Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen - Mobiel Vlaanderen

Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen - Mobiel Vlaanderen Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen - Mobiel Vlaanderen

mobielvlaanderen.be
from mobielvlaanderen.be More from this publisher
29.08.2013 Views

dat meer dan de helft van de kinderen (jonger dan 12 jaar) met een ongeschikt beveiligingsmiddel meerijdt. Vooral de oudere kinderen en de kinderen op een hogere categorie van beveiligingsmiddelen worden vaker met een ongeschikt middel beveiligd. Leeftijd blijkt bij de keuze van een beveiligingsmiddel geen geschikte indicator te zijn, lengte en gewicht zijn veel betere parameters. 7.7.3 RIJDEN ONDER INVLOED VAN ALCOHOL Het drinken van alcohol vermindert de rijvaardigheid (Van Vlierden et al., 2004). Alcohol leidt immers tot versuffi ng en slaperigheid. Het gedrag van een persoon wordt variabeler erdoor: op sommige momenten presteert hij zeer goed en vervolgens op dezelfde taak heel slecht. Alcohol heeft ook een groot effect op meer complexe taken waardoor de reactietijd sterk toeneemt. De effecten zijn vergelijkbaar met die van vermoeid rijden. Naast verminderde rijprestaties treedt bovendien een overschatting op van de eigen rijprestaties en tegelijkertijd een onderschatting van moeilijke verkeerssituaties. Het risico op een ongeval neemt signifi cant toe bij een bloedalcoholgehalte (BAG) tussen 0,5 en 0,8 promille. Voor jonge bestuurders neemt het ongevallenrisico reeds sterk toe vanaf een BAG tussen 0,1 en 0,5 promille (Van Vlierden, 2005). De ongevalstypen die gerelateerd worden met alcoholgebruik zijn vergelijkbaar met de ongevallen onder invloed van vermoeidheid. In 2003 werd door het BIVV een aselecte steekproef getest op alcoholgebruik (Vanlaar, 2005). Van de gecontroleerde bestuurders bleek 3,31 % een te hoog alcoholgehalte te hebben. Bijna 70 % van deze bestuurders had een BAG van meer dan 0,8 promille. De overigen zaten tussen 0,5 en 0,8 promille. Voorts bleek dat het aandeel dronken bestuurders signifi cant hoger ligt in weekendnachten (7,68 %). De overige momenten verschillen niet signifi cant van mekaar. Op zaterdagnacht (tussen 22 en 4 uur) bedroeg het aandeel 5,4 %. In 1998 bedroeg dat aantal nog 8,9 % en in 2000 8,4 %. De grote daling tussen 2000 en 2003 is vermoedelijk deels te wijten aan de veranderde onderzoeksmethode. Het zijn niet de jongste bestuurders die het meest rijden onder invloed, maar wel de leeftijdsgroep van 40 tot 54 jaar (Vanlaar, 2005). Niettemin komen alcoholgerelateerde ongevallen het meest voor bij bestuurders tussen 20 en 30 jaar. 7.7.4 OVERDREVEN OF ONAANGEPASTE SNELHEID Onaangepaste snelheid is een belangrijke ongevalsoorzaak. Het is niet gemakkelijk om hier voor Vlaanderen een cijfer op te kleven. In de Staten-Generaal en in de literatuur spreekt men over cijfers rond 30 % (Verlaak, 2003). Onaangepaste snelheid is trouwens niet alleen het overschrijden van de snelheidslimiet, maar ook sneller rijden dan de omstandigheden op een verantwoorde manier toelaten. Vooral dit tweede aspect maakt een objectieve beoordeling moeilijk. In het SARTRE-onderzoek (Drevet, 2004) werden mensen bevraagd over hun snelheidsgedrag. Daarin stelt 27 % dat ze vaak, zeer vaak of altijd te snel rijden op autosnelwegen, op hoofdwegen is dat 17 %, op landwegen nog 13 % en binnen de bebouwde kom ten slotte 12 %. Uit metingen van het BIVV blijkt dat in 2004 ongeveer 27 % (44 % in 2003) van de bestuurders minstens 10 km/u te snel reed op autosnelwegen. Op 90 km/u wegen reed nog 9 % (19 % in 2003) minstens 10 km/u te snel, 23 % (20 %) op 70 km/u wegen, 10 % (16 %) op 50 km/u wegen en 9 % (14 %) op 30 km/u wegen. - 66 - Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen Deel 1 - Probleemanalyse

