Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen - Mobiel Vlaanderen
Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen - Mobiel Vlaanderen
Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen - Mobiel Vlaanderen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong><br />
<strong>Vlaanderen</strong>
COLOFON<br />
SUPERVISIE<br />
Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken<br />
Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW)<br />
Afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid (BMV)<br />
Graaf de Ferrarisgebouw<br />
Koning Albert II-laan 20 bus 2<br />
1000 Brussel<br />
Tel: 02/553 71 24<br />
Fax: 02/553 71 08<br />
E-mail: info@mow.vlaanderen.be<br />
INHOUDELIJKE VOORBEREIDING<br />
Steunpunt Verkeersveiligheid en Instituut voor Mobiliteit (IMOB) – Universiteit Hasselt<br />
ADVIES<br />
Vlaams Forum Verkeersveiligheid en MORA<br />
LAY-OUT<br />
Lidia Defossez – Digitale Drukkerij Facilitair Management Vlaamse overheid<br />
FOTOGRAFIE KAFT<br />
Joannes Swinnen – Departement Mobiliteit en Openbare Werken Vlaamse overheid<br />
REVISIE<br />
CIBE centrum voor overheidscommunicatie vzw<br />
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER<br />
ir. Fernand Desmyter<br />
Secretaris-generaal<br />
Departement Mobiliteit en Openbare Werken<br />
DEPOTNUMMER<br />
D/2008/3241/095
VERKEERSVEILIGHEIDSPLAN VLAANDEREN
VOORWOORD<br />
Verkeersveiligheid is een thema dat de voorbije jaren heel wat emoties heeft losgeweekt.<br />
Verkeersongevallen zijn tragische gebeurtenissen die vaak onnoemelijk<br />
menselijk leed veroorzaken.<br />
Verkeer en verkeersveiligheid zijn belangrijk voor de Vlaming, dat blijkt ook uit heel<br />
wat onderzoeken: als in enquêtes gevraagd wordt naar de voornaamste bronnen<br />
van onveiligheidsgevoelens bij de bevolking blijkt verkeer keer op keer de kroon<br />
te spannen, zelfs vòòr klassieke vormen van criminaliteit zoals geweld, drugs en<br />
diefstallen.<br />
Maar verkeersveiligheid is niet enkel belangrijk omdat het in de belangstelling staat.<br />
Er zijn – helaas – nog steeds goeie redenen waarom de inspanningen die er in<br />
<strong>Vlaanderen</strong> de voorbije jaren zijn gebeurd, moeten verdergezet worden. Op 10<br />
jaar tijd hebben in <strong>Vlaanderen</strong> 7 500 mensen hun leven gelaten in het verkeer. Dat<br />
is een groot dorp. In de leeftijdsgroep van de 15 tot 65-jarigen is het aantal verloren<br />
levensjaren door verkeersongevallen nog steeds groter dan de verloren levensjaren<br />
door andere oorzaken zoals kankers of hartziekten.<br />
Critici redeneren vaak dat een zeker niveau van verkeersonveiligheid nu eenmaal<br />
onvermijdbaar is. In één adem lijken ze dan ook te zeggen dat een samenleving<br />
zich goedschiks of kwaadschiks moet neerleggen bij zoveel ongevallen die elk jaar<br />
gebeuren en bij zoveel doden en gewonden die daarbij vallen. Om twee redenen<br />
is deze stelling echter onjuist. Ten eerste is vooruitgang wel degelijk mogelijk. In<br />
2006 vielen in <strong>Vlaanderen</strong> 540 verkeersdoden. In 1990 waren er dat nog meer dan<br />
1100, in 1980 nog bijna 1400. Er is de afgelopen decennia dus wel degelijk een<br />
serieuze vooruitgang geboekt. Een aantal beleidsmaatregelen heeft daar zeker toe<br />
bijgedragen. Ten tweede is het zo dat er nog steeds landen en regio’s zijn die het<br />
op het vlak van verkeersveiligheid veel beter doen dan <strong>Vlaanderen</strong> en België. Die<br />
landen (bijvoorbeeld Nederland en het Verenigd Koninkrijk) liggen zelfs behoorlijk<br />
dicht bij ons en hebben evengoed welvarende economieën. Wat zij kunnen moeten<br />
wij, mits een aantal inspanningen, dus ook kunnen.<br />
Verkeersveiligheid is maakbaar, laat er ons dus vooral werk van maken. Dat is meteen<br />
de grondgedachte achter dit verkeersveiligheidsplan. Als alle neuzen in dezelfde<br />
richting wijzen kunnen we reële vooruitgang boeken. Als verantwoordelijk minister<br />
wil ik mij engageren om dit plan op zoveel mogelijk punten in concrete beleidsdaden<br />
om te zetten.<br />
Deze beleidsvisie is het resultaat van de inspanning van vele mensen. De voorbereidende<br />
teksten werden aangeleverd door het Steunpunt Verkeersveiligheid en de Universiteit<br />
Hasselt. Ze werden besproken in een werkgroep met ambtenaren, onderzoekers<br />
en kabinetsmedewerkers. Vervolgens werd het plan voor advies overgemaakt en<br />
besproken in het Vlaams Forum Verkeersveiligheid waarin tal van relevante actoren<br />
en middenveldorganisaties zijn opgenomen. Mijn dank gaat naar iedereen die aan<br />
het totstandkomen van dit plan heeft meegewerkt.<br />
Kathleen Van Brempt<br />
Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke kansen<br />
- 2 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Algemene inleiding
LEESWIJZER<br />
INLEIDING<br />
Het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> bestaat uit twee delen: een probleemanalyse<br />
(deel 1) en een beleidsvisie (deel 2) met bijbehorend maatregelenpakket.<br />
Deel 1 illustreert met cijfermateriaal waar de problemen op gebied van verkeersveiligheid<br />
liggen.<br />
In deel 2 wordt een beleidsvisie ontwikkeld op de gewenste evolutie van de verkeersveiligheid<br />
in de toekomst. Vervolgens wordt een aantal groepen van maatregelen<br />
geselecteerd die moeten toelaten om de gewenste doelstellingen te behalen.<br />
Op basis van een aantal criteria wordt vervolgens een aantal maatregelen geselecteerd<br />
en uitgewerkt in de vorm van maatregelfi ches die de te nemen maatregelen<br />
gedetailleerd beschrijven. Deze fi ches zijn als bijlage toegevoegd.<br />
In 2007 bleek vanuit verschillende invalshoeken nood aan een geactualiseerde<br />
probleemanalyse en beleidsvisie op gebied van verkeersveiligheid.<br />
Het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> van 2001 formuleerde verschillende doelstellingen:<br />
- beheersen van de mobiliteit;<br />
- terugdringen van milieuvervuiling en milieuhinder;<br />
- garanderen van de bereikbaarheid en de leefbaarheid van steden en dorpen;<br />
- verhogen van de verkeersveiligheid.<br />
Vijf jaar na de opmaak van het mobiliteitsplan is de situatie gewijzigd en dienen de<br />
doelstellingen van het mobiliteitsplan geëvalueerd en zo nodig bijgesteld te worden.<br />
Het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> focust zich op één van deze doelstellingen.<br />
Het Vlaams <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> bepaalt het verkeersveiligheidsbeleid in <strong>Vlaanderen</strong><br />
in de volgende jaren. Het gaat uit van de bevoegdheden van de Vlaamse<br />
overheid maar geeft ook aanzetten voor een geïntegreerde aanpak van de verkeersveiligheid,<br />
door het formuleren van een visie over aspecten zoals verkeerswetgeving<br />
waarvoor <strong>Vlaanderen</strong> niet of slechts gedeeltelijk bevoegd is.<br />
In 2001 ging het Steunpunt Verkeersveiligheid van start in het kader van het onderzoeksprogramma<br />
“Steunpunten voor beleidsrelevant onderzoek” van de Vlaamse<br />
overheid. De onderzoeksresultaten en de opgedane kennis bij het Steunpunt vormden<br />
interessante nieuwe kennis en bruikbare input bij de opmaak van het Vlaams<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong>.<br />
In 2000 werd ook het Vlaams Overlegforum Verkeersveiligheid boven de doopvont<br />
gehouden. Dit overlegforum groepeerde private en publieke actoren. Zijn<br />
taak bestond erin om reeds naar voren geschoven maatregelen te toetsen op hun<br />
haalbaarheid op het terrein. In 2002 voltooide het zijn eindverslag (VSV, 2002).<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 3 -<br />
Algemene inleiding
In 2004 werd in de schoot van de Vlaamse Stichting Verkeerskunde het Vlaams<br />
Forum Verkeersveiligheid opgericht als opvolger van het vroegere overlegforum. Het<br />
Vlaams Forum fungeerde bij de opmaak van het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> als klankbord<br />
en adviesorgaan.<br />
Dit nieuwe <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> vertrekt van de probleemanalyse van de verkeersveiligheid<br />
in <strong>Vlaanderen</strong>. Deel 1 van het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> doet verslag<br />
van de resultaten van deze analyse.<br />
Daarop voortbouwend biedt deel 2 een geactualiseerde beleidsvisie op verkeersveiligheid<br />
in <strong>Vlaanderen</strong>, met de formulering van kwantitatieve doelstellingen tot 2015.<br />
Deze beleidsvisie moet in de volgende jaren het referentiekader voor het verkeersveiligheidsbeleid<br />
worden. Voorbeelden uit binnen- en buitenland leren dat een<br />
coherent beleidskader een belangrijke voorwaarde is voor een succesvol beleid.<br />
Verkeersveiligheid is een continu proces, waar permanent onderzoek noodzakelijk<br />
is om maatregelen te onderbouwen. Dit belet niet dat we nu al maatregelen kunnen<br />
en moeten nemen, die later geëvalueerd en bijgesteld zullen worden op basis van<br />
nieuwe inzichten. Afsluitend presenteert dit plan een pakket van maatregelen.<br />
- 4 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Algemene inleiding
SAMENVATTING<br />
Het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> omvat twee delen. In het eerste deel worden<br />
de probleemvelden op het vlak van verkeersveiligheid cijfermatig aangetoond.<br />
Het tweede deel beschrijft de beleidsvisie en stelt concrete beleidsmaatregelen voor.<br />
Deel 1: probleemanalyse verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong><br />
In het eerste stuk geven we algemene evoluties, trends en prognoses. Het aantal<br />
dodelijke en zware ongevallen in <strong>Vlaanderen</strong> nam fors af sinds 1973. Hoewel deze<br />
trend zich naar verwachting ook in de komende jaren zal doorzetten, leren prognoseberekeningen<br />
dat bij ongewijzigd beleid de vooropgestelde doelstelling (maximaal<br />
375 verkeersdoden in 2010) niet bereikt zal worden. Bijkomende inspanningen<br />
zijn dus noodzakelijk.<br />
Het tweede stuk situeert het verkeersveiligheidsniveau in <strong>Vlaanderen</strong> in de wereld.<br />
Hoewel <strong>Vlaanderen</strong> goed scoort in België, blijft het een zeer middelmatige leerling<br />
in Europa. Wanneer we <strong>Vlaanderen</strong> vergelijken met beter presterende landen (in de<br />
eerste plaats Nederland, Verenigd Koninkrijk en Zweden) zien we dat het risico om<br />
het leven te laten bij een verkeersongeval in <strong>Vlaanderen</strong> toch nog steeds ongeveer<br />
twee keer hoger is dan in deze landen.<br />
Het derde stuk omvat de analyses van de verkeersveiligheid op basis van de NISgegevens.<br />
Hier worden een aantal ongevalsfactoren blootgelegd. Terwijl automobilisten<br />
in absolute termen het vaakst zijn betrokken in ongevallen, lopen motorrijders<br />
het grootste risico. Terwijl voor andere categorieën van weggebruikers de ongevallenbetrokkenheid<br />
daalt, zien we voor motorrijders en inzittenden van lichte vrachtwagens<br />
een aanzienlijke stijging. Het sterk toegenomen aantal motorrijders en lichte<br />
vrachtwagens in het verkeer speelt daarbij zeker een rol. Niettemin gaat het om een<br />
evolutie die nauwgezette opvolging vraagt.<br />
Ongeveer 20 % van alle geregistreerde ongevallen zijn eenzijdige ongevallen<br />
waarbij slechts één weggebruiker betrokken is. Deze ongevallen zijn gemiddeld<br />
ernstiger dan ongevallen waarbij meerdere weggebruikers betrokken zijn. Bij ongevallen<br />
met meerdere weggebruikers is een auto de meest waarschijnlijke tegenpartij<br />
voor elke weggebruiker.<br />
Ongeveer de helft van alle ongevallen gebeurt binnen de bebouwde kom. Nochtans<br />
valt ruim driekwart van de verkeersdoden te betreuren buiten de bebouwde kom.<br />
Binnen de bebouwde kom zijn meer dan de helft van de doden zachte weggebruikers<br />
(voetgangers en (brom)fi etsers), buiten de bebouwde kom zijn meer dan 60 %<br />
van de doden auto-inzittenden. Kruispunten stellen dan weer een bijzonder probleem<br />
voor tweewielers. Waar de overige weggebruikers vaker verongelukken op<br />
een wegvak, merken we bij fi etsers en bromfi etsers een gelijke verhouding verkeersslachtoffers<br />
op en buiten een kruispunt.<br />
Het aantal ongevallen neemt toe op autosnelwegen, in tegenstelling tot het aantal<br />
ongevallen op gemeentewegen en genummerde wegen. Deze stijging is het meest<br />
uitgesproken voor motorrijders en lichte vrachtwagens. Autosnelwegen blijven wel<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 5 -<br />
Algemene inleiding
veilige wegen in verhouding tot het aantal afgelegde kilometers.<br />
Jongeren vormen een belangrijk punt van zorg. Bijna de helft van alle verkeersdoden<br />
valt in de leeftijdscategorie tussen 16 en 34 jaar. Daarnaast merken we dat ook<br />
ouderen een verhoogd risico kennen. Dit laatste heeft te maken met de verhoogde<br />
kwetsbaarheid van deze leeftijdsgroep. Voorts valt op dat, ongeacht de vervoerswijze,<br />
beginnende bestuurders telkens een verhoogd ongevalsrisico lopen. Zeer<br />
opvallend hierbij is de hoge piek die bij jonge bromfi etsers optreedt.<br />
Het grootste aantal ongevallen gebeurt tijdens de werkweek in de avondspits, dus<br />
wanneer het verkeer het drukst is. Ook de ochtendspits is duidelijk merkbaar in de<br />
ongevallencijfers. Naast deze spitsuren vallen ook de weekendnachten op, die opvallend<br />
meer ongevallen dan de weeknachten tellen. Algemeen geldt dat ’s nachts<br />
relatief meer ernstige ongevallen gebeuren. Bovendien is het aandeel nachtelijke<br />
ongevallen ook groter op autosnelwegen.<br />
Ook weersomstandigheden oefenen een impact uit op het aantal ongevallen. Bij regen<br />
is er een verhoogd ongevalsrisico. Zeker bij eenzijdige ongevallen wordt vaker<br />
een nat, glad of vuil wegdek aangekruist als ongevalsomstandigheid.<br />
Deel 2: beleidsvisie en maatregelenpakket<br />
Zowel het Zweedse Vision Zero als het Nederlandse Duurzaam Veilig gelden<br />
internationaal als toonaangevende concepten op gebied van verkeersveiligheidsbeleid.<br />
Het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> streeft op lange termijn naar een slachtoffervrij<br />
verkeerssysteem. Elk verkeersslachtoffer is er één teveel. Dit komt overeen met het<br />
Zweedse Vision Zero-concept. <strong>Vlaanderen</strong> onderschrijft de achterliggende visies die<br />
de basis vormen van deze concepten. De prestaties op gebied van verkeersveiligheid,<br />
de beleidsorganisatie en -aanpak in Nederland en Zweden zijn sterk richtinggevend.<br />
Dit <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> neemt de doelstellingen uit het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong><br />
over en integreert ze samen met de heersende internationale verkeersveiligheidsconcepten.<br />
Het ontwikkelen van een samenhangende, duurzame visie op verkeersveiligheid<br />
in <strong>Vlaanderen</strong> zal het beleid in de komende jaren sturen.<br />
Doelstellingen en maatregelen<br />
De evolutie van de verkeersveiligheid tijdens de jongste jaren wordt vergeleken met<br />
de doelstellingen van het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> uit 2001. Een nieuwe doelstelling<br />
voor de volgende jaren (2015) wordt vooropgesteld. De doelstelling van de<br />
Federale Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid, om tegen 2015 maximum 500<br />
doden op de Belgische wegen te tellen, geldt als uitgangspunt.<br />
Een strategisch doel voor <strong>Vlaanderen</strong> is om na 2010 de achterstand ten opzichte<br />
van de veiligste landen verder te verkleinen.<br />
Op basis van een aantal criteria stelt het plan groepen van maatregelen voor die<br />
kunnen toelaten om de gestelde doelstellingen te bereiken.<br />
- 6 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Algemene inleiding
De zes geselecteerde maatregelengroepen zijn:<br />
1. Opleiding en ervaring als solide basis voor elke verkeersdeelnemer.<br />
2. Bevorderen en afdwingen van intrinsiek veilig verkeersgedrag.<br />
3. Een hoogwaardig verkeerssysteem ingebed in een duurzame ruimtelijke<br />
ordening.<br />
4. Een doeltreffend juridisch en organisatorisch kader.<br />
5. Aandacht voor bijzondere doelgroepen.<br />
6. Onderzoek en betrouwbare data als basis voor een doeltreffend beleid.<br />
Bij de uitwerking van de verschillende maatregelengroepen is de klemtoon gelegd<br />
op domeinen waarvoor de Vlaamse overheid beleidsverantwoordelijkheid draagt.<br />
In het belang van een geïntegreerde visie op verkeersveiligheid komen ook maatregelen<br />
aan bod waarvoor de Vlaamse overheid niet of maar deels bevoegd is.<br />
Als bijlage bij dit <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> wordt een aantal te nemen maatregelen<br />
gedetailleerd uitgewerkt in maatregelfi ches. Behalve een beschrijving van de maatregelen<br />
geven de fi ches informatie over aspecten zoals de verwachte effecten van<br />
de maatregel, de doelgroep, de benodigde inzet van middelen, de verantwoordelijken<br />
voor de uitvoering en de verwachte uitvoeringstermijn.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 7 -<br />
Algemene inleiding
- 8 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Algemene inleiding
VERKEERSVEILIGHEIDSPLAN VLAANDEREN<br />
DEEL 1<br />
VERKEERSVEILIGHEID IN VLAANDEREN -<br />
PROBLEEMANALYSE<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 9 -<br />
Algemene inleiding
- 10 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
INHOUDSOPGAVE<br />
INHOUDSOPGAVE ............................................................................... 11<br />
1. INLEIDING ............................................................................... 13<br />
1.1 Opbouw rapport deel 1 ............................................................ 13<br />
1.2 Beperkingen ............................................................................ 13<br />
2. KADER ..................................................................................... 14<br />
2.1 Defi nities ................................................................................. 14<br />
2.2 Verkeersveiligheid als uitdaging ................................................. 16<br />
2.3 Registratie ............................................................................... 17<br />
2.4 Het beschikbare basismateriaal: een knelpunt? ............................ 19<br />
3. HISTORISCHE EVOLUTIE VAN DE VERKEERSVEILIGHEID .............. 20<br />
4. TRENDS EN PROGNOSES ......................................................... 23<br />
4.1 Doelstellingen .......................................................................... 23<br />
4.2 De toekomst als spiegel van het verleden:<br />
wat als de trends zich doorzetten? ............................................. 24<br />
4.3 Ondergrens voor het dodelijk risico? .......................................... 27<br />
4.4 Ontwikkelingen die de trend kunnen beïnvloeden......................... 27<br />
4.4.1 Demografi e ............................................................................. 28<br />
4.4.2 Verplaatsingsgedrag .................................................................. 29<br />
4.4.3 Voertuigtechnologie ................................................................... 29<br />
4.4.4 Effi ciëntieverbeteringen overheid .................................................. 29<br />
4.5 Besluit over trends voor 2010 .................................................... 30<br />
5. VLAANDEREN IN BELGIE EN EUROPA ........................................ 31<br />
5.1 <strong>Vlaanderen</strong> in België ................................................................ 31<br />
5.2 <strong>Vlaanderen</strong> in Europa: op de breuklijn tussen<br />
Noord- en Zuid-Europa? ............................................................ 31<br />
5.2.1 Het onveiligheidsniveau ............................................................. 31<br />
5.2.2 De evolutie .............................................................................. 33<br />
6. REGIONALE VERSCHILLEN IN VLAANDEREN .............................. 35<br />
7. VERKEERSVEILIGHEID DIEPER GEANALYSEERD ........................... 37<br />
7.1 Aard weggebruiker .................................................................. 38<br />
7.1.1 Risico ..................................................................................... 38<br />
7.1.2 Betrokkenen ............................................................................. 40<br />
7.1.3 Evolutie ................................................................................... 40<br />
7.2 Aard ongeval .......................................................................... 41<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 11 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
7.2.1 Eenzijdige ongevallen ............................................................... 42<br />
7.2.2 Meerzijdige ongevallen ............................................................. 44<br />
7.3 Locatie van ongevallen ............................................................. 46<br />
7.3.1 Binnen of buiten de bebouwde kom ............................................. 46<br />
7.3.2 Kruispunt of wegvak .................................................................. 48<br />
7.3.3 Ongevalsrisico per wegtype ....................................................... 50<br />
7.3.4 Plaats van de ongevallen – “gevaarlijke punten” ............................. 54<br />
7.4 Persoonskenmerken .................................................................. 55<br />
7.4.1 Betrokkenheid per leeftijdscategorie .............................................. 55<br />
7.4.2 Betrokkenheid per geslacht ......................................................... 59<br />
7.5 Tijdstip .................................................................................... 60<br />
7.5.1 Maand van het jaar .................................................................. 60<br />
7.5.2 Dag van de week ..................................................................... 62<br />
7.5.3 Lichtgesteldheid ........................................................................ 64<br />
7.6 Ongevalsomstandigheden ......................................................... 64<br />
7.6.1 Weersomstandigheden .............................................................. 64<br />
7.6.2 Staat van de weg ..................................................................... 64<br />
7.7 Menselijk gedrag ..................................................................... 65<br />
7.7.1 Vermoeidheid ........................................................................... 65<br />
7.7.2 Gordeldracht ........................................................................... 65<br />
7.7.3 Rijden onder invloed van alcohol ................................................. 66<br />
7.7.4 Overdreven of onaangepaste snelheid .......................................... 66<br />
8. CONCLUSIES ............................................................................ 68<br />
8.1 Verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong> ............................................... 68<br />
8.2 Aandachtspunten ..................................................................... 68<br />
8.2.1 Aard weggebruiker ................................................................... 68<br />
8.2.2 Aard ongeval ........................................................................... 69<br />
8.2.3 Locatie .................................................................................... 69<br />
8.2.4 Persoonskenmerken ................................................................... 69<br />
8.2.5 Tijdstip .................................................................................... 70<br />
9. GEBRUIKTE AFKORTINGEN ....................................................... 71<br />
10. GERAADPLEEGDE LITERATUUR................................................... 72<br />
10.1 Rapporten en artikels ................................................................ 72<br />
10.2 Websites ................................................................................. 74<br />
- 12 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
1. INLEIDING<br />
1.1 Opbouw rapport deel 1<br />
In een eerste hoofdstuk brengen we een aantal defi nities en vestigen we de aandacht<br />
op een aantal beperkingen van de beschikbare data. De twee volgende<br />
hoofdstukken behandelen de evolutie van de verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Eerst blikken we terug op de voorbije periode. Vervolgens wordt vanuit het verleden<br />
vooruitgeblikt naar de toekomst. Een prognose van het aantal verkeersdoden wordt<br />
opgesteld.<br />
<strong>Vlaanderen</strong> mag dan behoorlijk scoren binnen België, in Europa behoort het niet<br />
tot de beste van de klas. In hoofdstuk 5 bekijken we in meer detail de positie van<br />
<strong>Vlaanderen</strong> ten opzichte van andere regio’s en landen. Hoofdstuk 6 gaat in op de<br />
regionale verschillen.<br />
Hoofdstuk 7 behandelt een aantal aspecten van de verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Wie raakt betrokken in ongevallen? Waar en wanneer gebeuren ze, onder<br />
welke omstandigheden?<br />
Hoofdstuk 8 geeft de belangrijkste bevindingen verkort weer, met vermelding van de<br />
aandachtspunten voor het beleid.<br />
1.2 Beperkingen<br />
De analyses in dit rapport zijn bijna allemaal gebaseerd op de ongevallendata die<br />
het NIS ter beschikking stelt. Dit betekent dat enkel geregistreerde letselongevallen<br />
zijn opgenomen. Het is algemeen geweten dat deze data een vertekening vertonen.<br />
Niet alle ongevalstypen worden immers even goed geregistreerd. Bovendien past<br />
het NIS vanaf 2002 een correctiefactor toe op de verschillende ongevallen. De<br />
wijze waarop deze factor berekend wordt, is vooralsnog echter nog niet tot in detail<br />
bekend. Dit maakt dat we de evolutie vanaf 2002 met de nodige voorzichtigheid<br />
moeten bekijken. Bovendien kunnen er inconsistenties optreden tussen enerzijds<br />
de algemene ongevalsgegevens (waar de correcties worden doorgevoerd) en de<br />
detailanalyses (op het niveau van het individuele ongeval wordt geen correctie<br />
toegepast).<br />
De ongevalsdata hebben bovendien een aantal beperkingen. Ongevalsoorzaken<br />
zijn bijvoorbeeld zeer moeilijk, zo niet onmogelijk, af te leiden uit de beschikbare<br />
data. Daarom legt dit rapport vooral de nadruk op de ongevalsfactoren. Dit zijn de<br />
omstandigheden waarin een ongeval gebeurt of de kenmerken van personen die<br />
erin betrokken zijn. De onderliggende oorzaken, vaak menselijk gedrag, worden<br />
hierdoor onderbelicht. Het feit dat deze menselijke oorzaken slechts summier aan<br />
bod komen, betekent niet dat ze verwaarloosbaar zouden zijn. Integendeel: menselijke<br />
fouten zijn de primaire ongevalsoorzaken. De beperkte aandacht hiervoor is<br />
volledig te wijten aan de ongeschiktheid van de NIS-data om dit na te gaan. Ook<br />
andere bronnen die het probleem voor <strong>Vlaanderen</strong> of België in kaart brengen, zijn<br />
schaars.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 13 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
2. KADER<br />
2.1 Defi nities<br />
ONGEVAL<br />
Van Dale defi nieert verkeersveilig als “waar het verkeer weinig ongelukken veroorzaakt”.<br />
Als dusdanig is verkeersveiligheid gekoppeld aan verkeersongevallen. Het<br />
is ook duidelijk gedefi nieerd als een gevolg van het verkeerssysteem. Verkeer wordt<br />
op zijn beurt omschreven als “het zich bewegen van voertuigen en personen langs<br />
de wegen, tussen plaatsen en streken onderling of binnen een plaats”. Een verkeersongeval<br />
wordt tenslotte “een ongeval in het verkeer, waarbij andere verkeersdeelnemers<br />
zijn betrokken”.<br />
Keymolen (2005) hanteert drie meer expliciete defi nities van een verkeersongeval.<br />
In het verkeersreglement wordt een verkeersongeval omschreven als “een ongeval<br />
dat zich voordoet in het verkeer op de openbare weg en bij het gebruik ervan door<br />
voetgangers, voertuigen, trek-, last- of rijdieren en vee”. Een meer recent arrest van<br />
het Hof van Cassatie omschrijft het begrip als “een wegverkeersongeval waarbij<br />
voetgangers en dieren of middelen van vervoer te land betrokken zijn, die de<br />
openbare weg gebruiken en een dergelijk ongeval dat zich heeft voorgedaan op<br />
terreinen die openstaan voor het publiek en op niet-openbare terreinen die evenwel<br />
openstaan voor een bepaald aantal personen”. Een derde defi nitie die gegeven<br />
wordt, afkomstig uit een politiecursus, stelt dat “een verkeersongeval een plotse en<br />
abnormale gebeurtenis is die schadelijke gevolgen heeft, hetzij lichamelijk, hetzij<br />
op materieel gebied, ofwel beide. Er wordt gesproken van een verkeersongeval<br />
wanneer er ten minste één voertuig in de aanrijding is betrokken”. Ook het BIVV<br />
(2003) spreekt, verwijzend naar de databank van het NIS, slechts van een ongeval<br />
wanneer minstens één voertuig betrokken is.<br />
Verkeersongevallen met lichamelijk letsel zijn ongevallen waarbij om het even welke<br />
weggebruiker is betrokken, hetzij als bestuurder, hetzij als inzittende, hetzij als<br />
voetganger en die, ten gevolge van dat ongeval, uitwendige letsels vertoont of inwendige<br />
verwondingen heeft opgelopen (Keymolen, 2005). Onder lichamelijk letsel<br />
worden verschillende ernstgraden verstaan. Een dode is elke persoon die overleed<br />
ter plaatse of vóór opname in het ziekenhuis. Een dodelijk gewonde daarentegen<br />
is elke persoon die overleed aan de gevolgen van het ongeval en dit binnen de<br />
dertig dagen na datum van dit ongeval, maar die niet is gestorven ter plaatse of<br />
vóór de opname in het ziekenhuis. In dit rapport verstaan we onder ‘doden dertig<br />
dagen’ steeds de doden zowel als de dodelijk gewonden. Een ernstig gewonde is<br />
elke persoon die in een verkeersongeval gewond wordt en wiens toestand zodanig<br />
is dat een opname voor meer dan 24 uur in een ziekenhuis noodzakelijk is. Een<br />
lichtgewonde is elke persoon die in een verkeersongeval gewond wordt en op wie<br />
de bepaling van dodelijk of ernstig gewonde niet van toepassing is.<br />
Voorgaande defi nities gaan allemaal uit van het werkelijk optreden van een ongeval.<br />
Ze handelen over de objectieve verkeersveiligheid. Mensen kunnen het verkeer<br />
ook als onveilig aanvoelen, zonder dat daarom ongevallen gebeuren. Dit is de<br />
subjectieve verkeersveiligheid. Het is het gevoel dat mensen hebben over de veiligheid<br />
ten gevolge van het wegverkeer. Zo geeft overdreven of onaangepaste snelheid<br />
dikwijls aanleiding tot een onveilig aanvoelen van de verkeersomgeving. Ook<br />
- 14 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
ingewikkelde situaties kunnen dat gevoel oproepen, hoewel weggebruikers daar net<br />
voorzichtig zijn.<br />
RISICO<br />
Naast het aantal ongevallen is in verkeersveiligheid vaak sprake van het risico. In<br />
zijn algemeenheid kan risico beschouwd worden als een normering van de onveiligheid<br />
1 . Een expositiemaat of blootstellingsmaat geldt als vergelijkingsbasis. Risico en<br />
ongevalskans worden vaak door elkaar gebruikt. In principe is de ongevalskans het<br />
aantal ongevallen per eenheid van expositie. Het risico is het product van ongevalskans<br />
en de ernst van het ongeval. Risico wordt dan een aantal letsels (doden,<br />
zwaargewonden, lichtgewonden) per eenheid van expositie.<br />
Gangbare expositiematen zijn het aantal inwoners van een regio, het aantal<br />
afgelegde kilometers (eventueel opgesplitst per vervoerswijze), het wagenpark, het<br />
aantal rijbewijshouders, de lengte van het wegennet of de tijd onderweg. Al deze<br />
expositiematen hebben hun bijzonderheden en zijn geschikt voor een bepaald doel.<br />
De gehanteerde risicomaat (of ongevalskans) zal in het verdere verloop van dit rapport<br />
steeds gespecifi ceerd worden. Belangrijk is dat de ongevalmaat en de expositiemaat<br />
op elkaar zijn afgestemd.<br />
1 Dreesen, A. & Cuyvers, R. (2003). Risicoanalyse op basis van wegkenmerken: een literatuurstudie. Steunpuntrapport RA-2003-13.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 15 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 2.1:<br />
VPJ (/1000<br />
PERSOONSJAREN)<br />
LEEFTIJDSGROEP<br />
15-64 JAAR,<br />
MANNEN EN<br />
VROUWEN,<br />
VLAAMS GEWEST,<br />
2000.<br />
Bron: Lammar &<br />
Hens (2003)<br />
2.2 Verkeersveiligheid als uitdaging<br />
In de afgelopen 10 jaar, van 1997 tot 2006, lieten in <strong>Vlaanderen</strong> in totaal 7.448<br />
mensen het leven bij verkeersongevallen. Gemiddeld waren er dat elk jaar 745.<br />
Verkeersongevallen zijn verantwoordelijk voor 1,5 % van het jaarlijkse aantal<br />
overledenen in België. Daarbij blijft het verkeer als doodsoorzaak ver achter bij<br />
de natuurlijke doodsoorzaken (zoals kankers, ziekten van de bloedsomlooporganen,<br />
ziekten van de ademhalingsorganen). Maar in tegenstelling tot die natuurlijke<br />
doodsoorzaken treft het verkeer vooral jonge en actieve mensen. In de groep van<br />
15- tot 29-jarigen is het verkeer zelfs doodsoorzaak nummer één. 2 Omdat verkeersongevallen<br />
in belangrijke mate jonge mensen treft, is het aandeel van verkeersongevallen<br />
in verloren potentiële levensjaren evenwel veel groter (fi g. 2.1).<br />
Wereldwijd vallen jaarlijks naar schatting één miljoen verkeersdoden, waarvan<br />
40.000 in Europa. Het verkeer vormt wereldwijd de 11de doodsoorzaak. De Wereldgezondheidsorganisatie<br />
verwacht dat in het jaar 2020 het verkeer globaal de<br />
derde belangrijkste doodsoorzaak zal worden. 3<br />
Eén op drie van de Europese burgers raakt eens in zijn leven betrokken bij een verkeersongeval<br />
met minstens een lichtgewonde. Niet zonder reden dus wordt verkeersveiligheid<br />
vandaag als een belangrijke uitdaging gezien door verantwoordelijken<br />
op zowat alle beleidsniveaus.<br />
Behalve het menselijke leed genereren verkeersongevallen ook een belangrijke eco-<br />
VERLOREN POTENTIËLE LEVENSJAREN<br />
9<br />
8<br />
7<br />
6<br />
5<br />
4<br />
3<br />
2<br />
1<br />
0<br />
ZELFMOORD<br />
VERVOERSONGEVALLEN<br />
OP HET LAND<br />
LONGKANKER<br />
ISCHEMISCHE<br />
HARTZIEKTEN<br />
CEREBROVASCULAIRE<br />
AANDOENINGEN<br />
ONGEVALLEN<br />
IN DE PRIVÉSFEER<br />
2 Bron: NIS, bevolkingsstatistieken.<br />
3 Peden, M. et al. (2004).World Report on Road Traffi c Injury Prevention. Geneva: World Health Organization.<br />
CHRONISCHE<br />
LEVERLIJDEN / CIRROSE<br />
MANNEN<br />
VROUWEN<br />
BORSTKANKER<br />
- 16 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 2.2:<br />
ONGEVALLENPIRA-<br />
MIDE.<br />
Bron: NIS (<strong>Vlaanderen</strong>,<br />
2005),<br />
Mobiliteitsplan<br />
<strong>Vlaanderen</strong><br />
nomische kost. Zo wordt de economische kostprijs van een verkeersdode geraamd<br />
op bijna 500.000 euro. 4 Andere ramingen komen aan bedragen van minimaal het<br />
dubbele. De Europese Unie raamt de jaarlijkse impact van de verkeersveiligheid op<br />
het bruto nationaal product van de lidstaten op 2 %. 5<br />
2.3 Registratie<br />
Verkeersongevallen zijn slechts het tipje van de ijsberg (fi g. 2.2). Elke seconde worden<br />
ontelbaar veel handelingen verricht in het verkeer. Slechts een beperkt aantal<br />
daarvan geeft aanleiding tot confl icten. Weer een beperkt aandeel hiervan leidt ook<br />
daadwerkelijk tot een ongeval.<br />
Op 1 juli 1990 werd het “analyseformulier voor verkeersongevallen met doden en<br />
gewonden”, ook verkeersongevallenformulier (VOF) of blauw formulier genoemd, in<br />
gebruik genomen (Kinet et al., 2004). Voor ongevallen met enkel stoffelijke schade<br />
dient geen VOF ingevuld te worden. In theorie dient elk verkeersongeval met gewonden<br />
aangegeven te worden bij de politie, die dan een VOF moet opstellen. De<br />
politie vult dit formulier manueel in op basis van het proces-verbaal van het ongeval<br />
en stuurt het voor statistische verwerking naar het NIS. Sinds juli 2001 gebeurt de<br />
gegevensverzameling van de VOF’s voor zowel federale als lokale politie bij de<br />
Directie Telematica van de federale politie. De gegevens over dodelijke ongevallen<br />
566 DODEN<br />
4 437 ZWAARGEWONDEN<br />
36 827 LICHTGEWONDEN<br />
4 ETSC (1997). Transport Accident Costs and the Value of Safety. Brussels: European Transport Safety Council.<br />
5 European Commission (2001). White Paper - European transport policy for 2010: time to decide.<br />
± 500 000 ONGEVALLEN ZONDER LETSEL<br />
? BIJNA-ONGEVALLEN<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 17 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 2.3:<br />
BRONNEN VAN<br />
FOUTEN EN<br />
DATAVERLIES IN DE<br />
OFFICIËLE ONGE-<br />
VALSSTATISTIEKEN.<br />
Bron:(Elvik &<br />
Vaa, 2004)<br />
(doden 30 dagen) worden vervolledigd met een individuele fi che die het parket aan<br />
het NIS overmaakt.<br />
Algemeen wordt aangenomen dat de ongevallenregistratie in offi ciële statistieken<br />
onvolledig is. Bovendien is de onderregistratie selectief (Elvik & Vaa, 2004). Elke<br />
stap in de registratieprocedure geeft aanleiding tot dataverlies (fi g. 2.3).<br />
S TAP IN REGISTRATIEPROCEDURE VERLOREN DATA / FOUTEN<br />
Alle verkeersongevallen<br />
Te registreren ongevallen Niet te registreren ongevallen<br />
Geregistreerde ongevallen Onderregistratie van ongevallen<br />
Niet-geregistreerde data Ontbrekende data<br />
Fouten in geregistreerde data Foutieve data<br />
Niet alle ongevallen worden gemeld bij de politiediensten, enerzijds omdat het niet<br />
nodig is (ongevallen met uitsluitend materiële schade), anderzijds omdat betrokkenen<br />
dat niet nodig achten. Bij een oproep komt de politie trouwens niet altijd ter<br />
plaatse. Dit gebeurt meer naarmate het ongeval minder ernstig is. Daarnaast wordt<br />
soms nagelaten om het registratieformulier over te maken aan het NIS.<br />
Er worden niet gewoon minder ongevallen geregistreerd: de registratie hangt af van<br />
de ongevalskarakteristieken. De registratiegraad is verbonden met het type weggebruiker.<br />
Fietsers en voetgangers zijn ondervertegenwoordigd in de ongevallenstatistieken.<br />
De registratiegraad is eveneens verbonden met het ongevalstype. Eenzijdige<br />
ongevallen (ongevallen waarbij slechts één voertuig betrokken is) worden minder<br />
geregistreerd. Ook de leeftijd beïnvloedt de registratiegraad. Zo blijkt er voornamelijk<br />
een onderregistratie van het aantal kinderen die het slachtoffer worden van een<br />
verkeersongeval. De registratiegraad is ten slotte afhankelijk van de letselernst. Hoe<br />
ernstiger het letsel, des te hoger de registratiegraad.<br />
Ook bij de registratie treden soms fouten op. Zo is het onderscheid tussen lichtgewonde<br />
en zwaargewonde slachtoffers (vanaf opname van 24 uur in een ziekenhuis<br />
spreken we over een zwaargewonde) niet steeds duidelijk voor de betrokken<br />
politiemensen en is foutieve classifi catie mogelijk. Hoewel ze met omzichtigheid<br />
moeten gehanteerd worden, zijn we toch van oordeel dat de beschikbare ongevallencijfers<br />
voldoende betrouwbaar zijn om trends in verkeersveiligheid te herkennen<br />
en te beoordelen.<br />
- 18 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
2.4 Het beschikbare basismateriaal: een knelpunt?<br />
Een gedegen verkeersveiligheidsbeleid is gebaseerd op feiten en op ernstig onderzoek.<br />
Dit onderzoek kan niet zonder de juiste gegevens. Om een volledig beeld<br />
van de verkeersveiligheid te kunnen schetsen zijn zeer diverse data noodzakelijk:<br />
uiteraard ongevallendata, maar ook infrastructuurgegevens, voertuiggegevens,<br />
mobiliteitsdata, bevolkingsgegevens, handhavingsinspanningen, gedragsmetingen<br />
en de kosten die samenhangen met de verschillende maatregelen (Van Hout et al.,<br />
2004). Data zijn beschikbaar bij verschillende publieke instellingen (NIS, Ministerie<br />
van de Vlaamse Gemeenschap, FOD Mobiliteit, politiediensten, …). Globaal<br />
gezien is de kwaliteit en de beschikbaarheid van vele gegevens echter matig voor<br />
het beoogde onderzoek. Dit vormt een ernstige handicap voor het onderzoek naar<br />
de verkeersveiligheid en bemoeilijkt een adequate beleidsmonitoring. Problematisch<br />
is de laattijdige beschikbaarheid van de ongevallengegevens en de fragmentarische<br />
verzameling van infrastructuur- en andere data. Door het invoeren van een nieuw registratiesysteem<br />
voor de ongevallen zouden de ongevallendata in de toekomst sneller<br />
beschikbaar kunnen zijn. Hierdoor kan een verkeersveiligheidsbeleid ook korter<br />
op de bal spelen. Nadeel van een nieuw registratiesysteem is het optreden van een<br />
trendbreuk die niet aan de realiteit gelieerd is, maar te wijten is aan een betere registratie.<br />
Hierdoor kan het aantal geregistreerde ongevallen toenemen zonder dat het<br />
aantal reële ongevallen stijgt. Ook de politiehervorming kan een invloed uitoefenen<br />
op de registratiegraad. Bij de interpretatie van trends dient hiermee rekening gehouden<br />
te worden. Op termijn zal dit effect evenwel opnieuw uitdoven. Ziekenhuisbestanden<br />
kunnen een alternatieve gegevensbron zijn (Lammar & Hens, 2004).<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 19 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
3. HISTORISCHE EVOLUTIE VAN DE VERKEERSVEILIGHEID<br />
FIGUUR 3.1:<br />
VERKEERSDODEN<br />
IN BELGIË (1950-<br />
2005) EN VLAANDE-<br />
REN (1980-2005).<br />
Bron: NIS-BIVV<br />
In België verzamelt het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) de gegevens over<br />
verkeersongevallen aan de hand van het ‘analyseformulier voor verkeersongevallen<br />
met doden of gewonden’ (VOF). De vaststellende politiedienst moet dit invullen bij<br />
elk verkeersongeval met doden of gewonden op de openbare weg.<br />
Ondanks de beperkingen, zoals beschreven in het vorige hoofdstuk, achten we de<br />
gegevens toch voldoende betrouwbaar voor verdere analyses. Figuren 3.1 en 3.2<br />
geven de evolutie weer van het aantal verkeersdoden en zwaargewonde verkeersslachtoffers<br />
in <strong>Vlaanderen</strong> tussen 1980 en 2005. Ter vergelijking worden ook de<br />
cijfers voor België gegeven.<br />
AANTAL DODEN BINNEN 30 DAGEN<br />
3500<br />
3000<br />
2500<br />
2000<br />
1500<br />
1000<br />
500<br />
0<br />
1950 1955 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005<br />
De verkeersveiligheid, uitgedrukt in het aantal doden, nam sterk af met het groeiende<br />
wagenpark na de Tweede Wereldoorlog en bereikte een absolute piek in 1972<br />
met 3.101 doden. Met de oliecrisis kwam een trendbreuk: het aantal doden nam<br />
gestaag af. Het grote aantal ingrijpende wetswijzigingen vanaf begin jaren ‘70 is<br />
daar niet vreemd aan (snelheidsbeperkingen, gordelplicht voorin, invoeren alcohollimiet,<br />
…). Hoewel er een aantal schommelingen zijn, vertoont de curve op langere<br />
termijn een vrij stabiel dalend patroon tot een waarde in 2005 van 1.089 doden<br />
voor België. In 2001 vielen nog 1.486 doden.<br />
In <strong>Vlaanderen</strong> merken we een gelijkaardig verloop. Tegenover 1990 vielen er in<br />
2005 50, 6 % minder doden (een daling van 1.146 naar 566 doden). Tegenover<br />
1999 bedraagt de daling 29,8 %. Tussen 1990 en 2005 bedraagt de gemiddelde<br />
daling van het aantal dodelijke verkeersslachtoffers ongeveer 3,4 % per jaar. Ten<br />
- 20 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
BELGIË<br />
VLAANDEREN
FIGUUR 3.2:<br />
ZWAARGEWONDE<br />
VERKEERSSLACHTOF-<br />
FERS IN BELGIË<br />
(1950-2005)<br />
EN VLAANDEREN<br />
(1980-2005).<br />
Bron: NIS-BIVV<br />
AANTAL ZWAARGEWONDEN<br />
25000<br />
20000<br />
15000<br />
10000<br />
5000<br />
0<br />
1950 1955 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005<br />
opzichte van 1999 merken we een sterkere daling met 5,0 % per jaar.<br />
Het aantal zwaargewonde verkeersslachtoffers daalt eveneens sinds het begin van<br />
de jaren zeventig. In <strong>Vlaanderen</strong> vielen in 2005 58,3 % minder zwaargewonden<br />
dan in 1990 (of 3,9 % per jaar).Tegenover 1999 bedraagt de daling 33,9 % of<br />
5,7 % per jaar.<br />
Figuur 3.3 toont in detail de evolutie van het aantal doden en zwaargewonden in<br />
<strong>Vlaanderen</strong> tussen 1991 en 2005. We merken in die periode een sterk lineaire daling<br />
van het aantal doden en zwaargewonden.<br />
Het geven van een sluitende verklaring voor de verbeterde verkeersveiligheid is niet<br />
eenvoudig omdat heel wat effecten en beleidsmaatregelen elkaar kunnen doorkruisen<br />
of aanvullen. Zonder hun precieze impact te kunnen schatten, kunnen we stellen<br />
dat de volgende factoren in de voorbije decennia een rol gespeeld hebben:<br />
• verbeterde weginfrastructuur (fi etspaden, heringerichte doortochten, verhoogde<br />
inrichtingen, zones 30, voetgangersgebieden, omvorming drie- naar tweestrookswegen,<br />
…);<br />
• verbetering van de veiligheidsvoorzieningen in voertuigen (koetswerk, veiligheidsgordels,<br />
hoofdsteunen, remsystemen, airbags, verplichte technische keuring, …);<br />
• een grotere bewustwording bij de publieke opinie (mee onder invloed van overheidscampagnes<br />
in verband met gordeldracht, alcohol, snelheid, …);<br />
• een reeks wettelijke verplichtingen (dragen van de veiligheidsgordel voorin en<br />
achterin,<br />
invoering van de graduele snelheidslimieten 30-50-70-90-120, verlaagde alcoholpromillegrens,<br />
…);<br />
• de verhoogde handhaving van die wettelijke verplichtingen (controles op snelheid,<br />
alcohol, gordeldracht, rij- en rusttijden, onbemande camera’s, …).<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 21 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
BELGIË<br />
VLAANDEREN
FIGUUR 3.3:<br />
ZWAARGEWONDE<br />
EN GEDODE<br />
VERKEERSSLACHTOF-<br />
FERS VLAANDEREN<br />
(1991-2005).<br />
Bron: NIS<br />
DODEN 30 DAGEN EN ZWAARGEWONDEN<br />
12000<br />
10000<br />
8000<br />
6000<br />
4000<br />
2000<br />
R 2 = 0,9805<br />
0<br />
1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005<br />
- 22 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
4. TRENDS EN PROGNOSES<br />
Gezien de sterke evolutie in het verleden is het weinig waarschijnlijk dat de verkeersveiligheid<br />
in de toekomst dezelfde zal zijn als die van vandaag. Mogelijk zetten sommige<br />
trends uit het verleden zich door in de toekomst. Onder invloed van wijzigende<br />
omstandigheden is het echter ook mogelijk dat trends verzwakken, versterken of zelfs<br />
helemaal worden omgebogen. In dit hoofdstuk worden prognoses gemaakt over de<br />
toekomstige ontwikkeling van de verkeersveiligheid op twee manieren. Ten eerste<br />
worden op basis van historische data projecties gemaakt over de ontwikkeling van<br />
de veiligheid. Ten tweede worden ontwikkelingen in samenleving, verplaatsingsgedrag,<br />
technologie en overheidsoptreden beschreven die mogelijk een rechtstreekse of<br />
onrechtstreekse impact zullen hebben op de verkeersveiligheid.<br />
Hoewel de hier geschetste verwachtingen indicatief van aard zijn en een aantal onzekerheden<br />
bevatten, leveren ze een bruikbaar beeld op over te verwachten ontwikkelingen.<br />
In de toekomst kan de ontwikkeling van geavanceerde prognosemodellen<br />
een hulpmiddel bieden voor het maken van meer precieze kwantitatieve prognoses.<br />
4.1 Doelstellingen<br />
In het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> werden voor 2010 de volgende streefcijfers opgegeven:<br />
• doden + dodelijk gewonden = maximaal 375;<br />
• zwaargewonden = maximaal 3.250;<br />
• doden + dodelijk gewonden < 26 jaar = maximaal 80 à 85;<br />
• lichtgewonden per 100 miljoen voertuigkm = maximaal 57.<br />
In de beleidsnota’s van de verantwoordelijke ministers worden deze doelstellingen<br />
overgenomen.<br />
Deze algemene doelstellingen zijn verder gedetailleerd in een aantal taakstellingen.<br />
De taakstellingen zijn opgedeeld naar wegtype en locatie (binnen of buiten de bebouwde<br />
kom). Deze taakstellingen worden weergegeven in tabel 4.1.<br />
DODEN ZWAARGEWONDEN<br />
1999 2005 2005 2010 2010 1999 2005 2005 2010 2010<br />
AUTOSNELWEGEN 123 -15% 104 -25% 92 699 -15% 594 -25% 524<br />
GENUMMERDE WEGEN<br />
BIBEKO 109 -40% 65 -65% 38 999 -35% 649 -60% 399<br />
BUBEKO 320 -30% 224 -60% 128 2516 -30% 1761 -55% 1132<br />
GEMEENTEWEGEN<br />
BIBEKO 91 -40% 54 -65% 31 1164 -30% 814 -55% 523<br />
BUBEKO 163 -30% 114 -55% 73 1336 -30% 935 -55% 601<br />
TOTAAL 806 (-30%) 561 (-55%) 362 6714 (-29%) 4753 (-53%) 3179<br />
TABEL 4.1: MINIMAAL GEWENSTE REDUCTIES. Bron: Ontwerp Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong><br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 23 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
4.2 De toekomst als spiegel van het verleden: wat als de trends<br />
zich doorzetten?<br />
Nilsson (2004) onderscheidt drie dimensies in verkeersveiligheid:<br />
• blootstelling;<br />
• ongevalskans;<br />
• afl oop.<br />
Het aantal verkeersdoden is uitdrukbaar als het product van de voorgaande drie<br />
dimensies.<br />
VERKEERSDODEN = BLOOTSTELLING X ONGEVALSKANS X AFLOOP<br />
Een probleem is dat de registratiegraad van ongevallen varieert. Hierdoor geven<br />
zowel de ongevalskans als de afl oop niet noodzakelijk op afdoende wijze de verkeersveiligheid<br />
weer, maar zijn ze in belangrijke mate een uiting van de problemen<br />
verbonden aan de ongevallenregistratie. Om hieraan tegemoet te komen, kunnen<br />
de laatste twee factoren samengevoegd worden tot het letselrisico. Het aantal<br />
verkeersdoden wordt het meest nauwkeurig geregistreerd. Het aantal doden in het<br />
verkeer kan binnen deze beschouwing, enigszins vereenvoudigd, bepaald worden<br />
als het product van de blootstelling en het dodelijk risico. De ongevalskans en -ernst<br />
worden samengebracht in één term.<br />
VERKEERSDODEN = BLOOTSTELLING X DODELIJK RISICO<br />
De blootstelling of expositie is de mate waarin iemand een risico loopt. De maat<br />
hiervoor is de hoeveelheid afgelegde kilometers in het verkeer, meestal uitgedrukt<br />
als voertuig- of personenkilometer. Het aantal afgelegde voertuigkilometer in<br />
<strong>Vlaanderen</strong> is spectaculair toegenomen: van iets meer dan 30 miljard in 1985 tot<br />
ruim 50 miljard in 2005. In fi guur 4.1 vinden we een prognose van de evolutie<br />
van het aantal voertuigkilometer tot en met 2020. Uit deze prognose blijkt dat het<br />
aantal voertuigkilometer niet oneindig blijft stijgen, maar een afnemende groei kent<br />
en uiteindelijk neigt naar een bovengrens. Niettemin is deze prognose uitsluitend<br />
gebaseerd op meetwaarden uit het verleden. Indien de trend uit de periode 1985-<br />
2005 zich doorzet, mag verwacht worden dat de blootstelling omstreeks 2020 een<br />
plafond van om en bij de 60 miljard voertuigkilometer bereikt.<br />
- 24 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 4.1:<br />
VOERTUIGKILOMETER<br />
IN VLAANDEREN:<br />
PROJECTIE NAAR<br />
2010.<br />
FIGUUR 4.2:<br />
WAARGENOMEN EN<br />
VERWACHTE EVOLUTIE<br />
VAN HET DODELIJK RI-<br />
SICO IN VLAANDEREN<br />
(1985-2010).<br />
BLOOTSTELLING (MILJARD VOERTUIGKILOMETER)<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
1985 1990 1995 2000 2005 2010<br />
Het dodelijk risico staat voor de kans dat een individu overlijdt in een verkeersongeval<br />
per kilometer die hij afl egt met een bepaald vervoermiddel. Figuur 4.2 toont<br />
het dodelijk risico voor de periode 1985-2005 en extrapoleert het risico tot 2010.<br />
Het dodelijk risico in <strong>Vlaanderen</strong> bedraagt in 2004 ongeveer één op de 95 miljoen<br />
voertuigkilometer. Ook hier zien we dat de daling in het verkeersrisico niet rechtlijnig<br />
verloopt, maar na verloop van tijd steeds kleiner wordt en uiteindelijk neigt naar<br />
een ondergrens.<br />
RISICO (AANTAL DODEN PER MIA. VOERTUIGKILOMETER)<br />
40<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
1985 1990 1995 2000 2005 2010<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 25 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 4.3:<br />
TRENDPROGNOSE<br />
VAN HET AANTAL<br />
VERKEERSDODEN IN<br />
2010.<br />
Het aantal verkeersdoden kan gedefi nieerd worden als het product van de blootstelling<br />
en het risico. Samenvoeging van de informatie uit fi guur 4.1 en fi guur 4.2<br />
levert dus een voorspelling op voor het aantal verkeersdoden. Deze voorspelling is<br />
weergegeven in fi guur 4.3.<br />
AANTAL VERKEERSDODEN VLAANDEREN<br />
1400<br />
1200<br />
1000<br />
800<br />
600<br />
400<br />
200<br />
0<br />
1985 1990 1995 2000 2005 2010<br />
Het voorspelde aantal doden in 2010 bedraagt 529. Dat is een daling met 37<br />
doden ten opzichte van het laatst gekende niveau, dat van 2005 (566 doden). De<br />
vooropgestelde daling tot 375 doden (op basis van een lineaire reductie) wordt<br />
volgens deze prognoses dus niet gehaald. Bijkomende inspanningen zijn absoluut<br />
noodzakelijk.<br />
- 26 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 4.4:<br />
VERKEERSDODEN PER<br />
MILJOEN INWONERS<br />
(2002).<br />
Bron: EU-CARE, NIS<br />
4.3 Ondergrens voor het dodelijk risico?<br />
De prognoses van fi guur 4.3 tonen een dalende trend van het aantal verkeersdoden<br />
in <strong>Vlaanderen</strong>. Ze vertonen soms een aanzienlijke schommeling rondom de<br />
trendlijn. Een vergelijking met de verkeersveiligste landen van Europa leert dat een<br />
verdere daling van het aantal verkeersdoden zeker mogelijk is. In fi guur 4.4 wordt<br />
het dodelijk risico van <strong>Vlaanderen</strong> vergeleken met de veiligste landen. In deze drie<br />
landen is het dodelijk risico slechts de helft van dat van <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
VERKEERSDODEN PER MILJOEN INWONERS<br />
140<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
0<br />
Verenigd<br />
Koninkrijk<br />
Nederland Zweden <strong>Vlaanderen</strong><br />
4.4 Ontwikkelingen die de trend kunnen beïnvloeden<br />
Het lijdt weinig twijfel dat trends in de ontwikkeling van de verkeersveiligheid<br />
zullen beïnvloed worden door andere factoren zoals de bevolkingsevolutie, het<br />
verplaatsingsgedrag, een wijzigend economisch bestel, ruimtelijke evoluties en<br />
technologische ontwikkelingen. Ook een wijzigend overheidsoptreden zal invloed<br />
hebben. Voor zover we deze ontwikkelingen kennen, kunnen we hun impact op de<br />
verkeersveiligheid inschatten. Al deze trends kunnen op een of andere manier op<br />
één van de drie dimensies (education, enforcement en engineering) van verkeersveiligheid<br />
inspelen. Sommige ontwikkelingen hebben een effect op de ongevalskans<br />
of -ernst, zoals technologische verbeteringen op vlak van voertuigveiligheid. Andere<br />
ontwikkelingen zullen een veeleer indirect effect op de verkeersveiligheid hebben,<br />
bijvoorbeeld omdat ze de vraag naar verplaatsingen verhogen en dus een verdere<br />
toename van de mobiliteit genereren. Dat geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen<br />
zoals stadsvlucht en voor ontwikkelingen in de economie zoals een verhoging van<br />
de werkzaamheidsgraad. Van economische ontwikkelingen zoals fl exibilisering,<br />
telewerken en tertiarisering zijn de gevolgen moeilijker in te schatten.<br />
Schommelingen tegenover de trend kunnen afhangen van niet-menselijke factoren.<br />
Zo beïnvloedt het weer de blootstelling. In een jaar met veel regen kan men minder<br />
fi etsers verwachten. Ook zijn de wegen gevaarlijker door verminderde zichtbaarheid<br />
en gladheid. Algemeen zien we een verhoogd risico bij regenweer 7 .<br />
7<br />
Van den Bossche et al. (2004) vinden voor elke mm extra neerslag een toename van het aantal lichtgewonden met 0,05 %. Per extra regendag<br />
neemt het aantal ongevallen met lichtgewonden toe met 0,07 %.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 27 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 4.5:<br />
RIJBEWIJSBEZIT PER<br />
LEEFTIJDSGROEP,<br />
VLAANDEREN,<br />
2000.<br />
Bron: Zwerts &<br />
Nuyts (2002)<br />
MANNEN<br />
VROUWEN<br />
4.4.1 DEMOGRAFIE<br />
<strong>Vlaanderen</strong> ontgroent en vergrijst. Beide ontwikkelingen spelen een rol in verkeersveiligheid<br />
omdat niet elke leeftijdsgroep eenzelfde verkeersongevallenrisico heeft.<br />
Jongeren in de leeftijdscategorie van 18 tot 24 jaar hebben bijvoorbeeld drie keer<br />
meer kans op een dodelijk verkeersongeval dan mensen in de leeftijdscategorie van<br />
50 tot 59 jaar. Volgens prognoses van de Administratie Planning en Statistiek wordt<br />
de groep van de jongeren tussen de 15 en de 24 jaar in 2020 zowat 15 % kleiner<br />
dan in 2003. Een dalend aandeel jongeren in de totale bevolking zal bijgevolg ook<br />
tot een dalende verkeersveiligheid leiden wanneer de verkeersdeelname bij jongeren<br />
in de volgende 15 jaren niet fundamenteel van aard verandert. De aankomende<br />
ontgroening werkt dus positief als het gaat om verkeersveiligheid.<br />
Volgens dezelfde prognoses zal de leeftijdsgroep van de 60- tot 75-jarigen met<br />
ongeveer 30 % groeien tussen 2003 en 2020. De ongevallenstatistieken leren dat<br />
deze leeftijdsgroep een dodelijk ongevalsrisico per hoofd van de bevolking heeft<br />
dat vrij goed overeenstemt met dat van middelbare leeftijdsgroepen en zelfs iets<br />
lager. Indien de 60-plussers in 2020 zich in verhouding tot andere leeftijdsgroepen<br />
niet vaker zullen verplaatsen dan de 60-plussers van vandaag, zal het toegenomen<br />
aantal 60-plussers dus in principe geen gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid.<br />
Deze veronderstelling is echter onzeker, aangezien het rijbewijsbezit bij<br />
senioren in 2020 vermoedelijk hoger zal zijn dan vandaag. Zo lag het rijbewijsbezit<br />
voor vrouwen boven de 65 in 2000 nog onder de 40 %, terwijl dit voor de 45-<br />
54-jarigen en de 55-64-jarigen, die in 2020 grotendeels de groep van 65-plussers<br />
zullen vormen, al tussen 70 à 80 % zal liggen (fi g. 4.5). Daardoor bestaat alleszins<br />
een redelijke kans dat senioren zich vaker en verder zullen gaan verplaatsen.<br />
Hoewel het risico van senioren per hoofd van de bevolking niet hoger is dan voor<br />
andere leeftijdsgroepen, is dit wel het geval als het risico wordt afgewogen aan de<br />
verplaatsingsafstand.<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
6-12<br />
13-15<br />
16-24<br />
- 28 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
25-34<br />
35-44<br />
45-54<br />
55-64<br />
65+
4.4.2 VERPLAATSINGSGEDRAG<br />
Het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> voorziet een stijgende trend van het aantal verplaatsingen<br />
tegen 2010 van 9 %. Daarbij wordt uitgegaan van een nagenoeg ongewijzigde<br />
keuze van vervoerswijze. Maar het mobiliteitsbeleid van de Vlaamse regering<br />
wenst de groei van het autoverkeer in te perken en openbaar vervoer, fi etsen en<br />
stappen aan te moedigen. Voor verkeersveiligheid betekent elke overstap van auto<br />
naar openbaar vervoer winst, vermits de ongevallenfrequentie voor trein, tram en<br />
bus aanzienlijk lager ligt dan die van het autoverkeer. Voor fi etsgebruik ligt dit anders.<br />
Omdat, in tegenstelling tot het openbaar vervoer, fi etsen per kilometer ónveiliger<br />
is dan autorijden, moet een beleid om fi etsen te bevorderen gepaard gaan met<br />
doeltreffende investeringen in de verbetering van de verkeersveiligheid van fi etsers.<br />
Merk op dat het risico voor de vervoerswijzen ook afhankelijk is van de mate<br />
waarin een vervoermiddel gebruikt wordt. Zo gaat een hoger fi etsgebruik bijvoorbeeld<br />
vaak samen met een lager ongevalsrisico omdat ervaren fi etsers minder risico<br />
lopen per kilometer.<br />
4.4.3 VOERTUIGTECHNOLOGIE<br />
Het ligt voor de hand dat ontwikkelingen in voertuigtechnologie een belangrijke<br />
rol zullen spelen in verkeersveiligheid. Zo worden nu al systemen ontwikkeld die<br />
verkeersveiligheid kunnen beïnvloeden, zoals Intelligente SnelheidsAanpassing<br />
(ISA), waarmee in Europa uitgebreid geëxperimenteerd wordt. We verwachten dat<br />
de open, informatieve vorm van ISA de volgende jaren zal doorbreken. Nieuwe wagens<br />
zullen geleidelijk worden voorzien van apparatuur die de bestuurder informatie<br />
geeft over de toegelaten snelheid en hem de mogelijkheid biedt om zijn snelheid<br />
aan te passen. Wellicht zal een dergelijke vorm van ISA veeleer beperkte effecten<br />
hebben voor ongevallenreductie. De gesloten variant van ISA maakt het de chauffeur<br />
onmogelijk om de snelheidslimiet te overtreden. Hoewel dergelijke systemen<br />
nog niet operationeel zijn, vormen het interessante mogelijkheden voor de toekomst.<br />
Andere ontwikkelingen in voertuigtechniek zijn lopende of zullen toegepast worden<br />
in een groter deel van het voertuigenpark, zoals gordels in vrachtwagens en<br />
autobussen, gordelverklikkers in wagens, het evaluatiesysteem Euro NCAP, airbags,<br />
alcoholdetectie en vermoeidheidsdetectie. Van recente datum is de aandacht voor<br />
voetgangersvriendelijke autofronten.<br />
Van andere systemen is het maar de vraag in welke mate ze een impact zullen<br />
hebben op verkeersveiligheid. Het toenemende belang van telematica in voertuigen<br />
vergroot het risico van misbruik en aandachtsverlies door de chauffeur. Op die<br />
manier kan technologie die de veiligheid kan verbeteren, de veiligheid verlagen<br />
door foutief gebruik. Algemeen kan een hoger veiligheidsgevoel van de bestuurder<br />
aanleiding geven tot onveiliger rijgedrag (risicohomeostase). Kwetsbare weggebruikers<br />
zoals voetgangers en fi etsers kunnen hiervan het slachtoffer worden.<br />
Niettemin zijn we van mening dat de perspectieven om met behulp van technologie<br />
de verkeersveiligheid verder te verbeteren gunstig zijn en dat we vanuit deze hoek<br />
een reële bijdrage kunnen verwachten voor een verdere daling van de onveiligheid.<br />
4.4.4 EFFICIËNTIEVERBETERINGEN OVERHEID<br />
Overheden slagen er in om effi ciëntiewinst te boeken in de mate waarin ze problemen<br />
aanpakken. Dit geldt ook voor verkeersveiligheid. Er werd al fl inke vooruitgang<br />
geboekt door de inrichting van veiliger kruispunten, doortochten, centrumgebieden,<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 29 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
onbemande camera’s,enzovoort. Recent werd ook de inning van verkeersboetes effi<br />
ciënter gemaakt. Met de introductie van onbemande digitale camera’s ligt geautomatiseerde<br />
handhaving binnen bereik. In <strong>Vlaanderen</strong> is bovendien een tendens<br />
vaststelbaar om lagere snelheidslimieten op te leggen. Ook op gebied van rijopleidingen,<br />
verkeersonderricht in onderwijs en campagnes is de professionalisering<br />
merkbaar. Dit moet toelaten om nog meer vooruit te gaan en het aantal verkeersdoden<br />
verder te laten dalen.<br />
4.5 Besluit over trends voor 2010<br />
Op basis van de evoluties van het aantal verplaatsingskilometers en het ongevalsrisico<br />
zien we een verdere reductie van het aantal verkeersdoden tot 2010. Het<br />
voorspelde aantal doden zal naar verwachting echter hoger liggen dan de in het<br />
mobiliteitsplan vooropgestelde 3758 . Extra inspanningen zijn noodzakelijk om<br />
deze doelstelling te halen. De recente trend, meetbaar met de federale verkeersbarometer,<br />
evolueert veeleer naar een stagnering dan naar een verbetering van de<br />
verkeersveiligheid. De indicatoren vertrekken daarenboven van een lineaire daling<br />
in absolute aantallen. Dit impliceert dat er relatief meer winst nodig is in de laatste<br />
jaren dan in de eerste jaren, wat op zijn beurt impliceert dat er extra inspanningen<br />
vereist zijn om de huidige doelstellingen van 2010 te halen.<br />
Het aantal verkeersdoden kan nog wezenlijk omlaag, net als in het buitenland. De<br />
ontwikkeling van technologie kan een hulp bieden. Een goed functionerende overheid<br />
zal bovendien reële invloed uitoefenen. Deze denkoefening leert dat verkeersveiligheid<br />
er niet vanzelf komt, maar blijvende inspanningen vraagt. Op voorwaarde<br />
dat de aandacht voor verkeersveiligheid behouden blijft en <strong>Vlaanderen</strong> de met<br />
veiligheid gerelateerde fenomenen nauwlettend blijft opvolgen, is een wezenlijke<br />
daling van het aantal verkeersdoden tegen 2020 haalbaar.<br />
8<br />
Zowel in de rapporten van de Staten-Generaal voor de verkeersveiligheid als in het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> wordt als doelstelling gehanteerd<br />
het aantal verkeersslachtoffers tegen 2010 te halveren ten opzichte van het niveau omstreeks 1999.<br />
- 30 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
5. VLAANDEREN IN BELGIE EN EUROPA<br />
<strong>Vlaanderen</strong> heeft nog veel werk voor de boeg als het op verkeersveiligheid aankomt.<br />
Zoals fi guur 4.4 toont, ligt het ongevalsrisico in <strong>Vlaanderen</strong> ongeveer dubbel<br />
zo hoog in vergelijking met de meest verkeersveilige landen van Europa. In dit<br />
hoofdstuk gaan we dieper in op de positie die <strong>Vlaanderen</strong> inneemt in de wereld<br />
wanneer het op verkeersveiligheid aankomt. In eerste instantie blijven we kort<br />
bij huis en vergelijken we <strong>Vlaanderen</strong> met de andere Belgische gewesten. In een<br />
volgend deel wegen we <strong>Vlaanderen</strong> af tegen Europa en de rest van de geïndustrialiseerde<br />
wereld.<br />
5.1 <strong>Vlaanderen</strong> in België<br />
Tabel 5.1 geeft een overzicht van het dodelijk risico in België, opgedeeld volgens<br />
de drie gewesten.<br />
DODEN<br />
INWONERS<br />
(D.D. 1/1/2005)<br />
MIA. VOERTUIGKM<br />
(2005)<br />
DODEN PER<br />
100.000 INW.<br />
DODEN PER MIA.<br />
KM<br />
BELGIË 1.089 10.445.852 94,17 10,4 11,6<br />
VLAANDEREN 566 6.043.161 53,55 9,4 10,6<br />
WALLONIË 495 3.395.942 37,86 14,6 13,1<br />
BRUSSEL 28 1.006.749 2,76 2,8 10,1<br />
TABEL 5.1: VERGELIJKING VAN HET ONGEVALSRISICO TUSSEN DE GEWESTEN.<br />
Bron: NIS (ongevallendata 2005, inwoneraantallen), Labeeuw (2005; voertuigkm)<br />
Uit de cijfers blijkt dat <strong>Vlaanderen</strong> steeds beter scoort dan het Belgische gemiddelde.<br />
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vertoont het laagste dodelijke risico. Het<br />
feit dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een stedelijke regio is, waar de voertuigsnelheden<br />
lager liggen, heeft daar wellicht mee te maken.<br />
5.2 <strong>Vlaanderen</strong> in Europa: op de breuklijn tussen Noord- en<br />
Zuid-Europa?<br />
5.2.1 HET ONVEILIGHEIDSNIVEAU<br />
Figuur 5.1 geeft een maat voor de verkeersveiligheid in de 25 Europese lidstaten<br />
(cijfers 2005). Ook de cijfers van de 10 nieuwe EU-lidstaten, toegetreden op<br />
1 mei 2004, zijn opgenomen. De weergegeven cijfers zijn het aantal verkeersdoden<br />
per 1.000.000 inwoners. België scoort in de rangschikking 15e op een totaal<br />
van 25 landen met 106 doden per 1.000.000 inwoners. Daarmee doen we het<br />
nog steeds zwakker dan gemiddeld. In 2001 scoorde België nog een 12e plaats op<br />
de 15 toenmalige EU-landen en bleven enkel Griekenland, Portugal en Luxemburg<br />
achter. Inmiddels is ook Luxemburg België voorbij. <strong>Vlaanderen</strong> lijkt zich trouwens<br />
steeds meer in gunstige zin van het Belgische resultaat te verwijderen. Het scoort<br />
met 94 doden per miljoen inwoners in 2005 quasi identiek met het EU-gemiddelde.<br />
De nieuwe lidstaten doen het opvallend zwakker: van de 10 nieuwe lidstaten scoort<br />
enkel de dichtbevolkte ministaat Malta beter dan het EU-gemiddelde van<br />
91 verkeersdoden per miljoen inwoners. Alle andere nieuwkomers zitten ruim boven<br />
het gemiddelde.<br />
Verder valt op dat de meer noordelijk gelegen landen beter scoren in verkeersvei-<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 31 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 5.1:<br />
AANTAL VER-<br />
KEERSDODEN PER<br />
1.000.000<br />
INWONERS – EU25<br />
– 2005.<br />
Bron: EU-CARE ,<br />
Godart (2007), NIS<br />
Litouw en<br />
Letland<br />
Griekenland<br />
Polen<br />
Cyprus<br />
Slovenië<br />
Hongarije<br />
Tsjechië<br />
Estland<br />
Portugal<br />
België<br />
Spanje<br />
Slovakije<br />
Luxemburg<br />
Ierland<br />
Oostenrijk<br />
Italië<br />
<strong>Vlaanderen</strong><br />
EU25<br />
Frankrijk<br />
Finland<br />
Duitsland<br />
Denemarken<br />
Verenigd<br />
Zw eden<br />
Nederland<br />
Malta<br />
VERKEERSDODEN PER MILJOEN INWONERS (EU-25, 2005)<br />
0 50 100 150 200 250<br />
ligheid dan de Centraal-, Zuid- en Oost-Europese landen. Zo voeren, Malta buiten<br />
beschouwing gelaten, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Nederland traditioneel<br />
het lijstje aan, gevolgd door Duitsland en de twee andere Scandinavische EU-landen<br />
Denemarken en Finland.<br />
Hierboven werd het risico uitgedrukt ten opzichte van het aantal inwoners van het<br />
land of de regio. Een andere maat voor het risico is het aantal doden gerelateerd<br />
aan de expositie. Via de IRTAD-databank maken we een vergelijking van <strong>Vlaanderen</strong><br />
met een aantal andere landen met vergelijkbaar welvaartsniveau. De expositie<br />
wordt in fi guur 5.2 uitgedrukt in miljard voertuigkilometer, afgelegd in een bepaald<br />
land. <strong>Vlaanderen</strong> scoort ook volgens dit criterium zwak in vergelijking met andere<br />
westerse landen. Bij deze vergelijking dienen we wel te vermelden dat niet alle<br />
ongevals- en verplaatsingsgegevens even recent zijn. De data variëren van 1998 tot<br />
2003.<br />
- 32 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 5.2:<br />
DODELIJK RISICO.<br />
Bron: IRTAD<br />
Finland<br />
United Kingdom<br />
Netherlands<br />
Australia<br />
Norway<br />
Sweden<br />
Switzerland<br />
Canada<br />
USA<br />
Denmark<br />
Germany<br />
France<br />
Ireland<br />
Japan<br />
Austria<br />
New Zealand<br />
<strong>Vlaanderen</strong><br />
Belgium<br />
Iceland<br />
Slovenia<br />
Korea<br />
Greece<br />
Czech Republic<br />
Slovak Republic<br />
DODEN PER MIA. VOERTUIGKM<br />
0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50<br />
5.2.2 DE EVOLUTIE<br />
In fi guur 5.3 wordt de evolutie van het aantal verkeersdoden tussen 1999<br />
en 2004 weergegeven voor <strong>Vlaanderen</strong>, België en een aantal buurlanden<br />
en landen die goed presteren op het gebied van verkeersveiligheid. Ook de<br />
evolutie van de Europese Unie (van de 25) wordt weergegeven. Hieruit blijkt<br />
dat <strong>Vlaanderen</strong> het niet zo slecht doet. <strong>Vlaanderen</strong> doet beter dan het Europese<br />
gemiddelde. Frankrijk toont dat het nog beter kan. Duitsland kent een<br />
iets sterkere daling dan <strong>Vlaanderen</strong>. Het Verenigd Koninkrijk kent de kleinste<br />
afname van het aantal verkeersdoden.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 33 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 5.3:<br />
EVOLUTIE VERKEERS-<br />
DODEN IN EUROPA<br />
(1999-2004).<br />
Bron: Commission<br />
of the European<br />
Communities<br />
(2006).<br />
140<br />
130<br />
120<br />
110<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
1999 2000 2001 2002 2003 2004<br />
Denemarken<br />
Duitsland<br />
Frankrijk<br />
Luxemburg<br />
Nederland<br />
Finland<br />
Zweden<br />
België<br />
<strong>Vlaanderen</strong><br />
- 34 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
UK<br />
EU
6. REGIONALE VERSCHILLEN IN VLAANDEREN<br />
In het voorgaande hoofdstuk werd <strong>Vlaanderen</strong> vergeleken met andere landen en regio’s.<br />
In dit hoofdstuk onderzoeken we regionale verschillen binnen <strong>Vlaanderen</strong>. We<br />
beperken ons hierbij tot het niveau van de provincies (zie ook Daniels & Geurts, 2004).<br />
Tabel 6.1 geeft voor elk van de vijf provincies van het Vlaamse Gewest het aantal<br />
doden en het aantal zwaargewonden, evenals het aantal ongevallen. In tabel 6.2<br />
zijn vervolgens een aantal expositiematen opgenomen. Hieruit wordt het risico berekend<br />
(ongevallen per 100.000 inwoners, tabel 6.3).<br />
TABEL 6.1:<br />
DODEN, ZWAAR-<br />
GEWONDEN EN<br />
ONGEVALLEN PER<br />
PROVINCIE (2005).<br />
Bron: NIS.<br />
PROVINCIE<br />
PROVINCIE DODEN ZWAARGEWONDEN ONGEVALLEN<br />
ANTWERPEN 140 1.303 8.923<br />
LIMBURG 105 640 4.007<br />
OOST-VLAANDEREN 114 1.032 7.826<br />
VLAAMS-BRABANT 80 565 4.281<br />
WEST-VLAANDEREN 127 897 6.386<br />
VLAANDEREN 566 4.437 31.423<br />
INWONERS PROVINCIE<br />
(1/1/06)<br />
OPPERVLAKTE [KM²]<br />
WEGLENGTE [KM]<br />
(2000)<br />
MIO. VOERTUIGKM<br />
(2000)<br />
ANTWERPEN 1.688.493 2.867 12.155 12.944<br />
LIMBURG 814.658 2.422 10.922 6.580<br />
OOST-VLAANDEREN 1.389.450 2.982 12.362 12.561<br />
VLAAMS-BRABANT 1.044.133 2.106 10.745 10.639<br />
WEST-VLAANDEREN 1.141.866 3.144 12.201 9.036<br />
VLAANDEREN 6.078.600 13.522 58.385 51.760<br />
TABEL 6.2: EXPOSITIEMATEN VAN DE PROVINCIES. Bron: NIS.<br />
PROVINCIE<br />
AANTAL PER 100.000 INWO-<br />
NERS (ONGEVALLEN 2005)<br />
AANTAL PER MIA. VOERTUIGKM<br />
(ONGEVALLEN 2000)<br />
ongevallen D+ZG ongevallen D+ZG<br />
ONGEVALLEN PER<br />
1000 KM WEG<br />
(2000)<br />
ANTWERPEN 528 85 600 141 638<br />
LIMBURG 492 91 750 217 452<br />
OOST-VLAANDEREN 563 82 621 125 631<br />
VLAAMS-BRABANT 410 62 485 83 481<br />
WEST-VLAANDEREN 559 90 815 166 604<br />
VLAANDEREN 517 82 638 139 566<br />
TABEL 6.3: ONGEVALSRISICO PER PROVINCIE.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 35 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 6.1:<br />
RISICOMATEN, RELA-<br />
TIEF T.O.V. VLAAMS<br />
GEMIDDELDE.<br />
Bron: NIS,<br />
eigen bewerking<br />
o.b.v. gegevens<br />
tabel 6.3.<br />
In fi guur 6.1 worden deze resultaten weergegeven ten opzichte van het Vlaamse<br />
gemiddelde.<br />
160<br />
150<br />
140<br />
130<br />
120<br />
110<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
RISICO (RELATIEF T.O.V VLAAMS GEMIDDELDE = 100)<br />
ANT LIM OVL VLB WVL<br />
ONGINW: ONGEVALLEN PER INWONER<br />
DZGINW: DODEN EN ZWAARGEWONDEN<br />
PER INWONER<br />
ONGKM: ONGEVALLEN PER VOERTUIGKM<br />
(VERKEERSRISICO)<br />
ONGKMW: ONGEVALLEN PER KM WEG<br />
(WEGRISICO)<br />
DZGKM: DODEN EN ZWAARGE-<br />
WONDEN PER VOERTUIGKM<br />
De kans om per afgelegde kilometer in een ongeval betrokken te raken, is het<br />
hoogst in de provincie West-<strong>Vlaanderen</strong>, gevolgd door Limburg. Vlaams-Brabant is<br />
het veiligst. Limburg telt de meeste zwaargewonde en dodelijke verkeersslachtoffers<br />
per voertuigkilometer, op afstand gevolgd door West-<strong>Vlaanderen</strong>.<br />
De kans om op een willekeurige locatie van het wegennet betrokken te raken in<br />
een ongeval is het grootst in de provincie Antwerpen, van nabij gevolgd door de<br />
provincies Oost- en West-<strong>Vlaanderen</strong>. Limburg blijkt nu de veiligste provincie te zijn,<br />
met net achter zich Vlaams-Brabant.<br />
Hoe meer mensen er wonen in de provincie, hoe meer ongevallen er ook gebeuren.<br />
Tegelijk neemt het ongevalsrisico af met toenemende dichtheid van het wegennet en<br />
met een toenemende vervoersprestatie.<br />
- 36 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
7. VERKEERSVEILIGHEID DIEPER GEANALYSEERD<br />
Intuïtief lijkt het logisch te veronderstellen dat elk verkeersongeval een uitgesproken<br />
oorzaak heeft. In de volksmond heet dat dan: “Wie is in fout?”<br />
In het verkeersveiligheidsdenken wordt klassiek geredeneerd in termen van het<br />
Mens-Voertuig-Omgevingsmodel. Ongevallen worden veroorzaakt door het falen<br />
van minstens één van de drie componenten mens, voertuig of omgeving. Vaak<br />
spelen echter meerdere factoren een rol: snelheid bijvoorbeeld veroorzaakt vaak<br />
niet als dusdanig een ongeval, maar speelt bijvoorbeeld een rol in combinatie met<br />
weersomstandigheden, rijden onder invloed en de aanwezigheid van een scherpe<br />
bocht in het traject. Vijfentwintig jaar geleden werden in de Verenigde Staten en<br />
Groot-Brittannië twee onderzoeken uitgevoerd naar de oorzaken van ongevallen. 11<br />
Hillier (2002) geeft een aantal cijfers, verwijzend naar een aantal TRL-studies (fi g.<br />
7.1). Daaruit blijkt dat falend menselijk gedrag een rol speelt in meer dan negen op<br />
tien van de ongevallen. Alhoewel de cijfers gedateerd zijn en onmogelijk representatief<br />
kunnen zijn voor België of <strong>Vlaanderen</strong>, zijn ze toch bijzonder interessant.<br />
Zo blijkt bijvoorbeeld dat de rol van het aspect ‘omgeving’ (zowel infrastructuur als<br />
weersomstandigheden) veel kleiner is dan vaak intuïtief wordt gedacht.<br />
FIGUUR 7.1:<br />
ONGEVALLEN-<br />
OORZAKEN.<br />
Bron: Hillier (2002)<br />
OMGEVING (18%)<br />
VOERTUIG (5%)<br />
2%<br />
0,1%<br />
3%<br />
0,3%<br />
16%<br />
76%<br />
Deze cijfers geven wel de oorzaken van verkeersongevallen aan, maar zeggen nog<br />
niets over de mogelijke effecten van maatregelen om de onveiligheid te verminderen.<br />
Het is niet omdat 94% van de ongevallen door falend menselijk gedrag<br />
veroorzaakt wordt, dat zoiets betekent dat de meest doeltreffende strategie om<br />
onveiligheid te verminderen erin zou bestaan om uitsluitend te werken op rechtstreekse<br />
gedragswijziging via bijvoorbeeld onderwijs, campagnes of bijscholingen.<br />
Niettemin is duidelijk dat een belangrijke reductie van verkeersslachtoffers slechts<br />
haalbaar is indien weggebruikers zelf een aangepast, veilig gedrag gaan vertonen.<br />
Ook maatregelen op gebied van handhaving, infrastructuur en voertuigtechniek kunnen<br />
een effect op het gedrag hebben. Een deel van de bevolking zal bijvoorbeeld<br />
trager rijden wanneer het een hogere pakkans ervaart. Een leefbaar ingerichte<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 37 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
2%<br />
MENS (94%)<br />
11<br />
Sabey, BE., Taylor, H. (1980) en Treat, JR. (1980), geciteerd in Evans, L. (2004). Traffi c Safety. Bloomfi eld Hills, Michigan, USA, Science<br />
Serving Society.
