br />

De boscomplexen die werden gevonden zijn op<br />

de kaarten uit de 17 e en 18 e eeuw duidelijk te<br />

zien. <strong>Het</strong> zijn er eigenlijk maar twee:<br />

• het Oude Hout, dat zich uitstrekte tot aan de<br />

grens met het Ginkelse Veld, liep ten noorden<br />

langs Nieuw Reemst. De wal die daar loopt<br />

was er vermoedelijk niet in 1722. Wat omvang<br />

betreft is het eeuwen lang vrijwel gelijk<br />

gebleven. Pas tussen 1912 en 1931 is het<br />

westelijk deel gekapt. Ten noorden van Nieuw<br />

Reemst zijn er nog restanten van te zien.<br />

• een complex op de Valenberg, langs de weg<br />

naar Arnhem.<br />

Bij beide complexen wordt nu een wal aangetr<strong>of</strong>fen,<br />

maar het is niet duidelijk <strong>of</strong> die wal er in de<br />

18 e eeuw ook al was. Op de kaart is hij niet te<br />

zien. In 1722 strekte dit complex zich ho<strong>of</strong>dzakelijk<br />

ten oosten van de weg naar Arnhem uit van<br />

de Kelderbergen tot het punt waar de weg de<br />

grens vrijwel raakt.


Aan het eind van de 18 e eeuw, voor de start van<br />

het nieuwe beleid, was daar veel van verdwenen.<br />

Aan de westkant was er nieuw bos bijgekomen.<br />

De grenzen van deze bosgebieden waren in 1722<br />

natuurlijke grenzen. Voor het complex bij Mossel<br />

waren dat aan de zuidkant de Kelderbergen en<br />

voor het complex van het Oude Hout waren dat<br />

de heuvels van de Westerbergen in de richting<br />

van Oud Reemst. De natuurlijke omstandigheden<br />

van het tussenliggende gebied zijn er ook<br />

niet naar om daar goed bos te verwachten.<br />

> In het veld<br />

De beide boscomplexen zijn nog goed terug te<br />

vinden. Opvallend is dat toen de kaart gemaakt<br />

werd er geen hoge zandheuvels aan de westkant<br />

van Nieuw Reemst zijn getekend. Die zijn later<br />

ontstaan.<br />

De vraag naar de bereikbaarheid van die bossen<br />

is niet onbelangrijk. Om de bossen te kunnen<br />

exploiteren moest het gekapte hout afgevoerd<br />

kunnen worden. Voor het Oude Hout was dat<br />

waarschijnlijk gewoon de handelsweg naar<br />

Deventer, die juist ten zuiden van het Oude<br />

Hout liep. Voor het complex bij Mossel zal dat<br />

de oude Wekeromse weg geweest moeten zijn.<br />

Bonnema wijst er op dat de afgelegen ligging<br />

leidt tot lagere houtprijzen. 42<br />

Een grote stille heide?<br />

<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> was dus niet een grote stille<br />

heide, laat staan een ongerept natuurgebied.<br />

Van natuurgebieden had nog niemand gehoord.<br />

Landbouw, bosbouw en jacht hadden hun<br />

weerslag op de toestand van het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />

De schaapskudden verarmden de bodem en de<br />

schapenhoeven trapten de dunne begroeiing<br />

los zodat, met name in het voorjaar en in droge<br />

winters het risico voor verstuiving steeds groter<br />

werd. Voor de schaapskooien en wegen werd<br />

gegraven naar zand en grind. Konijnen, herten<br />

en misschien zwijnen tastten bomen en struiken<br />

aan. Karren ploegden door het mulle zand. Hout<br />

werd afgevoerd.<br />

<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> was tegen het eind van de<br />

18 e eeuw toe aan rust, misschien zelfs wel aan<br />

recreatie.<br />

| afb 2.16 | Restanten hakhout<br />

ten oosten van de oude<br />

Wekeromse Weg.<br />

Noten<br />

[41] Bonnema, <strong>Het</strong> <strong>Planken</strong><br />

<strong>Wambuis</strong>. p. 46.<br />

[42] Bonnema, <strong>Het</strong> <strong>Planken</strong><br />

<strong>Wambuis</strong>. p. 14.<br />

39


Noten<br />

[43] Bouwer, Klaas, Tot pr<strong>of</strong>ijt en<br />

genoegen. p. 233<br />

[44] Bierens de Haan, J.C.,<br />

Rosendael. p. 176.<br />

[45] Bonnema, <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

p. 46.<br />

40 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

3| Een andere tijd (1780-1940)<br />

Tegen het eind van de 18 e eeuw was het accent dat gelegd werd op de jacht voorbij.<br />

De stadhouders Willem IV en met name Willem V, hadden er nauwelijks meer interesse<br />

in. In hun kielzog verlegde ook de adel – op een enkeling na – op de Veluwe zijn<br />

belangstelling. <strong>Het</strong> bezit kwam na het overlijden van Petronella van Hoorn in 1764 aan<br />

neef Assueer Jan Torck (1733­1793) en zijn vrouw Eusebia Jacoba de Roode van Heeckeren<br />

(1740­1793).<br />

Assueer Jan bekleedde niet de vele ambten die<br />

zijn familie voor hem bekleed hadden. Hij had<br />

het meest plezier in het ambt van luitenantopperjager,<br />

waarin hij door Willem V benoemd<br />

werd. Willem V wilde eigenlijk de jacht voor elke<br />

gegadigde openstellen, maar Assueer Jan was<br />

daar een fel tegenstander van. Hij was bang dat<br />

de zorgvuldig opgebouwde wildstand daaronder<br />

te veel zou lijden. Bovendien was hij, in een tijd<br />

van politieke woelingen er bang voor dat de<br />

jagende adel in het veld beschoten zou worden<br />

door jagende boeren. 43 Aan de jacht besteedde<br />

hij zoveel aandacht dat zijn gezin en de zorg voor<br />

huis en haard erbij inschoot. Uit het jachtjournaal<br />

dat hij tussen 1777 en 1782 bijhield, blijkt<br />

waar hij op jaagde. Tussen september en november<br />

jaagde hij bijna dagelijks op haas, patrijs, snip<br />

en incidenteel op korhoen hert en ree. Opvallend<br />

is dat er van zwijnen niet wordt gesproken. Zijn<br />

vrouw Eusebia Jacoba bestuurde als hij zijn belangrijke<br />

functie uitoefende, het bezit. Zij ergerde zich<br />

aan haar man die zijn taak zo buitengewoon<br />

serieus nam dat hij bijna niet thuis was en wist<br />

dat puntig te verwoorden in een briefje.<br />

‘Vos enfants, vos gens, vos chiens, vos rossignols<br />

tous se portent bien, et votre femme aussi.<br />

Adieu.’ 44<br />

Aan het eind van de 18 e eeuw was er op de Veluwe<br />

rond Ede opnieuw belangstelling voor aanleg en<br />

herstel van wildwallen. Op de Bruynhorst onder<br />

Ede, dat hij in 1758 kocht, stond een jachthuis.<br />

Dat was in de periode dat Willem V geen belang­<br />

stelling had voor de jacht. Die hoge wildstand<br />

zou dan ook wel eens op het conto van Assueer<br />

Jan geschreven moeten kunnen worden.<br />

Toch is het zo dat het beheer van het <strong>Reemsterveld</strong><br />

onder Assueer Jan Torck begon te veranderen.<br />

Bonnema noemt hem ‘grondlegger van de<br />

bebossing’. 45 Gezien het bovenstaande is het niet<br />

onwaarschijnlijk dat zijn vrouw Eusebia Jacoba<br />

hierbij ook een vinger in de pap heeft gehad.<br />

Maar hoe dan ook, de ontginning van heide tot<br />

dennenbos begint in zijn, Assueer Jans, tijd. Hij<br />

vraagt in 1765 vergunning om de herberg het<br />

<strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> te mogen bouwen en om<br />

lange heide te mogen branden voor de aanleg<br />

van dennenbossen. In 1793 is de eerste verkoop<br />

van dennenhout bij het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>.<br />

Ander beheer<br />

Voor die verandering van beleid moeten speciale<br />

redenen zijn geweest.<br />

Na 1765 kan een geleidelijke toename van de<br />

interesse in de landbouw worden geconstateerd.<br />

De prijzen van landbouwproducten beginnen<br />

door de groeiende bevolking na een lange<br />

depressie weer te stijgen. Die belangstelling<br />

gold niet alleen voor het westen van Nederland,<br />

maar ook voor de zandgronden.<br />

Een stijgende vraag naar brandhout deed de<br />

houtprijzen stijgen en stimuleerde de belangstelling<br />

om woeste gronden te ontginnen en<br />

productief te maken. Er werd begonnen met de<br />

aanleg van dennenbossen en er werd veel nieuw<br />

eikenhakhout aangelegd.<br />

De ontginning van gemeenschappelijke woeste<br />

gronden stuitte op veel weerstand van de<br />

traditionele marken <strong>of</strong> buurten, zoals die op de<br />

Veluwe ook wel werden genoemd. De eigengeerfde<br />

boeren waren immers voor het voortbestaan<br />

van hun bedrijven afhankelijk van die<br />

woeste gronden.<br />

Voor Assueer Jan Torck en andere grootgrondbezitters<br />

golden de bezwaren van de boeren tegen<br />

de ontginning veel minder. Zij konden vrij over<br />

de gronden beschikken en gedeelten ontginnen<br />

als zij dat wilden. Dat zij hierdoor het verpachten<br />

van grond misschien minder aantrekkelijk<br />

maakten was een kwestie van afwegen.