De Fietsersbond voerde in 2003 snelheidsmetingen uit op wegen met een verschillende snelheidslimiet (www.fi etsersbond.be). De bond kwam tot de vaststelling dat ruim 40 % van de automobilisten sneller reed dan toegelaten. In een zone 30 reed zelfs 81 % van de voertuigen te snel (de gemiddelde snelheid lag op 41 km/u). Bij een snelheidsbeperking van 50 km/u reed nog 44 % van de voertuigen te snel. De Fietsersbond besloot dat hoe sneller op een weg gereden mag worden, hoe minder mensen de limiet overtreden. Dit is in tegenspraak met de bevindingen uit het SARTRE-onderzoek. In combinatie met de metingen van het BIVV lijkt de conclusie dat meer mensen de snelheid overschrijden wanneer een lagere limiet van toepassing is, maar dat ze dit dan in meer beperkte mate doen. Ze rijden dan maar een klein beetje te snel. Uiteraard is een snelheidsoverschrijding met 10 km/u relatief veel zwaarder in een bebouwde kom met een beperking tot 50 km/u dan op een autosnelweg waar 120 km/u gereden mag worden. Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen - 67 - Deel 1 - Probleemanalyse

dat meer dan de helft van de kinderen (jonger dan 12 jaar) met een ongeschikt<br />

beveiligingsmiddel meerijdt. Vooral de oudere kinderen en de kinderen op een<br />

hogere categorie van beveiligingsmiddelen worden vaker met een ongeschikt middel<br />

beveiligd. Leeftijd blijkt bij de keuze van een beveiligingsmiddel geen geschikte<br />

indicator te zijn, lengte en gewicht zijn veel betere parameters.<br />

7.7.3 RIJDEN ONDER INVLOED VAN ALCOHOL<br />

Het drinken van alcohol vermindert de rijvaardigheid (Van Vlierden et al., 2004).<br />

Alcohol leidt immers tot versuffi ng en slaperigheid. Het gedrag van een persoon<br />

wordt variabeler erdoor: op sommige momenten presteert hij zeer goed en vervolgens<br />

op dezelfde taak heel slecht. Alcohol heeft ook een groot effect op meer complexe<br />

taken waardoor de reactietijd sterk toeneemt. De effecten zijn vergelijkbaar<br />

met die van vermoeid rijden. Naast verminderde rijprestaties treedt bovendien een<br />

overschatting op van de eigen rijprestaties en tegelijkertijd een onderschatting van<br />

moeilijke verkeerssituaties.<br />

Het risico op een ongeval neemt signifi cant toe bij een bloedalcoholgehalte (BAG)<br />

tussen 0,5 en 0,8 promille. Voor jonge bestuurders neemt het ongevallenrisico<br />

reeds sterk toe vanaf een BAG tussen 0,1 en 0,5 promille (Van Vlierden, 2005). De<br />

ongevalstypen die gerelateerd worden met alcoholgebruik zijn vergelijkbaar met de<br />

ongevallen onder invloed van vermoeidheid.<br />

In 2003 werd door het BIVV een aselecte steekproef getest op alcoholgebruik (Vanlaar,<br />

2005). Van de gecontroleerde bestuurders bleek 3,31 % een te hoog alcoholgehalte<br />

te hebben. Bijna 70 % van deze bestuurders had een BAG van meer dan<br />

0,8 promille. De overigen zaten tussen 0,5 en 0,8 promille. Voorts bleek dat het<br />

aandeel dronken bestuurders signifi cant hoger ligt in weekendnachten (7,68 %). De<br />

overige momenten verschillen niet signifi cant van mekaar. Op zaterdagnacht (tussen<br />

22 en 4 uur) bedroeg het aandeel 5,4 %. In 1998 bedroeg dat aantal nog 8,9 %<br />

en in 2000 8,4 %. De grote daling tussen 2000 en 2003 is vermoedelijk deels te<br />

wijten aan de veranderde onderzoeksmethode. Het zijn niet de jongste bestuurders<br />

die het meest rijden onder invloed, maar wel de leeftijdsgroep van 40 tot 54 jaar<br />

(Vanlaar, 2005). Niettemin komen alcoholgerelateerde ongevallen het meest voor<br />

bij bestuurders tussen 20 en 30 jaar.<br />

7.7.4 OVERDREVEN OF ONAANGEPASTE SNELHEID<br />

Onaangepaste snelheid is een belangrijke ongevalsoorzaak. Het is niet gemakkelijk<br />

om hier voor <strong>Vlaanderen</strong> een cijfer op te kleven. In de Staten-Generaal en in<br />

de literatuur spreekt men over cijfers rond 30 % (Verlaak, 2003). Onaangepaste<br />

snelheid is trouwens niet alleen het overschrijden van de snelheidslimiet, maar ook<br />

sneller rijden dan de omstandigheden op een verantwoorde manier toelaten. Vooral<br />

dit tweede aspect maakt een objectieve beoordeling moeilijk.<br />

In het SARTRE-onderzoek (Drevet, 2004) werden mensen bevraagd over hun snelheidsgedrag.<br />

Daarin stelt 27 % dat ze vaak, zeer vaak of altijd te snel rijden op<br />

autosnelwegen, op hoofdwegen is dat 17 %, op landwegen nog 13 % en binnen<br />

de bebouwde kom ten slotte 12 %.<br />

Uit metingen van het BIVV blijkt dat in 2004 ongeveer 27 % (44 % in 2003) van de<br />

bestuurders minstens 10 km/u te snel reed op autosnelwegen. Op 90 km/u wegen<br />

reed nog 9 % (19 % in 2003) minstens 10 km/u te snel, 23 % (20 %) op 70 km/u<br />

wegen, 10 % (16 %) op 50 km/u wegen en 9 % (14 %) op 30 km/u wegen.<br />

- 66 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!