TABEL 7.1:<br />
BLOOTSTELLING<br />
(OVG 2000),<br />
DODEN EN<br />
ZWAARGEWONDEN<br />
(NIS; VLAANDEREN,<br />
2000)<br />
Bron: OVG 2000<br />
NIS.<br />
doortocht remt niet alleen de snelheid af, maar verbetert ook het voorrangsgedrag<br />
ten opzichte van zwakke weggebruikers, enzovoort.<br />
7.1 Aard weggebruiker<br />
7.1.1 RISICO<br />
Het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> stelde al in 2001 dat de verkeersveiligheid vooral<br />
hoog is bij weggebonden verkeer en vervoer. Aan deze situatie is intussen niet veel<br />
veranderd. We beperken ons in het verdere verloop van dit rapport dan ook tot het<br />
wegverkeer.<br />
Binnen het wegverkeer onderscheiden we nog verschillende vervoersmodi. Het<br />
risico om gedood te worden of ernstig gewond te raken verschilt voor de verschillende<br />
modi. In tabel 7.1 wordt een overzicht gegeven van de risico’s voor de verschillende<br />
vervoersmodi. De blootstellingsgegevens zijn afkomstig van het Onderzoek<br />
VerplaatsingsGedrag (OVG) <strong>Vlaanderen</strong> 2000. De ongevallengegevens worden<br />
dan ook gegeven voor 2000. De cijfers werden zodanig bepaald dat de voertuigcategorieën<br />
optimaal overeenkomen. Zo zijn minibussen en autocars bij ‘andere’<br />
geplaatst omdat in het OVG uitgegaan werd van de lijnbus als categorie. Ook<br />
lichte vrachtwagens zijn bij ‘andere’ geplaatst omdat de vrachtwagentellingen deze<br />
categorie niet (naar behoren) meetelt.<br />
DODEN ZWAARGEWONDEN EXPOSITIE<br />
(MLN PKM)<br />
EXPOSITIE<br />
(MLN MIN.)<br />
TE VOET 82 (9,4%) 331 (5,2%) 1.069 15.608<br />
PER FIETS 122 (14,0%) 836 (13,2%) 4.061 18.506<br />
PER BROMFIETS 34 (3,9%) 795 (12,6%) 427 992<br />
PER MOTOR 65 (7,5%) 536 (8,5%) 356 399<br />
ALS AUTOBESTUURDER 373 (42,9%) 2419 (38,2%) 38.470 50.430<br />
ALS AUTOPASSAGIER 135 (15,5%) 1038 (16,4%) 16.029 21.892<br />
ALS BUSGEBRUIKER 2 (0,2%) 6 (0,1%) 1.211 3.722<br />
ALS TRAMGEBRUIKER / / 142 670<br />
PER TREIN / / 4.203 6.400<br />
ANDERE 44 (5,1%) 285 (4,5%) 5.272 10.161<br />
TOTAAL (EXCL. VRACHT) 857 (98,5%) 6.246 (98,6%) 71.241 128.779<br />
PER VRACHTWAGEN 13 (1,5%) 87 (1,4%) 5.122 /<br />
Auto-inzittenden vormen meer dan de helft van alle dode en zwaargewonde verkeersslachtoffers<br />
(55,0%), gevolgd door fi etsers (13,3%), bromfi etsers (11,5%) en<br />
motorrijders (8,3%) . Een kleiner aantal slachtoffers vinden we terug bij de voetgangers<br />
(5,7%) en inzittenden van vrachtwagens (1,4%). Niettemin is ook hier de<br />
letsellast te hoog. Een belangrijke verklarende factor is de expositie. Tabel 7.1 geeft<br />
ook twee blootstellingsmaten voor de verschillende vervoerswijzen.<br />
- 38 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
TABEL 7.2:<br />
LETSELRISICO’S VOOR<br />
DE VERSCHILLENDE<br />
VERVOERSWIJZEN,<br />
VLAANDEREN,<br />
2000.<br />
Bron: Eigen bewerking<br />
op basis<br />
van gegevens uit<br />
tabel 7.1.<br />
In 2005 is trouwens een zekere verschuiving in de relatieve aandelen vaststelbaar.<br />
Auto-inzittenden maken nog 44,9% uit van alle dodelijke of zwaargewonde verkeersslachtoffers.<br />
Voor fi etsers is het aandeel gestegen tot 18,1%. Motorrijders zijn<br />
inmiddels opgeklommen tot de derde plaats met 10,7% van het aantal slachtoffers.<br />
Ook voetgangers (9,0%) en bromfi etsers (8,5%) maken nog een aanzienlijk deel<br />
uit van de slachtoffers. Het aandeel van vrachtwageninzittenden bedraagt in 2005<br />
1,7%.<br />
In tabel 7.2 wordt vervolgens het dodelijk risico en het risico om zwaar gewond te<br />
raken weergegeven. Dit gebeurt zowel tegenover de afgelegde afstand als tegenover<br />
de tijd onderweg. Merk hierbij op dat de afstanden en tijden van de verplaatsingen<br />
toegekend zijn aan de hoofdvervoerswijzen. De expositiematen voor te voet<br />
gaan en fi etsen zullen hierdoor vrijwel zeker onderschat zijn.<br />
DODEN<br />
PER MIA PKM<br />
DODEN<br />
PER MIA MIN.<br />
ZWAAR-<br />
GEWONDEN PER<br />
MIA PKM<br />
ZWAAR-<br />
GEWONDEN PER<br />
MIA MIN.<br />
TE VOET 76,7 5,3 310 21<br />
PER FIETS 30,0 6,6 206 45<br />
PER BROMFIETS 79,6 34,3 1862 801<br />
PER MOTOR 182,6 162,9 1506 1343<br />
ALS AUTOBESTUURDER 9,7 7,4 63 48<br />
ALS AUTOPASSAGIER 8,4 6,2 65 47<br />
ALS BUSGEBRUIKER 0 0 5 2<br />
ALS TRAMGEBRUIKER / / / /<br />
PER TREIN / / / /<br />
ANDERE 8,3 4,3 54 28<br />
TOTAAL (EXCL. VRACHT) 12,0 6,7 88 49<br />
PER VRACHTWAGEN 2,5 / 17 /<br />
Uit de risicocijfers op basis van afstanden leren we dat autorijden per kilometer<br />
veel veiliger is dan de overige vervoerswijzen met uitzondering van het openbaar<br />
vervoer. Fietsen is drie keer gevaarlijker, te voet gaan vijf tot acht keer. Het risico<br />
dat bromfi etsers en motorrijders (zie ook Van Vlierden en Van Geirt, 2005) lopen, is<br />
nog vele keren groter.<br />
De Brever-wet 12 leert ons dat de tijd die dagelijks gespendeerd wordt aan verplaatsingen<br />
redelijk constant is in tijd en plaats. Ongeveer één uur per dag verplaatsen<br />
we ons. Uit de risicocijfers uitgedrukt per tijdseenheid leren we dat één uur fi etsen<br />
ongeveer even gevaarlijk is als één uur autorijden. Te voet gaan is zelfs iets veiliger.<br />
Ook nu zijn de bromfi ets en de motor weer veel onveiliger.<br />
Het is dus niet zo dat fi etsen en te voet gaan zonder meer gevaarlijker zijn dan<br />
12<br />
Behoud van reistijd en verplaatsingen. Deze wet stelt dat op een geaggregeerd niveau het reistijdbudget en het aantal verplaatsingen per<br />
persoon en per dag constant zijn. Deze stabiliteit is in 1977 door Hupkes vastgelegd (Immers & Stada, 2003).<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 39 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 7.2:<br />
EVOLUTIE VAN HET<br />
AANTAL VERKEERS-<br />
SLACHTOFFERS IN<br />
VLAANDEREN (RELA-<br />
TIEF T.O.V. 1991).<br />
Bron: NIS,<br />
eigen bewerking<br />
autorijden. Dit hangt af van de gehanteerde risicomaat. Beide voorgestelde maten<br />
hebben voor- en nadelen. De aard van de verplaatsingen verschilt namelijk volgens<br />
de vervoerswijze. Zo zullen fi etsers en voetgangers bijvoorbeeld veel vaker voorkomen<br />
in moeilijke verkeerssituaties zoals een centrum, terwijl automobilisten veel<br />
kilometers afl eggen op autosnelwegen waar de verkeerstaak relatief eenvoudig is.<br />
7.1.2 BETROKKENEN<br />
In 2005 gebeurden in totaal 31.208 letselongevallen; bij 1.846 (7,1%) daarvan<br />
was minstens één voetganger betrokken, bij 6.777 (21,7%) minstens één fi etser.<br />
Bromfi etsers waren betrokken in 4.011 ongevallen (12,9%), motorfi etsen in 2.181<br />
ongevallen (7,0%). Personenwagens zijn in 27.620 ongevallen betrokken (88,5%).<br />
Vrachtwagens tenslotte vinden we terug in 2.176 letselongevallen (7,0%). Wanneer<br />
we ook lichte vrachtwagens meetellen, loopt het aandeel van ongevallen waarin<br />
vrachtwagens betrokken zijn op tot 17,5%. Het is duidelijk dat personenwagens in<br />
het overgrote deel van de letselongevallen een rol spelen.<br />
7.1.3 EVOLUTIE<br />
Sinds 1991 en vroeger werden allerlei maatregelen genomen om de verkeersveiligheid<br />
te verhogen, soms voor specifi eke doelgroepen. Bovendien evolueerde het verplaatsingsgedrag.<br />
Dit alles maakt dat het aantal slachtoffers verschillend evolueert<br />
doorheen de tijd. Figuur 7.2 toont de evolutie van het aantal verkeersslachtoffers<br />
tussen 1991 en 2005 volgens de wijze van deelname aan het verkeer.<br />
INDEX (1991 = 100)<br />
140<br />
130<br />
120<br />
110<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
EVOLUTIE VERKEERSSLACHTOFFERS VOLGENS AARD WEGGEBRUIKER (1991-2005)<br />
1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005<br />
totaal<br />
auto<br />
vrachtw agen<br />
motor<br />
- 40 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
brom<br />
fiets<br />
voet<br />
lichte vrachtw agen
FIGUUR 7.3:<br />
VERDELING VAN HET<br />
AANTAL LETSELONGE-<br />
VALLEN VOLGENS HET<br />
AANTAL BETROKKEN<br />
WEGGEBRUIKERS.<br />
Bron: NIS,<br />
(cijfers 2005,<br />
<strong>Vlaanderen</strong>)<br />
Het globale aantal verkeersslachtoffers neemt tussen 1991 en 2005 af met bijna<br />
20%. De daling is evenwel niet even groot voor alle wijzen van verkeersdeelneming.<br />
De daling is het sterkst bij bromfi etsers (-33%) en bij auto-inzittenden (-29%).<br />
Nochtans kende het aantal gewonde bromfi etsers in de tweede helft van de jaren<br />
’90 een sterke opfl akkering. Sinds 2002 heeft zich evenwel een sterke daling<br />
ingezet. Ook voetgangers scoren nog vrij behoorlijk (-16%). Hier zien we de laatste<br />
jaren echter een niet verwaarloosbare verslechtering. Fietsers (+3%) en inzittenden<br />
van vrachtwagens (-1%) blijven status quo. Waar vrachtwageninzittenden steeds<br />
rond dezelfde waarde zijn blijven schommelen, zien we voor fi etsers een geleidelijke<br />
afname in het laatste decennium van vorige eeuw, gevolgd door een plotse<br />
toename naar 2003. De vernieuwde registratieprocedure kan hiervan de oorzaak<br />
zijn. Motorrijders (+31%) en inzittenden van lichte vrachtwagens kenden een vrij<br />
forse toename in de ongevallenstatistieken. Waar de stijging bij de motorrijders<br />
voornamelijk te situeren is in de eerste helft van de jaren ‘90, is de sterkste stijging<br />
bij de lichte vrachtwagens voornamelijk terug te vinden in de tweede helft van de<br />
jaren ‘90. De verhoogde expositie zal hieraan niet vreemd zijn.<br />
Dit globale beeld vinden we ook terug voor de verschillende wegtypen. Zowel op<br />
autosnelwegen, genummerde wegen als gemeentewegen merken we de grootste<br />
stijging voor motorrijders en lichte vrachtwagens.<br />
7.2 Aard ongeval<br />
Ongevallen kunnen op verschillende manieren gebeuren. Er kunnen meerdere<br />
weggebruikers bij betrokken zijn, of slechts één. In het eerste geval spreken we van<br />
meerzijdige ongevallen, in het andere geval van eenzijdige ongevallen.<br />
Bijna 1/5e (19% in 2005) van de geregistreerde ongevallen betreft eenzijdige ongevallen,<br />
ongevallen waarbij slechts één weggebruiker betrokken is. Bijna 3/4e van<br />
de ongevallen betreft ongevallen met twee weggebruikers. 10% van de letselongevallen<br />
betreft ongevallen met meer dan twee betrokken weggebruikers. Gemiddeld<br />
ONGEVALLEN VOLGENS AANTAL BETROKKEN WEGGEBRUIKERS<br />
8% 2%<br />
71%<br />
19%<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 41 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4+
TABEL 7.3:<br />
ERNST ONGEVALLEN<br />
VOLGENS AANTAL<br />
BETROKKEN WEG-<br />
GEBRUIKERS<br />
(VLAANDEREN).<br />
Bron: NIS,<br />
(2005), eigen<br />
bewerking<br />
TABEL 7.4:<br />
EENZIJDIGE ON-<br />
GEVALLEN (CIJFERS<br />
2003-2005,<br />
GESOMMEERD),<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS.<br />
telt een ongeval 1,9 voertuigen of voetgangers.<br />
Op autosnelwegen bedraagt het aantal eenzijdige ongevallen zelfs 40% van het<br />
totale aantal ongevallen. Dat zijn er ongeveer evenveel als het aantal tweezijdige<br />
ongevallen. Daarnaast is ook het aantal ongevallen met meer dan twee betrokken<br />
voertuigen veel groter op autosnelwegen (bijna één op vijf ongevallen).<br />
Tabel 7.3 geeft het aantal ongevallen en het aantal slachtoffers waarbij de ongevallen<br />
zijn opgedeeld volgens het aantal betrokken weggebruikers. Eenzijdige ongevallen<br />
blijken daarbij de meest ernstige te zijn. Hetzelfde beeld keert terug voor de<br />
verschillende wegtypen.<br />
AANTAL<br />
WEG-<br />
GEBRUIKERS<br />
ONGEVAL-<br />
LEN<br />
D30D ZG LG<br />
D+ZG<br />
/ O<br />
D+ZG<br />
/+ZG+LG<br />
1 5.992 212 1.303 5.534 0,25 0,21<br />
2 22.249 306 2.717 25.942 0,14 0,10<br />
3+ 2.968 48 397 5.122 0,15 0,08<br />
7.2.1 EENZIJDIGE ONGEVALLEN<br />
In 2005 vielen in de 5.992 eenzijdige ongevallen 212 doden, 1.303 zwaargewonden<br />
en 5.534 lichtgewonden.<br />
Tabel 7.4 geeft de eenzijdige ongevallen (uit de periode 2003-2005 om grotere<br />
aantallen te accentueren en schommelingen uit te vlakken) weer volgens de aard<br />
van de betrokken weggebruiker.<br />
ONGEVALLEN DODEN<br />
ZWAAR-<br />
GEWONDEN<br />
LICHT-<br />
GEWONDEN<br />
ERNST 100*<br />
(D+ZG)/O<br />
AUTO 11.799 (64%) 504 (68%) 2.700 (65%) 11.226 (67%) 27,2<br />
VRACHTWAGEN 403 (2%) 9 (1%) 66 (2%) 363 (2%) 18,6<br />
LICHTE VW 958 (5%) 22 (3%) 201 (5%) 898 (5%) 23,3<br />
MOTOR 1.369 (7%) 53 (7%) 415 (10%) 1.000 (6%) 34,2<br />
BROMFIETS 1.334 (7%) 11 (1%) 266 (6%) 1.144 (7%) 20,8<br />
FIETS 1.545 (8%) 17 (2%) 285 (7%) 1.253 (7%) 19,5<br />
VOETGANGER 173 (1%) 0 (0%) 21 (1%) 153 (1%) 12,1<br />
ANDERE/ONB. 868 (5%) 121 (16%) 174 (4%) 711 (4%) 30,3<br />
TOTAAL 18.449 737 4.128 16.747 26,5<br />
Eenzijdige ongevallen met voetgangers, fi etsers en bromfi etsers (evenals met zware<br />
vrachtwagens) zijn iets minder ernstig dan de overige eenzijdige ongevallen. Dit is<br />
te verklaren door de lagere snelheid en het feit dat er geen zwaardere en snellere<br />
weggebruiker bij betrokken is. Eenzijdige ongevallen bij gemotoriseerd verkeer<br />
gaan vaak samen met een hogere snelheid en vermoeidheid. Het hoeft niet te ver-<br />
- 42 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 7.4:<br />
EENZIJDIGE ONGE-<br />
VALLEN, AANDEEL<br />
PER WEGGEBRUIKER,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS,<br />
(cijfers 2003-2005)<br />
bazen dat eenzijdige ongevallen in sterke mate gelinkt zijn aan weekendongevallen<br />
Bovendien is de gemiddelde bezettingsgraad (inzittenden per voertuig) hoger bij<br />
personenauto’s. Dit verklaart mee de hogere ernstgraad.<br />
2%<br />
1%<br />
7%<br />
3%<br />
1%<br />
6%<br />
5%<br />
2%<br />
7%<br />
17%<br />
7%<br />
Doden<br />
Lichtgewonden<br />
5%<br />
Auto<br />
Vracht<br />
68%<br />
69%<br />
Lichte vracht<br />
Motor<br />
Zwaargewonden<br />
Het merendeel van de eenzijdige ongevallen gebeurt met personenwagens: meer<br />
dan zes ongevallen op tien. Opvallend zijn ook de grote aantallen ongevallen met<br />
motorrijders en bromfi etsers.<br />
Figuur 7.5 toont de evolutie van het aantal eenzijdige ongevallen. Terwijl het globale<br />
aantal eenzijdige ongevallen afneemt met ongeveer 10 %, neemt het aantal<br />
eenzijdige ongevallen met motorrijders en lichte vrachtwagens toe. Op autosnelwegen<br />
verdrievoudigt het aantal eenzijdige ongevallen met motorrijders zelfs. Het<br />
aantal eenzijdige ongevallen met motorrijders en lichte vrachtwagens neemt met<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 43 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
10%<br />
5%<br />
7%<br />
5%<br />
2%<br />
7%<br />
2%<br />
6%<br />
8%<br />
7% 5%<br />
Brom<br />
Fiets<br />
Ongevallen<br />
6%<br />
Andere<br />
65%<br />
65%
FIGUUR 7.5:<br />
EVOLUTIE VAN HET<br />
AANTAL EENZIJDIGE<br />
ONGEVALLEN<br />
(VLAANDEREN,<br />
1991-2005)<br />
VOLGENS AARD<br />
WEGGEBRUIKER.<br />
Bron: NIS, eigen<br />
bewerking<br />
meer dan 60 % toe tegenover 1991. Ook op de andere wegtypen zien we de<br />
sterkste stijging voor lichte vrachtwagens en motorrijders. Op autosnelwegen is er<br />
tussen 1991 en 2002 (de cijfers van 2003-2005 kunnen opgesplitst worden naar<br />
wegtype) overigens een globale stijging van het aantal eenzijdige ongevallen waar<br />
te nemen, in tegenstelling tot de overige wegtypen.<br />
INDEX (1991 = 100)<br />
180<br />
160<br />
140<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005<br />
Totaal<br />
Auto<br />
Vracht<br />
EVOLUTIE EENZIJDIGE ONGEVALLEN<br />
Lichte vracht<br />
Motor<br />
Brom<br />
Fiets<br />
7.2.2 MEERZIJDIGE ONGEVALLEN<br />
In fi guur 7.3 zagen we dat vier van de vijf geregistreerde letselongevallen meerzijdige<br />
ongevallen zijn. Dit zijn de ongevallen waarbij minstens twee weggebruikers<br />
betrokken zijn. In ongeveer 90 % hiervan betreft het ongevallen tussen twee weggebruikers.<br />
Het aantal ongevallen waarbij meer dan drie bestuurders betrokken zijn<br />
is beperkt, hoewel de tol soms zwaar kan zijn.<br />
In <strong>Vlaanderen</strong> waren er in 2005 in totaal 25.216 meerzijdige ongevallen (tegenover<br />
5.992 eenzijdige). Deze meerzijdige ongevallen gaven aanleiding tot 354<br />
doden en 3.113 zwaargewonden (komende van 7.334 in 1991).<br />
Figuur 7.6 geeft voor een aantal weggebruikers weer welke de voornaamste botspartners<br />
zijn in tweezijdige ongevallen.<br />
In 84 % van de tweezijdige ongevallen is een personenauto betrokken. Fietsers zijn<br />
goed voor 26 % en bromfi etsers voor 17% van de ongevallen. Voetgangers zijn<br />
- 44 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 7.6:<br />
TWEEZIJDIGE<br />
ONGEVALLEN, VOL-<br />
GENS BETROKKEN<br />
WEGGEBRUIKERS<br />
(VLAANDEREN,<br />
2003-2005).<br />
Bron: NIS, eigen<br />
bewerking<br />
betrokken in ongeveer 9 % van de tweezijdige ongevallen, motorrijders en vrachtwagens<br />
elk in ongeveer 7 %. Lichte vrachtwagens ten slotte vinden we terug in ongeveer<br />
één op tien tweezijdige ongevallen.<br />
Iets minder dan 1/3e van de tweezijdige ongevallen gebeurt tussen 2 personenwagens.<br />
In zelfs iets meer ongevallen is naast een auto ook een (brom)fi ets betrokken.<br />
Voor elk van de weggebruikers is de personenwagen het meest courante object om<br />
mee te botsen. Nog opvallend is dat fi etsers bijna even dikwijls botsen met bromfi etsers<br />
dan met andere fi etsers (in 2/3e van de gevallen betreft het een ongeval binnen<br />
de bebouwde kom). De maatregel bromfi etsers op de rijbaan is vanuit dit oogpunt<br />
dus zeker verantwoord.<br />
12568<br />
4040<br />
8397<br />
Auto tegen ...<br />
3034<br />
3744<br />
Moto tegen ...<br />
107 194<br />
245<br />
82<br />
101<br />
304<br />
151<br />
478<br />
107<br />
321<br />
597<br />
137<br />
19719<br />
2613<br />
3470<br />
3744<br />
Voetganger tegen ...<br />
1<br />
557<br />
4040<br />
265<br />
151<br />
348<br />
234<br />
82<br />
698<br />
265<br />
Vrachtwagen tegen ...<br />
557<br />
998<br />
256<br />
137 185<br />
Bromfiets tegen ...<br />
478 331<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 45 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
Auto<br />
Vracht<br />
8397<br />
2613<br />
Lichte vracht<br />
Motor<br />
Brom<br />
Fiets<br />
Voet<br />
Andere<br />
Lichte vrachtwagen tegen ...<br />
1029<br />
698<br />
245<br />
1029<br />
304<br />
998<br />
557<br />
321<br />
198<br />
348<br />
1189<br />
263<br />
Fiets tegen ...<br />
597<br />
846<br />
3470<br />
12568
FIGUUR 7.7:<br />
ONGEVALLEN BIN-<br />
NEN OF BUITEN DE<br />
BEBOUWDE KOM,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS (2005),<br />
eigen bewerking<br />
FIGUUR 7.8:<br />
EVOLUTIE AANTAL<br />
ONGEVALLEN EN<br />
DODEN BINNEN<br />
EN BUITEN DE<br />
BEBOUWDE KOM,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS,<br />
eigen bewerking<br />
index (1991=100)<br />
7.3 Locatie van ongevallen<br />
7.3.1 BINNEN OF BUITEN DE BEBOUWDE KOM<br />
In 2005 gebeurden 31.209 ongevallen, waarvan 15.721 of circa 50 % gebeurden<br />
binnen de bebouwde kom (fi g. 7.7). Voor de meer ernstige ongevallen ligt het<br />
aandeel binnen de bebouwde kom heel wat lager, overeenkomstig met de snelheid.<br />
De letselernst van de ongevallen is, zoals te verwachten, lager binnen de bebouwde<br />
kom. In totaal vielen in 2005 566 doden in <strong>Vlaanderen</strong> waarvan 105 (19 %) binnen<br />
de bebouwde kom. 435 doden (77 %) vielen te betreuren buiten de bebouwde<br />
kom. Van de overige 26 verkeersdoden (5 %) werd niet geregistreerd of ze binnen<br />
dan wel buiten de bebouwde kom vielen.<br />
Het aantal ongevallen op een doortocht (gewestweg binnen de bebouwde kom)<br />
hangt in belangrijke mate af van de verkeersintensiteit (Van Hout et al., 2005b).<br />
Daarnaast spelen ook specifi eke weg- en omgevingskenmerken een rol (aantal<br />
rijstroken, bebouwingsdichtheid, aard van de bebouwing, aanwezigheid van voet-<br />
en fi etspaden en parkeerstroken, de aanwezigheid van verschillende functies). De<br />
fi etsinfrastructuur is mee bepalend voor het aantal ongevallen met fi etsers.<br />
Ongevallen met doden<br />
79%<br />
21%<br />
Ongevallen met zwaargewonden<br />
61%<br />
Wanneer we de evolutie (fi g. 7.8) bekijken gedurende de laatste 15 jaar, zien we<br />
dat de daling van het aantal ongevallen meer uitgesproken is binnen de bebouwde<br />
110<br />
100<br />
90<br />
80<br />
Evolutie ongevallen bibeko-bubeko<br />
70<br />
1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005<br />
39%<br />
50%<br />
bibeko bubeko<br />
Ongevallen<br />
Evolutie doden bibeko-bubeko<br />
- 46 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
index (1991=100)<br />
100<br />
bibeko bubeko Totaal<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
50%<br />
30<br />
1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005
FIGUUR 7.9:<br />
AANDEEL DODE VER-<br />
KEERSSLACHTOFFERS<br />
VOLGENS VERVOERS-<br />
WIJZE, VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS (2005),<br />
eigen bewerking<br />
kom. Het aantal ongevallen binnen de bebouwde kom nam af met ruim 20 % ten<br />
opzichte van 1991. Het aantal ongevallen buiten de bebouwde kom blijft schommelen<br />
rond de waarde van 1991, hoewel de laatste jaren systematisch minder ongevallen<br />
voorkomen. Het aantal doden daalde zowel binnen als buiten de bebouwde<br />
kom. Binnen de bebouwde kom zien we een daling met ongeveer 65 % (met een<br />
forse daling na 2001), buiten de bebouwde kom met ongeveer 45 % ten opzichte<br />
van 1991. Het aandeel ongevallen binnen de bebouwde kom is dan ook afgenomen<br />
tegenover 1991. We merken nog op dat een klein deel van de daling te wijten<br />
is aan een toename van het aantal ongevallen (en vooral dan het aantal doden) op<br />
locaties waarvan niet bekend is of ze binnen dan wel buiten de bebouwde kom liggen.<br />
Deze onbekenden kunnen de daling echter niet verhullen.<br />
De daling van het aantal verkeersslachtoffers is niet even groot voor alle weggebruikers.<br />
Binnen de bebouwde kom is de daling het grootst voor vrachtwageninzittenden,<br />
auto-inzittenden en bromfi etsers. Het slechtst scoren motorrijders (opnieuw), fi etsers<br />
en inzittenden van lichte vrachtwagens (ook hier). Voetgangers scoren eveneens<br />
slechter dan het gemiddelde. Buiten de bebouwde kom springt de toename van het<br />
aantal slachtoffers onder motorrijders en in lichte vrachtwagens in het oog. Ook het<br />
aantal gewonden in vrachtwagens is licht toegenomen ten opzichte van 1991. Het<br />
aantal gewonde fi etsers schommelt rond het niveau van 1991. Het aantal gewonde<br />
voetgangers, bromfi etsers en auto-inzittenden is ten opzichte van 1991 gedaald met<br />
20-30 %.<br />
Binnen de bebouwde kom zijn meer dan de helft van de dodelijke slachtoffers<br />
voetgangers of (brom)fi etsers (fi g. 7.9). In 2005 waren 56 van de 105 dodelijke<br />
verkeersslachtoffers voetgangers of (brom)fi etsers (tabel 7.6). Buiten de bebouwde<br />
kom maken ze ongeveer 18 % van het aantal verkeersdoden uit. Bijna 2/3e van de<br />
verkeersslachtoffers zijn daar auto-inzittenden.<br />
28%<br />
19%<br />
Doden bibeko<br />
1%<br />
0%<br />
auto<br />
vrachtwagen<br />
7%<br />
28%<br />
16%<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 47 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
1%<br />
motor<br />
bromfiets<br />
2%<br />
11%<br />
10%<br />
7%<br />
Doden bubeko<br />
4%<br />
2%<br />
fiets<br />
voetganger<br />
1%<br />
63%<br />
andere<br />
onbekend
TABEL 7.6:<br />
DODEN 30 DAGEN<br />
NAAR AARD WEG-<br />
GEBRUIKER (CIJFERS<br />
2003-2005,<br />
VLAANDEREN).<br />
Bron: NIS<br />
FIGUUR 7.10:<br />
ONGEVALLEN OP OF<br />
BUITEN EEN KRUIS-<br />
PUNT, VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS (2005),<br />
eigen bewerking<br />
In de bebouwde kom vallen 39 % van de gedode fi etsers, 40 % van de gedode<br />
bromfi etsers en 56 % van de gedode voetgangers. Daartegenover staat dat slechts<br />
12 % van de gedode auto-inzittenden binnen de bebouwde kom vallen, 27 % van<br />
de motorrijders en 5 % van de vrachtwageninzittenden (incl. lichte vrachtwagens).<br />
Een belangrijke verklaring hiervoor is ongetwijfeld de mate van expositie. Fietsen en<br />
stappen zijn bij uitstek de verplaatsingswijzen voor korte afstanden. We zullen ze<br />
dan ook vaker terugvinden kort bij de woning, in de bebouwde kom. Er zijn evenwel<br />
geen cijfers beschikbaar die ons toelaten het risico te bepalen dat de verschillende<br />
weggebruikers lopen binnen en buiten de bebouwde kom.<br />
BIBEKO BUBEKO ONBEKEND TOTAAL<br />
AUTO 110 829 1 940<br />
FIETS 87 137 0 224<br />
VOET 83 66 0 149<br />
VRACHTWAGEN 4 80 1 85<br />
MOTOR 51 139 0 190<br />
BROMFIETS 25 37 0 62<br />
ANDERE 8 19 0 27<br />
ONBEKEND 5 23 103 131<br />
TOTAAL 373 1.330 105 1.808<br />
7.3.2 KRUISPUNT OF WEGVAK<br />
In 2005 gebeurden 31.209 ongevallen, waarvan 12.151 (39 %) op een kruispunt<br />
en 19.058 (61 %) op een wegvak. Wanneer we enkel de ongevallen met doden<br />
beschouwen (527 in 2005), komen we op een verhouding van 27 % op een kruispunt<br />
en 73 % op wegvakken. In totaal vielen daarbij in 2005 566 doden waarvan<br />
145 (26 %) op een kruispunt. De overige 421 verkeersdoden (74 %) vielen in een<br />
wegvakongeval. Wanneer we de autosnelwegen buiten beschouwing laten, krijgen<br />
we een beperkte verschuiving van de percentages. Het aandeel kruispuntongevallen<br />
neemt telkens licht toe.<br />
Ongevallen met doden<br />
73%<br />
27%<br />
Ongevallen met zwaargewonden<br />
66%<br />
- 48 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
34%<br />
61%<br />
op kruispunt buiten kruispunt<br />
Ongevallen<br />
39%
FIGUUR 7.11:<br />
EVOLUTIE AANTAL<br />
ONGEVALLEN EN<br />
DODEN OP EN<br />
BUITEN EEN<br />
KRUISPUNT,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS,<br />
eigen bewerking<br />
FIGUUR 7.12:<br />
AANDEEL DODE VER-<br />
KEERSSLACHTOFFERS<br />
VOLGENS VERVOERS-<br />
WIJZE, VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS (2005),<br />
eigen bewerking<br />
Wanneer we de evolutie bekijken gedurende het laatste decennium, zien we dat<br />
de daling van het aantal ongevallen iets meer uitgesproken is voor de kruispuntongevallen<br />
(fi g. 7.11). Het aantal kruispuntongevallen was in 2005 met ongeveer 25<br />
% gedaald ten opzichte van 1991. Het aantal ongevallen op wegvakken daalde<br />
daarentegen slechts met minder dan 10 %. Het aantal doden daalde op kruispunten<br />
met ongeveer 50 %, buiten de kruispunten met ongeveer 40 %.<br />
index (1991=100)<br />
100<br />
95<br />
90<br />
85<br />
80<br />
75<br />
Evolutie ongevallen kruispunt-wegvak<br />
70<br />
1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005<br />
Evolutie doden kruispunt-wegvak<br />
40<br />
1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005<br />
Ongeveer 1/3e van de dodelijke slachtoffers op een kruispunt zijn voetgangers of<br />
fi etsers (fi g. 7.12). Zo waren in 2005 48 van de 145 dodelijke verkeersslachtoffers<br />
voetgangers of fi etsers (tabel 7.7). Bij wegvakongevallen maken fi etsers en voetgangers<br />
slechts 15 % van het aantal verkeersdoden uit. Vooral het aandeel dodelijke<br />
fi etsongevallen is veel kleiner buiten het kruispunt. Bijna 60 % van de verkeersdoden<br />
zijn daar auto-inzittenden.<br />
13%<br />
3%<br />
10%<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 49 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
index (1991=100<br />
Kruispunt Wegvak Totaal<br />
Doden op kruispunt<br />
7%<br />
Auto<br />
Fiets<br />
2% 2%<br />
23%<br />
40%<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
6%<br />
Doden buiten kruispunt<br />
11%<br />
8%<br />
1%<br />
7%<br />
1%<br />
7%<br />
Voetganger Motor<br />
Vrachtwagen<br />
Brom<br />
59%<br />
Andere<br />
Onbekend
TABEL 7.7:<br />
DODEN 30 DAGEN<br />
NAAR AARD<br />
WEGGEBRUIKER,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS (2005)<br />
FIGUUR 7.13:<br />
ONGEVALLEN<br />
VOLGENS WEGTYPE,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS (2002),<br />
eigen bewerking<br />
Wanneer we per vervoerswijze nagaan waar de meeste dodelijke slachtoffers vallen,<br />
valt op dat enkel bij fi etsers en bromfi etsers het aantal dodelijke slachtoffers op<br />
een kruispunt veel hoger is dan buiten een kruispunt. Bij de overige weggebruikers<br />
vallen veel meer dodelijke slachtoffers buiten de kruispunten.<br />
KRUISPUNT WEGVAK TOTAAL<br />
AUTO 58 244 302<br />
FIETS 34 31 65<br />
VOET 14 33 47<br />
VRACHTWAGEN 4 27 31<br />
MOTOR 19 48 67<br />
BROMFIETS 10 6 16<br />
ANDERE 3 4 7<br />
ONBEKEND 3 28 31<br />
TOTAAL 145 421 566<br />
7.3.3 ONGEVALSRISICO PER WEGTYPE<br />
De ongevallengegevens voor 2003-2005 laten niet toe om een betrouwbare opsplitsing<br />
te maken naar wegtype. In deze sectie worden daarom de cijfers voor 2002<br />
weergegeven, tenzij anders vermeld.<br />
In 2002 vonden 30.598 ongevallen plaats: 2.406 ongevallen (8 %) gebeurden op<br />
een autosnelweg of verkeerswisselaar, 13.469 (44 %) op een genummerde weg<br />
(met kruispunten gemeentewegen of kruispunten op- en afritten autosnelwegen) en<br />
14.723 (48 %) op een gemeenteweg (met kruispunten op- en afritten autosnelwegen).<br />
Wanneer we enkel de ongevallen met doden beschouwen (671 in 2002),<br />
komen we op een verhouding van 13 % op autosnelwegen, 55 % op genummerde<br />
wegen en 32 % op gemeentewegen. In totaal vielen daarbij in 2002 707 doden<br />
waarvan 96 (14 %) op een autosnelweg. 387 doden (55 %) vielen te betreuren op<br />
de genummerde wegen. De overige 224 verkeersdoden (32 %) vielen op gemeentewegen.<br />
Ongevallen met doden<br />
32%<br />
13%<br />
55%<br />
43%<br />
Ongevallen met doden<br />
of zwaargewonden<br />
- 50 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
10%<br />
47%<br />
48%<br />
ASW NW GW<br />
Letselongevallen<br />
8%<br />
44%
TABEL 7.8:<br />
EXPOSITIEMATEN<br />
VOLGENS WEGTYPE,<br />
VLAANDEREN (CIJFERS<br />
2002).<br />
Bron: Labeeuw,<br />
2003<br />
In de jaarlijkse verkeerstellingen van de FOD Mobiliteit wordt voor de verschillende<br />
wegtypen een jaarlijkse voertuigprestatie gegeven (Labeeuw, 2003). Ook de<br />
weglengte wordt voor de verschillende wegtypen gegeven. Voor gemeentewegen<br />
beperken we ons tot de verharde wegen. Samen met de ongevallencijfers kunnen<br />
we hieruit een verkeers- en een wegrisico bepalen.<br />
SNELWEG GENUMMERD GEMEENTE<br />
MIA. VTGKM 17,96 28,89 6,01<br />
KM WEGLENGTE 849 6.060 52.120<br />
Wanneer we het verkeersrisico (aantal ongevallen per miljard voertuigkm) nemen,<br />
zien we dat het risico op genummerde wegen ruim drie keer zo hoog is als op<br />
autosnelwegen. Het verkeersrisico op gemeentewegen ligt zelfs 18 keer hoger.<br />
Deze verhoudingen zijn enigszins overschat omdat het onderliggende wegennet<br />
niet alleen gemotoriseerd verkeer kent, maar ook een aanzienlijk deel verplaatsingen<br />
te voet, met de fi ets en met de bromfi ets telt. Daardoor wordt de hoeveelheid<br />
verkeer op de genummerde en gemeentewegen in de offi ciële tellingen onderschat<br />
en lijkt het risico op deze wegen hoger dan het werkelijk is. Voor het dodelijk risico<br />
zijn de verschillen kleiner (2,5 keer hoger risico op dodelijk letsel op genummerde<br />
wegen en zeven keer hoger risico op gemeentewegen, telkens ten opzichte van de<br />
autosnelwegen). Autosnelwegen zijn dan ook aangelegd om veel verkeer over grote<br />
afstanden aan te kunnen, met een minimum aan potentiële confl icten. De snelheidsverschillen<br />
zijn beperkt en er is geen kruisend verkeer.<br />
Wanneer we daarentegen het wegrisico (ongevallen per km weglengte) nemen,<br />
merken we dat autosnelwegen nu de gevaarlijkste wegen zijn. De kans dat er een<br />
ongeval gebeurt op een bepaalde locatie is nu ruim tien keer groter dan op een<br />
locatie op een gemeenteweg. Genummerde wegen zijn ruim acht keer gevaarlijker<br />
dan gemeentewegen. De verschillen in de kans dat op een bepaalde locatie een<br />
dode valt, zijn nog meer uitgesproken (15 keer grotere kans op genummerde wegen<br />
en 26 keer grotere kans op autosnelwegen, telkens ten opzichte van gemeentewegen).<br />
Wanneer we de evolutie bekijken gedurende het laatste decennium (fi g. 7.14), zien<br />
we een daling van het aantal ongevallen op genummerde en gemeentewegen. De<br />
daling op de genummerde wegen is groter dan de daling op de gemeentewegen (-<br />
28 % tegenover -10 %). Het aantal ongevallen op autosnelwegen daarentegen nam<br />
met ongeveer 30 % toe ten opzichte van 1991 (zie ook Nuyts et al., 2004).<br />
Wanneer we ook rekening houden met de drukte op de wegen, zien we dat het<br />
ongevalsrisico (ongevallen per mia. voertuigkm) daalt zowel op de genummerde<br />
wegen (-39 %) als op de gemeentewegen (-26 %). Op autosnelwegen bevindt het<br />
risico zich in 2002 op hetzelfde niveau als in 1991. Tussenin lag het risico steeds<br />
hoger.<br />
De evolutie van het aantal doden toont een iets afwijkend beeld. Het aantal doden<br />
op autosnelwegen schommelde jarenlang rond de waarde van 1991. Sinds 2000<br />
lijkt er een daling op te treden (-20 % tegenover 1991). Het dodelijk risico daalde<br />
met zowat 30 % ten opzichte van 1991 (gemiddelde daling voor 2000-2002). Op<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 51 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 7.14:<br />
EVOLUTIE AANTAL<br />
ONGEVALLEN<br />
EN DODEN EN<br />
VERKEERSRISICO PER<br />
WEGTYPE, VLAAN-<br />
DEREN.<br />
Bron: NIS,<br />
eigen bewerking<br />
TABEL 7.9:<br />
DODEN EN<br />
ZWAARGEWONDEN<br />
VOLGENS WEGTYPE,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS,<br />
eigen bewerking<br />
Index (1991 = 100)<br />
gemeentewegen daalde het aantal doden eveneens met ongeveer 30 %. Het risico<br />
op een dodelijk letsel daalde er met ongeveer 40 %. Op genummerde wegen tenslotte<br />
is de daling van het aantal dodelijke slachtoffers met 40 % tegenover 1991 het<br />
grootst. Het risico nam er af met 50 %. Het is niet geheel duidelijk of de geconstateerde<br />
daling ook werkelijk optreedt,dan wel ze een gevolg is van een minder goede<br />
ongevallenregistratie.<br />
170<br />
160<br />
150<br />
140<br />
130<br />
120<br />
110<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
De evolutie is niet gelijk voor alle weggebruikers. Het aantal verkeersslachtoffers<br />
onder motorrijders en inzittenden van lichte vrachtwagens neemt toe op alle wegtypen.<br />
De stijging is evenwel het meest uitgesproken op de autosnelwegen waar we<br />
een verdubbeling van het aantal verkeersslachtoffers sinds 1991 vaststellen. Voor alle<br />
andere weggebruikers daalt het aantal slachtoffers op genummerde en gemeentewegen.<br />
Op autosnelwegen neemt het aantal verkeersslachtoffers echter ook toe voor<br />
automobilisten en vrachtwagenbestuurders.<br />
Wanneer we de verschillende wegtypen verder opdelen naargelang van de ligging<br />
binnen en buiten de bebouwde kom, krijgen we voor 2002 de waarden in tabel 7.9.<br />
Ter vergelijking worden ook de waarden voor het vergelijkingsjaar 1999 gegeven.<br />
DODEN ZWAARGEWONDEN<br />
1999 2002 1999 2002<br />
AUTOSNELWEGEN 123 96 699 501<br />
GENUMMERDE WEGEN<br />
BIBEKO 109 77 999 659<br />
BUBEKO 320 310 2513 1747<br />
GEMEENTEWEGEN<br />
Evolutie ongevallen<br />
1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999<br />
ASW<br />
NW<br />
2000 2001<br />
Evolutie doden<br />
BIBEKO 91 78 1164 1096<br />
BUBEKO 163 146 1336 989<br />
TOTAAL 806 707 6711 4992<br />
- 52 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
2002<br />
Index (1991 = 100)<br />
GW<br />
120<br />
110<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
Risico ASW<br />
1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002<br />
Risico NW<br />
Risico GW
FIGUUR 7.15:<br />
AANDEEL DODE<br />
VERKEERSSLACHT-<br />
OFFERS VOLGENS<br />
VERVOERSWIJZE,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS (2002),<br />
eigen bewerking<br />
TABEL 7.10:<br />
DODEN 30 DAGEN<br />
NAAR AARD<br />
WEGGEBRUIKER,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS (2002),<br />
eigen bewerking<br />
Ongeveer 1/4e van de dodelijke slachtoffers op het onderliggende wegennet<br />
(genummerde en gemeentewegen) zijn voetgangers of fi etsers (fi g. 7.15). In 2002<br />
waren 148 van de 612 dodelijke verkeersslachtoffers immers voetgangers of fi etsers<br />
(tabel 7.10).<br />
Bij ongevallen op autosnelwegen vinden we uiteraard quasi geen fi etsers en voetgangers<br />
terug. Daar zijn het vooral inzittenden van personenwagens die het leven<br />
laten. Toch is ook het aantal motorrijders en inzittenden van vrachtwagens niet te<br />
verwaarlozen. In 1/3e van de ongevallen op autosnelwegen is minstens één (lichte)<br />
vrachtwagen betrokken (Van Hout et al., 2005a). Voor dodelijke ongevallen is dit<br />
aandeel zelfs nog iets groter. Nochtans is ‘slechts’ één op acht van de dodelijke<br />
slachtoffers een inzittende van een vrachtwagen. De overige doden in ongevallen<br />
met vrachtwagens zijn dus inzittenden van personenwagens of motorrijders. Voorts<br />
geldt dat op- en afritzones signifi cant gevaarlijker zijn dan de wegvakken op autosnelwegen<br />
(Van Geirt & Nuyts, 2005).<br />
4%<br />
8%<br />
Doden op snelweg<br />
8% 5%<br />
Auto<br />
Fiets<br />
75%<br />
1%<br />
8%<br />
13%<br />
Doden op<br />
genummerde wegen<br />
11%<br />
Vrachtwagen<br />
5% 4%<br />
Bijna 2/3e van de gedode vrachtwageninzittenden vinden we op autosnelwegen<br />
(tabel 7.10). Bij een vergelijking van de genummerde wegen en de gemeentewegen<br />
zien we dat er meer slachtoffers vallen onder inzittenden van auto’s en vrachtwagens<br />
op genummerde wegen. Verkeersdoden onder tweewielers en voetgangers<br />
vinden we ongeveer evenveel terug op gemeentewegen als op genummerde wegen<br />
(N-wegen), fi etsers, motorrijders en voetgangers net iets meer op genummerde<br />
wegen, bromfi etsers net iets meer op gemeentewegen.<br />
SNELWEG GENUMMERD GEMEENTE TOTAAL<br />
AUTO 71 229 91 391<br />
FIETS 0 49 40 89<br />
VOET 4 31 28 63<br />
VRACHTWAGEN 8 3 2 13<br />
MOTOR 8 41 35 84<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 53 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
58%<br />
16%<br />
1%<br />
13%<br />
Doden op<br />
gemeentewegen<br />
10%<br />
3%<br />
17%<br />
Voetganger Motor<br />
Andere<br />
Bromfiets<br />
40%
TABEL 7.11:<br />
VERDELING ONGEVAL-<br />
LEN OP OF BUITEN<br />
EEN GEVAARLIJK<br />
PUNT, VLAANDEREN,<br />
1997-1999.<br />
Bron: Gelokaliseerde<br />
ongevallen<br />
(Mobiliteitscel)<br />
BROMFIETS 0 19 22 41<br />
ANDERE 5 15 6 26<br />
TOTAAL 96 387 224 707<br />
7.3.4 PLAATS VAN DE ONGEVALLEN – “GEVAARLIJKE PUNTEN”<br />
Op basis van de ongevallendata van 1997-1999 worden in <strong>Vlaanderen</strong> momenteel<br />
ongeveer 1.014 ongevallenlocaties op gewestwegen als gevaarlijk beschouwd<br />
(Geurts et al., 2003). Deze gevaarlijke punten werden geselecteerd op basis van<br />
de geregistreerde verkeersongevallen met lichamelijk letsel voor de periode 1997-<br />
1999. Meer bepaald wordt voor elke locatie waar in de periode 1997-1999<br />
minstens drie letselongevallen plaatsvonden een combinatie van gewichten gebruikt<br />
om de gevaarlijke ongevallenlocaties te selecteren en te rangschikken: respectievelijk<br />
1 voor elke licht gewonde, 3 voor elke zwaargewonde en 5 voor elke dode<br />
(combinatie 1-3-5). Indien de resulterende score minstens 15 bedraagt, wordt een<br />
ongevallenlocatie als een gevaarlijk punt beschouwd. Gevaarlijke fi etspunten hanteren<br />
dezelfde puntentelling, maar nu enkel voor fi etsslachtoffers. Wanneer de score<br />
minstens 5 bedraagt, hebben we te maken met een fi etsgevaarlijk punt.<br />
Tabel 7.11 geeft het aantal slachtoffers op gevaarlijke punten weer. Dit aantal wordt<br />
vergeleken met het globale aantal slachtoffers. Hieruit blijkt duidelijk dat slechts<br />
een beperkt aandeel van de slachtoffers valt op gevaarlijke punten, meer bepaald<br />
ongeveer één op zeven. Aanpak van de gevaarlijke punten behelst dus slechts een<br />
beperkt aandeel van de ongevallen. Ook daarbuiten zijn meer algemene maatregelen<br />
nodig. Door het meer diffuse karakter is de effi ciëntie van deze maatregelen<br />
mogelijk kleiner.<br />
BINNEN<br />
GEVAARLIJK PUNT<br />
DODEN<br />
ZWAAR<br />
GEWONDEN<br />
DODE<br />
FIETSERS<br />
ZWAAR-<br />
GEWONDE FIETSERS<br />
374 2.980 67 438<br />
TOTAAL 2.390 20.902 313 2.977<br />
- 54 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 7.16:<br />
AANTAL DODEN EN<br />
ZWAARGEWONDEN<br />
VOLGENS LEEFTIJD,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS<br />
(2003-2005),<br />
eigen bewerking<br />
FIGUUR 7.17:<br />
RISICO OP DODELIJK<br />
OF ERNSTIG LETSEL IN<br />
FUNCTIE VAN LEEFTIJD<br />
(CIJFERS 2000),<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS<br />
Zwerts & Nuyts<br />
(2002), APS<br />
7.4 Persoonskenmerken<br />
7.4.1 BETROKKENHEID PER LEEFTIJDSCATEGORIE<br />
180<br />
160<br />
140<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
0<br />
DODEN EN ZWAAGEWONDEN (GEMIDDELDE 2003 TOT 2005)<br />
LEEFTIJDSCATEGORIE<br />
0<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
25<br />
30<br />
35<br />
40<br />
45<br />
50<br />
55<br />
60<br />
65<br />
70<br />
75<br />
80<br />
85<br />
90<br />
95<br />
Bijna de helft van alle dodelijke en zwaargewonde verkeersslachtoffers valt in de<br />
leeftijdscategorie 16-34 jaar (fi g. 7.16). Dit aandeel overstijgt in belangrijke mate<br />
hun aandeel in de bevolking en in de verkeersdeelname. Figuur 7.17 toont het<br />
risico op een dodelijk of ernstig letsel in relatie tot de leeftijd van het slachtoffer.<br />
RELATIEF RISICO<br />
Relatief risico<br />
3,00<br />
2,50<br />
2,00<br />
1,50<br />
1,00<br />
0,50<br />
0,00<br />
RISICO I.F.V. LEEFTIJD<br />
FIGUUR 7.18:<br />
AANTAL DODEN EN<br />
ZWAARGEWONDEN<br />
VOLGENS LEEFTIJD<br />
EN AARD VAN DE<br />
WEGGEBRUIKER,<br />
VLAANDEREN (GE-<br />
MIDDELDE 2003-<br />
2005).<br />
Bron: NIS,<br />
eigen bewerking<br />
Het risico wordt uitgedrukt ten opzichte van het bevolkingsaantal in die leeftijdscategorie<br />
en ten opzichte van de totale afstand afgelegd door die leeftijdscategorie.<br />
Omwille van de beschikbaarheid van verplaatsingsgegevens hebben de cijfers<br />
betrekking op 2000.<br />
Jongeren tussen 16 en 24 lopen het grootste risico dodelijk of ernstig gewond te<br />
raken in een verkeersongeval. In functie van de afgelegde afstand vertonen ook<br />
65-plussers een sterk verhoogd risico. Ook in de internationale literatuur vinden we<br />
deze verbanden (Willems & Cuyvers, 2004).<br />
Wanneer het aantal doden en zwaargewonden per vervoerswijze wordt vergeleken<br />
met de leeftijd van de betrokken slachtoffers (fi g. 7.18), merken we een piek(je) voor<br />
beginnende fi etsers (omstreeks 12-15 jaar), beginnende bromfi etsers (16-17 jaar) en<br />
beginnende autobestuurders (19-23 jaar). Ook autopassagiers in de leeftijdscategorie<br />
17-22 jaar worden in grote getale verkeersslachtoffer. Dode en zwaargewonde<br />
motorrijders zijn over een grotere leeftijdscategorie verdeeld. Er is dan ook een<br />
minder uitgesproken startleeftijd. Ook de curve van het aantal voetgangersslachtoffers<br />
is relatief vlak. Net als bij het aantal fi etsslachtoffers zien we dat ook het aantal<br />
voetgangersslachtoffers op latere leeftijd opnieuw iets toeneemt.<br />
Dit kan gekoppeld worden aan een grotere expositie en aan een grotere kwetsbaarheid.<br />
Zeer opvallend is de hoge piek bij de bromfi etsers. Deze is bijna even hoog<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
DODEN EN ZWAARGEWONDEN<br />
0 20 40 60 80 100<br />
AUTOBESTUURDER BROMFIETS<br />
AUTOPASSAGIER<br />
MOTOR<br />
- 56 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
FIETS<br />
VOETGANGER
FIGUUR 7.19:<br />
RELATIEF RISICO OP<br />
ERNSTIGE VERWON-<br />
DINGEN, UITGEDRUKT<br />
T.O.V. HET GEMIDDELDE<br />
RISICO VOOR ELK TYPE<br />
WEGGEBRUIKER,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS (2000).<br />
als de piek bij de jonge autobestuurders. Dit maakt jonge bromfi etsers evenals jonge<br />
autobestuurders een belangrijke aandachtsgroep. De pieken bij de andere vervoerswijzen<br />
zijn veel minder uitgesproken.<br />
Opgesplitst naar de verschillende vervoerswijzen merken we bijna steeds een<br />
verhoogd risico voor beginnende bestuurders (fi g. 7.19). Voor fi etsers is er een<br />
verhoogd risico in de leeftijdscategorie 13-15 jaar, voor autobestuurders zien we<br />
dat vooral jonge bestuurders van 18-24 jaar een groot risico lopen. Voor voetgangers<br />
is het risico groot voor de jongste leeftijdsgroep (6-12 jaar) (zie ook Lammar,<br />
2005). Voor motorrijders en bromfi etsers is er minder logica. Dit kan evenwel ook<br />
een gevolg zijn van de kwaliteit van de beschikbare data. Ze maken immers slechts<br />
een beperkt aandeel uit van de verplaatsingen in <strong>Vlaanderen</strong>. Hierdoor zal de<br />
foutenmarge dan ook groter zijn. Ook voor autopassagiers is er een verhoogd risico<br />
voor de leeftijdscategorie 18-24 jaar, waarschijnlijk omdat ze vaker meerijden met<br />
hun onervaren leeftijdsgenoten.<br />
RELATIEF RISICO<br />
9,00<br />
8,00<br />
7,00<br />
6,00<br />
5,00<br />
4,00<br />
3,00<br />
2,00<br />
1,00<br />
0,00<br />
6-12 13-15 16-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65+<br />
AUTOBESTUURDER VOETGANGER<br />
AUTOPASSAGIER<br />
FIETSER<br />
MOTORRIJDER<br />
BROMFIETSER<br />
Naast het verhoogde risico voor jonge bestuurders, zien we ook een verhoogd<br />
letselrisico bij ouderen. Ten opzichte van hun verkeersdeelname lopen ouderen vaak<br />
ernstig letsel op. Dit is waarschijnlijk gelieerd aan hun grotere kwetsbaarheid. Wanneer<br />
ze in een ongeval betrokken raken, is hun kans op een ernstig letsel groter dan<br />
voor andere leeftijdscategorieën.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 57 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 7.20:<br />
EVOLUTIE AANTAL<br />
VERKEERSDODEN<br />
BIJ JONGEREN EN<br />
OUDEREN,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS,<br />
eigen bewerking.<br />
Het Vlaams mobiliteitsplan stelt expliciet een gemiddelde jaarlijkse daling met 6 %<br />
van het aantal verkeersdoden per 1000 jongeren onder de 25 als doel. Op basis<br />
van bovenstaande beschouwingen valt eveneens op te maken dat de leeftijdscategorie<br />
vanaf 60 een kwetsbare groep vormt. We nemen deze beide groepen even<br />
nader onder de loep.<br />
Sinds 1991 nam het aantal doden bij jongeren af met 60 %, bij ouderen (60+)<br />
met 45 % (fi g. 7.20). Tussen 1997 en 2001 stagneerde het aantal jonge verkeersdoden<br />
evenwel. Het aantal oudere verkeersdoden stagneerde reeds langer. Vanaf<br />
2001 merken we opnieuw een daling en dit voor beide categorieën. Een deel van<br />
de verklaring zit zeker in het toenemende aantal ouderen en het afnemende aantal<br />
jongeren. Daarom wordt ook het dodelijk risico weergegeven (fi g. 7.21). Hieruit<br />
blijkt dat het dodelijk risico afnam voor zowel jongeren als ouderen. De daling is<br />
evenwel gesitueerd in de eerste helft van de jaren ’90. Tussen 1995 en 2001 was<br />
er een quasi gelijkblijvend dodelijk risico voor beide leeftijdsgroepen. Het dodelijk<br />
risico vertoont vanaf 2001 opnieuw een daling die iets meer uitgesproken is voor<br />
jongere verkeersdeelnemers. We merken nog op dat het dodelijk risico voor jongere<br />
en oudere verkeersdeelnemers quasi gelijk is. Voor jongeren valt dit te verklaren<br />
door de hogere ongevalskans, voor ouderen door de hogere letselernst.<br />
400<br />
350<br />
300<br />
250<br />
200<br />
150<br />
100<br />
50<br />
DODEN EN DODELIJK GEWONDEN<br />
0<br />
1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005<br />
< 25 > 59<br />
- 58 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 7.21:<br />
EVOLUTIE DODELIJK<br />
RISICO BIJ JONGEREN<br />
EN OUDEREN,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS,<br />
eigen bewerking.<br />
FIGUUR 7.22:<br />
VERKEERSSLACHTOFFERS<br />
NAAR GESLACHT,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS (2005),<br />
eigen bewerking.<br />
INDEX (1999 = 100)<br />
180<br />
160<br />
140<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
DODELIJK RISICO (DODEN PER MIO INWONERS)<br />
0<br />
1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005<br />
< 25 > 59<br />
7.4.2 BETROKKENHEID PER GESLACHT<br />
Bijna 3/4e van de verkeersdoden in <strong>Vlaanderen</strong> zijn mannen (fi g. 7.22). Rekening<br />
houdend met hun expositie (afgelegde kilometers) lopen mannen bijna twee keer<br />
zoveel risico om gedood te worden in een verkeersongeval. Het aandeel in de lichte<br />
letsels is kleiner, maar ook daar vallen meer mannen onder de slachtoffers dan<br />
vrouwen. Wanneer enkel bestuurders in ogenschouw worden genomen, worden de<br />
verschillen nog groter.<br />
48%<br />
Lichtgewonden<br />
52%<br />
36%<br />
M V<br />
Zwaargewonden<br />
Vooral jonge mannen komen vaak om in het verkeer. Ruim 1/3e van alle verkeersdoden<br />
zijn mannen tussen 16 en 34 jaar. Mannen hebben voor (bijna) alle leeftijden<br />
een groter aandeel in het aantal verkeersdoden (fi g. 7.23).<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 59 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
64%<br />
29%<br />
Doden<br />
71%
FIGUUR 7.23:<br />
AANTAL VERKEERS-<br />
DODEN VOLGENS<br />
GESLACHT EN<br />
LEEFTIJD,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS<br />
(2003 - 2005),<br />
eigen bewerking.<br />
FIGUUR 7.24<br />
LETSELONGEVALLEN<br />
PER MAAND,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS,<br />
eigen bewerking.<br />
AANTAL DODEN<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90<br />
M V<br />
7.5 Tijdstip<br />
DODEN 30 DAGEN IN FUNCTIE VAN LEEFTIJD EN GESLACHT<br />
LEEFTIJD<br />
7.5.1 MAAND VAN HET JAAR<br />
De piekmaanden wat het aantal ernstige ongevallen betreft zijn mei-juni en september-oktober<br />
(fi g. 7.24). De zomer- en vooral de wintermaanden kennen veel minder<br />
ongevallen. Opvallend is dat de daling in de zomermaanden slechts beperkt of niet<br />
geldt voor de meer ernstige ongevallen.<br />
Het verkeersrisico (ongevallen per afgelegde afstand) is dan weer het laagst in juli<br />
(fi g. 7.25).<br />
3200<br />
3000<br />
2800<br />
2600<br />
2400<br />
2200<br />
2000<br />
Letselongevallen<br />
LETSELONGEVALLEN<br />
jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec<br />
2000 2005 gemiddelde 2003-2005<br />
- 60 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
FIGUUR 7.25<br />
RISICO (UITGEDRUKT<br />
IN AANTAL DODEN<br />
PER MIA KILOMETER),<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS,<br />
OVG 2000<br />
eigen bewerking.<br />
600<br />
550<br />
500<br />
450<br />
400<br />
350<br />
300<br />
250<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
Ernstige ERNSTIGE ONGEVALLEN ongevallen<br />
jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec<br />
2000 2005 gemiddelde 2003-2005<br />
Dodelijke DODELIJKE ONGEVALLEN ongevallen<br />
jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec<br />
2000 2005 gemiddelde 2003-2005<br />
In fi guur 7.25 wordt het aantal ernstige ongevallen van de periode 2000-2002 vergeleken<br />
met de vervoersprestatie. In januari 2000 legden de Vlamingen volgens het<br />
OVG veel minder kilometers af dan in de overige maanden. Mogelijk wijst dit op<br />
100<br />
95<br />
90<br />
85<br />
80<br />
75<br />
70<br />
65<br />
RISICO OP ERNSTIG ONGEVAL<br />
jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec<br />
ONGEVAL PER MIA KM<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 61 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
uitzonderlijke (weers)omstandigheden. Als een gevolg van de lage vervoersprestatie<br />
zien we in januari het hoogste risico.<br />
FIGUUR 7.26<br />
AANTAL ONGEVALLEN NAAR TIJDSTIP VAN HET JAAR (2003-2005)<br />
AANTAL ONGEVALLEN<br />
IN FUNCTIE VAN DE<br />
PERIODE VAN HET<br />
JAAR EN HET UUR<br />
22<br />
20<br />
18<br />
VAN DE DAG,<br />
16<br />
VLAANDEREN.<br />
14<br />
12<br />
Bron: NIS,<br />
(gemiddelde 2003-<br />
2005),<br />
10<br />
8<br />
eigen bewerking.<br />
6<br />
4<br />
2<br />
0<br />
1 3 5 7 9 11131517192123252729313335373941434547495153<br />
FIGUUR 7.27<br />
ONGEVALLEN<br />
NAAR TIJDSTIP<br />
VAN DE WEEK,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS,<br />
(2003-2005),<br />
eigen bewerking.<br />
28-32<br />
24-28 20-24<br />
16-20 12-16<br />
8-12<br />
WEEK VAN HET JAAR<br />
Figuur 7.26 geeft het aantal ongevallen weer naargelang van de week van het jaar<br />
en het uur van de dag. Er is geen zichtbaar verband tussen het aantal ongevallen<br />
en de lichtgesteldheid volgens het opkomen en ondergaan van de zon.<br />
7.5.2 DAG VAN DE WEEK<br />
In fi guur 7.27 wordt het aantal ongevallen gegeven volgens het tijdstip waarop ze<br />
gebeurden. Het gevaarlijkste moment is ongetwijfeld een werkdag rond 17 uur. Dit<br />
is in belangrijke mate te wijten aan een hoge expositie. In vergelijking tot de weeknachten<br />
springt ook de onveiligheid in de weekendnachten in het oog.<br />
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21<br />
Din<br />
Maa<br />
22 23<br />
440-550<br />
330-440<br />
220-330<br />
110-220 0-110<br />
- 62 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
4-8<br />
0-4<br />
ONGEVALLEN VOLGENS TIJDSTIP<br />
UUR<br />
Zon<br />
Zat<br />
Vri<br />
Don<br />
Woe<br />
DAG<br />
UUR VAN DE DAG
FIGUUR 7.28<br />
AANDEEL ERNSTIGE<br />
ONGEVALLEN IN<br />
TOTAAL AANTAL<br />
ONGEVALLEN NAAR<br />
TIJDSTIP VAN DE<br />
WEEK,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS,<br />
(2003-2005),<br />
eigen bewerking.<br />
TABEL 7.12:<br />
DODEN VOLGENS<br />
TIJDSTIP WEEK,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS (2005).<br />
In fi guur 7.28 is duidelijk af te lezen dat ’s nachts relatief meer ernstige ongevallen<br />
(met doden of zwaargewonden) gebeuren.<br />
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 Maa<br />
AANDEEL ERNSTIGE ONGEVALLEN NAAR TIJDSTIP<br />
Zon<br />
Zat<br />
Vri<br />
Don<br />
Woe<br />
Din<br />
35% - 40%<br />
30% - 35%<br />
25% - 30% 15% - 20%<br />
20% - 25% 10% - 15%<br />
Maandag en zaterdag tellen het grootste aantal dodelijke slachtoffers. In tabel<br />
7.12 wordt onderscheid gemaakt tussen 4 weekdelen: weekdag, weeknacht,<br />
weekenddag en weekendnacht. De week loopt van maandagmorgen 6.00 uur<br />
tot vrijdagavond 21.59 uur. De nacht duurt van 22.00 tot 5.59 uur, de dag van<br />
6.00 tot 21.59 uur. We merken dat ongeveer de helft van de doden valt tijdens<br />
een weekdag. In weekenddagen en –nachten valt bijna een vijfde van de dodelijke<br />
verkeersslachtoffers. De weeknachten tenslotte tellen ongeveer 13 % van de doden.<br />
Hierbij dient gesteld dat de verschillende periodes een verschillende lengte hebben:<br />
de weekdagen zijn in totaal goed voor 80 uren per week, de weekenddagen tellen<br />
evenals de weeknachten 32 uren, de weekendnachten tenslotte beslaan 24 uren.<br />
In de weekendnachten valt dus gemiddeld elke 12 uur één verkeersdode. Dit is<br />
een iets hogere frequentie ten opzichte van de weekdagen (één dode per 14 uur),<br />
aanzienlijk hoger dan de weekenddagen (ongeveer één dode per 16 uur) en vooral<br />
de weeknachten (één dode per 23 uur).<br />
WEEK WEEKEND<br />
DAG 289 103<br />
NACHT 73 101<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 63 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
UUR<br />
DAG
FIGUUR 7.29:<br />
VERDELING ONGE-<br />
VALLEN VOLGENS<br />
LICHTGESTELDHEID,<br />
VLAANDEREN.<br />
Bron: NIS (2005),<br />
eigen bewerking.<br />
7.5.3 LICHTGESTELDHEID<br />
Ruim 2/3e van alle ongevallen gebeurt overdag onder normale lichtomstandigheden<br />
(fi g. 7.29). Ongeveer 5 % gebeurt in de ochtendschemering of bij het vallen<br />
van de avond. Een kwart van de ongevallen gebeurt ’s nachts.<br />
Wanneer we ons beperken tot ongevallen waarbij doden vielen, dan valt het op dat<br />
de ongevallen bij nacht ongeveer 40 % uitmaken van het totale aantal ongevallen.<br />
Het aandeel dagongevallen valt terug op iets meer dan 50 %.<br />
5%<br />
23%<br />
Ongevallen<br />
2% 0%<br />
onbekend<br />
dag<br />
70%<br />
schemer<br />
Ongevallen met doden<br />
5% 2%<br />
Het aandeel nachtelijke ongevallen is groter op autosnelwegen. Van alle ongevallen<br />
gebeurt 1/3e op autosnelwegen tijdens de nacht. In 20 % van deze nachtelijke<br />
ongevallen brandde de straatverlichting niet. De helft van de dodelijke ongevallen<br />
op autosnelwegen gebeurt ’s nachts. Bij 35 % van deze nachtelijke ongevallen met<br />
doden brandde de verlichting niet.<br />
7.6 Ongevalsomstandigheden<br />
7.6.1 WEERSOMSTANDIGHEDEN<br />
Bij haast 90 % van de ongevallen is sprake van normale weersomstandigheden. Bij<br />
8 à 9 % van de ongevallen is er sprake van regenweer. Uit de waarnemingen van<br />
het KMI blijkt dat het in ongeveer 6% van de tijd regent. Regenweer levert bijgevolg<br />
een licht verhoogd risico op ten opzichte van de normale weersomstandigheden<br />
(merk op dat in voorgaande jaren een aandeel ongevallen bij regenweer van<br />
ongeveer 15 % bestond, wat wijst op een sterk verhoogd risico bij regenweer). De<br />
overige weersomstandigheden komen te weinig voor om conclusies te trekken.<br />
7.6.2 STAAT VAN DE WEG<br />
In 2/3e van de ongevallen is sprake van een droog wegdek. In ongeveer 1/5e van<br />
de ongevallen is het wegdek nat (op autosnelwegen is het wegdek nat in ongeveer<br />
een kwart van de ongevallen). Dit is uiteraard een groter aandeel dan bepaald op<br />
basis van regenweer. De weg blijft immers langer nat dan dat het regent. De overige<br />
waarden komen te weinig voor om uitspraken te kunnen doen. Het is niet zeker<br />
- 64 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse<br />
36%<br />
5%<br />
nacht, met straatverlichting<br />
52%<br />
nacht, geen straatverlichting
of dit te wijten is aan de werkelijke omstandigheden, dan wel de wijze van invullen<br />
van het ongevallenformulier.<br />
Relatief gebeuren de meeste ongevallen op natte wegen ’s morgens bij het krieken<br />
van de dag. Dit is zo voor gemeentewegen en genummerde wegen. Op autosnelwegen<br />
gebeuren relatief meer ongevallen bij nat wegdek op zondag.<br />
Bij eenzijdige ongevallen is er een iets kleiner aandeel van de normale omstandigheden.<br />
Een nat, glad of vuil wegdek wordt in dat geval iets vaker genoemd als<br />
ongevalsomstandigheid (36 % in plaats 27 %).<br />
7.7 Menselijk gedrag<br />
Hoewel menselijk gedrag in bijna alle ongevallen een rol speelt, is het niet steeds<br />
eenvoudig om hier degelijke cijfers over terug te vinden. Op het VOF staan wel een<br />
aantal gedragsgerelateerde gegevens opgenomen, maar de kwaliteit hiervan laat<br />
vaak te wensen over. Het betreft namelijk het gedrag waardoor het ongeval kon<br />
plaatsvinden. Dit is niet steeds eenvoudig vast te stellen door de politie ter plaatse.<br />
Toch zijn een aantal vaststellingen mogelijk.<br />
7.7.1 VERMOEIDHEID<br />
Vermoeide bestuurders vertonen gedragingen die potentieel gevaarlijk zijn (Vesentini<br />
et al., 2003). De kans is groot dat ze van hun rijstrook afwijken. Ze hebben meer<br />
moeite om een constante snelheid aan te houden en hun reactietijd neemt toe. Dit<br />
geeft vaak aanleiding tot eenzijdige en ernstige ongevallen. De ernst wordt bepaald<br />
doordat het vaker voorkomt op eentonige wegen met een hogere snelheidslimiet en<br />
doordat bestuurders die in slaap vallen vaak geen enkele rem- of bijsturingsrefl ex<br />
hebben.<br />
7.7.2 GORDELDRACHT<br />
Uit metingen van het BIVV (aangehaald in Vesentini & Cuyvers, 2003) blijkt dat in<br />
België 58 % van de bestuurders hun gordel draagt op wegen met een snelheidsbeperking<br />
van 90 km/h. Op autosnelwegen ligt dit percentage hoger (64 %) en<br />
in de stad lager (47 %). Voor passagiers voorin zijn de percentages vergelijkbaar.<br />
Voor de passagiers achterin zijn geen cijfers beschikbaar. Voor korte ritten binnen<br />
de bebouwde kom wordt de gordel het minst gedragen, hoewel hij daar het meest<br />
effectief is.<br />
Voorts stelt men vast dat er een relatie bestaat tussen ongevalsbetrokkenheid en gordeldracht:<br />
bestuurders die de gordel niet dragen, zijn vaker betrokken in ongevallen.<br />
Vermoedelijk is dit omdat zij ook andere verkeersregels minder goed naleven.<br />
De gordel wordt het minst gedragen door jongeren (< 25 jaar). Ook mannen<br />
dragen de gordel minder.<br />
Het SARTRE-onderzoek (Drevet, 2004) leert ons dat het zelfverklaarde gordelgebruik<br />
het hoogst is op autosnelwegen, gevolgd door hoofdwegen. Binnen de bebouwde<br />
kom wordt de gordel beduidend minder gedragen. Niettemin zien we dat het gordelgebruik,<br />
in vergelijking tot eerdere studies, sterker toeneemt binnen de bebouwde<br />
kom zodat de verschillen kleiner worden.<br />
Uit het SARTRE-onderzoek leren we ook dat 81 % van de Belgen die soms kinderen<br />
vervoeren, verklaren dat ze dan altijd het juiste beveiligingsmiddel (gordel, kinderzitje)<br />
gebruiken. Uit recent onderzoek (Vesentini & Willems, 2006) blijkt evenwel<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 65 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
dat meer dan de helft van de kinderen (jonger dan 12 jaar) met een ongeschikt<br />
beveiligingsmiddel meerijdt. Vooral de oudere kinderen en de kinderen op een<br />
hogere categorie van beveiligingsmiddelen worden vaker met een ongeschikt middel<br />
beveiligd. Leeftijd blijkt bij de keuze van een beveiligingsmiddel geen geschikte<br />
indicator te zijn, lengte en gewicht zijn veel betere parameters.<br />
7.7.3 RIJDEN ONDER INVLOED VAN ALCOHOL<br />
Het drinken van alcohol vermindert de rijvaardigheid (Van Vlierden et al., 2004).<br />
Alcohol leidt immers tot versuffi ng en slaperigheid. Het gedrag van een persoon<br />
wordt variabeler erdoor: op sommige momenten presteert hij zeer goed en vervolgens<br />
op dezelfde taak heel slecht. Alcohol heeft ook een groot effect op meer complexe<br />
taken waardoor de reactietijd sterk toeneemt. De effecten zijn vergelijkbaar<br />
met die van vermoeid rijden. Naast verminderde rijprestaties treedt bovendien een<br />
overschatting op van de eigen rijprestaties en tegelijkertijd een onderschatting van<br />
moeilijke verkeerssituaties.<br />
Het risico op een ongeval neemt signifi cant toe bij een bloedalcoholgehalte (BAG)<br />
tussen 0,5 en 0,8 promille. Voor jonge bestuurders neemt het ongevallenrisico<br />
reeds sterk toe vanaf een BAG tussen 0,1 en 0,5 promille (Van Vlierden, 2005). De<br />
ongevalstypen die gerelateerd worden met alcoholgebruik zijn vergelijkbaar met de<br />
ongevallen onder invloed van vermoeidheid.<br />
In 2003 werd door het BIVV een aselecte steekproef getest op alcoholgebruik (Vanlaar,<br />
2005). Van de gecontroleerde bestuurders bleek 3,31 % een te hoog alcoholgehalte<br />
te hebben. Bijna 70 % van deze bestuurders had een BAG van meer dan<br />
0,8 promille. De overigen zaten tussen 0,5 en 0,8 promille. Voorts bleek dat het<br />
aandeel dronken bestuurders signifi cant hoger ligt in weekendnachten (7,68 %). De<br />
overige momenten verschillen niet signifi cant van mekaar. Op zaterdagnacht (tussen<br />
22 en 4 uur) bedroeg het aandeel 5,4 %. In 1998 bedroeg dat aantal nog 8,9 %<br />
en in 2000 8,4 %. De grote daling tussen 2000 en 2003 is vermoedelijk deels te<br />
wijten aan de veranderde onderzoeksmethode. Het zijn niet de jongste bestuurders<br />
die het meest rijden onder invloed, maar wel de leeftijdsgroep van 40 tot 54 jaar<br />
(Vanlaar, 2005). Niettemin komen alcoholgerelateerde ongevallen het meest voor<br />
bij bestuurders tussen 20 en 30 jaar.<br />
7.7.4 OVERDREVEN OF ONAANGEPASTE SNELHEID<br />
Onaangepaste snelheid is een belangrijke ongevalsoorzaak. Het is niet gemakkelijk<br />
om hier voor <strong>Vlaanderen</strong> een cijfer op te kleven. In de Staten-Generaal en in<br />
de literatuur spreekt men over cijfers rond 30 % (Verlaak, 2003). Onaangepaste<br />
snelheid is trouwens niet alleen het overschrijden van de snelheidslimiet, maar ook<br />
sneller rijden dan de omstandigheden op een verantwoorde manier toelaten. Vooral<br />
dit tweede aspect maakt een objectieve beoordeling moeilijk.<br />
In het SARTRE-onderzoek (Drevet, 2004) werden mensen bevraagd over hun snelheidsgedrag.<br />
Daarin stelt 27 % dat ze vaak, zeer vaak of altijd te snel rijden op<br />
autosnelwegen, op hoofdwegen is dat 17 %, op landwegen nog 13 % en binnen<br />
de bebouwde kom ten slotte 12 %.<br />
Uit metingen van het BIVV blijkt dat in 2004 ongeveer 27 % (44 % in 2003) van de<br />
bestuurders minstens 10 km/u te snel reed op autosnelwegen. Op 90 km/u wegen<br />
reed nog 9 % (19 % in 2003) minstens 10 km/u te snel, 23 % (20 %) op 70 km/u<br />
wegen, 10 % (16 %) op 50 km/u wegen en 9 % (14 %) op 30 km/u wegen.<br />
- 66 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
De Fietsersbond voerde in 2003 snelheidsmetingen uit op wegen met een verschillende<br />
snelheidslimiet (www.fi etsersbond.be). De bond kwam tot de vaststelling dat<br />
ruim 40 % van de automobilisten sneller reed dan toegelaten. In een zone 30 reed<br />
zelfs 81 % van de voertuigen te snel (de gemiddelde snelheid lag op 41 km/u). Bij<br />
een snelheidsbeperking van 50 km/u reed nog 44 % van de voertuigen te snel. De<br />
Fietsersbond besloot dat hoe sneller op een weg gereden mag worden, hoe minder<br />
mensen de limiet overtreden. Dit is in tegenspraak met de bevindingen uit het<br />
SARTRE-onderzoek. In combinatie met de metingen van het BIVV lijkt de conclusie<br />
dat meer mensen de snelheid overschrijden wanneer een lagere limiet van toepassing<br />
is, maar dat ze dit dan in meer beperkte mate doen. Ze rijden dan maar een<br />
klein beetje te snel. Uiteraard is een snelheidsoverschrijding met 10 km/u relatief<br />
veel zwaarder in een bebouwde kom met een beperking tot 50 km/u dan op een<br />
autosnelweg waar 120 km/u gereden mag worden.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 67 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
8. CONCLUSIES<br />
De uitgevoerde analyses vertrekken van de beschikbare ongevallendata. Dit<br />
betekent dat we ons bewust moeten zijn van beperkingen en mogelijke fouten.<br />
De belangrijkste beperkingen zijn de laattijdige beschikbaarheid en de selectieve<br />
onderregistratie. Verschillende analyses zijn daarom beperkt tot doden en zwaargewonden.<br />
Niettemin zijn de beschikbare data accuraat genoeg om uitspraken te<br />
doen op Vlaams niveau.<br />
De uitgevoerde analyses concentreren zich voornamelijk op de omstandigheden<br />
waarin ongevallen gebeuren. Ze proberen verbanden te leggen tussen het ongeval<br />
enerzijds en locatiegebonden, persoonsgebonden en tijdsgebonden kenmerken<br />
anderzijds. Ongevalsoorzaken zijn veel moeilijker te onderzoeken op basis van de<br />
door het NIS geregistreerde gegevens. Die komen niet of slechts beperkt aan bod.<br />
Bij het uitwerken van de maatregelen zal dieper ingegaan worden op de oorzaken<br />
van de ongevalstypen.<br />
8.1 Verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong><br />
Sinds begin jaren ‘70 constateren we niet alleen in <strong>Vlaanderen</strong>, maar in heel<br />
Europa een afname van het aantal dode en zwaargewonde verkeersslachtoffers. In<br />
2005 vielen 566 verkeersdoden in <strong>Vlaanderen</strong> en werden 4.437 zwaargewonden<br />
geregistreerd. Prognoses tonen een verdere daling van het aantal verkeersdoden.<br />
Deze trend kan beïnvloed worden, niet alleen via specifi eke verkeersveiligheidsmaatregelen,<br />
maar ook door demografi sche verschuivingen, veranderend verplaatsingsgedrag,<br />
wijzigend economisch bestel, ruimtelijke evoluties, enzovoort. Een<br />
vergelijking met andere landen waar beter gescoord wordt op gebied van verkeersveiligheid<br />
leert dat een daling van het aantal verkeersslachtoffers haalbaar is.<br />
Bij een vergelijking met andere regio’s en landen blijkt dat <strong>Vlaanderen</strong> het beter<br />
doet dan Wallonië, maar desondanks een slechte Europese leerling blijft. Een gemiddelde<br />
Nederlander of Zweed loopt maar half zo veel risico als een Belg op een<br />
dodelijk verkeersongeval.<br />
8.2 Aandachtspunten<br />
8.2.1 AARD WEGGEBRUIKER<br />
In absolute aantallen vormen auto-inzittenden veruit de grootste probleemgroep.<br />
Bijna de helft van de doden en de zwaargewonden zijn auto-inzittenden. Fietsers<br />
vormen de tweede grootste groep. Een belangrijke verklarende factor voor het aantal<br />
verkeersslachtoffers is de expositie van de diverse verkeersdeelnemers. Wanneer<br />
we het risico beschouwen dat deze verkeersdeelnemers lopen, valt de grote kwetsbaarheid<br />
van bromfi etsers en motorrijders op, en in mindere mate die van fi etsers en<br />
voetgangers.<br />
Verkeersveiligheid is niet alleen het risico dat iemand loopt in het verkeer, maar<br />
ook het risico dat je een ander verwondt in een ongeval. In dat verband geldt dat<br />
in bijna 90 % van de letselongevallen minstens één personenwagen is betrokken.<br />
Vrachtwagens zijn in 7 % van alle letselongevallen betrokken. Wanneer we ook<br />
lichte vrachtwagens meetellen, loopt dit aandeel op tot 18 %. Wanneer bij deze<br />
ongevallen ook een zachte weggebruiker is betrokken, is het echter meestal deze<br />
laatste die gewond raakt. Ongevallen met lichte vrachtwagens kennen, net zoals<br />
ongevallen met motorrijders, bovendien een stijgende tendens. Deze stijging is nog<br />
- 68 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
meer uitgesproken op autosnelwegen.<br />
8.2.2 AARD ONGEVAL<br />
Bijna 1/5e van de ongevallen is een eenzijdig ongeval, waarbij slechts één weggebruiker<br />
betrokken is. Deze ongevallen vertonen bovendien een hogere ernstgraad<br />
in vergelijking met de overige ongevallen, zeker wanneer een motorrijder betrokken<br />
is. In 10 % van de ongevallen zijn meer dan twee voertuigen of voetgangers betrokken.<br />
De overige ongevallen gebeuren tussen twee weggebruikers. In bijna 85 % van<br />
deze tweezijdige ongevallen is een personenwagen betrokken. Fietsers zijn in 26<br />
% en bromfi etsers in 17 % van de tweezijdige ongevallen betrokken. Er gebeuren<br />
trouwens bijna evenveel ongevallen tussen fi etsers en bromfi etsers als tussen fi etsers<br />
onderling.<br />
8.2.3 LOCATIE<br />
Ongeveer de helft van alle ongevallen gebeurt binnen de bebouwde kom. Nochtans<br />
valt ongeveer driekwart van het aantal verkeersdoden buiten de bebouwde kom.<br />
Bovendien is de evolutie iets gunstiger op wegen binnen de bebouwde kom dan op<br />
wegen erbuiten. Binnen de bebouwde kom zijn meer dan de helft van de doden<br />
zachte weggebruikers (voetgangers en (brom)fi etsers). Ze verdienen hier dan ook<br />
voldoende aandacht. Buiten de bebouwde kom zijn meer dan 60 % van de doden<br />
auto-inzittenden. Toch maken de zachte weggebruikers ook hier nog bijna 20 % van<br />
de doden uit.<br />
Ongeveer 60 % van de ongevallen gebeurt op een wegvak en zelfs zeven op tien<br />
verkeersdoden vallen daar. Opvallend is het grote aandeel ongevallen met tweewielers<br />
op kruispunten. Aandacht voor dit probleem is aangewezen. Op wegvakken is<br />
ruim 60 % van de verkeersdoden een auto-inzittende.<br />
Minder dan 10 % van de ongevallen gebeurt op autosnelwegen. De overige ongevallen<br />
worden ongeveer gelijk verdeeld over genummerde en gemeentewegen.<br />
Nochtans valt slechts 1/3e van de verkeersdoden op gemeentewegen, 13 % op autosnelwegen<br />
en ongeveer de helft op genummerde wegen. De daling van het aantal<br />
ongevallen is het meest uitgesproken op genummerde wegen. Op autosnelwegen<br />
daarentegen constateren we een aanzienlijke toename van het aantal ongevallen.<br />
Deze stijging is het meest uitgesproken bij ongevallen met motorrijders en lichte<br />
vrachtwagens. Ten opzichte van de vervoersprestatie blijven autosnelwegen evenwel<br />
de veiligste wegen in <strong>Vlaanderen</strong>. Anderzijds is de ongevalsdichtheid (aantal ongevallen<br />
per km weglengte) het grootst op autosnelwegen.<br />
<strong>Vlaanderen</strong> telt iets meer dan 1.000 gevaarlijke punten (volgens cijfers 1997-<br />
1999). Ongeveer één op zeven doden en zwaargewonden valt op één van deze<br />
locaties, de overige slachtoffers daarbuiten. Dit toont duidelijk aan dat de verkeersveiligheidsaanpak<br />
niet beperkt kan worden tot een gevaarlijkepuntenaanpak, ook<br />
daarbuiten zijn maatregelen nodig.<br />
8.2.4 PERSOONSKENMERKEN<br />
Jongeren vormen een zeer belangrijke aandachtscategorie. Bijna de helft van alle<br />
verkeersdoden is immers tussen 16 en 34 jaar. Ten opzichte van de afgelegde kilometers<br />