| afb 3.1 | Eusebia de Roode van Heeckeren circa 1793.<br />

Bron: J.C. Bierens de Haan, Groen Hemeltjen.<br />

| fig 3.1 | Zandverstuivingen aangegeven op de kaart van De Man uit 1810. Geel de zandverstuivingen<br />

en binnen de groene randen de dennenbossen.<br />

| afb 3.1a | Foto van het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> in 1925. Bron Fotocollectie Historisch Museum Ede.<br />

41


| afb 3.2 | Pr<strong>of</strong>ielkuil met<br />

restanten van bekribbingen<br />

aan de oostkant van het <strong>Reemsterveld</strong>,<br />

de Pollen.<br />

| afb 3.3 | Wal als windkering<br />

tussen Oude Hout en Oud<br />

Reemst.<br />

42 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>


Assureer Jan was bovendien voor een veel groter<br />

deel afhankelijk van de inkomsten van zijn grondgebied.<br />

Hij had immers veel minder ambten dan<br />

zijn voorgangers. Hij – <strong>of</strong> zij – moest wel aan de<br />

toekomst denken.<br />

Die toenemende belangstelling voor het ‘land’<br />

was niet beperkt tot Nederland, maar gold ook<br />

voor de gidslanden Frankrijk en Engeland en niet<br />

te vergeten de Duitse landen. Kennis en wetenschap<br />

werden in dienst gesteld van economische<br />

ontwikkeling van een land. De grond moest pro­<br />

ductief zijn en die productiviteit moest langs<br />

rationele weg bereikt worden. Daar kwamen ook<br />

nieuwe theorieën voor landbouw en bosbouw<br />

uit voort.<br />

Voor het productief maken van schrale gronden<br />

werden dennen bijzonder nuttig geacht. Weliswaar<br />

gaven ze geen looist<strong>of</strong>fen, zoals eikenhakhout al<br />

snel kon doen. Maar dennen leverden wel rede­<br />

lijk timmerhout al was dat niet van de kwaliteit<br />

van het Scandinavische grenenhout.<br />

Verder leverden dennenbossen ook de ‘boswol’,<br />

dennennaalden als vulling in kussens, dat als<br />

heilzaam werd beschouwd. Bovendien kon er<br />

terpentijn worden gewonnen.<br />

De poten van dennen paste om nog een andere<br />

reden goed in die belangstelling voor de land­<br />

en bosbouw. Dennen werden ook gezien als<br />

middel om de grond te verbeteren. Door het<br />

strooisel dat achterbleef ontstond een laagje<br />

humusrijke bodem. Men verwachtte dat na<br />

verloop van tijd er voldoende humus zou zijn<br />

ontstaan om op landbouw over te kunnen gaan<br />

en dat was nog winstgevender dan bosbouw.<br />

Kortom als middel om zandverstuivingen onder<br />

controle te krijgen en in de toekomst meer<br />

inkomsten te genereren, waren ze bepaald geen<br />

slechte keuze.<br />

De bestrijding van zandverstuivingen en het<br />

aanleggen van dennenbossen moet gezien<br />

worden als twee uitingen van hetzelfde streven:<br />

de grond productief maken en afscheid nemen<br />

van de acceptatie van woeste grond <strong>of</strong> ‘onland’,<br />

zoals het ook wel genoemd werd. 46 Onland<br />

moest land worden.<br />

3.1 Zandverstuivingen<br />

In de loop der eeuwen was de grond van het<br />

<strong>Reemsterveld</strong> zodanig overgeëxploiteerd en<br />

uitgeput geraakt dat de uitbreiding van de<br />

zandverstuivingen echt een probleem begon te<br />

worden. <strong>Het</strong> traditionele landbouwsysteem had<br />

zijn grenzen bereikt.<br />

Veel woorden over de omvang van die zandverstuiving<br />

zijn overbodig wanneer we naar de<br />

kaart van De Man kijken. (fig. 3.1)<br />

Die omvang is in 1810 ronduit dramatisch te<br />

noemen. Als we De Man moeten geloven en<br />

waarom zouden we dat niet doen, is vrijwel het<br />

hele gebied ten noorden van Oud Reemst een<br />

grote zandverstuiving. Van Mossel tot aan de<br />

Pampel, dus het hele Lage Veld werd beschouwd<br />

als zand. Bovendien is er bij Nieuw Reemst een<br />

verbinding gekomen met het Kreelse­ en het<br />

Ginkelse Zand. Aan de noordkant, op het kaart ­<br />

fragment niet meer te zien, is er bijna een ver­<br />

binding tussen het Otterlose­ en Harskamper<br />

zand.<br />

<strong>Het</strong> aantal hectaren dat zandverstuiving was<br />

geworden op het terrein van het <strong>Reemsterveld</strong><br />

is op die kaart ruim 1300 hectare. Die 1300<br />

komen dus in mindering op de 2900 beschikbare<br />

hectaren.<br />

Op de kaart zien we al enkele dennenbosjes.<br />

De oudste daarvan is het Rosendaalse Bosch<br />

uit 1765. Ze zijn strategisch geplaatst. Ze waren<br />

ook nuttig om de wind te breken.<br />

Vanaf het midden van de 18 e eeuw werden<br />

dennen gebruikt om zandverstuivingen in te<br />

perken en vast te leggen. Assueer Jan Torck was<br />

dus een van de eersten die dennenteelt toepaste.<br />

47 Op de kaart van De Man is het niet<br />

goed meer te zien, maar in de Zuidoosthoek van<br />

het <strong>Reemsterveld</strong> was het Ginkelse Zand een<br />

regelrechte bedreiging. Nu nog is te zien welke<br />

invloed het zand aan de oostkant van de huidige<br />

Kruislaan heeft gehad.<br />

<strong>Het</strong> tegengaan van de zandverstuivingen was<br />

dus pure noodzaak. Zonder maatregelen zou<br />

kostbare grond, de basis voor welvaart van een<br />

land, verloren gaan.<br />

Samen met nieuwe, meer rationele ideeën over<br />

landbouw en bosbouw ontstonden er ook<br />

ideeën over het bestrijden van de zandverstuivingen.<br />

Die werden in literatuur vastgelegd,<br />

Noten<br />

[46] Woud, Auke van der, <strong>Het</strong><br />

lege land. De ruimtelijke orde van<br />

Nederland 1798­1848. Amsterdam/Antwerpen<br />

1998.<br />

[47] Bouwer, Klaas, Voor pr<strong>of</strong>ijt<br />

en genoegen. p. 127. Hij geeft<br />

dat de eerst melding uit 1769<br />

van dennencultuur op de<br />

Sijsselt komt.<br />

43


Noten<br />

[48] Martin Hijink, De heilzame<br />

bedoelingen.<br />

[49] Breman en Koop, De Pollen.<br />

Pag 15.<br />

[50] G.C. Spengler, Vastleggen<br />

en opbosschen van duinen en<br />

zandverstuivingen (Ede 1895).<br />

| fig 3.2 | Wal en dennenbosje<br />

als windkering bij Oud Reemst.<br />

44 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

maar kwamen ook uit de praktijk van boeren en<br />

rentmeesters van de grote landgoederen, die<br />

jaarlijks met de problemen van onder gestoven<br />

akkers en wegen te maken hadden.<br />

Een aantal daarvan zijn zeker toegepast op het<br />

<strong>Reemsterveld</strong>. In de loop van de 19 e eeuw<br />

werden ze geleidelijk aan steeds effectiever<br />

gestimuleerd door de Provinciale overheid. 48<br />

• Te denken valt aan het aanleggen van bekribbingen.<br />

Aan de oostgrens van het <strong>Reemsterveld</strong>, op de<br />

huidige zandverstuiving de Pollen zijn er daar<br />

enige van aangetr<strong>of</strong>fen bij pogingen van de<br />

Pollen weer een stuivend zand te maken. Ze<br />

bestonden uit schermen <strong>of</strong> heggen van takken,<br />

vaak dennentakken, die dwars op de heersende<br />

windrichting werden gezet. De schermen op de<br />

Pollen zijn aangelegd rond 1870. Rond 1850<br />

was de gemeentelijke landmeter en wethouder<br />

Horsting actief in het laten aanleggen van<br />

soortgelijke bekribbingen bij het Mosselse<br />

zand. Niet al deze bekribbingen waren effectief<br />

maar mogelijk is een ervan uitgegroeid tot een<br />

lange wal begroeid met dennen tussen het<br />

Lage Veld en de Harderwijkerweg. 49<br />

• Ook werden lange wallen aangelegd en beplant<br />

met bomen <strong>of</strong> struiken. Vaak, maar niet altijd,<br />

dwars op de heersende windrichting.<br />

Tussen het Oude Hout en Oud Reemst is er<br />

een te zien. In 1872 was die wal beplant met<br />

boompjes <strong>of</strong> struiken. De wal lijkt zich voort te<br />

zetten aan de andere zijde van de Harderwijkerweg.<br />

Hij kan gevolgd worden tot aan de<br />

huidige Wildbaanweg. <strong>Het</strong> kleine driehoekje<br />

waarop dennen waren geplant moet ook<br />

gezien worden als windvang voor de aanplant<br />

ten noorden van Oud Reemst.<br />

Een andere lange wal is te zien in het bosgebied<br />

ten noorden van Nieuw Reemst. Hij loopt ten<br />

westen aan de oude Wekeromse weg. Hij moet<br />

bedoeld zijn geweest om de bedreiging vanuit<br />

de Westerbergen tegen te gaan. Dat is niet<br />

helemaal gelukt overigens, want aan de oostzijde<br />

van de wal heeft het zand ook gestoven.<br />

• Verder kan gedacht worden aan het beleggen<br />

van actieve zanden met takken <strong>of</strong> plaggen in<br />

een bepaald patroon. <strong>Het</strong> effect van plaggen<br />

en takken was uit de praktijk al heel lang bekend<br />

en was gemakkelijk toe te passen. Voor gebruik<br />

op grote schaal was er aan het eind van de 19 e<br />

eeuw zelfs een toestel in gebruik dat plaggen<br />

kon steken. 50<br />

• <strong>Het</strong> gebruik van zandhaver (Elymus Arenarius)<br />

was een bekende methode. De wortelstokken<br />

werden door kinderen verzameld en in stukken<br />

met een aantal knopen verdeeld en op vaste<br />

afstanden van elkaar in het zand gestoken.<br />

Zandhaver wordt nog overal gevonden, maar<br />

zandhaver komt ook van nature voor.<br />

• Niet in de laatste plaats was het belangrijk om<br />

de eventuele uitbreiding van zanden zorgvuldig<br />

te monitoren om snel in te kunnen grijpen<br />

wanneer uitbreiding werd geconstateerd.<br />

Daartoe werden er palen aan de randen van de<br />

zanden aangebracht. Zo kon jaarlijks worden<br />

gecontroleerd hoe actief het zand was.<br />

• Verder werd het gebruik van schapen op de<br />

heide – <strong>of</strong> wat daar nog van over was – sterk<br />

aan banden gelegd.<br />

In 1857 was het gebruik van een als schaapsdrift<br />

aan vergunningen gebonden. De driften werden<br />

uitgezet door palen. Een daarvan lag tussen het<br />

Oude Hout en Mossel. Aan het begin van die<br />

toegestane drift is ook nog een put terug<br />

gevonden, 100 meter ten westen van de Pampeltse<br />

weg.


| fig 3.3 | Monitoren van de<br />

zandverstuiving bij Oud<br />

Reemst.<br />

| fig 3.4 | Aanvraag van vergunningen<br />

voor veedriften in 1857.<br />

45


46 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

| fig 3.5 | Heide (paars), zand (geel), lo<strong>of</strong>bos (groen) en dennenbos (blauwgroen) ten noorden van Oud Reemst in 1832.


In het veld<br />

Bekribbingen: op de Pollen en ten westen van de<br />

Harderwijkerweg.<br />

Lange wallen: tussen het Kneukelbos en het bos<br />

ten noorden van Oud Reemst; parallel aan de<br />

oude Wekeromse weg in het dennenbos ten<br />

noorden van Nieuw Reemst.<br />

Kleine dennenbosjes: ten noordwesten van Oud<br />

Reemst<br />

Korte wallen: langs de percelen dennen.<br />

Afgepaalde schaapsdriften: de put op fig. 3.4 is<br />

teruggevonden.<br />

3.2 Aanleg van dennenbossen<br />

<strong>Het</strong> aanleggen van dennenbossen lag dus voor de<br />

hand. De grondeigenaren van het <strong>Reemsterveld</strong><br />

begonnen op plaatsen die het meest bedreigd<br />

werden door verstuiving.<br />

Op de bewerking van de kadastrale kaarten uit<br />

1832 zijn de heide­ en zandgebieden in paars<br />

aangegeven. Heide – eigenlijk schrale begroeiing<br />

met korstmossen, grassen en heide – en<br />

zand, zijn hier in één kleur aangegeven. Onderscheid<br />

werd echter wel degelijk gemaakt. Dat<br />

blijkt uit het verschil in belastingklasse. Puur<br />

zand bracht de minste belasting op.<br />

In groen zijn lo<strong>of</strong>bossen aangegeven. <strong>Het</strong> grote<br />