zijn ook ouderen (65+) een risicogroep. Dit heeft ongetwijfeld ook te maken<br />
met hun grotere kwetsbaarheid. Voorts valt op dat, ongeacht de vervoerswijze,<br />
beginnende bestuurders telkens sterk aanwezig zijn in de ongevallenstatistieken.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 69 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
Zeer opvallend is het hoge aantal verkeersslachtoffers bij jonge bromfi etsers. De<br />
piek is bijna even hoog als deze van jonge autobestuurders, gelukkig heel wat smaller.<br />
Wanneer we rekening houden met de vervoersprestaties van de leeftijdscategorieën,<br />
vertonen ook de oudere weggebruikers voor elk van de vervoerswijzen een<br />
verhoogd risico. Niet alleen de jonge bestuurders vereisen dus aandacht.<br />
Verkeersveiligheid blijft in belangrijke mate een mannenprobleem. Meer mannen<br />
dan vrouwen worden het slachtoffer van een verkeersongeval. Bovendien neemt hun<br />
aandeel toe naarmate de letsels ernstiger zijn.<br />
8.2.5 TIJDSTIP<br />
Het aantal ongevallen vertoont duidelijke seizoensschommelingen. Er gebeuren<br />
minder ongevallen tijdens de wintermaanden en tijdens de zomervakantie. Pieken<br />
treden op in mei-juni en september-oktober, niet toevallig periodes met meer<br />
(brom)fi etsverkeer.<br />
Het grootste aantal ongevallen gebeurt tijdens de werkweek in de avondspits. Ook<br />
de ochtendspits is duidelijk herkenbaar in de ongevallencijfers. Er is geen zichtbare<br />
relatie met de lichtgesteldheid doorheen het jaar (zonsopgang en –ondergang)<br />
waar te nemen.<br />
Naast de spitsuren vallen ook de weekendnachten op. Deze tellen immers opvallend<br />
meer ongevallen dan de weeknachten. Algemeen geldt dat ’s nachts relatief meer<br />
ernstige ongevallen gebeuren. Het aandeel nachtelijke ongevallen is ook groter op<br />
de autosnelwegen.<br />
De verkeersveiligheid wordt eveneens beïnvloed door de weersomstandigheden.<br />
Hoewel het slechts ongeveer 6 % van de tijd regent, gebeuren toch 8 à 9 % van de<br />
ongevallen bij regenweer. Een vijfde van de ongevallen gebeurt bij nat wegdek. Bij<br />
eenzijdige ongevallen wordt trouwens vaker een nat, glad of vuil wegdek aangekruist<br />
als ongevalsomstandigheid.<br />
- 70 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
9. GEBRUIKTE AFKORTINGEN<br />
ASW Autosnelwegen<br />
BAG Bloedalcoholgehalte<br />
bibeko Binnen bebouwde kom<br />
BIVV Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid<br />
bubeko Buiten bebouwde kom<br />
FOD Federale Overheidsdienst<br />
GW Gemeentewegen<br />
MVG Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap<br />
NIS Nationaal Instituut voor de Statistiek<br />
NW Genummerde wegen (gewestwegen en provinciale wegen)<br />
OVG Onderzoek Verplaatsingsgedrag<br />
VOF Verkeersongevallenformulier<br />
VSV Vlaamse Stichting Verkeerskunde<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 71 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
10. GERAADPLEEGDE LITERATUUR<br />
10.1 Rapporten en artikels<br />
• BIVV (2001). Verkeersveiligheid: Statistieken 2001. Brussel, Belgisch Instituut voor<br />
de Verkeersveiligheid.<br />
• Commission of the European Communities (2006). European Road Safety Action<br />
Programme – Mid-term Review. Commission staff working document. EC, Brussel.<br />
• Daniels, S. (2004). Hoe gaat het met de verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>?, in<br />
Jaarboek Verkeersveiligheid 2004 , Mechelen, Vlaamse Stichting Verkeerskunde<br />
– Steunpunt Verkeersveiligheid, pp. 6-10.<br />
• Daniels, S., Geurts, K. (2004). Verkeersonveiligheid in de provincie Limburg.<br />
Steunpuntnota 2004-04. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Daniels, S. (2005). Verkeersonveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>: berusten of topprioriteit?,<br />
in Jaarboek Verkeersveiligheid 2005, Mechelen, Vlaamse Stichting Verkeerskunde<br />
– Steunpunt Verkeersveiligheid, pp. 6-9.<br />
• Daniels, S., Van den Bossche, F. (2005). Waar naartoe met de verkeersonveiligheid<br />
in 2020: trends, prognoses en relevante ontwikkelingen, in Toekomstboek<br />
Mobiliteit, Mechelen, Vlaamse Stichting Verkeerskunde, pp. 48-53.<br />
• Dreesen, A. & Cuyvers, R. (2003). Risicoanalyse op basis van wegkenmerken:<br />
een literatuurstudie. Steunpuntrapport RA-2003-13. Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />
Diepenbeek.<br />
• Drevet, M. (2004). Social Attitudes to Road Traffi c Risk in Europe – SARTRE: Resultaten<br />
voor België. BIVV, Brussel.<br />
• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The handbook of road safety measures. Elsevier.<br />
• Geurts, K., Wets, G. & Jacobs, T. (2003). Identifi cation and Ranking of Black<br />
Spots: Sensitivity Analysis. Steunpuntrapport RA-2003-18. Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />
Diepenbeek.<br />
• Godart, B. (2007). België: op de geode weg, maar het kan nog beter. Vergelijking<br />
van de verkeersonveiligheid binnen de EU. In: Via Secura n° 74, pp. 20-21.<br />
BIVV, Brussel.<br />
• Hillier, P. (2002). Highways liability and the investigation of road traffi c accidents.<br />
Paper op: IPWEA NSW Division Annual Conference 2002. TRL.<br />
• Immers, L.H. & Stada, J.E. (2003). Verkeers- en vervoerssystemen – Verplaatsingsgedrag,<br />
Verkeersnetwerken en Openbaar Vervoer. Cursus H111 Verkeerskunde<br />
basis. K.U.Leuven.<br />
• Kinet, S., Boets, S., Drevet, M., Scheers, M., Derweduwen, P., De Beuckeleer, E.,<br />
Keuleers, B., Wets, G., Hannes, E., Van Hout, K. & Cuyvers, R. (2004). Exploitatie<br />
van gegevens inzake verkeersveiligheid – Eindrapport.<br />
• Labeeuw (2003). Verkeerstellingen 2003. FOD Mobiliteit en Vervoer, Brussel.<br />
• Labeeuw (2004). Verkeerstellingen 2004. FOD Mobiliteit en Vervoer, Brussel.<br />
• Lammar, P. & Hens, L. (2003). Impact van de verkeersonveiligheid op de volksgezondheid.<br />
Steunpuntrapport RA-2003-10. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
- 72 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
• Lammar, P. & Hens, L. (2004). Onderzoek naar het gebruik van ziekenhuisgegevens:<br />
Minimale Klinische Gegevens. Steunpuntrapport RA-2004-20. Steunpunt<br />
Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Lammar, P. (2004). Onderregistratie van verkeersslachtoffers: een overzicht van<br />
verklarende factoren. In Jaarboek Verkeersveiligheid 2004. Mechelen, Vlaamse<br />
Stichting Verkeerskunde – Steunpunt Verkeersveiligheid, pp. 86-89.<br />
• Lammar, P. (2005). Letsels, blootstelling en risicofactoren voor kinderen als<br />
zwakke weggebruiker (fi etser of voetganger). Steunpuntrapport RA-2005-52.<br />
Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Lammar, P., Daniels, S. (2005). Verkeersveilig op weg naar, van en voor het<br />
werk, in Jaarboek Verkeersveiligheid 2005, Mechelen, Vlaamse Stichting Verkeerskunde<br />
– Steunpunt Verkeersveiligheid, pp. 21-24.<br />
• Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (2001). Ontwerp-mobiliteitsplan<br />
<strong>Vlaanderen</strong> – Naar een duurzame mobiliteit in <strong>Vlaanderen</strong>. MVG, Brussel.<br />
• Nilsson, G. (2004). Traffi c Safety Dimensions and the Power Model to Describe<br />
the Effect of Speed on Safety, Lund, Zweden.<br />
• Nuyts, E., Hannes, E. & Dreesen, A. (2004). Risicoanalyse autosnelwegen – Deel<br />
I: Literatuurstudie. Steunpuntrapport RA-2004-28. Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />
Diepenbeek.<br />
• Pelfrene, E. (2005). Ontgroening en vergrijzing in <strong>Vlaanderen</strong> 1990-2050: verkenningen<br />
op basis van de NIS-bevolkingsvooruitzichten. Stativaria 36, Brussel,<br />
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />
• Van den Bossche, F., Wets, G., Brijs, T. (2004). A Regression Model with ARIMA<br />
Errors to Investigate the Frequency and Severity of Road Traffi c Accidents. Steunpuntrapport<br />
RA-2004-35. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Van den Bossche, F., Wets, G., Brijs, T. (2005). Ontwikkeling van verkeersveiligheid<br />
in <strong>Vlaanderen</strong>, in Jaarboek Verkeersveiligheid 2005, Mechelen, Vlaamse<br />
Stichting Verkeerskunde – Steunpunt Verkeersveiligheid, pp. 97-99.<br />
• Van Geirt, F. & Nuyts, E. (2005). Risico-analyse op autosnelwegen – Deel 3: Ongevallenmodellen<br />
voor Vlaamse autosnelwegen. Steunpuntrapport RA-2005-70.<br />
Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Van Hout, K., Van den Bossche, F. & Daniels, S. (2004). Data voor verkeersveiligheidsonderzoek<br />
in <strong>Vlaanderen</strong>. Steunpuntnota 2004-03. Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />
Diepenbeek.<br />
• Van Hout, K., Nuyts, E. & Dreesen, A. (2005a). Verlaging van de snelheidslimiet<br />
voor vrachtwagens – Effecten op verkeersveiligheid. Steunpuntrapport RA-2005-<br />
73. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Van Hout, K., Hermans, E., Nuyts, E. & Brijs, T. (2005b). Doortochten in <strong>Vlaanderen</strong><br />
– Een risicoanalyse op basis van weg- en omgevingskenmerken. Steunpuntrapport<br />
RA-2005-74. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Vanlaar, W. (2005). Drink driving in Belgium: results from the third and improved<br />
roadside survey, in Accident Analysis & Prevention 37 (2005), pp. 391-397.<br />
Elsevier.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 73 -<br />
Deel 1 - Probleemanalyse
• Van Vlierden, K., Vesentini, L. & Cuyvers, R. (2004). Vooronderzoek naar alcoholgebruik<br />
in relatie tot verkeersveiligheid – Met de aanbeveling van de Europese<br />
Commissie betreffende verlaging van de wettelijke alcohollimiet naar 0,2 promille<br />
voor bepaalde doelgroepen als leidraad. Steunpuntrapport RA-2004-32. Steunpunt<br />
Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Van Vlierden, K. (2005). Jongeren en alcohol in het verkeer – Bevindingen uit<br />
internationale literatuur en uit een bevraging van gedrag en mening van Vlaamse<br />
hogeschoolstudenten. Steunpuntrapport RA-2005-57. Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />
Diepenbeek.<br />
• Van Vlierden, K. & Van Geirt, F. (2005). Steunpuntnota ‘Motorrijders’ – Risicofactoren<br />
voor motorrijders. Steunpuntnota SN-2005-05. Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />
Diepenbeek.<br />
• Verlaak, J. (2003). Voertuigtechnologie voor snelheidsregeling – Technische<br />
aspecten. Steunpuntrapport RA-2003-24. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Vesentini, L. & Cuyvers, R. (2003). Gordeldracht – Literatuurstudie over de determinanten<br />
van het gordelgebruik en mogelijke interventies. Steunpuntrapport<br />
RA-2003-12. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Vesentini, L., Van Vlierden, K. & Cuyvers, R. (2003). Vermoeidheid in het verkeer<br />
– Een internationale literatuurstudie. Steunpuntrapport RA-2003-26. Steunpunt<br />
Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Vesentini, L. & Willems, B. (2006). Gebruik van beveiligingsmiddelen voor kinderen<br />
in de wagen. Observaties in <strong>Vlaanderen</strong>. Steunpuntrapport RA-2006-82.<br />
Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Vlaamse Stichting Verkeerskunde (2002). Naar een verkeersveilig <strong>Vlaanderen</strong><br />
– Aanbevelingen van het Vlaams Overlegforum Verkeersveiligheid. VSV, Mechelen.<br />
• Willems, B. & Cuyvers, R. (2004). Ervaring en ongevalbetrokkenheid – Een<br />
literatuurstudie. Steunpuntrapport RA-2004-30. Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />
Diepenbeek.<br />
• Zwerts, E., Nuyts, E. (2004). Onderzoek Verplaatsingsgedrag <strong>Vlaanderen</strong> 2000<br />
- 2001. Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />
10.2 Websites<br />
www.bivv.be<br />
EU, CARE-databank, Europese Commissie,<br />
www.europa.eu.int/comm/transport/care/index_en.htm<br />
www.fi etsersbond.be<br />
NIS – bevolkingsstatistieken. Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand<br />
en Energie – Algemene Directie Statistiek. Beschikbaar op<br />
http://statbel.fgov.be/fi gures/population_nl.asp.<br />
NIS – ongevallenstatistieken. Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand<br />
en Energie – Algemene Directie Statistiek. Beschikbaar op<br />
http://statbel.fgov.be/port/mob_nl.asp.<br />
- 74 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
VERKEERSVEILIGHEIDSPLAN VLAANDEREN<br />
DEEL 2<br />
BELEIDSVISIE EN MAATREGELENPAKKET<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 75 -<br />
Algemene inleiding
- 76 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
INHOUDSOPGAVE<br />
1. INLEIDING DEEL 2 .................................................................. 79<br />
2. NAAR EEN SAMENHANGENDE EN DUURZAME VISIE OP<br />
VERKEERSVEILIGHEID IN VLAANDEREN ................................... 80<br />
2.1 Ordeningskader ...................................................................... 80<br />
2.2 Verkeersveiligheid als deel van een groter geheel .................... 81<br />
2.3 Leren uit sterke concepten uit het buitenland ............................... 84<br />
2.4 Synthese: stappen naar een verdere verbetering van de<br />
verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong> . .............................................. 88<br />
3. OPERATIONELE DOELSTELLINGEN VAN HET BELEID ..................... 89<br />
3.1 Vergelijking van de huidige cijfers met de doelstellingen in het<br />
Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> ....................................................... 89<br />
3.2 Geactualiseerde doelstellingen ................................................. 92<br />
4. UITWERKING BELEIDSVISIE IN MAATREGELENGROEPEN .......... 95<br />
4.1 Opleiding en ervaring als solide basis voor elke verkeersdeelnemer<br />
.............................................................................. 96<br />
4.2 Bevorderen en afdwingen van intrinsiek veilig verkeersgedrag ........ 99<br />
4.2.1. Gebruik van persoonlijke beveiligingsmiddelen ............................. 99<br />
4.2.2. Veiligheidsgordel ..................................................................... 99<br />
4.2.3. Kinderzitjes ............................................................................. 99<br />
4.2.4. Valhelm .................................................................................. 100<br />
4.2.5. Beschermende kledij ................................................................ 100<br />
4.2.6. Alcohol .................................................................................. 100<br />
4.2.7. Drugs .................................................................................... 101<br />
4.2.8. Medicijnen ............................................................................. 101<br />
4.2.9. Vermoeidheid .......................................................................... 102<br />
4.2.10. Bewustmaking voor een intrinsiek veilig verkeersgedrag .................. 102<br />
4.2.11. Snelheid ................................................................................ 103<br />
4.2.12. Doeltreffende en doelmatige handhaving van het gewenste<br />
verkeersgedrag .......................................................................... 104<br />
4.3 Een hoogwaardig verkeerssysteem ingebed in een duurzame<br />
ruimtelijke ordening ................................................................. 106<br />
4.3.1. Hoogwaardige infrastructuur als harde randvoorwaarde<br />
voor veiligheid ........................................................................ 106<br />
4.3.2. Naar een intrinsiek veilige ruimtelijke ordening .............................. 109<br />
4.3.3. Veilige voertuigen en telematica ................................................. 110<br />
4.4 Een doeltreffend juridisch en organisatorisch kader ..................... 112<br />
4.4.1. Naar een aangepast juridisch kader ........................................... 112<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 77 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
4.4.2. Een doeltreffend organisatorisch kader ......................................... 113<br />
4.5 Aandacht voor bijzondere doelgroepen ..................................... 113<br />
4.5.1. Sterke maatregelen voor zwakke weggebruikers ............................ 113<br />
4.5.2. Onveiligheid bij jongeren .......................................................... 115<br />
4.5.3. Senioren en verkeersveiligheid ................................................... 117<br />
4.5.4. Vrachtwagens ......................................................................... 117<br />
4.5.5. Motorrijders ............................................................................ 118<br />
4.6 Onderzoek en betrouwbare data als basis voor een<br />
doeltreffend beleid .................................................................. 119<br />
5. REFERENTIES .......................................................................... 121<br />
6. BIJLAGE: MAATREGELFICHES .................................................. 125<br />
- 78 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
1. INLEIDING Deel 2<br />
Het Vlaams <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> tekent het verkeersveiligheidsbeleid voor de<br />
volgende jaren uit.<br />
Bij de opmaak van het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> werd vertrokken van een probleemanalyse<br />
van de heersende fenomenen en factoren inzake verkeersveiligheid in<br />
<strong>Vlaanderen</strong>. Over deze probleemanalyse werd in deel 1 gerapporteerd.<br />
Als vervolg op de probleemanalyse biedt dit rapport een geactualiseerde, strategisch<br />
onderbouwde beleidsvisie op de verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong> en stelt<br />
het een pakket van maatregelen voor. Deze beleidsvisie moet in de volgende jaren<br />
het referentiekader voor het verkeersveiligheidsbeleid worden. Daartoe worden<br />
probleemvelden gedefi nieerd en mogelijke maatregelen naar voren geschoven.<br />
Groepen van maatregelen worden daarbij in een logisch kader geplaatst en beargumenteerd.<br />
Op basis van welbepaalde criteria wordt vervolgens een aantal maatregelen geselecteerd<br />
en uitgewerkt in de vorm van maatregelfi ches, die de te nemen maatregelen<br />
gedetailleerd beschrijven aan de hand van vaste criteria.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 79 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
2. NAAR EEN SAMENHANGENDE EN DUURZAME VISIE OP<br />
VERKEERSVEILIGHEID IN VLAANDEREN<br />
2.1 Ordeningskader<br />
Centraal in elke benadering van verkeersveiligheid staat het begrip ‘ongeval’. De<br />
fi nale doelstelling van het verkeersveiligheidsbeleid is het aantal verkeersongevallen<br />
te minimaliseren. Het minimaliseren van het aantal ongevallen kan worden uitgedrukt<br />
in drie dimensies: blootstelling, ongevalsrisico en letselernst (OECD, 1997).<br />
De blootstelling is de mate waarin mensen blootgesteld worden aan een bepaald<br />
risico. Met betrekking tot verkeersveiligheid kan dit risico best worden uitgedrukt<br />
in termen van verplaatsingsafstand of -tijd, bijvoorbeeld het aantal kilometer dat<br />
men zich gedurende een bepaalde periode met een vervoermiddel verplaatst. Het<br />
ongevalsrisico is de kans die iemand heeft op een ongeval in verhouding tot een<br />
bepaalde risicoblootstelling, bijvoorbeeld het gemiddeld aantal auto-ongevallen<br />
per 100.000 kilometer die mensen met de wagen afl eggen. De letselernst is de<br />
kans dat een ongeval tot letsels van een bepaalde ernst leidt in verhouding tot het<br />
aantal ongevallen, bijvoorbeeld het aantal dode fi etsers per 100 fi etsers die in een<br />
verkeersongeval betrokken geraken.<br />
Het is belangrijk voor ogen te houden dat het totaal aantal verkeersslachtoffers van<br />
een bepaalde ernst (bijvoorbeeld het aantal doden) het product is van de bovengenoemde<br />
drie dimensies: blootstelling, risico en letselernst. Vertaald naar beleidstermen<br />
betekent dit dat, als we het aantal doden of zwaargewonden in het verkeer willen<br />
beperken, getracht kan worden om in te grijpen op de drie mogelijke dimensies.<br />
Een voorbeeld: <strong>Vlaanderen</strong> blijft investeren in meer en beter openbaar vervoer<br />
en ook dat levert een bijdrage voor de verkeersveiligheid. Per kilometer met het<br />
openbaar vervoer in <strong>Vlaanderen</strong> is het risico op een zwaar verkeersongeval<br />
immers 10 tot 15 keer lager dan met de auto (zie deel 1). Als er dus nog meer<br />
mensen bus, tram en trein zullen nemen is dat niet alleen goed voor het milieu en<br />
de mobiliteit, maar zeker ook voor de verkeersveiligheid. Het pendelplan voor<br />
openbaar vervoer in het woonwerkverkeer heeft de ambitie om het aandeel auto’s<br />
in het woonwerkverkeer met 10 % te verlagen tegen 2010. Het aandeel van het<br />
openbaar vervoer in het pendelverkeer moet stijgen naar minstens 20 %. In 2006<br />
alleen al heeft De Lijn in 50 gemeenten in <strong>Vlaanderen</strong> extra bussen ingezet.<br />
Een doeltreffend verkeersveiligheidsbeleid vertrekt van een systematische benadering<br />
die vier componenten omvat (Peden, 2004):<br />
1) identifi catie van problemen;<br />
2) strategiebepaling;<br />
3) vastleggen van doelstellingen;<br />
4) monitoren van de resultaten.<br />
Drie factoren kunnen een rol spelen bij het gebeuren van verkeersongevallen: de<br />
mens, het voertuig en de fysieke omgeving. In deel 1 van het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong><br />
is gebleken dat in vele gevallen het samenspel van deze factoren verantwoordelijk<br />
is voor het ongeval.<br />
Uitgaande van het mens-voertuig-omgevingsmodel en van de chronologie voor-tij-<br />
- 80 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
TABEL1:<br />
DE HADDON-MATRIX:<br />
9 AANGRIJPINGS-<br />
PUNTEN VOOR<br />
VERKEERSVEILIGHEIDS-<br />
MAATREGELEN.<br />
Bron: WHO,<br />
bewerking Uhasselt-<br />
IMOB.<br />
dens-na het ongeval kan een matrix opgesteld worden van factoren die de verkeersveiligheid<br />
beïnvloeden en waarop kan ingegrepen worden (Haddon, 1968).<br />
VÓÓR HET<br />
ONGEVAL<br />
TIJDENS<br />
HET<br />
ONGEVAL<br />
NA HET<br />
ONGEVAL<br />
ONGEVAL-<br />
PREVENTIE<br />
LETSELPREVENTIE<br />
TIJDENS ONGEVAL<br />
LEVENSBEHOUD,<br />
ZORG<br />
MENS VOERTUIG EN<br />
UITRUSTING<br />
Informatie<br />
Attitudes<br />
Stoornissen<br />
Politiehandhaving<br />
…<br />
Gebruik beveiligingsmiddelen<br />
...<br />
Eerste hulp<br />
Gespecialiseerde<br />
hulp<br />
…<br />
Technische<br />
uitrusting<br />
Verlichting<br />
Remmen<br />
Bediening<br />
Snelheidscontrole<br />
…<br />
BeveiligingsmiddelenLetselvermijdende<br />
vormgeving<br />
...<br />
Toegankelijkheid<br />
Brandgevaar<br />
…<br />
OMGEVING<br />
Weginrichting<br />
Snelheidsbeperkingen<br />
Voorzieningen<br />
voor zwakke<br />
weggebruikers<br />
…<br />
Beschermende<br />
elementen in het<br />
wegontwerp<br />
...<br />
Oproepfaciliteiten<br />
hulpdiensten<br />
Congestie<br />
…<br />
Een ordeningskader voor maatregelen om de verkeersveiligheid te verbeteren<br />
vinden we terug in de eveneens klassiek geworden benadering van de drie E’s:<br />
Education, Engineering en Enforcement. De E van Education slaat daarbij zowel op<br />
educatie (vooral verkeersopvoeding in het onderwijs en diverse soorten rijopleiding)<br />
als op sensibilisatie (campagnes). Engineering heeft een belangrijke infrastructuurcomponent<br />
(het wegennet waarop het verkeer zich afspeelt) maar ook een voertuigcomponent<br />
die mogelijk nog in belang toeneemt. Enforcement ten slotte slaat op de<br />
middelen die de overheid ter beschikking heeft om het systeem te reguleren. Dit kan<br />
gebeuren via wetgeving en regelgeving (wegcode, technische controles, rijopleidingen,<br />
plaatsing van verkeerstekens, verkeersboetes enz.). Maar de E van Enforcement<br />
staat ook voor de controles op de naleving van de regelgeving, de vervolging<br />
en de bestraffi ng (meestal kortweg ‘handhaving’ genoemd) en is zeker de jongste<br />
jaren een belangrijk item geworden, niet enkel in <strong>Vlaanderen</strong> of België, maar ook in<br />
het buitenland.<br />
2.2 Verkeersveiligheid als deel van een groter geheel<br />
Het verkeer en ook het niveau van verkeersveiligheid maken deel uit van het complexe<br />
systeem van een menselijke samenleving. Verkeersongevallen zijn het gevolg<br />
van een groot aantal processen en factoren die elk een bepaalde rol spelen. De<br />
C3R3-benadering geeft de onderlinge samenhang van een aantal elementen weer<br />
(Creation, Cultivation, Conduct – Response, Recovery, Refl ection) zoals geïllustreerd<br />
in fi guur 1. Bouwstenen van de C3R3-benadering zijn de drie entiteiten (weggebruiker,<br />
voertuig en omgeving), drie pre-ongevalsfases (creatie, cultivatie en gedrag) en<br />
drie post-ongevalsfases (reactie, herstel en refl ectie). Deze benadering gaat uit van<br />
de samenhang die bestaat tussen de entiteiten, de stadia en de elementen van het<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 81 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
FIGUUR 1:<br />
C3R3-SYSTEEM-<br />
BENADERING.<br />
Bron:<br />
(Zein, 2003)<br />
verkeerssysteem (Zein, 2003). De kracht van een dergelijke benadering bestaat erin<br />
dat ze de samenhang van een aantal elementen aantoont en dat ze de complexiteit<br />
van het menselijk handelen duidelijk weergeeft.<br />
Een vergelijkbare benadering is het Nederlandse pizza-model (AVV). Het pizza-model<br />
bestaat uit een kern met daaromheen twee schillen (zie fi guur 2). Elk denkbeeldig<br />
punt in de pizza geeft een aangrijpingspunt voor beleid weer.<br />
De kern van het systeem bestaat uit de componenten mens, voertuig en omgeving.<br />
De componenten in de kern zijn ingebed in een context. De eerste schil van<br />
deze context heeft te maken met groepen waartoe het individu behoort of waarmee<br />
het zich identifi ceert, met vervoersconcepten zoals de gekozen vervoerswijze<br />
en de aard van het vervoer (goederenvervoer versus personenvervoer), met<br />
netwerken van infrastructuur (hoe zien wegen eruit?) en met expliciete (verkeersregels)<br />
en impliciete (attitudes) normen die bepalen hoe verkeersdeelnemers met<br />
elkaar in het verkeer omgaan. De elementen uit de eerste schil liggen ingebed in en<br />
vloeien voort uit factoren uit de tweede schil. Zo staan groepen en bedrijven onder<br />
invloed van maatschappelijke sectoren. Zware concurrentie in het segment<br />
van het goederenvervoer kan bijvoorbeeld een rem zetten op de bereidheid van<br />
bedrijven om veel aandacht te schenken aan de bevordering van een veiligheidscultuur<br />
binnen dat bedrijf . Achter vervoersconcept staat het begrip verplaatsings-<br />
- 82 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
FIGUUR 2:<br />
HET PIZZA-MODEL.<br />
Bron: (RWS-AVV)<br />
behoefte. De verkeersveiligheid wordt immers niet enkel meebepaald door het<br />
gekozen vervoermiddel, maar ook door het aantal verplaatsingen en de afstand<br />
van die verplaatsingen. De plaats van aanleg van infrastructuurnetwerken wordt op<br />
zijn beurt bepaald door de bestaande of gewenste ruimtelijke ordening (bv. de<br />
locatie van woongebieden, bedrijventerreinen, schoolgebouwen, …). Normen ten<br />
slotte liggen ingebed in diepere waarden zoals veiligheid, gerechtigheid, vrijheid of<br />
gezondheid.<br />
Naarmate de aangrijpingspunten verder van het middelpunt afl iggen neemt de<br />
rechtstreekse invloed ervan op de verkeersveiligheid af. Minder invloed wil echter<br />
niet automatisch zeggen dat de mogelijke effecten van maatregelen minder groot<br />
zijn. Vaak is het omgekeerde het geval: indien de achterliggende oorzaken van verkeersveiligheid<br />
kunnen beïnvloed worden, zullen de directe oorzaken eenvoudiger<br />
bij te sturen zijn.<br />
Het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> (MVG, 2001, 2003a) plaatst mobiliteit in het<br />
bredere concept van duurzame ontwikkeling. Centraal binnen dit concept staat de<br />
mens en het zoeken naar evenwicht tussen economische, sociale en ecologische<br />
belangen. De integratie van sociale, ecologische en economische bekommernissen<br />
wil een ontwikkeling waarborgen die tegelijkertijd realistisch is vanuit economisch<br />
standpunt, sociaal rechtvaardig en rationeel wat het milieu betreft. Vijf doelstellingen<br />
voor de ontwikkeling van de mobiliteit worden daarbij naar voren geschoven:<br />
• vrijwaren van de bereikbaarheid;<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 83 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
• garanderen van toegankelijkheid;<br />
• verzekeren van de veiligheid;<br />
• verbeteren van de verkeersleefbaarheid;<br />
• terugdringen van schade aan natuur en milieu.<br />
Tien richttinggevende concepten dragen de maatregelen voor een verhoging van de<br />
verkeersveiligheid :<br />
• risiconormering kan verantwoordelijkheden duidelijk stellen;<br />
• gestuurde mobiliteit op de verplaatsingsmarkt en vervoersmarkt in overeenstemming<br />
met de veiligheid;<br />
• veiligere voorzieningen voor fi etsers en voetgangers op lokaal niveau;<br />
• verscherpte inzet op gedragsbeïnvloeding op de weg;<br />
• duurzaam veilige weginrichtingen;<br />
• bredere en snellere inzet van veiliger technologie en telematica;<br />
• bijzondere aandacht voor goederenvervoer in het algemeen en van gevaarlijke<br />
stoffen in het bijzonder;<br />
• meer en zakelijker samenwerking tussen de verschillende overheden;<br />
• betrekken van andere partners in het verkeersveiligheidsbeleid;<br />
• bredere monitoring van verkeersveiligheid, ruimere kennis en gerichter gebruik<br />
ervan is noodzakelijk.<br />
2.3 Leren uit sterke concepten uit het buitenland<br />
Elke geïndustrialiseerde samenleving wordt geconfronteerd met een belangrijk verkeersveiligheidsprobleem.<br />
De vergelijking van <strong>Vlaanderen</strong> met omliggende landen<br />
en regio’s heeft geleerd dat vooral Nederland en de Scandinavische landen erin<br />
geslaagd zijn om het verkeersveiligheidsprobleem structureel beter onder controle te<br />
krijgen. Niet toevallig kennen deze landen een lange traditie van onderzoeksgebaseerde<br />
beleidsvoorbereiding en –uitoefening als het gaat over verkeersveiligheid.<br />
In Nederland werd de beleidsvisie rond verkeersveiligheid veeleer op zichzelf<br />
staand ontwikkeld en vertolkt binnen het concept Duurzaam Veilig dat in 1992<br />
werd voorgesteld en in 2005 werd vernieuwd (Wegman, 2005). Sindsdien is het<br />
de basis voor het offi ciële verkeersveiligheidsbeleid. De Duurzaam Veilig-visie heeft<br />
tot doel om ongevallen te voorkomen en, indien dit niet mogelijk is, de ernst van een<br />
ongeval zo te beperken dat de kans op (ernstig) letsel nagenoeg uitgesloten is. Deze<br />
doelen worden nagestreefd door middel van een proactieve aanpak, waarbij op<br />
voorhand wordt nagegaan in welke verkeerssituaties confl icten of ongevallen met<br />
ernstig letsel kunnen ontstaan. Vervolgens zijn er twee mogelijkheden: de omstandigheden<br />
worden zo aangepast dat óf de kans op een ongeval nagenoeg uitgesloten<br />
is, óf, als dit niet te vermijden is, de kans op ernstig letsel bij een ongeval geëlimineerd<br />
wordt. Onder ‘ernstig letsel’ worden zowel letsels verstaan die dodelijk zijn<br />
als letsels die levensbedreigend zijn of blijvende gevolgen opleveren en waarvoor<br />
een ziekenhuisopname nodig is.<br />
In Zweden werd het Vision Zero-concept ontwikkeld dat op lange termijn mikt<br />
op een verkeerssysteem waarbij niemand nog gedood of zwaargewond raakt. Het<br />
systeem accepteert dat ongevallen kunnen gebeuren, maar de gevolgen zouden<br />
nooit doden of zwaargewonden mogen veroorzaken. Het Vision Zero-concept<br />
impliceert dat wegen worden ingericht overeenkomstig de mogelijkheden en beper-<br />
- 84 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
kingen van de mens. De verantwoordelijkheid voor verkeersveiligheid ligt zowel bij<br />
de ontwerper als bij de gebruiker van het verkeerssysteem.Het systeem kan namelijk<br />
enkel veiligheid bieden aan wie de regels correct naleeft.<br />
Maatregelen moeten zoveel mogelijk wetenschappelijk gefundeerd en getest zijn:<br />
de beste oplossing moet altijd worden gebruikt. Zowel het risico als de mogelijke<br />
schadelijke effecten sturen de beslissing om een bepaalde situatie aan te passen.<br />
Die actie gaat ervan uit dat de verantwoordelijkheid voor elk sterftegeval of verlies<br />
van gezondheid bij de systeemontwerper van dat systeem ligt (Boets, 2003; Vägverket,<br />
2006).<br />
Hoewel de uitvoering van Vision Zero in bepaalde opzichten utopisch kan lijken,<br />
biedt het concept een krachtige basisfi losofi e voor het verkeersveiligheidsbeleid. Dit<br />
concept is opgenomen in het ontwerp van het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Om een beeld te hebben over de impact van deze concepten is het belangrijk<br />
om een opsomming te maken van de gerealiseerde maatregelen in Nederland en<br />
Zweden.<br />
MAATREGELEN DUURZAAM VEILIG – NEDERLAND<br />
In 1997 werd het convenant Startprogramma Duurzaam Veilig Verkeer gesloten.<br />
Dit convenant betrof afspraken tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten<br />
(VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), het Ministerie van Verkeer en Waterstaat<br />
en de Unie van Waterschappen (UvW). Het behelsde een pakket van 24, redelijk<br />
snel uit te voeren verkeersveiligheidsmaatregelen en een intentie tot het maken van<br />
beleidsafspraken voor een volgende fase van Duurzaam Veilig, nadat het Startprogramma<br />
zou zijn afgerond (voorzien in 2001). Om de uitvoering van een aantal<br />
maatregelen af te ronden is het Startprogramma uiteindelijk verlengd tot 2003,<br />
waarna kon worden overgegaan tot de tweede fase van Duurzaam Veilig.<br />
Het pakket snel uit te voeren maatregelen van het Startprogramma bestond vooral<br />
uit maatregelen voor aanpassing van de infrastructuur en enkele gedragsregels:<br />
• onderscheid aanbrengen tussen verkeersaders en verkeersluwe gebieden;<br />
• actieplan snelheidslimiet 30 km/uur binnen de bebouwde kom;<br />
• uitbreiding zones 30 km/uur;<br />
• uitbreiding zones 60 km/uur buiten de bebouwde kom;<br />
• voorrang op verkeersaders;<br />
• uniforme voorrang op rotondes;<br />
• bromfi ets op de rijbaan;<br />
• voorrang voor langzaam verkeer van rechts.<br />
Aan het eind van het Startprogramma moest elke wegbeheerder zijn wegennet<br />
hebben gecategoriseerd volgens de CROW-eisen. Voor deze maatregelen was een<br />
gedeeltelijke rijkssubsidie beschikbaar.<br />
De bedoeling was om het aantal zones van 30 km/uur fl ink uit te breiden. Om dat<br />
te bevorderen mocht de wegbeheerder volstaan met een ‘sobere inrichting’.<br />
Het Startprogramma week op enkele punten af van de beginselen van Duurzaam<br />
Veilig. Over het algemeen laten de voorgestelde maatregelen in veel gevallen menging<br />
van motorvoertuigen en (brom)fi etsers met grote snelheidsverschillen nog toe.<br />
De tweede fase werd opgenomen in het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 85 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
(NVVP) in de vorm van een aantal specifi eke afspraken tussen bestuurlijke partijen:<br />
het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de kaderwetgebieden<br />
(SKVV), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de<br />
Unie van Waterschappen (UvW). Aangezien het NVVP echter niet door de Tweede<br />
Kamer werd goedgekeurd, heeft deze inhoud in hoofdlijnen de Nota Mobiliteit geïnspireerd.<br />
Na invoering van het Duurzaam Veilig-concept werden, om de verkeersveiligheidsdoelstellingen<br />
in Nederland te realiseren, onder meer de hierna opgesomde<br />
maatregelen genomen.<br />
GEDRAG, REGELGEVING EN HANDHAVING<br />
• Maatregelen inzake het rijbewijs, zoals gefaseerde rijopleiding en invoering van<br />
het bromfietsrijbewijs.<br />
• Invoering van 0,2 promille alcohollimiet voor beginnende bestuurders en voorbereiding<br />
invoering alcoholslot bij terugkerend alcoholgebruik.<br />
• Meerjarenplan campagnes verkeersveiligheid o.m. over gordels, alcohol, respectvol<br />
rijgedrag, fi etsverlichting en dodehoekproblematiek.<br />
• Structurele aanpak van permanente verkeerseducatie.<br />
• Beperken van het gebruik van drugs en geneesmiddelen in het verkeer.<br />
• Uitbouwen van een veiligheidscultuur bij transportondernemingen (o.m. invoering<br />
safety scan).<br />
• Verbeterde samenwerking tussen politie en lokale bestuurders bij verkeershandhaving<br />
(invoering van regionale verkeershandhavingsteams).<br />
• Maatregelen gericht op kwetsbare verkeersdeelnemers, zoals ouderen en fietsers.<br />
• Gedragsregels, zoals voorrang op verkeersaders, uniforme voorrang op rotondes,<br />
bromfi ets op de rijbaan en voorrang voor langzaam verkeer van rechts.<br />
VOERTUIG<br />
• Europese kaderprogramma’s om de ontwikkeling van nieuwe voertuigtechnologie<br />
te stimuleren.<br />
• Stimulering van de verkoop van veilige voertuigen (EuroNCAP-sterrensysteem).<br />
• Verbetering van de botsveiligheid.<br />
• Voortdurende aandacht voor het gebruik van gordels en kinderzitjes.<br />
• Ontwikkeling en invoering van systemen die de bestuurder ondersteunen bij het<br />
rijden. Speerpunten: systemen gericht op snelheid/afstand houden, koers houden<br />
en de dode hoek.<br />
• Kenteken voor bromfi etsen.<br />
INFRASTRUCTUUR<br />
• Aanleg, beheer en onderhoud van veilige wegen.<br />
• Wegencategorisering.<br />
• Inrichting en uitbreiding van zones van 30 km/u binnen de bebouwde kom en<br />
zones van 60 km/u buiten de bebouwde kom.<br />
• Herinrichting van wegen van 50 en 80 km/u tot duurzaam veilige gebiedsontsluitingswegen.<br />
• Aanbrengen van essentiële herkenbaarheidskenmerken op wegen.<br />
- 86 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
MAATREGELEN VISION ZERO – ZWEDEN<br />
Na invoering van het Vision Zero-concept werden in Zweden onder meer volgende<br />
verkeersveiligheidsmaatregelen geïdentifi ceerd:<br />
GEDRAG, REGELGEVING EN HANDHAVING<br />
• Geschikte snelheid (verlaagde snelheidslimieten om de impact van botsingen te<br />
verminderen). Nagaan van de snelheidslimieten op de nationale wegen om de<br />
snelheidslimiet aan te passen aan de veiligheidsstandaard van de weg.<br />
• Snelheidshandhaving. Handhaving van de snelheidslimieten door middel van<br />
snelheidscamera’s.<br />
• Verhoogd gebruik van fi etshelmen via campagnes.<br />
• Verkeersveiligheidscultuur in bedrijven.<br />
• Uitbreiding van de gordeldraagplicht naar taxibestuurders en inzittenden van<br />
bussen en vrachtwagens indien een veiligheidsgordel geïnstalleerd is.<br />
• Invoering wetgeving die voetgangers op zebrapaden hogere prioriteit geeft.<br />
VOERTUIG<br />
• Veiligere voertuigen. Verhoging van de passieve veiligheidsstandaarden voor<br />
voertuigen (botsveiligheid). De Swedish National Road Administration is lid van<br />
EuroNCAP.<br />
• Zweden is reeds ver gevorderd in het onderzoek naar ISA en heeft reeds duizenden<br />
met ISA uitgeruste voertuigen.<br />
• Gebruik van gordelverklikkers (‘seat belt reminders’) in de voertuigen.<br />
• Verplichting van het gebruik van winterbanden tijdens winteromstandigheden.<br />
INFRASTRUCTUUR<br />
• Veiliger verkeer in bebouwde gebieden (o.m. aanpassing ontwerp lokale straten<br />
met meer aandacht voor voetgangers en zwakke weggebruikers ten nadele van<br />
het gemotoriseerde voertuigverkeer, met voetgangersgebieden, fi etspaden, zebrapaden,<br />
verkeerseilanden).<br />
• Wegenclassifi catie, gebaseerd op de toegelaten snelheid.<br />
• Uitgebreid gebruik van rotondes op alle wegtypes.<br />
• Gebruik van vangrails en barrières om frontale botsingen en botsingen met objecten<br />
naast de weg (zoals bomen) zoveel mogelijk te vermijden.<br />
• Veiligere snelwegen.<br />
• Stijging van het aantal zones van 30 km/u omdat de lokale besturen sinds 1998<br />
hierover zelf kunnen beslissen en niet langer goedkeuring van de hogere overheid<br />
vereist is.<br />
• Verlaging van de snelheidslimieten tijdens de winter (op sommige wegen).<br />
• Vermindering van het aantal voetgangersoversteekplaatsen door betere integratie<br />
van de oversteekplaatsen in de wegomgeving.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 87 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
2.4 Synthese: stappen naar een verdere verbetering van de<br />
verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong><br />
Zowel het Zweedse Vision Zero als het Nederlandse Duurzaam Veilig gelden<br />
internationaal als toonaangevende concepten op gebied van verkeersveiligheidsbeleid.<br />
Het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> streeft op lange termijn naar een slachtoffervrij<br />
verkeerssysteem. Elk verkeersslachtoffer is er één teveel. Dit komt overeen met het<br />
Zweedse Vision Zero-concept. <strong>Vlaanderen</strong> onderschrijft de achterliggende visies die<br />
de basis vormen voor deze concepten. Zowel de prestaties op gebied van verkeersveiligheid<br />
als de beleidsorganisatie en -aanpak in Nederland en Zweden zijn sterk<br />
richtinggevend.<br />
Dit <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> neemt de doelstellingen uit het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong><br />
over en integreert ze samen met de heersende internationale verkeersveiligheidsconcepten.<br />
Een samenhangende, duurzame visie op verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong><br />
zal het beleid in de komende jaren sturen.<br />
Werken aan verkeersveiligheid moet op verschillende gebieden tegelijk gebeuren<br />
om het gedrag van de mensen te sturen en om de andere factoren die het ongevalsrisico<br />
en de letselernst bepalen te beïnvloeden. Traditioneel wordt gesproken<br />
over de drie E’s (Education, Engineering, Enforcement) die elkaar moeten versterken<br />
om sterke resultaten neer te zetten. De bevoegdheden voor educatie (onderwijs,<br />
rijopleiding, sensibiliseringscampagnes, …), infrastructuur, uitrusting van voertuigen,<br />
wetgeving en handhaving zijn verspreid over vele actoren en beleidsniveaus. Dit<br />
stelt de overheid voor de belangrijke uitdaging alles in goede banen te leiden en<br />
impliceert een reële wil tot slagen bij alle actoren: actief samenwerken is een must.<br />
- 88 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
3. OPERATIONELE DOELSTELLINGEN VAN HET BELEID<br />
3.1 Vergelijking van de huidige cijfers met de doelstellingen in<br />
het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong><br />
In het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> werden volgende concrete doelstellingen voor<br />
verkeersveiligheid geformuleerd:<br />
“Een operationele vertaling van de hoger geformuleerde ambities, namelijk de<br />
Vlaamse achterstand tegen 2010 m.b.t. verkeersveiligheid t.a.v. de Europese<br />
koplopers tot de helft terug te brengen, rekening houdend met de ambities die deze<br />
landen zelf t.a.v. de ontwikkeling van hun verkeersveiligheid stellen, betekent bijgevolg<br />
concreet:<br />
• Maximaal nog 375 doden en dodelijk gewonden in 2010 of een reductie met<br />
meer dan 50 % t.o.v. 1999.<br />
• Maximaal nog 3.250 zwaar gewonden in 2010 of een reductie met meer dan<br />
50 % t.o.v. 1999.<br />
Aanvullend worden nog volgende doelstellingen gesteld:<br />
• Maximaal nog 55 doden en dodelijk gewonden per 1.000.000 jongeren onder<br />
de 26 jaar i.p.v. 143,5 in 1999.<br />
• Maximaal nog 57 lichtgewonden per 100 miljoen voertuigkilometer i.p.v.<br />
78,4 in 1999.<br />
Dit betekent concreet:<br />
• een gemiddelde jaarlijkse daling van het aantal doden en dodelijk gewonden<br />
met ongeveer 5 %;<br />
• een gemiddelde jaarlijkse daling van het aantal zwaargewonden met ongeveer<br />
5 %;<br />
• een gemiddelde jaarlijkse daling van het aantal doden en dodelijk gewonden<br />
per 1.000 jongeren onder de 26 jaar met ongeveer 6 % (van 248 doden en<br />
dodelijk gewonden in 1999 naar 80 à 85 in 2010);<br />
• een gemiddelde jaarlijkse daling van het aantal licht gewonden per 100 miljoen<br />
voertuigkilometer met ongeveer 2,5 %.”<br />
Momenteel zijn globale ongevallencijfers voor <strong>Vlaanderen</strong> en België bekend tot en<br />
met het jaar 2005. Ze worden achtereenvolgens weergegeven en vergeleken met<br />
de vier verkeersveiligheidsdoelstellingen in het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong>:<br />
DOELSTELLING 1: MAXIMAAL NOG 375 DODEN EN DODELIJK GEWONDEN IN 2010 OF EEN<br />
REDUCTIE MET MEER DAN 50 % T.O.V. 1999.<br />
In fi guur 3 wordt de evolutie van het aantal doden en dodelijk gewonden sinds het<br />
referentiejaar 1999 weergegeven. Het aantal verkeersdoden is in deze periode<br />
gedaald van 806 in 1999 tot 566 in 2005. Het cijfer voor 2005 ligt daarmee op<br />
de gewenste koers die moet leiden naar een daling met minimaal 50 % in 2010 ten<br />
opzichte van 1999. In de jaren 2000 en 2001 was niettemin nog sprake van een<br />
lichte stijging van het aantal verkeersdoden ten opzichte van het niveau van 1999.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 89 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
FIGUUR 3:<br />
EVOLUTIE VERKEERS-<br />
DODEN – VLAAN-<br />
DEREN – 1999-<br />
2005 T.O.V.<br />
DOELSTELLING<br />
MOBILITEITSPLAN.<br />
Bron: (MVG,<br />
2001; NIS,<br />
2006b),<br />
verwerking<br />
Uhasselt-IMOB<br />
FIGUUR 4:<br />
EVOLUTIE ZWAAR-<br />
GEWONDEN<br />
– VLAANDEREN<br />
– 1999-2005<br />
T.O.V. DOELSTEL-<br />
LING MOBILITEITS-<br />
PLAN.<br />
Bron: (MVG,<br />
2001; NIS,<br />
2006b),<br />
verwerking<br />
Uhasselt-IMOB<br />
aantal doden 30d - <strong>Vlaanderen</strong><br />
1000<br />
900<br />
800<br />
700<br />
600<br />
500<br />
400<br />
300<br />
200<br />
100<br />
0<br />
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010<br />
werkelijke cijfers doelstelling mobiliteitsplan<br />
Figuur 4 toont de evolutie van het aantal zwaargewonden ten opzichte van 1999.<br />
Het aantal zwaargewonden evolueert gunstig en is in 2005 gedaald tot 4.437<br />
(6.714 in 1999). Opvallend is het vrijwel rechtlijnig dalende verloop van de curve<br />
tot 2004. In 2005 lijkt er een stijging te zijn geweest van het aantal zwaargewonden.<br />
Omwille van de invoering van een geautomatiseerd registratiesysteem (zie<br />
verder) is het echter mogelijk dat achter de ogenschijnlijk stijgende trend in wer-<br />
aantal zwaargewonden<br />
DOELSTELLING 2: MAXIMAAL NOG 3.250 ZWAAR GEWONDEN IN 2010 OF EEN REDUCTIE<br />
MET MEER DAN 50 %T.O.V. 1999.<br />
8000<br />
7000<br />
6000<br />
5000<br />
4000<br />
3000<br />
2000<br />
1000<br />
0<br />
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010<br />
aantal zwaargewonden doelstelling ZG<br />
- 90 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
FIGUUR 5:<br />
EVOLUTIE AANTAL<br />
VERKEERSDODEN<br />
– 26 J PER MIL-<br />
JOEN INWONERS<br />
– VLAANDEREN.<br />
Bron: (MVG,<br />
2001; NIS,<br />
2006a; Studiedienst,<br />
2006b),<br />
verwerking<br />
Uhasselt-IMOB<br />
kelijkheid vooral een verbeterde registratie schuilgaat. De volgende jaren zullen<br />
moeten uitwijzen of het gaat om een structureel dan wel een eenmalig fenomeen.<br />
Het aantal zwaargewonden is voor elk jaar in de periode 2000-2004 lager dan het<br />
vooropgestelde maximumaantal in het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
DOELSTELLING 3: MAXIMAAL NOG 55 DODEN EN DODELIJK GEWONDEN PER 1.000.000 JON-<br />
GEREN ONDER DE 26 JAAR I.P.V. 143,5 IN 1999.<br />
Figuur 5 toont de evolutie van het aantal doden en dodelijk gewonden bij jongeren<br />
onder de 26 jaar in de periode 1999-2005. De fi guur toont een stijging in de jaren<br />
2000 en 2001 ten opzichte van het niveau van 1999. In 2002 daalt ook het aantal<br />
verkeersdoden bij jongeren onder de 26. Het geplande evolutietraject wordt in<br />
2002 voor het eerst bereikt en ook in de daaropvolgende jaren telkens gehaald.<br />
doden 30d -26j per miljoen inwoners<br />
180<br />
160<br />
140<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
0<br />
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010<br />
werkelijke cijfers doelstelling mobiliteitsplan<br />
DOELSTELLING 4: MAXIMAAL NOG 57 LICHT GEWONDEN PER 100 MILJOEN VOERTUIGKILOMETER<br />
I.P.V. 78,4 IN 1999.<br />
Figuur 6 toont de evolutie van het aantal lichtgewonden in verhouding tot de<br />
afgelegde verplaatsingsafstand, uitgedrukt in miljoen voertuigkilometers. Het aantal<br />
lichtgewonden per 100 miljoen voertuigkilometer is teruggelopen van 78,4 in 1999<br />
tot 68,6 in 2005. Deze evolutie loopt daarmee ongeveer gelijk met het vooropgestelde<br />
evolutietraject in het mobiliteitsplan.<br />
Mogelijk nadeel van deze risicomaat is de gevoeligheid voor mogelijke evoluties<br />
in de registratiegraad van de verkeersongevallen. Meer nog dan bij ongevallen<br />
met doden en zwaargewonden blijkt een groot deel van de ongevallen met lichtge-<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 91 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
FIGUUR 6:<br />
EVOLUTIE AANTAL<br />
LICHTGEWONDEN<br />
PER 100 MILJOEN<br />
VOERTUIGKILOMETER<br />
- VLAANDEREN<br />
Bron:<br />
(MVG, 2001;<br />
Studiedienst,<br />
2006a),<br />
verwerking Uhasselt-IMOB<br />
wonden niet terecht te komen in de ongevallenstatistieken (Evans, 2004; Lammar,<br />
2006a, b). Indien de registratiegraad (d.i. de verhouding tussen geregistreerde<br />
en niet-geregistreerde ongevallen) in de loop van de tijd ongewijzigd blijft, mag<br />
verondersteld worden dat de cijfers uit de statistieken ook de evolutie in werkelijkheid<br />
goed weergeven. Hoewel de jaarlijkse cijfers een aanzienlijke onderschatting<br />
inhouden van de werkelijke ongevallencijfers, is de waargenomen evolutie in dergelijk<br />
geval correct, aangezien de onderregistratie in elk jaar dezelfde is. Indien de<br />
registratiegraad echter eveneens wijzigt in de loop van de tijd (bijvoorbeeld omwille<br />
van gewijzigde vattings- of rapporteringssystemen bij de politie) wordt de interpretatie<br />
van cijfers veel moeilijker. Aangezien in de periode 2002-2004 gradueel werd<br />
overgegaan op een nieuw en uniform systeem voor ongevallenregistratie en gegevensverwerking<br />
bij de lokale en federale politie, is het geenszins uitgesloten dat<br />
daardoor ook de registratiegraad beïnvloed is of nog zal worden in de volgende<br />
jaren. Bij de ingebruikname van een performanter systeem mag a priori verwacht<br />
worden dat de registratiegraad toeneemt.<br />
lichtgewonden per 100 miljoen vtgkm<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010<br />
risico doelstelling<br />
3.2 Geactualiseerde doelstellingen<br />
Zoals uit de bovenstaande fi guren blijkt, evolueert de verkeersveiligheid, uitgedrukt<br />
aan de hand van de vier indicatoren in het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong>, globaal<br />
gunstig. Alle vier de indicatoren lijken het vooropgestelde traject te volgen dat moet<br />
leiden tot de gewenste verbetering tegen 2010. De recente trend, meetbaar met<br />
de federale verkeersbarometer, evolueert veeleer naar een stagnering dan naar<br />
een verbetering van de verkeersveiligheid. De indicatoren vertrekken daarenboven<br />
van een lineaire daling in absolute aantallen. Dit impliceert dat er relatief meer<br />
winst moet geboekt worden in de laatste jaren dan in de eerste jaren, wat op zijn<br />
beurt impliceert dat er extra inspanningen nodig zijn om de huidige doelstellingen<br />
van 2010 te halen. Bij de indicatoren waarvoor de absolute aantallen kleiner zijn<br />
(bijvoorbeeld het aantal doden bij jongeren), zijn de schommelingen wat sterker. Dit<br />
- 92 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
kan waarschijnlijk verklaard worden door de factor toeval: een kleine wijziging van<br />
het absolute aantal leidt tot een relatief grote wijziging van het relatieve aantal.<br />
Op basis van de evolutie in de eerste helft van de planperiode is het mogelijk de<br />
oorspronkelijke doelstellingen voor 2010 aan te houden en een beleid te volgen dat<br />
zich nadrukkelijk richt op het behalen ervan. Om de doelstellingen voor 2010 te bereiken<br />
is hoe dan ook nog een aanzienlijke vermindering van het aantal slachtoffers<br />
noodzakelijk, ongeacht welke van de verschillende indicatoren worden beschouwd.<br />
Aangezien de literatuur ter zake aangeeft dat fl uctuaties in het aantal ongevallen<br />
met lichtgewonden, los van de context van één bepaald land, veeleer het gevolg<br />
zijn van wijzigingen in de rapporteringsgraad dan van reële wijzigingen in het aantal<br />
ongevallen (Evans, 2004), kan de doelstelling in het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong><br />
met betrekking tot het aantal lichtgewonden (doelstelling 4) beschouwd worden als<br />
de minst relevante.<br />
Aangezien 2010 nog slechts enkele jaren verwijderd is, is het noodzakelijk ook<br />
verder te kijken.Vele maatregelen die in de komende jaren voorbereid of geprogrammeerd<br />
zullen worden (bijvoorbeeld aanpassingen aan de weginfrastructuur,<br />
implementatie van nieuwe voertuigtechnologie, ruimtelijke ontwikkelingen) kennen<br />
een aanzienlijke voorbereidings- en doorlooptijd en zullen bijgevolg pas in het<br />
volgende decennium een effect hebben op de verkeersveiligheid. Dat betekent dat<br />
we vandaag moeten starten met de planning van maatregelen die na 2010 de<br />
verkeersveiligheid positief kunnen beïnvloeden.<br />
In dat verband is het nuttig om te kijken welke resultaten andere landen reeds bereiken.<br />
Figuur 7 toont de prestatie van buurregio Wallonië, de veiligste landen Zweden,<br />
Nederland en het Verenigd Koninkrijk en de buurlanden Frankrijk en Duitsland.<br />
De fi guur toont de eenvoudigste en best vergelijkbare ratio voor de maatschappelijke<br />
impact van verkeersveiligheid, namelijk het aantal doden binnen de 30 dagen<br />
na het verkeersongeval in verhouding tot het bevolkingsaantal.<br />
Het valt op dat de evolutie voor de verschillende landen en regio’s parallel verloopt.<br />
Het aantal verkeersdoden is overal beduidend gedaald tijdens het afgelopen decennium.<br />
Van de in de fi guur opgenomen landen is de evolutie van <strong>Vlaanderen</strong> tijdens<br />
de jongste vijf jaar de gunstigste. Het relatieve verschil met Wallonië is doorheen de<br />
vergelijkingsperiode toegenomen, vooral sinds 2001. De achterstand ten opzichte<br />
van de veiligste landen is afgenomen, maar blijft toch bestaan.<br />
De drie veiligste landen scoorden in het begin van de jaren ‘90 reeds beter dan<br />
<strong>Vlaanderen</strong> in 2005. Indien <strong>Vlaanderen</strong> de gestelde doelstelling in 2010 bereikt,<br />
zit het op het niveau (61 doden per miljoen inwoners) waarop de veiligste landen<br />
zaten aan het eind van de jaren ‘90.<br />
Een strategisch doel voor <strong>Vlaanderen</strong> is om na 2010 de achterstand<br />
ten opzichte van de veiligste landen verder te verkleinen.<br />
Daarbij mag niet uit het oog verloren worden dat ook de veiligste landen nog<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 93 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
FIGUUR 7:<br />
AANTAL DODEN<br />
PER MILJOEN<br />
INWONERS<br />
- VLAANDEREN IN<br />
VERGELIJKING MET<br />
ANDERE LANDEN<br />
EN REGIO’S<br />
- EVOLUTIE<br />
1991-2005.<br />
Bron:<br />
NIS, EU-CARE<br />
belangrijke mogelijkheden zien om de verkeersveiligheid verder te verbeteren en<br />
zelf ambitieuze doelstellingen nastreven. Zo verscherpt Nederland na de gunstige<br />
resultaten van de voorbije jaren de doelstelling en stelt een cijfer van maximaal 500<br />
doden voorop als doelstelling voor 2020 (Eurlings, 2007), of 30 doden per miljoen<br />
inwoners.<br />
Naar aanleiding van de Federale Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid is het<br />
wenselijk om de Vlaamse doelstelling hierop af te stemmen. Tegen 2015 zouden<br />
er in België maximaal 500 doden mogen vallen. Vanuit dit uitgangspunt<br />
is het ambitieniveau om tegen 2015 maximaal 250 doden en<br />
dodelijk gewonden en maximaal 2.000 zwaargewonden te tellen in<br />
<strong>Vlaanderen</strong>. Dit komt neer op een lineaire daling van 25 doden en<br />
250 zwaargewonden per jaar ten opzichte van de cijfers 2005.<br />
Het moge duidelijk zijn dat het nastreven van deze doelstelling ambitieus is. Ze<br />
impliceert een verdere daling van het aantal verkeersdoden met een derde ten<br />
opzichte van het gewenste niveau van 2010. Niettemin is de doelstelling gerechtvaardigd<br />
en haalbaar, zeker omdat dit in het buitenland reeds bewezen is. De<br />
doden 30 d /miljoen inwoners<br />
250<br />
200<br />
150<br />
100<br />
50<br />
0<br />
1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005<br />
<strong>Vlaanderen</strong> Nederland Verenigd Koninkrijk Zweden<br />
Frankrijk Duitsland Wallonië<br />
consequentie bij het stellen van de doelstelling moet dan ook zijn dat de gepaste<br />
maatregelen worden genomen om ze te bereiken.<br />
- 94 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
4. UITWERKING BELEIDSVISIE IN MAATREGELENGROEPEN<br />
Dit <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> neemt de doelstellingen uit het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong><br />
over en integreert ze met de heersende internationale verkeersveiligheidsconcepten.<br />
Op die manier streeft het naar een permanent gunstige ontwikkeling van de<br />
verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
De Vlaamse overheid schaart zich onverkort achter de uitgangspunten die de basis<br />
hebben gevormd voor het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong>. Inspanningen om de verkeersveiligheid<br />
te verhogen mogen daarom geen fundamentele afbreuk doen aan de<br />
vier overige uitgangspunten van het Mobiliteitsplan (vrijwaren van de bereikbaarheid,<br />
garanderen van toegankelijkheid, verbeteren van de verkeersleefbaarheid,<br />
terugdringen van schade aan natuur en milieu). Idealiter dragen ze zelfs ook voor<br />
een deel bij tot de realisatie van de doelstellingen in verband met bereikbaarheid,<br />
toegankelijkheid, verkeersleefbaarheid en terugdringen van schade aan natuur en<br />
milieu.<br />
Maatregelen die de keuze van vervoerswijze beïnvloeden, kunnen op hun beurt ook<br />
een invloed hebben op de verkeersveiligheid, aangezien het ongevalsrisico sterk<br />
verschilt volgens vervoerswijze. Een goed voorbeeld daarvan zijn de investeringen<br />
in het openbaar vervoer. Uit de probleemanalyse is gebleken dat het risico op een<br />
zwaar verkeersongeval met het openbaar vervoer per kilometer 10 tot 15 keer<br />
lager is dan met de auto. Dat betekent dat naarmate minder verplaatsingen met de<br />
auto plaatsvinden en méér met het openbaar vervoer, het verkeer intrinsiek veiliger<br />
wordt. In dat geval is een verbeterde verkeersveiligheid een gunstig secundair effect<br />
van een algemenere mobiliteitsmaatregel. Het betekent een versterking van het<br />
openbaar vervoer als maatregel om de bereikbaarheid van locaties te verbeteren<br />
en de toegankelijkheid van het vervoerssysteem te waarborgen voor zoveel mogelijk<br />
verkeersdeelnemers.<br />
In het eerste deel van het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> werd een analyse uitgevoerd van<br />
de belangrijkste probleemvelden inzake verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>. Op basis<br />
van deze analyse en de hierboven geschetste beleidsvisie kan vervolgens een aantal<br />
maatregelen uitgewerkt worden die zich opdringen om de doelstellingen voor de<br />
toekomst te behalen.<br />
Op basis van hun inhoudelijke overeenkomsten kunnen de maatregelen gegroepeerd<br />
worden in zes maatregelengroepen. De maatregelengroepen werden afgebakend<br />
op basis van de probleemanalyse die werd uitgevoerd in deel 1 van het<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> en de specifi eke invalshoek die ze bieden voor het verkeersveiligheidsbeleid.<br />
De maatregelengroepen zijn zeer divers van aard en slaan op de<br />
klassieke componenten van het verkeersveiligheidsbeleid (de drie E’s, Education-Engineering-Enforcement),<br />
op de verschillende leeftijdsgroepen, op de groepen weggebruikers<br />
(automobilisten, motorrijders, bromfi etsers, voetgangers, fi etsers, vrachtwagenbestuurders<br />
enzovoort) en op belangrijke ongevalsoorzaken en –factoren. Er zijn<br />
tal van combinaties van deze elementen mogelijk, die elk een mogelijk vertrekpunt<br />
voor beleidsacties vormen.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 95 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
De zes geselecteerde maatregelengroepen zijn:<br />
1. Opleiding en ervaring als solide basis voor elke verkeersdeelnemer.<br />
2. Bevorderen en afdwingen van intrinsiek veilig verkeersgedrag.<br />
3. Een hoogwaardig verkeerssysteem ingebed in een duurzame ruimtelijke<br />
ordening.<br />
4. Een doeltreffend juridisch en organisatorisch kader.<br />
5. Aandacht voor bijzondere doelgroepen.<br />
6. Onderzoek en betrouwbare data als basis voor een doeltreffend beleid.<br />
In deze maatregelengroepen past een hele reeks afzonderlijke maatregelen die<br />
vaak een belangrijke onderlinge samenhang vertonen. We lichten deze maatregelengroepen<br />
toe en beschrijven een aantal maatregelen in detail. Voor elk van deze<br />
maatregelengroepen wordt aangegeven welke problemen primeren en wat mogelijke<br />
maatregelen zijn. Ter illustratie worden een aantal veelbelovende maatregelen<br />
of interessante voorbeeldprojecten behandeld in kaderstukken.<br />
Bij de uitwerking van de verschillende maatregelengroepen is de klemtoon gelegd<br />
op domeinen waarvoor de Vlaamse overheid beleidsverantwoordelijkheid draagt.<br />
In het belang van een geïntegreerde visie op verkeersveiligheid worden echter ook<br />
maatregelen besproken die niet of slechts gedeeltelijk door toedoen van de Vlaamse<br />
overheid kunnen genomen worden.<br />
Als bijlage bij dit <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> wordt een aantal te nemen maatregelen<br />
verder in detail uitgewerkt in de vorm van maatregelfi ches. Behalve een gedetailleerde<br />
beschrijving van de te nemen maatregel geven de fi ches bijkomende informatie<br />
over een aantal aspecten zoals de verwachte effecten van de maatregel, de doelgroep,<br />
de benodigde inzet van middelen, de verantwoordelijken voor de uitvoering<br />
en de verwachte uitvoeringstermijn.<br />
4.1 Opleiding en ervaring als solide basis voor elke<br />
verkeersdeelnemer<br />
Elke weggebruiker dient over een hoeveelheid kennis en een aantal vaardigheden<br />
te beschikken om volwaardig aan het verkeer deel te nemen. Die kennis en vaardigheden<br />
moeten op één of andere manier aangeleerd worden. Verkeerseducatie laat<br />
zich defi niëren als enerzijds het bevorderen van kennis, bijvoorbeeld kennis van<br />
de wegcode en anderzijds het aanleren van vaardigheden – zoals het besturen<br />
van een auto of het beoordelen van risico’s – die nodig zijn om aan het verkeer deel<br />
te nemen. Het ontwikkelen van kennis en vaardigheden is een noodzakelijke, maar<br />
nog steeds onvoldoende voorwaarde, om op een veilige manier aan het verkeer te<br />
kunnen deelnemen. Behalve de componenten ‘kennen’ en ‘kunnen’ is immers ook de<br />
component ‘willen’ van belang. Deze component slaat vooral op de attitude die<br />
mensen ontwikkelen ten aanzien van bepaalde gedragingen in het verkeer.<br />
Verkeers- en mobiliteitseducatie zijn opgenomen in de ontwikkelingsdoelen en<br />
eindtermen van het onderwijs in <strong>Vlaanderen</strong>. Voor kleuters houden deze ontwikke-<br />
- 96 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
lingsdoelen in dat ze leren op welke plaatsen ze veilig kunnen spelen en op welke<br />
niet, dat hen het besef wordt bijgebracht dat het verkeer risico’s inhoudt en dat ze<br />
leren onder begeleiding elementaire verkeersregels toe te passen, zoals stoppen bij<br />
verkeerslichten, veilig oversteken, aan de kant van het voetpad uit een auto stappen<br />
en op het voetpad blijven.<br />
De eindtermen voor lagereschoolkinderen geven aan dat deze kinderen gevaarlijke<br />
verkeerssituaties in de ruimere schoolomgeving moeten kunnen lokaliseren,<br />
over voldoende vaardigheden en kennis moeten beschikken om zich zelfstandig en<br />
veilig te kunnen verplaatsen langs een vertrouwde route, zich bereid moeten tonen<br />
in hun gedrag rekening te houden met andere weggebruikers, de belangrijkste gevolgen<br />
moeten kennen van het groeiende autogebruik, mogelijke alternatieven voor<br />
de auto moeten kennen en een eenvoudige route moeten kunnen uitstippelen met het<br />
openbaar vervoer.<br />
In het secundair onderwijs ten slotte zijn er vakoverschrijdende eindtermen<br />
verkeer en mobiliteit. Op het einde van het secundair onderwijs moeten jongeren<br />
onder andere veilig gebruik kunnen maken van eigen en openbaar vervoer, de<br />
voor- en nadelen van verschillende vervoerswijzen kunnen afwegen en motiveren,<br />
standpunten innemen over ruimtelijke inrichting en vervoersplannen en het beleid<br />
ter zake kennen. Aan het eind van het secundair onderwijs dienen jongeren ook<br />
over de kennis te beschikken die moet volstaan als voorbereiding op het theoretisch<br />
rijexamen categorie B. Een steekproef van de Vlaamse Automobilistenbond (VAB)<br />
wees uit dat de kennis van de wegcode bij middelbare scholieren matig is en vooral<br />
werd verworven tijdens de lagereschoolperiode (VAB, 2006). Een andere steekproef<br />
van de VAB en de Vlaamse Stichting Verkeerskunde toonde aan dat de meeste<br />
secundaire scholen onvoldoende aandacht besteden aan verkeers- en mobiliteitseducatie<br />
(Henau, 2007).<br />
De Vlaamse regering stelt via de Vlaamse Stichting Verkeerskunde lespakketten<br />
ter beschikking aan leerkrachten om hun lessen af te stemmen op de ontwikkelingsdoelen<br />
en eindtermen. Een permanente evaluatie en aanvulling van het aanbod is<br />
noodzakelijk. Specifi ek voor het secundair onderwijs zal nagegaan worden<br />
op welke wijze de eindtermen invulbaar zijn en welke knelpunten momenteel nog<br />
bestaan in het aanbod van lesmateriaal en de overname ervan door de scholen.<br />
De Vlaamse Stichting Verkeerskunde heeft de taak om met de fi nanciële<br />
steun van de Vlaamse overheid opleidingen en educatieve projecten aan te bieden<br />
aan verschillende doelgroepen: van kleuters over scholieren en studenten tot ouders,<br />
maar ook aan professionelen bij de politie, bij gemeentebesturen, bij ambtenaren<br />
van de Vlaamse overheid en de provinciebesturen.<br />
De meeste jongeren komen op een nieuwe manier in contact met verkeerseducatie<br />
als ze het theoretisch en praktisch examen moeten afl eggen voor het behalen van<br />
een rijbewijs voor bromfi ets, motorfi ets of auto. Veilig zelf een motorvoertuig<br />
besturen vereist een goede kennis, goede vaardigheden, een goed begrip van<br />
risico en de juiste denkprocessen. Kennis wordt opgedaan door het leren van de<br />
verkeersregels waaraan bestuurders van motorvoertuigen zich moeten houden en<br />
van elementaire technische eigenschappen van het voertuig. De vaardigheden en<br />
denkprocessen kunnen evenwel niet uitsluitend verworven worden door opleiding,<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 97 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
maar worden deels opgedaan door voortdurende en gevarieerde blootstelling aan<br />
het verkeer, dit wil zeggen door het opdoen van rijervaring.<br />
Basisrijopleidingen moeten als doel hebben om nieuwe bestuurders de nodige<br />
basisvaardigheden bij te brengen voor de bediening en besturing van een motorvoertuig,<br />
en deze op een gestructureerde en correcte wijze te leren toepassen bij<br />
de uitvoering van de basisrijbewegingen. Daarbij wordt een eerste referentiekader<br />
(het zogenaamde verkeersgeheugen) gecreëerd voor een veilige verkeersdeelname.<br />
Deze opleidingen kunnen plaatsvinden op een formele manier – in een rijschool – of<br />
op informele manier – onder begeleiding van een familielid of een andere bestuurder.<br />
Een geïntegreerde rijopleiding is een combinatie van een formele en informele<br />
opleiding. Wetenschappers onderscheiden in rijgedrag vier hiërarchische niveaus:<br />
het controleren van het voertuig, het beheersen van verkeerssituaties, doelen en<br />
context van de verplaatsing, en globale levensdoelen die het rijgedrag beïnvloeden.<br />
Een rijopleiding kan elk van deze niveaus op verschillende manieren benaderen.<br />
Men kan streven naar basisvaardigheden en –kennis op de verschillende niveaus,<br />
naar bewustheid van de risicofactoren en naar zelf-evaluatie over de vier niveaus<br />
van rijgedrag. Vooral het rijgedrag op de hoogste hiërarchische niveaus is bepalend<br />
voor de verkeersveiligheid. Op deze niveaus is het gedrag echter het moeilijkst<br />
aan te leren.<br />
De wetgeving over de rijopleiding is in België vooralsnog een federale bevoegdheid.<br />
De Vlaamse regering beschouwt de wetgeving als een minimaal kader en zal<br />
daarbovenop specifi eke initiatieven ontwikkelen. Aangezien uit de analyse van de<br />
ongevallengegevens is gebleken dat jonge, onervaren bestuurders een belangrijke<br />
risicogroep vormen, zal hier bijzondere aandacht aan gegeven worden. Pilootprojecten<br />
zullen ontwikkeld en ondersteund worden die de rijvaardigheid en het wenselijke<br />
rijgedrag ondersteunen van zowel de leerling-bestuurders als de bestuurders<br />
die pas een rijbewijs hebben behaald. Deze projecten dienen tegemoet te komen<br />
aan de specifi eke veiligheidsproblematiek bij onervaren bestuurders. De invoering<br />
van een getrapt rijbewijs (een rijbewijs met een proefperiode) biedt interessante<br />
perspectieven.<br />
Ook vrijwillige vormen van rijopleiding verdienen aandacht. Zo zullen via de<br />
Vlaamse Stichting Verkeerskunde opleidingen bij bedrijven gestimuleerd worden.<br />
Die opleidingen schenken aandacht aan veilig en milieuvriendelijk rijgedrag, zowel<br />
bij bestuurders van personenwagens als bij vrachtwagenchauffeurs.<br />
- 98 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
4.2 Bevorderen en afdwingen van intrinsiek veilig<br />
verkeersgedrag<br />
4.2.1 GEBRUIK VAN PERSOONLIJKE BEVEILIGINGSMIDDELEN<br />
Beveiligingsmiddelen voorkomen als dusdanig geen ongevallen, maar beperken de<br />
ernst van de afl oop ervan. We rekenen ze daarom bij de passieve veiligheidsmaatregelen,<br />
in tegenstelling tot de actieve veiligheidsmaatregelen die erop gericht zijn<br />
om ongevallen te voorkomen.<br />
Aangezien er steeds een bepaald ongevallenrisico zal blijven bestaan, is het belangrijk<br />
om het gebruik van geschikte beveiligingsmiddelen te bevorderen.<br />
Eén van de meest courante beveiligingsmiddelen is de veiligheidsgordel. Andere<br />
beveiligingsmiddelen zijn helmen voor (brom)fi etsers en motorrijders en veiligheidskledij.<br />
4.2.2 VEILIGHEIDSGORDEL<br />
Het dragen van de veiligheidsgordel is in België sinds 1975 verplicht voor de<br />
bestuurder en de passagier vooraan in personenwagens. Sinds 1991 is het dragen<br />
van de gordel ook achteraan verplicht. Sinds april 2003 moet ook in alle nieuw ingeschreven<br />
autocars een veiligheidsgordel voorzien en gedragen worden door elke<br />
inzittende. Ook in nieuwe vrachtwagens en schoolbussen moet de gordel voorzien<br />
en gedragen worden.<br />
Niettemin dragen Belgen en Vlamingen de gordel minder dan inwoners uit andere<br />
Europese landen, vooral dan in vergelijking met de verkeersveiligste landen. Zo verklaart<br />
slechts 73 % van de Belgen de gordel altijd te dragen op snelwegen tegenover<br />
90 % van de Nederlanders en 95 % van de Duitsers (Goldenbeld, 2003).<br />
Het dragen van de veiligheidsgordel is een eenvoudige, goedkope en effectieve<br />
maatregel. Het risico om gedood te worden bij een verkeersongeval daalt met om<br />
en bij de 40 % door het dragen van de veiligheidsgordel. Het Steunpunt Verkeersveiligheid<br />
rekende uit dat jaarlijks ongeveer 8 % minder verkeersdoden zouden<br />
vallen indien de Vlamingen de gordel net zo vaak zouden dragen als de Duitsers of<br />
de Britten (Daniels, 2004).<br />
Inspanningen om het gebruik van de veiligheidsgordel te verhogen zijn alleszins<br />
aangewezen. Doelstelling moet zijn om het percentage gordelgebruik te verhogen<br />
tot dat van de beste Europese landen. Een regelmatige handhaving is onontbeerlijk.<br />
Voor een belangrijk deel van de weggebruikers blijkt de schrik voor controles immers<br />