complex van het Oude Hout is goed te onderscheiden,<br />

evenals een nieuw complex ten noorden<br />

van Oud Reemst. Om dat complex, waarvan de<br />

Harderwijkerweg aan de oostkant passeerde,<br />

was een wal gelegd tegen stuivend zand. Die wal<br />

is nog heel goed te zien. In de noordwesthoek is<br />

hij onder gestoven. In 1872 was deze hoek nog<br />

bedreigd door stuifzand. Toen is daar een klein<br />

dennenbosje aangelegd, waarschijnlijk om de<br />

wind te breken. De wal om dit bosgebied is<br />

gemarkeerd met grote solitaire beuken op de<br />

hoekpunten. (fig. 3.2)<br />

De hakhoutstroken rond de akkers zijn door<br />

de ambtenaren van het kadaster ook als bos<br />

opgenomen.<br />

Ten noorden van Oud Reemst is een groot dennenperceel<br />

aangelegd, in blauw­groen aangeven op<br />

de kaart. Dat zijn de huidige Mosselse dennen.<br />

Wat daar nu nog aan dennen staat, is natuurlijke<br />

opslag uit zaad van die dennen.<br />

Interessant is het kleine dennenperceel ten zuiden<br />

van Oud Reemst. Dat is niet een door stuifzand<br />

bedreigd gebied en als bosgebied snijdt het ook<br />

| afb 3.4 | Restanten van plantgreppels bij Mossel.<br />

47


| fig 3.7 | Hei, zand en lo<strong>of</strong>bos<br />

rond Mossel in 1832.<br />

48 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>


niet veel hout. We moeten dit gebied waarschijnlijk<br />

zien als kwekerij voor plantgoed van dennen.<br />

> In het veld<br />

De grote solitaire beuken ten noorden van Oud<br />

Reemst, de Mosselse dennen, voormalig<br />

dennenperceel ten zuiden van Oud Reemst.<br />

Technieken<br />

Voor het aanleggen van bossen moest eerst de<br />

grond voorbewerkt worden. Dennen hebben een<br />

voordeel ten opzichte van eikenhakhout dat ze<br />

minder eisen stellen aan de grond en dat die<br />

ook minder diep bewerkt hoeft te worden.<br />

Er konden in beginsel twee methoden worden<br />

gebruikt: planten en zaaien.<br />

Bonnema constateert dat de oudere bosopstanden<br />

(in 1962) ‘vrijwel allen geplant (zijn) in plant­<br />

gaten <strong>of</strong> bij aanwezigheid van zware bodembegroeiing<br />

(bosbessen) in gespitte gruppen. Na<br />

verwijdering van de plag (ruwe humus) werd de<br />

grond van gat <strong>of</strong> grup een steek gespit waarna de<br />

zaak een half jaar tot een jaar bleef liggen opdat<br />

er eerst weer ‘gunst’ in de grond zou komen.<br />

Vervolgens werden de dennen dan – meestal in<br />

de herfst – met behulp van … en pen geplant.’ 51<br />

De greppelstructuren die worden aangetr<strong>of</strong>fen<br />

in oudere dennenbossen zullen een restant van<br />

deze plantmethode zijn.<br />

Er werd ook wel regelrecht op het zand <strong>of</strong> in schrale<br />

heide gezaaid met dennenzaad, nadat er eerst<br />

licht was geëgd. Dit gebeurde bijvoorbeeld met<br />

zekerheid langs de zuidgrens na de grote bosbrand<br />

in 1884, maar ook wel op andere plaatsen<br />

waar onbegroeid, maar niet stuivend zand aan<br />

de oppervlakte lag. <strong>Het</strong> zaad werd dan ondergeegd.<br />

Maar ook wel werd vanuit de oppervlakkige<br />

greppels <strong>of</strong> vanuit kuilen zand geworpen zover<br />

men kon werpen. 52 Een goede bosarbeider kon<br />

ongeveer vier meter aan weerszijden bestrooien<br />

met een bats.<br />

| fig 3.6 | Bonnekaart 1874. Plaats waar mogelijk dennen gezaaid zijn.<br />

Noten<br />

[51] Bonnema, <strong>Het</strong> <strong>Planken</strong><br />

<strong>Wambuis</strong>’. p. 48.<br />

[52] Van Oosten Slingeland,<br />

De Sijsselt. p. 83.<br />

49


| fig 3.8 | Fig. Hei en dennenbos<br />

in het zuidelijk deel van<br />

het <strong>Reemsterveld</strong> in 1832.<br />

50 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

> In het veld<br />

Op het Mosselzand is tegen de noordgrens van<br />

het <strong>Reemsterveld</strong> een patroon van ondiepe parallel<br />

lopende greppels aangetr<strong>of</strong>fen op afstanden<br />

van ca 8 m. We gaan ervan uit dat dit patroon bij<br />

het ‘zaaien’ van zand over dennenzaad.<br />

<strong>Het</strong> patroon bevindt zich binnen een opvallende<br />

wal van ca 1,5 m hoog, die momenteel beplant is<br />

met eikenhakhout restanten.<br />

Op nevenstaande, bewerkte kadastrale kaart<br />

staan de lo<strong>of</strong>bossen die in 1832 rond Mossel in<br />

ontwikkeling waren. Ten westen van de oude<br />

Wekeromse weg is heel veel van het bosgebied<br />

uit 1722 verdwenen, maar ten noorden van<br />

Mossel is nieuw hakhout aangelegd. Dat is nu<br />

omgeven door een markante wal en doorsneden<br />

met rechte bospaden van circa 4 m breed.<br />

De oudste dennenaanplant werd gevonden in de<br />

zuidwesthoek van het <strong>Reemsterveld</strong>. In 1850 was<br />

het Ginkelse Zand nog actief en vormde het een<br />

bedreiging voor dit gedeelte van het Veld. Om<br />

die verstuiving tegen te gaan kan een van de<br />

redenen geweest zijn om juist hier te beginnen<br />

met het planten van bos.<br />

Heel vaak werden rond de bospercelen wallen aangelegd.<br />

De reden daarvoor is niet altijd duidelijk.<br />

In veel gevallen kunnen ze nauwelijks een wild­<br />

kerende werking gehad hebben. Misschien zijn het<br />

restanten van grondbewerking. Wellicht waren<br />

ze ook bedoeld voor de schaapherders, die de<br />

schapen uit de jonge aanplant moesten houden.<br />

De eigenaren van het <strong>Reemsterveld</strong> pakten de<br />

heideontginning aan vanaf de zuidkant. Waar<br />

nodig plantten ze dennen en waar mogelijk<br />

lo<strong>of</strong>hout.<br />

Beter dan met woorden kan de ontginning<br />

getoond worden door de serie topografische<br />

kaarten uit de tweede helft van de 19 e en de<br />

eerste helft van de 20 e eeuw achter elkaar te<br />

leggen.


De Dennenkamp ligt nog helemaal geïsoleerd in<br />

de heide, linksboven de ‘P’.<br />

Ten zuiden van de Dennenkamp zijn dennen<br />

geplant. <strong>Het</strong> beukenbos ten noorden van de<br />

Arnhemseweg is aangelegd.<br />

Een gedeelte in de zuidwest hoek van het<br />

<strong>Reemsterveld</strong> is gekapt <strong>of</strong> verloren gegaan.<br />

De erfbeplanting van de Dennenkamp is nog<br />

zichtbaar in het veld.<br />

| fig 3.9 | TMK ongeveer 1850<br />

| fig 3.10 | Bonnekaart In 1874.<br />

| fig 3.11 | Bonnekaart In 1880.<br />

51


| fig 3.12 | Bonnekaart In 1880.<br />

| fig 3.14 | Bonnekaart In 1930.<br />

52 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

| fig 3.13a | Detail met wal.<br />

| fig 3.13 | Bonnekaart In 1906.<br />

De eerste houtverkopen hebben plaatsgehad.<br />

Langs de zuidelijke rand is na de bosbrand van<br />

1880 opslag ontstaan.<br />

<strong>Het</strong> dennenbos is weer ingeplant (<strong>of</strong> ingezaaid)<br />

<strong>Het</strong> gedeelte boven ‘Amsterdamse weg’ bevat<br />

een merkwaardige wal, die mogelijk gemaakt is<br />

om stuifzand tegen te houden.<br />

Er heeft een kleine uitbreiding langs de noordrand<br />

van ontginning plaatsgevonden.


Er is een groot gebied ten noorden van de<br />

Dennenkamp ingeplant evenals een deel ten<br />

zuiden van Nieuw Reemst op de grens met het<br />

Edese gebied.<br />

Uitvoering<br />

<strong>Het</strong> werk van de ontginning werd uitgevoerd<br />

door aannemers uit de omgeving. Zij konden<br />

inschrijven op bepaalde werkzaamheden als<br />

spitten en planten. <strong>Het</strong> plantgoed werd gekocht<br />

<strong>of</strong> kwam van eigen kwekerijen. De oudste lag ten<br />

zuiden van Oud Reemst.<br />

De dagelijkse leiding van het werk en het toe­<br />

zicht op de bossen berustte bij de bosbazen.<br />

Speciaal voor de boswachters was in 1785 het<br />

<strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> gesticht. De boswachters hadden<br />

inkomsten uit het dienstverband met de<br />

eigenaars, maar ook uit de herberg die daar was<br />

gevestigd en uit een klein perceeltje bouwland.<br />

<strong>Het</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> is echter nooit als vol­<br />

waardig landbouwbedrijf bedoeld.<br />

In 1849 woonde daar de 65­jarige Jan Verhoef,<br />

van beroep tapper en zijn 36­jarige zoon Barend,<br />

de boswachter.<br />

Toen de ontginningen in de 19 e eeuw goed op<br />

gang kwamen is de Dennenkamp gesticht aan de<br />

rand van de ontginningen. Ook van de Dennenkamp<br />

was het niet de bedoeling dat het een landbouwbedrijf<br />

zou worden, maar de woning voor<br />

de bosarbeider in residence. Dat was in 1849<br />

Aalbert Gerritsen, 41 jaar oud.<br />

Die bosbazen hadden een belangrijke functie en<br />

een grote terreinkennis. Zij bepaalden in samen­<br />

werking met de rentmeesters wat er in de prak­<br />

tijk moest gebeuren. Boswachter Materman<br />

werkte vanaf 1899 meer dan 50 jaar voor het<br />

<strong>Reemsterveld</strong>. Volgens Bonnema 53 is het aan<br />

hem te danken dat er nog iets van het bos<br />

terecht is gekomen. In het begin van de 20 e<br />

eeuw begonnen de jachtbelangen weer de<br />

overhand te krijgen en werd er minder belang<br />

gehecht aan het onderhoud van het bos.<br />

Bonnema was geen voorstander van de jacht.<br />

<strong>Het</strong> aanleggen van dennenbossen belemmerde<br />

zowel de traditionele landbouw als de uitbreiding<br />

van de zandverstuivingen. In de bossen konden<br />

ook geen schapen toegestaan worden en er mocht<br />

ook geen strooisel uit het bos gehaald worden.<br />

Een landbouwbedrijf had op de hoge Veluwe<br />

geen toekomst meer, tenzij er werd overgeschakeld<br />

op een andere bedrijfsvoering met gebruik<br />

van kunstmest en andere producten.<br />

In 1872 lagen er op het <strong>Reemsterveld</strong> ongeveer<br />

| fig 3.15 | Recente topografische kaart.<br />

| fig 3.16 | Oude Hout in 1874, 109 ha.<br />

| fig 3.17 | Oude Hout in 1931, 45 ha.<br />

472 ha aan dennenbossen, alle in het huidige<br />

<strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>. Dan lagen er ook nog zo’n<br />