het belangrijkste motief te zijn om de gordel te dragen. Verhoogde handhaving<br />
zonder bijkomende sensibilisatie schiet zijn doel echter voorbij. Vanuit gedragswetenschappelijke<br />
hoek wordt het belang beklemtoond van een sterke bewustwording<br />
over het nut van de gordeldracht. Via campagnes en via verkeersopvoeding in het<br />
onderwijs zal gewerkt worden aan bewustwording. Daarbij moet ook doelgroepgericht<br />
(zakelijk verkeer, jongeren, …) worden gewerkt. Bovendien strekt de installatie<br />
van gordelverkliksystemen in personenwagens tot aanbeveling.<br />
4.2.3 KINDERZITJES<br />
Uit een ruime steekproef van het Steunpunt Verkeersveiligheid in 2005 bleek dat<br />
ruim één op drie kinderen volledig onbeveiligd in de auto wordt vervoerd (Vesentini,<br />
2006) . Van de kinderen die wel beveiligd zijn (door middel van de autogordel,<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 99 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
een kinderzitje of een combinatie van beide), wordt meer dan de helft niet met een<br />
aan de lengte en het gewicht van het kind aangepast beveiligingsmiddel vervoerd.<br />
Sinds 1 september 2006 is het gebruik van een kinderzitje in de wagen verplicht<br />
in België. Hoewel daardoor kan verwacht worden dat het gebruik van kinderzitjes<br />
zal stijgen, blijft de kans op foutief gebruik reëel. Daarom is het wenselijk bijkomende<br />
communicatie te verspreiden over correct gebruik en technische uniformiteit<br />
van kinderzitjes en de ouders bewust te maken voor de risico’s die het niet-gebruik<br />
of foutief gebruik van beveiligingsmiddelen kunnen veroorzaken.<br />
4.2.4 VALHELM<br />
Onderzoeken tonen aan dat het dragen van een valhelm door gebruikers van<br />
tweewielige motorvoertuigen het risico van dodelijk of ernstig schedelletsel met<br />
de helft verkleint (EC, 2003). Voor bromfi etsers en motorrijders is het dragen van<br />
de valhelm verplicht. Vooral bij bromfi etsers is deze gewoonte echter nog niet bij<br />
iedereen ingeburgerd. Een recent onderzoek bij jonge bromfi etsers gaf aan dat<br />
één op twee niet steeds de valhelm draagt (Gysen, 2006b). Selectieve handhaving,<br />
gekoppeld aan een duidelijke bewustmaking van risico’s, dringt zich op.<br />
Ook voor fi etsers, zeker in bepaalde risicogroepen, kan het dragen van een helm<br />
het risico op een ernstig letsel bij een ongeval aanzienlijk verminderen. Inspanningen<br />
zullen geleverd worden om het dragen van een valhelm bij bepaalde doelgroepen<br />
te bevorderen zoals bij kinderen en senioren (omwille van hun kwetsbaarheid)<br />
en ook bij sportfi etsers (omwille van hun hogere snelheid en het daarmee samenhangende<br />
risico).<br />
4.2.5 BESCHERMENDE KLEDIJ<br />
Beschermende kledij is vooral relevant voor motorrijders. Onderzoek toont aan dat<br />
het gebruik van beschermende kledij de ernst van verwondingen aan handen, voeten,<br />
benen en armen reduceert met 33 tot 50 % (Van Vlierden, 2005). Toch blijkt uit<br />
een steekproef bij 1.000 Vlaamse motorrijders dat de helft niet altijd de volledige<br />
veiligheidskledij draagt (Gysen, 2006a). Omwille van het hogere ongevallenrisico<br />
en de grote kwetsbaarheid bij motorrijders, zoals deze zijn gebleken uit deel 1,<br />
zijn inspanningen aangewezen om motorrijders ertoe aan te zetten steeds geschikte<br />
veiligheidskledij te dragen.<br />
4.2.6 ALCOHOL<br />
Er bestaat een sterke relatie tussen de hoeveelheid alcohol in het bloed en het ongevallenrisico<br />
bij deelname aan het verkeer (Van Vlierden, 2004). In België wordt bij<br />
8,4 % (2001) van de ongevallen met doden of gewonden door de politie alcoholintoxicatie<br />
bij één van de betrokkenen vastgesteld. Aangezien alcoholtesten niet bij<br />
elk ongeval gebeuren, is dit cijfer hoogstwaarschijnlijk een onderschatting.<br />
De wettelijk toegelaten alcohollimiet bedraagt 0,5 gram per liter bloed (0,5 promille<br />
BAC). Deze limiet stemt overeen met de aanbeveling die daartoe in Europees<br />
verband werd gedaan (EC, 2001). Voor enkele afgebakende doelgroepen beveelt<br />
de Europese Commissie evenwel aan om de toegelaten limiet te verlagen tot 0,2<br />
promille. Het gaat daarbij om onervaren bestuurders, gemotoriseerde tweewielers<br />
- 100 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
(bromfi etsers en motorrijders) en bestuurders van grote voertuigen (bussen, vrachtwagens<br />
en gevaarlijk transport).<br />
Andere mogelijke maatregelen om het rijden onder invloed van alcohol te verminderen<br />
zijn publieke getuigenissen van slachtoffers in het secundair onderwijs, het<br />
aanduiden van een ‘bob’, aanbieden van alternatieve vervoermiddelen tijdens<br />
weekends (taxi, openbaar of collectief vervoer) en het stimuleren van verantwoordelijke<br />
bedieningspraktijken in de horeca. De kans op politiecontroles dient voldoende<br />
hoog te zijn, het ganse jaar door. Aangezien dronken rijden in weekendnachten<br />
een groter probleem vormt dan op andere tijdstippen (Vanlaar, 2005), moet een<br />
voldoende groot percentage van de controles ook dan gebeuren.<br />
Voor recidivisten en zware overtreders is de verplichte installatie aangewezen van<br />
een alcoholslot, een systeem in de wagen dat het rijden onder invloed onmogelijk<br />
maakt (Verlaak, 2004).<br />
4.2.7 DRUGS<br />
De Belgische wetgeving verbiedt het rijden onder invloed van drugs. De controles<br />
op het naleven van deze wetgeving zijn echter om technische redenen vrij omslachtig<br />
13 en gebeuren slechts sporadisch. Mede daardoor zijn weinig gegevens bekend<br />
over de reële omvang van het probleem. Bij een onderzoek in de regio Tilburg in<br />
Nederland bleek een hoger percentage bestuurders te rijden onder invloed van<br />
drugs dan onder invloed van alcohol (Mathijssen, 2005). Het druggebruik concentreert<br />
zich bij mannen in de leeftijdsgroep 18-24 jaar.<br />
Van de mogelijke maatregelen tegen het gebruik van drugs in het verkeer is een<br />
forse verhoging van het aantal controles de voornaamste. Voorlichting aan potentiële<br />
gebruikers over de specifi eke gevaren van het gecombineerde gebruik van drugs<br />
en alcohol is eveneens wenselijk.<br />
4.2.8 MEDICIJNEN<br />
Wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat het gebruik van sommige medicijnen<br />
zoals slaap- en kalmeermiddelen (benzodiazepines), pijnstillers (analgetica)<br />
en antidepressiva een duidelijk risico inhoudt voor de rijvaardigheid (Van Vlierden,<br />
2007).<br />
Op Europees vlak gebeurt momenteel onderzoek om na te gaan of, zoals dat het<br />
geval is voor alcohol, het nuttig is om wettelijke limieten op te leggen voor het gebruik<br />
van medicijnen in het verkeer. Volgehouden informatie en campagnes – zowel<br />
voor het grote publiek als voor artsen en apothekers – die wijzen op de mogelijke<br />
gevaren van (al dan niet gecombineerd) medicijngebruik en rijden blijven alleszins<br />
noodzakelijk.<br />
13 Het gaat om een controle in drie fasen: in een eerste fase worden aan de hand van een testbatterij (= een lijst met een aantal symptomen en<br />
een viertal psychofysische tests) uiterlijke kenmerken van recent druggebruik gecontroleerd. Indien de testbatterij positief is (= minstens twee<br />
parameters van de lijst) wordt een urinetest afgenomen. Indien deze test opnieuw positief is, volgt een bloedproef. Het bloedstaal dient te<br />
worden onderzocht door een erkend laboratorium (Wet van 16 maart 1968, art. 61bis en 63).<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 101 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
4.2.9 VERMOEIDHEID<br />
Eén tot zeven procent van alle verkeersongevallen wordt minstens gedeeltelijk toegeschreven<br />
aan vermoeidheid. Dit percentage is hoger voor typisch vermoeidheidsgerelateerde<br />
ongevallen zoals eenzijdige ongevallen, voor ongevallen op wegen<br />
met een hoge toegelaten snelheid zoals snelwegen en voor ongevallen ’s nachts.<br />
Factoren die het risico op vermoeidheid verhogen, zijn vaak en lang rijden, lange<br />
werkdagen en onvoldoende of slecht slapen. Ook het tijdstip van de verplaatsing<br />
en de wegomgeving spelen een rol (Vesentini, 2003). Maatregelen om vermoeidheid<br />
tijdens het rijden te bestrijden kunnen verschillende vormen aannemen zoals<br />
het geven van praktische tips aan automobilisten en vrachtwagenchauffeurs om<br />
slaperigheid te voorkomen, het gebruik van ribbelstroken langs autosnelwegen, het<br />
stimuleren van een veiligheidscultuur bij bedrijven en politietoezicht op de naleving<br />
van rij- en rusttijden. Onderzoekscentra ontwikkelen momenteel technieken om op<br />
basis van oogbewegingen bij chauffeurs symptomen van vermoeidheid objectief te<br />
meten (Verlaak, 2004).<br />
4.2.10 BEWUSTMAKING VOOR EEN INTRINSIEK VEILIG VERKEERSGEDRAG<br />
Negen op tien van de verkeersongevallen heeft op één of andere manier te maken<br />
met falend menselijk gedrag (Hillier, 2002). Een belangrijke vraag is vervolgens<br />
op welke manier dit gedrag kan bijgestuurd worden zodat het aantal ongevallen<br />
verkleint. Het gedrag van mensen in het verkeer is de resultante van een complexe<br />
interactie tussen attitudes, sociale normen, ervaren controle over het gedrag en intenties.<br />
Daarbij mag vooral de fout niet gemaakt worden om attitude en gedrag met<br />
elkaar te vereenzelvigen (Huguenin, 2005). Het is bijvoorbeeld niet omdat mensen<br />
weten dat rijden onder invloed gevaarlijk is en er daardoor eerder negatief tegenover<br />
staan dat ze ook meteen hun gedrag zullen aanpassen. Andere omstandigheden<br />
of prikkels (bv. sociale druk, gewoontegedrag, gemoedstoestand, …) kunnen<br />
ervoor zorgen dat ondanks een negatieve attitude, het gewenste gedrag toch niet<br />
bekomen wordt. Dit verklaart waarom (succesvolle) sensibilisering niet altijd leidt tot<br />
het gewenste gedrag en bijgevolg tot minder (ernstige) ongevallen.<br />
Sensibiliseringsacties zijn vooral zinvol rond gedragsaspecten waarvan onderzoek<br />
heeft aangetoond dat ze het ongeval of letselrisico in de hand werken. De belangrijkste<br />
voorbeelden zijn rijden onder invloed, gebruik van beveiligingsmiddelen<br />
zoals de veiligheidsgordel en overdreven snelheid. Maar ook het gebruik van faciliteiten<br />
en comfortfuncties in voertuigen zoals mobiele telefoons en navigatiesystemen<br />
leiden potentieel de aandacht van de bestuurder af.<br />
Ervaringen uit het verleden en uit andere sectoren zoals gezondheidsvoorlichting<br />
(campagnes rond voeding, roken, …) leren dat het beïnvloeden van het gedrag<br />
van mensen geen gemakkelijke taak is. Bestaande wetenschappelijke inzichten<br />
en ervaringen in binnen- en buitenland moeten daarom zo goed mogelijk benut worden<br />
zodat thema’s, doelgroepen en boodschappen zorgvuldig worden afgewogen<br />
en geselecteerd. Acties en campagnes die reeds succesvol zijn gebleken in andere<br />
landen genieten de voorkeur.<br />
In het kader van de bevoegdheden en de activiteiten rond gezondheidsvoorlichting<br />
kan <strong>Vlaanderen</strong> specifi eke initiatieven ontwikkelen rond campagnes en gedragsbe-<br />
- 102 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
invloeding. Daarbij zal een gerichte aanpak naar doelgroepen ontwikkeld worden<br />
(fi etsers, motorrijders, jonge bestuurders, …). Aangezien een passende handhaving<br />
het effect van verkeersveiligheidscampagnes versterkt, is er nood aan permanent<br />
overleg met de minister bevoegd voor Justitie en met politiediensten en parketten.<br />
Essentieel is dat sensibiliseren zelden op zichzelf kan staan. Vooral in combinatie<br />
met handhaving en/of beloning lijkt sensibiliseren effectief. De meerwaarde van<br />
een veranderde intentie (t.g.v. sensibiliseren) ligt, naast een mogelijke gedragsverandering,<br />
ook in een verhoogd draagvlak voor bijvoorbeeld handhavingacties.<br />
Door middel van sensibilisatie kan een item op de maatschappelijke agenda gezet<br />
worden, en ontstaat er hiervoor begrip.<br />
De Vlaamse overheid kan een coördinerende rol spelen in het ontwikkelen en<br />
aanbieden van campagneconcepten aan lokale besturen (provincies, gemeenten,<br />
politiezones). De Vlaamse Stichting Verkeerskunde vormt hiertoe een aangewezen<br />
kanaal.<br />
Behalve massamediacampagnes dient ook waarde gehecht te worden aan kleinschalige,<br />
lokale projecten. Gemeentebesturen, maar ook bedrijven, scholen of verenigingen<br />
moeten gebruik kunnen maken van bruikbare concepten en hulpmiddelen<br />
voor het opzetten van lokale verkeersveiligheidscampagnes. De Vlaamse overheid<br />
zal deze hulpmiddelen ontwikkelen en ter beschikking stellen in de vorm van steun<br />
aan de ontwikkeling van draaiboeken, theaterproducties, demonstratieactiviteiten<br />
enzovoort. De recent uitgewerkte gordelcampagne van het Vlaams Gewest is hier<br />
tevens een voorbeeld van.<br />
Eén van de instrumenten om het verkeer voor jongeren veiliger te maken is een<br />
schoolbereikbaarheidsplan. Dit is een eenvoudig en makkelijk te gebruiken plan<br />
met uitgestippelde routes om de scholen in een gemeente op een veilige manier<br />
te bereiken. De nadruk ligt daarbij op fi etsen maar er gaat evenzeer aandacht<br />
uit naar wandelen of het gebruik van het openbaar vervoer. De Vlaamse overheid<br />
heeft een draaiboek schoolbereikbaarheidsplannen ontwikkeld. Dat draaiboek<br />
is een praktisch en toegankelijk naslagwerk dat lokale overheden helpt bij<br />
het realiseren van een eigen schoolbereikbaarheidsplan.<br />
4.2.11 SNELHEID<br />
Blijvende aandacht is nodig voor het aspect snelheid. Onaangepaste snelheid is<br />
niet alleen het overschrijden van een snelheidslimiet, maar ook sneller rijden dan de<br />
omstandigheden op een bepaald ogenblik toelaten. Geschat wordt dat een te hoge<br />
snelheid een rol speelt bij één op drie van de dodelijke ongevallen (Elvik, 2004).<br />
De snelheid speelt zowel een rol bij het optreden van een verkeersongeval als bij de<br />
afl oop ervan, de letselernst. Empirische studies vinden een sterk verband tussen hogere<br />
snelheden en een toenemend aantal ongevallen (Aarts, 2006). Maar niet enkel<br />
de absolute snelheid van voertuigen speelt een rol. Ook grotere snelheidsverschillen<br />
tussen voertuigen leiden tot een hogere onveiligheid. Uit metingen van het Belgisch<br />
Instituut voor de Verkeersveiligheid blijkt dat op de meeste wegvakken om en bij de<br />
10 % van de bestuurders te snel rijdt. Enkel op wegvakken met een snelheidsbeper-<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 103 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
king tot 70 km/u is dit aantal beduidend groter met ongeveer 20 %.<br />
Experts en internationale organisaties zijn het erover eens dat snelheidsbeheersing<br />
één van de belangrijkste en meest effectieve maatregelen is om verdere<br />
vooruitgang te boeken in de verkeersveiligheid (EC, 2003; Peden, 2004; Wegman,<br />
2005). Het matigen van de snelheid omvat een aantal operationele aspecten: vastleggen<br />
van verantwoorde snelheidslimieten, geven van duidelijke informatie over de<br />
geldende limieten aan weggebruikers, aanleggen van infrastructuur die het gewenste<br />
snelheidsregime zo veel mogelijk afdwingt (concept van de ‘leesbare weg’) en het<br />
toezien op de naleving van de geldende regels. Het betreft hier in belangrijke mate<br />
beleidsbevoegdheden van de Vlaamse overheid.<br />
Op veel Vlaamse wegen is sinds enkele jaren een gehele of gedeeltelijke<br />
snelheidsbeperking tot 70 km/u buiten de bebouwde kom van toepassing.<br />
Deze snelheidsbeperking werd ingevoerd om veiligheidsredenen. Voor de<br />
weggebruiker is het evenwel niet steeds duidelijk of een bepaalde snelheidsbeperking<br />
van toepassing is. Juridisch is het systeem weliswaar sluitend, maar<br />
vermoedelijk is het voor vele weggebruikers vaak niet duidelijk welke snelheid<br />
toegelaten is. Op eenzelfde wegvak kan het voorkomen dat nu eens 90 km/u,<br />
dan 70 km/u, dan 50 km/u of 30 km/u mag gereden worden. Een uniforme<br />
regeling van 70 km/h buiten de bebouwde kom en 90 km/h als uitzondering<br />
is aangewezen om meer duidelijkheid te scheppen in de geldende snelheidsregimes.<br />
Op lange termijn is het streefdoel om de wegen zodanig in te richten dat de<br />
gewenste snelheid gekend is en door bijna alle weggebruikers ook aangenomen<br />
wordt, gebruikmakend van inrichtingselementen in de infrastructuur zoals<br />
rijwegbreedte, bochtstralen, asverschuivingen, verticale elementen enzovoort.<br />
Het zal echter tientallen jaren duren vooraleer het volledige wegennet op deze<br />
wijze kan ingericht worden. In afwachting van wat op langere termijn kan<br />
gebeuren, onderzoekt de Vlaamse overheid of er reeds op korte termijn via<br />
extra wegmarkeringen een visuele ondersteuning voor het heersende snelheidsregime<br />
kan ontwikkeld worden. Een eerste experiment op enkele wegen van<br />
70km/u wordt momenteel geëvalueerd.<br />
4.2.12 DOELTREFFENDE EN DOELMATIGE HANDHAVING VAN HET GEWENSTE VERKEERSGEDRAG<br />
Regelgeving vormt de basis voor het veilig afwikkelen van verkeersprocessen, het<br />
minimaliseren van latente fouten in het systeem en het inperken van risicofactoren<br />
(Wegman, 2005). In de ideale wereld houden alle mensen zich spontaan aan de<br />
regels zonder dat ze dit als een onredelijke last ervaren. De werkelijkheid is echter<br />
anders.<br />
Verkeershandhaving als sluitstuk van het verkeersveiligheidsbeleid is bijgevolg een<br />
noodzakelijk gegeven. Verkeershandhaving omvat het geheel van maatregelen en<br />
middelen bedoeld om de naleving van de verkeersregels af te dwingen of om te<br />
voorkomen dat verkeersregels worden overtreden (Vlaminck, 2004). In principe<br />
bestaat handhaving dus uit veel meer dan alleen politietoezicht. Ook educatie en<br />
sensibilisatie zijn belangrijke pijlers in een geïntegreerd verkeershandhavingsbeleid,<br />
- 104 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
evenals een doeltreffende bestraffi ng voor delinquenten.<br />
Om op een doeltreffende en effi ciënte wijze veilig verkeersgedrag te bevorderen,<br />
moet verkeershandhaving aan een aantal voorwaarden voldoen (BIVV, 2004). Deze<br />
voorwaarden zijn:<br />
• aanvaarde en gekende regels;<br />
• preventie primeert op repressie;<br />
• een voldoende hoge objectieve pakkans;<br />
• een gelijktijdige verhoging van de subjectieve pakkans;<br />
• combinatie met communicatie;<br />
• strafkans volgt pakkans.<br />
Om te kunnen spreken van een effectief handhavingsbeleid is een planmatige<br />
handhavingsaanpak van primordiaal belang. Planmatig handhaven veronderstelt<br />
het blootleggen van verkeersveiligheidsproblemen, het formuleren van doelstellingen,<br />
het vooropstellen van een aanpak, het uitvoeren van de plannen en tot slot de<br />
terugkoppeling van de resultaten en eventuele bijsturing van de handhavingsplannen<br />
(BIVV, 2004).<br />
In het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> (MVG, 2001, 2003a) was de conclusie nog dat<br />
de gebrekkige verkeersveiligheidssituatie in <strong>Vlaanderen</strong> voornamelijk te wijten was<br />
aan gebrek aan een planmatige en systematische aanpak van het verkeersveiligheidsbeleid.<br />
Eén van de dragende maatregelen was dan ook meer en effectiever<br />
verkeerstoezicht met een centrale rol voor de objectieve en subjectieve pakkans.<br />
In de nabije toekomst moet de handhaving centraal staan van die verkeersregels<br />
waarvan de niet-naleving belangrijke ongevals- en letselrisico’s inhoudt zoals overdreven<br />
snelheid, rijden onder invloed en het gebruik van beveiligingsmiddelen.<br />
Aangezien de bevoegdheden in verband met verkeershandhaving en –vervolging<br />
zich op het federale niveau bevinden, heeft <strong>Vlaanderen</strong> hierin relatief weinig sturingsmogelijkheden.<br />
Een middel dat wel gedeeltelijk tot het bevoegdheidspakket behoort en zijn effectiviteit<br />
bewezen heeft, zijn de onbemande camera’s (Nuyts, 2006). In de volgende<br />
jaren zullen, op plaatsen waar dat aangewezen is, bijkomende onbemande camera’s<br />
geïnstalleerd worden, zowel op kruispunten als op doorlopende wegvakken<br />
en snelwegen. De mogelijkheid van digitale onbemande camera’s zal tevens de<br />
mogelijkheid van handhaving vereenvoudigen.<br />
In ondergeschikte orde worden samenwerkingsverbanden met de federale overheid,<br />
met politiediensten en parketten opgezet rond de integratie van handhaving, sensibilisatie<br />
en educatie. Een voorbeeld hiervan zijn de projecten i.v.m. verkeersklassen<br />
in het kader van een alternatieve sanctionering. Een verkeersklas is een alternatieve<br />
sanctie voor jongeren in de vorm van een verkeersles.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 105 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
4.3 Een hoogwaardig verkeerssysteem ingebed in een<br />
duurzame ruimtelijke ordening<br />
Met het verkeerssysteem wordt de fysieke omgeving bedoeld waarbinnen het verkeer<br />
zich afspeelt. Tot die omgeving behoren zowel het voertuig waarin of waarmee<br />
de weggebruiker zich verplaatst zoals de auto, fi ets, vrachtwagen of motorfi ets als<br />
de weginfrastructuur waarvan de weggebruiker gebruikmaakt. De weginfrastructuur<br />
staat op zijn beurt niet op zichzelf maar maakt deel uit van een ruimtelijke context<br />
die een belangrijke invloed heeft op het functioneren van de weginfrastructuur.<br />
Zo zal de gemiddelde bestuurder een andere snelheid aanhouden in een dichtbebouwde<br />
woonwijk dan op een landelijke weg zonder bebouwing, zelfs al zou de<br />
toegelaten snelheid op beide wegvakken dezelfde zijn.<br />
4.3.1 HOOGWAARDIGE INFRASTRUCTUUR ALS HARDE RANDVOORWAARDE VOOR VEILIGHEID<br />
Hoewel de infrastructuur slechts in minder dan één op vijf gevallen als oorzaak<br />
kan worden beschouwd van een verkeersongeval, zijn ingrepen in de infrastructuur<br />
één van de belangrijkste mogelijkheden die de overheid heeft om verkeersveiligheid<br />
in positieve zin te sturen. De weg en de omgeving zijn dan ook belangrijke aangrijpingspunten<br />
voor het verkeersveiligheidsbeleid.<br />
Ingrepen in de weginfrastructuur kunnen niet alleen een bijdrage leveren tot een<br />
verhoogde verkeersveiligheid, maar dragen tevens bij tot de realisatie van de<br />
verschillende doelstellingen met betrekking tot duurzame mobiliteit. Behalve een<br />
verhoging van de verkeersveiligheid, zijn dit een verbeterde bereikbaarheid van<br />
voorzieningen, een gegarandeerde toegankelijkheid voor iedereen tot het vervoerssysteem,<br />
een grotere verkeersleefbaarheid en een reductie van de schade aan natuur<br />
en milieu die het verkeer veroorzaakt. In de praktijk kunnen deze doelstellingen<br />
niet steeds in even grote mate verwezenlijkt worden of kunnen ze zelfs onderling<br />
confl icteren. Niettemin geldt verkeersveiligheid als een belangrijke randvoorwaarde<br />
voor alle mogelijke infrastructuurmaatregelen die zullen worden genomen.<br />
In het geactualiseerde Nederlandse Duurzaam-Veilig-concept (Wegman, 2005)<br />
staan vier principes ten aanzien van de weginrichting centraal: functionaliteit,<br />
homogeen gebruik, voorspelbaar gebruik en vergevingsgezindheid.<br />
Het principe van de functionaliteit houdt in dat aan elke weg idealiter slechts één<br />
functie (verbinden, ontsluiten of toegang geven) wordt toegekend, de zogenaamde<br />
monofunctionaliteit. Dat minimaliseert het aantal potentiële confl icten met een mogelijk<br />
ernstige afl oop. Het homogeen gebruik houdt in dat ontmoetingen met grote<br />
verschillen in snelheid, richting en massa moeten worden vermeden waardoor de afloop<br />
van botsingen, indien deze niet meer voorkomen kunnen worden, veel minder<br />
ernstig is. Het derde principe, voorspelbaar gebruik, is gericht op het voorkomen<br />
van menselijke fouten door een wegomgeving aan de verkeersdeelnemer aan<br />
te bieden die herkenbaar is. Hierdoor wordt het wegverloop en het gedrag van alle<br />
verkeersdeelnemers duidelijk. Het principe van de vergevingsgezindheid houdt<br />
in dat, indien een verkeersongeval zich voordoet, de omgeving zodanig wordt ingericht<br />
dat de letselernst zoveel mogelijk beperkt wordt. Als voorbeeld kunnen hier de<br />
kreukelpalen om verkeersborden aan te bevestigen vernoemd worden.<br />
- 106 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
Hoewel de beginsituatie in <strong>Vlaanderen</strong> op een aantal punten fundamenteel verschilt<br />
van die in Nederland, kan <strong>Vlaanderen</strong> baat vinden bij de Duurzaam-Veilig-aanpak.<br />
De vier principes die gelden voor de weginrichting kunnen in grote mate gelden en<br />
moeten mee aan de basis liggen van het infrastructuurbeleid dat in <strong>Vlaanderen</strong> de<br />
volgende jaren zal gevoerd worden.<br />
De Duurzaam-Veilig-principes werden reeds overgenomen in het Mobiliteitsplan<br />
<strong>Vlaanderen</strong> en in het Ruimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong>. In de volgende jaren zal<br />
gewerkt worden aan de operationalisering van dit concept. Een belangrijke doelstelling<br />
is om vorm, functie en gebruik van wegen in overeenstemming te brengen.<br />
Dat betekent dat de inrichting van de wegen moet aangepast worden aan de functie<br />
die ze hebben en aan het verkeer dat ze moeten verwerken. Maar aangezien de<br />
bestaande situatie vaak nog ver af staat van de gewenste toestand, en de budgettaire<br />
middelen ontbreken om massaal wegen om te bouwen, zullen keuzes moeten<br />
gemaakt worden en prioriteiten gesteld worden. Alleszins mag de wegencategorisering<br />
geen theoretische oefening blijven. Aan de wegencategorisering zullen<br />
aspecten worden gekoppeld zoals bewegwijzering, geometrie, bouwvoorschriften,<br />
snelheidsbeperkingen, hiërarchie en vormgeving van kruispunten, erftoegangen,<br />
parkeervoorzieningen, openbaar vervoerhaltes, fi etspaden en voetgangersvoorzieningen.<br />
Om dit op een consequente manier te kunnen doen dienen essentiële<br />
herkenbaarheidskenmerken te worden ontwikkeld voor de verschillende<br />
wegtypes. Dergelijke essentiële herkenbaarheidskenmerken zijn ontwerpprincipes<br />
die systematisch worden toegepast voor bepaalde wegtypes en een voor de weggebruiker<br />
duidelijk waarneembaar onderscheid inhouden tussen de verschillende<br />
wegcategorieën.<br />
Voor belangrijke en complexe wegvakken zullen streefbeelden 14 worden ontwikkeld<br />
die de gewenste situatie op lange termijn vastleggen. De opmaak van streefbeelden<br />
moet binnen een redelijke termijn kunnen gevolgd worden door zichtbare<br />
aanpassingen op het terrein.<br />
Aangezien de gewenste infrastructuuraanpassingen in het kader van een duurzame<br />
veilige weginrichting slechts over enkele tientallen jaren voor het gehele wegennet<br />
kunnen gerealiseerd worden, zal een aanpak van specifi eke, lokale probleemsituaties<br />
noodzakelijk blijven. In de voorbije jaren werd een budget vrijgemaakt van 550<br />
miljoen EUR voor de infrastructurele herinrichting van 800 gevaarlijke punten<br />
op gewestwegen in <strong>Vlaanderen</strong>. Na uitvoering van deze werken zullen de resultaten<br />
wetenschappelijk geëvalueerd worden. De Vlaamse administratie zal op basis<br />
van haar opgedane ervaring met dit programma, een vademecum “gevaarlijke<br />
punten” opstellen dat als handleiding door lokale besturen kan gebruikt worden.<br />
Naast de aanpak van de gevaarlijkste punten op het Vlaamse wegennet zal de<br />
aandacht verschuiven naar de aanpak van grotere wegsegmenten. Met het<br />
14 Een streefbeeld is een langetermijn-inrichtingsconcept voor een bepaald wegvak (Daniels, S., Leys, F., 2001. De verkeerskundige aspecten<br />
van een streefbeeld. Verkeersspecialist). Het werken met streefbeelden biedt een handige systematiek voor het omzetten van vele vragen en<br />
behoeften in verband met een bepaalde lijninfrastructuur tot een min of meer kant-en-klaar (her)inrichtingsconcept. Het streefbeeld positioneert<br />
zich tussen de ruimtelijke structuurplanning en het concrete infrastructuurontwerp. Het streefbeeld past de inrichtingsprincipes (‘ontwikkelingsperspectieven’)<br />
die in beleidsdocumenten zoals het Ruimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong> worden vooropgesteld, toe op een praktische situatie<br />
en formuleert vanuit deze toets van de theorie aan de praktijk, een concreet inrichtingsvoorstel.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 107 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
doortochtenprogramma en de herinrichting van veilige schoolomgevingen werd<br />
reeds succes geboekt omdat aspecten van veiligheid, leefbaarheid en bereikbaarheid<br />
voor de verschillende vervoersmodi werden geïntegreerd. Een gelijkaardig<br />
concept zal ontwikkeld worden voor wegen buiten de bebouwde kom. Daardoor<br />
kan het gewenste verkeersgedrag ook op wegen van 90 km/u en 70 km/u maximaal<br />
worden uitgelokt (principe van het voorspelbaar gebruik). Andere infrastructurele<br />
maatregelen hebben betrekking op het ontwerp van wegvakken, ontwerp en<br />
regeling van kruispunten, alignement, verlichting en signalisatie, wegenaanleg en<br />
onderhoud, obstakels langs de weg, verkeersbeheersing en management, snelheid<br />
en snelheidslimieten, en aanpassingen voor kwetsbare weggebruikers.<br />
Technologische innovaties bieden een aantal perspectieven voor de verkeersafwikkeling<br />
in de toekomst. Dynamische signalisatie biedt de mogelijkheid om het<br />
verkeer te reguleren in functie van tijdstip (dag, nacht, schooltijd, …) en omstandigheden<br />
zoals het weer, verkeersdrukte of wegenwerken. Een belangrijk voordeel<br />
is dat de acceptatiegraad (en dus ook de nalevingsgraad) bij weggebruikers voor<br />
bepaalde beperkingen (bv. snelheid, inhaalverbod, …) beduidend hoger kan zijn<br />
indien deze slechts geldig zijn omwille van bijzondere omstandigheden (bv. schooluren,<br />
spits, regenweer, …).<br />
In het infrastructuurbeleid zal bijzondere aandacht uitgaan naar de kwetsbare<br />
weggebruikers aangezien de probleemanalyse in deel 1 van het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong><br />
heeft uitgewezen dat deze doelgroep oververtegenwoordigd is in de<br />
ongevallenstatistieken. In de volgende jaren zal aanzienlijk geïnvesteerd worden in<br />
de uitbouw van het bovenlokaal functioneel fi etsroutenetwerk. De investeringen voor<br />
de gemeentewegen zullen gedragen worden via het Fietsfonds waaraan gewest,<br />
provincies en gemeenten bijdragen.<br />
Voor de gewestwegen zal het gewest zelf de prioritaire fi etspadprojecten uitvoeren<br />
en kunnen de lokale besturen via module 13 (aanleg of verbetering van fi etspaden<br />
langs gewestwegen door de lokale overheid) zelf het initiatief nemen. In de bebouwde<br />
kommen is vaak nog specifi eke aandacht nodig voor de aanleg en de beschikbaarheid<br />
van voetgangersvoorzieningen.<br />
Ook het onderhoud van de infrastructuur (borstelen en sneeuwvrij maken van<br />
voet- en fi etspaden, reinigen waterslokkers, vervangen defecte verlichting, kleine<br />
herstellingen), bepaalt in belangrijke mate de kwaliteit van het netwerk voor kwetsbare<br />
weggebruikers, niet alleen voetgangers en fi etsers maar ook motorrijders en<br />
bromfi etsers.<br />
Bijzondere aandacht moet uitgaan naar de problematiek van ongevallen bij wegenwerken,<br />
zowel vanuit het standpunt van de passerende weggebruikers als van dat<br />
van de aanwezige wegenwerkers.<br />
Infrastructurele maatregelen brengen vaak erg hoge kosten mee, zowel wat betreft<br />
aanleg als onderhoud. Bovendien vereist de uitvoering een belangrijke doorlooptijd.<br />
Daarom passen ze vooral in een strategie op langere termijn. Niettemin kan het<br />
effect van dergelijke ingrepen erg hoog zijn zoals blijkt uit wetenschappelijke literatuur<br />
(Elvik, 2004). Ook hebben deze maatregelen een lange levensduur.<br />
- 108 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
Bij de aanleg of omvorming van infrastructuur dient het aspect verkeersveiligheid<br />
als een absolute randvoorwaarde en toetssteen te gelden. Dit moet gebeuren zowel<br />
tijdens het ontwerp, de uitvoering als tijdens de gebruiksperiode van nieuwe wegen.<br />
Verkeersveiligheidsaudits vormen hiertoe een aangewezen instrument. Uitgevoerde<br />
projecten moeten bovendien worden geëvalueerd en uit deze evaluaties dienen lessen<br />
getrokken te worden.<br />
4.3.2 NAAR EEN INTRINSIEK VEILIGE RUIMTELIJKE ORDENING<br />
De toepassing van de principes van Duurzaam-Veilig, vooral dan de monofunctionaliteit,<br />
stelt belangrijke eisen aan de ruimtelijke ordening. Rechtstreekse erfaansluitingen<br />
(toegangen tot winkels, bedrijven; kantoren, woningen, …) zijn op wegen met<br />
een stroomfunctie uit den boze en worden best zo veel mogelijk beperkt op wegen<br />
met een ontsluitingsfunctie. Erftoegangen zouden zo veel mogelijk moeten kunnen<br />
verlopen via wegen met een loutere erftoegangsfunctie.<br />
In het Ruimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong> (RSV, 1997) wordt, behalve de afnemende<br />
bereikbaarheid en leefbaarheid, ook de verkeersveiligheid als een belangrijk<br />
gevolg van de bestaande ruimtelijke ordening beschreven. Vooral het voorkomen<br />
van talrijke confl ictpunten (vooral op kruispunten) tussen vele soorten verkeersdeelnemers<br />
(lokaal en doorgaand verkeer, fi etsers, voetgangers en gemotoriseerd verkeer,<br />
parkerend verkeer, terugdraaiend verkeer, …) en de toegenomen intensiteit van het<br />
wegverkeer worden als problematisch aanzien.<br />
Het Ruimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong> selecteert vier wegcategorieën: hoofdwegen,<br />
primaire wegen, secundaire wegen en lokale wegen. Aan elk van deze categorieën<br />
zijn bepaalde hoofdfuncties en aanvullende functies verbonden (verbinden,<br />
verzamelen en toegang geven) en worden enkele principes naar voren geschoven<br />
met betrekking tot de inrichting van deze wegen.<br />
In het bindend gedeelte van het Ruimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong> werden de<br />
hoofdwegen en de primaire wegen geselecteerd. Later werden in de provinciale<br />
ruimtelijke structuurplannen de secundaire wegen geselecteerd. Alle andere wegen<br />
hebben een lokale functie. In de gemeentelijke structuurplannen en mobiliteitsplannen<br />
wordt de categorisering van het lokale wegennet geëxpliciteerd.<br />
Vandaag kan vastgesteld worden dat de principes van wegencategorisering zijn<br />
doorgevoerd in de beleidsplanning op gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk<br />
niveau, zowel via de mobiliteitsplannen als via de ruimtelijke structuurplanning. De<br />
operationalisering van deze principes verloopt echter moeizaam. In de toekomst zijn<br />
daarom inspanningen noodzakelijk zoals het defi niëren van uniforme ontwerpprincipes<br />
(bijvoorbeeld in de vorm van vademeca) voor de verschillende wegcategorieën<br />
en het vastleggen van een aantal bepalingen in ruimtelijke uitvoeringsplannen. Zo<br />
zullen op bepaalde types wegen eisen moeten gesteld worden zoals het afbouwen<br />
of elimineren van rechtstreekse erftoegangen, het scheiden van verkeerssoorten en<br />
rijrichtingen en het omvormen van kruispunten.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 109 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
Een voorbeeld: een aangepaste wegencategorisering en routering kunnen<br />
belangrijke gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid. Een vergelijking tussen<br />
Vlaamse autosnelwegen en gewestwegen leert dat autosnelwegen een veel lager<br />
aantal ongevallen per afgelegde voertuigkilometer kennen dan gewestwegen<br />
of gemeentewegen. Het ongevalsrisico (aantal ongevallen per miljard voertuigkilometer)<br />
is op genummerde wegen ruim drie keer zo hoog als op autosnelwegen.<br />
Het ongevalsrisico op gemeentewegen ligt zelfs 15 keer zo hoog.<br />
Op wegvakken waar de gewenste monofunctionaliteit en homogeniteit van de<br />
verkeersstromen niet op korte termijn kunnen gerealiseerd worden, zijn bijkomende<br />
maatregelen noodzakelijk. In vele gevallen betekent dit dat de toegelaten snelheid<br />
voldoende laag dient te zijn zodat het verhoogde risico ten gevolge van het diffuse<br />
wegbeeld wordt gecompenseerd door een lagere snelheid.<br />
4.3.3 VEILIGE VOERTUIGEN EN TELEMATICA<br />
Hoewel mankementen aan het voertuig slechts in ongeveer 5 % van de ongevallen<br />
oorzaak of medeoorzaak van een verkeersongeval (Hillier, 2002) zijn, kan een<br />
aantal kenmerken van voertuigen in het verkeer een belangrijke rol spelen in de<br />
verkeersveiligheid. Zo is de massa en de omvang van een voertuig de factor die de<br />
grootste invloed heeft op het dodelijke risico wanneer een ongeval gebeurt (Evans,<br />
2004).<br />
Een aantal voertuigtechnologische ontwikkelingen bieden perspectieven om het<br />
ongevallenrisico en vooral de letselernst bij aanrijdingen te verkleinen. Voertuigtechnologie<br />
kan op twee manieren de verkeersveiligheid vergroten: enerzijds kan de<br />
actieve veiligheid verbeterd worden, en anderzijds kunnen technische ingrepen de<br />
passieve veiligheid verhogen. Actieve veiligheid is gericht op het voorkomen van<br />
een ongeval. Eén van de meest bekende voorbeelden van een dergelijke technologie<br />
is ABS, het antiblokkeersysteem voor de remmen. Tegenwoordig zijn bijna alle<br />
voertuigen standaard hiermee uitgerust. Passieve veiligheid daarentegen heeft tot<br />
doel de gevolgen van een ongeval voor de betrokkenen te verminderen. De bekendste<br />
voorbeelden hiervan zijn de gordel en de airbag.<br />
Voertuigtechniek is zeer sterk gereglementeerd. De reglementering legt enerzijds<br />
minimale kwaliteits- en veiligheidseisen op, en zorgt daarnaast voor een vergaande<br />
harmonisering van de nationale vereisten. Actueel situeert de voertuigreglementering<br />
zich op Europese schaal (EU-richtlijnen) of zelfs nog ruimer (UN/ECE-reglementen<br />
15 ). De nationale overheden hebben in deze materie sedert lang bevoegdheden<br />
afgestaan. Deze tendens gaat ook vandaag nog verder en is bovendien onomkeerbaar.<br />
Het is bijgevolg noodzakelijk om verdere evoluties van de technologie en<br />
reglementering in dit Europese of zelfs internationale kader te blijven zien.<br />
De sterke toename van de passieve veiligheid van personenwagens heeft mee<br />
gezorgd voor een spectaculaire daling van het aantal doden en gewonden uitgedrukt<br />
per afgelegde kilometer of per ongeval. Met name de veiligheidsgordel is een<br />
15 UN/ECE (United Nations Economic Commission for Europe) is een deelorganisatie van de Verenigde Naties die zetelt in Genève en waarin<br />
de meer technische aspecten van voertuigregelgeving worden overeengekomen tussen 56 lidstaten, waaronder de meeste Europese landen<br />
en de Verenigde Staten.<br />
- 110 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
ontwikkeling die een grote impact heeft gehad op het aantal verkeersslachtoffers.<br />
Na de invoering van de gordeldraagplicht is het aantal slachtoffers in het verkeer<br />
wezenlijk gedaald (Verlaak, 2003). Dit verschijnsel deed zich voor in geheel Europa.<br />
Hoewel de gordeldracht verplicht is in de Europese Unie, wordt dit niet door<br />
iedereen rigoureus toegepast. Uit onderzoek blijkt dat een groot deel van de nietgordelgebruikers<br />
aangeeft dat ze de gordel uit vergetelheid niet hebben omgedaan<br />
(Verlaak, 2003). Hieruit blijkt dat een systeem dat de bestuurder en/of de inzittenden<br />
eraan herinnert de gordel om te doen (gordelverklikker), een effi ciënt middel<br />
kan zijn om het gordelgebruik te verhogen.<br />
De resultaten van het Europese crashtestprogramma EuroNCAP bevestigen de<br />
algemene toename in passieve veiligheid. Dit programma beoordeelt sinds 1996<br />
voertuigen op vlak van passieve veiligheid, en dit door het uitvoeren van verschillende<br />
soorten van crashtesten. Op basis van de bekomen resultaten kent EuroNCAP<br />
vervolgens een score toe op gebied van veiligheid voor inzittenden en voetgangers.<br />
Verschillende studies en organisaties stellen dat dankzij EuroNCAP de passieve veiligheid<br />
van personenwagens in de Europese Unie in niet eens 10 jaar tijd zeer sterk<br />
is toegenomen (EC, 2003; ETSC, 2001; Lie, 2000).<br />
De Vlaamse regering wenst een actief beleid te voeren dat onderzoek en ontwikkeling<br />
van veiligheidsverhogende technologieën stimuleert. Mogelijke maatregelen zijn<br />
het fi nancieren van pilootprojecten en het ter beschikking stellen van kredieten voor<br />
wetenschappelijk onderzoek. Technologieën met een bewezen gunstig effect op de<br />
verkeersveiligheid moeten in zoveel mogelijk voertuigen worden ingebouwd.<br />
De Vlaamse regering zal bij de federale regering aandringen op de stipte omzetting<br />
van Europese richtlijnen in verband met voertuigtechnologie naar Belgisch recht.<br />
Waar nodig zullen ondersteunende maatregelen ingezet worden om de mogelijke<br />
invoering van technologische maatregelen te begeleiden. Een voorbeeld is de opmaak<br />
van een databank met heersende snelheidsregimes die de invoering van een<br />
systeem van intelligente snelheidsaanpassing (ISA) zou kunnen ondersteunen. In de<br />
toekomst worden vanuit de hoek van de voertuigtechnologie eveneens verbeteringen<br />
verwacht op gebied van voetgangersbescherming bij aanrijdingen door personenwagens<br />
(bv. zachte bumpers en meegevende motorkappen).<br />
Belangrijke perspectieven in verband met de interactie weg-voertuig-bestuurder zijn<br />
te verwachten van ontwikkelingen in de telematica of Intelligente Transport Systemen<br />
(ITS). Voorbeelden van ITS-systemen zijn radars en systemen in voertuigen om<br />
potentiële ongevalssituaties te detecteren, systemen voor stabiliteitscontrole, systemen<br />
voor snelheidsaanpassing in functie van de locatie of de omstandigheden (ISA)<br />
en beslissingsondersteunende systemen voor bestuurders (ADAS – Advanced Driver<br />
Assistance Systems).<br />
Om de mogelijke invoering van ISA (intelligente snelheidsaanpassing) voor te<br />
bereiden werd het afgelopen jaar een studie uitgevoerd die de mogelijkheden<br />
voor het opstellen van een snelheidsdatabank diende na te gaan. Deze studie<br />
heeft de variabelen in kaart gebracht die moeten opgenomen worden in deze<br />
snelheidsdatabank. Eveneens werden beslissingsprocessen, regelgeving en<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 111 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
procedures met het oog op wijziging van de bovenstaande gegevens geïnventariseerd.<br />
Mogelijke problemen die kunnen optreden bij het verzamelen van de<br />
data en bij het invoeren van wijzigingen in de databank, werden verzameld en<br />
de weg naar oplossingen werd aangegeven. Deze studie zal als basis dienen<br />
voor de effectieve bouw van een snelheidsdatabank voor <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
4.4 Een doeltreffend juridisch en organisatorisch kader<br />
4.4.1 NAAR EEN AANGEPAST JURIDISCH KADER<br />
De wetgeving die van toepassing is op verkeersveiligheid omvat een aantal wetten<br />
en koninklijke besluiten met als voornaamste het K.B. van 1 december 1975 en zijn<br />
wijzigende besluiten (Wegcode) en de Wet van 16 maart 1968 en zijn wijzigende<br />
besluiten (Verkeerswet). Andere relevante wetten en koninklijke besluiten regelen de<br />
technische eisen waaraan voertuigen dienen te voldoen, rijopleiding, verzekeringen,<br />
wegbeheer, wegvervoer, wegenwerken, inschrijving van voertuigen.<br />
Het grootste deel van de verkeersveiligheidswetgeving is tot heden een federale<br />
bevoegdheid. De gewesten verlenen formeel advies over elke wijziging.<br />
Door stimulerende maatregelen wil de Vlaamse regering prioritair inspanningen<br />
leveren om de verkeersveiligheid te verhogen. Om de positieve tendens in verkeersveiligheid<br />
te kunnen versterken is het wenselijk een integraal en doeltreffend beleid<br />
te kunnen voeren. Daartoe is het wenselijk te beschikken over een samenhangend<br />
pakket aan bevoegdheden.<br />
Om de ambities die <strong>Vlaanderen</strong> stelt ten aanzien van de verkeersveiligheid in te<br />
vullen is een uitbreiding van de wetgevende bevoegdheden op een aantal vlakken<br />
noodzakelijk.<br />
Vanaf 1 januari 2008 worden de gewesten verantwoordelijk voor het toezicht op<br />
de aanvullende verkeersreglementen die door de wegbeheerders worden opgesteld.<br />
<strong>Vlaanderen</strong> zal van deze nieuwe bevoegdheid gebruikmaken om de samenwerking<br />
tussen gemeenten bij het uittekenen van hun mobiliteitsbeleid te stimuleren.<br />
Vrij recent staat in België de algemene verlaging van de snelheidslimiet voor<br />
wegen van 90 km/u naar 70 km/u ter discussie. De Vlaamse overheid heeft<br />
niet gewacht op een eventuele federale wetswijziging en heeft de snelheidslimiet<br />
op veel gewestwegen al verlaagd. In de gemeentelijke mobiliteitsplannen<br />
wordt bovendien voor de lokale wegen in de meeste gevallen een gewenst<br />
snelheidsregime van 70 km/u voor wegen buiten de bebouwde kom voorzien.<br />
Met andere woorden: 90 km/u wordt in <strong>Vlaanderen</strong> stilaan de uitzondering,<br />
70 km/u de regel. Omwille van de bestuurlijke effi ciëntie (plaatsen van grote<br />
aantallen verkeersborden), maar ook omwille van de logica voor de weggebruiker<br />
is het debat aangewezen om de toegelaten snelheid buiten de bebouwde<br />
kom in de wegcode te beperken tot 70 km/u. Het plaatselijk toelaten van<br />
een snelheid van 90 km/u blijft dan mogelijk, mits de plaatsing van de reglementaire<br />
borden.<br />
- 112 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
4.4.2 EEN DOELTREFFEND ORGANISATORISCH KADER<br />
Uit het voorgaande is gebleken dat een doeltreffend verkeersveiligheidsbeleid de<br />
resultante is van een geïntegreerde aanpak over verschillende beleidsdomeinen.<br />
Deze geïntegreerde aanpak plaatst de overheid voor een complexe managementopdracht,<br />
zeker in een federaal land als België.<br />
De recente reorganisatie van de Vlaamse administratie in het kader van de operatie<br />
Beter Bestuurlijk Beleid versterkt de beleidsvoorbereidende capaciteit van de Vlaamse<br />
administratie en biedt een kader waarin de eventuele toekomstige overdracht van<br />
nieuwe bevoegdheden kan worden geïntegreerd.<br />
Het Vlaamse Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken zal op strategisch<br />
niveau worden geadviseerd door de MobiliteitsRaad <strong>Vlaanderen</strong> (MORA).<br />
De Vlaamse Stichting Verkeerskunde en het Steunpunt Verkeersveiligheid organiseren<br />
jaarlijks het Vlaams Congres Verkeersveiligheid. Dit biedt een jaarlijks<br />
forum voor al wie professioneel betrokken is bij verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Een dergelijk initiatief is belangrijk omdat het interessante nieuwe initiatieven<br />
aan bod laat komen, een klankbord biedt aan diverse actoren en een forum<br />
vormt om wetenschappelijke onderzoeksresultaten te laten doorstromen naar<br />
de praktijk.<br />
Een hoeksteen in de ontwikkeling van initiatieven om de verkeersveiligheid te bevorderen<br />
is de betrokkenheid en actieve inspraak van allerhande actoren in het beleid.<br />
Deze actoren zullen worden geconsulteerd bij diverse beleidsinitiatieven. Bovendien<br />
zullen sensibiliseringsinitiatieven worden opgezet in samenwerking met de betrokken<br />
belangen- en beroepsorganisaties. Een groot aantal representatieve organisaties<br />
is reeds opgenomen in het Vlaams Forum Verkeersveiligheid.<br />
Het Vlaams Forum Verkeersveiligheid, opgericht in 2004, is een ontmoetingsplaats<br />
voor overheid, onderzoekswereld en belangengroepen, waar<br />
ideeën en standpunten worden uitgewisseld en besproken. Het forum biedt de<br />
mogelijkheid om de verschillende partners bij het beleid nauw te betrekken.<br />
Verkeersveiligheid is immers een collectieve verantwoordelijkheid van vele<br />
actoren.<br />
Ook de samenwerking met andere beleidsniveaus (gemeenten, provincies, federale<br />
niveau en Europa) is belangrijk en is een blijvend punt van aandacht.<br />
4.5 Aandacht voor bijzondere doelgroepen<br />
4.5.1 STERKE MAATREGELEN VOOR ZWAKKE WEGGEBRUIKERS<br />
Een verkeersdeelnemer is kwetsbaar als hij of zij een grotere kans dan gemiddeld<br />
heeft om per verplaatsing, per kilometer of per uur slachtoffer te worden van een<br />
verkeersongeval. Weggebruikers die aan deze defi nitie voldoen zijn voetgangers,<br />
fi etsers, bromfi etsers en motorrijders. Maar ook jongeren, senioren en mensen met<br />
een handicap lopen om verschillende redenen een hoger risico.<br />
De meeste kwetsbare weggebruikers vormen zelf geen of nauwelijks een bedrei-<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 113 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
ging voor andere verkeersdeelnemers. Daarom worden ze ook wel vaak zwakke<br />
weggebruikers genoemd.<br />
13 % van alle doden en zwaargewonden in het verkeer in <strong>Vlaanderen</strong> zijn fi etsers,<br />
6 % is voetganger, 11 % bromfi etser, samen 30 % van alle verkeersdoden. Deze<br />
percentages zijn in verhouding veel hoger dan de deelname van fi etsers, bromfi etsers<br />
en voetgangers in het verkeer. Het risico op een dodelijk verkeersongeval als<br />
fi etser in <strong>Vlaanderen</strong> is nog steeds drie keer hoger dan voor een autobestuurder of<br />
auto-inzittende die dezelfde afstand afl egt. Voor voetgangers en bromfi etser is dit<br />
een factor 8 (zie deel 1).<br />
Een belangrijke component van een beleid dat gericht is op zwakke en kwetsbare<br />
weggebruikers is het veralgemeend toepassen van het Design for All-principe.<br />
Design for All is een benadering waarbij de omgeving zodanig wordt ontworpen<br />
dat zo weinig mogelijk mensen uitgesloten worden van het gebruik ervan. Dit<br />
voorkomt verkeersconfl icten, verhoogt het gebruiksgemak en de mogelijkheid tot<br />
maatschappelijke participatie voor iedereen. Een operationele defi nitie zou kunnen<br />
inhouden dat minstens 95 % van de bevolking probleemloos kan functioneren in een<br />
bepaalde omgeving. Het gaat daarbij niet alleen om het ontwerp van de tastbare<br />
omgeving, maar ook om de sociale en juridische omgeving. Design for All betreft<br />
zowel de loutere weginrichting als alle ontwerpactiviteiten zoals industrieel ontwerp,<br />
ruimtelijke ordening, landschapsarchitectuur en voertuigontwerp (KPVV, 2006).<br />
Concrete toepassingen van dit principe zijn heldere bewegwijzering op wegen,<br />
eenvoudige besturing van voertuigen en bediening van comfortfuncties, eenvoudige<br />
en gekende snelheids- en parkeerreglementeringen.<br />
Bij de uitvoering van een beleid voor zwakke weggebruikers is het belangrijk niet<br />
alleen te kijken naar verkeersveiligheid. Ook sociale veiligheid, bereikbaarheid van<br />
bestemmingen, keuze van vervoerswijze en toegankelijkheid tot vervoermiddelen<br />
spelen een belangrijke rol. Al deze factoren zorgen ervoor dat aan een doeltreffend<br />
beleid een belangrijke kostencomponent hangt. Dat betekent ook dat een dergelijk<br />
beleid een proces is van vele jaren, waarbij echter ook op korte termijn bevredigende<br />
oplossingen moeten kunnen geboden worden.<br />
Het fi etsbeleid is de jongste jaren uitgegroeid tot een volwaardig onderdeel van<br />
het mobiliteitsbeleid van de Vlaamse overheid. Het totaalplan Fiets (MVG, 2002)<br />
blijft in de volgende jaren het geldende beleidskader voor het fi etsbeleid. Samen<br />
met het Vademecum Fietsvoorzieningen (MVG, 2006) heeft het de basis gelegd<br />
voor een planmatige aanpak en een gecoördineerde strategie inzake fi etsbeleid.<br />
Het Vlaamse fi etsbeleid vertrekt vanuit de expliciete premisse dat investeren in veiligheid<br />
de belangrijkste voorwaarde is voor een verhoogd fi etsgebruik (MVG, 2002).<br />
Strategische elementen met betrekking tot veiligheid zijn de aanpak van gevaarlijke<br />
punten, snelheidsvermindering en verkeersmanagement, het verhogen van de passieve<br />
veiligheid van voertuigen (auto’s en fi etsen), scheiden van verkeersstromen en<br />
verkeershandhaving. Om deze doelstellingen te bereiken is het wenselijk de inspanningen<br />
voor de aanleg van kwalitatief hoogstaande fi etsvoorzieningen minstens te<br />
behouden en zelfs op te voeren. Bovendien dienen een aantal organisatorische en<br />
juridische knelpunten weggewerkt te worden (bv. in verband met onteigeningen)<br />
- 114 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
zodat de doorlooptijd voor de aanleg van fi etspaden aanzienlijk kan verkorten. Andere<br />
dragende maatregelen die een bijdrage leveren tot de verkeersveiligheid voor<br />
zwakke weggebruikers zijn de herwaardering en heraanleg van ‘trage wegen’,<br />
snelheidsverlaging op een aantal wegen (vooral indien geen vrijliggende fi etsinfrastructuur<br />
aanwezig is) en een doelgerichte handhaving van parkeerovertredingen.<br />
Ook bijzondere aandacht voor de voorzieningen voor fi etsers op kruispunten is<br />
aangewezen.<br />
Een doelgroep die nogal eens over het hoofd wordt gezien, zijn de bromfi etsers.<br />
Uit de ongevallencijfers en een recente steekproef blijkt dat de ongevallenbetrokkenheid<br />
van jonge bromfi etsers behoorlijk hoog is (Gysen, 2006b). Risicogedrag is<br />
expliciet aanwezig als het gaat over het opdrijven van de bromfi ets, het niet-dragen<br />
van de helm en het rijden met een passagier achterop. Het beleid zal zich dan ook<br />
nadrukkelijk op deze aspecten richten. Maatregelen zullen gezocht worden in de<br />
sfeer van educatie (rijopleiding en verkeersonderricht op school), bewustmaking van<br />
de risico’s en de mogelijke gevolgen van ongewenst rijgedrag, ingrepen in de weginfrastructuur,<br />
technische uitrusting van de bromfi etsen en een gerichte handhaving.<br />
In de probleemanalyse is gebleken dat de voetgangers weliswaar oververtegenwoordigd<br />
zijn in de ongevallenstatistieken als de verplaatsingsafstand in rekening<br />
wordt gebracht, maar dat ze een gelijkaardig risico kennen als auto-inzittenden als<br />
de vergelijking wordt gemaakt op basis van tijd die aan de respectieve vormen van<br />
verplaatsing wordt besteed. Medebetrokkenen bij verkeersongevallen met voetgangers<br />
zijn vooral auto’s (twee op drie van de ongevallen), maar ook fi etsers en<br />
bromfi ets (ongeveer één vijfde van de ongevallen). Eén van de bijzondere eigenschappen<br />
van de populatie voetgangers is dat bijna iedereen er deel van uitmaakt.<br />
Dat betekent ook dat het gaat om een bijzonder heterogene doelgroep. Meer nog<br />
dan voor andere weggebruikers moet bijgevolg het Design for All–principe worden<br />
toegepast als het gaat over de aanleg van voetpaden, pleinen en oversteekplaatsen.<br />
Belangrijke elementen in het beleid ten aanzien van voetgangers zijn het aanleggen<br />
en verbeteren van voetpaden, beveiligen van oversteekplaatsen en zeker ook een<br />
doelgerichte handhaving van parkeerovertredingen en tijdelijke vergunningen (terrassen,<br />
werven, …). Ten aanzien van het infrastructuurbeleid voor voetgangers ligt<br />
het grootste deel van de bevoegdheden bij de gemeentebesturen. Sinds enkele jaren<br />
vormt het Vademecum Voetgangersvoorzieningen een bruikbare leidraad (MVG,<br />
2003b). Op technologisch vlak zijn er verbeteringen te verwachten in de passieve<br />
veiligheid van voertuigen (vrachtwagens en auto’s).<br />
4.5.2 ONVEILIGHEID BIJ JONGEREN<br />
In de probleemanalyse is de hoge onveiligheid bij jongeren gebleken. Van alle<br />
leeftijdsgroepen heeft de groep van 16- tot 24-jarigen veruit de grootste kans om<br />
bij een verkeersongeval gedood of zwaargewond te geraken. Vooral de groep<br />
beginnende autobestuurders tussen 18 en 20 jaar loopt per gereden kilometer een<br />
beduidend hogere kans om het leven te komen bij een verkeersongeval dan andere<br />
leeftijdscategorieën (Willems, 2004). Bij de 16- tot 17-jarigen doet zich een enorme<br />
piek voor bij het aantal slachtoffers onder bromfi etsers. Vooral jongens lopen een<br />
hoog risico. Jonge bestuurders blijken ook vaker betrokken te zijn in eenzijdige<br />
ongevallen. Ook de ernst van de ongevallen bij jongeren ligt hoger (Bos, 2006b).<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 115 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
Globaal is het verkeer bij jongeren één van de belangrijkste doodsoorzaken. In de<br />
leeftijdsgroep van 15- tot 29-jarigen is het zelfs doodsoorzaak nummer één.<br />
Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat voornamelijk twee aspecten een<br />
rol spelen bij de verhoogde onveiligheid. Enerzijds is er de geringe rijervaring,<br />
anderzijds zijn er leeftijdsgerelateerde factoren zoals een sterkere neiging<br />
tot risicogedrag en een grotere verkeersdeelname tijdens risicomomenten<br />
(Willems, 2004). Alcohol en drugs als factor blijken eveneens een bijdrage te<br />
leveren. Zo blijken jongeren in verhouding met mensen in de hogere leeftijdscategorieën<br />
een hoger risico te lopen na het drinken van alcohol (Bos, 2006a).<br />
Ook sociale factoren, zoals de aanwezigheid van passagiers in een voertuig, zijn<br />
belangrijk. Jongeren blijken een hoger risico te lopen indien passagiers in het voertuig<br />
aanwezig zijn, terwijl dit voor oudere bestuurders net omgekeerd is.<br />
Tot slot speelt ook het tijdstip een rol: vooral nachten en weekends zijn gevaarlijk<br />
voor de jonge bestuurder (Bos, 2006a, b).<br />
De onveiligheid van jongeren is parallel met de algemene onveiligheid afgenomen<br />
tijdens de jongste jaren. Zoals fi guur 5 op pagina 91 aantoont, blijft de doelstelling<br />
van het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> ten aanzien van de ongevallen met jongeren<br />
(maximaal nog 55 doden en dodelijk gewonden per 1.000.000 jongeren onder de<br />
26 jaar i.p.v. 143,5 in 1999) in 2010 binnen bereik.<br />
Maatregelen die kunnen genomen worden om de onveiligheid bij jongeren verder<br />
terug te dringen liggen in de sfeer van rijopleiding, wetgeving, handhaving en<br />
sensibilisering. De mogelijkheden om, bijvoorbeeld via de rijopleiding, jongeren<br />
ervaring te laten opdoen, mogen niet overschat worden: een beginnende automobilist<br />
moet een leertraject van enkele honderden, zoniet duizenden uren doorlopen<br />
vooraleer een behoorlijk veiligheidsniveau kan bereikt worden (Wegman, 2005).<br />
Het is onrealistisch om een dergelijk traject volledig tijdens de rijopleiding te laten<br />
doorlopen. Een combinatie van de rijopleiding met andere maatregelen dringt zich<br />
dus op. In België bestaan nu reeds een aantal wettelijke beperkingen in verband<br />
met het rijden tijdens het weekend en het meenemen van passagiers voor jonge,<br />
beginnende bestuurders 16 . Het verdient aanbeveling om de wetgeving met betrekking<br />
tot de rijopleiding permanent te evalueren op haar doeltreffendheid. Het is aangewezen<br />
projecten uit te werken in de vorm van een voortgezette rijopleiding voor<br />
beginnende chauffeurs.<br />
Andere maatregelen kunnen erop gericht zijn om jongeren een alternatief (openbaar<br />
of collectief vervoer, al dan niet gecombineerd met taxi, …) te bieden voor het<br />
rijden met de wagen op risicomomenten. Ook educatie in het secundair onderwijs<br />
is een middel om jongeren te bereiken. Via de Vlaamse Stichting Verkeerskunde zal<br />
de Vlaamse regering hiertoe initiatieven ontwikkelen.<br />
16 De kandidaat van minder dan 24 jaar mag niet rijden van tweeëntwintig uur tot zes uur ‘s anderendaags op vrijdag, zaterdag, zondag,<br />
de vooravond van de wettelijke feestdagen en de wettelijke feestdagen. De houder van een voorlopig rijbewijs mag, naast de begeleider,<br />
vergezeld zijn van één andere persoon (K.B. 23/03/1998, Koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, B.S. 30 april<br />
1998).<br />
- 116 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
Niet alleen in het kader van de bereikbaarheid, maar ook in functie van meer<br />
verkeersveiligheid, voorziet De Lijn waar mogelijk bijkomend aanbod bij grote<br />
evenementen (Gentse Feesten, Pukkelpop, Rock Werchter, Marktrock, kustevenementen,<br />
…). Dat extra aanbod wordt op een speciale pagina op de<br />
website van De Lijn – ‘Evenementen’ – geaffi cheerd en ook via andere kanalen<br />
kenbaar gemaakt. Er wordt ook gestreefd naar structurele samenwerking met<br />
evenementenorganisatoren, waar mogelijk met klantvriendelijke prijs- en ticketformules.<br />
Ook de samenwerking met de taxisector, zoals bij het TOV-biljet (Taxi - Openbaar<br />
Vervoer), kan een belangrijke bijdrage leveren.<br />
4.5.3 SENIOREN EN VERKEERSVEILIGHEID<br />
Senioren vormen een groeiende groep in de samenleving. In 2020 zullen de 65plussers<br />
bijna één vierde van de bevolking in <strong>Vlaanderen</strong> uitmaken (22 %) terwijl<br />
hun aandeel in 2005 slechts om en bij de 18 % bedroeg (NIS, 2006a). Ook voor<br />
de samenstelling van het verkeer en voor de verkeersveiligheid zou dit gevolgen<br />
kunnen hebben. Uit de probleemanalyse is gebleken dat 65-plussers minder dan<br />
andere leeftijdsgroepen gedood of zwaargewond geraken bij verkeersongevallen.<br />
Dat heeft echter vooral te maken met het feit dat senioren zich minder vaak<br />
en minder ver verplaatsen dan mensen uit andere leeftijdscategorieën. Immers, de<br />
cijfers geven ook aan dat senioren, per kilometer dat ze zich verplaatsen, gemiddeld<br />
een beduidend hogere kans hebben om gedood of gewond te worden bij een<br />
verkeersongeval. De verklaring voor de relatieve oververtegenwoordiging van senioren<br />
in de ongevallenstatistieken moet echter vooral gezocht worden in hun grotere<br />
kwetsbaarheid: wanneer ze in een ongeval betrokken geraken, is hun kans op letsel<br />
groter omwille van verschillende redenen (Tay, 2006).<br />
Indien we ervan uit gaan dat het verplaatsingsgedrag van senioren in 2020<br />
ongewijzigd zal zijn ten opzichte van het verplaatsingsgedrag van de senioren<br />
van vandaag, zal hun toegenomen aantal globaal geen gevolgen hebben voor de<br />
verkeersveiligheid (Daniels, 2005). Het hogere rijbewijsbezit van de toekomstige<br />
senioren zal hoogstwaarschijnlijk een invloed hebben op hun verplaatsingsgedrag.<br />
In dat opzicht is het voor <strong>Vlaanderen</strong> belangrijk om inspanningen te leveren voor de<br />
verdere uitbouw van het (openbaar) collectief vervoer als volwaardig vervoermiddel<br />
voor senioren. Andere maatregelen die een bijdrage kunnen leveren tot een<br />
verhoogde verkeersveiligheid voor senioren zijn het aangepaste ontwerp van verkeersinfrastructuur,<br />
met inbegrip van de toepassing van het Design for All-principe<br />
(zie hoger) en, gezien de grotere kwetsbaarheid van ouderen, het verbeteren van<br />
passieve veiligheidsvoorzieningen in voertuigen (Davidse, 2000).<br />
4.5.4 VRACHTWAGENS<br />
De verkeersveiligheidssituatie voor vrachtwagens is enigszins paradoxaal. Terwijl<br />
vrachtwagens voor hun inzittenden het veiligste vervoermiddel over de weg zijn<br />
(2,5 doden per miljard kilometer), leiden ongevallen die met vrachtwagens gebeuren<br />
vaak tot zware gevolgen. Vrachtwagens zijn betrokken in 15 % van alle<br />
verkeersongevallen met lichamelijk letsel terwijl ze betrokken zijn in 23 % van de<br />
zwaarste ongevallen, namelijk die met doden (Van Hout, 2005).<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 117 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
Het goederenvervoer over de weg neemt nog steeds toe. Sinds 1990 steeg het<br />
aantal tonkilometer op de Vlaamse wegen met 75 %. Het aantal voertuigkilometer<br />
voor vrachtwagens groeide in mindere mate, met 32 % , omwille van de stijgende<br />
beladingsgraad van vrachtwagens (VRIND, 2006).<br />
Op termijn is een harmonisatie van snelheidslimieten voor vrachtwagens op Europees<br />
vlak wenselijk.<br />
De discussie over de verkeersveiligheid voor vrachtwagens kan niet los gezien worden<br />
van de meer fundamentele verhouding tussen de verschillende transportmodi in<br />
het goederenvervoer. Het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> spitst zich toe op een modal<br />
shift van het wegvervoer naar het vervoer per trein en binnenvaart (MVG, 2001).<br />
Toepassing van de principes van functionaliteit en homogeniteit van het wegennetwerk<br />
moet ervoor zorgen dat goederenstromen over de weg zoveel mogelijk<br />
afgewikkeld worden op wegen die daartoe goed uitgerust zijn. Het gaat dan in<br />
het bijzonder om autosnelwegen en primaire wegen. Initiatieven bij bedrijven en<br />
bedrijfssectoren ter bevordering van een veiligheidscultuur bij het goederenvervoer<br />
zullen verder ondersteund worden. Tot slot mag ook heil verwacht worden van<br />
verdere technologische vernieuwingen bij vrachtwagens zoals zichtveldverbeterende<br />
systemen (bv. dodehoekcamera’s) en in de toekomst toepassingen die de rijsnelheid<br />
beheersen als Intelligente Snelheidsaanpassing, Intelligent Cruise Control, antibotssystemen<br />
en hulpmiddelen voor koers houden (ETSC, 2006; Heijer, 1996; Verlaak,<br />
2005).<br />
4.5.5 MOTORRIJDERS<br />
Van alle vervoerwijzen is motorrijden de gevaarlijkste. Het risico voor een motorrijder<br />
om gedood te worden per afgelegde kilometer is zowat 18 keer groter dan<br />
voor een automobilist en zelfs meer dan 70 keer groter dan voor een vrachtwagenbestuurder<br />
(zie deel 1). Dit gegeven vormt een belangrijke uitdaging voor het<br />
beleid. Dat is trouwens niet alleen het geval in <strong>Vlaanderen</strong>, maar overal ter wereld<br />
(Van Vlierden, 2005). Motorrijden wint niettemin aan populariteit: het jaarlijks<br />
aantal afgelegde kilometer met motoren in België is op iets meer dan tien jaar tijd<br />
verdrievoudigd: van 350 miljoen kilometer in 1990 tot meer dan 1 miljard kilometer<br />
in 2004 (NIS, 2006b). In 2004 werden in België 25.007 nieuwe motorfi etsen<br />
ingeschreven, bijna drie keer meer dan in 1990 (9.276) (NIS-ECODATA, 2006). Uit<br />
een bevraging van 1.000 Vlaamse motorrijders is gebleken dat één op drie van de<br />
ondervraagde motorrijders in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de bevraging<br />
met de motor in een verkeersongeval betrokken was (Gysen, 2006a).<br />
Een serieuze risicoverlaging voor motorrijders (bijvoorbeeld tot op het niveau van<br />
het risico van fi etsers of autobestuurders) wordt niet voor mogelijk gehouden zonder<br />
draconische maatregelen (Wegman, 2005). En het draagvlak voor echt ingrijpende<br />
maatregelen (bijvoorbeeld een systematische snelheidsverlaging) lijkt niet voorhanden<br />
te zijn.<br />
Maatregelen dienen dus elders gezocht, bijvoorbeeld in het bevorderen van een<br />
correct rijgedrag, het verhogen van de rijvaardigheid bij beginnende en occasionele<br />
rijders en het veralgemeend dragen van de veiligheidskledij. Ook verbete-<br />
- 118 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
ingen en aanpassingen aan de weginfrastructuur kunnen een bijdrage leveren:<br />
obstakelvrije zones in buitenbochten, vermijden van gladde wegmarkeringen en het<br />
voorzien van motorvriendelijke beveiligingsconstructies.<br />
4.6 Onderzoek en betrouwbare data als basis voor een<br />
doeltreffend beleid<br />
In verschillende recente beleidsdocumenten zoals de beleidsnota Mobiliteit (Van<br />
Brempt, 2004), het Pact van Vilvoorde (SERV, 2005) en in het recente sociaaleconomisch<br />
beleidsplan (VlReg, 2006) heeft de Vlaamse regering het belang<br />
van objectieve indicatoren als basis voor het beleid beklemtoond. Het succes van<br />
genomen beleidsinitiatieven wordt zoveel mogelijk afgemeten aan de hand van<br />
indicatoren en internationale benchmarking. Op termijn moet het mogelijk zijn om<br />
de verschillende objectieven zo kwantitatief mogelijk te vertalen, en om vervolgens<br />
het al dan niet succesvolle verloop ervan cijfermatig op te volgen aan de hand van<br />
een scorebord.<br />
Eén van de dragende maatregelen voor de ontwikkeling, de uitvoering en de<br />
evaluatie van het verkeersveiligheidsbeleid is de ontwikkeling van betrouwbare<br />
indicatoren en de uitvoering van beleidsondersteunend wetenschappelijk<br />
onderzoek.<br />
België heeft jarenlang te kampen gehad met een uiterst moeizame registratie van<br />
verkeersongevallen waardoor ongevallencijfers slechts zeer onvolledig en laattijdig<br />
beschikbaar waren. Sinds korte tijd is daarin verbetering opgetreden, met name<br />
door de graduele invoering van een vernieuwd informatieverwerkingssysteem bij de<br />
politiediensten. Daarbij verloopt de verwerking van gegevens grotendeels geautomatiseerd<br />
en werd de zogenaamde eenmalige vatting geïntroduceerd 17 . In de<br />
toekomst is het wenselijk dat de verschillende gebruikers (politiediensten, wegbeheerders,<br />
onderzoeksinstellingen, parketten, …) zo direct en volledig mogelijk over<br />
deze ongevallengegevens kunnen beschikken. Langs de kant van de wegbeheerders<br />
zijn nieuwe inspanningen nodig in verband met de fysieke aanduiding van hectometerpunten<br />
op de genummerde wegen. Experimenten met de locatiebepaling op<br />
basis van gps zijn nodig zodat op termijn alle plaatsbepalingen uitsluitend digitaal<br />
kunnen gebeuren.<br />
Het verkeersveiligheidsbeleid dient wetenschappelijk ondersteund te worden op een<br />
aantal vlakken: detectie en analyse van probleemvelden, uitvoeren van trendprognoses,<br />
ex ante- en ex post-evaluatie van beleidsmaatregelen. Binnen de Vlaamse<br />
administratie zal een kenniscel verkeersveiligheid worden opgericht. In samenhang<br />
daarmee wordt het beleidsrelevant wetenschappelijk onderzoek over verkeersveiligheid<br />
aan Vlaamse hogescholen en universiteiten gestimuleerd. Handboeken<br />
en codes van goede praktijk zullen worden ontwikkeld zodat kennis kan worden<br />
17 De eenmalige vatting houdt in dat gegevens slechts eenmaal worden verzameld. Concreet betekent dit dat de informatie die in het procesverbaal<br />
wordt opgenomen ook wordt gebruikt voor de statistische informatieverwerking. Bij elk verkeersongeval met gewonden komt de politie<br />
ter plaatse en wordt een proces-verbaal opgemaakt. Door de eenmalige vatting worden de nodige verwerkingstijd en werklast gevoelig<br />
verminderd ten opziche van het vroegere systeem waarbij het proces-verbaal en het verkeersongevallenformulier (voluit: analyseformulier voor<br />
verkeersongevallen met doden of gewonden) los van elkaar werden ingevuld. Ook de kwaliteit van de gegevensverzameling verbetert. Een<br />
ander gevolg is dat de registratiegraad (aantal ongevallen dat wordt geregistreerd ten opzichte van het totaal aantal ongevallen) van de<br />
verkeersongevallen verhoogt.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 119 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
overgedragen en een noodzakelijke uniformiteit in de aanpak van problemen kan<br />
groeien. Voortgezette opleiding voor professionelen is noodzakelijk om de snel<br />
groeiende kennis in een dynamisch beleidsdomein zoals de verkeerskunde effi ciënt<br />
in te kunnen zetten in de dagelijkse praktijk.<br />
Behalve de ongevallendata zijn ook betrouwbare basisgegevens noodzakelijk over<br />
andere aspecten zoals de samenstelling van het verkeer, verplaatsingsgedrag, intensiteiten,<br />
maar ook over infrastructuur (uitrusting wegen, fi etspaden, veiligheidsvoorzieningen,<br />
…), gedrag en attitude (rijden onder invloed, snelheid, gebruik beveiligingsmiddelen),<br />
handhaving (controleacties, processen-verbaal en hun afhandeling,<br />
sanctioneringen, …). Initiatieven zullen genomen worden om betrouwbare basisdata<br />
in te zamelen, te analyseren en beschikbaar te stellen voor analyse en onderzoek.<br />
Zo zal nieuw onderzoek worden uitgevoerd m.b.t. het verplaatsingsgedrag van de<br />
Vlamingen en zal een datacentrum m.b.t. infrastructuur- en verkeersgegevens binnen<br />
de Vlaamse administratie worden uitgebouwd. Tevens zal nagegaan worden in<br />
welke mate diepteanalytisch onderzoek van verkeersongevallen kan opgezet worden<br />
en benut kan worden voor het verkeersveiligheidsbeleid.<br />
Beleidsondersteunend wetenschappelijk onderzoek naar verkeersveiligheid zal verder<br />
uitgevoerd worden in het spoor ‘verkeersveiligheid’ van het Steunpunt Beleidsrelevant<br />
Onderzoek voor het thema Mobiliteit en Openbare Werken dat in 2007 van<br />
start is gegaan.<br />
- 120 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
5. REFERENTIES<br />
• K.B. 23/03/1998, Koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.,<br />
B.S. 30.04.1998.<br />