220 ha aan lo<strong>of</strong>bossen, ten noorden van Oud<br />

Reemst, rond Mossel en het Oude Hout bij<br />

Nieuw Reemst, nog 110 ha groot in 1872.<br />

Noten<br />

[53] Bonnema, <strong>Het</strong> <strong>Planken</strong><br />

<strong>Wambuis</strong>. Pag. 50.<br />

53


| fig 3.18 | Plaats ‘Schuilevink’ bij het Lage Veld.<br />

| afb 3.5 | Berkenbos, mogelijk bij de ‘Schuilevink’. Foto: A.B. Wigman.<br />

Bron fotocollectie Gemeente Ede.<br />

54 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

<strong>Het</strong> Oude Hout zou wel eens tekenend kunnen<br />

zijn voor het gebrek aan aandacht onder F.J.W.<br />

van Pallandt voor bosbeheer dat Bonnema<br />

constateerde.<br />

Van de 110 ha uit 1872 is in 1930 nog maar 45 over.<br />

Op de kaarten is te zien dat het bos in de<br />

tussenliggende jaren geleidelijk aan dunner<br />

wordt en dat er kale plekken ontstaan. Ten slotte<br />

is in 1931 het hele westelijke gedeelte tot hei<br />

vervallen. <strong>Het</strong> is dus gekapt voor de verkoop aan<br />

Unitas.<br />

In wat er nog van rest treffen we nu een patroon<br />

aan van zeven boswegen, die elk ongeveer<br />

8 meter breed zijn. In het zuidoostelijk gedeelte<br />

zijn een aantal poelen op natte plaatsen gemaakt.<br />

Dit is niet het soort bos dat boswachter Materman<br />

voor ogen gehad zal hebben.<br />

> In het veld<br />

De ontginning van de heide begon aan het eind<br />

van de 18 e eeuw en ging door tot in de 20 e . Ze<br />

startte in de zuidwest hoek. Verschillende<br />

werkwijzen zijn terug te vinden in het veld:<br />

• het planten van dennen in greppels <strong>of</strong> gaten.<br />

• het zaaien van dennen langs de grens van het<br />

veld ten noorden van Mossel.<br />

Aan het eind van de 19 e eeuw kwam het accent<br />

opnieuw op de jacht te liggen. Dit bracht een<br />

verschuiving in het beheer met zich mee, die ten<br />

koste ging van het bosbeheer. De gevolgen<br />

daarvan zijn in het Oude Hout te zien.<br />

Wigman<br />

Op het <strong>Reemsterveld</strong> vinden we nog een zesde<br />

plaats waar bewoning heeft plaatsgevonden. In<br />

de jaren 30 en 40 van de twintigste eeuw heeft<br />

de natuurschrijver ­ zijn naam is al een aantal<br />

malen gevallen ­ A.B. Wigman, een optrekje<br />

gehad aan de rand van het Lage Veld. Hij<br />

noemde het de ‘Schuilevink’. Er is nauwelijks<br />

meer iets van te zien. Bij de plaats van zijn<br />

huisje zijn nog resten van de dakbedekking, de<br />

pomp en een betonnen drinkplaats, waarschijnlijk<br />

voor vogels, aangetr<strong>of</strong>fen.<br />

Wigman was een groot vogelliefhebber.<br />

Daarmee zijn we, vreemd genoeg, terug bij de<br />

plaats aan de rand van dezelfde natte plaats,<br />

waar de oudste bewoning werd aangetr<strong>of</strong>fen.


4| Conclusies<br />

In het <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> zijn<br />

veel elementen te vinden van menselijke<br />

activiteiten over een lange periode.<br />

Die elementen zijn in de voorgaande tekst aan<br />

de orde geweest, met kaarten en foto’s geïllustreerd<br />

en in de tekstkaders onder de titel ‘> In<br />

het veld’ nader uitgelicht.<br />

We kunnen een ho<strong>of</strong>dindeling naar periode van<br />

ontstaan maken van de landschapselementen<br />

die gevonden zijn:<br />

• de elementen uit de prehistorie en de middeleeuwen<br />

en<br />

• de archeologische vondsten.<br />

Elementen uit de late middeleeuwen en vroegmoderne<br />

tijd zijn de elementen die te maken<br />

hebben met de begrenzing van het <strong>Reemsterveld</strong><br />

en met de plaats van het veld op de Veluwe:<br />

de wegenstructuur.<br />

Verder zijn er uit die periode elementen te<br />

vinden die te maken hebben met het agrarisch<br />

bedrijf.<br />

Onder het kopje ‘eigenaars en pachters’ is<br />

aandacht besteed aan de drie enclaves en dan<br />

uiteraard met name gericht op landschapselementen<br />

uit die periode. Deze periode liep uit op<br />

de overexploitatie van het veld.<br />

Van de lange 19 e eeuw zijn elementen van<br />

belang, die zicht geven op de bestrijding van de<br />

zandverstuivingen en van de heideontginning<br />

door de aanplant van dennen.<br />

De 19 e eeuw stond in het licht van het herstel<br />

van de degradatie van het veld, <strong>of</strong> althans de<br />

pogingen daartoe en tevens van het einde van<br />

het traditionele boerenbedrijf.<br />

In de 19 e eeuw heeft er ook geleidelijk aan een<br />

naamsverandering plaatsgevonden.<br />

<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> staat voor het oude gebruik:<br />

landbouw, jacht en leverancier van brandhout.<br />

<strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> staat voor het nieuwe gebruik:<br />

bestrijding van zandverstuiving en aanleg van<br />

dennenbossen en uiteindelijk, in gereduceerde<br />

vorm, tot het natuurgebied dat het nu is.<br />

In de twintigste eeuw zien we de opdeling van<br />

het <strong>Reemsterveld</strong>. Aanvankelijk de verdere<br />

exploitatie als bosgebied en vervolgens, wanneer<br />

het in bezit is gekomen van <strong>Natuurmonumenten</strong>,<br />

de ontwikkeling tot natuurgebied met zijn<br />

eigen landschapselementen. Maar dit valt buiten<br />

het bestek van de gemaakte inventarisatie.<br />

Natuur en cultuur<br />

Vanaf de eerste aanwezigheid van mensen in het<br />

<strong>Reemsterveld</strong> speelde de natuurlijke gesteldheid<br />

een cruciale rol.<br />

Zonder kennis van die gesteldheid konden de<br />

bewoners niet op het <strong>Reemsterveld</strong> wonen.<br />

De sporen van de kleine en grote ingrepen in het<br />

landschap zijn nog op veel plaatsen te vinden.<br />

<strong>Het</strong> is apart om te beseffen dat die sporen voor<br />

de tijdgenoten, vrijwel geen enkele betekenis<br />

meer voor hen hadden, zodra ze hun functie<br />

verloren hadden:<br />

Een grindgat blijft liggen zodra het grind is<br />

afgevoerd.<br />

De wal rond een akker wordt niet meer onderhouden,<br />

wanneer de akker is verlaten <strong>of</strong> prikkeldraad<br />

de veekerende functie overneemt.<br />

Wanneer een weg wordt verhard, zal dat verkeer<br />

aantrekken en heeft dat invloed op het gebruik<br />

van andere wegen in de buurt.<br />

Als een element geen andere functie kan krijgen<br />

blijft het liggen. Wanneer er wel een andere<br />

functie is <strong>of</strong> wanneer er nieuwe elementen<br />

moeten komen, worden ze zonder scrupules<br />

‘overschreven’.<br />

Dat gebrek aan interesse in voorbije elementen<br />

is misschien wel een van de redenen dat er nog<br />

zoveel zijn.<br />

Soms gaat die functieverandering haast onbewust.<br />

Maar soms is er ook een bewuste verandering<br />

van functie. Niet alleen van een element,<br />

maar zelfs van een heel gebied, door de grondbezitters<br />

<strong>of</strong> pachters. <strong>Het</strong> maakt nogal wat uit <strong>of</strong><br />

een gebied primair als landbouwgebied wordt<br />

gebruikt <strong>of</strong> wanneer de ho<strong>of</strong>dfunctie bosbouw <strong>of</strong><br />

jacht is <strong>of</strong> zelfs een natuurgebied wordt.<br />

De elementen in het veld zijn ook sterk beïnvloed<br />

door de wisselwerking met de natuurlijke<br />

ontwikkelingen. Overexploitatie kan niet straffe­<br />

loos plaatsvinden en regeneratie duurt lang.<br />

<strong>Het</strong> ontstaan van de grote ontboste vlakten en<br />

de landschappen met zandverstuivingen zijn<br />

daarvan misschien wel het sprekendste voorbeeld.<br />

Maar ook op de schaal van landschapselementen<br />

is die wisselwerking goed te zien.<br />

De bijzondere plantengroei in aangelegde<br />

bossen, de microklimaatgebiedjes ontstaan<br />

door de aanleg van wallen en in grindkuilen, de<br />

rijke groei van akkeronkruiden op schrale akkers<br />

en de introductie van exoten uit de planten­ en<br />

55


Noot<br />

[54] De criteria en de definiëring<br />

daarvan zijn ontleend aan Anneke<br />

Idzinga, Een methode voor<br />

historisch-geografische waardering.<br />

Onderzoek in opdracht<br />

van <strong>Natuurmonumenten</strong> regio<br />

Gelderland.<br />

56 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

dierenwereld, zijn daarvan een paar voorbeelden.<br />

<strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> kan dan misschien ook het<br />

best gezien worden als een symbiose tussen<br />

natuur en cultuur.<br />

De interactie tussen de natuur en de cultuur<br />

maken dat het landschap leeft.<br />

Veel beheerders van landschappen zien het nu<br />

als hun taak om die levendigheid te laten zien.<br />

Om die cultuurhistorische waarden veilig te<br />

stellen en te beheren zijn er criteria ontwikkeld.<br />

Geleidelijk aan is daarin wel een vorm van<br />

consensus bereikt: 54<br />

Kenmerkendheid <strong>of</strong> ‘de mate waarin een element<br />

het karakter van een landschap bepaalt’.<br />

Informatiewaarde <strong>of</strong> ‘de mate waarin een<br />

element iets vertelt over het (ontstaan) van het<br />

landschap’.<br />

Zeldzaamheid <strong>of</strong> ‘de mate waarin een type<br />

landschapselement in een bepaald gebied<br />

voorkomt in vergelijking met het voorkomen in<br />

een ruimer gebied’.<br />

Gaafheid <strong>of</strong> ‘de mate waarin de historische<br />

ontwikkeling nog in het landschap is af te lezen’.<br />

Herkenbaarheid <strong>of</strong> ‘de mate waarin het landschapselement<br />

nog het verhaal vertelt van de<br />

historische ontwikkeling van het landschap’.<br />

Ensemblewaarde <strong>of</strong> ‘de mate waarin een element<br />

in tijd, ruimte <strong>of</strong> (oorspronkelijke) functie<br />

samenhang vertoont met andere elementen in<br />

het landschap en door deze samenhang een<br />

hogere informatiewaarde krijgt’.<br />

Ouderdom <strong>of</strong> ‘de tijd die is vergaan sinds het<br />

landschapselement in zijn oorspronkelijke vorm<br />

is ontstaan’.<br />

Esthetische waarde <strong>of</strong> ‘de mate waarin het<br />

element gewaardeerd wordt ten aanzien van<br />

schoonheid’.<br />

Belevingswaarde <strong>of</strong> ‘de mate waarin iets een<br />

innerlijke ervaring teweeg brengt’.<br />

Dat zijn heel veel criteria, die ondergebracht in<br />

een model, een mogelijkheid zouden moeten<br />

bieden om te beslissen hoe met de afzonderlijke<br />

elementen kan worden omgegaan: laten liggen,<br />

conserveren, accentueren, restaureren <strong>of</strong><br />

reconstrueren.<br />

Aanbevelingen<br />

<strong>Het</strong> zou wel eens de moeite waard kunnen zijn<br />

om eerst te kijken naar het hele <strong>Reemsterveld</strong>.<br />

<strong>Het</strong> Veld is in zijn oorspronkelijke omvang eigen­<br />

lijk nog heel goed te herkennen. De perioden die<br />

van belang geweest zijn voor de vorming van<br />

het landschap, zijn nog goed te herkennen.<br />

De periode van overexploitatie met zijn open<br />

landschap in het noorden en oosten en de<br />

daarop volgende periode van het terugdringen<br />

van die overexploitatie, met de beboste gebied<br />

in het zuiden, laten dat in het veld zien.<br />

Door te kijken naar die ensemblewaarde, licht<br />

de grens met al zijn elementen plotseling op.<br />

De grensbeuken, berken en eiken, de knikpunten,<br />

die opvallende punten in de geomorfologie<br />

van het <strong>Reemsterveld</strong> zijn en de grenspollen in<br />

het Papendal komen zo in een ander perspectief<br />

te staan. Die elementen verdienen dan ook<br />

accentuering.<br />

Dat geldt ook voor de oude wegenstructuur, die<br />

niet alleen richting gaf aan doortrekkende<br />

reizigers, maar ook aan de inrichting van het<br />

<strong>Reemsterveld</strong> zelf. De plaats van de enclaves en<br />

die van de bosgebieden en de wegen hebben<br />

elkaar beïnvloed. <strong>Het</strong> zou de moeite waard zijn<br />

om extra aandacht te schenken aan de punten<br />

waarop de reizigers zich richtten.<br />

De drie oude enclaves geven informatie over de<br />

manier waarop het landschap tot het begin van<br />

de 19 e eeuw werd gebruikt. <strong>Het</strong> functioneren van<br />

die enclaves bleef niet binnen de wallen rond de<br />

akkers, maar de omringende heide en de natte<br />

weiden, speelden daarin een cruciale rol. De<br />

voortdurende verschraling van de heide door<br />

overexploitatie , heeft het open landschap<br />

gecreëerd dat nu zo op prijs wordt gesteld.<br />

Er zou gekeken kunnen worden in hoeverre die<br />

openheid en diversiteit in het landschap op ­<br />

nieuw tot stand gebracht en geaccentueerd<br />

zouden kunnen worden.<br />

Door een vorm van herstel van landbouw op de<br />

oude landbouwenclaves, compleet met plaggenbemesting<br />

in te stellen, zou die openheid wel<br />

eens op een ‘natuurlijke’ manier tot stand<br />

kunnen komen. De intensieve begrazing door<br />

schapen is daarvan eigenlijk al het begin.<br />

De twee jongere bewoningskernen geven<br />

informatie over de tijd van bestrijding van de<br />

zandverstuivingen en heideontginning. In en<br />

rond de dennenbossen zijn her en der voorbeelden<br />

te vinden die de ontwikkeling van de<br />

bebossing duidelijk maken.


Door accent te leggen op het <strong>Reemsterveld</strong> als<br />

ensemble zal de belevingswaarde van het<br />

<strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> erg versterkt<br />

kunnen worden.<br />

Over de esthetische waarde kun je maar beter<br />

zwijgen en zwijgend kijken. <strong>Het</strong> landschap<br />

spreekt wel voor zich.<br />

Mede door die vanzelfsprekendheid is het zaak<br />

om terughoudend te zijn met reconstructies en<br />

restauraties. Hier en daar accentueren en veel<br />

conserveren doet het meest recht aan de<br />

dynamiek van het landschap. Bovendien is dat<br />

– niet onbelangrijk ­het goedkoopste.<br />

De waarden van het landschap kunnen aan het<br />

publiek ook heel goed gepresenteerd worden<br />

met digitale middelen, excursies en wat dies<br />

meer zij. De illusie van ongereptheid kan<br />

daardoor behouden blijven.<br />

In 2008 verscheen ‘Natuurvisie <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

2008’. <strong>Het</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> wordt daarin<br />

gepresenteerd als ‘een woeste schoonheid’.<br />

<strong>Het</strong> zou geen gek idee zijn om ook een cultuurhistorische<br />

visie te laten verschijnen. De ondertitel<br />

zou van de natuurvisie kan daarin onverkort<br />

gehandhaafd blijven.<br />

In zo’n cultuurhistorische visie zou dan ook een<br />

poging gedaan kunnen worden om de natuurwaarden<br />

en de cultuurhistorische waarden<br />

gezamenlijk, in een model, te beoordelen. Zo<br />

hoeven natuur en cultuur niet langer als concurrenten<br />

op te treden, maar kunnen ze evenwichtig<br />

proberen samen te leven.<br />

57


5| Bijlagen<br />

58 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

1. Overzicht van grondeigenaren.<br />

Eigenaar Periode Effect op landschap<br />

Domeingrond.<br />

Overdracht aan<br />

­1516 Oud Reemst (min 1427).<br />

Mossel (min 1467).<br />

Familie van Scherpenzeel. Verkoop aan: 1516­1579<br />

Familie van Dorth. door huwelijk aan: 1579­1632<br />

Robert van Arnhem (1596­1649) x<br />

1628­1644 Stichting van Nieuw Reemst (1628).<br />

Ermgard van Dorth (1601­1644)<br />

Achteruitgang van berken­eikenbos door overmatige kap,<br />

verwaarloosde verjonging van hakhout en overbeweiding.<br />

Diederik van Arnhem (1639­1656) 1644­1656 Bos is: heide met enige struiken’ in 1632.<br />

Hoge wildstand (konijnen).<br />

Janne Margriete van Arnhem (1635­1721) x 1659­1721 Verpachting boerderijen.<br />

Johan van Arnhem (1636­1716)<br />

Jachtgebied.<br />

Aanleg koningsweg.<br />

Lubbert Adolph Torck(1687­1758) x<br />

1721­1758 Aankoop oostelijk Oud Reemst (1722).<br />

Petronella Wilhelmina van Hoorn (1698­1764) 1758­1764 Verpachting boerderijen.<br />

Jachtgebied.<br />

Hakhoutcomplexen Oude Hout en Valenberg.<br />

Assueer Jan Torck (1733­1793) x Eusebia Jacoba 1765­1793 Stichting herberg <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> (1765).<br />

de Roode van Heeckeren (1740­1793)<br />

Maximale uitbreiding stuifzand.<br />

Eerste dennenbossen: Rozendaalse Bos.<br />

Liefhebber van de jacht.<br />

Reinhardt Jan Christiaan Torck (1775­1810) x<br />

Goswina Geurdina van Neukirchen (1781­1830)<br />

1793­1810 Accent op heideontginning en bestrijding zandverstuiving.<br />

Assueer Lubbert Adolf Torck (1806­1842) x 1810­1843 Komt in bezit van Rosendael.<br />

Louise C.W. Huyssen van Kattendijke (1812­<br />

1843)<br />

Accent op heideontginning en bestrijding zandverstuiving.<br />

Henriette Jeanne Adelaïde Torck (1802­1877) x 1843­1874 Komt in bezit van <strong>Reemsterveld</strong>.<br />

Adolph Werner Carel Willem van Pallandt van<br />

Aanleg van dennenbos ten noorden van Oud Reemst.<br />

Barlham(1802­1874<br />

Uitbreiding dennenaanplant en stichting Dennenkamp.<br />

Aanleg lanen structuur en rechttrekken van wegen.<br />

Uitbreiding van bebossing.<br />

Planten van eik en beuk.<br />

Reinhardt Jan Christiaan van Pallandt (1826­ 1874­1902 Aanleg lanen structuur en rechttrekken van wegen.<br />

1899) x Ada Catherina Torck (1835­1902)<br />

1884 bosbrand zuidelijk deel PW.<br />

Materman, boswachter vanaf 1899.<br />

Frederik Jacob Willem van Pallandt (1860­1932) 1902­1932 Jachtbelangen gaan weer overheersen.<br />

x Constantia Alexine Loudon (1859­1948)<br />

Verkoop gedeelte aan min. Van Oorlog in 1903.<br />

Kap van westelijk deel Oude Hout. Degeneratie van<br />

hakhout tengevolge van konijnenvraat.<br />

Verkoop van oostelijk deel aan Kröller in 1916.<br />

Verkoop <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong> aan Unitas in 1932.<br />