• Aarts, L., van Schagen, I., 2006. Driving Speed and the risk of road crashes:<br />
a review. Accident Analysis and Prevention, 38(2), 215-224.<br />
• AVV, Het pizza-model. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Adviesdienst Verkeer<br />
en Vervoer.<br />
• BIVV, 2004, Handboek voor het opstellen van de actieplannen verkeersveiligheid<br />
- het verkeershandhavingsplan als voorbeeld. Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid,<br />
Brussel.<br />
• Boets, S., Vanlaar, W., 2003. Aanpak verkeersonveiligheid in de bestpresterende<br />
landen: aanbevelingen aan de Vlaamse overheid en het Steunpunt Verkeersveiligheid<br />
bij Stijgende Mobiliteit op basis van een beschrijvend onderzoek, Steunpunt<br />
Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Bos, K., Dreesen, A., Willems, B., 2006a. Ongevalbetrokkenheid van jongeren<br />
- deel 1: Internationale literatuurstudie naar oorzakelijke en/of bijdragende<br />
factoren. RA-2006-91, Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Bos, K., Dreesen, A., Willems, B., 2006b. Ongevalbetrokkenheid van jongeren<br />
- deel 2: Analyse van Vlaamse data. RA-2006-92, Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />
Diepenbeek.<br />
• Daniels, S., Deben, L., De Brabander; B., Verlaak, J., Vesentini, L., 2004. De<br />
veiligheidsgordel: een eenvoudig, goedkoop en doeltreffend middel voor méér<br />
verkeersveiligheid. SN-2004-01, Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Daniels, S., Leys, F., 2001. De verkeerskundige aspecten van een streefbeeld.<br />
Verkeersspecialist.<br />
• Daniels, S., Vanden Bossche, F., 2005. Waar naartoe met de verkeersonveiligheid<br />
in 2020: trends, prognoses en relevante ontwikkelingen, Toekomstboek<br />
Mobiliteit. Vlaamse Stichting Verkeerskunde, Mechelen, pp. 48-53.<br />
• Davidse, R.J., 2000. Ouderen achter het stuur: identifi catie van aandachtspunten<br />
voor onderzoek. D-2000-5, Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid,<br />
Leidschendam, Nederland.<br />
• EC, 2001. Aanbeveling van de Commissie van 17 januari 2001 betreffende de<br />
maximaal toegestane alcoholconcentratie in het bloed bij bestuurders van motorvoertuigen,<br />
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.<br />
• EC, 2003. Europees actieprogramma voor verkeersveiligheid. COM(2003) 311<br />
defi nitief, Commissie van de Europese Gemeenschappen.<br />
• Elvik, R., Vaa, T., 2004. The handbook of road safety measures. Elsevier, Oxford.<br />
• ETSC, 2001. Priorities for EU motor vehicle safety design, European Transport<br />
Safety Council, Brussels.<br />
• ETSC, 2006. Intelligent Speed Assistance: Myths and Reality, European Transport<br />
Safety Council, Brussel.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 121 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
• Eurlings, C., 2007. Presentatie van de verkeersveiligheidscijfers 2006. Ministerie<br />
van Verkeer en Waterstaat, Den Haag.<br />
• Evans, L., 2004. Traffi c Safety. Science Serving Society, Bloomfi eld Hills,<br />
Michigan, USA.<br />
• Goldenbeld, C., 2003. Meningen, voorkeuren en verkeersgedrag van Nederlandse<br />
automobilisten. R-2003-25, Stichting Wetenschappelijk Onderzoek<br />
Verkeersveiligheid, Leidschendam, Nederland.<br />
• Gysen, G., Daniels, S., 2006a. Profi el, rijgedrag en ongevallenbetrokkenheid<br />
van motorrijders in <strong>Vlaanderen</strong>: analyse op basis van interviews met 1000 motorrijders.<br />
Rapport in opdracht van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap,<br />
Mobiliteitscel, Universiteit Hasselt, Instituut voor de Mobiliteit, Diepenbeek.<br />
• Gysen, G., Daniels, S., 2006b. Rijgedrag en ongevallenbetrokkenheid van jonge<br />
bromfi etsers in <strong>Vlaanderen</strong>: analyse op basis van een bevraging van 200 middelbare<br />
scholieren, Universiteit Hasselt, Diepenbeek.<br />
• Haddon, W., 1968. The changing approach to the epidemiology, prevention and<br />
amelioration of trauma: the transition to approaches etiologically rather than descriptively.<br />
American Journal of Public Health, 58, 1431-1438, geciteerd in World<br />
Report On Road Traffi c Injury Prevention, WHO, Genève, 2004.<br />
• Heijer, T., Wouters, P., 1996. In-car elektronica zwaar verkeer. R-96-46, Stichting<br />
Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid, Leidschendam, Nederland.<br />
• Henau, L., 2007. Verkeers- en mobiliteitseducatie in het secundair onderwijs: tijd<br />
voor actie!, Jaarboek Verkeersveiligheid 2007. Vlaamse Stichting Verkeerskunde<br />
- Steunpunt Verkeersveiligheid, Mechelen, pp. 12-16.<br />
• Hillier, P., 2002. Highways liability and the investigation of road traffi c accidents,<br />
IPWEA NSW Division Annual Conference. Transportation Research Laboratory.<br />
• Huguenin, R.D., 2005. Traffi c Psychology in a (new) social setting. In: G. Underwood<br />
(Ed.), Traffi c and Transport Psychology: Theory and Application. Elsevier,<br />
Amsterdam, pp. 3-14.<br />
• KPVV, 2006. Veiligheid voor iedereen: aandacht voor kwetsbare verkeersdeelnemers<br />
levert iets op!, Kennisplatform Verkeer en Vervoer, Rotterdam.<br />
• Lammar, P., 2006a. Casestudies onderregistratie van ernstig gewonde verkeersslachtoffers:<br />
offi ciële ongevallengegevens versus ziekenhuisgegevens. RA-2006-<br />
83, Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Lammar, P., 2006b. Haalbaarheidsstudie voor de correctie van de ongevallengegevens:<br />
eindrapport. RA-2006-94, Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Lie, A., Tingvall, C., 2000. How does EuroNCAP results correlate to real life injury<br />
risks - a paired comparison study of car-to-car crashes, IRCOBI conference,<br />
Montpellier, France.<br />
• Mathijssen, R., Houwing, S., 2005. The prevalence and relative risk of drink and<br />
drug driving in the Netherlands: a case-control study in the Tilburg police district,<br />
Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid, Leidschendam.<br />
• MVG, 2001. Ontwerp-mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> - naar een duurzame mobiliteit<br />
in <strong>Vlaanderen</strong>, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel.<br />
- 122 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
• MVG, 2002. Ontwerp Vlaams Totaalplan Fiets, Ministerie van de Vlaamse<br />
Gemeenschap - Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Brussel.<br />
• MVG, 2003a. Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> - versie oktober 2003: beleidsvoornemens,<br />
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel.<br />
• MVG, 2003b. Vademecum voetgangersvoorzieningen, Ministerie van de<br />
Vlaamse Gemeenschap - afdeling Verkeerskunde, Brussel.<br />
• MVG, 2006. Vademecum fi etsvoorzieningen, Ministerie van de Vlaamse<br />
Gemeenschap - afdeling Verkeerskunde, Brussel.<br />
• NIS, 2006a. Bevolkingsstatistieken: structuur van de bevolking en mathematische<br />
demografi e. FOD Economie – Algemene Directie Statistiek, Brussel.<br />
• NIS, 2006b. Mobiliteitsportaal. FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie,<br />
Brussel.<br />
• NIS-ECODATA, 2006. Mobiliteitsportaal. FOD Economie, KMO, Middenstand en<br />
Energie, Brussel.<br />
• Nuyts, E., 2006. Effectiviteit van onbemande camera’s: data uit 5 politiezones,<br />
Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• OECD, 1997. Road Safety Principles and models: review of descriptive, predictive,<br />
risk and accident consequence models, Organisation for Economic Co-operation<br />
and Development, Paris.<br />
• Peden, M. et al., 2004. World report on road traffi c injury prevention, World<br />
Health Organisation, Geneva.<br />
• RSV, 1997. Ruimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong>. Integrale versie, Ministerie van<br />
de Vlaamse Gemeenschap, Brussel.<br />
• SERV, 2005. Pact van Vilvoorde 2001-2010: geactualiseerde versie na mid-termreview<br />
2005, Brussel.<br />
• Studiedienst, 2006a. Aantal voertuigkilometer afgelegd door het wegverkeer,<br />
België en gewesten. Studiedienst van de Vlaamse Regering, Brussel.<br />
• Studiedienst, 2006b. Bevolkingskubussen. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />
Studiedienst van de Vlaamse Regering, Brussel.<br />
• Tay, R., 2006. Ageing drivers: Storm in a teacup? Accident Analysis & Prevention,<br />
38(1), 112-121.<br />
• VAB, 2006. VAB-dossier “Verkeerseducatie in het secundair onderwijs”,<br />
Zwijndrecht.<br />
• Vägverket, 2006. Safe traffi c: Vision Zero on the move, Swedish Road Administration,<br />
Borlänge, Sweden.<br />
• Van Brempt, K., 2004. Beleidsnota Mobiliteit 2004-2009, Vlaamse regering,<br />
Brussel.<br />
• Van Hout, K., Nuyts, E., Dreesen, A., 2005. Verlaging van de snelheidslimiet<br />
voor vrachtwagens: effecten op verkeersveiligheid. RA-2005-73, Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />
Diepenbeek.<br />
• Van Vlierden, K., Lammar, P., 2007. Drugs en medicijnen in het verkeer: literatuurstudie.<br />
RA-2007-107, Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 123 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
• Van Vlierden, K., Lammar, P. Drugs en medicijnen in het verkeer: literatuurstudie.<br />
Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Van Vlierden, K., Van Geirt, F., 2005. Steunpuntnota motorrijders: risicofactoren<br />
voor motorrijders. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek, pp. 68.<br />
• Van Vlierden, K., Vesentini, L., Cuyvers, R., 2004. Vooronderzoek naar alcoholgebruik<br />
in relatie tot verkeersveiligheid. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Vanlaar, W., 2005. Drink driving in Belgium: results from the third and improved<br />
roadside survey. Accident Analysis & Prevention, 37, 391-397.<br />
• Verlaak, J., 2003. De veiligheidsgordel: technische aspecten en effectiviteit. RA-<br />
2003-14, Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Verlaak, J., 2004. Bestuurderscontrolesystemen voor vermoeidheid en rijden<br />
onder invloed. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Verlaak, J., 2005. Systemen ter verbetering van het zicht van de bestuurder:<br />
Technische beschrijving en effect op de verkeersveiligheid. RA-2005-65, Steunpunt<br />
Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Vesentini, L., Van Vlierden, K., Cuyvers, R., 2003. Vermoeidheid in het verkeer:<br />
een internationale literatuurstudie. RA-2003-26, Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />
Diepenbeek.<br />
• Vesentini, L., Willems, B., 2006. Gebruik van beveiligingsmiddelen voor kinderen<br />
in de wagen: observaties in <strong>Vlaanderen</strong>. RA-2006-82, Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />
Diepenbeek.<br />
• Vlaminck, F., 2004. Cursus verkeershandhaving. Vlaamse Stichting Verkeerskunde.<br />
VlReg, 2006. <strong>Vlaanderen</strong> in actie: een sociaal-economische impuls voor<br />
<strong>Vlaanderen</strong>. Vlaamse Regering, Brussel.<br />
• VRIND, 2006. VRIND 2006: Vlaamse Regionale Indicatoren, Studiedienst van de<br />
Vlaamse Regering, Brussel.<br />
• Wegman, F., Aarts, L., 2005. Door met Duurzaam Veilig: nationale verkeersveiligheidsverkenning<br />
voor de jaren 2005-2020. Stichting Wetenschappelijk Onderzoek<br />
Verkeersveiligheid, Leidschendam - Nederland.<br />
• Willems, B., Cuyvers, R., 2004. Ervaring en ongevalbetrokkenheid: een literatuurstudie.<br />
RA-2004-30, Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />
• Zein, S., Navin, F., 2003. Improving Traffi c Safety: A New Systems Approach.<br />
Transportation Research Record, 1830.<br />
• Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer,<br />
www.wegcode.be.<br />
- 124 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
6. BIJLAGE: MAATREGELFICHES<br />
Als bijlage bij dit <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> wordt een aantal te nemen maatregelen<br />
verder in detail uitgewerkt in de vorm van maatregelfi ches. Naast een gedetailleerde<br />
beschrijving van de te nemen maatregel geven de fi ches aanvullende informatie<br />
over aspecten zoals de verwachte effecten van de maatregel, de doelgroep, de<br />
benodigde inzet van middelen, de verantwoordelijken voor de uitvoering en de<br />
verwachte uitvoeringstermijn. De fi ches verwijzen telkens naar de maatregelgroep<br />
waarin de maatregel kadert zodat de samenhang van een aantal maatregelen<br />
duidelijk blijkt.<br />
Voor de selectie van de maatregelen werd een aantal beslissingscriteria gehanteerd<br />
en werden die maatregelen geselecteerd die voor de verschillende criteria de gunstigste<br />
score behaalden. Deze beslissingscriteria hebben te maken met:<br />
1) De verwachte gunstige effecten op de verkeersveiligheid (aantal ongevallen<br />
waarop de maatregel betrekking kan hebben en verwacht effect op dat<br />
aantal). Een maatregel met gunstigere effecten geniet om evidente redenen de<br />
voorkeur op een maatregel met minder gunstige effecten.<br />
2) Uitvoeringstermijn. Daarbij geldt de stelregel dat maatregelen die sneller<br />
uitvoerbaar zijn de voorkeur genieten op maatregelen die een langere<br />
uitvoeringstermijn vereisen bij gelijkblijvende omstandigheden in verband met<br />
verwachte effecten, kostprijs en dergelijke. Dit betekent ook dat een maatregel<br />
waarvan de verwachte effecten uitgesproken gunstig zijn, zelfs indien hij een<br />
langere uitvoeringstermijn kent, eveneens geselecteerd zal worden en dat de<br />
uitvoering ervan zal starten.<br />
3) De mate waarin de maatregel gericht is op problemen die met de tijd toenemen<br />
(zoals bijvoorbeeld ongevallen met vrachtwagens of ongevallen met<br />
motorrijders).<br />
4) De mate waarin de maatregel impact heeft op de ernstigste ongevallen<br />
(ongevallen met doden of zwaargewonden). Maatregelen die een grotere<br />
impact hebben op de zwaarste ongevallen genieten de voorkeur omdat deze<br />
ongevallen onbetwist de grootste maatschappelijke en menselijke tol eisen.<br />
5) De verwachte effecten van de maatregel op de verkeersveiligheidssituatie<br />
voor zwakke weggebruikers. Aangezien de zwakke weggebruikers (vooral<br />
fi etsers en voetgangers) een belangrijk risico in het verkeer lopen, veeleer dan<br />
het te veroorzaken, moet er voldoende aandacht gaan naar maatregelen die<br />
de positie van de zwakke weggebruiker versterken.<br />
6) Verwachte secundaire effecten van de maatregel. Sommige maatregelen kunnen,<br />
behalve op de verkeersveiligheid, ook nog andere effecten genereren,<br />
bijvoorbeeld op de emissies van uitlaatgassen of op de verkeersdoorstroming<br />
op kruispunten. Deze effecten kunnen zowel positief als negatief zijn. Afweging<br />
van deze effecten is nodig bij het nemen van beleidsbeslissingen.<br />
7) Kostprijs van de maatregel.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 125 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
- 126 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
VERKEERSVEILIGHEIDSPLAN VLAANDEREN<br />
MAATREGELENFICHES<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 127 -<br />
Algemene inleiding
- 128 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 1 - Probleemanalyse
Volgende maatregelfi ches werden opgenomen:<br />
1 OPLEIDING EN ERVARING ALS SOLIDE BASIS VOOR ELKE VERKEERS-<br />
DEELNEMER<br />
1.1. Verkeersveiligheid in het secundair onderwijs ............................. 131<br />
1.2. Vanuit levenslang leren in het verkeer naar<br />
een rijopleiding in stappen . ...................................................... 136<br />
1.3. Vervolmaking motorrijders ........................................................ 140<br />
1.4. Verkeersgetuigen ..................................................................... 144<br />
1.5. Veiligheidscultuur bedrijven ...................................................... 147<br />
2 BEVORDEREN EN AFDWINGEN VAN INTRINSIEK VEILIG<br />
VERKEERSGEDRAG<br />
2.1. Gordel ................................................................................... 150<br />
2.2. Beschermingskledij .................................................................. 155<br />
2.3. Uitbreiding alcohol- en drugcontroles ......................................... 158<br />
2.4. Stimuleren verantwoordelijke bediening horeca .......................... 166<br />
2.5. Handhaving zwaar vervoer ...................................................... 169<br />
2.6. Snelheidscontroles ................................................................... 173<br />
3 EEN HOOGWAARDIG VERKEERSSYSTEEM INGEBED IN EEN DUUR-<br />
ZAME RUIMTELIJKE ORDENING<br />
3.1. Uitbouw van een veilig fi etsroutenetwerk .................................... 177<br />
3.2. Herkenbaarheid snelheidsregimes ............................................. 182<br />
3.3. Wegencategorisering .............................................................. 186<br />
3.4. Verkeersveiligheidsaudits ......................................................... 190<br />
3.5. Aangepaste infrastructuur voor motorrijders ................................ 194<br />
3.6. ISA-snelheidskaart ................................................................... 196<br />
3.7. Dynamische signalisatie ........................................................... 199<br />
3.8. Technologische vernieuwing ..................................................... 203<br />
3.9. Design for All ......................................................................... 206<br />
4 EEN DOELTREFFEND JURIDISCH EN ORGANISATORISCH KADER<br />
4.1. Aangepaste snelheden in verblijfsgebieden ................................ 208<br />
4.2. Daytime running lights ............................................................. 212<br />
4.3. Administratieve afhandeling boetes ........................................... 215<br />
4.4. Aanvullende reglementen ......................................................... 218<br />
4.5. Horizontale inbedding verkeersveiligheid ................................... 222<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 129 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
4.6. Doorvoeren maatregelen gemeentelijke mobiliteitsplannen ........... 225<br />
5 AANDACHT VOOR BIJZONDERE DOELGROEPEN<br />
5.1. Verplicht kenteken bromfi etsers ................................................. 229<br />
5.2. Fietshelm en hesjes voor kinderen ............................................. 232<br />
5.3. Alternatieven voor auto op risicomomenten ................................ 235<br />
5.4. Dodehoekspiegels of –camera’s ................................................ 238<br />
6 ONDERZOEK EN BETROUWBARE DATA ALS BASIS VOOR EEN<br />
DOELTREFFEND BELEID<br />
6.1. Onderzoek ............................................................................. 241<br />
6.2. Data ...................................................................................... 243<br />
6.3. Monitoring aan de hand van indicatoren ................................... 245<br />
- 130 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
1.1 Verkeersveiligheid in het secundair onderwijs<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Deze maatregelenfi che beschrijft de invulling die verkeers- en mobiliteitseducatie<br />
momenteel in het secundair onderwijs krijgt en op welke manier dit thema in de toekomst<br />
georganiseerd kan worden. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat er nood<br />
is aan meer verkeerseducatie in het secundair onderwijs (VSV & VAB, 2007). Tevens<br />
moet er aandacht uitgaan naar de opleiding en de sensibilisering van groepen<br />
zoals jeugdbewegingen en wielertoeristen.<br />
• Aanleiding<br />
Het blijkt moeilijk verkeerseducatie te integreren in het lessenpakket van het secundair<br />
onderwijs. Recent onderzoek heeft aangetoond dat verkeerseducatie slechts in<br />
één op vijf secundaire scholen een permanent aandachtspunt is. Binnen de school<br />
moet dit thema strijden om tijd en aandacht. Verkeers- en mobiliteitseducatie blijkt in<br />
het secundair onderwijs dan ook vooral via eenmalige projecten aan bod te komen.<br />
Via fi etscontroles, zichtbaarheidsacties en dergelijke, waarvoor meestal een beroep<br />
gedaan wordt op externe organisaties zoals de lokale politie proberen scholen invulling<br />
te geven aan de vakoverschrijdende eindtermen die nu gelden (VSV & VAB,<br />
2007).<br />
Het belang van verkeerseducatie in het secundair onderwijs wordt echter niet betwist<br />
(Wegman & Aarts, 2005). Deelnemen aan het verkeer is immers een complexe<br />
zaak die een juiste toepassing van de regels vereist, het kunnen herkennen en oplossen<br />
van gevaarlijke situaties, en het kunnen anticiperen op het gedrag van anderen.<br />
De vaardigheden die hiervoor nodig zijn, dienen aangeleerd te worden, en dat<br />
kan onder andere door veel te oefenen (VSV & VAB, 2007). Bovendien blijken<br />
gevaarlijke gedragingen, zoals te snel rijden, vaak niet ‘voelbaar gevaarlijk’ te zijn,<br />
hoewel de kans om door dergelijke gedragingen betrokken te raken in een ongeval<br />
wel degelijk toeneemt (Dragutinovic & Twisk, 2006; Van Hout et al., 2007). Verder<br />
toont onderzoek ook aan dat jongeren vaak een foutief beeld hebben van hun<br />
eigen capaciteiten: ze kunnen hun eigen vaardigheden overschatten en de complexiteit<br />
van het verkeer onderschatten. Jongeren uit het secundair onderwijs zijn<br />
ook in toenemende mate mobiel; ze verplaatsen zich meer en meer zelfstandig en<br />
de gemiddelde afstanden van verplaatsing worden groter (Zwerts & Nuyts, 2003;<br />
Petermans & Zwerts, 2006).<br />
Dit toont aan dat educatie een belangrijk instrument is om verkeersdeelnemers, met<br />
name jonge verkeersdeelnemers, te informeren, te overtuigen en te trainen (Dragutinovic<br />
& Twisk, 2006). Het belang van verkeerseducatie bij jongeren van deze<br />
leeftijdsgroep wordt bovendien gestaafd door de meest recente Vlaamse ongevallencijfers:<br />
in 2005 raakten 567 jongeren tussen 15 en 20 jaar zwaargewond in<br />
het verkeer, en 52 jongeren van deze leeftijdsgroep lieten het leven in een ongeval.<br />
Er is met andere woorden nood aan permanente verkeerseducatie in het secundair<br />
onderwijs.<br />
Leiders en begeleiders van groepen zwakke weggebruikers (zoals groepen amateur-<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 131 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
wielrenners, groepen fi etsers die op trektocht gaan bij jeugdbewegingen, groepen<br />
jongeren langs de weg, enzovoort) hebben een belangrijke verantwoordelijkheid<br />
aangaande het verkeersveilig verplaatsen van deze groepen weggebruikers.<br />
• Doel<br />
Verkeersveiligheid en verkeerseducatie een permanent aandachtspunt maken in<br />
secundaire scholen en andere organisaties .<br />
• Doelgroep<br />
Alle leerlingen in het Vlaamse secundair onderwijs, dus jongeren van 12 tot ongeveer<br />
18 jaar, evenals leiders en begeleiders van groepen zachte weggebruikers.<br />
• Detailbeschrijving<br />
De thema’s waarrond scholen moeten werken, zijn door de overheid vastgelegd in<br />
eindtermen. Verkeersopvoeding in het secundair onderwijs is momenteel één van de<br />
zogenaamde ‘vakoverschrijdende eindtermen’. Rond vakoverschrijdende eindtermen<br />
hebben scholen momenteel een inspannings-, maar geen resultaatsverbintenis. De<br />
school wordt met andere woorden geacht een werking op te zetten rond thema’s,<br />
maar leerlingen worden er niet op geëvalueerd. In het Vlaamse basisonderwijs is<br />
verkeerseducatie wél als ‘leergebied-gebonden eindterm’ (als onderdeel van het vak<br />
Wereldoriëntatie) vastgelegd (auteur niet bekend, n.d.).<br />
Recent onderzoek (VSV & VAB, 2007) heeft bovendien aangetoond dat veel secundaire<br />
scholen zeggen niet over voldoende middelen te beschikken om verkeers- en<br />
mobiliteitseducatie te organiseren. Zowel gebrek aan ruimte in het lestijdenpakket,<br />
gebrek aan fi nanciële middelen als gebrek aan educatief materiaal zijn hiervoor de<br />
opgegeven redenen. Verkeersveiligheid vraagt echter een permanent leerproces.<br />
Deze maatregelenfi che beveelt daarom aan om verkeers- en mobiliteitseducatie in<br />
het secundair onderwijs in de toekomst resultaatsgebonden te maken, en het op die<br />
manier structureel te verankeren in het lessenpakket van het secundair onderwijs.<br />
De doelstellingen van een meer permanente verkeerseducatie in het secundair onderwijs<br />
zijn niet enkel terug te voeren op de kennis van het verkeersreglement, maar<br />
situeren zich hoofdzakelijk binnen de volgende topics:<br />
- verkeer als onderdeel van een ruimere visie op mobiliteit;<br />
- de ‘werking’ van het verkeerssysteem, met onder andere aandacht voor de training<br />
van vaardigheden eigen aan verschillende vervoersmodi;<br />
- sociaal gedrag in verkeer (rekening houden met alle verkeersdeelnemers, hoffelijk<br />
verkeersgedrag, ...);<br />
- gevaarherkenning en –risicoacceptatie, herkennen en respecteren van eigen en<br />
andermans grenzen;<br />
- risicoperceptie, vooral het aanscherpen van verantwoordelijkheidszin.<br />
(Staten-Generaal Verkeersveiligheid, 2002; Wegman & Aarts, 2005)<br />
Tal van organisaties hebben in het verleden materiaal aangemaakt dat scholen kunnen<br />
gebruiken voor verkeerseducatie. Het komt erop aan dit materiaal gebundeld<br />
en overzichtelijk aan de scholen aan te bieden (persmededeling kabinet Kathleen<br />
Van Brempt, 23 april 2007). Verder dient het aanbod aan verkeerseducatie voor<br />
- 132 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
jongeren versterkt te worden, om zo de oververtegenwoordiging van jongeren in de<br />
ongevallenstatistieken te verkleinen.<br />
In het kader van de verhoging van de verkeersveiligheid bij verplaatsingen door<br />
groepen zwakke weggebruikers wordt voorgesteld om de leiders en/of begeleiders<br />
van deze groepen een opleiding te laten volgen (theorie en praktijk) zodat ze op de<br />
hoogte zijn van de geldende regelgeving en zich verkeersveilig kunnen verplaatsen.<br />
Deze opleiding zou verplicht en jaarlijks herhaald moeten worden.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
• Betrokken ongevallen<br />
Tot nu toe spitste verkeerseducatie in het basisonderwijs en in het secundair onderwijs<br />
zich vooral toe op het overdragen van kennis en verkeersvaardigheden. Kennis<br />
van verkeer en van het verkeersreglement zijn uitermate belangrijk, maar educatie<br />
zou ook aandacht moeten hebben voor het confronteren van de verkeersdeelnemer<br />
met wat kan en niet kan in het verkeerssysteem, wat acceptabel is en wat niet. Het<br />
trainen van dergelijke verkeersvaardigheden zou continu in het volledige leertraject<br />
moeten gebeuren.<br />
Er werd geen cijfermatige informatie gevonden over hoe verkeerseducatie in het<br />
secundair onderwijs op zich een bijdrage kan leveren tot het verminderen van de<br />
ongevallen waarin jongeren betrokken zijn of raken.<br />
• Effectiviteit<br />
Dragutinovic & Twisk (2006) geven aan dat een goede effectenstudie zo is opgezet<br />
dat er een grote zekerheid bestaat over het causale verband tussen maatregel en<br />
effect. Het effect van verkeerseducatie op ongevallen blijkt echter zelden onderzocht<br />
te zijn. Dit is niet verwonderlijk aangezien voor educatieprogramma’s een evaluatiecriterium<br />
nodig is dat direct verband heeft met het aan te leren gedrag. Daarom<br />
worden de effecten van educatie vaak afgemeten aan tussenliggende variabelen en<br />
niet aan ongevallen. Die meting gebeurt op basis van uitspraken over het eigen gedrag<br />
of het gedrag zelf. Opdat educatie effectief zou zijn, is met andere woorden<br />
een logische samenhang nodig tussen een verkeersveiligheidsprobleem, het gedrag<br />
en de didactische methode.<br />
• Berekening potentieel van de maatregel<br />
Risicovol verkeersgedrag is bij jongeren nadrukkelijk aanwezig (Van Hout et al.,<br />
2007). Verder geven de meest recente Vlaamse ongevallencijfers (2005) duidelijk<br />
aan dat jongeren oververtegenwoordigd zijn in de cijfers. Van alle leeftijdsgroepen<br />
hebben jongeren van 16 tot 24 jaar het grootste risico om gedood of zwaargewond<br />
te raken bij een verkeersongeval. Het potentieel van deze maatregel huist<br />
vooral in het reduceren van de oververtegenwoordiging van jongeren in de ongevallenstatistieken,<br />
onder andere door in de verkeerseducatie in te spelen op allerlei<br />
vormen van risicovol verkeersgedrag en hun gevolgen.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 133 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Niet van toepassing.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
• Uitvoerder<br />
Vlaamse overheid, departement Onderwijs en Vorming in samenwerking met het<br />
departement Mobiliteit en Openbare Werken van de Vlaamse overheid.<br />
• Betrokkenen<br />
Vlaamse Stichting Verkeerskunde, koepelorganisaties onderwijs, secundaire scholen,<br />
verenigingsleven.<br />
Voor de uitvoering wordt gestreefd naar nauwe samenwerking met het departement<br />
Onderwijs en Vorming van de Vlaamse overheid, en met de Vlaamse Stichting Verkeerskunde<br />
waarin ook het onderwijsveld vertegenwoordigd is.<br />
HAALBAARHEID<br />
• Doorlooptijd en realisatietermijn<br />
Nader te bepalen.<br />
• Omvang<br />
Alle secundaire scholen en verenigingen in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
• Kosten en fi nanciering<br />
Jaarlijks wordt er momenteel reeds 1.300.000 euro geïnvesteerd in verkeerseducatie<br />
op school. Hierbovenop is in de begroting voor 2008 1.500.000 euro aan extra<br />
middelen voor verkeersveiligheid van jongeren opgenomen. Dit extra budget wordt<br />
in 2009 opgetrokken naar 2.000.000 euro.<br />
OUTPUTINDICATOR(EN)<br />
• Aantal scholen die activiteiten organiseren in het kader van verkeers- en mobiliteitseducatie<br />
in de eerste, tweede, respectievelijk derde graad van het secundair<br />
onderwijs.<br />
• Soorten verkeers- en mobiliteitseducatie die scholen organiseren voor de eerste,<br />
tweede, respectievelijk derde graad van het secundair onderwijs.<br />
• Aantal scholen die gebruikmaken van de beschikbare lessenpakketten.<br />
• Aantal leerlingen die bereikt worden met de beschikbare lessenpakketten.<br />
• Aantal leiders/begeleiders van groepen zachte weggebruikers die een opleiding<br />
volgen.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
- Snelheid (tijd) waarin het reeds bestaande lesmateriaal betreffende verkeerseducatie<br />
in het secundair onderwijs, ontwikkeld door verschillende organisaties,<br />
gebundeld aan scholen wordt aangeboden.<br />
- 134 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
- Communicatie van koepelorganisaties onderwijs gericht op secundaire scholen<br />
over de beschikbare lessenpakketten.<br />
- Snelheid (tijd) waarin het aangekondigde verhoogde budget voor verkeerseducatie<br />
en –sensibilisering effectief beschikbaar zal zijn voor de ontwikkeling van<br />
nieuw lesmateriaal over verkeerseducatie en –sensibilisering voor het secundair<br />
onderwijs.<br />
- Snelheid (tijd) waarin de aangekondigde nieuwe lessenpakketten over verkeerseducatie<br />
en –sensibilisering ontwikkeld worden en er hierover gecommuniceerd<br />
wordt. Hoe sneller de pakketten in de scholen worden gebruikt, hoe sneller we<br />
resultaat kunnen bekomen.<br />
LITERATUUR<br />
• Departement Onderwijs. Lager onderwijs: eindtermen Wereldoriëntatie. Document<br />
beschikbaar via URL:<br />
http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/basisonderwijs/lager/eindtermen/wereldorientatie.htm.<br />
• Dragutinovic, N. & Twisk, D. (2006). The effectiveness of road safety education.<br />
Leidschendam: SWOV.<br />
• Kabinet Vlaams Minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen,<br />
(2007). Nood aan meer verkeerseducatie in het secundair onderwijs. Van Brempt<br />
verhoogt budget naar 1,3 miljoen euro. Persmededeling kabinet Vlaams Minister<br />
van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, 23 april 2007.<br />
• Petermans, A. & Zwerts, E. (2006). Vervoersafhankelijkheid en –autonomie van<br />
kinderen tussen 10 en 13 jaar. Rapport kwantitatief onderzoek. Opdracht van<br />
de Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid, in het kader van het Tweede<br />
Plan voor wetenschappelijke Ondersteuning van een beleid gericht op Duurzame<br />
Ontwikkeling (PODO II), Deel I: duurzame consumptie- en productiepatronen<br />
(netwerkproject CP/61).<br />
• Staten-Generaal Verkeersveiligheid (2002). Dossier 4: rijopleiding (nieuwe bestuurders).<br />
• Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) (2006).<br />
Inhoud en evaluatie van verkeerseducatieprogramma’s. Factsheet (gebaseerd op<br />
studie van Dragutinovic & Twisk, 2006). Leidschendam, SWOV.<br />
• Van Hout, K., Daniels, S. & Hermans, E. (2007). Verkeersonveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Een probleemanalyse. Diepenbeek: Instituut voor Mobiliteit.<br />
• Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) & Vlaamse Toeristenbond–Vlaamse Automobilistenbond<br />
(VTB-VAB) (2007). Verkeers- en mobiliteitseducatie in het secundair<br />
onderwijs. Enquêteresultaten voorjaar 2007. Mechelen: Vlaamse Stichting<br />
Verkeerskunde.<br />
• Wegman, F. & Aarts, L. (2005). Door met duurzaam veilig. Nationale verkeersveiligheidsverkenning<br />
voor de jaren 2005-2020. Leidschendam, SWOV.<br />
• Zwerts, E. & Nuyts, E. (2003). Onderzoek verplaatsingsgedrag <strong>Vlaanderen</strong> (januari<br />
2000-januari 2001) – 2e, herwerkte uitgave. Deel 3A: Analyse personenvragenlijst.<br />
Diepenbeek, Provinciale Hogeschool Limburg.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 135 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
1.2 Vanuit levenslang leren in het verkeer naar een<br />
‘Rijopleiding in Stappen’<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Deze maatregelenfi che gaat na op welke manier de opleiding voor het behalen<br />
van het rijbewijs uitgebreid kan worden naar de opleidingsmethode ‘Rijopleiding<br />
in Stappen’, kortweg RIS. Dit moet toelaten het hogere ongevalsrisico van jonge<br />
bestuurders te verlagen en past in het traject ‘levenslang leren’.<br />
• Aanleiding<br />
Op basis van de meest recente Vlaamse ongevallencijfers (2005) blijkt dat jonge<br />
bestuurders een hogere kans maken op een letselongeval: in 2005 werden in de<br />
leeftijdsgroep van 18- tot en met 24-jarigen 76 inzittenden van personenauto’s<br />
gedood in een verkeersongeval. Voor de leeftijdsgroep 25- tot en met 34-jarigen<br />
bedroeg dit cijfer 63. Analyse van de ongevallencijfers leert dat bij gelijke verkeersdeelname,<br />
de kans op een ongeval voor jonge mannelijke bestuurders meer dan<br />
vier keer groter is dan voor de mannelijke bestuurders van 25 tot 60 jaar. Het risico<br />
op een ernstig ongeval is voor jongeren meer dan drie keer zo hoog als voor de<br />
andere bestuurders (Dreesen, Bos & Willems, 2006).<br />
Onderzoek geeft aan dat de combinatie van leeftijds- en ervaringsgerelateerde<br />
factoren een belangrijke verklaring kan bieden voor de verhoogde ongevalsbetrokkenheid<br />
van jongeren (Willems & Cuyvers, 2004; Vlakveld, 2005). Onderzoek dat<br />
gepoogd heeft de invloed van rijervaring op het ongevalsrisico vast te stellen, toont<br />
dat ongeveer 60 % van het ongevalsrisico van beginnende bestuurders te verklaren<br />
is door gebrek aan rijervaring (Wegman & Aarts, 2005). De hervorming van de<br />
opleiding in het kader van het rijbewijs kan dan ook een middel zijn om te werken<br />
aan de verhoogde ongevalsbetrokkenheid van jonge bestuurders.<br />
• Doel<br />
Uitwerken en evalueren van proefprojecten voor jonge bestuurders. Deze projecten<br />
kunnen een plaats krijgen in de opleidingsmethode ‘Rijopleiding in Stappen’ om zo<br />
te kunnen werken aan het verhoogde ongevalsrisico van jonge bestuurders.<br />
• Doelgroep<br />
Beginnende autobestuurders.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Zoals vermeld vormen vooral leeftijd en het gebrek aan vaardigheden twee grote<br />
clusters van oorzaken voor het hoge ongevalsrisico van jonge beginnende automobilisten.<br />
Vlakveld (2005) geeft aan dat de leeftijdsspecifi eke factoren te maken<br />
hebben met de ontwikkelingsfase waarin jongeren verkeren. Het gebrek aan<br />
vaardigheden blijkt vooral te maken te hebben met een gebrek aan zogenaamde<br />
‘hogere ordevaardigheden’, vaardigheden die beschreven worden in de ‘Goals of<br />
Driver Education’ (GDE)-matrix (Siegrist, 1999). Deze matrix wordt in Europa meer<br />
en meer gebruikt als maatstaf voor wat in rijopleidingen aan bod dient te komen<br />
(SWOV¹, 2006). Wanneer we de opleidingsmethode ‘Rijopleiding in Stappen’ (RIS)<br />
- 136 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
toepassen op de GDE-matrix, blijkt het RIS verder te gaan dan de traditionele rijopleidingen.<br />
Het RIS wil namelijk meer zijn dan een effi ciënte manier om een rijbewijs<br />
te behalen. De doelstelling van deze opleidingsmethode is de veilige en verantwoorde<br />
verkeersdeelname van jonge bestuurders, waardoor het hoge ongevalsrisico van<br />
deze doelgroep zou moeten dalen (SWOV¹, 2006; SWOV², 2006). Tijdens de<br />
opleiding komen daarom zaken aan bod die niet getoetst worden op het rijexamen.<br />
Het RIS stelt vier duidelijke leerdoelen voorop, die gebundeld zijn in vier modules.<br />
De modules lopen op van gemakkelijk naar moeilijk:<br />
- module 1: voertuigbediening en –beheersing;<br />
- module 2: beheersing van eenvoudige verkeersmanoeuvres en verkeerssituaties;<br />
- module 3: complexe voertuigbediening, en beheersing van complexe verkeersmanoeuvres<br />
en verkeerssituaties;<br />
- module 4: veilige en verantwoorde verkeersdeelname.<br />
Na afronding van elke module volgt een toets. Pas als blijkt dat de bestuurder in opleiding<br />
de leerdoelen van de betreffende module beheerst, mag begonnen worden<br />
met een nieuwe module. In de lessen wordt gewerkt met handelingsscripts, en de<br />
vorderingen van de cursisten worden systematisch bijgehouden op een opleidingskaart.<br />
Het RIS sluit af met het gewone rijexamen.<br />
Het systeem van het RIS sluit niet uit dat kandidaat-bestuurders zich via vrije begeleiding<br />
voorbereiden. Het is wel belangrijk dat de begeleiders op de hoogte zijn van<br />
de aangewezen stappen van de RIS-methode. Het rijbewijs is een federale materie.<br />
Vanuit <strong>Vlaanderen</strong> wensen we proefprojecten op te starten als aanzet naar het rijbewijs<br />
in stappen. Een rijvaardigheidscursus gericht op het aanleren en verbeteren<br />
van een preventief rijgedrag voor jongeren is aangewezen. De nadruk moet op het<br />
voorkomen van gevaarlijke situaties liggen.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
• Betrokken ongevallen en effectiviteit<br />
Het meten van de effectiviteit van een rijopleidingsmethode kan volgens Vlakveld<br />
(2005) op vier manieren gebeuren: kijken naar de opleidingsinhoud, het slaagpercentage,<br />
de ongevalsbetrokkenheid, en het gedrag van bestuurders die een bepaalde<br />
opleiding volgden. Een groot probleem bij onderzoek naar de verkeersveiligheidseffecten<br />
van een rijopleiding is zelfselectie: leerlingen kiezen namelijk nog<br />
steeds zelf voor een bepaalde opleidingsvorm. Deze factor maakt evaluatieonderzoek<br />
naar de eventuele effecten van het RIS moeilijk. Toch is een aantal gegevens<br />
bekend.<br />
Wat opleidingsinhoud betreft, blijkt het RIS te voldoen aan de meeste criteria en<br />
aanbevelingen die in het BASIC-project werden geformuleerd. In het Europese BA-<br />
SIC-project naar rijopleidingmodellen (Hatakka et al., 2004) werden aanbevelingen<br />
gedaan over de kenmerken van de ‘ideale rijopleiding’. Een belangrijke aanbeveling<br />
was dat rijopleidingen meer moeten omvatten dan voertuigbeheersing en reguliere<br />
verkeersdeelname, of de ‘lagere ordevaardigheden’ uit de zogenaamde GDE-<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 137 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
matrix (Siegrist, 1999). Het RIS speelt ook in op de onderwerpen die bij de ‘hogere<br />
ordevaardigheden’ uit de GDE-matrix horen. Wat het slaagpercentage betreft, zijn<br />
er proeven geweest om na te gaan of RIS-cursisten een hoger slaagpercentage<br />
hebben dan cursisten die niet het RIS volgden (Nägele & Vissers, 2001; Nägele &<br />
Vissers, 2003). Het slaagpercentage van RIS-cursisten bleek hoog, maar het bleek<br />
erg moeilijk om bij de verklaring hiervoor de factor zelfselectie uit te kunnen sluiten.<br />
Het gedrag van beginnende bestuurders, die het RIS gevolgd hadden, bleek op heel<br />
wat punten beter dan dat van bestuurders die niet het RIS gevolgd hadden. Maar<br />
opnieuw kan ook op dit punt door de factor zelfselectie niet de conclusie getrokken<br />
worden dat de veiligheidswaarde van het RIS groter is dan die van de traditionele<br />
opleiding (Vissers et al., 2004). Ook bij effectiviteitsonderzoek aan de hand van de<br />
betrokken ongevallen speelt zelfselectie een rol, maar na invoering van het RIS op<br />
grote schaal zou ook de veiligheidswaarde van de opleidingsmethode onderzocht<br />
kunnen worden. In Nederland, waar het RIS in het begin van deze eeuw werd ingevoerd,<br />
zou dergelijk onderzoek niet lang meer op zich laten wachten.<br />
• Berekening potentieel van de maatregel<br />
Jongeren zijn oververtegenwoordigd in de ongevallenstatistieken (zie Van Hout et<br />
al., 2007). Het potentieel van deze maatregel bevindt zich dan ook vooral in het<br />
reduceren van deze oververtegenwoordiging in de ongevallendata door het aanbieden<br />
van een opleidingsmethode die verder gaat dan de traditionele rijopleidingen.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
In de praktijk kan de ‘Rijopleiding in Stappen’ zowel door rijscholen als via vrije<br />
begeleiding georganiseerd worden. Om deze opleidingsmethode echter effectief te<br />
kunnen implementeren, is een akkoord nodig van de federale Minister van Mobiliteit,<br />
aangezien de wetgeving over de rijopleiding op dit moment een federale<br />
bevoegdheid is. Daarnaast kunnen vanuit <strong>Vlaanderen</strong> wel proefprojecten opgesteld<br />
worden op vrijwillige basis.<br />
Voor de vrije begeleiding is het noodzakelijk om voor voldoende communicatie te<br />
zorgen voor de begeleiders.<br />
HAALBAARHEID<br />
De ‘Rijopleiding in Stappen’ wordt momenteel onder andere in Nederland aangeboden<br />
aan bestuurders in opleiding. Om deze opleidingsmethode ook in <strong>Vlaanderen</strong><br />
aan te kunnen bieden, is een akkoord vereist van de federale Minister van Mobiliteit.<br />
De Vlaamse Stichting Verkeerskunde is in september reeds gestart met een<br />
proefproject ‘On the road’, waarbij 1.000 jongeren een vervolmakingcursus kunnen<br />
volgen.<br />
OUTPUTINDICATOR(EN)<br />
- Aantal bestuurders in opleiding die kiezen voor het volgen van een ‘Rijbewijs in<br />
- 138 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
stappen’;<br />
- slaagpercentage van bestuurders die het vervolgtraject doorliepen;<br />
- gedrag van bestuurders die het vervolgtraject doorliepen;<br />
- ongevalsbetrokkenheid van bestuurders die het vervolgtraject doorliepen.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
De wetgeving over de rijopleiding is op dit moment een federale bevoegdheid.<br />
REFERENTIES<br />
• Dreesen, A., Bos, K. & Willems, B. (2006). Ongevalbetrokkenheid van jongeren.<br />
Deel I: Internationale literatuurstudie naar oorzakelijke en / of bijdragende factoren.<br />
Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
• Dreesen, A., Bos, K. & Willems, B. (2006). Ongevalbetrokkenheid van jonge<br />
autobestuurders. Deel II: Analyse van Vlaamse data. Diepenbeek: Steunpunt<br />
Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
• Hatakka, M., Keskinen, E., Baughan, C., Goldenbeld, C., Gregersen, N., Groot,<br />
H., Siegrist, S., Wilmes-Lenz, G. & Winkelbauer, M. (2004). BASIC driver training;<br />
New models. Final-report. Finland: University of Turku.<br />
• Nägele, R. & Vissers, J. (2001). Rijopleiding in Stappen (RIS); Evaluatie van een<br />
proef in de provincie Gelderland. Veenendaal: Traffi c Test.<br />
• Nägele, R. & Vissers, J. (2003). Rijopleiding in Stappen (RIS); Evaluatie van de<br />
vervolgproef in de provincie Gelderland 2002-2003. Veenendaal: Traffi c Test.<br />
• Siegrist, S. (red.) (1999). Driver training, testing and licensing - towards theorybased<br />
management of young drivers’ injury risk in road traffi c; Results of EU-project<br />
GADGET. Work Package 3. BfU-Report 40. Berne: Schweizerische Beratungsstelle<br />
für Unfallverhütung BfU.<br />
• SWOV ¹ (2006). Rijopleiding in Stappen (RIS). Factsheet. Leidschendam: SWOV.<br />
• SWOV ² (2006). Jonge beginnende automobilisten. Factsheet. Leidschendam:<br />
SWOV.<br />
• Vissers, J., de Craen, S., Houtenbos, M., Kooistra, A. & Twisk, D. (2004).<br />
Tweede Fase opleidingsprogramma beginnende bestuurders; Resultaten van de<br />
Nederlandse proef. Arnhem: Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Gelderland<br />
ROVG.<br />
• Vlakveld, W. (2005). Jonge beginnende automobilisten, hun ongevalsrisico en<br />
maatregelen om dit terug te dringen: een literatuurstudie. Leidschendam: SWOV.<br />
• Wegman, F. & Aarts, L. (2005). Door met duurzaam veilig. Nationale verkeersveiligheidsverkenning<br />
voor de jaren 2005-2020. Leidschendam: SWOV.<br />
• Willems, B. & Cuyvers, R. (2004). Ervaring en ongevalbetrokkenheid. Diepenbeek:<br />
Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 139 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
1.3 Vervolmaking motorrijders<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Deze maatregelenfi che beschrijft de manier waarop een bijkomende rijopleiding of<br />
training voor motorrijders in de praktijk georganiseerd kan worden.<br />
• Aanleiding<br />
Motorrijders zijn bij de meest kwetsbare weggebruikers. In 2005 werden in <strong>Vlaanderen</strong><br />
maar liefst 535 motorrijders (bestuurders en passagiers) en 411 bromfi etsers<br />
(bestuurders en passagiers) ernstig gewond of gedood in het verkeer. Of de kans op<br />
een ongeval voor motorrijders hoger is dan voor andere weggebruikers, lopen de<br />
meningen uiteen. Als het echter gaat over de ernst van ongevallen, is er unanimiteit:<br />
internationale statistieken bewijzen dat motorrijders een grotere kans hebben om bij<br />
een ongeval ernstig gewond of gedood te worden.<br />
De mortaliteit bij ongevallen is in <strong>Vlaanderen</strong> voor motorrijders de op één na hoogste<br />
van alle weggebruikers (Van Vlierden & Van Geirt, 2005). Motorrijdersorganisaties<br />
stellen dat veel van de ongevallen bij motorrijders zouden kunnen vermeden<br />
worden indien de motorrijders betere technieken zouden beheersen (Stokmans,<br />
2004). Uit Brits onderzoek (aangehaald in Wegman & Aarts, 2005) blijkt dat motorrijders<br />
vaak geen juiste risicoperceptie en risicobewustzijn hebben.<br />
Voor <strong>Vlaanderen</strong> zijn er geen cijfers beschikbaar van aantallen motorrijders die<br />
rijdereducatie en trainingsprogramma’s volgen of gevolgd hebben (Van Vlierden &<br />
Van Geirt, 2005).<br />
• Doel<br />
Een doelgericht verkeersveiligheidsbeleid voor motorrijders dient de nodige aandacht<br />
te besteden aan de vervolmaking van motorrijders door het aanbieden van<br />
een aangepaste bijkomende rijopleiding of training.<br />
• Doelgroep<br />
Motorrijders op het gehele Vlaamse grondgebied – en niet enkel beginnende<br />
motorrijders, maar zeker ook de motorrijders die vandaag nog steeds met een ‘oud<br />
autorijbewijs’ een motor mogen besturen zonder daarvoor een opleiding gehad te<br />
hebben.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Een aangepaste training of bijkomende rijopleiding voor motorrijders kan zich<br />
richten op het verbeteren en verfi jnen van de rijvaardigheid (waardoor motorrijders<br />
leren om in kritieke situaties de juiste noodmanoeuvres correct uit te voeren, bijvoorbeeld<br />
een noodstop maken, plots uitwijken, …) maar ook op het creëren van een<br />
sterker bewustzijn van de risico’s van bepaalde gedragingen. Dergelijke trainingen<br />
zouden ook aandacht kunnen geven aan meer cognitieve aspecten zoals gevarenperceptie,<br />
scannen, aandacht, het nemen van beslissingen, beoordelingen, risico<br />
nemen en anticiperen (Haworth et al., 1999). Verder zijn ook het herkennen van de<br />
eigen beperkingen en die van andere weggebruikers (de Rome et al., 2002), het<br />
gebruik van beschermende kledij (Bednar et al., 1999) en defensieve rijtechnieken<br />
- 140 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
(CROW, 2003) onderwerpen die zich goed lenen voor bijkomende trainingen. Het<br />
volgen van een dergelijke opleiding maakt motorrijders bewuster van hun mogelijkheden<br />
en beperkingen (Gysen & Daniels, 2006; Landuyt, 2006).<br />
Concreet zou dergelijke bijkomende opleiding of training er als volgt kunnen uitzien:<br />
1. Rijscholen organiseren elk jaar een grote motordag naar aanleiding van het begin<br />
van het seizoen. Hierover wordt ruim gecommuniceerd. Op deze motordag is<br />
het mogelijk de motorrijder gratis screenings aan te bieden, wat toelaat bijvoorbeeld<br />
een bijscholing van een dag te adviseren.<br />
2. Om van deze motordag echt een motorrijdersevent te maken zouden hier alle<br />
mogelijke aspecten van ‘veiligheid en motorrijden’ aan bod kunnen komen, zoals<br />
tests met motoren met ABS, informatie over het belang van beschermende kledij,<br />
…<br />
3. Om de kosten voor de bijscholing voor de kandidaat zo laag mogelijk te houden<br />
(en dus toegankelijk voor zoveel mogelijk motorrijders) zou een deel van de<br />
opleiding met opleidingscheques gefi nancierd kunnen worden, wat momenteel<br />
reeds mogelijk is. Bovendien zou de Vlaamse overheid een deel van de kosten<br />
kunnen dekken, zodat de prijs voor de kandidaat beperkt blijft.<br />
4. Gezien opleidingscheques deel uitmaken van de fi nancieringswijze, zullen enkel<br />
opleidingscentra die dergelijke cheques aanvaarden, ingeschakeld kunnen worden<br />
voor het verzorgen van deze bijscholingscursussen.<br />
5. De VSV kan instaan voor de samenwerking tussen de verschillende partners. De<br />
opleidingscentra kunnen ingeschakeld worden voor de logistieke uitwerking van<br />
het project.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
• Betrokken ongevallen<br />
In verschillende evaluatiestudies bleek training van motorrijders effectief voor het<br />
verhogen van de vaardigheid, het verminderen van ongevalsbetrokkenheid en het<br />
inzicht in verkeerssituaties bij gevorderde rijders (de Rome et al., 2002).<br />
• Effectiviteit<br />
Volgens Noordzij et al. (2001) zijn er voor de voortgezette trainingen voor motorrijders<br />
geen of alleen kleine positieve effecten te vinden. Veel vervolmakingsopleidingen<br />
voor motorrijders focussen volgens hen op het verfi jnen van essentiële rijvaardigheden<br />
(bv. omslaan van een hoek), maar hebben weinig of geen aandacht voor<br />
attitude en allerlei cognitieve vaardigheden (zoals gevarenperceptie, het nemen van<br />
beslissingen, beoordeling, risico nemen, anticipatie, herkennen eigen beperkingen<br />
en die van andere weggebruikers, …). Van Vlierden & Van Geirt (2005) merken<br />
op dat het niet-opnemen van dergelijke componenten in voortgezette motorrijderstrainingen<br />
misschien het niet (of het zeer beperkt) vinden van positieve effecten van<br />
zulke trainingen op de verkeersveiligheid van de rijders kan verklaren.<br />
• Berekening potentieel van de maatregel<br />
Het potentieel van deze maatregel behelst voornamelijk het reduceren van de hoge<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 141 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
ongevalsbetrokkenheid van de motorrijders: in 2005 bleek immers 8,3 % van het<br />
aantal dode en zwaargewonde verkeersslachtoffers motorrijders te zijn (Van Hout et<br />
al., 2007).<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
• Uitvoerder & betrokkenen<br />
Vlaamse Stichting Verkeerskunde, opleidingscentra, Vlaamse overheid departement<br />
Mobiliteit en Openbare Werken, belangenverenigingen motorrijders.<br />
HAALBAARHEID<br />
Bij het organiseren van dergelijke motordagen met vervolmakingsopleidingen<br />
komen kosten kijken zoals personeels- en werkingskosten. De Vlaamse overheid kan<br />
zich engageren om voor een nader te bepalen aantal personen (momenteel worden<br />
voor 1.000 motorrijders screenings georganiseerd) cofi nanciering te voorzien. Op<br />
deze manier worden deze vervolmakingsopleidingen tevens toegankelijker.<br />
OUTPUTINDICATOR(EN)<br />
- Totaal aantal motorrijders die deelnemen aan vervolmakingsopleiding.<br />
- Aantal georganiseerde vervolmakingsopleidingen op motordagen.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
- Bijkomende opleidingen voor motorrijders moeten betaalbaar en beschikbaar<br />
zijn voor alle geïnteresseerden (NHTSA & MSF, 2000). De in deze fi che voorgestelde<br />
opzet van dergelijke bijkomende rijopleiding voor motorrijders komt hieraan<br />
tegemoet. Door de combinatie van opleidingscheques met een tussenkomst<br />
van de Vlaamse overheid kan de kostprijs voor de kandidaat zo laag mogelijk<br />
blijven.<br />
- Om maatregelen voor motorfi etsveiligheid in te kunnen voeren is het nodig inzicht<br />
te hebben in motorfi etsgebruik in het algemeen en in motorfi etsongevallen en<br />
hun oorzaken. Het aanleggen van een centrale databank waarin gegevens over<br />
motorfi etsongevallen systematisch verzameld worden, zou een belangrijke stap<br />
voorwaarts kunnen betekenen.<br />
LITERATUUR<br />
• Bednar, F., Billheimer, J., Mc Rae, K., Sabol, S., Syner, J. & Thom, D. (1999).<br />
Motorcycle safety. Washington DC, USA: Transportation Research Board. Document<br />
beschikbaar via URL:<br />
http://gulliver.trb.org/publications/millennium/00075.pdf<br />
• Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw<br />
en de Verkeerstechniek CROW (2003). Handboek gemotoriseerde tweewielers.<br />
Een handreiking voor veilig wegontwerp, wegonderhoud en wegbeheer. Nederland:<br />
Ede.<br />
- 142 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
• de Rome, L., Stanford, G. & Wood, B. (2002). MCC survey of motorcyclists,<br />
2001. Colyton: Australia: motorcycle council of New South Wales. Document<br />
beschikbaar via URL: http://www.roadsafety.mccofnsw.org.au/a/63.html.<br />
• Gysen, G. & Daniels, S. (2006). Profi el, rijgedrag en ongevallenbetrokkenheid<br />
van motorrijders in <strong>Vlaanderen</strong>. Analyse op basis van interviews met 1000 motorrijders.<br />
Diepenbeek: Instituut voor Mobiliteit.<br />
• Haworth, N., Smith, R. & Kowadlo, N. (1999). Evaluation of rider training<br />
curriculum in Victoria. Clayton, Australia: Monash University Accident Research<br />
Centre. Document beschikbaar via URL:<br />
http://www.monash.edu.au/muarc/reports/muarc165.html.<br />
• Landuyt, R. (2006). Voorstelling van de campagne “verlies motorrijders niet uit<br />
het oog”. Persconferentie 24 april 2006.<br />
• National Highway Traffi c Safety Administration & Motorcycle Safety Foundation<br />
(2000). National agenda for motorcycle safety. Washington DC, U.S.A. Document<br />
beschikbaar via URL:<br />
http://www.nhtsa.dot.gov/people/injury/pedbimot/motorcycle/00-NHT-212motorcycle/toc.html.<br />
• Noordzij, P., Forke, E., Brendicke, R. & Chinn, B. (2001). Integration of needs of<br />
moped and motorcycle riders into safety measures. Review and statistical analysis<br />
in the framework of the European Research project PROMISING, Workpackage 3.<br />
Leidschendam: SWOV. Document beschikbaar via URL:<br />
http://www.swov.nl/nl/publicaties/index.htm.<br />
• Stokmans, V. (2004). België wil meer veiligheid voor motorrijders. Document<br />
gevonden via URL:<br />
http://www.motorfreaks.nl/index.php?mod=news&id=1988&replypage=2, op<br />
9/1/2007.<br />
• Van Hout, K., Daniels, S. & Hermans, E. (2007). Verkeersonveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Een probleemanalyse. Diepenbeek: Instituut voor Mobiliteit.<br />
• Van Vlierden, K. & Van Geirt, F (2005). Steunpuntnota ‘Motorrijders’. Risicofactoren<br />
voor motorrijders (rapport No. SN-2005-05). Diepenbeek: Steunpunt<br />
verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
• Wegman, F. & Aarts, L. (2005). Door met duurzaam veilig. Nationale verkeersveiligheidsverkenning<br />
voor de jaren 2005-2020. Leidschendam: SWOV.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 143 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
1.4 Getuigenissen van verkeersslachtoffers als preventieinstrument<br />
in het secundair onderwijs (‘Verkeersgetuigen’)<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
‘Verkeersgetuigen’ is een project dat jonge verkeersdeelnemers uit het vijfde en<br />
zesde jaar van het secundair onderwijs confronteert met het verhaal van een persoon<br />
die als jongvolwassene slachtoffer geworden is van een verkeersongeval. Dit<br />
project streeft ernaar om bij jongeren een attitude voor een verkeersveiliger gedrag<br />
te vormen.<br />
• Aanleiding<br />
De meest recente Vlaamse ongevallencijfers (2005) hebben duidelijk gemaakt dat<br />
jongeren een erg kwetsbare groep zijn in het verkeer: 567 jongeren tussen 15 en<br />
20 jaar raakten zwaargewond en 52 jongeren van dezelfde leeftijdsgroep lieten<br />
het leven bij een verkeersongeval.<br />
Het is nodig actie te ondernemen om jongeren te sensibiliseren en bewust te maken<br />
van de risico’s op de weg. Jongeren tussen 16 en 18 jaar zijn geen gemakkelijke<br />
groep om te bereiken. Ze zijn te oud om als kinderen te worden behandeld, maar<br />
soms nog te jong om te begrijpen welke verantwoordelijkheid zij dragen en welke<br />
risico’s er bestaan als zij aan het verkeer deelnemen. Zij nemen nu nog als voetganger,<br />
fi etser of bromfi etser deel aan het verkeer maar zijn de potentiële motor- of<br />
autobestuurders van de toekomst.<br />
• Doel<br />
Het project stelt volgende doelstellingen voorop:<br />
- sensibilisering van de jonge verkeersdeelnemers tot het aannemen van informatie<br />
over een veilig verkeersgedrag;<br />
- bewustmaking van risicogedrag in het verkeer, van de gevolgen van een verkeersongeval<br />
voor de slachtoffers en hun omgeving (familie, school- en klasgenoten,<br />
vrienden, …) en vooral voor zichzelf;<br />
- indirecte beïnvloeding van de mentaliteitsvorming bij jongeren met het gewenst<br />
gevolg van een attitudeaanpassing van de jonge weggebruikers ten aanzien van<br />
een veilig verkeersgedrag.<br />
Daarnaast streeft het project ook naar de integratie en acceptatie van verkeersslachtoffers<br />
en personen met een handicap.<br />
• Doelgroep<br />
Leerlingen van de derde graad secundair onderwijs in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
• Detailbeschrijving<br />
De opzet van het project is om jongeren uit de derde graad van het secundair<br />
onderwijs in klasverband te confronteren met getuigenissen van verkeersslachtoffers.<br />
Deze verkeersslachtoffers komen vertellen over de oorzaak en verwerking van<br />
hun ongeval en alles wat daar rechtstreeks en onrechtstreeks uit voortvloeide, zoals<br />
hun revalidatie en reïntegratie in de maatschappij. In de provincie Limburg heeft<br />
tijdens het schooljaar 2005-2006 een proefproject ‘Verkeersgetuigen’ gelopen. Er<br />
waren vier verkeersgetuigen betrokken bij het project. In het schooljaar 2005-2006<br />
- 144 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
werden in totaal 4.483 leerlingen in 38 secundaire scholen bereikt.<br />
Het is de bedoeling dit project verder uit te breiden naar andere provincies voor<br />
toepassing in het secundair onderwijs in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
• Betrokken ongevallen<br />
Een van de doelstellingen van het project is om jongeren bewust te maken van<br />
risicogedrag in het verkeer, zoals bijvoorbeeld rijden onder invloed en overdreven<br />
snelheid, en van de gevolgen die een verkeersongeval voor de slachtoffers en hun<br />
omgeving kunnen hebben. De actie sensibiliseert met name over ongevallen die<br />
voortkomen uit risicovol gedrag.<br />
• Effectiviteit<br />
Tijdens de uitvoering van het pilootproject in Limburg is er een beperkte kwantitatieve<br />
voor- en nameting gebeurd, onder andere om na te gaan of er bij de jongeren<br />
iets van de presentatie was blijven hangen (Petermans & Gysen, 2006). Statistische<br />
analyses op deze beperkte dataset wezen echter uit dat er op basis van de antwoorden<br />
statistisch niet aangetoond kon worden dat de antwoorden van de voor- en<br />
nameting signifi cant verschillend waren. Naast de beperkte kwantitatieve metingen<br />
bestond het belangrijkste deel van het evaluatieonderzoek echter uit een kwalitatieve<br />
studie bij de verschillende groepen mensen die bij het project betrokken waren.<br />
Voor deze fi che zijn de reacties van de doelgroep leerlingen het meest vermeldenswaardig:<br />
zij hebben het project gunstig onthaald.<br />
• Potentieel van de maatregel<br />
Risicovol verkeersgedrag is bij jongeren nadrukkelijk aanwezig (zie o.a. Van Hout<br />
et al., 2007). Het potentieel van de maatregel zit voornamelijk in de bewustmaking<br />
over risicogedrag en zijn gevolgen. Daardoor kunnen jongeren gedrag als overdreven<br />
snelheid en rijden onder invloed van alcohol en drugs als gevaarlijk herkennen.<br />
De attitudevorming werkt in drie stappen. Eerst leren de jongeren het probleem te<br />
zien, vervolgens krijgen ze inzicht in de problematiek, en in de derde plaats kunnen<br />
ze hun eigen gedrag duiden en zo nodig aanpassen.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Het project streeft naar de integratie en acceptatie van verkeersslachtoffers en personen<br />
met een handicap en kadert op die manier in de beleidsdoelstellingen voor<br />
gelijke kansen in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
De Vlaamse overheid, departement Mobiliteit en Openbare Werken, zal het project<br />
initiëren en fi nancieren. Voor de uitvoering wordt gestreefd naar samenwerking met<br />
de provinciebesturen en de Vlaamse Stichting Verkeerskunde waarbinnen ook het<br />
onderwijsveld vertegenwoordigd is.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 145 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
HAALBAARHEID<br />
• Doorlooptijd en realisatietermijn: één schooljaar voorbereiding (rekruteren verkeersgetuigen,<br />
voorzien opleiding en begeleiding), één schooljaar realisatietermijn.<br />
Indien succesvol, is het streefdoel om de maatregel jaarlijks te herhalen.<br />
• Omvang: zoveel mogelijk secundaire scholen, rekening houdend met de beschikbaarheid<br />
en taakbelasting van de ingezette verkeersgetuigen.<br />
• Gerealiseerd: in de provincie Limburg werd reeds een pilootproject uitgevoerd in<br />
het schooljaar 2005-2006 én een vervolg van hetzelfde project in het schooljaar<br />
2006-2007.<br />
• Kosten en fi nanciering: Voor de organisatie van het pilootproject in Limburg werden<br />
de kosten geraamd op 20.000 à 25.000 euro per schooljaar (Wyckmans,<br />
2006). Deze kosten omvatten personeelskosten voor de verkeersgetuigen en hun<br />
omkadering (rekrutering, begeleiding en opleiding verkeersgetuigen), kosten<br />
verbonden aan de opstart en coördinatie van het project en werkingskosten.<br />
OUTPUTINDICATOR(EN)<br />
• Aantal deelnemende scholen.<br />
• Aantal uitgevoerde sessies.<br />
• Aantal bereikte leerlingen.<br />
Om na te gaan of de presentaties van verkeersgetuigen effectief invloed uitoefenen<br />
op gedragsdeterminanten van jongeren, wordt overwogen om - in aanvulling op<br />
de beperkte kwantitatieve evaluatiestudie in de provincie Limburg - een kwantitatief<br />
effectenmetingsonderzoek op te zetten. In het kader van dergelijk onderzoek zou<br />
dan één voor- en meerdere nametingen gepland kunnen worden, met bevraging<br />
over gedragsdeterminanten zoals attitudes op verschillende tijdstippen vóór en na<br />
de presentatie.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
- Rekrutering verkeersgetuigen.<br />
- Omkadering verkeersgetuigen (opvang, vorming, netwerking, vergoeding, …).<br />
- Pedagogische omkadering project in de scholen (indien mogelijk kan de aanmaak<br />
van een volledig afgerond lespakket rond dit thema en met de verkeersgetuigen<br />
als centraal thema of als vertrekpunt een duidelijke meerwaarde voor dit<br />
project betekenen).<br />
LITERATUUR<br />
• Wyckmans, D. (2006). Verkeersgetuigen. Bijdrage in Jaarboek Verkeersveiligheid<br />
2006, Vlaamse Stichting Verkeerskunde.<br />
• Petermans, A. & Gysen, G. (2006). Verkeersgetuigen. Evaluatie pilootproject provincie<br />
Limburg. Diepenbeek: Onderzoeksinstituut ArcK & Instituut voor Mobiliteit.<br />
• Van Vlierden, K. (2006). Verkeersgetuigen. Literatuurstudie over confronterende<br />
voorlichting. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
• Van Hout, K., Daniels, S. & Hermans, E. (2007). Verkeersonveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Een probleemanalyse. Diepenbeek: Instituut voor Mobiliteit.<br />
- 146 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
1.5 Veiligheidscultuur bedrijven<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Voor de Richtlijn 2003/59 moet een kader gecreëerd worden. Door een intensieve<br />
en constructieve samenwerking met preferentiële opleidingspartners is het mogelijk<br />
een wildgroei aan vormingen tegen te gaan en een algemene kwaliteitsstandaard te<br />
creëren voor de veiligheidsopleiding (zowel basisopleiding als bijscholing) van de<br />
beroepschauffeurs C, CE, D en DE.<br />
Door certifi cering worden transportbedrijven en potentiële opdrachtgevers aangespoord<br />
in dit kader te stappen en een veiligheidscultuur te ontwikkelen.<br />
• Aanleiding<br />
De provincie Vlaams-Brabant reikt jaarlijks het label ‘Wijs op Weg’ uit aan bedrijven<br />
die uitdrukkelijk verklaren de aandachtspunten van het veiligheidscharter (van<br />
de provincie en FEBETRA) te onderschrijven en die zich ertoe verbinden permanent<br />
aandacht te besteden aan en bij te dragen tot de verbetering van de verkeersveiligheid<br />
in hun onderneming en bij hun chauffeurs. Het label is één jaar geldig.<br />
Verkeersveiligheid is bij de vele bedrijven evenwel nog niet ingebed in de bedrijfscultuur.<br />
Er wordt wel aandacht aan besteed, maar het is verre van de eerste prioriteit.<br />
Bij het vervoer per spoor is ‘intrinsieke’ veiligheid het verst doorgevoerd door<br />
het gebruik van geautomatiseerde veiligheidssystemen. Ook het vervoer over water<br />
is wat veiligheid betreft goed georganiseerd.<br />
De beroepschauffeurs C, C1, C1+E, D, DE, D1, D1+E dienen in de nabije toekomst<br />
te beschikken over een basisvakbekwaamheid en tevens een permanente bijscholing<br />
te genieten a rato van 35 uur op 5 jaar.<br />
• Doel<br />
Het doel van de maatregel is om het aantal ongevallen waarbij vrachtwagens (maar<br />
ook bestelwagens) betrokken zijn terug te dringen. Bij uitbreiding beoogt de maatregel<br />
een verhoogd verkeersveiligheidsbewustzijn bij alle bedrijven.<br />
• Doelgroep<br />
De doelgroep van de maatregel is de bedrijfswereld: iedere bestuurder en eigenaar<br />
van een vrachtwagen, bestelwagen of bedrijfsvoertuig die het voertuig gebruikt voor<br />
beroepsdoeleinden.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Het label ‘Wijs op Weg’ van de provincie Vlaams-Brabant is gericht op de transportsector.<br />
De maatregel beoogt in eerste instantie een uitbreiding van het label naar<br />
heel <strong>Vlaanderen</strong>. De transportbedrijven kunnen zich in de zeer concurrentiële markt<br />
onderscheiden door certifi cering.<br />
Een belangrijke hinderpaal voor een meer uitgesproken verkeersveilig gedrag in de<br />
transportsector is de bikkelharde concurrentie, dikwijls van Oost-Europese bedrijven.<br />
Daardoor staan chauffeurs onder een grote tijdsdruk. Verkeersveiligheid in de<br />
transportsector is dus ook een zaak van de opdrachtgevers. Door veiligheidseisen<br />
als evenwaardig beslissingscriterium op te nemen, zullen verkeersveilige transportbedrijven<br />
een streepje voor hebben. De Vlaamse overheid is goed geplaatst om<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 147 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
hierbij het voortouw te nemen. Ook kunnen verladers veiligheidseisen opleggen aan<br />
transportbedrijven, wat de norm is bij het vervoer van gevaarlijke stoffen.<br />
Naast de transportsector zijn nog veel bedrijven betrokken partij: bedrijven die hun<br />
eigen transport verzorgen, bedrijven met een eigen wagenpark of bedrijven die<br />
bedrijfswagens ter beschikking stellen aan de personeelsleden. De maatregel hoopt<br />
veilig gedrag te belonen.<br />
Daarnaast is het tevens de bedoeling om met de verzekeringssector na te gaan in<br />
welke mate de veiligheidscultuur een impact kan hebben op de verzekeringspremies.<br />
In de meest uitgebreide variant zijn alle bedrijven betrokken. Alle bedrijven genereren<br />
immers woonwerkverkeer.<br />
De permanente bijscholing die verplicht wordt voor beroepschauffeurs is een belangrijke<br />
opportuniteit.<br />
Mogelijkheden om de veiligheidscultuur te verbeteren zijn de uitvoering van schade-<br />
en ongevallenanalyses en het opstellen van schadepreventieplannen. Deze acties<br />
kunnen bedrijven zelf ondernemen, maar ook met behulp van hun verzekeringsmaatschappij.<br />
De verzekeringsmaatschappijen beschikken over zeer veel data die<br />
bruikbaar zijn voor de schade- en ongevallenanalyse. Ook met de Safety Scan, een<br />
hulpmiddel dat door wegvervoersorganisaties samen met het Nederlandse Ministerie<br />
van Verkeer en Waterstaat is ontwikkeld, kunnen bedrijven bepalen op welke wijze<br />
ze schade en ongevallen kunnen reduceren. Het is wenselijk om een haalbaarheidsstudie<br />
uit te voeren naar de oprichting van een instituut voor ongevallenanalyse.<br />
Daarnaast kunnen boordcomputers en crashrecorders, mits in een veiligheidscultuur<br />
ingebed, het aantal ongevallen reduceren (met ongeveer 20 %). Daar vrachtauto’s<br />
reeds met elektronische tachografen zijn uitgerust, ligt het voor de hand deze in een<br />
boordcomputer te integreren. Hierbij is toezicht ook noodzakelijk. Dit is voorlopig<br />
nog niet toegelaten door de EU.<br />
Aanvullend op de toekenning van het label is er nood aan veiligheidsplanning<br />
in logistieke opleidingen, zodat ook bij de instroom van nieuwe werkkrachten de<br />
veiligheidsidee ingebakken is. De verschillende instrumenten om de veiligheid op te<br />
volgen kunnen in deze opleiding aan bod komen.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
De inschatting van de effectiviteit van deze maatregel is moeilijk. Het effect is immers<br />
in grote mate afhankelijk van hoe de veiligheidscultuur wordt ingebed en hoe de<br />
bijscholing zal ingebed worden in de bedrijven. Toch zijn er aanwijzingen dat een<br />
gunstig effect optreedt bij een betere veiligheidscultuur in de bedrijven. Een metaanalyse<br />
(Elvik & Vaa, 2004) gaf een reductie van 18 % van het aantal ongevallen<br />
(voornamelijk ongevallen met uitsluitend materiële schade waren opgenomen). Het is<br />
niet duidelijk welke maatregelen juist omvat waren, maar ze behelsden onder meer<br />
groepsdiscussies tussen de chauffeurs. Deze bleken het grootste effect te hebben. De<br />
betrokkenheid van de hele hiërarchie lijkt belangrijk.<br />
- 148 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Het stellen van veiligheidseisen kan het binnenlandse vervoer een concurrentieel<br />
voordeel opleveren. Buitenlandse transporteurs hebben immers een veel kleiner<br />
aandeel in het transport van Belgische goederen en zullen dan ook minder geneigd<br />
zijn de aanpassingen door te voeren. Wanneer vervolgens de veiligheidseisen<br />
uitbreiding vinden naar Europa hebben de Belgische bedrijven een voorsprong<br />
opgebouwd.<br />
Daarnaast geeft de uitreiking van de titel ‘Verkeersveilig bedrijf van het jaar’ de<br />
transportsector de gelegenheid om positief in het nieuws te komen.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
De uitreiking van het label en de voorwaarden voor de toekenning ervan, behoren<br />
tot de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap, al dan niet in samenwerking<br />
met de Vlaamse provincies, de beroepsorganisaties en eventueel de verzekeringssector.<br />
Verder zijn uiteraard ook de betrokken bedrijven verantwoordelijk voor het creëren<br />
van de veiligheidscultuur binnen het bedrijf. Tenslotte zal ook het onderwijs een rol<br />
spelen door aandacht voor veiligheid in de logistieke opleidingen op te nemen.<br />