Unitas 1932­1980 Beheerd door Schoutenhuis.<br />

Bouw van boswachterwoning bij Mossel (1936).<br />

Brand van Nieuw Reemst. (1942, (wederopbouw 1945).<br />

Verwoesting van Oud Reemst (1945, wederopbouw 1947).<br />

Verkoop aan Rijkswaterstaat 1936 en 1942.<br />

Verkoop aan Staat der Nederlanden.<br />

<strong>Natuurmonumenten</strong> 1980 ­ heden Beheer als natuurgebied


2. Toponiemen zoals gegeven door ir. Bonnema<br />

| bijlage b.1 | Bonnema.<br />

59


6| Lijst van kaarten en afbeeldingen<br />

Overzicht kaarten<br />

60 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

| fig. 0.1 | <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> op de kaart van<br />

Nicolaes van Geelkercken uit 1632. De Rode<br />

lijnen geven de huidige grenzen van het <strong>Planken</strong><br />

<strong>Wambuis</strong> aan.<br />

| fig. 1.1 | Stuwwallen op de Veluwe. Bron<br />

Maarleveld en Paape.<br />

| fig. 1.2 | Stuifzanden op de Veluwe. Bron Theo<br />

Spek. Kaart Bureau Overland.<br />

| fig 1.3 | Bodems op het <strong>Reemsterveld</strong>. Bron<br />

archeologische verwachtingskaart gemeente<br />

Ede. Bron: archeologische verwachtingskaart<br />

gemeente Ede.<br />

| fig. 1.4 | <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> op de hoogtekaart<br />

van het AHN.<br />

| fig. 1.5 | Mogelijke locaties van nederzettingen<br />

op de Veluwe. Bron: Heidinga, Kootwijk, 164<br />

| fig.1.6 | Kaart op basis van TMK 1850. Aangegeven<br />

de plaatsen waar water <strong>of</strong> natte grond werd<br />

aangetr<strong>of</strong>fen in de omgeving van het Lage Veld.<br />

| fig. 2.1 | Bezittingen van Rosendael op de zuid<br />

Veluwe. Bron: de basis van de kaart is ontleend<br />

aan Demoed, Mandegoed schandegoed.<br />

| fig. 2.2 | Kaart van het Deelense Veld, particulier<br />

bezit.<br />

| fig. 2.3 | De zuidoost grens, <strong>Het</strong> Papendal, op<br />

de kaart van het Deelense Veld van Van Geelkercken<br />

uit 1629.<br />

| fig. 2.4a | Plaats van de poel ten noorden van<br />

de Dennenkamp in 1850 en Fig. 2.4b. op een<br />

recente topografische kaart.<br />

| fig. 2.5 | Kaart van het Ginkelse Veld door<br />

Nicolaas van Geelkercken, 1653.<br />

| fig. 2.6 | <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> door Berend Elsh<strong>of</strong>f<br />

in 1722.<br />

| fig. 2.7 | Overzicht van de grens met de<br />

beuken, eiken en berken.<br />

| fig. 2.8 | Overzicht van wegen en paden op het<br />

<strong>Reemsterveld</strong>.<br />

| fig. 2.9 | Gedeelte van een wegenkaart van de<br />

gemeente Ede met Mosselse Pad als openbare<br />

weg aangegeven. Bron: kaartencollectie<br />

gemeente Ede.<br />

| fig. 2.10a | Reconstructie van het tracé van de<br />

hessenweg over het <strong>Reemsterveld</strong> op de<br />

hoogtekaart en (2.10b.) op de topografische<br />

kaart.<br />

| fig. 2.11 | Locatie voormalige schaapskooi bij<br />

Oud Reemst en resten walsysteem.<br />

| fig. 2.12 | Kaart met alle schaapskooien rond<br />

het midden van de 19 e eeuw.<br />

| fig. 2.13 | Oud Reemst op de kaart van Van<br />

Geelkercken in uit 1629.<br />

| fig. 2.14 | Oud Reemst op de kaart van Elsh<strong>of</strong>f<br />

uit 1722.<br />

| fig. 2.15 | <strong>Het</strong> oostelijk erf van Oud Reemst in<br />

1722. De plaatsen van de beide kooien zijn nog<br />

te zien.<br />

| fig.2.16 | Mossel in 1722 door Elsh<strong>of</strong>f.<br />

| fig. 2.17 | Nieuw Reemst in 1722 door Elsh<strong>of</strong>f.<br />

| fig. 2.18 | Fragment kaart Elsh<strong>of</strong> 1722. Bosgebieden<br />

op het <strong>Reemsterveld</strong>.<br />

| fig. 3.1 | Zandverstuivingen aangegeven op de<br />

kaart van De Man uit 1810. Geel de zandverstuivingen<br />

en binnen de groene randen de dennenbossen.<br />

| fig. 3.2 | Wal en dennenbosje als windkering bij<br />

Oud Reemst.<br />

| fig. 3.3 | Monitoren van de zandverstuiving bij<br />

Oud Reemst.<br />

| fig. 3.4 | Aanvraag van vergunningen voor<br />

veedriften in 1857.<br />

| fig. 3.5 | Heide, zand, lo<strong>of</strong>bos en dennenbos<br />

ten noorden van Oud Reemst in 1832.<br />

| fig. 3.6 | Bonnekaart 469 1874. Plaats waar<br />

mogelijk dennen gezaaid zijn.<br />

| fig. 3.7 | Hei, zand en lo<strong>of</strong>bos rond Mossel in<br />

1832.<br />

| fig. 3.8 | Hei en dennenbos in het zuidelijk deel<br />

van het <strong>Reemsterveld</strong> in 1832.<br />

| fig. 3.9 | TMK ongeveer 1850.<br />

| fig. 3.10 | Bonnekaart In 1874.<br />

| fig. 3.11 | Bonnekaart In 1880.<br />

| fig. 3.12 | Bonnekaart in 1894.<br />

| fig. 3.13 | Bonnekaart In 1906.<br />

| fig. 3.13a | Detail met wal.<br />

| fig. 3.14 | Bonnekaart In 1930.<br />

| fig. 3.15 | Recente topografische kaart.<br />

| fig. 3.16 | Oude Hout in 1874, 109 ha<br />

| fig. 3.17 | Oude Hout in 1931, 45 ha<br />

| fig. 3.18 | Plaats ‘Schuilevink’ bij het Lage Veld.


Overzicht foto’s<br />

| afb. 1.1 | ‘Eilandjes’, bij het Wegje van Wigman<br />

in het Lage Veld.<br />

| afb. 1.2 | mpressie van Kootwijk. De 12 e eeuwse<br />

nederzetting bij Oud Reemst zou er ook zo<br />

uitgezien kunnen hebben. Bron: Bloemers,<br />

Verleden Land.<br />

| afb. 1.3 | Impressie van een hutkom uit Kootwijk.<br />

<strong>Het</strong> grondoppervlak is ongeveer 3 m*3 m.<br />

Dit soort hutkommen zijn ook gevonden in het<br />

oude Oud Reemst. Bron: Bloemers, Verleden<br />

Land.<br />

| afb. 1.4 | De kleine grafheuvel.<br />

| afb 2.1 | Grenspaal bij de oude Wekeromse<br />

weg, geplaatst door het Min. Van Oorlog in<br />

1903.<br />

| afb. 2.2 | Dubbele beukenrij aan de noordgrens<br />

bij Mossel.<br />

| afb. 2.3 | Plaats van een pol op de uitloper van<br />

de Valenberg.<br />

| afb. 2.4 | Verhoging in het Mosselsepad.<br />

| afb. 2.5 | Oude Wekeromse weg ten noorden<br />

van Oud Reemst. De weg is hier bijna een holle<br />

weg te noemen.<br />

| afb. 2.6 | Sporen van karren op het oostelijke<br />

en het westelijke tracé van de Harderwijkerweg.<br />

| afb. 2.7 | De oude postweg bij de zuidgrens van<br />

het <strong>Reemsterveld</strong>. De afstand tussen de grensbeuken<br />

links op de foto en de eik op de wal<br />

rechts is ongeveer 5 meter.<br />

| afb. 2.8 | Koningsweg in oostelijke richting bij<br />

de kruising met de <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>weg.<br />

| afb. 2.9 | Duiker waar de spoorlijn van Wolfheze<br />

naar Deelen de Harderwijkerweg passeerde.<br />

| afb. 2.10 | Doorsnede van een reconstructie<br />

van de wal uit 1773/76 en doorsnede van de wal<br />

bij Oud Reemst uit 1982. bron: Nooren , het<br />

verleden van de houtwallen, 1987.<br />

| afb. 2.11 | De schapen van Aart van de Brandh<strong>of</strong><br />

op de noordflank van de stuwwal bij Oud<br />

Reemst.<br />

| afb. 2.12 | De put op de Puthei. Een eigenaardige<br />

foto uit de glasplatencollectie van de<br />

gemeente Ede. De put is bedoeld om vee te<br />

drenken. Kennelijk had het vee geen toegang<br />

meer tot natuurlijke drinkplaatsen. Fotocollectie<br />

gemeente Ede.<br />

| afb. 2.13 | Grindgaten langs de oude<br />

Wekeromse weg bij Mossel.<br />

| afb. 2.14 | Portretten Lubbert Adolph Torck en<br />

Petronella Wilhemina van Hoorn.<br />

| afb. 2.15 | Stadhouder­koning Willem III,<br />

marmeren buste door Jan Blommendael.<br />

| afb. 2.16 | Restanten hakhout ten oosten van de<br />

oude Wekeromse Weg.<br />

| afb. 3.1 | Eusebia de Roode van Heeckeren circa<br />

1793. Bron: J.C. Bierens de Haan, Groen Hemeltjen.<br />

| afb. 3.1a | Foto herberg het <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