HAALBAARHEID<br />
In de provincie Vlaams-Brabant bestaat het label reeds. Ook andere transportbedrijven<br />
maken nu al werk van verkeersveiligheid. De maatregel kan op korte termijn<br />
uitgebreid worden naar heel <strong>Vlaanderen</strong>. De nodige middelen zijn beperkt tot<br />
eventuele subsidies om de introductie van veilige maatregelen te ondersteunen. Aan<br />
het label zou ook een prijs kunnen verbonden worden voor ‘Veiligste onderneming<br />
van het jaar’, of voor het beste initiatief ter zake.<br />
Het is belangrijk dat de transportsector bereid is om het principe van de veiligheidscultuur<br />
in te bedden in de nieuwe bijscholing.<br />
OUTPUTINDICATOREN<br />
Als indicator kan het aantal bedrijven tellen dat het charter getekend heeft, dat<br />
instapt in het kader van de bijscholing, of dat het label ontvangen heeft.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
Omdat bepaalde investeringen in de veiligheid wel maatschappelijk rendabel zijn,<br />
maar bedrijfseconomisch niet, investeren bedrijven minder zelf. Door de felle concurrentie<br />
investeren bedrijven pas in veiligheid als dit de eigen concurrentiepositie in<br />
de markt niet verslechtert maar verbetert.<br />
Voor het invoeren van het charter is het belangrijk dat iedereen meewerkt.<br />
REFERENTIES<br />
• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The Handbook of Road Safety Measures. Elsevier.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 149 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
2.1 Gordel en kinderzitjes<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Deze maatregelenfi che beoogt een verhoging van het draagpercentage van de<br />
gordel en van het gebruik van aangepaste kinderbeveiligingsmiddelen tot dat van<br />
de beste Europese landen, om op die manier te komen tot een vermindering van het<br />
aantal verkeersslachtoffers. Om dit doel te bereiken, wordt in deze fi che een combinatie<br />
van sensibilisering en handhaving voorgesteld.<br />
• Aanleiding<br />
Volgens de meest recente gordeltellingen van het BIVV werd in België in 2006<br />
de gordel door 76,9 % van de bestuurders en 72,5 % van de passagiers voorin<br />
de wagen gedragen. Vrouwelijke bestuurders blijken zich vaker dan mannelijke<br />
bestuurders vast te klikken (81,5 % vrouwen versus 75,1 % mannen) (BIVV, 2006).<br />
Meer mensen blijken zich vast te klikken naarmate de snelheidslimieten hoger liggen,<br />
hoewel de gordel ook een betere bescherming geeft bij lage en gemiddelde<br />
snelheden. Uit diverse onderzoeken blijkt dat er een relatie is tussen ongevalsbetrokkenheid<br />
en gordeldracht: bestuurders die de gordel niet dragen, zijn vaker betrokken<br />
bij ongevallen (Vesentini & Cuyvers, 2003).<br />
Wat het gebruik van kinderzitjes betreft, is het bekend dat verkeersongevallen een<br />
erg belangrijke doodsoorzaak zijn bij kinderen: uit de Vlaamse ongevallencijfers<br />
van 2005 blijkt dat er dat jaar 36 kinderen tussen 0 en 4 jaar gedood of ernstig<br />
gewond geraakten als passagier in een personenauto. Bij de 5- tot 9-jarigen ging<br />
het over 18 kinderen. Om het aantal dodelijk gewonde kinderen in het verkeer te<br />
verminderen is het belangrijk dat kinderen in geschikte beveiligingsmiddelen worden<br />
vervoerd. Recent onderzoek (Vesentini & Willems, 2006) toonde aan dat bijna<br />
37 % van de kinderen tussen 0 en 12 jaar los in de wagen zit, en meer dan de<br />
helft van de kinderen die wel beveiligd zijn, met een ongeschikt beveiligingsmiddel<br />
worden vervoerd. Het is dan ook dringend nodig actie te ondernemen.<br />
• Doel<br />
Percentage gordeldracht en gebruik van aangepaste kinderbeveiligingsmiddelen<br />
verhogen.<br />
• Doelgroep<br />
Hoewel het belangrijk is om gordelgebruik en het gebruik van aangepaste kinderbeveiligingsmiddelen<br />
te stimuleren bij alle bestuurders en passagiers van gemotoriseerde<br />
voertuigen in heel <strong>Vlaanderen</strong>, is het vanuit communicatieoogpunt ten zeerste<br />
aangewezen om te starten met het afbakenen van duidelijke doelgroepen, waarop<br />
de sensibilisering gericht kan worden:<br />
- voor gordelgebruik is het aanbevolen de sensibilisering in eerste plaats op jongeren<br />
en mannen te richten, aangezien in België de gordel minder wordt gedragen<br />
door deze doelgroepen (Vesentini & Cuyvers, 2003);<br />
- betreffende het gebruik van aangepaste kinderbeveiligingsmiddelen spreekt het<br />
voor zich dat aanbevolen wordt dergelijke sensibilisering in eerste instantie te<br />
richten op de ouders en familie van gezinnen met kinderen die zich regelmatig<br />
inzetten voor het vervoeren van kinderen.<br />
- 150 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
• Detailbeschrijving<br />
Door het percentage mensen die zich vastklikken in de wagen en het percentage<br />
kinderen die op een correcte manier beveiligd worden in de auto te verhogen,<br />
streeft men ernaar het aantal verkeersslachtoffers in te perken. De gordel is één<br />
van de goedkoopste en eenvoudigste manieren om dit doel te bereiken. Tijdens de<br />
meest recente Federale Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid (2007) werd aanbevolen<br />
de huidige gedragsdoelstellingen inzake gordeldracht te verhogen, om er<br />
op die manier naar te streven dat België tegen 2010 de percentages gordeldracht<br />
van de best presterende landen evenaart. Concreet werd er voorgesteld tegen 2010<br />
te streven naar 95 % gordeldracht bij bestuurders en passagiers voorin, en 80 %<br />
gordeldracht bij passagiers achterin de wagen.<br />
Om deze doelstelling te realiseren lijkt het dan ook noodzakelijk de inspanningen<br />
die gedaan worden om de verkeersdeelnemers te informeren, te sensibiliseren en<br />
op die manier proberen aan te leren voortaan altijd de gordel te dragen, voor- en<br />
achterin de wagen, zowel als bestuurder of als passagier, te continueren.<br />
Als voorbeeld van ‘good practice’ in dit verband kan een actie rond gordeldracht in<br />
de provincie Vlaams-Brabant, in samenwerking met het Vlaamse Gewest, vermeld<br />
worden. In oktober 2006 werd in deze provincie een actie opgezet met de bedoeling<br />
via ‘enhanced enforcement’ (combinatie handhaving en communicatie naar<br />
verschillende doelgroepen in enkele campagneperiodes) tegen eind 2007 gewoontegedrag<br />
te creëren betreffende gordelgebruik, zodat de inzittenden van voertuigen<br />
er op alle mogelijke manieren (herinneren, aanmoedigen, bestraffen) aan herinnerd<br />
worden dat ze zich moeten vastklikken (VSV, 2006).<br />
Ook voor beveiligingsmiddelen voor kinderen is bewezen dat zij effectief zijn in het<br />
voorkomen van dood en letsels bij deze doelgroep (Vesentini & Willems, 2006),<br />
en lijkt het noodzakelijk om net zoals voor het gordelgebruik een combinatie van<br />
sensibiliserende communicatie en handhaving op te starten.<br />
Tijdens de meest recente Federale Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid (2007)<br />
werd door de werkgroep die actief was rond de ‘veiligheidsgordel en kinderbeveiliging’<br />
voorgesteld om bij geïntegreerde controleacties jaarlijks één op drie voertuigen<br />
te controleren op gordeldracht en het gebruik van kinderbeveiligingsmiddelen.<br />
Er werd eveneens aanbevolen om het niet-gebruiken van de gordel of van aangepaste<br />
kinderbeveiligingsmiddelen als een belangrijke overtreding te beschouwen,<br />
die een ‘gepast gevolg’ rechtvaardigt.<br />
Tenslotte wil deze maatregelenfi che, in navolging van de meest recente Federale<br />
Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid (2007), ook aanbevelen om het aanbrengen/integreren<br />
van gordelverkliksystemen in nieuwe wagens verder te onderzoeken.<br />
Dergelijk systeem laat toe zowel de bestuurder als de passagier(s) via een geluidssignaal<br />
erop te wijzen dat ze hun gordel niet dragen (zie ook Daniels et al., 2004).<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
• Betrokken ongevallen<br />
De veiligheidsgordel, en hierbij aansluitend aangepaste kinderbeveiligingsmid-<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 151 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
delen, worden algemeen beschouwd als één van de goedkoopste en eenvoudigste<br />
manieren om het aantal verkeersslachtoffers in te perken.<br />
• Effectiviteit<br />
Effectiviteit wordt gedefi nieerd als de mate waarin de kans op een dodelijk of<br />
ernstig letsel vermindert voor personen die de gordel dragen, in vergelijking met<br />
personen die de gordel niet dragen. Het blijkt echter moeilijk te zijn het veiligheidseffect<br />
van de gordel eenduidig te bepalen. Het verwachte veiligheidseffect van<br />
de gordel kan immers door verschillende factoren beïnvloed worden (Vesentini &<br />
Cuyvers, 2003).<br />
Globaal gesproken blijkt de gordel bij een ongeval het risico op schedelletsel met<br />
41 % en het risico op overlijden of letsels met gemiddeld 50 % te verminderen<br />
(Scheers, 2006). Wat kinderbeveiligingsmiddelen betreft, is bewezen dat die effectief<br />
zijn in het voorkomen van dood en letsels bij kinderen. De effectiviteit van<br />
beveiligingsmiddelen blijkt wel afhankelijk van de zitplaats (voor- of achterin),<br />
de ernst van het ongeval en de richting van aanrijding. Ook incorrect gebruik,<br />
niet geschikt gebruik (te vroeg in volgend beveiligingsmiddel) en het type van het<br />
beveiligingsmiddel hebben een invloed op de effectiviteit. Zo blijkt bijvoorbeeld een<br />
achterwaarts kinderzitje de meeste veiligheid (80-90 %) te bieden en de gordel de<br />
minste (30-60 %). Het verhogingskussen zonder rugsteun (30-60 %) biedt ook meer<br />
beveiliging dan de gordel, maar in vergelijking met de andere types van beveiligingsmiddelen<br />
is dit veeleer beperkt. Ook het ontwerp van verhogingskussen zonder<br />
rugsteun bepaalt de effectiviteit (Brown et al., 2002 en Arbogast et al., 2004,<br />
besproken in Vesentini & Willems, 2006).<br />
• Berekening potentieel van de maatregel<br />
Elk verkeersslachtoffer, jong of oud, is er een te veel. Door een combinatie van<br />
sensibilisering en handhaving dient ernaar gestreefd te worden om het gebruik van<br />
de gordel en het correcte gebruik van aangepaste kinderbeveiligingsmiddelen te<br />
bevorderen en af te dwingen.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
De handhaving van het dragen van de gordel voor- en achterin de wagen en<br />
het correcte gebruik van kinderbeveiligingsmiddelen zullen in de praktijk moeten<br />
gebeuren door politiediensten. Voor de concrete bestraffi ng van overtreders dienen<br />
de parketten en de politiediensten (bij wijze van onmiddellijke inning) (overeenkomstig<br />
de richtlijnen van het Openbaar Ministerie) ingeschakeld te worden. Wat de<br />
praktische organisatie van de handhaving betreft, is uiteraard voorafgaand overleg<br />
noodzakelijk met de federale Minister van Binnenlandse Zaken, aangezien de<br />
politiediensten onder zijn bevoegdheid vallen. Ook overleg met de federale Minister<br />
van Justitie en het Openbaar Ministerie zijn noodzakelijk, aangezien zij de prioriteiten<br />
voor de opsporing en vervolging van verkeersmisdrijven bepalen.<br />
Voor sensibilisering lijkt het aangewezen om de VSV in te schakelen, aangezien zij<br />
een belangrijke bijdrage kunnen leveren voor de ontwikkeling van acties om mensen<br />
te informeren en te sensibiliseren over het belang van het dragen van de gordel<br />
en over het correcte gebruik van kinderbeveiligingsmiddelen. Ook overleg met het<br />
- 152 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
BIVV lijkt hierbij aangewezen, aangezien dit al heel wat materiaal rond gordelgebruik<br />
en aangepaste kinderbeveiligingsmiddelen uitgewerkt heeft.<br />
HAALBAARHEID<br />
Wat handhaving betreft, is de uitbreiding van het aantal politionele controles op<br />
gordeldracht en het correcte gebruik van kinderbeveiligingsmiddelen niet alleen<br />
afhankelijk van de hoeveelheid beschikbare medewerkers, maar ook van de verwerkingscapaciteit<br />
van bijvoorbeeld de parketten en de procedures van toepassing.<br />
Omdat de richtlijnen voor de politiediensten voorschrijven steeds tot onmiddellijke<br />
inning van 50 euro over te gaan bij het niet-dragen van de gordel, beperkt de werklast<br />
voor de parketten zich tot de voor deze overtreding niet-betaalde onmiddellijke<br />
inningen. Wat sensibilisering betreft, lijkt het aangewezen om de VSV in te schakelen<br />
en overleg met het BIVV te organiseren.<br />
OUTPUTINDICATOR(EN)<br />
- Percentage bestuurders en passagiers voor- en achterin de wagen dat de gordel<br />
correct draagt.<br />
- Percentage kinderen dat correct beveiligd vervoerd wordt.<br />
- Aantal voertuigen op jaarbasis die op gordeldracht en het correcte gebruik van<br />
kinderbeveiligingsmiddelen gecontroleerd worden.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
- Effi ciënte bestraffi ng bij vaststelling van het niet-dragen van de gordel of het nietcorrecte<br />
gebruik van aangepaste kinderbeveiligingsmiddelen.<br />
- Hanteren van eenduidige manier betreffende dataverzameling rond gordelgebruik<br />
en het gebruik van kinderbeveiligingsmiddelen (tellingen).<br />
- Samenwerking federale overheid en samenwerking met het Openbaar Ministerie.<br />
LITERATUUR<br />
• BIVV (Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid) (2001). Verkeersveiligheid<br />
Statistieken. Brussel: BIVV.<br />
• BIVV (Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid) (2006). Jaarverslag verkeersveiligheid.<br />
Brussel: BIVV.<br />
• Daniels, S., Deben, L., De Brabander, B., Verlaak, J. & Vesentini, L. (2004).<br />
De veiligheidsgordel: een eenvoudig, goedkoop en doeltreffend middel voor<br />
méér verkeersveiligheid. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende<br />
Mobiliteit.<br />
• Scheers, M. (2006). Evaluatie van het verkeersveiligheidsbeleid in België. Presentatie<br />
voor VVBB-studiedag beleidsevaluatie op 9 juni 2006, beschikbaar via URL:<br />
http://soc.kuleuven.be/sw/.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 153 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
• Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid (2007). Dossier veiligheidsgordel en<br />
kinderbeveiliging. Beschikbaar via URL:<br />
http://www.fcvv.be/Docs/Groups/FCVV%20WG%20veiligheidsgordel%20DEF.<br />
pdf.<br />
• Vesentini, L. & Cuyvers, R. (2003). Gordeldracht. Literatuurstudie over de determinanten<br />
van het gordelgebruik en mogelijke interventies. Diepenbeek: Steunpunt<br />
Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
• Vesentini, L. & Willems, B. (2006). Gebruik van beveiligingsmiddelen voor kinderen<br />
in de wagen. Observaties in <strong>Vlaanderen</strong>. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid<br />
bij Stijgende Mobiliteit.<br />
• Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) (2006). Projectvraag campagne gordeldracht<br />
in Vlaams-Brabant. Presentatie voor Strategisch Overleg Verkeersveiligheid<br />
op 23 maart 2006.<br />
- 154 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
2.2 Beschermingskledij<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Deze maatregelenfi che beoogt het stimuleren van het dragen van beschermende<br />
kledij door motorrijders en bestuurders en passagiers van andere gemotoriseerde<br />
tweewielers. Recent onderzoek bij 1.000 motorrijders in <strong>Vlaanderen</strong> toonde immers<br />
aan dat ongeveer de helft van de respondenten antwoordde ‘niet altijd’ de volledige<br />
veiligheidskledij te dragen (Gysen & Daniels, 2006). Niettemin hebben studies<br />
aangetoond dat het gebruik van beschermende kledij de ernst van verwondingen<br />
aan handen, voeten, benen en armen met 33 tot 50 % reduceert (Van Vlierden &<br />
Van Geirt, 2005).<br />
• Aanleiding<br />
De bescherming die bestuurders en passagiers van gemotoriseerde tweewielers hebben,<br />
is een helm, kleding (vest en broek), handschoenen en schoeisel. Het dragen<br />
van de helm voor bestuurders en passagiers is verplicht in België. Onderzoek in<br />
Groot-Brittannië heeft uitgewezen dat het dragen van een valhelm het aantal fatale<br />
hoofdletsels met ongeveer 50 % vermindert (TRL, 1997 – geciteerd in ROSPA,<br />
2001). De helm is dus een uiterst belangrijk beschermingsmiddel, zeker omdat<br />
hoofdletsels de belangrijkste doodsoorzaak zijn bij ongevallen. Ook het dragen van<br />
beschermingskledij is nuttig: ze heeft een letselvoorkomend of –reducerend effect<br />
(Staten-Generaal Verkeersveiligheid, 2002). Algemeen geldt dat beschermende<br />
kledij niet in staat is een motorrijder te beschermen tegen letsels die het gevolg zijn<br />
van hoge-impactongevallen, maar dergelijke kledij kan wel kleinere kwetsuren voorkomen<br />
of in ernst reduceren (Denys, 2005).<br />
Onderzoek heeft uitgewezen dat de meeste bestuurders in Noord-Europese landen<br />
beschermende vesten dragen, maar dat slechts de helft ervan beschermende<br />
broeken en handschoenen draagt. Onderzoek wees eveneens uit dat bestuurders<br />
van kleinere gemotoriseerde tweewielers, zoals scooters en bromfi etsen, de neiging<br />
vertonen geen enkele vorm van beschermende kledij te dragen, behalve een helm<br />
(RoSPA, 2001; Elliot et al., 2003 – geciteerd in Denys, 2005). Motorrijders halen<br />
meestal een aantal redenen aan waarom ze niet steeds de volledige beschermingskledij<br />
dragen (weeromstandigheden blijken bijvoorbeeld een rol te spelen, zie ook<br />
Wick et al., 1998, besproken in Van Vlierden & Van Geirt, 2005). Ulleberg (2003)<br />
geeft aan dat verschillende studies aantonen dat er een groot potentieel is voor het<br />
verhogen van de draagratio van beschermende kledij bij motorrijders. Naast de<br />
directe bescherming kan een fl uorescerende vest tevens de veiligheid verhogen door<br />
de grotere zichtbaarheid.<br />
• Doel<br />
het dragen van beschermende kledij (helm én veiligheidsuitrusting) via sensibiliseringsacties<br />
stimuleren bij bestuurders en passagiers van gemotoriseerde tweewielers<br />
in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
• Doelgroep<br />
bestuurders en passagiers van gemotoriseerde tweewielers.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 155 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
• Detailbeschrijving<br />
door het organiseren van sensibiliseringsacties het dragen van beschermende kledij<br />
stimuleren bij bestuurders en passagiers van gemotoriseerde tweewielers.<br />
- Voor helmgebruik kan de communicatie focussen op het correcte gebruik, de<br />
juiste keuze en het regelmatig vervangen van de helm (Staten-Generaal, 2002).<br />
- Voor het dragen van beschermingskledij kan de communicatie inspelen op het<br />
‘professionele aspect’, een boodschap in de zin van “echte motorrijders zijn<br />
behoorlijk uitgerust” (Staten-Generaal, 2002).<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
• Betrokken ongevallen<br />
Algemeen kunnen we stellen dat het dragen van beschermende kledij niet in staat<br />
is een motorrijder te beschermen tegen ongevalsbetrokkenheid en bovendien<br />
beschermt het een motorrijder ook niet tegen letsels die het gevolg zijn van hogeimpactongevallen.<br />
Het dragen van beschermende kledij kan wel kleinere verwondingen<br />
voorkomen of in ernst reduceren (Denys, 2005). Studies tonen aan dat het<br />
gebruik van beschermende kledij de ernst van letsels aan handen, voeten, benen en<br />
armen met 33 tot 50 % reduceert (Van Vlierden & Van Geirt, 2005).<br />
• Effectiviteit<br />
Wat het dragen van een helm betreft, hebben diverse onderzoeken uitgewezen dat<br />
door het dragen van de helm het risico op een fatale afl oop van een ongeval sterk<br />
vermindert. De meningen verschillen over hoe sterk het risico precies vermindert.<br />
Wat het dragen van beschermende kledij betreft, werden geen specifi eke effectiviteitsgegevens<br />
gevonden.<br />
• Berekening potentieel van de maatregel<br />
Het potentieel van deze maatregel betreft het stimuleren van het dragen van<br />
beschermende kledij door motorrijders met behulp van sensibiliseringsacties, om<br />
op die manier motorrijders bewust te maken van het belang van het dragen van<br />
dergelijke kledij. Internationale statistieken geven aan dat motorrijders een grotere<br />
kans hebben om bij een ongeval ernstig gewond of gedood te worden in vergelijking<br />
met andere weggebruikers. De mortaliteit bij ongevallen blijkt in <strong>Vlaanderen</strong><br />
voor motorrijders de op één na hoogste van alle weggebruikers (Van Vlierden &<br />
Van Geirt, 2005).<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
Aangezien deze fi che via sensibiliseringsacties en -campagnes motorrijders wil<br />
stimuleren tot het dragen van beschermende kledij, is het aangewezen het VSV in te<br />
schakelen. Zij kunnen een belangrijke bijdrage leveren voor de ontwikkeling van acties<br />
en campagnes om deze doelgroep hierover te sensibiliseren. Ook overleg met<br />
het BIVV kan waardevol zijn omdat dit al materiaal rond deze thematiek uitgewerkt<br />
heeft. Het is tenslotte ook aangewezen belangenorganisaties van motorrijders te<br />
betrekken in dit overleg. Zij maken deel uit van de doelgroep of staan er heel dicht<br />
bij en kunnen zorgen voor de verspreiding van de sensibiliseringsacties en –campagnes.<br />
- 156 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
HAALBAARHEID<br />
Om de nodige sensibiliseringsacties en –campagnes te kunnen ontwikkelen en op te<br />
kunnen zetten dient de nodige tijd uitgetrokken te worden om de betrokken actoren<br />
samen te brengen.<br />
OUTPUTINDICATOR(EN)<br />
- Aantal sensibiliseringsacties en –campagnes die opgezet worden betreffende<br />
beschermingskledij.<br />
- Aantal belangenorganisaties van motorrijders die zich engageren om mee te<br />
stappen in de voorbereiding en realisatie van dergelijke sensibiliseringsacties en<br />
–campagnes.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
- Samenwerking met belangenorganisaties van motorrijders om sensibiliseringsacties<br />
en –campagnes op te zetten.<br />
- Voor- en nametingen over het dragen van beschermingskledij door bestuurders van<br />
gemotoriseerde tweewielers, om na te gaan hoeveel mensen uit de betreffende<br />
doelgroep met de acties en campagnes werden bereikt.<br />
LITERATUUR<br />
• Denys, T. (2005). Veiligheidsverhogende voertuigtechnologie voor gemotoriseerde<br />
tweewielers. Overzicht, beschrijving en technische aspecten van voertuigtechnologie<br />
die de veiligheid van bestuurders van gemotoriseerde tweewielers verhoogt.<br />
Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
• Gysen, G. & Daniels, S. (2006). Profi el, rijgedrag en ongevalbetrokkenheid van<br />
motorrijders in <strong>Vlaanderen</strong>. Analyse op basis van interviews met 1000 motorrijders.<br />
Diepenbeek: Instituut voor Mobiliteit.<br />
• Huang, B. & Preston, J. (2004). A literature review on motorcycle collisions, fi nal<br />
report. Transport Studies Unit, Oxford University, United Kingdom. Beschikbaar via<br />
volgende URL: http://www.tsu.ox.ac.uk/research/motorcycles_fi nal_report.pdf.<br />
• NHTSA & MSF, National Highway Traffi c Safety Administration & Motorcycle<br />
Safety Foundation (2000). National agenda for motorcycle safety. Washington<br />
DC, U.S.A. Beschikbaar via volgende URL:<br />
http://www.nhtsa.dot.gov/people/injury/pedbimot/motorcycle/00-NHT-212- motorcycle/toc.html.<br />
• Staten-Generaal Verkeersveiligheid (2002). Dossier 7: gordel, kinderzitjes, helm.<br />
• The Royal Society for the Prevention of Accidents (ROSPA) (2001). Motorcycling<br />
safety. Position paper. U.K. Beschikbaar via volgende URL:<br />
http://www.rospa.com/roadsafety/info/motorcycle_position.pdf.<br />
• Ulleberg, P. (2003). Motorcycle safety – a literature review and meta-analysis<br />
(summary of report no. 681/2003). Oslo, Norway: Institute of Transport Economics.<br />
Beschikbaar via volgende URL:<br />
http://www.vv.se/fi ler/35555/motorcykelsakerhet.pdf.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 157 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
2.3 Uitbreiding alcohol- en drugscontroles<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Om het rijden onder invloed van alcohol en drugs te verminderen, beoogt deze<br />
maatregelenfi che een uitbreiding van de alcohol- en drugscontroles door de politiediensten,<br />
en dit in combinatie met sensibilisering en communicatie rond de gevaren<br />
van rijden onder invloed van alcohol en drugs.<br />
• Aanleiding<br />
Rijden onder invloed van alcohol verhoogt het risico op een verkeersongeval<br />
waarschijnlijk meer dan enige andere overtreding van de verkeerswet (Elvik & Vaa,<br />
2004). Verschillende onderzoeken hebben een relatie gevonden tussen de hoeveelheid<br />
alcohol in het bloed en het ongevallenrisico bij deelname aan het verkeer: het<br />
risico op een ongeval neemt signifi cant toe bij een bloedalcoholgehalte tussen de<br />
0,5 en 0,8 promille (Borkenstein et al., 1974 – geciteerd in Mathijssen et al., 2002;<br />
Van Vlierden, Vesentini & Cuyvers, 2004). Uit de Belgische ongevallenstatistieken<br />
van 2001 bleek in 8,4 % van de verkeersongevallen één of meerdere bestuurders<br />
onder invloed van alcohol te zijn. Bij ongevallen met doden of zwaargewonden<br />
bedroeg dit percentage 10 %. Omdat niet alle ongevallen in de offi ciële statistieken<br />
terechtkomen (De Mol, 1999 – geciteerd in Vanlaar, 2001) en omdat betrokkenen<br />
in een ongeval niet altijd moeten of kunnen blazen - bijvoorbeeld omdat zij reeds<br />
zijn afgevoerd naar een ziekenhuis - zijn de weergegeven ongevallencijfers zeer<br />
waarschijnlijk een onderschatting van de werkelijke omvang van het probleem (Van<br />
Vlierden, Vesentini & Cuyvers, 2004). Rijden onder invloed van drugs wordt het<br />
meest vastgesteld bij jonge mannen, zware druggebruikers, bezoekers van dansgelegenheden<br />
en fuiven, cannabisgebruikers, in vergelijking met gebruikers van<br />
andere drugs, vrachtwagen- en busbestuurders. Bestuurders die geloven dat drugs<br />
of medicijnen hun rijvaardigheid niet negatief beïnvloeden of die het naleven van<br />
de wetgeving ter zake niet belangrijk vinden, zijn meer geneigd te rijden na gebruik<br />
van deze middelen. De gepercipieerde pakkans voor het rijden onder invloed van<br />
drugs en medicijnen speelt een heel belangrijke rol in het stellen van dit gedrag. Er<br />
bestaat echter geen twijfel over het feit dat drugs en medicijnen de rijvaardigheid<br />
negatief kunnen beïnvloeden (Van Vlierden & Lammar, 2007).<br />
Wat het rijden onder invloed van alcohol betreft, laat de Belgische wetgeving<br />
momenteel een maximale bloedalcoholconcentratie van 0,5 promille toe. Het rijden<br />
onder invloed van drugs is in België momenteel verboden, maar controles op het<br />
naleven van de wet zijn nog omslachtig en gebeuren slechts sporadisch.<br />
Een forse verhoging van het aantal controles op alcohol- en druggebruik, in combinatie<br />
met sensibilisering en communicatie rond de gevaren van rijden onder invloed<br />
van alcohol en drugs, is daarom een erg belangrijke maatregel om rijden onder<br />
invloed van alcohol en drugs tegen te gaan.<br />
• Doel<br />
Met deze maatregel wordt een verlaging beoogd van het aantal bestuurders dat<br />
rijdt onder de invloed van alcohol en drugs, en daarmee het aantal ongevallen<br />
- 158 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
waarin bestuurders onder invloed van alcohol en/of drugs betrokken zijn.<br />
• Doelgroep<br />
De maatregel richt zich tot bestuurders van gemotoriseerde voertuigen.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Hoewel er de laatste tijd heel wat aandacht is voor het rijden onder invloed van<br />
drugs en de gevolgen hiervan op de rijvaardigheid, mag niet uit het oog verloren<br />
worden dat rijden onder invloed van alcohol ook nog steeds een belangrijk probleem<br />
blijft. Het is nodig om zowel via handhaving als via sensibilisering en communicatie<br />
het rijden onder invloed van alcohol en drugs te blijven bestrijden, en een<br />
goed doordacht beleid op te zetten voor de verdeling van mensen en middelen in<br />
dit verband.<br />
a) In België ligt het percentage ongevallen met doden of zwaargewonden waarbij<br />
één of meerdere bestuurders onder invloed van alcohol was rond de 10 %. Dit<br />
cijfer ligt aanzienlijk lager dan schattingen in het buitenland betreffende deze<br />
problematiek, maar ook de ‘Belgian Toxicology and Trauma Study’ schatte het<br />
betreffende percentage bestuurders hoger in. De belangrijkste reden van deze<br />
onderschatting blijkt het feit dat slechts in 30 à 35 % van de ongevallen met<br />
doden of ernstig gewonden een ademtest wordt afgenomen, waardoor 65 à<br />
70 % van de ongevallen met doden of gewonden sowieso in de ongevallen ‘zonder<br />
alcohol’ terechtkomen (BIVV, 2004). Daarom wordt er hier eerst en vooral<br />
aanbevolen om, in navolging van de werkgroep rond ‘rijden onder invloed van<br />
alcohol’ van de Federale Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid 2007, de<br />
politiediensten wettelijk te verplichten het alcoholgehalte te bepalen van elke<br />
betrokkene in een ongeval 20 .<br />
Het percentage ernstige ongevallen (met doden of ernstig gewonden) met alcoholgebruik<br />
blijkt bovendien sterk te variëren volgens de periode van de week en<br />
het uur van de dag. Het document van de Federale Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid<br />
(2007) maakt duidelijk dat tijdens weekendnachten het percentage<br />
ongevallen met alcohol in de periode van 2000 tot 2002 rond 25 % lag, op<br />
weeknachten rond 18 à 21 %, op weekenddagen rond 10 % en op weekdagen<br />
rond 5 à 6 %. In de nationale gedragsmeting die het BIVV in 2000 uitvoerde om<br />
te kunnen inschatten hoeveel personen rijden onder invloed van alcohol, werd<br />
ook nagegaan welke bestuurders het grootste risico liepen om onder invloed van<br />
alcohol te rijden. Hieruit bleek dat de risicogroep van bestuurders die met een<br />
UAL 21 > 0,35 mg/l achter het stuur zaten voornamelijk bestond uit mannen tussen<br />
de 26 en 54 jaar, zonder passagiers. Uit cijfers van het NIS, verzameld van<br />
1991 tot en met 2000, blijkt echter dat de leeftijdsgroep van 21- tot 23-jarigen<br />
het meest betrokken was bij alcoholgerelateerde ongevallen in <strong>Vlaanderen</strong>, in<br />
alle gradaties van ernst en voor alle weggebruikers samen. Hoewel deze leeftijds-<br />
20 Dit blijkt bovendien reeds lang in dienstbrieven van de procureur-generaal te Gent en de gouverneurs van Oost- en West-<strong>Vlaanderen</strong> en voor<br />
alle politiediensten over heel België bij gemeenschappelijke omzendbrief van de Minister van Justitie en van het College van Procureurs-Generaal<br />
van 30 maart 2006, verspreid bij Omzendbrief COL8/2006.<br />
21 UAL = Uitgeademde Alveolaire Lucht. Alveolaire lucht is lucht die uit de longblaasjes komt. Bij een ademanalyse dient men te blazen in een<br />
toestel dat de alcoholconcentratie in de uitgeademde alveolaire lucht meet. Bij een ademtest dient men te blazen in een toestel dat het niveau<br />
van de alcoholopname in de uitgeademde alveolaire lucht aangeeft.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 159 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
groep dus niet de grootste risicogroep is van mensen die meer drinken dan wettelijk<br />
is toegelaten, blijkt uit literatuur dat zij bij een laag alcoholgehalte wel een<br />
verhoogde kans op een ongeval heeft in vergelijking met oudere leeftijdsgroepen.<br />
Ook internationaal onderzoek gaf reeds aan dat onervaren bestuurders meer<br />
negatief beïnvloed worden door alcohol (en op lagere BAG-niveaus) dan ervaren<br />
bestuurders (zie o.a. Department for Transport, 1998 en Bernhoft & Behrensdorff,<br />
2003, besproken in Van Vlierden et al., 2004). Het lijkt dan ook aangewezen<br />
de Europese aanbeveling van 2001, betreffende een verlaging van de wettelijke<br />
alcohollimiet van 0,5 naar 0,2 promille voor onervaren bestuurders, te vertalen<br />
naar de Belgische wetgeving. De defi nitie van onervaren bestuurder zou dan wel<br />
verder uitgewerkt moeten worden.<br />
Deze Europese aanbeveling van 2001 raadde ook aan de wettelijke alcohollimiet<br />
van 0,5 naar 0,2 promille te verlagen voor professionele chauffeurs,<br />
zoals vrachtwagen- en busbestuurders. Onderzoek heeft immers uitgewezen dat<br />
zelfs een laag BAG de vaardigheden van de meeste professionele bestuurders<br />
vermindert en het risico op een ongeval vergroot (Perrine et al., 1987). Vrachtwagen-<br />
en busbestuurders maken vaak lange ritten, rijden vele uren per dag en<br />
rapporteren vaak vermoeid te zijn. De frequentie van in slaap vallen achter het<br />
stuur is bovendien al bij een laag BAG verhoogd. Als er ongevallen met vrachtwagens<br />
en bussen gebeuren is de letselernst vele malen groter dan bij ongevallen<br />
met personenwagens (Van Vlierden et al., 2004). Bovendien kunnen ongevallen<br />
met grote voertuigen ernstige schade, ontwrichting van het verkeer, vertragingen<br />
en opstoppingen veroorzaken (Europese Commissie, 2001). Aangezien het<br />
vrachtverkeer en het vervoer van passagiers via bussen de laatste jaren sterk is<br />
toegenomen, heeft de Europese Commissie dan ook aanbevolen de wettelijke<br />
alcohollimiet van deze ‘professionele bestuurders’ te verlagen. Het lijkt aangewezen<br />
ook deze Europese aanbeveling te vertalen naar de Belgische wetgeving.<br />
In navolging van de werkgroep rond ‘rijden onder invloed van alcohol’ van de<br />
Federale Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid 2007 is het aanbevolen om<br />
voortaan jaarlijks één bestuurder op drie aan een ademtest te onderwerpen, en<br />
om de alcoholcontroles niet te beperken tot specifi ek gerichte acties, maar ze gedurende<br />
het hele jaar uit te voeren. Hierbij dient de nadruk te liggen op aselecte<br />
controles, om op die manier de bevolking duidelijk te maken dat niemand kan<br />
ontsnappen aan alcoholcontroles.<br />
Voor de aanpak van recidivisten en zware overtreders betreffende het rijden<br />
onder invloed van alcohol ten slotte, wordt de installatie van een alcoholslot aanbevolen.<br />
Dit moet dan gekaderd worden in een totaalprogramma op gebied van<br />
bestrijding van rijden onder invloed van alcohol, waaraan alle betrokkenen hun<br />
medewerking verlenen (Verlaak, 2004). De juridische implicaties en de ontwikkeling<br />
van een Belgisch alcoholslotprogramma vragen verder onderzoek (Scheers et<br />
al., 2006).<br />
Naast deze handhavingsmaatregelen dienen de communicatie- en sensibiliseringsinspanningen<br />
die reeds geleverd worden, voortgezet in de toekomst. De<br />
combinatie van beide vormen van aanpak blijkt immers een doeltreffende manier<br />
van gedragsbeïnvloeding.<br />
- 160 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
) Eén van de belangrijkste determinanten van het rijden onder invloed van drugs<br />
(en medicijnen) blijkt het besef van bestuurders dat hun pakkans relatief klein is,<br />
aangezien momenteel controles op druggebruik om technische redenen meestal<br />
slechts sporadisch gebeuren (Silverans, Drevet & Vanlaar, 2005). De politie organiseert<br />
weinig controles omdat er te weinig politiemensen opgeleid zijn en de<br />
controles ingewikkeld en tijdrovend zijn. Bovendien zijn de meningen verdeeld<br />
over de betrouwbaarheid van de zogenaamde ‘testbatterij’ die momenteel deel<br />
uitmaakt van de procedure (Federale Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid,<br />
2007).<br />
Momenteel wordt de volgende procedure gevolgd:<br />
1) aan de hand van een zogenaamde ‘testbatterij’ (een geheel van fysieke<br />
tekenen en psychomotorische testen) worden uiterlijke kenmerken van recent,<br />
vermoedelijk, druggebruik gecontroleerd;<br />
2) wanneer de testbatterij positief is, wordt een urinemonster afgenomen;<br />
3) wanneer deze test positief is, volgt een bloedproef.<br />
(Verstraete & Walsh in TRB, 2006; Willekens et al., 2002; Godart, 2005;<br />
BIVV, 1999)<br />
De huidige procedure wordt als te tijdrovend en ingewikkeld ervaren. Sterke<br />
vereenvoudiging is mogelijk als nieuwe betrouwbare, gebruiksvriendelijke en<br />
snellere testen beschikbaar zouden zijn, zoals speeksel- of zweettesten. Op dit<br />
moment gebeurt er heel wat onderzoek in Europa naar methoden of toestellen<br />
die wetenschappelijk als voldoende betrouwbaar worden beschouwd. Zodra<br />
dergelijke methoden of toestellen ter beschikking komen, is het wenselijk dat<br />
ze ook in België onmiddellijk kunnen worden gebruikt (Scheers et al., 2006).<br />
Uiteraard dient op dat moment de politie ook de nodige opleiding te krijgen om<br />
hiermee op een correcte manier om te gaan. Een additioneel voordeel van meer<br />
controles is dat dit zou toelaten dat er op systematische wijze data verzameld<br />
kunnen worden over het aantal ongevallen die onder invloed van drugs gebeuren.<br />
Op dit moment zijn er in België immers geen cijfers beschikbaar (Scheers et<br />
al., 2006). Het ROPS-rapport (Scheers et al., 2006) raadt bovendien aan om bij<br />
alle bestuurders, die bij een dodelijk ongeval betrokken zijn, een toxicologische<br />
analyse uit te voeren. Ook dergelijke data zouden vervolgens statistisch verwerkt<br />
kunnen worden.<br />
In Belgisch onderzoek (Silverans, Drevet & Vanlaar, 2005) vond 70,6 % van de<br />
ondervraagden de pakkans voor het rijden onder invloed van drugs klein; slechts<br />
7,7 % vond deze groot of zeer groot. Om de subjectieve pakkans te verhogen<br />
wordt aangeraden om aselecte drugstesten uit te voeren, en deze vooral toe te<br />
passen op tijdstippen en locaties waar er een hoog risico bestaat voor rijden<br />
onder invloed van drugs (Swann et al., besproken in Van Vlierden & Lammar,<br />
2007).<br />
De hierboven genoemde maatregelen op gebied van handhaving van rijden onder<br />
invloed van drugs gaan best gepaard met communicatie en sensibilisering aan<br />
potentiële gebruikers over de gevaren van het gecombineerd gebruik van alcohol<br />
en drugs en de gevaren van rijden onder invloed van drugs an sich. Aangezien de<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 161 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
gepercipieerde ernst van rijden onder invloed van drugs een signifi cante voorspeller<br />
is van dit gedrag, zijn preventieve maatregelen die ingaan op het verhogen van<br />
het bewustzijn dat druggebruik een aanzienlijk gevaar voor de verkeersveiligheid<br />
oplevert, nog altijd zinvol (Jonah et al., 2004). Buiten het overdragen van kennis<br />
over de gevaren van het rijden onder invloed van drugs, moeten dergelijke sensibiliseringsacties<br />
echter ook inspelen op attitudes en allerlei andere aspecten, zoals<br />
het gegeven dat sommige bestuurders toch het risico nemen om onder invloed van<br />
drugs achter het stuur te kruipen ‘omwille van de kick’ of omwille van de sociale<br />
norm die dergelijk gedrag goedkeurt of aanmoedigt (Widera & Krueger, 1992).<br />
Assailly (2002 – besproken in Van Vlierden & Lammar, 2007) geeft aan dat het<br />
best is dergelijke voorlichting zo vroeg mogelijk te laten plaatsvinden. Hierbij kan<br />
gedacht worden aan lespakketten voor scholen, acties zoals die van de Responsible<br />
Young Drivers, enzovoort. Verder gaf Neale (2001, besproken in Van Vlierden<br />
& Lammar, 2007) aan dat het voelbaar maken van de effecten van verschillende<br />
drugs en combinaties in een rijsimulator, en programma’s die de sociale norm van<br />
rijden onder invloed in vraag stellen en die jongeren leren neen te zeggen, wellicht<br />
ook mogelijk zijn. Ook preventie-interventies, gericht op de betekenisvolle relaties<br />
(vriend/vriendin, ouders) in het leven van jongeren kunnen belangrijk zijn (Lewis<br />
et al., 2005, besproken in Van Vlierden & Lammar, 2007). Bestuurders, die in het<br />
verleden zelf reden onder invloed van drugs maar omwille van veiligheidsredenen<br />
hun gedrag veranderden, kunnen aan dit soort preventie een onschatbare bijdrage<br />
leveren (Neale, 2001, besproken in Van Vlierden & Lammar, 2007).<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
• Betrokken ongevallen<br />
Om effectief het rijden onder invloed van alcohol en drugs te verminderen, dient de<br />
kans op politiecontroles voldoende hoog te zijn, het hele jaar door. Bovendien dient<br />
de strafkans de pakkans ook te volgen: dit betekent dat er de komende jaren naast<br />
investeringen in communicatie en sensibilisering ook extra investeringen nodig zijn<br />
in een adequate en aangepaste bestraffi ng en een sluitende strafuitvoering (Federale<br />
Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid, 2007).<br />
• Betrokken ongevallen<br />
Verschillende buitenlandse studies, besproken in Van Vlierden & Lammar (2007),<br />
hebben aangetoond dat een verlaging van de maximaal toegelaten alcohollimiet<br />
bij beginnende autobestuurders leidde tot een afname van ongevalsbetrokkenheid<br />
van deze bestuurders bij ernstige ongevallen en van het aantal alcoholgerelateerde<br />
ongevallen waarbij doden vielen.<br />
• Effectiviteit<br />
De SWOV heeft berekend dat, onder bepaalde voorwaarden - waarbij de landelijke<br />
intensifi ëring van alcoholcontroles zeer belangrijk is – het aantal slachtoffers<br />
van alcoholgerelateerde ongevallen met 25 % kan verminderen (Schoon, 2000).<br />
Elvik & Vaa (2004) menen dat ‘drink-driving enforcement’ het percentage dodelijke<br />
ongevallen met 9 % kan doen dalen, en het percentage letselongevallen met 7 %.<br />
- 162 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
• Berekening potentieel van de maatregel<br />
Het potentieel van deze maatregel zit in het reduceren van de gedragsfenomenen<br />
van rijden onder invloed van alcohol en drugs.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
• Handhaving<br />
Alcohol- en drugscontroles zijn een taak voor politiemedewerkers. Met andere woorden:<br />
voor de praktische organisatie van handhaving dient overleg georganiseerd te<br />
worden met de federale Minister van Binnenlandse Zaken omdat de politiediensten<br />
onder zijn bevoegdheid vallen. Voor de concrete bestraffi ng is inschakeling van de<br />
parketten en de politiediensten nodig. Dit vereist dus ook overleg met de federale<br />
Minister van Justitie en het Openbaar Ministerie, aangezien deze de prioriteiten<br />
voor de opsporing en vervolging van verkeersmisdrijven bepalen.<br />
Door prioriteiten te leggen op Vlaams niveau kan ernaar gestreefd worden ook de<br />
prioriteiten op federaal en lokaal niveau te beïnvloeden.<br />
• Sensibilisering/communicatie<br />
Het lijkt aangewezen om voor de uitwerking van dit luik het VSV in te schakelen,<br />
aangezien zij een belangrijke bijdrage kunnen leveren voor de ontwikkeling van<br />
acties, campagnes, lesmateriaal en dergelijke om mensen te informeren en te sensibiliseren<br />
over de gevaren die rijden onder invloed van alcohol en drugs met zich<br />
meebrengen. Overleg met het BIVV lijkt hierbij aangewezen, aangezien het al heel<br />
wat materiaal rond deze thematiek uitgewerkt heeft.<br />
HAALBAARHEID<br />
Een uitbreiding van het aantal alcohol- en drugscontroles is afhankelijk van de hoeveelheid<br />
beschikbare manschappen en toestellen, maar ook van de verwerkingscapaciteit<br />
van de parketten en de procedures die van toepassing zijn. Uiteraard is het<br />
belangrijk te weten wat de mogelijkheden zijn om bijvoorbeeld via de opbrengsten<br />
van het verkeersveiligheidsfonds de nodige effi ciënte en gebruiksvriendelijke toestellen<br />
voor controles te kunnen aankopen.<br />
OUTPUTINDICATOR(EN)<br />
- Aantal voertuigen op jaarbasis waarvan de bestuurders op het gebruik van<br />
alcohol en/of drugs gecontroleerd worden.<br />
- Registratie van periodes/tijdstippen in het jaar wanneer alcohol- en/of drugscontroles<br />
georganiseerd worden.<br />
- Aantal bestuurders die bij een dodelijk ongeval betrokken zijn, bij wie een<br />
toxicologische analyse wordt uitgevoerd.<br />
- Aantal betrokkenen in een ongeval bij wie het alcoholgehalte bepaald wordt.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
- Samenwerking met de federale overheid en met het Openbaar Ministerie.<br />
- Aanpassing van wetgeving om verlaging maximaal toegelaten alcohollimiet voor<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 163 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
onervaren bestuurders en vrachtwagen- en buschauffeurs te kunnen realiseren<br />
(omzetting Europese aanbeveling naar Belgische wetgeving).<br />
- Om de motivatie te behouden, is ook een effi ciënte bestraffi ng nodig bij vaststelling<br />
van alcohol– of drugsgebruik.<br />
- Om voldoende draagvlak te creëren en te behouden zijn ondersteunende, sensibiliserende<br />
acties noodzakelijk. De combinatie van sensibiliserende communicatie<br />
en handhaving is een doeltreffend middel tot gedragsbeïnvloeding.<br />
- Nieuwe drugs en de invloed ervan op de rijvaardigheid verdienen goede<br />
opvolging.<br />
- Hanteren van eenduidige manier om op systematische wijze data te kunnen<br />
verzamelen over het aantal ongevallen die onder invloed van alcohol en drugs<br />
gebeuren.<br />
- Opvolgen van testen met methoden of toestellen voor het controleren van druggebruik,<br />
zodanig dat dergelijke methoden of toestellen, van zodra ze als voldoende<br />
betrouwbaar en gebruiksvriendelijk beschouwd worden, ook in België gebruikt<br />
kunnen worden.<br />
LITERATUUR<br />
• Belgisch Instituut voor de VerkeersVeiligheid (1999). Drugs in het verkeer. Via<br />
Secura, 46, 7.<br />
• Belgisch Instituut voor de VerkeersVeiligheid (2004). Opvolging van de maatregelen<br />
voorgesteld door het begeleidingscomité van de Staten-Generaal van de<br />
verkeersveiligheid. Dossier 2: alcohol en illegale drugs.<br />
• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The handbook of road safety measures. Amsterdam:<br />
Elsevier.<br />
• European Commission (2001). Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen,<br />
L 43, 14.02.2001, 31-36. Aanbeveling van de Commissie van 17 januari<br />
2001 betreffende de maximaal toegestane alcoholconcentratie in het bloed bij<br />
bestuurders van motorvoertuigen. Beschikbaar via volgende URL:<br />
http://europa.eu.int.<br />
• Godart, B. (2005). Vermijd de laatste trip… Studie over de ongevalsrisico’s voor<br />
bestuurders onder invloed van alcohol en/of drugs. Via Secura, 70, 11-13.<br />
• Jonah, B., Thiffault, P., Beirness, D. & Boase, P. (2004). The Road Safety Monitor<br />
– Tracking public opinion regarding alcohol and drug impairment. Proceedings of<br />
the 17th International Conference on Alcohol, Drugs and Traffi c Safety, Glasgow,<br />
U.K.<br />
• Mathijssen, M., Koornstra, M. & Commandeur, J. (2002). Het effect van alcohol-,<br />
drugs- en geneesmiddelengebruik op het letselrisico van automobilisten. Leidschendam:<br />
SWOV.<br />
• Perrine, M., Beard, J., Forman, R., Forney, R., Friedman, G., Majerus, L., Maull,<br />
K., Nargelanas, L., Pendleton, O., Reeder, R., Rockwell, T., Smiley, A., Soldon,<br />
S. & Voas, R. (1987). Zero alcohol and other options. Limits for truck and bus<br />
drivers (Special Report 216). Washington DC, U.S.A.: Transportation Research<br />
Board.<br />
- 164 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
• Scheers, M., Verstraete, A., Adriaensen, M., Raes, E. & Tant, M. (2006). ROPS.<br />
Rijden onder invloed van psychoactieve stoffen. Uitgebreide samenvatting. Brussel:<br />
Federaal Wetenschapsbeleid.<br />
• Schoon, C. (2000). Verkeersveiligheidsanalyse van het concept-NVVP. Deel 1:<br />
effectiviteit van maatregelen. Leidschendam: SWOV.<br />
• Silverans, P., Drevet, M. & Vanlaar, W. (2005). Attitudemeting verkeersveiligheid<br />
2003-2004. Brussel: Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid. Beschikbaar via<br />
URL: http://www.bivv.be/dispatch.wcs?uri=717556362&action=viewStream&la<br />
nguage=nl.<br />
• Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid (2007). Dossier rijden onder invloed<br />
van alcohol. Beschikbaar via URL:<br />
http://www.fcvv.be/Docs/Groups/FCVV%20WG%20alcohol%20DEF.pdf.<br />
• Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid (2007). Dossier rijden onder invloed<br />
van drugs. Beschikbaar via URL:<br />
http://www.fcvv.be/Docs/Groups/FCVV%20WG%20Drugs%20DEF.pdf.<br />
• Transportation Research Board (Ed.) (2006). Drugs and traffi c. A symposium.<br />
June 20-21, 2005 Woods Hole, Massachusetts (Circular No. E-C096). Washington<br />
D.C., U.S.A.: National Research Council. Document beschikbaar via URL:<br />
http://onlinepubs.trb.org/onlinepubs/circulars/ec096.pdf.<br />
• Van Vlierden, K., Vesentini, L. & Cuyvers, R. (2004). Vooronderzoek naar alcoholgebruik<br />
in relatie tot verkeersveiligheid. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid<br />
bij Stijgende Mobiliteit.<br />
• Van Vlierden, K. & Lammar, P. (2007). Drugs en medicijnen in het verkeer. Diepenbeek:<br />
Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
• Vanlaar, W. (2001). Rijden onder invloed van alcohol in België. Resultaten van<br />
de tweede gedragsmeting, uitgevoerd in 2000. Brussel: Belgisch Instituut voor de<br />
Verkeersveiligheid.<br />
• Verbokkem, C., Dikker, E., Scheffers, P. & Lindeloof, M (in samenwerking met de<br />
Klankbordgroep EKoV) (2002). Effecten en kosten van verkeersveiligheidsmaatregelen.<br />
De Bilt: Grontmij Verkeer & Infrastructuur bv.<br />
• Verlaak, J. (2004). Bestuurderscontrolesystemen voor vermoeidheid en rijden<br />
onder invloed. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
• Wegman, F. & Aarts, L. (2005). Door met duurzaam veilig. Nationale verkeersveiligheidsverkenning<br />
voor de jaren 2005-2020. Leidschendam: SWOV.<br />
• Widera, T. & Krueger, H.-P. (1992). Social infl uences on driving under psychoactive<br />
substances. Proceedings of the 16th International Conference on Alcohol,<br />
Drugs and Traffi c Safety, Montréal, Canada, 1177.<br />
• Willekens, M., Samyn, N., De Boeck, G., Maes, V. & Verstraete, A. (2002). First<br />
experiences with the new law on DUID in Belgium: fi eld results and plasma levels<br />
of illicit drugs. Proceedings of the 16th International Conference on Alcohol,<br />
Drugs and Traffi c Safety, Montréal, Canada, 205-211.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 165 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
2.4 Stimuleren verantwoordelijke bediening horeca<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Deze maatregelenfi che gaat na in hoeverre bedienend horecapersoneel gestimuleerd<br />
kan worden om het geven van alcoholische dranken aan klanten die onder<br />
invloed raken te beperken en om te voorkomen dat die onder invloed willen rijden.<br />
• Aanleiding<br />
Naast buitenlands onderzoek geeft ook Belgisch onderzoek zeer hoge percentages<br />
op voor het aantal bestuurders onder invloed die een publieke drankgelegenheid<br />
verlaten hebben. Van alle bestuurders die in de gedragsmeting van 2000 een BAG<br />
(Bloed Alcohol Gehalte) van minstens 0,5 promille hadden, kwam 44,9 % uit een<br />
restaurant, café, pub of bar en 14,5 % uit een discotheek, dancing of fuif (Vanlaar,<br />
2001).<br />
In deze fi che wordt het stimuleren van de verantwoordelijken voor bediening in<br />
de horeca beschreven als een manier om rijden onder invloed van alcohol te<br />
vermijden. Ook de werkgroep die tijdens de meest recente Federale Staten-Generaal<br />
van de Verkeersveiligheid (2007) werkte rond ‘jonge bestuurders’ gaf deze<br />
aanbeveling mee.<br />
• Doel<br />
Uitbaters en bedienend personeel in horecazaken stimuleren tot het aannemen van<br />
‘verantwoordelijke bedieningspraktijken’, om op die manier:<br />
- de consumptie van alcoholische dranken door klanten te monitoren en zwaardere<br />
drinkers proberen te doen ophouden indien nodig, om te voorkomen dat deze<br />
mensen onder invloed geraken;<br />
- te voorkomen dat klanten onder invloed rijden.<br />
• Doelgroep<br />
Uitbaters en bedienend personeel van horecazaken in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Om deze maatregel effectief te organiseren, is het nodig om trainingsprogramma’s<br />
voor het bedienend personeel te organiseren. Literatuuronderzoek (McKnight,<br />
1993) heeft uitgewezen dat dergelijke programma’s vaak uit een aantal onderdelen<br />
bestaan:<br />
- achtergrond van bedieningspraktijken (veiligheid, gezondheid, sociale, economische,<br />
wetgevende en gerechtelijke overwegingen);<br />
- preventieprocedures (bijvoorbeeld aanbieden van alternatieve dranken);<br />
- interventieprocedures (bijvoorbeeld weigeren van bediening, opmerken van<br />
tekenen van dronkenschap);<br />
- beleid van drankbediening (bijvoorbeeld vermijden van promotieacties die<br />
overmatig drinken bevorderen).<br />
- 166 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
• Betrokken ongevallen en effectiviteit<br />
Er zijn reeds evaluaties gedaan van dergelijke trainingsprogramma’s, maar deze leveren<br />
gemengde resultaten op. Trainingsprogramma’s opzetten voor de verantwoordelijken<br />
voor de bediening in de horeca is een bemoedigend initiatief. Uiteindelijk<br />
evenwel is het de manier waarop klanten reageren op het bedienend personeel die<br />
zal bepalen wat het effect is van het volgen van de training als preventiemaatregel<br />
voor rijden onder invloed van alcohol, en daarmee voor de aantallen en soorten<br />
ongevallen en verwondingen (Van Vlierden, 2005). Indien de klanten op andere<br />
manieren toch aan alcohol kunnen geraken, en toch dronken worden, haalt de<br />
cursus van het bedienend personeel op zich niet echt veel uit (Mc Knight, 1993).<br />
Bovendien leeft de horecasector voor een stuk van alcoholische dranken. Mogelijke<br />
interventies van bedienend personeel (om zwaar drinken en de effecten hiervan te<br />
reduceren) zijn dan ook vaak niet in overeenstemming met de oorspronkelijke doelstelling<br />
van de uitbater (Van Vlierden, 2005). Bovendien kunnen dergelijke acties<br />
ook invloed uitoefenen op de fooien die het bedienend personeel krijgt (Berger &<br />
Snortum, 1985 – geciteerd in Liang et al., 2004).<br />
Het lijkt dan ook onwaarschijnlijk dat veel drankgelegenheden dergelijke programma’s<br />
zullen opzetten of promoten, tenzij ze hiertoe gedwongen worden door economisch<br />
zelfbelang, door strenge handhaving van wetten tegen het bedienen van<br />
dronken klanten of door het succesvol opvolgen van schadeclaims tegen uitbaters<br />
van drankgelegenheden (NHTSA, 1996).<br />
Hoe dan ook heeft onderzoek wel uitgewezen dat de publieke opinie enige verantwoordelijkheid<br />
voor bedienend personeel erkent (Wagenaar et al., 2001). Tot slot<br />
moet opgemerkt worden dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor onverantwoorde<br />
consumptie uiteraard bij de bestuurders onder invloed zelf blijft liggen. In<br />
die zin is deze maatregel aanvullend bij fi che 2.3 ‘Uitbreiding alcohol- en drugscontroles’.<br />
Pogingen om verantwoordelijke bedieningspraktijken op te zetten mogen<br />
dan ook niet gepaard gaan met een verslapping van de educatieve en handhavingsinspanningen<br />
die het gedrag van bestuurders kunnen veranderen (Mc Knight,<br />
1993).<br />
• Berekening potentieel van de maatregel<br />
Het potentieel van deze maatregel heeft vooral te maken met het reduceren van<br />
gedragsfenomenen zoals het rijden onder invloed van alcohol.<br />
VERANTWOORDELIJKEN EN HAALBAARHEID<br />
Het lijkt aangewezen om de VSV in te schakelen voor de ontwikkeling van dergelijke<br />
trainingsprogramma’s voor bedienend personeel, in samenwerking met het BIVV.<br />
Uiteraard spreekt het voor zich dat ook de horecasector en belangenverenigingen<br />
van deze sector ingeschakeld worden in het overleg over, en de ontwikkeling van,<br />
dergelijke programma’s.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 167 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
OUTPUTINDICATOR(EN)<br />
- Aantal trainingsprogramma’s die effectief opgezet worden.<br />
- Aantal horecazaken in <strong>Vlaanderen</strong> die het bedienend personeel laten deelnemen<br />
aan de betreffende trainingsprogramma’s.<br />
- Aantallen bedienende personeelsleden die deelnemen aan de betreffende trainingsprogramma’s.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
Het opzetten van dergelijke stimuleringsacties voor verantwoordelijken voor bediening<br />
in de horeca mag niet gepaard gaan met een verslapping van educatieve en<br />
handhavingsacties die het gedrag van bestuurders kunnen beïnvloeden (Mc Knight,<br />
1993) (zie ook fi che 2.3 ‘Uitbreiding alcohol- en drugscontroles’).<br />
LITERATUUR<br />
• Liang, L., Sloan, F. A. & Stout, E. M. (2004). Precaution, compensation, and<br />
threats of sanction: the case of alcohol servers. International Review of Law and<br />
Economics, 24(1), 49-70.<br />
• McKnight, A. J. (1993). Server intervention: accomplishments and needs. Alcohol<br />
Health and Research World, 17 (1), 76-83.<br />
• National Highway Traffi c Safety Administration (NHTSA) (1996). The use of<br />
sobriety checkpoints for impaired driving enforcement. Washington D.C., U.S.A.<br />
• Van Vlierden, K. (2005). Jongeren en alcohol in het verkeer. Bevindingen uit<br />
internationale literatuur en uit een bevraging van gedrag en mening van Vlaamse<br />
hogeschoolstudenten. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende<br />
Mobiliteit.<br />
• Vanlaar, W. (2001). Rijden onder invloed van alcohol in België. Resultaten van<br />
de tweede gedragsmeting, uitgevoerd in 2000. Brussel: Belgisch Instituut voor<br />
Verkeersveiligheid.<br />
• Wagenaar, A., Denk, C., Hannan, P., Chen, H. & Harwood, E. (2001). Liability<br />
of commercial and social hosts for alcohol-related injuries. A national survey of<br />
accountability norms and judgments. Public Opinion Quarterly, 65 (3), 344-368.<br />
- 168 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
2.5 Handhaving zwaar vervoer<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Er worden meer controles uitgevoerd op gevaarlijke overtredingen door vrachtwagenbestuurders.<br />
Om deze controles te vergemakkelijken bepleit de overheid de<br />
invoering van een aantal technologische vernieuwingen.<br />
• Aanleiding<br />
In tegenstelling tot de meeste andere weggebruikers, zien we bij lichte vrachtwagens<br />
een toename van het aantal ongevallen, vooral op autosnelwegen. Een<br />
belangrijke verklaring ligt ongetwijfeld in de sterke groei van dit vervoermiddel. Als<br />
belangrijkste ongevalsoorzaken worden aangegeven (Staten-Generaal):<br />
- de rechts afslaande beweging, manoeuvres en onvoldoende afstand houden;<br />
- ladingverlies en meer algemeen de rol van de belading op het rijgedrag;<br />
- wegwerkzaamheden, slechte zichtomstandigheden;<br />
- buitenlanders die minder vertrouwd zijn met de Vlaamse situatie;<br />
- gebruik van cruisecontrol.<br />
Bovendien vormen vrachtwagens, door hun massa, voornamelijk voor derden een<br />
gevaar. Tenslotte werd vastgesteld dat het huidige gordelgebruik bij vrachtwagenbestuurders<br />
in Europa zeer laag is. Ook rijden bij vermoeidheid en overgewicht stellen<br />
een probleem voor verkeersveiligheid.<br />
• Doel<br />
Het doel van de maatregel is te komen tot een veiliger vrachtverkeer.<br />
• Doelgroep<br />
De maatregel is in de eerste plaats gericht op de vrachtwagenbestuurders. Dit betekent<br />
evenwel niet dat zij de enige verantwoordelijken zijn voor het ontstaan van de<br />
vrachtwagenongevallen.<br />
• Detailbeschrijving<br />
De maatregels beschreven in deze fi che omvatten een reeks voorstellen die elk een<br />
bijdrage leveren aan de gestelde problematiek door het aanpakken van de voornaamste<br />
ongevalsoorzaken zoals geformuleerd in de Staten-Generaal.<br />
De maatregelenfi che houdt extra controles in van risicovolle overtredingen. Deze<br />
overtredingen omvatten het niet-respecteren van rij- en rusttijden, negeren van het inhaalverbod,<br />
onvoldoende afstand houden, het niet dragen van de gordel, afl eiding<br />
achter het stuur, een foutieve belading, overdreven snelheid.<br />
Voor deze controles staan een aantal middelen ter beschikking. Via mobiele<br />
weegassen kan de belading op meer locaties nagegaan worden (overbelading).<br />
Onbemande camera’s zijn geschikt voor het controleren op snelheid en het negeren<br />
van het inhaalverbod. De digitale tachograaf laat een inspectie van de rij- en rusttijden<br />
toe. Een verdere uitbreiding tot een blackbox laat ook toe om andere overtredingen<br />
te registreren (gordel, …). Controleacties kunnen in combinatie gebeuren<br />
met douane en accijnzen, arbeidsinspectie en de wegeninspecteurs van de Vlaamse<br />
overheid. Gezien het grote aandeel van de lichte vrachtwagens in de ongevallen,<br />
moet, in overleg met de sector, onderzocht worden in welke mate bepaalde eisen<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 169 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
waaraan zware vrachtwagens moeten voldoen, ook kunnen gelden (na aanpassing)<br />
voor lichte vrachtwagens.<br />
De voornaamste maatregel omvat dus een verhoogde controle, waarbij deze<br />
vergemakkelijkt wordt door een aantal technologische vernieuwingen. De Vlaamse<br />
overheid zal daarom de invoering van deze technologie bepleiten bij de Europese<br />
autoriteiten. Het Agentschap Wegen en Verkeer kan tevens instaan voor voldoende<br />
vaste of mobiele weegbruggen om de controle op het overladen te vergemakkelijken.<br />
Daarnaast voorzien digitale camera’s bijkomende mogelijkheden voor handhaving.<br />
Verder onderzoek naar de ongevalsoorzaken van vrachtwagenongevallen blijft<br />
eveneens noodzakelijk. Het is wenselijk om een haalbaarheidsstudie uit te voeren<br />
over de mogelijke oprichting van een instituut voor ongevallenanalyse.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
In 2005 gebeurden in <strong>Vlaanderen</strong> 2.176 ongevallen met zware vrachtwagens.<br />
In 2.773 ongevallen was een lichte vrachtwagen betrokken. De ongevallen met<br />
vrachtwagens zijn doorgaans veel ernstiger en meestal valt het slachtoffer buiten de<br />
vrachtwagen. Bij 96 dodelijke ongevallen met vrachtwagens vielen ‘slechts’ negen<br />
doden bij de inzittenden van de vrachtwagen. In de andere ongevallen was het<br />
slachtoffer de andere weggebruiker. De laatste jaren is het aantal verkeersslachtoffers<br />
bij lichte vrachtwagens, in tegenstelling tot de meeste andere soorten van weggebruikers,<br />
fors toegenomen. Zij vormen dan ook een belangrijke doelgroep voor<br />
de maatregelen, zeker voor snelheid en belading.<br />
Studies rond het verband tussen rijtijd bij beroepschauffeurs en ongevalsrisico<br />
wijzen uit dat het risico begint toe te nemen vanaf een onafgebroken rijtijd van zes<br />
uur. Voor een rijtijd tot tien uur neemt het risico toe met 10 tot 80 %. Vanaf 10 u<br />
bedraagt de toename 100 tot 250 % (Elvik & Vaa, p. 377). Het risico neemt toe<br />
naarmate er langer onafgebroken gereden wordt (Elvik & Vaa, p. 902).<br />
Snelheid is en blijft een zeer belangrijke ongevalsoorzaak. Door het uitvoeren van<br />
extra snelheidscontroles kan de snelheid van vrachtwagens (vooral dan van lichte<br />
vrachtwagens) verlaagd worden. Hierdoor neemt het aantal ongevallen af<br />
(Van Hout et al., 2005).<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Concurrentievervalsing door het overtreden van regels wordt tegengegaan (vooral<br />
bij controles op rijtijden). Door de Europese afstemming wordt ook een harmonisatie<br />
van de arbeidsvoorwaarden nagestreefd.<br />
Extra controles op overlading beogen een betere naleving van de reglementering<br />
ter zake. Hierdoor vermindert de slijtage aan de wegverharding en verkleint het<br />
risico op spoorvorming. Minder onderhoudswerken zijn het gevolg waardoor ook<br />
verkeersproblemen tijdens werken afnemen. Een verminderde spoorvorming draagt<br />
op haar beurt eveneens bij tot een verbeterde verkeersveiligheid.<br />
- 170 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
VERANTWOORDELIJKEN<br />
Controleactiviteiten zijn bij uitstek de kernactiviteiten van de politiediensten. Ook de<br />
parketten spelen evenwel een belangrijke rol in de vervolging van de overtredingen.<br />
De invoering van voertuigtechnologie is een Europese materie, terwijl de plaatsing<br />
van digitale camera’s tot de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder behoort.<br />
De homologatie van de toestellen is dan weer een federale bevoegdheid.<br />
HAALBAARHEID<br />
Recent gaf de federale Minister van Mobiliteit de aanzet tot een verstrengde controle<br />
van vrachtwagens. De maatregel voorziet voornamelijk in het verder uitbouwen<br />
en perfectioneren van reeds bestaande systemen voor handhaving. Als dusdanig<br />
zijn geen onoverkomelijke technische problemen te verwachten. De controleactiviteiten<br />
worden geleidelijk opgevoerd naar een optimaal aantal uren, conform de<br />
Europese Richtlijn 2006/22. Bijkomende controles vergen uiteraard bijkomende<br />
personeelsinzet, hoewel door een effi ciëntere controle per tijdseenheid meer voertuigen<br />
gecontroleerd kunnen worden. De invoering van de technologieën is dus<br />
noodzakelijk om de controleactiviteit betaalbaar te houden.<br />
Via het verkeersveiligheidsfonds kan bijkomend materiaal voor de controles aangekocht<br />
worden. Deze middelen worden uitgebreid in functie van het aantal controleuren.<br />
OUTPUTINDICATOREN<br />
Als indicator wordt het aantal gecontroleerde vrachtwagens gehanteerd, opgesplitst<br />
naar controleactiviteit.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
Vaak wordt een effi ciënte controle bemoeilijkt door een gebrek aan de juiste apparatuur.<br />
Ook de procedures kunnen beter afgestemd worden op de beschikbare<br />
apparatuur. De meest effi ciënte apparatuur moet bruikbaar zijn. Eventueel moeten<br />
procedures aangepast worden. Controles moeten snel en effi ciënt uitgevoerd kunnen<br />
worden, ook om het oponthoud voor het vrachtverkeer maximaal te beperken.<br />
De vervolgingscapaciteit moet uitgebreid worden in functie van de controleactiviteiten.<br />
Handhaving zonder vervolging verliest immers veel van zijn slagkracht. Een<br />
administratieve afhandeling van de meeste overtredingen, zoals momenteel geregeld<br />
via het aslastendecreet, kan de druk op de parketten verlichten.<br />
Een duidelijke wetgeving en reglementering zijn noodzakelijk voor een effi ciënte<br />
handhaving. Controles die op het terrein moeilijk uitvoerbaar zijn, zullen niet uitgevoerd<br />
worden.<br />
De bepaling van de prioriteiten naar controle toe dient verder onderbouwd te worden<br />
door wetenschappelijk onderzoek naar de voornaamste oorzaken van ernstige<br />
vrachtwagenongevallen.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 171 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
REFERENTIES<br />
• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The Handbook of Road Safety Measures. Elsevier.<br />
• EU (2006). Richtlijn 2006/22/EG van het Europese Parlement en de Raad van 15<br />
maart 2006.<br />
• Staten-Generaal voor de Verkeersveiligheid (2002). Dossier 5 – Maatregelen voor<br />
veiliger verkeer met vrachtauto’s. SGVV, Brussel.<br />
• Staten-Generaal voor de Verkeersveiligheid (2007). Dossier: Wegvervoer van<br />
personen en van goederen. SGVV, Brussel.<br />
• Van Hout, K., Nuyts, E. & Dreesen, A. (2005). Verlaging van de snelheidslimiet<br />
voor vrachtwagens. Effecten op verkeersveiligheid. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid<br />
bij Stijgende Mobiliteit.<br />
- 172 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
2.6 Snelheidscontroles<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Om het aantal snelheidsovertredingen te verminderen, beoogt deze maatregelenfi<br />
che een uitbreiding van effi ciëntere, gerichte snelheidscontroles. Om effectief<br />
snelheidsovertredingen te verminderen, dient de kans op politiecontroles en bestraffi<br />
ng voldoende hoog te zijn, het hele jaar door. Dit moet gepaard gaan met een<br />
duidelijke communicatie voor de weggebruikers om een draagvlak te creëren.<br />
• Aanleiding<br />
Snelheid is een belangrijke risicofactor (Elvik & Vaa, 2004). Snelheid beïnvloedt<br />
zowel de ongevalskans als de ongevalsernst (Van Hout et al., 2005). De rijsnelheid<br />
wordt op haar beurt weer beïnvloed door de snelheidslimiet die van toepassing is,<br />
door persoonlijke kenmerken (risicovoorkeur, perceptie van de veiligheid, socio-economische<br />
redenen), door het handhavingsniveau, door kenmerken van het voertuig,<br />
van de weg en van de verkeersstroom (Princen, 2004).<br />
Uit metingen van het BIVV blijkt dat in 2005 ongeveer 20 % (30 % in 2003) van de<br />
bestuurders minstens 10 km/u te snel reed op wegen van 90 km/u, 29 % (39 %)<br />
op wegen van 70 km/u, 17 % (27 %) op wegen van 50 km/u en 36 % (44 %) op<br />
wegen van 30 km/u (SGVV, 2007). Voor autosnelwegen zijn geen meetresultaten<br />
beschikbaar.<br />
Volgens verschillende studies zou overdreven of onaangepaste snelheid aan de basis<br />
liggen van ongeveer 20-35 % van de verkeersongevallen (Staten-Generaal van<br />
de Verkeersveiligheid, 2007).<br />
Bovendien levert onaangepaste snelheid de belangrijkste bijdrage tot het onveiligheidsgevoel.<br />
• Doel<br />
Met deze maatregel wordt een verlaging beoogd van het aantal snelheidsovertredingen<br />
en daarmee van het aantal ongevallen waarin overdreven snelheid een rol<br />
speelt. Deze maatregel heeft betrekking op het volledige grondgebied en op alle<br />
wegen.<br />
• Doelgroep<br />
De maatregel grijpt in op bestuurders van gemotoriseerde voertuigen.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Snelheidscontroles worden ook nu reeds uitgevoerd. Deze maatregel houdt een uitbreiding<br />
van het aantal controles in, waardoor de pakkans vergroot. Hierbij wordt<br />
een zo effi ciënt mogelijke aanpak gehanteerd (een combinatie van controles op<br />
gevaarlijke locaties en controles op willekeurig uitgekozen plaatsen, zichtbare en<br />
onzichtbare controles, bemande en onbemande controles).<br />
Digitale camera’s maken een effi ciënte afwikkeling van de vaststellingen mogelijk en<br />
bieden mogelijkheden om gedifferentieerde snelheidslimieten (in functie van de aard<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 173 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
van de weggebruiker) te controleren. De modaliteiten voor de invoering van deze<br />
camera’s worden verder onderzocht.<br />
Het publieke draagvlak wordt vergroot door snelheidscontroles te laten samengaan<br />
met publiciteitscampagnes vóór en tijdens de controles.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
Volgens verschillende studies ligt overdreven of onaangepaste snelheid aan de basis<br />
van ongeveer 20 tot 35 % van de verkeersongevallen (Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid,<br />
2002). In 2005 gebeurden in <strong>Vlaanderen</strong> 31.423 letselongevallen.<br />
Dit betekent dat in ongeveer 6.300 tot 11.000 ongevallen overdreven of onaangepaste<br />
snelheid een rol speelt.<br />
Snelheidshandhaving heeft een aanzienlijke impact op het ongevalrisico. Nuyts<br />
(2006) vond bij de plaatsing van onbemande camera’s een reductie van de letselongevallen<br />
met 7 tot 9 % (ongeacht de ongevalsoorzaak). Verschillende internationale<br />
studies vinden reductiecijfers van 4 tot 28 %.<br />
Ook bemande controles hebben een positief effect. Elvik & Vaa (2004) vonden reductiepercentages<br />
van 5 % en 6 % voor snelheidscontroles vanop een vaste plaats.<br />
Patrouilles verminderen het aantal letselongevallen met 16 %.<br />
Het potentieel van de maatregel is afhankelijk van de mate van handhaving. Hoe<br />
meer camera’s geplaatst worden en hoe meer controles worden uitgevoerd, hoe<br />
groter de kans dat bestuurders geneigd zijn om zich overal aan de heersende snelheidslimieten<br />
te houden.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Lagere snelheden geven aanleiding tot een lager emissieniveau en een lager geluidsniveau.<br />
Bovendien verhoogt het veiligheidsgevoel bij de zwakke weggebruikers<br />
waardoor die zich gemakkelijker kunnen verplaatsen.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
Snelheidscontroles zijn in de eerste plaats een taak voor de politiediensten (die<br />
onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken vallen). Verkeershandhaving is een<br />