1925, fotocollectie Historisch Museum Ede.<br />

| afb. 3.2 | Pr<strong>of</strong>ielkuil met restanten van bekribbingen<br />

aan de oostkant van het <strong>Reemsterveld</strong>,<br />

de Pollen.<br />

| afb. 3.3 | Wal als windkering tussen Oude Hout<br />

en Oud Reemst.<br />

| afb. 3.4 | Restanten van plantgreppels bij<br />

Mossel.<br />

| afb. 3.5 | Berkenbos bij de ‘Schuilevink’.<br />

61


Bronnen<br />

62 <strong>Het</strong> <strong>Reemsterveld</strong> <strong>of</strong> <strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong><br />

7| Bronnen en literatuur<br />

Nationaal Archief<br />

• Veld om Reems <strong>of</strong>t Rozendaalese Velt. 1632<br />

Nat. Arch. 4 VTHR_4106<br />

Gelders archief<br />

• <strong>Het</strong> Deelensche veld uit 1629, GA 2000­4609<br />

krt 02<br />

• <strong>Het</strong> Deelense Veld, 1653. Particulier bezit<br />

• <strong>Het</strong> Ginkelse Veld, 1653, GA AKV 591<br />

• Nieuw Reemst door Elsh<strong>of</strong>f ca 1721, GA 0409<br />

krt 16c<br />

• Oud Reemst, ca 1725, GA 0409 krt 17<br />

• Mossel, ca 1722 GA 0409 krt 09<br />

Gemeenterachief Ede<br />

• Wegenkaart, kaartencollectie Gemeentearchief<br />

Ede<br />

• Fotocollectie<br />

Historisch Museum Ede<br />

• Fotocollectie<br />

Topografisch Militaire Kaart 1845<br />

Serie Bonnekaarten<br />

Algemeen Hoogtebestand Nederland<br />

Literatuur<br />

Bierens de Haan, J.C., Rosendael, Groen Hemeltjen<br />

op Aerd. Kasteel, tuinen en bewoners sedert<br />

1579. Zutphen 1994.<br />

J.H.F. Bloemers, L.P. Louwe Kooijmans en<br />

H. Sarfatij, Verleden Land. Archeologische<br />

opgravingen in Nederland. Amsterdam 1981.<br />

Bonnema, A.A., Landgoed: ‘<strong>Planken</strong> <strong>Wambuis</strong>’,<br />

bosbedrijfsplan. 1 november 1952 – 1 November<br />

1962. Rhenen z.j.<br />

Boosten, M., e.a. Wallen van de Veluwe: Aandachtspunten<br />

voor beheer en historische<br />

referenties voor diverse waltypen. Wageningen<br />

2010.<br />

Bouwer, K., Voor pr<strong>of</strong>ijt en genoegen. De geschiedenis<br />

van bos en landschap van de Zuidwest<br />

Veluwe. Utrecht 2008.<br />

Breman, G. en P.J.M. Koop, De Hoge Veluwe.<br />

Zandverstuiving ‘De Pollen’. Historisch en<br />

archeologisch onderzoek naar cultuurhistorische<br />

relicten. BAAC rapport 02.104. Deventer 2004.<br />

Breman, G. & P. H<strong>of</strong>man, De Hoge Veluwe in<br />

kaart gebracht. Hoge Veluwereeks 6. Hoenderloo<br />

2009.<br />

Breman, G., ‘De Wildwal tussen Bennekom en<br />

Lunteren.’ In: De Kostersteen, oktober 2010.<br />

Buis, J., Historia Forestis. Nederlandse bosgeschiedenis<br />

I en II. A.A.G. Bijdragen 26 en 27.<br />

Wageningen 1985.<br />

Crans, A. & J. Terlien, Natuurvisie <strong>Planken</strong><br />

<strong>Wambuis</strong> 2008. Een woeste schoonheid.<br />

Rheden 2008.<br />

Demoed, H.B., Mandegoed schandegoed. De markeverdelingen<br />

in oost-Nederland in de 19 e eeuw.<br />

Zutphen 1987<br />

Derks, G.J.M., Oude Handelswegen op de Veluwe.<br />

Historisch-Geografisch onderzoek naar de<br />

hanzewegen, hessenwegen en postwegen.<br />

Gelders Genootschap projectnummer CH-<br />

PROV.6. Arnhem 2012.<br />

Doesburg, J. van, e.a. Beknopte Rapportage<br />

Archeologische Monumentenzorg 22. Een<br />

middeleeuwse nederzetting in het Oud Reemsterzand.<br />

Waardestellend onderzoek in het Park<br />

de Hoge Veluwe in november 2009. Amersfoort<br />

2011.<br />

Heidinga, H.A., De Veluwe in de vroege Middeleeuwen.<br />

Aspecten van de nederzettingsarcheologie<br />

van Kootwijk en zijn buren.


Hijink, M.J., Van Aenstoterbos tot Otterlose Bos.<br />

Over de geschiedenis van het Otterlose Bos.<br />

Historische Berichten Ede nr. 5. Ede 2012.<br />

Hijink, M., De heilzame bedoelingen van koning<br />

Willem I.De bestrijding van de stuifzanden op de<br />

Veluwe na 1800. Over de verordeningen , het<br />

toezicht op en de uitvoering van de maatregelen.<br />

Historische Berichten van de gemeente Ede<br />

deel 2. Ede z.j.<br />

Idzinga, A., Een methode voor historisch-geografische<br />

waardering. toegepast op enkele historische<br />

akkers op de Veluwe, Onderzoek in het kader<br />

van de opleiding Bos- en Natuurbeheer Hogeschool<br />

Larenstein in opdracht van <strong>Natuurmonumenten</strong><br />

regio Gelderland. Velp Apeldoorn<br />

2005.<br />

Kon, D., ‘Grenspalen op de Hoge Veluwe’. In: De<br />

Schouw, juni 1991.<br />

Koster, E.A., 1978. De stuifzanden van de Veluwe;<br />

een fysisch-geografische studie. Amsterdam.<br />

Maarleveld, G.C. & J.C. Pape, Geologie en bodemkunde<br />

van het Nationale Park ‘De Hoge<br />

Veluwe’. Z.p. 1960.<br />

Nooren, M.J., Over het verleden van de Hoge<br />

Veluwe. RIN-rapport 86/8. Arnhem 1986.<br />

Nooren, M.J., Ouderdom en cultuurhistorische<br />

waarden van houtwallen en heggen in Nederland.<br />

RINrapport 81/13. Arnhem 1981.<br />

Nooren, M.J., <strong>Het</strong> verleden van de houtwallen in<br />

het nationale park de Hoge Veluwe. RIN-rapport<br />

87/7. Arnhem 1987.<br />

Oosten Slingeland, J.F. van, De Sijsselt, Een<br />

bijdrage tot de Veluwse bosgeschiedenis.<br />

Wageningen 1958.<br />

Roessingh, H.K., ‘<strong>Het</strong> Veluws inwonertal 1526-<br />

1947 ‘ in AAG-bijdragen 11, Wageningen 1964.<br />

Roessingh, H.K., ‘De veetelling van 1526’ in<br />

AAG-bijdragen 22, Wageningen 1979.<br />

Spek, T., Stuifzanden op de Veluwe. Verborgen en<br />

verdwenen landschappen. Presentatie Hoge<br />

Veluwe, maart 2009.<br />

Stichting Kadastrale Atlas. Kadastrale Atlas<br />

Gelderland 1832. Otterlo. Velp 1999.<br />

Veldhorst, A.D.M., ‘Uit de geschiedenis van het<br />

nationale park ‘De Hoge Veluwe’ verspreide<br />

bijdragen tot de kennis van de bodem van<br />

Nederland.’ In: Boor en spade, 1965.<br />

Werkgroep Landschapsgeschiedenis, <strong>Planken</strong><br />

<strong>Wambuis</strong>. Inventarisatie van cultuurhistorische<br />

elementen in het landschap. Deelrapport Oud<br />

Reemst. Bennekom december 2009.<br />

Woud, A. van der, Een nieuwe wereld. <strong>Het</strong><br />

ontstaan van het moderne Nederland. Amsterdam<br />

2007.<br />

Woud, A. van der, <strong>Het</strong> lege land. De ruimtelijke<br />

orde van Nederland 1798-1848. Amsterdam/<br />

Antwerpen 1998.<br />

63

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!