onderdeel van het strafrechtelijk beleid dat toegewezen werd aan het Ministerie van<br />
Justitie. Daardoor is dit ministerie de eerste verantwoordelijke en de voornaamste<br />
overlegpartner. Door prioriteiten te leggen op Vlaams niveau kunnen ook de prioriteiten<br />
op lokaal niveau beïnvloed worden. Ook de homologatie van de toestellen is<br />
een federale bevoegdheid.<br />
Daarnaast is ook inzet nodig van de parketten (voor de bestraffi ng van de overtreders).<br />
HAALBAARHEID<br />
De laatste jaren werden steeds meer voertuigen gecontroleerd, voornamelijk door<br />
de inzet van meer onbemande camera’s. Om het aantal controles te verhogen<br />
- 174 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
zonder al te grote repercussies op de uitgaven zijn effi ciënte controletoestellen<br />
nodig. Toestellen kunnen aangekocht worden via de opbrengsten van het verkeersveiligheidsfonds.<br />
<strong>Vlaanderen</strong> investeert in de verdere uitbouw van een onbemand<br />
snelheidsmeetnet. De mogelijkheden van digitale camera’s worden daarbij maximaal<br />
benut.<br />
De uitbreiding van het aantal snelheidscontroles is niet alleen afhankelijk van de<br />
hoeveelheid beschikbare manschappen en toestellen, maar ook van de verwerkingscapaciteit<br />
van de parketten en de procedures die van toepassing zijn. Door een effi -<br />
ciëntere afhandeling kan eenzelfde hoeveelheid magistraten meer zaken verwerken.<br />
De meest effi ciënte vorm van snelheidscontrole bestaat uit een combinatie van bemande<br />
en onbemande controles. Bemande snelheidscontroles vereisen een grotere<br />
inzet van de politie voor controle en verwerking (opstellen pv’s). Effi ciënte procedures<br />
zijn daarbij noodzakelijk.<br />
OUTPUTINDICATOREN<br />
Als indicator wordt het aantal gecontroleerde voertuigen gehanteerd.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
De wetgeving moet toelaten om op een effi ciënte manier te controleren. Daarom<br />
verdienen snel werkende toestellen die juridisch sluitende resultaten opleveren de<br />
voorkeur. Hierdoor kunnen veel meer controles uitgevoerd worden met dezelfde<br />
personeelsinzet. Digitale camera’s bieden aantrekkelijke perspectieven, ook voor de<br />
controle van andere overtredingen.<br />
Om de motivatie te behouden, is ook een effi ciënte bestraffi ng nodig. De invoering<br />
van een administratieve afhandeling dient hierbij overwogen te worden. Een optimalisering<br />
van het bestaande systeem is hiervoor een alternatief.<br />
Om voldoende draagvlak te creëren en te behouden zijn ondersteunende, sensibiliserende<br />
acties noodzakelijk. In dergelijke acties kan ingespeeld worden op de intensifi<br />
ëring van het toezicht en de resultaten van het geïntensiveerde toezicht. Hierdoor<br />
kan de subjectieve pakkans toenemen. Ook de herkenbaarheid van snelheidsregimes,<br />
met geloofwaardige snelheidslimieten, speelt hierbij een niet te onderschatten<br />
rol.<br />
REFERENTIES<br />
• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The Handbook of Road Safety Measures. Elsevier.<br />
• Nuyts, E. (2004). Effectiviteit van onbemande camera’s. Een case study uit het<br />
stadsgewest Antwerpen. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende<br />
Mobiliteit.<br />
• Nuyts, E. (2006). Effectiviteit van onbemande camera’s. Data uit vijf politiezones.<br />
Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 175 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
• Princen, P. (2004). Literatuurstudie naar de effecten op de verkeersveiligheid van<br />
een verlaging van de snelheidslimiet van 90 km/u naar 70 km/u op wegen in<br />
<strong>Vlaanderen</strong>. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
• Schoon, C. (2000). Verkeersveiligheidsanalyse van het concept-NVVP. Deel 1:<br />
effectiviteit van maatregelen. Leidschendam: Stichting Wetenschappelijk Onderzoek<br />
Verkeersveiligheid SWOV.<br />
• Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid, (2007). Dossier – Overdreven en<br />
onaangepaste snelheid. BIVV, Brussel.<br />
• Van Geirt, F. (2006). Effecten van infrastructurele verkeersveiligheidsmaatregelen:<br />
effectiviteit van de zichtbaarheid van snelheidscontroles op autosnelwegen.<br />
Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
• Van Hout, K., Nuyts, E. & Dreesen, A. (2005). Verlaging van de snelheidslimiet<br />
voor vrachtwagens. Effecten op verkeersveiligheid. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid<br />
bij Stijgende Mobiliteit.<br />
- 176 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
3.1 Uitbouw van een veilig fi etsroutenetwerk<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
De uitbouw van het bovenlokale functionele fi etsroutenetwerk wordt voortgezet,<br />
zowel op gewestelijk, provinciaal als gemeentelijk niveau.<br />
• Aanleiding<br />
Het Vlaams totaalplan Fiets stelt dat het aandeel fi etsverplaatsingen moet toenemen<br />
van 15 % tot 19 % om tegemoet te komen aan de doelstellingen van het mobiliteitsplan<br />
dat meer duurzame verplaatsingen vooropstelt. Een belangrijke voorwaarde<br />
om het fi etsgebruik te verhogen is een verbetering van de verkeersveiligheid voor de<br />
fi etsers. Het risico voor fi etsers ligt per afgelegde kilometer twee tot drie keer hoger<br />
dan voor automobilisten.<br />
• Doel<br />
De maatregelen beogen een verhoogde veiligheid voor fi etsers en in tweede instantie<br />
bromfi etsers op dit fi etsroutenetwerk.<br />
• Doelgroep<br />
Het fi etsroutenetwerk wordt in de eerste plaats uitgebouwd voor de fi etsers. Ook<br />
bromfi etsers kunnen evenwel gebruikmaken van een gedeelte van het fi etsroutenetwerk.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Het verder uit te bouwen bovenlokale fi etsroutenetwerk zal zich uitstrekken over<br />
zowel gewest-, provincie- als gemeentewegen. De maatregel omvat de aanleg van<br />
fi etsinfrastructuur langs gewestwegen en de ondersteuning van de andere wegbeheerders<br />
bij de uitbouw van het fi etsroutenetwerk langs hun wegen.<br />
De uitbouw van een fi etsroutenetwerk staat niet gelijk met de aanleg van fi etspaden.<br />
Een netwerk bestaat uit knooppunten en verbindingen. Om de veiligheid van het netwerk<br />
te verhogen kan en moet worden ingegrepen op elk van de deelelementen. Bij<br />
de uitwerking van de plannen dient het Vademecum Fietsvoorzieningen als leidraad.<br />
Soms is menging daarbij een betere oplossing dan de aanleg van fi etspaden.<br />
Om het gebruik van het fi etsroutenetwerk te bevorderen zal ook aandacht moeten<br />
uitgaan naar de bewegwijzering en de voorzieningen op de bestemmingen (veilige<br />
stallingen, wasfaciliteiten, …).<br />
Om de uitbouw van het fi etsroutenetwerk op de gemeentewegen te stimuleren<br />
worden subsidies gegeven voor de uitbouw van gemeentelijke fi etsinfrastructuur.<br />
Kwaliteitseisen worden eveneens afgeleid uit het Vademecum Fietsvoorzieningen.<br />
Om de kosten te drukken is het belangrijk dat maximaal meegelift wordt met andere<br />
projecten. Projecten uit het doortochten- en zwartepuntenprogramma worden getoetst<br />
op hun fi etsvriendelijkheid. De uitbouw van het fi etsroutenetwerk wordt expliciet<br />
opgenomen in de objectieve behoefteanalyse. Daarnaast worden projecten ook<br />
afgestemd op de rioleringsprojecten. Hierdoor wordt optimaal gebruikgemaakt van<br />
de middelen en blijft de hinder minimaal. Aansluitend daarbij is het belangrijk om<br />
gemeentelijke, provinciale en gewestelijke projecten op elkaar af te stemmen. Een<br />
fi etsroute is maar zo goed als zijn zwakste schakel. Missing links moeten daarom<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 177 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
vermeden worden. De Vlaamse fi etsmanager (eventueel de Stuurgroep Fietsbeleid)<br />
ziet toe op een optimale afstemming van de verschillende projecten.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
• Betrokken ongevallen<br />
De maatregel beoogt een verbetering van de verkeersveiligheid voor fi etsers op<br />
het bovenlokale fi etsroutenetwerk. In 20 % van de letselongevallen is minstens één<br />
fi etser betrokken. Van alle verkeersdoden in <strong>Vlaanderen</strong> maken fi etsers 13 % uit.<br />
Het aandeel zwaar- en lichtgewonde fi etsers ligt nog iets hoger. In 2005 vielen<br />
in <strong>Vlaanderen</strong> nog 65 fi etsdoden te betreuren. Vooral op kruispunten zijn fi etsers<br />
bovenmatig betrokken. Zo zijn 23 % van de doden in kruispuntongevallen fi etsers<br />
terwijl op wegvakken dit aandeel 7 % bedraagt (cijfers 2005). Algemeen gebeuren<br />
ongeveer 50 % van de fi etsongevallen op kruispunten. De andere helft gebeurt op<br />
wegvakken. Bijzondere aandacht is dus nodig voor de kruispuntoplossingen.<br />
Er gebeuren meer fi etsongevallen binnen de bebouwde kom, maar de ongevallen<br />
buiten de bebouwde kom zijn gemiddeld heel wat ernstiger. Ten slotte valt op dat<br />
60 % van de fi etsdoden te betreuren valt op genummerde wegen (die bijna alle tot<br />
het fi etsroutenetwerk behoren), terwijl 2/3e van het aantal lichtgewonde fi etsers op<br />
gemeentewegen valt. We kunnen dus stellen dat een zeer groot aandeel (geschat<br />
op 85 %) van de fi etsdoden op het uitgetekende fi etsroutenetwerk te betreuren valt.<br />
Walter et al. (2005) schatten de effectiviteit van de maatregel op 50 %. Dit betekent<br />
dat op de gedeelten waar het fi etsroutenetwerk nog moet worden gerealiseerd,<br />
50 % minder fi etsdoden kan worden verwacht na realisatie. We weten vooralsnog<br />
echter niet waar de fi etsdoden vallen. Een berekening van de verwachte daling van<br />
het aantal fi etsdoden is dus niet mogelijk. Verder onderzoek naar de effectiviteit van<br />
specifi eke maatregelen blijft nodig.<br />
De verhoogde blootstelling verhoogt de kans dat een fi etser betrokken raakt in een<br />
ongeval. Het aantal fi etsongevallen zal evenwel minder snel stijgen dan het fi etsgebruik<br />
zodat het individuele risico daalt.<br />
Een tweede effect van de uitbouw van het fi etsroutenetwerk zou een concentratie<br />
van fi etsersstromen kunnen zijn op de uitgebouwde routes. Dit is globaal gunstig<br />
voor de veiligheid.<br />
Het uiteindelijke effect op het aantal ongevallen en slachtoffers is bijgevolg niet<br />
eenduidig te bepalen. Het risico voor de fi etser zal evenwel afnemen.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Door de uitbouw van het fi etsroutenetwerk hoopt men mensen die voordien de auto<br />
gebruikten meer op de fi ets te krijgen. Uit een studie (Nuyts, 2005) blijkt dat ongeveer<br />
17 % van alle autoverplaatsingen zonder veel problemen met de fi ets kunnen<br />
afgelegd worden. Een lagere uitstoot is het positieve gevolg. Aangezien fi etsers minder<br />
plaats innemen dan auto’s, komt er ook meer ruimte in de steden en worden ze<br />
beter toegankelijk voor alle weggebruikers. Meer kansen voor de fi ets betekent ook<br />
een grotere autonomie voor kinderen en andere groepen zonder auto, die daardoor<br />
vlotter en veiliger kunnen deelnemen aan het sociale leven. Bovendien verbetert<br />
- 178 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
fi etsen de conditie en vermindert het een aantal welvaartsziekten.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
De uitvoering valt onder de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder (gewest,<br />
provincies en gemeenten). Het Vlaamse Gewest beheert 3.601 km (31 %) van het<br />
fi etsroutenetwerk, 574 km (5 %) valt onder het beheer van de provincies en de resterende<br />
7.558 km (64 %) valt onder de bevoegdheid van de gemeenten.<br />
Via het convenantenbeleid en het Fietsfonds kunnen het gewest en de provincie ook<br />
de uitbouw van het gemeentelijke deel stimuleren. De coördinatiecel laat toe andere<br />
beleidsactoren te betrekken.<br />
HAALBAARHEID<br />
De eerste aanzet voor het bovenlokale fi etsroutenetwerk werd gegeven in 2000 met<br />
de opmaak van de verschillende plannen. Het fi etsroutenetwerk werd vastgelegd in<br />
2001 en omvat een totale lengte van 11.733 km.<br />
In september 2005 was ongeveer 43 % van het fi etsroutenetwerk langs genummerde<br />
wegen gerealiseerd; op gemeentewegen bedroeg de realisatiegraad toen 19 %.<br />
Naast de aanleg is het belangrijk dat de infrastructuur goed onderhouden wordt.<br />
Het Vlaams Gewest investeert momenteel jaarlijks 60 miljoen euro per jaar in de<br />
aanleg van fi etspaden. Minimum 30 miljoen euro hiervan is bestemd voor subsidies<br />
bij de aanleg van nieuwe of verbeterde fi etspaden langs gewestwegen via de<br />
gezamenlijke budgetten binnen het mobiliteitsconvenant. Daarnaast is 20 miljoen<br />
euro voorzien voor een verbeterde fi etsinfrastructuur bij infrastructuurprojecten van<br />
het gewest.<br />
Recent werd het Fietsfonds opgericht. Het Vlaams Gewest spijst dit fonds jaarlijks<br />
met 10.000.000 euro en de provincies leveren samen hetzelfde bedrag. Dit fonds<br />
is voorzien ter ondersteuning van de uitbouw van het bovenlokale fi etsroutenetwerk<br />
op gemeentewegen. De gemeenten moeten dan nog voor 20 % zelf instaan, wat<br />
neerkomt op 5 miljoen euro.<br />
Naast de investeringsmiddelen is er ook nood aan middelen voor het onderhoud<br />
van de fi etsinfrastructuur. Onderhoud is noodzakelijk want slecht onderhouden fi etsinfrastructuur<br />
kan fi etsers aanzetten tot fi etsen naast het pad (Koninckx et al., 2006),<br />
wat lastig is voor automobilisten.<br />
Bij deze inspanningen van het gewest dienen ook de inspanningen van gemeenten<br />
en provincies geteld te worden. Voor de gemeenten moeten we hierbij in het achterhoofd<br />
houden dat zij ook verder moeten investeren in het lokale fi etsroutenet.<br />
Bij de realisatie van het fi etsroutenetwerk mogen we niet uit het oog verliezen dat<br />
infrastructuurprojecten zoals de aanleg van fi etspaden al vlug een doorlooptijd van<br />
enkele jaren kennen tussen ontwerp en uitvoering. Niet onbelangrijk hierbij is de<br />
onteigeningsprocedure.<br />
OUTPUTINDICATOREN<br />
Als indicator wordt de realisatiegraad van het fi etsroutenetwerk gehanteerd. Een<br />
verbinding is gerealiseerd wanneer ze voldoet aan de eisen opgelegd in het Vade-<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 179 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
mecum Fietsvoorzieningen. Dit betekent dus niet noodzakelijk dat er een fi etspad<br />
moet aangelegd zijn. Door een snelheidsverlaging voor het autoverkeer of het<br />
terugdringen van de verkeersdrukte kan een menging immers een even goede, zo<br />
niet betere, oplossing bieden voor de fi etser.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
Vaak lopen projecten vertragingen op door een omslachtige onteigeningsprocedure.<br />
Een soepeler onteigeningsprocedure kan de doorlooptijd van de projecten in belangrijke<br />
mate verkorten zodat de resultaten sneller zichtbaar worden op het terrein.<br />
Goede afspraken met het aankoopcomité van het federale Ministerie van Financiën<br />
(of een overheveling van de bevoegdheid) zijn daarom noodzakelijk. Vanaf 2007,<br />
bij de inwerkingtreding van de nieuwe convenantenmodules, neemt <strong>Vlaanderen</strong> de<br />
onteigeningen langs gewestwegen opnieuw zelf voor eigen rekening. Bij onteigeningen<br />
kunnen de noodzakelijke bestemmingswijzigingen van de gronden de realisatietermijn<br />
enorm beïnvloeden.<br />
Bij de afstemming van projecten uit verschillende programma’s moet vermeden worden<br />
dat projecten vertraging oplopen. Hierin speelt de coördinatiecel een belangrijke<br />
rol.<br />
De aanleg van fi etsinfrastructuur mag niet ten koste gaan van de ruimte die beschikbaar<br />
is voor voetgangers. Voetgangers en fi etsers dienen immers in grote mate<br />
hetzelfde doel.<br />
Een continue evaluatie is nodig om te leren uit de fouten en moet tevens een effi<br />
ciënte besteding van de schaarse middelen mogelijk maken.<br />
Er is nog geen prioriteitsvolgorde bepaald voor de fi etspaden uit het netwerk gelegen<br />
langs gemeentewegen.<br />
REFERENTIES<br />
• Walter, E., Cavegn, M., Allenbach, R. & Scaramuzza, G. (2005).<br />
Fahrradverkehr. Unfallgeschehen, Risikofaktoren und Prävention. Bfu, Bern.<br />
• Vademecum Fietsvoorzieningen.<br />
• CROW (1993). Tekenen voor de fi ets. Ontwerpwijzer voor fi etsvriendelijke<br />
infrastructuur. CROW, Ede.<br />
• Jensen, S.U., Andersen, T., Hansen, W., Kjaergaerd, E., Krag, T., Larsen,<br />
J.E., la Cour Lund, B. & Thost, P. (2000). Collection of Cycle Concepts. Danish<br />
Road Directorate, Kopenhagen.<br />
• Koninckx, E., Meugens, P. & Pauwels, J. (2006). Onderzoek naar de kwaliteit<br />
van de fi etspaden in <strong>Vlaanderen</strong>. KULeuven, Leuven.<br />
• Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (2001). Ontwerp Mobiliteitsplan<br />
<strong>Vlaanderen</strong>. Naar een duurzame mobiliteit in <strong>Vlaanderen</strong>. Ministerie van de<br />
Vlaamse Gemeenschap, Brussel.<br />
• Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (2002). Vademecum Fietsvoorzieningen.<br />
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel.<br />
• Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (2002). Ontwerp Vlaams Totaalplan<br />
- 180 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
Fiets. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel.<br />
• Nuyts, E. (2005). Substitueerbaarheid van autoverplaatsingen door fi etsverplaatsingen.<br />
Berekeningen op basis van het OVG <strong>Vlaanderen</strong> 2000-2001. Provinciale<br />
Hogeschool Limburg, Diepenbeek.<br />
• Van Hout, K. (2007). De risico’s van fi etsen. Feiten, cijfers en vaststellingen.<br />
Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 181 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
3.2 Herkenbaarheid snelheidsregimes<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
De snelheidsregimes kunnen zichtbaar gemaakt worden langs de weg, op korte<br />
termijn door een aantal goedkope maar essentiële herkenbaarheidskenmerken aan<br />
te brengen, op lange termijn door de volledige weginrichting. Ook technologische<br />
toepassingen zoals de gps kunnen een zeer belangrijke rol spelen in de herkenbaarheid<br />
van snelheidsregimes.<br />
• Aanleiding<br />
Overdreven en onaangepaste snelheid blijven een belangrijk probleem in het kader<br />
van verkeersveiligheid. Snelheidsovertredingen zijn schering en inslag (ongeveer<br />
20 tot 35 % van de bestuurders rijdt sneller dan toegelaten: SGVV, 2007). Naast<br />
bewuste snelheidsovertredingen zijn veel snelheidsovertredingen te wijten aan het<br />
feit dat de bestuurder niet weet wat het geldende snelheidsregime is. De onduidelijke<br />
afstemming van het wegbeeld op de heersende snelheidslimiet is hiervan deels<br />
de oorzaak. De weggebruiker weet niet steeds wat van hem verwacht wordt.<br />
• Doel<br />
Het doel van de maatregel is het terugdringen van de snelheidsovertredingen en het<br />
daarmee gepaard gaande verkeersveiligheidsrisico die het gevolg zijn van eerder<br />
onbewuste overtredingen (een verkeersbord niet gezien, onachtzaamheid, …) en<br />
het beter afstemmen van de rijsnelheid op de geaffi cheerde snelheidslimiet waardoor<br />
een homogenere snelheid ontstaat.<br />
• Doelgroep<br />
Als doelgroep wordt die groep bestuurders beschouwd die zich in principe wel op<br />
een veilige manier willen verplaatsen. De maatregel helpt hen om te allen tijde de<br />
van hen verwachte snelheid te herkennen. Voor bewuste snelheidsovertreders blijft<br />
handhaving meer aangewezen.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Het spreekt voor zich dat de weggebruiker een grote verantwoordelijkheid draagt<br />
bij het naleven van de snelheidslimieten. De weggebruiker dient altijd duidelijk te<br />
weten wat de limiet is. Borden met de maximumsnelheid zijn niet altijd voldoende.<br />
Ook hectometerpaaltjes, bebakening of markering zijn nuttige instrumenten. In<br />
2006 werd in <strong>Vlaanderen</strong> reeds een proef gedaan met markeringen op wegvakken<br />
met een limiet van 70 km/u. De informatie kan ook via het voertuig aan de bestuurder<br />
gegeven worden door intelligente informatiesystemen, eventueel te koppelen<br />
aan een navigatiesysteem. De tijd lijkt hiervoor rijp te zijn (Brookhuis, 2005). Een<br />
stapje verder is ISA. Een snelheidskaart die up-to-date is, is hierbij onontbeerlijk (zie<br />
ook fi che 3.6).<br />
Op korte termijn wordt geopteerd om een aantal goedkope maar essentiële herkenbaarheidskenmerken<br />
aan te brengen op of langs de rijweg. Dit kan via verschillende<br />
markeringen, afgestemd op het snelheidsregime of op kleine lokale maatregelen.<br />
Deze sobere inrichting laat toe om veel sneller de wegencategorisering (zie ook<br />
- 182 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
fi che 3.3) op het terrein duidelijk te maken.<br />
Steeds meer voertuigen zijn inmiddels uitgerust met gps. Deze toestellen kunnen<br />
ongetwijfeld een rol spelen bij het informeren van bestuurders over de heersende<br />
snelheidslimiet. Op middellange termijn wordt gestreefd naar een maximale inbedding<br />
van deze technologie in alle voertuigen. Deze technologie zal zeker belangrijk<br />
worden in relatie tot de invoering van een meer dynamische snelheidsaanduiding.<br />
Een veranderlijke snelheidslimiet is immers moeilijk af te stemmen op de starre verschijning<br />
van de infrastructuur.<br />
Op lange termijn is het noodzakelijk dat de veilige snelheidslimiet ook een logische<br />
snelheidslimiet is. De sobere inrichting is daarom maar een overgangssituatie. Waar<br />
nodig zal aanpassing van de weginfrastructuur nodig zijn in overeenstemming met<br />
de functie en het gebruik van de weg. Waar dit niet kan, zal het snelheidsregime<br />
in overeenstemming moeten gebracht worden met de wegomgeving. Voor een<br />
maximaal effect is het aangewezen om dezelfde inrichtingsprincipes te hanteren<br />
voor zoveel mogelijk wegen. Hierdoor wordt een weg meer leesbaar. De maatregel<br />
wordt dan ook best ingevoerd op Vlaams niveau en dit ongeacht de wegbeheerder.<br />
De inrichtingsprincipes die geformuleerd worden bij de wegencategorisering (fi che<br />
3.3) worden daarom ook gespecifi ceerd voor de snelheidsregimes.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
Een lagere snelheid heeft ontegensprekelijk een positieve invloed op de verkeersveiligheid.<br />
De SWOV heeft berekend dat er in Nederland jaarlijks 25 % minder<br />
ernstige verkeersslachtoffers zouden vallen als 90 % van de automobilisten zich aan<br />
de snelheidslimieten zouden houden (Oei, 2001). De machtsmodellen van Nilsson<br />
en Elvik geven aan dat het aantal letselongevallen evenredig is met de snelheid²,<br />
het aantal ernstige ongevallen evenredig is met de snelheid³ en het aantal dodelijke<br />
ongevallen evenredig is met de snelheid4 .<br />
Het effect op het aantal ongevallen is dus afhankelijk van de gerealiseerde snelheidsverlaging.<br />
Er zijn evenwel geen studies gevonden die het effect van de<br />
herkenbaarheid van snelheidsregimes op de snelheid of op het aantal ongevallen<br />
geven. Een kleinschalige proefstudie naar het effect van het aanbrengen van een bijzondere<br />
markering op het snelheidsgedrag leverde geen duidelijk effect op. Verder<br />
onderzoek blijft nodig. Uit het onderzoek kan evenmin afgeleid worden of er een<br />
homogenere snelheidsverdeling ontstaat.<br />
Onderzoek in Nederland naar het effect van een herinrichting tot zone 30 leert ons<br />
wel dat de snelheid veel meer gereduceerd wordt bij een grondige herinrichting<br />
in vergelijking tot de sobere herinrichting. Hieruit volgt nog eens duidelijk dat de<br />
sobere herinrichting slechts een tussenoplossing is.<br />
Een studie naar informatieve ISA-systemen (zoals de gps met snelheidsaanduiding)<br />
toonde aan dat de aanwezigheid ervan voldoende is om de bestuurder aan te zetten<br />
zich aan de geldende snelheidslimiet te houden (Gogaert et al., 2005).<br />
Herkenbare snelheidsregimes hebben ook een indirect effect op de verkeersveiligheid.<br />
Doordat snelheidsregimes duidelijker worden aangegeven, verhoogt ook het<br />
draagvlak voor bijkomende snelheidscontroles (fi che 2.6) die gunstig zijn voor de<br />
verkeersveiligheid. Anderzijds moet men er op toezien geen overdaad aan infor-<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 183 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
matie te verstrekken. Hierdoor zou de aandacht voor de eigenlijke rijtaak in het<br />
gedrang kunnen komen.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Een lagere snelheid geeft doorgaans aanleiding tot een lagere uitstoot. Ook het<br />
geluidsniveau zal dalen. Er is dus ook milieuwinst te behalen.<br />
Snelheid is een belangrijke factor bij de subjectieve veiligheid. Door een betere<br />
naleving van de snelheidslimieten kan de subjectieve veiligheid verhogen waardoor<br />
bepaalde mensen gemakkelijker aan activiteiten buitenshuis kunnen deelnemen.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
De herinrichting van wegen behoort tot de bevoegdheid van de respectieve wegbeheerders:<br />
gewest, provincies en gemeenten. De Vlaamse overheid is verantwoordelijk<br />
voor het uitwerken van de vereiste ontwerpnormen (zie fi che 3.3) in samenwerking<br />
met de wetenschappelijke instellingen.<br />
De promotie van voertuigtechnologische ingrepen kan op Vlaams niveau gerealiseerd<br />
worden; een eventuele verplichting behoort tot de Europese bevoegdheden.<br />
<strong>Vlaanderen</strong> kan tevens actief meewerken aan het verzamelen van noodzakelijke<br />
informatie.<br />
HAALBAARHEID<br />
Omdat de fi nanciële middelen ontbreken om op korte termijn de wegen op een<br />
structurele manier aan te passen aan de categoriestatus en het snelheidsregime dat<br />
daarmee samenhangt, wordt op korte termijn de herkenbaarheid van de snelheidsregimes<br />
verbeterd door kleine en goedkope ingrepen om de heersende snelheidsregimes<br />
duidelijk te maken aan de bestuurders.<br />
De ingrijpende infrastructurele maatregelen worden gerealiseerd binnen het normale<br />
investeringstempo. Dit betekent een termijn van enkele tientallen jaren. Bij het opstellen<br />
van de inrichtingseisen moet ook rekening gehouden worden met de bestaande<br />
toestand om het aantal aanpassingen te beperken.<br />
De administratie heeft in samenwerking met het Steunpunt Verkeersveiligheid en de<br />
VAB een testonderzoek opgesteld over de impact van wegmarkeringen op het snelheidsgedrag.<br />
De resultaten van dit beperkte onderzoek zijn niet eenduidig en geven<br />
geen signifi cant resultaat.<br />
OUTPUTINDICATOREN<br />
Het aantal gerealiseerde kilometers weg geldt als indicator op voorwaarde dat een<br />
duidelijke en eenduidige defi nitie gehanteerd wordt. Idealiter zou deze lengte gelijk<br />
moeten zijn aan de totale lengte van wegenwerken.<br />
Voor het invoeren van voertuigtechnologie wordt het aandeel voertuigen dat is uitgerust<br />
met informatieverstrekking over de snelheidslimiet als indicator genomen.<br />
- 184 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
De inrichtingskenmerken moeten zo uniform mogelijk zijn binnen de wegcategorie,<br />
maar zo verschillend mogelijk tussen de categorieën onderling.<br />
De veilige limieten moeten ook geloofwaardig zijn. De automobilisten moeten deze<br />
limiet als geloofwaardig zien in de desbetreffende omstandigheden. Dit betekent dat<br />
op sommige locaties de snelheid verlaagd zal moeten worden, terwijl op andere<br />
locaties een snelheidsverhoging, eventueel op bepaalde momenten, tot de mogelijkheden<br />
behoort. De exacte criteria met betrekking tot een geloofwaardige limiet<br />
moeten nog verder bepaald worden. Wanneer de limiet niet geloofwaardig is, zijn<br />
er drie mogelijkheden: ofwel wordt het wegbeeld aangepast, ofwel wordt de limiet<br />
aangepast, ofwel moet er extra gehandhaafd worden om de opgelegde limiet af<br />
te dwingen. Dynamische snelheidsaanduiding (fi che 3.7) lijkt in dit opzicht een<br />
belangrijke troef.<br />
REFERENTIES<br />
• Brookhuis, K.A. (2005). Duurzaam Veilig in Intelligente Transportsystemen. In:<br />
Denkend over Duurzaam Veilig.<br />
• Gogaert, S., Lavrysen, A., Meugens, P. & Pauwels, J. (2005). Effect van ISA-systemen<br />
op het rijgedrag. Leuven: KULeuven.<br />
• Oei, H. (2001). Veiligheidsconsequenties van intelligente snelheidsadaptatie ISA:<br />
SWOV-rapport R-2001-11. Leidschendam: SWOV.<br />
• Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid (2007). Dossier – Overdreven en<br />
onaangepaste snelheid. Brussel: BIVV.<br />
• Wegman & Aarts (2005). Door met Duurzaam Veilig. Nationale Verkeersveiligheidsverkenning<br />
voor de jaren 2005-2020. Leidschendam: SWOV.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 185 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
3.3 Wegencategorisering<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Een categoriseringsdatabank en een richtlijnenhandboek met ontwerprichtlijnen per<br />
categorie rond de inrichting van wegen volgens categorie worden opgemaakt.<br />
• Aanleiding<br />
De wegeninfrastructuur beïnvloedt in belangrijke mate het verkeersgedrag. De infrastructuur<br />
moet de weggebruiker informeren over de te verwachten verkeerssituaties<br />
en confl icten en aanzetten tot gewenst verkeersgedrag. De vormgeving moet ook<br />
rekening houden met de beperkingen van het menselijke vermogen.<br />
De overeenkomst tussen rijgedrag en weginrichting zal optimaal zijn waar de weginrichting<br />
een duidelijke boodschap geeft aan de weggebruiker in verband met de<br />
functie of categorie van de weg en de te verwachten risico’s.<br />
Een duidelijke functionele hiërarchie op het terrein is de belangrijkste voorwaarde<br />
om een veiligere verkeersverdeling en verkeersafwikkeling te bekomen.<br />
De categorisering van de wegen hoort bij de opmaak van de ruimtelijke structuurplannen<br />
en is gebaseerd op hun gewenste gebruik. In de praktijk blijkt dat ze bij<br />
herinrichting soms uiteenlopende bestemmingen krijgen. Daardoor is de categorisering<br />
en het verwachte gedrag in de praktijk vaak onduidelijk.<br />
Gebruikelijk worden drie functies onderscheiden: een stroomfunctie, een verdeelfunctie<br />
en een toegangsfunctie. Zeker de Vlaamse situatie laat niet steeds een<br />
duidelijk onderscheid toe. Naast de drie functies zijn er ook nog de verschillende<br />
schaalniveaus in <strong>Vlaanderen</strong>: primair, secundair en lokaal, en daarboven nog de<br />
hoofdwegen. Zo komen we tot tien verschillende wegcategorieën. De categorisering<br />
wordt nog complexer door het onderscheid binnen en buiten de bebouwde kom,<br />
met name voor secundaire en lokale wegen. Bovendien kunnen wegen een verschillende<br />
functie hebben voor autoverkeer dan wel voor het fi ets- en voetgangersverkeer.<br />
• Doel<br />
Door het vastleggen van inrichtingsprincipes wil <strong>Vlaanderen</strong> meer uniformiteit<br />
bekomen in het wegennet. Door vorm, functie - samengevat in de categorisering- en<br />
gedrag op elkaar af te stemmen moet het wegennet veiliger worden.<br />
Gemiddeld zijn er grote verschillen in het risico voor de verschillende wegtypes. De<br />
globale ongevallencijfers kunnen gereduceerd worden door weggebruikers over de<br />
juiste weg te sturen volgens hun verplaatsingswijze en de weginrichting daarop af<br />
te stemmen.<br />
• Doelgroep<br />
Alle weggebruikers.<br />
• Detailbeschrijving<br />
We onderscheiden twee deelmaatregelen: de inventarisatie van de voorgestelde<br />
categorisering en bestaande infrastructuur enerzijds, en de opmaak van een richtlijnenboek<br />
anderzijds.<br />
- 186 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
In de eerste plaats wordt een Vlaams Wegencategoriseringsplan opgemaakt. Dit<br />
plan brengt de (in de structuur- en mobiliteitsplannen) doorgevoerde categorisering<br />
van alle Vlaamse wegen, inclusief gemeente- en provinciewegen, in kaart. Naast de<br />
wegcategorie worden in de databank ook een aantal weg- en omgevingskenmerken<br />
opgenomen. Gemeenten kunnen gemotiveerd worden om hieraan mee te werken<br />
via een ‘data-voor-data’-overeenkomst. Gemeenten voeren data in en in ruil krijgen<br />
zij de voor hen relevante data, bijvoorbeeld over gewestwegen op hun grondgebied<br />
ter beschikking (zie ook fi che 3.6). Idealiter worden hier ook de trage wegen<br />
ingestopt zodat ook deze netwerken in kaart kunnen worden gebracht.<br />
De vergelijking van deze kenmerken met een aantal inrichtingsvereisten (deelmaatregel<br />
2) laat toe functie, vorm en gedrag maximaal op elkaar af te stemmen. Zo zal<br />
het plan helpen bij het leggen van prioriteiten en het opstellen van investeringsprogramma’s.<br />
Het zal ook toelaten om de stand van zaken op te volgen.<br />
De tweede deelmaatregel houdt de opmaak in van een handboek voor de inrichting<br />
van de wegen volgens wegcategorie (functie) en gebruik. Deze richtlijnen worden<br />
opgedeeld naargelang de aanpassingen op relatief korte termijn kunnen worden<br />
doorgevoerd dan wel op lange termijn.<br />
Voor de bepaling van de inrichtingsvereisten is verder onderzoek nodig. Een goede<br />
aanzet werd al gegeven door Tritel & Iris (1999). Het aanmaken van ontwerprichtlijnen<br />
wordt centraal aangestuurd, zowel procesmatig als vaktechnisch. Het installeren<br />
van een ‘Richtlijnencommissie’ binnen MOW in nauwe samenwerking met AWV en<br />
VVSG wordt daarom als een kritische succesfactor beschouwd om tot een gecoördineerd<br />
pakket van richtlijnen te komen. Ook een horizontale vertegenwoordiging<br />
vanuit verschillende betrokken sectoren is aangewezen.<br />
Het is belangrijk om hierbij de veiligheid van zwakke weggebruikers te benadrukken.<br />
Een aangepaste snelheid die ook de veiligheid van deze categorie weggebruikers<br />
waarborgt, is onontbeerlijk. Dit zal in verschillende gevallen aanleiding geven<br />
tot lagere snelheidslimieten. Waar lagere snelheden niet gewenst zijn omwille van<br />
de functie van de weg, zijn infrastructurele aanpassingen aangewezen zodat zwakke<br />
weggebruikers toch op een veilige manier kunnen deelnemen aan het verkeer.<br />
Ten slotte dienen de inrichtingsvereisten ook op het terrein ingang te vinden. De<br />
richtlijnen moeten daarom beschikbaar zijn voor alle wegbeheerders, ongeacht het<br />
beleidsniveau.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
De wegencategorisering op zich heeft geen effect op de verkeersveiligheid. De<br />
maatregel vormt wel de basis voor de implementatie van een hele reeks maatregelen<br />
op het terrein. De maatregel zal dan ook pas een effect hebben naarmate de<br />
maatregelen op het terrein uitgevoerd worden volgens de principes vastgelegd in<br />
deze maatregel.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
De uitwerking van het totaalplan biedt tevens een kader voor gegevensverzameling<br />
voor wetenschappelijk onderzoek en evaluatie van maatregelen ten aanzien van de<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 187 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
gestelde doelen.<br />
Verder kan het plan ook als input dienen voor het ruimtelijk beleid. Het ruimtelijk<br />
beleid zal immers ook gericht moeten worden op de functie van de weg. Nieuwe<br />
ontwikkelingen mogen de functie van de weg niet in gevaar brengen.<br />
Bij het opstellen van het programma van eisen kunnen ook milieueisen worden<br />
opgenomen (zoals maximale geluidsproductie, uitstootbeperking bij woongebieden<br />
- zie de snelheidsbeperkingen op een aantal Nederlandse ringwegen) die mogelijk<br />
aanleiding geven tot bepaalde beperkingen. Daarnaast kunnen de gegevens dienen<br />
als input voor effectenberekeningen.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
Het Vlaamse Gewest is verantwoordelijk voor de opmaak van het plan, de bijbehorende<br />
databank en de bepaling van de inrichtingsvereisten. Hiervoor dienen het<br />
Ministerie van Mobiliteit, het Ministerie van Ruimtelijke Ordening en een aantal<br />
andere betrokkenen onderling te overleggen.<br />
Verder onderzoek is nodig met betrekking tot de inrichtingsvereisten van de verschillende<br />
wegcategorieën. Hierdoor wordt ook de onderzoekswereld betrokken partij.<br />
De wegbeheerders zijn verantwoordelijk voor de implementatie van de wegencategorisering<br />
op het terrein.<br />
HAALBAARHEID<br />
Het categoriseringsplan kan – zeker in een beperkte vorm – op relatief korte termijn<br />
(vóór 2010) samengesteld worden omdat veel gemeenten reeds ver gevorderd zijn<br />
met hun ruimtelijk structuurplan waarin de lokale categorisering is opgenomen.<br />
Hoofdwegen en primaire wegen werden aangeduid in het Ruimtelijk Structuurplan<br />
<strong>Vlaanderen</strong>, secundaire wegen in de provinciale structuurplannen. Het invoeren van<br />
kenmerken omvat een interactief deel waarop ook gemeenten kunnen inloggen. De<br />
technische haalbaarheid hiervan is geen probleem. Er bestaan verschillende voorbeelden.<br />
De betrokkenheid van de lokale besturen is absoluut noodzakelijk.<br />
Om de inrichtingsvereisten vast te leggen is verder onderzoek nodig, maar voor een<br />
aantal basisprincipes kan dit snel. De realisatie op het terrein vergt een lange periode,<br />
in overeenstemming met het normale onderhoud. Om toch al sneller resultaten<br />
te bekomen, is het mogelijk een aantal essentiële herkenbaarheidskenmerken sneller<br />
in te voeren (zie ook fi che 3.2), zoals snelheidsregimes en wegmarkeringen.<br />
Voor het programma van eisen en de inrichtingsvoorschriften werd al een uitvoerige<br />
aanzet gegeven door Tritel en Iris Consulting (1999). Dit document kan zeker<br />
als basis dienen voor een verdere verfi jning. Deze studie toont tegelijk aan dat het<br />
opstellen van richtlijnen niet steeds gemakkelijk verloopt, zeker als het richtlijnen<br />
voor gemeentewegen betreft. Hier speelt de autonomie van de gemeenten een belangrijke<br />
rol. De gemeenten zullen overtuigd moeten worden van het nut van deze<br />
gecoördineerde aanpak.<br />
OUTPUTINDICATOREN<br />
Als outputindicator kan de al dan niet beschikbaarheid (of de voortgang: zoals het<br />
- 188 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
aantal gemeenten dat meewerkt aan de uitbouw van de databank, of het aantal<br />
kilometer wegen waarvan de voornaamste gegevens gekend zijn) van het categoriseringsplan<br />
en de richtlijnen gehanteerd worden.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
In tegenstelling tot Nederland is er op Vlaamse wegen veel meer sprake van functiemenging.<br />
Dit betekent dat er ook overgangstypologieën zullen bestaan. Deze functiemenging<br />
is strijdig met de principes van Duurzaam Veilig, maar in de Vlaamse<br />
praktijk niet te vermijden. De ruimtelijke ordening is hier dan ook belangrijk om de<br />
situatie niet verder uit de hand te laten lopen.<br />
Afweging met andere belangen en prioriteiten kan aanleiding geven tot afwijkingen<br />
van de inrichtingseisen, die opgesteld zijn op basis van veiligheid. Soms laten de<br />
randvoorwaarden (beschikbare ruimte, …) ook gewoon niet toe om te voldoen aan<br />
de vooropgestelde inrichtingsvereisten. Een procedure om afwijkingen te verantwoorden<br />
is dan aangewezen. Bij afwijking van de richtlijnen moet alleszins nagedacht<br />
worden over het effect op de verkeersveiligheid.<br />
Terugkoppeling naar hogere overheidsniveaus is noodzakelijk zodat een logisch<br />
geheel ontstaat in <strong>Vlaanderen</strong>. Er is daarom nood aan een effi ciënt georganiseerd<br />
overlegproces.<br />
De directe vertaling van de categorisering van het RSV houdt het gevaar in dat het<br />
autoverkeer maatgevend wordt voor het ontwerp en dat de andere vervoerswijzen<br />
te veel uit beeld verdwijnen. De netwerkfuncties voor het openbaar vervoer en het<br />
langzaam verkeer zijn niet opgenomen in de categorisering. Ook openbaar vervoer<br />
en langzaam verkeer moeten structureel ingepast worden in de categorisering en de<br />
ontwerprichtlijnen.<br />
REFERENTIES<br />
• Tritel en Iris (1999). Implementatie van de wegencategorisering. Ontwerpproces<br />
– Programma van eisen – Ontwerprichtlijnen secundaire wegen. Ministerie van<br />
de Vlaamse Gemeenschap, Brussel.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 189 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
3.4 Verkeersveiligheidsaudit/-toets<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
De verkeersveiligheidsaudit wordt ingebed in het ontwerpproces.<br />
• Aanleiding<br />
Vele infrastructuurmaatregelen zijn gericht op een curatieve aanpak. Die locaties<br />
waar verkeersveiligheidsproblemen worden vastgesteld, worden aangepast. Deze<br />
maatregelen hebben doorgaans een lange levensduur en kosten vaak veel. Een<br />
doordacht ontwerp is dan ook van essentieel belang. In het buitenland worden vaak<br />
verkeersveiligheidsaudits (VVA’s) gehanteerd voor wegeninfrastructuurwerken. Ook<br />
in eigen land bestaat al een systeem van voorafgaande audits bij stedenbouwkundige<br />
en bouwkundige projecten, maar dan op het gebied van water (de watertoets).<br />
Ook de MER-plicht is duidelijk geregeld. Wat tot op heden ontbreekt, zijn geïntegreerde<br />
verkeersveiligheidstoetsen voor grotere stedenbouwkundige en bouwkundige<br />
projecten. Nochtans begint veiligheid bij de ruimtelijke aanleg van grootschalige<br />
projecten.<br />
• Doel<br />
Het doel van de VVA is te verzekeren dat foutjes niet terechtkomen in de planvorming.<br />
Voorkomen is beter dan genezen. Door het uitvoeren van een VVA in de<br />
ontwerpfase kunnen tekortkomingen op gebied van verkeersveiligheid tijdig en<br />
goedkoop opgespoord en verholpen worden. Een VVA kan zo bijdragen aan het<br />
voorkomen van ongevallen of het verminderen van de gevolgen ervan. Een VVA<br />
moet gezien worden als een onderdeel van het ontwerp, en niet als een aparte<br />
audit. De planlast laat zich op deze manier tot een minimum beperken.<br />
• Doelgroep<br />
De VVA is op verschillende projecttypes toepasbaar. Zo komen VVA’s alle weggebruikers<br />
ten goede.<br />
• Detailbeschrijving<br />
De VVA is een formeel proces dat de verkeersveiligheidsaspecten van een nieuw<br />
project of een bestaande weg bestudeert. De auditoren maken gebruik van checklists,<br />
maar hun kennis en ervaring zijn van doorslaggevend belang.<br />
De maatregel bestaat uit een aantal deelmaatregelen:<br />
- het opstellen van een protocol voor VVA’s. Dit houdt in dat bepaald wordt (1)<br />
welke projecten auditplichtig zijn (en in welke fasen van het ontwerpproces), (2)<br />
hoe de audit georganiseerd wordt in <strong>Vlaanderen</strong> (inclusief de relatie met PCV en<br />
PAC en de Vlaamse overlegcultuur) en (3) wat de audit inhoudt. Een afstemming<br />
en integratie met andere audits (MER, MOBER) is hierbij noodzakelijk;<br />
- een juridische verankering van de VVA (in relatie tot MER en MOBER);<br />
- opleiding en bijscholing (van auditoren);<br />
- voor de audits wordt gewerkt met externe auditoren (geïntegreerd in de werking<br />
rond mobiliteit), dit weliswaar enkel voor projecten met een zeer grote impact.<br />
- 190 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
Om ook projecten van gemeenten en provincies aan een audit te onderwerpen, kunnen<br />
de mogelijkheden van het convenantenbeleid verder uitgebreid worden.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
De VVA heeft een gunstige invloed op de verkeersveiligheid doordat ontwerpfouten<br />
al in de ontwerpfase worden aangepast. Potentieel onveilige situaties worden hierdoor<br />
bij voorbaat zoveel mogelijk voorkomen. Het potentieel van de maatregel is<br />
afhankelijk van de mate waarin de VVA wordt ingezet en voor welke projecttypes.<br />
Idealiter is een audit voor elk project van wegherinrichting voordelig. Deze audit<br />
kan voor kleinere projecten door de ontwerper zelf gebeuren.<br />
Prioritair zijn de projecten met een lange levensduur en met een grote impact.<br />
De aard van de betrokken ongevallen is afhankelijk van het project en van de geformuleerde<br />
aanbevelingen (en dus de kwaliteit van de auditoren).<br />
In een aantal studies werd het rendement van VVA onderzocht. De audits blijken<br />
volgens deze studies zeer rendabel te zijn (vooral ook omdat het om langlopende<br />
investeringen gaat). Specifi eke ongevallenreducties per project zijn niet teruggevonden.<br />
Een analyse van het programma ‘gevaarlijke punten’ kan bijkomende informatie<br />
verschaffen.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
De invoering van de VVA, en de daarbij horende terugkoppeling van de resultaten,<br />
leidt tot meer kennis over verkeersveiligheid. Via de auditoren wordt deze kennis<br />
ingebracht in de Vlaamse administratie.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
De verantwoordelijkheid ligt in de eerste plaats bij de verschillende wegbeheerders<br />
(gewest, provincie en gemeenten). Via het convenantenbeleid kan het gewest<br />
invloed uitoefenen op de lagere overheden.<br />
Om te veel bijkomende lasten te vermijden wordt overlegd met de Minister van<br />
Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu hoe de MER/MOBER/VVA best geïntegreerd<br />
wordt.<br />
Naast de wegbeheerder als opdrachtgever, zijn ook de ontwerper en de auditoren<br />
betrokken partijen. Naarmate meer projecten geaudit worden, zullen meer auditoren<br />
beschikbaar moeten zijn. De auditoren dienen onafhankelijk van de opdrachtgever<br />
en de ontwerper te kunnen oordelen over het ontwerp, voor wat betreft projecten<br />
met een grote impact.<br />
HAALBAARHEID<br />
Afhankelijk van de omvang en complexiteit van het project varieert de gespendeerde<br />
tijd van acht tot ruim 100 uur, met een gemiddelde van ongeveer 60 uur.<br />
Audits verricht door lokale overheden zelf nemen twee tot 80 uur in beslag, met een<br />
gemiddelde van 21 uur. De doorlooptijd is afhankelijk van de procedure, die nog<br />
vast te leggen is.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 191 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
In <strong>Vlaanderen</strong> wordt jaarlijks een groot aantal infrastructuurprojecten uitgevoerd<br />
(herinrichting, onderhoud, bebording, …) door de Vlaamse overheid, provincies en<br />
gemeenten.<br />
In eerste instantie is het niet realistisch om alle projecten aan een VVA te onderwerpen.<br />
Daarvoor zijn er te weinig auditoren. In een eerste fase wordt daarom het<br />
aantal te auditen projecten beperkt tot deze projecten met een lange levensduur of<br />
een omvangrijke impact. De selectie van de projecten gebeurt bij voorkeur onafhankelijk<br />
van de wegbeheerder. In een latere fase is toevoeging van andere projecten<br />
mogelijk.<br />
Een aantal projecten van de Vlaamse overheid doorloopt nu reeds een auditprocedure,<br />
hetzij via de PCV, hetzij via de PAC. Het nieuwe auditprotocol beoogt een<br />
maximale integratie van deze overlegstructuren.<br />
Het Steunpunt Verkeersveiligheid maakte een literatuuroverzicht van VVA’s. Aandachtspunten<br />
voor implementatie werden hierbij naar voren geschoven. Een tweede<br />
onderzoeksrapport ging dieper in op de inhoud van de audit. Deze rapporten<br />
dienen als input voor de opmaak van het protocol.<br />
Aanvullend daarop worden binnen het Vlaams Forum Verkeersveiligheid twee<br />
discussierondes gepland. De eerste gaat na waar de grenzen voor een dergelijke<br />
veiligheidstoets moeten liggen (welke schaal, welk soort projecten). De tweede zal<br />
nagaan hoe deze toets mogelijk is in bestaande vergunningskaders, zonder extra<br />
planlast.<br />
In het pendelplan is als ruimtelijke stimulus de verplichtstelling van de MOBER bij<br />
projecten met belangrijke mobiliteitsconsequenties geformuleerd. Analoog kan de<br />
verplichtstelling van de VVA bij projecten met belangrijke verkeersveiligheidsconsequenties<br />
(en dus zeker bij de MOBER-plichtige) behandeld worden.<br />
De kosten voor de VVA zijn beperkt in het totaal van de realisatiekosten. De kosten<br />
voor de VVA bedragen meestal ongeveer 4 % van de totale ontwerpkosten (dit kan<br />
hoger zijn bij kleine projecten). De totale ontwerpkosten zijn bovendien slechts 5 %<br />
tot 6 % van de totale implementatiekosten. Dit betekent dat de kosten van de audit<br />
slechts ongeveer 0,2 % van de totale implementatiekosten uitmaken. Dit percentage<br />
is uiteraard afhankelijk van de gehanteerde procedure.<br />
Bovendien wordt op termijn bespaard op kosten voor uitvoering van corrigerende<br />
maatregelen. De corrigerende maatregelen die uit een VVA naar voren komen, vallen<br />
vaak in de categorie van de goedkope maatregelen en de kosten zijn alleszins<br />
lager dan de kosten voor herstellende behandelingen na afronding van het project.<br />
Elvik & Vaa (2004) stellen dat de aanvullende maatregelen iets meer dan 1 % van<br />
de totale implementatiekosten uitmaken.<br />
OUTPUTINDICATOREN<br />
Als outputindicator kan het aantal geaudite projecten worden opgenomen.<br />
- 192 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
De invoering van de VVA’s mag de administratieve werklast niet te veel verhogen.<br />
Hierdoor zou het draagvlak immers kunnen verkleinen. De gemakkelijkste manier<br />
om de audit in te voeren is door hem op te nemen in de bestaande procedures<br />
(PAC, PCV, MER, …).<br />
Het verdient aanbeveling om niet alleen wegeninfrastructuurprojecten te onderwerpen<br />
aan een audit, maar ook RUP’s en andere projecten van ruimtelijke ordening<br />
te toetsen aan de verkeersveiligheidsimpact. Een overleg met de administratie voor<br />
ruimtelijke ordening is dan ook noodzakelijk.<br />
Er is bovendien een afstemming nodig van de verschillende soorten audits. De afbakening<br />
van en afstemming tussen MER-plichtige, MOBER-plichtige en VVA-plichtige<br />
projecten wordt hierbij best geïntegreerd behandeld.<br />
REFERENTIES<br />
• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The Handbook of Road Safety Measures. Elsevier.<br />
• Princen, P. (2007). Inhoudelijke aspecten van de verkeersveiligheidsaudit: literatuurstudie.<br />
Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
• Van Hout, K. & Kemperman, M. (2004). Verkeersveiligheidsaudits. Een studie<br />
van de internationale literatuur. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij<br />
Stijgende Mobiliteit.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 193 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
3.5 Aangepaste infrastructuur voor motorrijders<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Een Vademecum Motorrijders moet dienen als uitgangspunt voor infrastructuuraanpassingen<br />
op het gewestwegennet.<br />
• Aanleiding<br />
Het Design for All-principe stelt dat de weginrichting voor alle weggebruikers geschikt<br />
en veilig moet zijn. Uiteraard geldt dit ook voor motorrijders.<br />
Ongeveer 20 % van de ongevallen, inclusief valpartijen, met motorrijders vinden<br />
hun oorzaak in het wegdek door bijvoorbeeld onvoldoende stroefheid of een slecht<br />
wegdek (Gysen & Daniels 2006). Daarnaast wordt de uitkomst van een ongeval,<br />
dat niet te wijten is aan de staat van het wegdek, soms verergerd door de aanwezigheid<br />
van obstakels langs de weg.<br />
De motorrijders blijven voorts een categorie weggebruikers om in het oog te houden.<br />
Ze hebben een zeer hoog risico en zijn zeer kwetsbaar. Het aantal ongevallen<br />
met motorrijders stijgt, in tegenstelling tot de meeste andere weggebruikers.<br />
• Doel<br />
Het doel van de maatregel is om de verkeersveiligheid van motorrijders te verhogen.<br />
• Doelgroep<br />
De doelgroep van deze maatregel zijn de motorrijders.<br />
• Detailbeschrijving<br />
<strong>Vlaanderen</strong> werkt momenteel aan een Vademecum Motorrijders. Dit Vademecum zal<br />
dienen als uitgangspunt voor infrastructuuraanpassingen op het gewestwegennet.<br />
Het Vademecum kan eveneens als leidraad dienen voor het ontwerp van gemeente-<br />
en provinciewegen.<br />
Bijzondere aandacht zal gaan naar een voldoende stroefheid van het wegdek<br />
(markeringen), het wegwerken van ongeregeldheden in het wegdek (putten, spleten,<br />
ribbels) en het vermijden van onnodige obstakels.<br />
De NIS-cijfers geven geen volledig beeld van de ongevalsoorzaken. Een diepteanalyse<br />
van motorongevallen zal deze oorzaken op een duidelijker manier blootleggen.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
Eerst wordt beoogd om eenzijdige ongevallen met motorrijders te voorkomen<br />
(19 % van de ongevallen met motorrijders volgens de NIS-gegevens: Van Vlierden &<br />
Van Geirt, 2005). Daarnaast wordt ook beoogd om de ernst van deze schuivers in<br />
te perken.<br />
Van de motorfi etsongevallen doet 32 % zich voor in een scherpe bocht, 21 % heeft<br />
te maken met slechte zichtbaarheid, 18 % is te wijten aan een slecht wegdek,<br />
15 % gebeurt naar aanleiding van fi les of opstoppingen, 8 % gebeurt bij werken,<br />
3 % ten gevolge van een gebrekkige signalisatie, 2 % bij een defecte of onvoldoen-<br />
- 194 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
de verlichting en 1 % in een sterke afdaling (Van Vlierden & Van Geirt, 2005).<br />
De helft van de eenzijdige ongevallen houdt een aanrijding met een obstakel buiten<br />
de rijbaan in.<br />
Onvoldoende stroefheid en onverwachte gebeurtenissen dienen dus vermeden te<br />
worden. Ook een voldoende ruime obstakelvrije zone is wenselijk. Het spreekt voor<br />
zich dat, ook bij aangepaste infrastructuur, de motorrijder zijn snelheidsgedrag<br />
dient aan te passen.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Niet van toepassing.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
De verschillende wegbeheerders zijn verantwoordelijk voor de uitbouw en het onderhoud<br />
van een veilig wegennet. Als dusdanig zijn zij de eerste verantwoordelijke<br />
uitvoerders. De Vlaamse overheid is samen met de belangengroeperingen verantwoordelijk<br />
voor de verspreiding van relevante informatie.<br />
HAALBAARHEID<br />
Er bestaat reeds een dienstorder over wegmarkeringen, vangrails en betonnen trottoirbanden<br />
(d.d. 8/4/2004).<br />
Er wordt momenteel eveneens gewerkt aan een Vademecum Motorrijders.<br />
Gevaarlijke locaties worden versneld aangepakt. De overige worden ingebed in<br />
het normale investerings- en onderhoudsritme. De maatregel lift maximaal mee met<br />
andere aanpassingen zodat de meerkost beperkt blijft.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
Het vinden van de prioritaire locaties is niet eenvoudig, voornamelijk door het relatief<br />
lage aantal motorrijders en daarmee het kleine aantal ongevallen per locatie.<br />
Het is belangrijk om geen nieuwe gevaarlijke locaties te creëren door ondoordachte<br />
ontwerpen. In de verkeersveiligheidsaudit moet daarom ook de motorrijder voldoende<br />
aandacht krijgen. Ook het Design for All-principe zorgt ervoor dat de motorrijder<br />
bij het ontwerp steeds aan bod komt.<br />
REFERENTIES<br />
• BIVV (2005). Aandacht voor motorrijders in de weginfrastructuur. Brussel: BIVV.<br />
• Gysen, G. & Daniels, S. (2006). De Vlaamse motorrijder in kaart gebracht.<br />
Enquête bij 1000 motorrijders. Diepenbeek: Instituut voor Mobiliteit.<br />
• Van Vlierden, K. en Van Geirt, F. (2005). Steunpuntnota ‘Motorrijders’. Risicofactoren<br />
voor motorrijders. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende<br />
Mobiliteit.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 195 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
3.6 ISA-snelheidskaart<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Een snelheidskaart wordt opgemaakt voor het Vlaamse wegennet.<br />
• Aanleiding<br />
Snelheid blijft het belangrijkste verkeersveiligheidsprobleem. ISA, een voertuigsysteem<br />
dat de bestuurder de geldende snelheidslimiet aangeeft (of oplegt), kan<br />
bestuurders helpen om zich beter aan de snelheidslimiet te houden. ISA heeft nood<br />
aan een nauwkeurige positiebepaling van het voertuig en nauwkeurige informatie<br />
omtrent de snelheidslimiet op die locatie. Een combinatie van gps en digitale wegenatlassen<br />
levert deze informatie.<br />
• Doel<br />
De snelheidskaart is onontbeerlijk voor de invoering van ISA op grote schaal.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Een digitale wegenatlas is onontbeerlijk voor het slagen van ISA als verkeersveiligheidsmaatregel.<br />
De heersende snelheidslimiet moet immers op elk moment gekend<br />
zijn opdat de rijsnelheid hieraan kan aangepast worden.<br />
In aansluiting op de opgeleverde haalbaarheidsstudie (De Mol & Vlassenroot,<br />
2006) moet worden bepaald hoe de databank wordt opgebouwd, wie ze zal<br />
onderhouden en wie ze zal beheren. Aandacht is daarbij nodig voor de Europese<br />
standaardisering, de bestaande procedures en wat op het terrein haalbaar is. Dit alles<br />
zal moeten leiden tot het stroomlijnen van bepaalde processen, dataverzameling<br />
en het up-to-date houden van de snelheidsdatabank. De kwaliteitseisen die aan de<br />
kaart gesteld worden, verschillen naargelang men een open of gesloten ISA-systeem<br />
beoogt.<br />
Volgens de haalbaarheidsstudie (De Mol & Vlassenroot, 2006) wordt best gestart<br />
met de opbouw van samenwerkingsverbanden. Uit de landen waarin de snelheidsdatabank<br />
al opgebouwd of in opbouw is, kan men de nodige en nuttige ervaring<br />
halen. In Finland werd een beperkte, specifi eke wettelijke regeling opgesteld waardoor<br />
de basis werd gelegd voor het afsluiten van contracten met de wegbeheerders.<br />
Daarenboven bepaalde deze wetgeving het statuut van de databank, de fi nanciële<br />
regelingen, de vorm en procedures voor de datacollectie en updating, copyrightafspraken,<br />
de toepassingsvoorwaarden van de databank en een duidelijke omschrijving<br />
van de rechten en plichten van de partners.<br />
Hierbij dient de nodige aandacht te gaan naar optimalisaties, in samenhang met de<br />
verschuivingen rond het administratieve en inhoudelijke toezicht van de aanvullende<br />
reglementen dat het gewest vanaf 2008 uitvoert. Op basis hiervan is het de bedoeling<br />
een integrale verkeersbordendatabank uit te bouwen, waar tevens de snelheidsborden<br />
in opgenomen zijn.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
Overdreven of onaangepaste snelheid is bij 20 tot 35 % van de ongevallen de oorzaak<br />
of medeoorzaak (SGVV, 2007). ISA is een krachtig hulpmiddel om ongevallen<br />
- 196 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
door overdreven snelheid terug te dringen, zeker in combinatie met een variabele<br />
signalisatie die de snelheid aanpast volgens de omstandigheden.<br />
De snelheidskaart op zich heeft geen effect op de verkeersveiligheid. Het is echter<br />
noodzakelijk als onderdeel van ISA. ISA heeft wel een groot reductiepotentieel. De<br />
effectiviteit van ISA is het grootst voor de verplichte systemen die altijd de snelheid<br />
afdwingen. Een nadeel van de verplichte systemen is het kleine draagvlak. Dat laatste<br />
is dan weer groter bij de informatieve ISA-systemen. Ook deze open systemen<br />
hebben een gunstige invloed op de verkeersveiligheid (Gogaert et al., 2005).<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
De invoering van ISA geeft aanleiding tot een rustigere rijstijl met een verminderde<br />
uitstoot tot gevolg. Uit een aantal testen blijkt bovendien dat bestuurders zich minder<br />
gestresseerd voelen.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
De Vlaamse overheid staat in voor de ontwikkeling van de verkeersbordenkaart<br />
(inclusief snelheid). De implementatie van de kaart in ISA- en navigatiesystemen valt<br />
onder de verantwoordelijkheid van de gps- en autofabrikanten.<br />
HAALBAARHEID<br />
Recent werd een studie uitgevoerd die de mogelijkheden van een snelheidsdatabank<br />
moest nagaan (De Mol & Vlassenroot, 2006). De studie heeft de variabelen<br />
in kaart gebracht die aanwezig moeten zijn in zo’n snelheidsdatabank. Ook beslissingsprocessen,<br />
regelgeving en procedures ter wijziging van de gegevens zijn<br />
geïnventariseerd. Mogelijke problemen bij de data-inzameling of bij de invoering<br />
van wijzigingen in de databank zijn verzameld en oplossingen zijn aangegeven.<br />
Deze studie zal als basis dienen voor de effectieve bouw van een snelheidsdatabank<br />
voor <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Bovendien is bij bijna alle grote autoconstructeurs nu al een open ISA-systeem in<br />
werking. Het ontbrekende deel is de snelheidskaart. Van zodra deze kaart beschikbaar<br />
is, zal ze daarom snel ingang vinden op de markt.<br />
Vooraleer de invoering van ISA op grote schaal mogelijk is, dient een aantal technische<br />
en organisatorische problemen overwonnen te worden. De praktische oefening<br />
kan op korte termijn van start gaan. Open systemen hebben inmiddels hun deugdelijkheid<br />
bewezen. Fouten in de snelheidsaanduiding geven hier trouwens minder<br />
aanleiding tot problemen, in tegenstelling tot de dwingende variant. De uiteindelijke<br />
realisatie van een informatieve ISA moet op de middellange termijn gezien worden.<br />
OUTPUTINDICATOREN<br />
In eerste instantie wordt de al dan niet beschikbaarheid van de kaart genomen als<br />
indicator. Bijkomend kan het aantal voertuigen uitgerust met een ISA- of navigatietoestel<br />
met snelheidsaanduiding functioneren als indicator.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 197 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
De ISA-snelheidskaart moet overweg kunnen met variabele snelheidslimieten. De<br />
kaart dient bijgevolg zeer dynamisch opgevat te zijn. Bovendien zijn er procedures<br />
nodig die instaan voor een vlotte doorstroming van de updates naar de gebruiker.<br />
REFERENTIES<br />
• De Mol, J. & Vlassenroot, S. (2006). Managementsnota: Krachtlijnen voor het<br />
leveren van snelheidsinformatie in functie van het toekomstig opstellen van een<br />
snelheidsdatabank. Gent: CDO.<br />
• Gogaert, S., Lavrysen, A., Meugens, P. & Pauwels, J. (2005). Effect van ISAsystemen<br />
op het rijgedrag. Leuven: K.U.Leuven.<br />
• Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid (2007). Dossier – Overdreven en<br />
onaangepaste snelheid. Brussel: BIVV.<br />
- 198 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
3.7 Dynamische signalisatie<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
De impact van een variabele snelheidsaanduiding op de ontwikkeling van ISA<br />
wordt onderzocht, evenals de wisselwerking van variabele snelheidsaanduiding met<br />
de herkenbaarheid van snelheidsregimes. Er moeten eenduidige scripts uitgewerkt<br />
worden om via dynamische signalisatie correct in te spelen op actuele en veranderende<br />
omstandigheden.<br />
• Aanleiding<br />
Door middel van verkeerstekens kan de overheid het verkeersgedrag sturen en<br />
informatie verstrekken aan de weggebruikers. De gewone verkeerstekens hebben<br />
een aantal beperkingen. De meeste verkeerstekens zijn permanent en geven steeds<br />
dezelfde boodschap, ongeacht de heersende omstandigheden. Variabele (of dynamische)<br />
signalisatie kan hieraan tegemoetkomen.<br />
• Doel<br />
Het doel van de maatregel is in de eerste plaats te komen tot een logischer (en dus<br />
voor bestuurders meer aanvaardbare) snelheidsaanduiding. Een betere naleving<br />
van de snelheidslimieten wordt hiermee beoogd.<br />
• Doelgroep<br />
De maatregel is gericht op de bestuurders van gemotoriseerd vervoer.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Dynamische signalisatie is in principe inzetbaar voor verschillende doeleinden<br />
(schoolomgevingen, Incident Management, dynamische route-informatie, variabele<br />
snelheidsaanduiding, smog, …). Variabele verkeersinformatie wordt voornamelijk<br />
gebruikt om bestuurders te informeren. De informatie is daarbij aangepast aan de<br />
actuele situatie op de weg. De aanpassing van de boodschap kan gebeuren van op<br />
afstand door de verkeerscontrole of automatisch op basis van metingen. Gezien de<br />
kostprijs van de plaatsing van de borden, wordt dynamische signalisatie prioritair<br />
toegepast op die wegvakken waar de grootste verkeersproblemen heersen zoals de<br />
ringwegen rond Brussel, Antwerpen en Gent en de autosnelwegen.<br />
De variabele snelheidsaanduiding heeft een impact op de ontwikkeling van intelligente<br />
snelheidsinformatiesystemen (informatieve ISA). <strong>Vlaanderen</strong> zal daarom<br />
onderzoeken wat de mogelijkheden van de technologie zijn met betrekking tot de<br />
opmaak van een dynamische snelheidskaart die inzetbaar is in een informatief ISAsysteem.<br />
Voorts wordt nagegaan hoe variabele snelheidsaanduiding kan samengaan met de<br />
herkenbaarheid van snelheidsregimes.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
De maatregel omvat in eerste instantie het onderzoek naar de mogelijkheden van<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 199 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
variabele snelheidsaanduiding en heeft als dusdanig geen effect op de verkeersveiligheid.<br />
Het is pas bij implementatie dat de gunstige effecten optreden.<br />
Dynamische signalisatie kan op verschillende verkeersregels met borden ingrijpen.<br />
De maatregel heeft een potentiële impact op alle ongevallen op die locaties waar<br />
hij toegepast wordt.<br />
De maatregel wordt in de eerste plaats toegespitst op variabele snelheidsaanduiding<br />
en heeft een impact op de ongevallen die gebeuren ten gevolge van overdreven<br />
of onaangepaste snelheid.<br />
Een betere naleving van de snelheidslimieten levert een rustiger verkeersbeeld en<br />
daardoor een lager ongevalsrisico op. De effecten van variabele snelheidsaanduiding<br />
variëren van 10 tot 30 % minder ongevallen (Sisiopiku, 2001).<br />
Ook andere toepassingen zijn mogelijk met variabele signalisatie. Dynamische<br />
route-informatie heeft een verwaarloosbaar effect op het aantal ongevallen.<br />
Algoritmes die de kortste routetijd kiezen voor het bepalen van de route leveren de<br />
meeste ongevallen op. De keuze van het algoritme is dus zeker van belang.<br />
De sociale kosten en baten moeten mee in rekening worden gebracht.<br />
Studies tonen dat variabele signalering die waarschuwt voor bepaalde omstandigheden<br />
zeer effectief is in het reduceren van ongevallen. Waarschuwingen voor<br />
ongevallen reduceren het aantal ongevallen op snelwegen met 44 %, mistwaarschuwingen<br />
zijn goed voor een reductie van 84 % van de mistongevallen,<br />
fi lewaarschuwingen verminderen het aantal aanrijdingen langs achter met letsel<br />
met 16 %. Feedbacksignalisatie geeft een tendens weer naar ongevallenreductie,<br />
maar de gevonden resultaten zijn niet signifi cant.<br />
De mate van ongevallenreductie is sterk afhankelijk van de uitgebreidheid van het<br />
systeem. In 2002 gebeurden 2.406 ongevallen op autosnelwegen. Bij toepassing<br />
op het gehele autosnelwegennet kan bij invoering van een variabele snelheidsaanduiding<br />
een reductie van het aantal ongevallen met 240 tot 720 ongevallen<br />
bewerkstelligd worden.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Er is pas sprake van secundaire effecten wanneer de dynamische signalisatie ook<br />
effectief geplaatst is. Met betrekking tot het onderzoek naar een aantal elementen<br />
die samenhangen met dynamische signalisatie zijn er geen secundaire effecten<br />
vaststelbaar.<br />
Dynamische route-informatie beoogt het vermijden van overbodige verplaatsingen.<br />
Doorgaans kiezen bestuurders voor de route met de kortste reistijd. Dit betekent niet<br />
noodzakelijk de kortste route in kilometers. Het effect op emissies is niet bekend.<br />
Het wegennet wordt vollediger gebruikt. Dit betekent ook dat meer verkeer gestuurd<br />
wordt via wegen die minder geschikt zijn, met een verminderde leefbaarheid op die<br />
wegen tot gevolg. De congestie op de hoofdstraten kan wel afnemen. Een goede<br />
afweging tussen gewenste en ongewenste route-effecten is alleszins noodzakelijk.<br />
Daarnaast zouden deze systemen ook multimodaal kunnen toegepast worden.<br />
- 200 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
Zo kunnen autobestuurders verwezen worden naar de dichtste P&R op het moment<br />
van ongevallen.<br />
Incident Management is vooral ontworpen als middel van fi lebestrijding: de verwachte<br />
impact op congestie is dan ook belangrijker. Niettemin kunnen er ook veiligheidseffecten<br />
optreden. Voorts kan een dynamische snelheidsaanduiding gebaseerd<br />
zijn op de verkeersdrukte op een bepaald moment. De snelheid kan dan zodanig<br />
gekozen worden dat de doorstroming optimaal is. De capaciteit van het wegennet<br />
vergroot hierdoor. Een betere doorstroming op autosnelwegen vermindert bovendien<br />
de neiging om alternatieve routes over het onderliggende wegennet op te zoeken;<br />
deze wegen zijn minder geschikt om de stroomfunctie te vervullen. Hierdoor verhoogt<br />
de verkeersveiligheid en de leefbaarheid ook langs deze routes.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
In de eerste plaats is de onderzoekswereld verantwoordelijk voor de onderzoeksresultaten.<br />
Het Steunpunt Mobiliteit en Openbare Werken - spoor verkeersveiligheid<br />
kan hierin een belangrijke rol spelen.<br />
De invoering van variabele snelheidsaanduiding op zich is een zaak voor de wegbeheerder.<br />
Aangezien het voornamelijk de belangrijke stroomwegen betreft, zal dit<br />
dan ook voornamelijk het Vlaams Gewest zijn met het Vlaams Verkeerscentrum. Een<br />
eventuele invoering wordt ondersteund door wetenschappelijk onderzoek.<br />
HAALBAARHEID<br />
Dynamische signalisatie is voornamelijk geschikt voor die wegen waar de omstandigheden<br />
vrij sterk kunnen variëren. In eerste instantie worden het hoofdwegennet<br />
en de primaire wegen hiermee uitgerust. De bepaling van de uiteindelijke omvang<br />
en de prioriteiten worden bepaald na onderzoek terzake. De eigenlijke invoering<br />
op het terrein op voldoende grote schaal zal daarom nog ettelijke jaren in beslag<br />
nemen. De realisatie op het autosnelwegennet is voorzien op middellange termijn.<br />
De primaire wegen kunnen daarna volgen.<br />
In Antwerpen is reeds een verkeerscentrum ingericht dat de verkeersafwikkeling op<br />
de Antwerpse ring en de toevoerwegen opvolgt. Dit is voornamelijk op Incident<br />
Management gericht, maar het is mogelijk variabele snelheidslimieten op te leggen.<br />
OUTPUTINDICATOREN<br />
Als primaire indicator geldt de stand van zaken van het onderzoekswerk.<br />
Als indicator voor de realisatie op het terrein kan het aantal kilometer wegen uitgerust<br />
met een dynamische signalisatie gebruikt worden.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
Er bestaat een vrij brede consensus over het nut van dynamische signalisatie, zowel<br />
wat betreft de verkeersveiligheid als de doorstroming. Voorts is er in <strong>Vlaanderen</strong> al<br />
heel wat onderzoek uitgevoerd naar onder andere ISA en Incident Management.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 201 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
Ook vanuit de onderzoekswereld wordt het belang van verder onderzoek ondersteund.<br />
Het belangrijkste knelpunt voor de invoering op het terrein blijft daarmee het<br />
vinden van de nodige budgetten.<br />
REFERENTIES<br />
• Sisiopiku (2001). Variable Speed Control: Technologies and Practice. In: Proceedings<br />
of the 11th Annual Meeting of ITS America.<br />
- 202 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
22<br />
ESP= = Electronic Stability Program.<br />
23<br />
ABS = AntiBlokkeerSysteem.<br />
24<br />
ICC : Intelligent Cruise Control.<br />
3.8 Technologische vernieuwing<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Nieuwe (potentieel) veiligheidsbevorderende technologie in auto’s wordt actief<br />
opgevolgd en onderzocht.<br />
• Aanleiding<br />
De gordel heeft in het verleden een zeer belangrijk aandeel gehad in het terugdringen<br />
van het aantal verkeersslachtoffers. Sindsdien zijn een aanzienlijk aantal<br />
beschermende maatregelen in voertuigen toegepast. Ook in de toekomst wordt<br />
voertuigveiligheid naar voren geschoven als belangrijke maatregel met een hoog<br />
potentieel voor slachtofferreductie. Diverse constructeurs hebben de voorbije jaren<br />
veiligheidssystemen ontwikkeld, los van enige regulering door een overheid. Veiligheid<br />
van inzittenden is een verkoopsargument geworden.<br />
• Doel<br />
Het doel van de maatregel is het faciliteren van beschermende voertuigmaatregelen<br />
zodat veiligere voertuigen gemakkelijker toegang tot de markt krijgen.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Autofabrikanten blijven innoveren op het gebied van veiligheidsbevorderende<br />
technologie (ESP 22 , ABS 23 , ICC 24 , gordelverklikker, alcolocks, …). <strong>Vlaanderen</strong> zal<br />
deze ontwikkelingen actief blijven volgen. Dit laat toe om tijdig de impact van<br />
interessante ontwikkelingen te onderzoeken vooraleer ondersteuning gegeven wordt<br />
voor deze technologie. De impact van de technologie is niet steeds eenduidig. Het<br />
probleem van risicocompensatie loert steeds om de hoek en verdient aandacht. Het<br />
onderzoek behelst daarom vragen over acceptatie, risicocompensatie en reactie van<br />
de bestuurder in aanwezigheid van het systeem.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
De aard van de technologische vernieuwingen is zeer divers. Zo zijn er toepassingen<br />
gericht op de passieve veiligheid van de betrokkenen (beveiligingsmiddelen<br />
zoals airbags, autogordel, …) en toepassingen die actief ingrijpen om ongevallen<br />
te voorkomen (ISA, Adaptive Cruise Control, Crash Avoidance, lane departure warning,<br />
…). De passieve systemen hebben voornamelijk een invloed op de inzittenden,<br />
terwijl de actieve systemen ook een potentiële invloed op de andere weggebruikers<br />
hebben.<br />
De aard van de betrokken ongevallen is afhankelijk van het type technologische vernieuwing.<br />
Zo hebben alcolocks een invloed op het aantal ongevallen met chauffeurs<br />
onder invloed. ICC heeft dan weer voornamelijk een invloed op kop-staartaanrijdingen.<br />
Detectiesystemen kunnen het aantal aanrijdingen met andere weggebruikers<br />
terugdringen. Elk heeft ook een verschillende effectiviteit.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 203 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
Daarom een aantal effectiviteitscijfers (ERSO, 2006):<br />
o Verbeterde koplampen: afhankelijk van het systeem van -29 % tot +6 %.<br />
o ICC: 49 % minder kop-staartbotsingen en 6 % minder ongevallen.<br />
o Een hoorbare gordelverklikker heeft een kosten-batenverhouding van 1:6.<br />
o ISA: hoe meer het systeem tussenkomt, hoe groter de effectiviteit. Verplichte installatie<br />
van informatief of ondersteunend systeem leidt tot -20 % letselongevallen;<br />
een verplichtend systeem in combinatie met dynamische snelheidsaanduiding<br />
heeft een potentieel van -36 % letselongevallen, ernstige en dodelijke ongevallen<br />
-48 % en dodelijke ongevallen -59 %. In een Nederlandse studie is sprake van<br />
-15 % ziekenhuisopnames en -21 % doden.<br />
o Zwarte dozen kunnen het rijgedrag in behoorlijke mate beïnvloeden met een<br />
ongevalsreductie van 20 tot 30 %.<br />
o ABS: onderzoekt stelt dat ABS een klein, maar signifi cante reductie van het aantal<br />
ongevallen heeft. 5 % minder letselongevallen, maar wel 6 % meer dodelijke<br />
ongevallen. Het aantal rollovers en eenzijdige ongevallen (al dan niet tegen obstakel)<br />
neemt toe. Ongevallen met voetgangers, fi etsers, dieren en ongevallen met<br />
afslaande voertuigen nemen af. Er lijkt geen effect te zijn op kop-staartbotsingen.<br />
Risicocompensatie in de vorm van hogere snelheden en agressiever rijgedrag<br />
komen voor. De kennis van ABS is eerder beperkt (de beperkingen zijn onvoldoende<br />
gekend).<br />
o Remondersteuning: voor een auto die remt aan 100 km/u zou de remafstand afnemen<br />
met 45 %. De slachtofferreductie is nog niet wetenschappelijk vastgesteld.<br />
o Alcolock: Wanneer alcolock deel uitmaakt van een omvattende maatregel, zijn<br />
reducties van 40 tot 95 % van herhaalde overtredingen vastgesteld.<br />
o Collision Avoidance Systems hebben een groot reductiepotentieel in laboratoriumsituaties.<br />
De werkelijke ongevallenreductie moet nog bepaald worden.<br />
o Gordels: gordelverklikkers verhogen het gordelgebruik en daardoor wordt het<br />
letselrisico verlaagd met ongeveer 20 % bij voertuiginzittenden. Ze reduceren het<br />
risico op ernstig of dodelijk letsel met 40 tot 65 %.<br />
o En andere zoals airbags, structuur voertuig, …<br />
De voorgestelde maatregel omvat enkel de opvolging van nieuwe systemen en onderzoek<br />
daarrond. Er is geen rechtstreekse impact op de verkeersveiligheid. Tevens<br />
is onderzoek nodig naar de impact van een versnelde invoering van systemen die<br />
een signifi cant positief effect hebben op de verkeersveiligheid.<br />
De invoering van de systemen heeft daarentegen wel een potentieel effect op de<br />
verkeersveiligheid. De Europese Commissie stelt dat, wanneer alle voertuigen zijn<br />
uitgerust met letselbeperkende voorzieningen van het beste voertuig uit hun klasse,<br />
de helft van alle dodelijke en ernstige ongevallen vermeden zou worden. Er is een<br />
groot potentieel in slachtofferreductie door actieve en passieve veiligheidsvoorzieningen<br />
als technologische ontwikkeling wordt geprioritiseerd.<br />
Systemen die het letselrisico van de inzittenden verminderen, worden door de fabrikanten<br />
gehanteerd als verkoopsargument. Daarbij dient echter opgelet te worden<br />
dat het ongevals- en letselrisico van partijen buiten het voertuig niet verhoogd wordt,<br />
zoals door risicocompensatie. Het onderzoek dient hieraan de nodige aandacht te<br />
besteden.<br />
- 204 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Een aantal systemen beïnvloedt de afhandeling van het verkeer; een vlotter verkeer<br />
is het gevolg (als de ingestelde volgafstand goed gekozen is). Als dusdanig kan de<br />
maatregel een invloed hebben op de congestiekans en de uitstoot.<br />
De invoering van zwarte dozen biedt veel mogelijkheden voor nader onderzoek van<br />
impactsnelheden, ongevalsomstandigheden en reacties voor een ongeval. Een beter<br />
inzicht in ongevalsoorzaken ontstaat waardoor nieuwe maatregelen kunnen ontwikkeld<br />
worden.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
Productnormering is een Europese bevoegdheid. Niettemin beschikken de federale<br />
overheid (via fi scale maatregelen) en de Vlaamse overheid (via charters en gebruikersinformatie)<br />
over mogelijkheden om de markt te sturen.<br />
Het opvolgen van de ontwikkelingen gebeurt binnen de Vlaamse bevoegdheden.<br />
HAALBAARHEID<br />
De Vlaamse overheid volgt de ontwikkelingen permanent op. Het ondersteunend<br />
onderzoek gebeurt binnen de relevante wetenschappelijke instellingen.<br />
OUTPUTINDICATOREN<br />
Niet van toepassing.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
Beschermende maatregelen voor voertuiginzittenden zullen gemakkelijk opgenomen<br />
worden door constructeurs; bescherming van derden moet mogelijk gestuurd<br />
en opgelegd worden (op Europees niveau). Onderzoek is noodzakelijk om dit te<br />
onderbouwen.<br />
REFERENTIES<br />
• ERSO (2006). Vehicle Safety – webtext of the European Road Safety Observatory.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 205 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
3.9 Design for All<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Het Design for All-principe wordt ingebed in het ontwerpproces van wegeninfrastructuur,<br />
inclusief de openbare ruimte, via een toegankelijkheidsaudit.<br />
• Aanleiding<br />
Het huidige ontwerp van openbare ruimten focust nog te veel op de auto als<br />
dominante weggebruiker, en soms ook vrachtwagens en bussen. Kwetsbare weggebruikers<br />
moeten het stellen met de restruimte. Het gevolg zijn vaak lapmiddeltjes<br />
om toch iets aan de veiligheid van deze weggebruikers te doen, vaak ten koste van<br />
het comfort, en zonder rekening te houden met hun specifi eke vereisten. Het STOPprincipe<br />
(Stappers, dan Trappers, dan Openbaar en tot slot Privévervoer) moet als<br />
ontwerprichtlijn gelden.<br />
• Doel<br />
Het doel van de maatregel is om van bij het ontwerp van openbare ruimten meer<br />
aandacht te hebben voor alle soorten weggebruikers en hun verkeersveiligheid.<br />
• Doelgroep<br />
De maatregel beoogt een verbeterde positie voor de kwetsbare weggebruikers in<br />
het verkeer. Deze kwetsbare weggebruikers zijn niet enkel fi etsers en voetgangers,<br />
maar ook bromfi etsers, motorrijders en personen met een beperking (kinderen,<br />
senioren, personen met een motorische of verstandelijke beperking, personen met<br />
een kinderwagen, …).<br />
• Detailbeschrijving<br />
Bij het ontwerp van verkeersinfrastructuur, voertuigen en mobiliteitssystemen dienen<br />
de belangen en beperkingen van alle weggebruikers die kunnen verwacht worden<br />
op een bepaald type infrastructuur in rekening te worden gebracht. De infrastructuur<br />
moet iedereen toelaten om zich veilig en comfortabel te verplaatsen. Voertuigen<br />
moeten niet alleen de inzittenden beschermen, maar ook een voldoende hoog<br />
veiligheidsniveau garanderen voor de kwetsbare weggebruikers waar ze mee in<br />
confl ict komen.<br />
Design for All heeft niet alleen aandacht voor de zwakke weggebruiker, het houdt<br />
ook in dat het vrachtwagens niet onmogelijk wordt gemaakt gebruik te maken van<br />
wegen waar ze toegelaten zijn. En ook motorrijders hebben recht op een veilige<br />
wegomgeving.<br />
Daarom zal een instrument ontwikkeld worden dat toelaat ontwerpen te toetsen op<br />
hun Design for All-gehalte: de toegankelijkheidsaudit. Dit instrument krijgt een vaste<br />
plaats in het geheel van toetsingsinstrumenten (MER, MOBER, VVA). Waar confl icten<br />
optreden tussen ontwerpvereisten, zal maximaal het STOP-principe gehanteerd<br />
worden.<br />
Ook opleidingen moeten voldoende aandacht besteden aan alle types weggebruikers.<br />
Hierdoor zal het Design for All-principe op termijn vanzelfsprekend worden.<br />
- 206 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
Design for All is een ontwerpprincipe. Het heeft geen rechtstreekse impact op de<br />
verkeersveiligheid. Het principe beoogt onder andere het terugdringen van het aantal<br />
ongevallen, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbare groepen.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Naast een verhoogde veiligheid wordt ook een verhoogd comfort nagestreefd voor<br />
alle weggebruikers. Bijkomend moet er voldoende aandacht zijn voor de leesbaarheid<br />
en mogelijk oneigenlijk gebruik van de infrastructuur.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
De ontwikkeling van het toetsingsinstrument valt onder de bevoegdheid van de<br />
Vlaamse overheid, net als de inpassing ervan in de planopmaak.<br />
Naast de overheid is elke opdrachtgever en elke ontwerper van openbare ruimten<br />
verantwoordelijk voor het uitvoeren van de toetsing. Verschillende sectoren (mobiliteit,<br />
Agentschap Wegen en Verkeer en ruimtelijke ordening) zijn hierbij betrokken.<br />
HAALBAARHEID<br />
Design for All is een ontwerpprincipe dat moet doordringen in de gehele hiërarchie.<br />
Door het op te nemen in de verschillende opleidingen wordt deze doorstroming versterkt.<br />
Design for All is op alle ontwerpprocessen toepasbaar. Alle projecten zouden<br />
dan ook op dit principe getest moeten worden.<br />
Het Design for All-principe wordt toegepast in de ontwerpfase. Een beperkte verhoging<br />
van de ontwerptermijn is mogelijk, maar wanneer het principe ingeburgerd is,<br />
is dit waarschijnlijk verwaarloosbaar.<br />
De ontwikkeling op korte termijn van het toetsingsinstrument is mogelijk.<br />
OUTPUTINDICATOREN<br />
In eerste instantie is de indicator het al dan niet beschikbaar zijn van het toetsingsinstrument.<br />
Op langere termijn wordt het aantal getoetste projecten aangenomen als<br />
indicator.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
Design for All is een ontwerpprincipe dat moet doordringen in de gehele hiërarchie.<br />
Aandacht hiervoor in de opleiding van ontwerpers en wegbeheerders is daartoe<br />
onontbeerlijk.<br />
Het toetsingsinstrument dient een vaste plaats te krijgen in het geheel van de toetsingsinstrumenten.<br />
Design for All is van toepassing op elke realisatie. Het principe<br />
moet ook terugkomen in elk van de andere toetsingsinstrumenten (MER, MOBER,<br />
VVA).<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 207 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
4.1 Aangepaste snelheden in verblijfsgebieden<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Het verlagen van de toegelaten snelheid in gebieden die voornamelijk een verblijfsfunctie<br />
hebben en waar zwakke weggebruikers prominent aanwezig zijn. Dit moet<br />
geval per geval bekeken worden in overeenstemming met de lokale omstandigheden.<br />
• Aanleiding<br />
Snelheid vormt de kern van het verkeersveiligheidsprobleem. Een hogere snelheid<br />
betekent een hoger ongevalsrisico en een hogere letselernst. Bovendien zijn overdreven<br />
en onaangepaste snelheid veel voorkomend.<br />
Lopen en fi etsen zijn vervoerswijzen waarbij men zich onbeschermd en met geringe<br />
snelheid en massa door het verkeer beweegt. Dit maakt fi etsers en voetgangers<br />
kwetsbaar. Ontmoetingen met gemotoriseerde weggebruikers hebben voor hen<br />
de ernstigste consequenties. Fietsers en voetgangers dienen dan ook beschermd<br />
te worden tegen dit gevaar, zonder hun eigen verantwoordelijkheid uit het oog te<br />
verliezen.<br />
• Doel<br />
De maatregel beoogt een verlaging van het aantal ongevallen in het algemeen en in<br />
het bijzonder deze tussen zachte weggebruikers en gemotoriseerd verkeer.<br />
• Doelgroep<br />
De maatregel grijpt in op bestuurders van gemotoriseerde voertuigen, in de eerste<br />
plaats autobestuurders. De verwachte winst is voornamelijk terug te vinden bij de<br />
zwakke weggebruikers.<br />
• Detailbeschrijving<br />
In een typische residentiële omgeving zijn ongevallen doorgaans vrij willekeurig<br />
verspreid. De gevaarlijke-puntenaanpak is daar dan ook niet toepasbaar. Nochtans<br />
kan het verkeersrisico er vrij hoog liggen (ongevallen per afgelegde voertuigkm).<br />
Maatregelen die de snelheid verlagen zijn soms noodzakelijk op locaties waar zich<br />
veel confl icten tussen meerdere modi aanbieden. Dit moet geval per geval bekeken<br />
worden om het aantal ongevallen terug te dringen.<br />
De maatregel houdt een mogelijke uitbreiding in van de zones 30 in de gebieden<br />
die voornamelijk een verblijfsfunctie hebben en waar zwakke weggebruikers een<br />
prominente plaats innemen. Dit moet geval per geval bekeken worden in overeenstemming<br />
met de lokale omstandigheden. De gebiedsontsluitingswegen blijven in<br />
hoofdzaak bij het huidige regime van 50 km/u.<br />
‘Traffi c calming’ is een combinatie van voornamelijk infrastructurele maatregelen met<br />
als doel de negatieve effecten van autoverkeer terug te dringen, het aanpassen van<br />
het gedrag van de bestuurder en het verbeteren van de omstandigheden voor de<br />
zachte weggebruiker. Mogelijke maatregelen zijn drempels en plateaus, gebiedsgerichte<br />
snelheidsverlaging, wegversmallingen, … Doorgaand verkeer moet geweerd<br />
worden in dergelijke gebieden.<br />
De hoofdstraten worden als doortocht heringericht.<br />
- 208 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
Toch is snelheidsverlaging meer dan het plaatsen van borden (dit noemen we<br />
de sobere inrichting). Ook aanpassingen aan weginfrastructuur, handhaving en<br />
sensibilisering zijn belangrijk en nodig zodat ook een effectieve snelheidsverlaging<br />
gerealiseerd wordt (de duurzame inrichting). Bovendien moeten de snelheidsbeperkingen<br />
logisch zijn zodat ze ook aanvaardbaar zijn voor de modale weggebruiker<br />
(zie hiervoor ook de fi ches 3.2 en 3.3).<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
Een snelheidsverlaging heeft een gunstige invloed op zowel de ongevalskans als op<br />
de letselernst.<br />
In 2001-2002 gebeurden 17.454 letselongevallen op gemeentewegen binnen<br />
de bebouwde kom met een snelheidsbeperking van 50 km/u. Daarvan waren er<br />
1.987 ernstige ongevallen en 168 ongevallen kenden een dodelijke afl oop.<br />
Met een fi etser en een motorvoertuig (auto, vrachtwagen of motor) gebeurden<br />
23 dodelijke ongevallen, 375 ernstige ongevallen en 3.889 letselongevallen.<br />
Voetgangers waren betrokken in 34 dodelijke ongevallen met een motorvoertuig,<br />
in 287 ernstige ongevallen en in 1.463 letselongevallen. De ongevallencijfers zijn<br />
deze van de periode 2001-2002, verzameld bij het NIS.<br />
Uit de NIS-data is evenwel niet af te leiden hoeveel van deze ongevallen gebeuren<br />
in woonstraten. Uit een detailstudie in Antwerpen blijkt dat 60 % van de fi etsslachtoffers<br />
op gemeentewegen vallen (Van Hout & de Jong, 2006). Bovendien vallen 25<br />
% van de fi etsslachtoffers in woonstraten. Hieruit kunnen we afl eiden dat ongeveer<br />
40 % van de slachtoffers op gemeentewegen vallen in woonstraten. Voorts gebeurden<br />
21 % van alle ongevallen waarbij een fi etser ernstig gewond of gedood werd<br />
in een woonstraat met een snelheidsregime van 50 km/u.<br />
Voor voetgangers vinden we 2/3e van de slachtoffers op gemeentewegen.<br />
Ongeveer 40 % van de voetgangerslachtoffers vallen te betreuren in hoofd- of<br />
woonstraten. We concluderen dat ongeveer 60 % van de voetgangersslachtoffers<br />
op gemeentewegen vallen in woon- of hoofdstraten. Ruim 20 % van de ongevallen<br />
waarbij een voetganger ernstig gewond raakt, gebeuren in woonstraten met een<br />
snelheidsregime van 50 km/u.<br />
Gebiedsgerichte maatregelen geven aanleiding tot een reductie van het aantal<br />
letselongevallen met 15 % (Elvik & Vaa, 2004). In woonstraten is de reductie groter<br />
(-24 %), op de hoofdstraten wat kleiner (-8 %). Het grootste deel van de reductie in<br />
de woonstraten is het gevolg van de afname van het verkeer.<br />
Een reductie van de limiet van 60 naar 40 en van 50 naar 30 geeft aanleiding tot<br />
67 % minder letselongevallen (Elvik & Vaa, 2004). Het instellen van snelheidszones<br />
30 in woongebieden is goed voor een reductie van het aantal letselongevallen met<br />
27 %.<br />
De herinrichting tot ‘environmental streets’ (een concept vergelijkbaar met onze<br />
doortochten) is goed voor een reductie van het aantal letselongevallen met 38 %.<br />
De reductie is gerelateerd aan de omvang van de gerealiseerde snelheidsreductie.<br />
Wanneer geen snelheidsreductie gerealiseerd wordt, is er ook geen afname van het<br />
aantal ongevallen, integendeel.<br />
Globaal komen we dus tot een ongevallenreductie van 15 tot 65 %.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 209 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
Wanneer alle woonstraten waar momenteel nog een snelheidsregime van 50 km/u<br />
van toepassing is, teruggebracht worden tot 30 km/u is het potentieel van de maatregel<br />
als volgt: 17.454/2 letselongevallen/jaar * 40 % ongevallen op gemeentelijke<br />
woonstraten * 15 % = jaarlijks 524 letselongevallen minder op gemeentelijke<br />
woonstraten bij een sobere herinrichting. Met een meer grondige herinrichting<br />
(reductie met 50 %) wordt dit een jaarlijkse besparing van 1.745 letselongevallen.<br />
Een sobere herinrichting is dan wel goedkoper, maar ze vereist meer handhaving<br />
om toch een vergelijkbaar effect te bekomen.<br />
Voor fi etsers vinden we bij benadering een reductie met een kwart van de ongevallen<br />
met fi etsers en motorvoertuigen in gemeentelijke woonstraten (of in totaal bijna<br />
500 letselongevallen per jaar). Voor voetgangers loopt dit op tot ongeveer 40 %<br />
(ongeveer 300 letselongevallen per jaar).<br />
Fietsers lopen vooral een groot risico ter hoogte van kruispunten, voetgangers vooral<br />
bij het oversteken op wegvakken. De inspanningen worden bij voorkeur dan ook<br />
gericht op deze locaties.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Een lagere snelheid is ook gunstig voor de uitstoot van voertuigen. Hiermee levert<br />
de maatregel eveneens een bijdrage tot het behalen van de Kyoto-norm.<br />
Gebiedsgerichte maatregelen zorgen voor een duidelijke afname van het aantal<br />
woningen blootgesteld aan verkeerslawaai wat de verkeersleefbaarheid verhoogt.<br />
Bestuurders zijn meer geneigd om de stroomwegen te gebruiken wanneer de te<br />
behalen tijdswinst verkleint. Om het niveau van 55 dBa te halen mogen maximaal<br />
50 voertuigen per dag passeren.<br />
Fietsers en voetgangers voelen zich veiliger wanneer voertuigen trager rijden.<br />
Hierdoor kunnen mensen vaker geneigd zijn om toch de fi ets te nemen of te wandelen.<br />
Zo krijgen meer mensen de kans om deel te nemen aan het sociale leven in de<br />
buurt.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
De beslissing om woongebieden om te vormen tot zone 30 valt onder de bevoegdheid<br />
van de wegbeheerder, veelal de gemeente. De gemeente is ook verantwoordelijk<br />
voor de herinrichting van de gemeentewegen. Deze dienen daarvoor een<br />
aanvullend reglement op te stellen.<br />
Bij handhaving en sensibilisering zijn ook andere diensten betrokken waaronder de<br />
lokale politie.<br />
HAALBAARHEID<br />
Veel gemeenten zijn inmiddels begonnen met het invoeren van zones 30, ook<br />
buiten schoolomgevingen. Andere gemeenten tonen minder animo om zones 30<br />
in te voeren. Een sobere herinrichting (plaatsen van borden en beperkte ingrepen<br />
t.h.v. de toegang tot het verblijfsgebied) kan op relatief korte termijn gerealiseerd<br />
worden. Voor een meer uitgebreide herinrichting wordt het normale onderhoudstempo<br />
gevolgd. De klemtoon wordt in eerste instantie gelegd op de toegang tot het<br />
woongebied.<br />
- 210 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
OUTPUTINDICATOREN<br />
Als indicator kan het aantal gerealiseerde kilometers zone 30 in verblijfsgebieden<br />
gehanteerd worden.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
Gelijkvormigheid tussen gemeenten onderling en tussen gewest- en gemeentewegen<br />
is noodzakelijk zodat een uniform snelheidsbeeld ontstaat.<br />
De negatieve gevolgen van hogere snelheden (milieu en veiligheid) doen zich voor<br />
op een geaggregeerd niveau, terwijl de voordelen (kortere aangevoelde reistijd, de<br />
kick en het rijplezier) zich op individueel niveau laten gevoelen. De invoering van<br />
zones 30 dient daarom samen te gaan met sensibilisering en informatieverstrekking,<br />
maar ook met handhaving.<br />
De maatregel heeft waarschijnlijk ook een invloed op de spreiding van het verkeer.<br />
Dit kan gunstig of ongunstig zijn. Netwerkeffecten zijn vooralsnog niet te bepalen.<br />
REFERENTIES<br />
• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The Handbook of Road Safety Measures. Elsevier.<br />
• Princen, P. (2004). Literatuurstudie naar de effecten van een verlaging van de<br />
snelheidslimiet van 90 km/u naar 70 km/u op wegen in <strong>Vlaanderen</strong>. Diepenbeek:<br />
Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
• Princen, P. (2005). Literatuurstudie naar de effecten van een verlaging van de<br />
snelheidslimiet van 50 km/u naar 30 km/u. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid<br />
bij Stijgende Mobiliteit.<br />
• Van Hout, K. & de Jong, M. (2006). Ernstige ongevallen met fi etsers en voetgangers<br />
– Een diepte-analyse. Diepenbeek: Instituut voor Mobiliteit.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 211 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
4.2 Daytime Running Lights (DRL)<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Onderzoek naar de effecten van DRL op de verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>, met<br />
bijzondere aandacht voor de kwetsbare weggebruikers.<br />
• Aanleiding<br />
Motorrijders zijn volgens de wegcode reeds verplicht om ook overdag verlichting<br />
te voeren. Een Europese aanbeveling stelt voor dit voor alle voertuigen in te voeren<br />
(EC, 2006).<br />
Veel ongevallen gebeuren omdat weggebruikers elkaar niet tijdig opmerken. Dit<br />
geldt zowel voor ongevallen bij nacht als overdag. Voertuigzichtbaarheid is daarom<br />
één van de factoren die het aantal ongevallen beïnvloedt.<br />
Niet iedereen is echter overtuigd dat DRL voor alle weggebruikers goed is. Vooral<br />
een verminderde zichtbaarheid van zwakke weggebruikers en motorrijders wordt<br />
vaak aangehaald als tegenargument.<br />
• Doel<br />
Het primaire doel van DRL is een verhoging van de zichtbaarheid en daarmee een<br />
vermindering van het aantal ongevallen overdag waarbij verkeersdeelnemers elkaar<br />
niet opmerken. Het onderzoek moet klaarheid brengen in de effecten van DRL op de<br />
verschillende weggebruikers.<br />
• Doelgroep<br />
De maatregel heeft een rechtstreekse impact op de bestuurders van auto’s en vrachtwagens.<br />
Indirect zijn ook de andere weggebruikers betrokken omdat zij mogelijk<br />
minder zichtbaar worden. Dat is alvast de opvatting van motorrijders en fi etsers.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Twee manieren zijn mogelijk. De eerste is het wettelijk verplicht maken van verlichting<br />
vooraan en/of achteraan. De tweede houdt in dat alle nieuwe voertuigen<br />
worden uitgerust met een voorziening die de verlichting automatisch ontsteekt bij het<br />
starten van het voertuig. We kunnen aannemen dat fabrikanten zullen overgaan tot<br />
een dergelijk systeem wanneer DRL verplicht wordt.<br />
Bijkomend onderzoek is nodig naar de effecten op kwetsbare weggebruikers.<br />
Er mag dan globaal een vermindering van het aantal ongevallen verwacht worden,<br />
maar in hoeverre geldt dit ook voor de kwetsbare weggebruikers (fi etsers, bromfi<br />
etsers, voetgangers, motorrijders)? Wordt het comfort van deze kwetsbare weggebruikers<br />
verminderd (bv. langere wachttijden vooraleer over te steken, grotere<br />
dreiging, …)? Bovendien is veel van het onderzoek afkomstig uit Scandinavische<br />
landen. Het onderzoek dient dan ook na te gaan in hoeverre de resultaten die daar<br />
gevonden werden, ook opgaan voor <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
Een autobestuurder die gebruikmaakt van DRL heeft 13 % minder kans op een ongeval<br />
tussen meerdere weggebruikers (Elvik & Vaa, 2004).<br />
- 212 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
De verplichting tot DRL gaf volgende resultaten: 15 % minder voetgangers aangereden<br />
door auto’s, 10 % minder fi etsers aangereden door auto’s, 10 % minder ‘front<br />
or side’-aanrijdingen, 9 % meer kop-staartbotsingen en 8 % minder meervoudige<br />
ongevallen overdag. Deze cijfers gelden voor een toename van het gebruik van DRL<br />
van 35-40 % tot 85-90 %, zoals gevonden in de Scandinavische landen. De baten<br />
van de maatregel worden drie keer hoger geschat dan de kosten.<br />
De introductie van DRL in de EU-landen zou goed zijn voor een jaarlijkse reductie<br />
van 2.800 doden. De kosten-batenverhouding bedraagt 1:4,4 (of 1:6,4 bij het<br />
voorzien van speciale lampjes).<br />
Onderzoek toont aan dat DRL een positieve bijdrage levert aan de ongevalsreductie,<br />
reductie van letsels bij auto-inzittenden en kwetsbare weggebruikers, ongeacht<br />
de breedtegraad van het onderzochte land. Bij de verplichtstelling van DRL werden<br />
8 tot 15% minder meerzijdige ongevallen vastgesteld. Een Noorse meta-analyse gaf<br />
5 tot 10 % minder meerzijdige ongevallen. Een Nederlandse review vond<br />
12 % minder meerzijdige ongevallen overdag, 25 % minder doden en 20 % minder<br />
gewonden. Er is geen empirisch bewijs dat motorrijders minder zichtbaar zouden<br />
worden bij DRL voor alle weggebruikers. Het is wel mogelijk dat weggebruikers<br />
zich meer gaan richten op verlichting. Al wie verlichting voert, wordt dan opgemerkt.<br />
Weggebruikers zonder verlichting (fi etsers en voetgangers vooral) worden in<br />
dat geval minder snel opgemerkt. Het is dus goed mogelijk dat de geconstateerde<br />
vermindering van het aantal slachtoffers bij fi etsers en voetgangers een gevolg is<br />
van zwakke weggebruikers die voorzichtiger zijn en vlugger geneigd zijn om auto’s<br />
te laten passeren.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Zachte weggebruikers worden mogelijk meer afgeschrikt door de koplampen en<br />
zullen daardoor vlugger geneigd zijn hun voorrang af te staan. De maatregel is in<br />
dat geval wel voordelig vanuit verkeersveiligheid, maar niet vanuit het comfort van<br />
de zachte weggebruiker.<br />
Bijkomend brandstofverbruik (1 tot 2 %) is nadelig in het kader van de milieudoelstellingen<br />
in het algemeen en de Kyoto-doelstellingen in het bijzonder. Vooral de<br />
NOx-uitstoot neemt toe (+14 %). Door het gebruik van specifi eke lampen kan dit<br />
nadeel beperkt worden.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
De invoering van DRL is vooralsnog een federale materie, waar Europa een sterk<br />
sturende rol speelt. De automobielnijverheid kan hier bovendien snel op inspringen.<br />
Een eventuele sensibilisering hieromtrent is een Vlaamse bevoegdheid.<br />
HAALBAARHEID<br />
Momenteel is DRL voor auto’s verplicht in negen Europese landen. De EU overweegt<br />
een invoering in alle EU-landen.<br />
Invoering van de maatregel op korte termijn is mogelijk tegen een minieme meerkost<br />
voor de autobezitter voor zover er politieke consensus is. De maatregel is wel<br />
gecontesteerd door verschillende gebruikersorganisaties (motorrijders, fi etsers).<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 213 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
Daarom wordt een eventuele invoering best voorafgegaan door een gedegen onderzoek<br />
naar de gevolgen voor andere weggebruikers.<br />
Op basis van het onderzoek kan <strong>Vlaanderen</strong> een duidelijk standpunt innemen ten<br />
opzichte van de federale overheid.<br />
OUTPUTINDICATOREN<br />
Als indicator wordt de stand van zaken met betrekking tot de invoering (of de verwerping<br />
ervan) van DRL gehanteerd.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
Eventuele secundaire effecten (naar zwakke weggebruikers toe) moeten eerst uitgeklaard<br />
worden om ook bij hen voldoende draagvlak te creëren.<br />
REFERENTIES<br />
• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The Handbook of Road Safety Measures. Elsevier.<br />
• European Commission (2006). Saving lives with Daytime Running Lights (DRL)<br />
– A consultation Paper. EC, Brussel.<br />
- 214 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
4.3 Administratieve afhandeling boetes<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Aanleiding<br />
Een administratieve afhandeling van de boetes maakt het mogelijk de werklast van<br />
politie en parketten te verlichten door een snellere afhandeling van verkeersovertredingen.<br />
• Doel<br />
Via een administratieve afhandeling van verkeersboetes kan men het aantal controles<br />
verhogen zonder de politiediensten en parketten extra te belasten.<br />
• Doelgroep<br />
De maatregel is gericht op weggebruikers die verkeersovertredingen begaan en<br />
hiervoor via een administratieve boete gestraft kunnen worden.<br />
• Detailbeschrijving<br />
De meeste verkeersovertredingen worden momenteel nog strafrechtelijk bestraft.<br />
Voor sommige verkeersovertredingen is afhandeling via een administratieve boete<br />
mogelijk, zonder voorafgaande tussenkomst van een rechter.<br />
De mogelijkheid tot het opleggen van administratieve geldboetes wordt in <strong>Vlaanderen</strong><br />
steeds meer gebruikt door controleurs of wegeninspecteurs in te schakelen. Dit<br />
vloeit voort uit het artikel 11 van de Bijzondere Wet tot Hervorming der Instellingen<br />
van 8 augustus 1980. Op grond van dit artikel zijn de gewesten immers bevoegd<br />
om de niet-naleving van hun decreten strafbaar te stellen en de straffen wegens<br />
niet-naleving te bepalen. De gewesten hebben daarbij de keuze tussen strafsancties<br />
of administratiefrechtelijke sancties (Arbitragehof, nr. 127/2000 van 6 december<br />
2000, B 13.5). De decreten kunnen op grond van hetzelfde artikel de Vlaamse<br />
ambtenaren de hoedanigheid van agent of offi cier van gerechtelijke politie toekennen.<br />
In het kader van het aslastendecreet kunnen door de Vlaamse regering aangewezen<br />
ambtenaren een administratieve geldboete opleggen wanneer schade aan het<br />
wegdek wordt veroorzaakt door overlading. De wegeninspecteur brengt de wegeninspecteur-controleur<br />
op de hoogte van de vastgestelde misdrijven en de eventuele<br />
onmiddellijke inningen. Daarna deelt de wegeninspecteur-controleur de beslissing<br />
tot onmiddellijke inning of, bij gebreke hiervan, zijn voornemen om een administratieve<br />
geldboete op te leggen na ontvangst van het proces-verbaal mee aan de<br />
procureur des Konings. De procureur des Konings deelt vervolgens zijn voornemen<br />
om strafvervolging in te stellen mee aan de wegeninspecteur-controleur. Wanneer de<br />
procureur des Konings meedeelt te vervolgen, vervalt de mogelijkheid tot het opleggen<br />
van een administratieve geldboete. Als de administratieve geldboete onmiddellijk<br />
werd geïnd, dan wordt deze terugbetaald. De overtreder kan tegen de beslissing<br />
in beroep gaan. Als de overtreder de administratieve geldboete niet betaalt,<br />
wordt die geldboete bij dwangbevel ingevorderd bij gerechtsdeurwaardersexploot.<br />
In het decreet betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en<br />
tot oprichting van de Mobiliteitsraad van <strong>Vlaanderen</strong> is een soortgelijke regeling<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 215 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
van administratieve geldboetes bij inbreuken op of niet-naleving van bepaalde<br />
regels voorzien.<br />
Het controlepersoneel van De Lijn is bevoegd om alle vervoerbewijzen en verminderingskaarten<br />
te controleren en om inbreuken vast te stellen. Bij overtreding wordt<br />
proces-verbaal opgemaakt en een administratieve geldboete opgelegd. Wanneer<br />
niet akkoord wordt gegaan, dient gereageerd te worden bij de Dienst Administratieve<br />
Boetes van De Lijn en kan in beroep gegaan worden. Bij niet-betaling van de<br />
defi nitief opgelegde boete wordt het dossier voor uitvoering aan de gerechtsdeurwaarder<br />
overgemaakt.<br />
Bepaalde parkeerovertredingen zijn gedepenaliseerd, zoals gesteld in de Wet van<br />
7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid. In<br />
de wijziging van 20 juli 2005 van de verkeerswet (Wet van 16 maart 1968 betreffende<br />
de politie over het wegverkeer) schiep de wetgever meer duidelijkheid over<br />
de problematiek van de gedepenaliseerde parkeerovertredingen. Het betreft met<br />
name parkeren met beperkte parkeertijd, betalend parkeren en parkeren op plaatsen<br />
voorbehouden aan bewoners. Dankzij de depenalisering moet de controle op<br />
deze parkeerinbreuken niet langer gebeuren door hulpagenten. Deze parkeerovertredingen<br />
kunnen door parkeerwachters (beëdigde gemeenteambtenaren of bedienden<br />
van een privémaatschappij) worden vastgesteld met het oog op de vestiging<br />
van een parkeerretributie of –belasting. De parkeerovertredingen m.b.t. halfmaandelijks<br />
beurtelings parkeren, beperking van het langdurig parkeren, en bedrog met de<br />
parkeerschijf worden nog wel strafrechtelijk bestraft.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
Administratieve afhandeling van verkeersboetes maakt de procedure lichter, waardoor<br />
meer controles mogelijk zijn. Verhoging van het aantal controles leidt tot een<br />
hogere pakkans bij de weggebruikers. Hierdoor zullen weggebruikers meer geneigd<br />
zijn om de verkeersregels na te leven, wat de verkeersveiligheid ten goede<br />
komt. De effecten op de verkeersveiligheid hangen echter in sterke mate af van de<br />
beschikbaarheid van voldoende personeel en de mate van toezicht op naleving van<br />
de verkeersregels.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Een uitbreiding van de administratieve afhandeling van de gewone verkeersovertredingen<br />
geeft politie en parket meer ruimte om de zwaardere overtredingen te<br />
vervolgen.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
Controleactiviteiten en beboeting zijn belangrijke activiteiten van de politiediensten.<br />
Aangezien de politie echter een uitgebreid takenpakket heeft, is verhoging van het<br />
aantal verkeerscontroles niet altijd even evident. De administratieve afhandeling van<br />
verkeersboetes laat een lichtere procedure toe en in het kader van de decretale regelingen<br />
is bovendien inschakeling van gewestambtenaren mogelijk. Parkeerwach-<br />
- 216 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
ters (gemeenteambtenaren of bedienden van privémaatschappijen) kunnen instaan<br />
voor de controle van gedepenaliseerde parkeerovertredingen.<br />
De verschillende overheden kunnen via wet- en regelgeving de mogelijkheid tot<br />
administratieve afhandeling van verkeersboetes verder verruimen.<br />
HAALBAARHEID<br />
Recente wet- en regelgeving biedt de mogelijkheid tot administratieve afhandeling<br />
van bepaalde verkeersovertredingen. Dit toont aan dat deze maatregel haalbaar is.<br />
De inschakeling van gewestambtenaren in het kader van een decretale regeling<br />
betekent een fi nanciële meerkost door hogere personeelskosten, die gecompenseerd<br />
wordt door de inning van de administratieve geldboetes. De ambtenaren dienen wel<br />
de nodige opleiding gekregen te hebben, vooraleer ze op het terrein aan de slag<br />
kunnen.<br />
OUTPUTINDICATOR(EN)<br />
Als indicator kan het aantal overtredingen die aanleiding geven tot administratieve<br />
geldboetes gehanteerd worden.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
Een duidelijk wetgevend kader is een vereiste zodat alle actoren op het terrein<br />
steeds weten waarvoor ze bevoegd zijn en welke overtredingen op welke wijze<br />
afgehandeld dienen te worden. Dit is rechtstreeks gerelateerd met het verschaffen<br />
van een goede opleiding aan deze actoren.<br />
REFERENTIES<br />
Wetgeving<br />
• Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer (B.S.<br />
27.03.1968).<br />
• Bijzondere Wet tot Hervorming der Instellingen van 8 augustus 1980 (B.S.<br />
15.08.1980).<br />
• Decreet van 19 december 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de<br />
begroting 1999 (B.S. 31.12.1998).<br />
• Decreet van 24 juni 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing<br />
van de begroting 2005 (B.S. 24.08.2005).<br />
• Decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer<br />
over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van <strong>Vlaanderen</strong> (B.S.<br />
21.08.2001).<br />
• Wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid<br />
(B.S. 25.02.2003).<br />
• Wet van 20 juli 2005 tot wijziging van de gecoördineerde wetten van 16 maart<br />
1968 betreffende de politie over het wegverkeer (B.S. 11.08.2005).<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 217 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
4.4 Aanvullende reglementen<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Aanleiding<br />
Sinds de staatshervorming ligt de bevoegdheid op gebied van de aanvullende<br />
verkeersreglementen bij de gewesten. Dit werd uitdrukkelijk vastgesteld door het Arbitragehof<br />
in het arrest van 3 november 2004. Het Vlaamse Gewest is dus bevoegd<br />
een regeling te creëren voor de aanvullende reglementen. Vanaf 1 januari 2008<br />
zal bovendien het toezicht op de aanvullende reglementen van de federale overheid<br />
overgedragen worden aan de gewesten. <strong>Vlaanderen</strong> kan via de aanvullende<br />
reglementen een eigen beleid voeren op het vlak van verkeersveiligheid.<br />
• Doel<br />
Aanvullende reglementen hebben tot doel de verkeersreglementering aan te passen<br />
aan de plaatselijke of bijzondere omstandigheden ter verzekering van de veiligheid<br />
en de vlotheid van het verkeer op de openbare wegen.<br />
• Doelgroep<br />
Wegbeheerders en weggebruikers.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Verkeerstekens die blijvende of periodieke verplichtingen opleggen aan de weggebruikers<br />
mogen slechts worden geplaatst nadat een aanvullend reglement werd<br />
genomen. Het gebruik en de plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens zijn<br />
vastgelegd in het Ministerieel Besluit van 11 oktober 1976 houdende de minimumafmetingen<br />
en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens. De<br />
waarde en bindende kracht van de verkeerstekens, evenals de verschillende types<br />
verkeerstekens worden behandeld in het koninklijk besluit houdende algemeen reglement<br />
op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.<br />
De procedure voor het opstellen van aanvullende reglementen die gevolgd dient<br />
te worden door gemeenten is vastgelegd in de wet betreffende de politie over het<br />
wegverkeer. Tot op heden als volgt. De gemeenten stellen via de gemeenteraad<br />
aanvullende reglementen vast betreffende de op het grondgebied van hun gemeente<br />
gelegen openbare wegen. Deze aanvullende reglementen dienen overgemaakt<br />
te worden aan de minister tot wiens bevoegdheid het wegverkeer behoort, die<br />
de ingediende aanvullende reglementen goed- of afkeurt. Indien de minister geen<br />
uitspraak heeft gedaan binnen een termijn van zestig dagen nadat het aanvullende<br />
reglement is binnengekomen, dan kan het in werking gesteld worden.<br />
In de praktijk verloopt de wettelijke regeling als volgt:<br />
- Op de gemeente- en provinciewegen stellen de gemeenteraden de aanvullende<br />
reglementen vast. Zij maken deze aanvullende reglementen ter goedkeuring over<br />
aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.<br />
- Op de gewestwegen worden de aanvullende reglementen in eerste instantie<br />
vastgesteld door de gewesten. Het betrokken aanvullend reglement wordt ter<br />
advies overgemaakt aan de gemeente. Daarnaast kunnen ook de gemeenteraden<br />
- 218 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
aanvullende reglementen betreffende de gewestwegen (met uitzondering van de<br />
autosnelwegen) opstellen. Deze aanvullende reglementen worden ter goedkeuring<br />
overgemaakt aan de gewesten.<br />
- Indien een aanvullend reglement betrekking heeft op een zone waarin zich zowel<br />
gewest- als gemeente- en/of provinciewegen bevinden, wordt het aanvullend reglement<br />
genomen door de gemeente na goedkeuring door de federale overheid<br />
en met advies van het Vlaams Gewest.<br />
Vanaf 1 januari 2008 zal het toezicht op de aanvullende reglementen van de federale<br />
overheid overgedragen worden aan de gewesten en verdwijnt het federale toezicht.<br />
Momenteel is een decreet in opmaak om een eigen regeling voor het Vlaams<br />
Gewest uit te werken. De opmaak van een gegevensbank wordt voorzien waarin<br />
alle aanvullende reglementen worden verzameld en in een GIS-omgeving gevisualiseerd,<br />
zodat steeds de meest recente reglementering op de verschillende wegen<br />
gekend is. Deze gegevensbank zal tevens de nodige informatie aanleveren voor het<br />
opstellen van een snelheidsdatabank die in navigatiesystemen verdere toepassing<br />
kan kennen en in de toekomst eventueel bruikbaar zal zijn voor ISA.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
Aanvullende reglementen zijn op zich geen verkeersveiligheidsmaatregel. Ze kunnen<br />
wel de uitgangsbasis verbeteren voor het nemen van diverse verkeersveiligheidsmaatregelen.<br />
Zo kunnen aanvullende reglementen via het aanbrengen van verkeerstekens op of<br />
langs de openbare weg direct of indirect een invloed hebben op de verkeersveiligheid.<br />
Dit kan bijvoorbeeld gaan om ongevallen tussen vrachtwagens en zwakke<br />
weggebruikers doordat het vrachtvervoer gestuurd wordt langs een weg die niet of<br />
minder geschikt is voor vrachtvervoer, het hanteren van een plaatselijk snelheidsregime<br />
dat niet afgestemd is op het gebruik ervan door de verschillende types<br />
weggebruikers. Het kan ook onder meer ongevallen betreffen ten gevolge van slecht<br />
zichtbare, slecht geplaatste, ontbrekende of onduidelijke signalisatie.<br />
Het opstellen van een gegevensbank van de aanvullende reglementen biedt vele<br />
mogelijkheden om via een duidelijk beeld van de aanwezige signalisatie een<br />
gericht(er) verkeersbeleid te voeren. Zo biedt dit de mogelijkheid aan de gemeenten<br />
om de afstemming van de signalisatie sterk te verbeteren. Het is zo dat momenteel<br />
de signalisatie over de gemeentegrenzen heen niet altijd homogeen en op elkaar<br />
afgestemd is. Er zal ook een duidelijk beeld gevormd kunnen worden van de overbodige<br />
signalisatie. Wegname van deze overbodige signalisatie zal ertoe leiden<br />
dat enerzijds de aandacht van de weggebruiker op de weg verhoogt en anderzijds<br />
dat de resterende ‘belangrijke’ signalisatie door de weggebruikers beter opgemerkt<br />
wordt.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Een duidelijk overzicht van de bestaande signalisatie via de te ontwikkelen gegevensbank<br />
zal de onderzoeksmogelijkheden doen toenemen. Opname van de<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 219 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
verkeersongevallengegevens vergroot het potentieel nog verder en kan aanleiding<br />
geven tot nuttige input voor het verkeersveiligheidsbeleid. Zo kan bijvoorbeeld<br />
onderzoek verricht worden naar verbanden tussen enerzijds snelheidsregimes of<br />
vrachtwagenroutes en anderzijds verkeersongevallen.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
Het Vlaams Gewest is bevoegd een eigen regeling tot stand te brengen inzake de<br />
aanvullende reglementen en is dus verantwoordelijk voor het gevoerde beleid ter<br />
zake. De specifi eke bevoegdheden van de verschillende wegbeheerders inzake het<br />
opstellen van de aanvullende reglementen en het plaatsen of aanbrengen van de<br />
respectieve verkeerstekens worden in het decreet geregeld.<br />
HAALBAARHEID<br />
De nieuwe regeling kan op relatief korte termijn ingevoerd worden in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Op dit moment is het decreet in opmaak. Na goedkeuring van het ontwerpdecreet<br />
is er een juridische basis voor de nieuwe regeling. Ook het opstellen van de gegevensbank<br />
voor de aanvullende reglementen wordt op relatief korte termijn voorzien.<br />
De kosten, ten laste van de Vlaamse overheid, voor de te ontwikkelen gegevensbank<br />
voor de aanvullende reglementen worden geschat op 5.000.000 euro (1.000.000<br />
euro voor de ontwikkeling van een databank en 4.000.000 euro voor de inventarisatie<br />
van de verkeersborden).<br />
Momenteel worden jaarlijks tussen de 1.800 en 2.600 gemeentelijke aanvullende<br />
reglementen voor het Vlaams Gewest behandeld door de FOD Mobiliteit en Vervoer.<br />
Het aantal aanvullende reglementen op gewestwegen wordt geschat op een<br />
400-tal jaarlijks. Aangezien in het verleden niet steeds een aanvullend reglement<br />
werd opgesteld, zullen de werkelijke aantallen aanvullende reglementen die dienen<br />
vastgesteld te worden hoger liggen.<br />
OUTPUTINDICATOR(EN)<br />
Als indicator kan de beschikbaarheid van de gegevensbank van de aanvullende<br />
reglementen gehanteerd worden, evenals de beschikbaarheid van de reglementeringen<br />
in een GIS-omgeving.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
Kritische succesfactoren voor een goed beleid inzake de aanvullende reglementen<br />
zijn voornamelijk het beschikken over een duidelijk wetgevend kader, zorgen voor<br />
een goede en constructieve samenwerking tussen lokale overheden en het Vlaams<br />
Gewest, en het opmaken van een goede inventarisatie van de huidige toestand inzake<br />
reglementering. Op basis hiervan kan nagegaan worden waar de bestaande<br />
signalisatie niet gereglementeerd is of afwijkt. Op basis van de reglementering kan<br />
gecontroleerd worden of gevolg gegeven wordt aan het uitgestippelde beleid, de<br />
nieuwe wetgeving, dienstorders van de Vlaamse overheid en ministeriële rondzend-<br />
- 220 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
ieven. Een gegevensbank binnen een GIS-omgeving laat toe de logica van de getroffen<br />
maatregelen beter te evalueren t.o.v. aanliggende wegvakken en gemeentes.<br />
REFERENTIES<br />
Wet- en regelgeving<br />
• Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer (B.S.<br />
27.03.1968).<br />
• Koninklijk Besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op<br />
de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg (B.S.<br />
09.12.1975).<br />
• Ministerieel rondschrijven van 14 november 1977 betreffende de aanvullende<br />
reglementen en de plaatsing van de verkeerstekens (B.S. 17.12.1977).<br />
• Omzendbrief van 12 december 1968 betreffende de aanvullende reglementen<br />
op de politie over het wegverkeer en de plaatsing der verkeerssignalisatie.<br />
• Ministerieel Besluit van 11 oktober 1976 houdende de minimumafmetingen en<br />
de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens (B.S. 14.10.1976).<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 221 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
4.5 Horizontale inbedding verkeersveiligheid<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Verkeersveiligheid wordt ingebed in de andere beleidssectoren.<br />
• Aanleiding<br />
Het verkeersveiligheidsbeleid staat niet los van de andere beleidsdomeinen. Verkeersveiligheid<br />
wordt in belangrijke mate beïnvloed door maatregelen in andere<br />
beleidsdomeinen. Bovendien is verkeersveiligheid slechts één van de aspecten van<br />
het mobiliteitsbeleid. Ten slotte hebben maatregelen op het gebied van verkeersveiligheid<br />
ook gevolgen op andere beleidsdomeinen.<br />
• Doel<br />
Het doel van de maatregel is om de raakvlakken tussen verschillende beleidsdomeinen<br />
te benutten en een synergie te bewerkstelligen bij het nemen van maatregelen.<br />
Voorts moet de maatregel de afweging van de effecten van een maatregel op<br />
verschillende beleidsdomeinen mogelijk maken.<br />
• Doelgroep<br />
De verschillende beleidsverantwoordelijken en -voorbereiders.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Om de verkeersveiligheid op een duurzame manier te blijven verbeteren, zijn<br />
inspanningen nodig van verscheidene beleidsdomeinen. De link met Ruimtelijke<br />
Ordening en Openbare Werken is duidelijk, maar ook het gelijkekansenbeleid,<br />
het economisch beleid, onderwijs, … hebben een invloed op de verkeersveiligheid.<br />
Omgekeerd beïnvloeden verkeersveiligheidsproblemen ook deze sectoren.<br />
Coördinatie is dus noodzakelijk. Verkeersveiligheidsbeleid heeft nood aan een<br />
veiligheidscultuur, ook binnen de overheid. Er bestaat een gedeelde verantwoordelijkheid<br />
voor verkeersveiligheid: aandacht voor verkeersveiligheid in het onderwijs,<br />
de verkeersveiligheidsaudit voor ruimtelijke ontwikkelingen, armoedebestrijding als<br />
bijdrage aan een verhoogde verkeersveiligheid. Verkeersveiligheid is een belangrijk<br />
probleem van volksgezondheid en ook het stimuleren van alternatieve vervoerswijzen<br />
heeft een positief effect op de volksgezondheid, maar dat moet dan veilig kunnen.<br />
Het zijn maar enkele voorbeelden van de onderlinge verwevenheid.<br />
Organisatorische maatregelen moeten rekening houden met deze werkelijkheid.<br />
De MORA wordt dan ook gezien als een multisectoraal instrument. Naast de horizontale<br />
integratie, mag trouwens ook de verticale integratie (over de verschillende<br />
beleidsniveaus) niet uit het oog verloren worden. Analoog met de Kafka-toets kunnen<br />
diverse beleidsmaatregelen met een potentiële impact op de verkeersveiligheid<br />
ook onderworpen worden aan een verkeersveiligheidstoets.<br />
Ook beeldvorming via de media kan een belangrijke impact hebben op de (attitudes<br />
tegenover) verkeersveiligheid. Door overeenkomsten met de audiovisuele media<br />
kan de beeldvorming beïnvloed worden in de richting van meer verkeersveiligheid.<br />
- 222 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
Wetenschappelijk onderzoek kan helpen om de verschillende effecten van maatregelen<br />
op de diverse beleidsdomeinen in kaart te brengen.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
De effecten van de maatregel op de verkeersveiligheid zijn ook hier onrechtstreeks.<br />
De maatregel beoogt een effi ciënter verkeersveiligheidsbeleid door een betere afstemming<br />
van de verschillende maatregelen. Het is evenwel zeer moeilijk om de kosten<br />
en baten van organisatorische maatregelen in te schatten (Elvik & Vaa, 2004).<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Door een multisectorale benadering en de synergetische effecten die ontstaan, profi<br />
teren ook andere beleidsdomeinen van de maatregelen ten behoeve van verkeersveiligheid.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
De horizontale inbedding van verkeersveiligheid is een gedeelde verantwoordelijkheid.<br />
De Minister van Mobiliteit dient hier evenwel de trekkersrol te spelen.<br />
HAALBAARHEID<br />
Tussen de Ministeries van Mobiliteit en Openbare Werken bestaat reeds een intense<br />
samenwerking (onder meer via de MORA). Een deel van hun budgetten wordt gezamenlijk<br />
beheerd.<br />
Idealiter zijn alle beleidssectoren betrokken partij. Belangrijke departementen zijn<br />
zeker Mobiliteit, Openbare Werken, Volksgezondheid, Onderwijs, Ruimtelijke<br />
Ordening en Stedenbeleid. Toch hebben ook andere departementen zeker een rol<br />
te spelen. Door een bundeling van krachten is effi ciënter gebruik van de bestaande<br />
budgetten mogelijk.<br />
OUTPUTINDICATOREN<br />
Niet van toepassing.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
De gedeelde verantwoordelijkheid vereist dat alle partners op dezelfde golfl engte<br />
zitten. Waar dit niet mogelijk blijkt (België is een federale staat waar de verschillende<br />
gemeenschappen soms tegenstrijdige visies hebben), is de afbakening van<br />
consistente bevoegdheidspakketten aangewezen.<br />
De grootste kosten voor verkeersveiligheidsmaatregelen worden niet steeds gedragen<br />
door de departementen of betrokkenen die het meest te winnen hebben bij een<br />
verbeterde verkeersveiligheid. De sector van de volksgezondheid heeft bijvoorbeeld<br />
veel baat bij minder verkeersslachtoffers, terwijl Openbare Werken vooral veel<br />
investeert in verkeersveiligheid.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 223 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
REFERENTIES<br />
• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The Handbook of Road Safety Measures. Elsevier.<br />
- 224 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
4.6 Doorvoeren maatregelen gemeentelijke mobiliteitsplannen<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Gemeenten engageren zich voor een verhoogde verkeersveiligheid.<br />
• Aanleiding<br />
Werken aan de verkeersveiligheid is een zaak van alle bestuurlijke niveaus. In de<br />
ruimtelijke structuurplannen en de mobiliteitsplannen zijn heel wat projecten opgenomen<br />
die de verkeersveiligheid gunstig kunnen beïnvloeden. Deze maatregelen<br />
moeten echter ook op het terrein uitgevoerd worden.<br />
• Doel<br />
Het doel van de maatregel is te komen tot een meer effi ciënte opvolging van het<br />
verkeersveiligheidsbeleid op de verschillende beleidsniveaus en het vastleggen van<br />
de verantwoordelijkheid van de verschillende betrokken beleidsactoren.<br />
• Doelgroep<br />
De maatregel is in eerste instantie gericht naar de beleidsverantwoordelijken op de<br />
verschillende niveaus.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Het convenantbeleid werd verankerd door het decreet van 20 april 2001 betreffende<br />
de mobiliteitsconvenants, aangevuld met omzendbrieven en voorbeelden van<br />
goede praktijk. De standaardteksten van de modules zijn vastgelegd bij Ministerieel<br />
Besluit van 21 december 2001, en zoals later gewijzigd. Het regeerakkoord 2004-<br />
2009 stelt dat het instrument van het mobiliteitsconvenant regelmatig geëvalueerd<br />
en verfi jnd moet worden voor de toekomst.<br />
De grondige evaluatie van het convenantinstrument is gestart in het najaar van<br />
2005, uitgaande van de voorstellen en standpunten van de verschillende partners<br />
en van de vastgestelde politieke beleidslijnen. De gewijzigde moduleteksten werden<br />
vastgelegd in het Ministerieel Besluit betreffende de mobiliteitsconvenants van 22<br />
februari 2007 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 5 april 2007.<br />
Hierbij werd een vernieuwde methodiek voor de evaluatie met sneltoets en bijsturing<br />
van het gemeentelijk mobiliteitsplan ingevoerd. De bepalingen zijn vastgelegd in<br />
de Omzendbrief MOW/2007/3. De procedure sneltoets vervangt de vijfjaarlijkse<br />
bijsturing zoals die beschreven was in de Omzendbrief OW 2001/4. De sneltoets<br />
staat voor een korte, relatief eenvoudige evaluatie van het conform verklaarde<br />
mobiliteitsplan en wordt uitgevoerd bij een mobiliteitsplan van minstens vijf jaar oud<br />
en/of bij de start van een nieuwe gemeentelijke legislatuur. Tegelijkertijd werden de<br />
lokale overheden ontheven van de vraag nog jaarlijks te rapporteren over de uitvoering<br />
van hun actieprogramma. Het blijft wel aangewezen dat zij minstens één keer,<br />
bijvoorbeeld halfweg de legislatuur, een balans zouden opmaken van de acties en<br />
projecten uit hun mobiliteitsplan die in de praktijk werden gebracht en daarover rapporteren<br />
aan de Vlaamse overheid. Daarnaast wordt via de nog lopende herziening<br />
van de Omzendbrief OW 2002/1 over het werken met start- en projectnota’s ook<br />
de evaluatienota geïntroduceerd.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 225 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
De sneltoets wordt uitgevoerd in de Gemeentelijke Begeleidingscommissie (GBC) en<br />
hanteert drie vragen:<br />
1. Hoe is de planningscontext veranderd sinds de conformverklaring van het mobiliteitsplan?<br />
Zijn er andere beleidsdomeinen/-plannen (van de lokale én hogere<br />
overheden) waarop moet worden afgestemd?<br />
2. Kunnen de actoren zich nog vinden in de doelstellingen van het beleidsplan?<br />
Staan ze nog nadrukkelijk en onverdeeld achter de realisatie van dat plan?<br />
3. Zo ja, zijn er dan thema’s, deelaspecten die in het bestaande mobiliteitsplan<br />
onbehandeld gebleven zijn en/of onvoldoende zijn uitgewerkt? Welke?<br />
De sneltoets probeert te detecteren wat precies moet gebeuren met het gemeentelijk<br />
mobiliteitsplan. Er zijn drie sporen mogelijk: kan het mobiliteitsplan worden<br />
bevestigd zodat de uitvoering kan worden voortgezet met het actualiseren van het<br />
actieprogramma, dient het plan te worden aangevuld met meer thema’s en/of het<br />
verdiepen van de thema’s of is er een nood aan vernieuwen?<br />
Het doel van het gemeentelijk mobiliteitsplan is te komen tot een duurzaam mobiliteitsbeleid<br />
voor de komende tien jaar. Het doel van de sneltoets (met uitwerking<br />
van het te volgen spoor) is te komen tot een evaluatie van het bestaande mobiliteitsplan<br />
en tot het formuleren van een nieuwe langetermijnvisie aan de hand van een<br />
(ver)nieuw(d) duurzaam langetermijnscenario. Verwacht wordt dat het gemeentelijk<br />
mobiliteitsplan meer nog dan vroeger de lokale visie uitwerkt en ondersteunt. Dat<br />
betekent dat in de tweede (en volgende) generatie mobiliteitsplannen er moet naar<br />
worden gestreefd om ook de subdomeinen waarin net het lokale bestuur zelf een<br />
sterke invulling kan geven, zoals verkeersveiligheid, aandacht te geven.<br />
Verkeersveiligheid is één van de duurzame doelstellingen. Vaak echter zijn ze vaag<br />
geformuleerd. Daarom worden, in het kader van het mobiliteitsconvenant, concrete<br />
doelstellingen geformuleerd op het gebied van verkeersveiligheid. Naast algemene<br />
verkeersveiligheidsdoelstellingen worden dus ook specifi eke doelstellingen ontwikkeld<br />
voor de verschillende beleidsniveaus. Deze doelstellingen worden vastgelegd<br />
in een overeenkomst tussen het gewest, de provincies en de gemeenten. Gemeenten<br />
engageren zich om de verkeersveiligheid met een vastgelegd percentage terug te<br />
dringen, terwijl het gewest zich engageert om de gemeenten daarbij te ondersteunen<br />
(door de uitvoering van projecten op gewestwegen, door het ter beschikking<br />
stellen van kennis, …). Deze methode heeft als bijkomend voordeel dat er een<br />
grotere uniformiteit ontstaat in verkeersveiligheidsmaatregelen. Bovendien kunnen<br />
goede oplossingen gemakkelijker doorgang vinden naar andere gemeenten met<br />
gelijkaardige problemen.<br />
Deze doelstellingen moeten ook opgevolgd worden en de resultaten geëvalueerd.<br />
Deze evaluatie gebeurt via de bestaande procedures via de evaluatie van concrete<br />
maatregelen en projecten (cf. evaluatienota) en via de evaluatie van het mobiliteitsplan<br />
met de sneltoets. Hiervoor zullen indicatoren worden ontwikkeld.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
In 2002 gebeurden 13.469 letselongevallen op gemeentewegen. Hierbij vielen<br />
224 verkeersdoden. De maatregel beoogt ook dit aantal verder te reduceren.<br />
- 226 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
De effectiviteit van organisatorische maatregelen is zeer moeilijk te bepalen (Elvik &<br />
Vaa, 2004). Er is evenwel een tendens die een kleine verbetering van de verkeersveiligheid<br />
geeft wanneer specifi eke doelstellingen gehanteerd worden. Het effect<br />
is het grootst bij ambitieuze langetermijndoelstellingen gesteld door nationale of<br />
gewestelijke overheden.<br />
Los van de doelstellingen zal ook de betere planning door gemeenten een positief<br />
effect hebben op de verkeersveiligheid.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Een verbeterde opvolging van de verkeersveiligheidsdoelstellingen kan een gunstige<br />
invloed uitoefenen op de kwaliteit van de verzamelde ongevallendata.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
De overeenkomst wordt gesloten tussen de Vlaamse overheid en de gemeentebesturen.<br />
Het zijn de gemeenten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de<br />
projecten (tenzij anders bepaald in de mobiliteitsplannen). Naast de gemeente en<br />
de Vlaamse overheid kunnen ook vervoersmaatschappij De Lijn en de provincie<br />
betrokken worden. In functie van de specifi citeit van het project kan het ook aangewezen<br />
zijn om andere partijen op te nemen in de overeenkomst.<br />
HAALBAARHEID<br />
Meer dan 90 % van de Vlaamse gemeenten heeft reeds een mobiliteitsplan (d.d.<br />
2/2007). Bijna alle gemeenten hebben een oriëntatienota. Gezien de planningshorizon<br />
van tien jaar is er geopteerd om na vijf jaar een grondige evaluatie van<br />
het mobiliteitsplan te maken om zo tot een meer diepgaande invulling van de<br />
langetermijnplanning te komen. De modaliteiten voor de evaluatie en bijsturing<br />
van de gemeentelijke mobiliteitsplannen worden beschreven in de Omzendbrief<br />
MOW/2007/3.<br />
Daarnaast is er eveneens een toetsing van de gemeentelijke mobiliteitsplannen aan<br />
het gemeentelijk milieubeleid mogelijk (in het kader van het thema mobiliteit binnen<br />
de nieuwe samenwerkingsovereenkomst). Dit past in de horizontale inbedding van<br />
verkeersveiligheid.<br />
De spelregels kunnen op korte termijn ingevoerd worden. Bij voorkeur worden alle<br />
gemeenten betrokken. Een meer doorgedreven opvolging van de gemeentelijke<br />
plannen vergt middelen voor extra personeel, zowel voor de Vlaamse overheid als<br />
voor de gemeenten. De hoeveelheid hangt af van de omvang van de gemeenten<br />
en de omvang van de huidige inspanningen. De inspanningen die de gemeenten<br />
moeten leveren, dienen nog vastgelegd te worden.<br />
OUTPUTINDICATOREN<br />
Als outputindicator kan het aantal gemeenten worden genomen dat de overeenkomst<br />
getekend heeft.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 227 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
Een probleem met evaluatie is vaak de onbeschikbaarheid of ontoereikendheid<br />
van de ongevallendata. Een eenvoudige ongevallenregistratie met een snelle<br />
beschikbaarheid van de gegevens is onontbeerlijk voor snelle bijsturingen. In de<br />
overeenkomst wordt daarom ook best de aard en herkomst van de ongevallendata<br />
vastgelegd. Gemeenten moeten worden aangespoord om zelf hun ongevallendata<br />
te beheren. Dit kan via de lokale politiezones.<br />
Gemeenten die de vastgelegde doelstellingen bereiken, kunnen beloond worden<br />
door bijvoorbeeld hogere projectsubsidies of een verhoogd aandeel middelen uit<br />
het Verkeersveiligheidsfonds.<br />
REFERENTIES<br />
• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The Handbook of Road Safety Measures. Elsevier.<br />
• Omzendbrief MOW/2007/3.<br />
- 228 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
5.1 Verplicht kenteken voor bromfi etsers<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Het onderzoeken van de impact van een verplicht kenteken voor bromfi etsers op de<br />
verkeersveiligheid.<br />
• Aanleiding<br />
Bromfi etsers lopen een hoog ongevalsrisico. Niet zelden is dit een gevolg van<br />
risicogedrag en het niet-naleven van de verkeersregels. Meer dan de helft van de<br />
bromfi etsers rijdt met een opgedreven voertuig (Gysen & Daniels, 2006), ongeveer<br />
de helft van de bromfi etsers draagt niet steeds de helm en ook het meenemen van<br />
passagiers gebeurt niet steeds volgens de regels.<br />
Een gerichte handhaving op deze overtredingen zal zeker bijdragen tot een verhoogde<br />
verkeersveiligheid voor deze groep weggebruikers. Handhaving gericht op<br />
bromfi etsers is echter niet eenvoudig door het ontbreken van een kenteken.<br />
• Doel<br />
Het doel van de maatregel is om het aantal ongevallen met bromfi etsers terug te<br />
dringen met vlotter verlopende, effi ciënte handhaving.<br />
• Doelgroep<br />
De maatregel richt zich tot bromfi etsers.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Een gerichte handhaving wordt veel gemakkelijker door de invoering van een<br />
verplicht kenteken voor bromfi etsen. Zonder kenteken is beboeting immers enkel mogelijk<br />
door staandehouding. Met kenteken is dit niet langer nodig, het noteren van<br />
het kenteken volstaat bij de vaststelling van een aantal overtredingen. Een controle<br />
aan de schoolpoorten heeft ook wel een zekere impact, maar de reikwijdte ervan is<br />
beperkt.<br />
Om de invoering van een verplicht kenteken te ondersteunen, zal <strong>Vlaanderen</strong> de impact<br />
van de invoering van een verplicht kenteken voor bromfi etsers op de verkeersveiligheid<br />
onderzoeken. Ook de invoeringsmodaliteiten worden verder onderzocht.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
De maatregel heeft een invloed op ongevallen met bromfi etsers. In 2005 waren<br />
bromfi etsers betrokken in 3.746 ongevallen. Daarbij vielen meer dan 4.100 slachtoffers<br />
bij de bromfi etsers waarvan 424 dodelijk of ernstig gewonden.<br />
Invoering van een verplicht kenteken maakt handhaving gemakkelijker. Het is vooral<br />
deze handhaving die het grootste effect op de verkeersveiligheid zal opleveren.<br />
Bovendien zal het kenteken ook het gevoel van herkenbaarheid verhogen waardoor<br />
bromfi etsers zich mogelijk voorzichtiger gaan gedragen. Zo heeft het kenteken een<br />
preventief verkeersveiligheidseffect. Ze hoeven nu niet meer staande te worden<br />
gehouden, het kenteken kan gewoon genoteerd worden. Ook onbemande camera’s<br />
kunnen bromfi etsers betrappen bij snelheidsovertredingen en roodlichtnegatie.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 229 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
Er zijn geen cijfers bekend over de effectiviteit van de invoering van een verplicht<br />
kenteken op de verkeersveiligheid van bromfi etsers. Een verhoogd politietoezicht en<br />
de mogelijkheid om onbemande camera’s in te zetten hebben alleszins een positief<br />
effect op de verkeersveiligheid. Een goede schatting zou 10 tot 20 % minder slachtoffers<br />
zijn ten gevolge van verhoogd politietoezicht.<br />
Op basis van de effectiviteit en het aantal betrokken ongevallen komen we uit op<br />
ongeveer 400 tot 800 minder slachtoffers bij ongevallen met bromfi etsers.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
De betere controlemogelijkheid zal leiden tot het terugdringen van het aantal opgevoerde<br />
bromfi etsen, waardoor er ook milieuwinst behaald wordt door de verminderde<br />
uitstoot.<br />
De invoering van de maatregel heeft mogelijk consequenties op het aantal bromfi etsers.<br />
Een aantal van hen zal waarschijnlijk afhaken. Hierover zijn echter geen cijfers<br />
beschikbaar.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
Het verplicht maken van een kenteken voor bromfi etsers is alsnog een federale<br />
bevoegdheid. De Vlaamse Minister van Mobiliteit kan het voorstel voorlopig enkel<br />
bepleiten bij haar federale collega. Nadat de politieke wereld de wet heeft aangepast,<br />
wordt ook de verantwoordelijke administratie betrokken bij de implementatie<br />
ervan in de praktijk. Het uitreiken van de kentekens wordt bij voorkeur toegewezen<br />
aan de DIV, die dit nu ook doet voor nummerplaten van auto’s. Het zou ook via de<br />
verzekeringssector kunnen gebeuren.<br />
HAALBAARHEID<br />
Voor deze maatregel bestaat er een aanzienlijk draagvlak bij de politiediensten,<br />
maar ook bij de verzekeringsmaatschappijen. De invoering is dus voornamelijk<br />
afhankelijk van de politieke besluitvorming op het federale niveau.<br />
De implementatie op het terrein is analoog aan deze van de registratie voor auto’s<br />
en motorfi etsen. Ook technisch zijn geen echte problemen te verwachten. De kosten<br />
die nodig zijn voor de invoering van het kenteken zijn verhaalbaar op de bromfi etser.<br />
Een verplicht kenteken voor bromfi etsers is daarom haalbaar op relatief korte<br />
termijn.<br />
De kosten voor politiehandhaving kunnen omlaag of het is mogelijk voor hetzelfde<br />
geld meer controles uit te voeren waardoor het effect van de handhavingsacties<br />
vergroot.<br />
OUTPUTINDICATOREN<br />
Als indicator wordt in eerste instantie de invoering van de verplichting gehanteerd.<br />
Na verplichting kan het aantal gecontroleerde bromfi etsen als indicator gelden.<br />
- 230 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
REFERENTIES<br />
• Gysen, G. & Daniels, S. (2006). Rijgedrag en ongevallenbetrokkenheid van<br />
jonge bromfi etsers in <strong>Vlaanderen</strong>. Analyse op basis van een bevraging van 200<br />
middelbare scholieren. Diepenbeek: Instituut voor Mobiliteit.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 231 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
5.2 Fietshelm en hesjes voor kinderen<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
<strong>Vlaanderen</strong> zal campagnes voeren en ondersteunen die beschermingsmiddelen<br />
(fl uohesjes, fi etsverlichting, fi etshelm) voor jonge zwakke weggebruikers promoten.<br />
• Aanleiding<br />
Kinderen zijn kwetsbaar in het verkeer. Zichtbaarheid enerzijds en het ontbreken<br />
van een beschermend omhulsel anderzijds spelen hierin een belangrijke rol.<br />
• Doel<br />
Het doel van de maatregel is het terugdringen van het aantal letsels bij kinderen als<br />
zwakke weggebruiker. Dit kan door ongevallen te voorkomen door een verbeterde<br />
zichtbaarheid en door de letselernst te beperken wanneer toch een ongeval optreedt<br />
door het gebruik van bescherming, in casu de fi etshelm.<br />
• Doelgroep<br />
De beoogde doelgroep bestaat uit kinderen die zich als zwakke weggebruiker<br />
verplaatsen in het verkeer.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Er bestaan vele manieren om de zichtbaarheid van zwakke weggebruikers te verhogen.<br />
Zowel de zwakke weggebruiker als de andere weggebruikers dragen hier<br />
een verantwoordelijkheid, evenals de wegbeheerders (Van Hout, 2007). De zwakke<br />
weggebruiker dient er voor te zorgen dat hij optimaal zichtbaar is door het gebruik<br />
van fi etsverlichting en door het dragen van lichtgekleurde of retrorefl ectieve kledij.<br />
<strong>Vlaanderen</strong> zal promotiecampagnes ondersteunen die het gebruik van retrorefl ectieve<br />
materialen aanprijzen. Met kledijfabrikanten kunnen charters afgesloten worden<br />
die het gebruik van deze retrorefl ectieve materialen in kinderjassen stimuleren.<br />
De zichtbaarheid kan ook verhoogd worden door plaatsen waar veel fi etsers en<br />
voetgangers komen, functioneel te verlichten. Het is mogelijk straatverlichting zo te<br />
plaatsen dat fi etsers en voetgangers beter opvallen. Straatverlichting in een bebouwde<br />
omgeving met fi etsers en voetgangers moet ook lang genoeg blijven branden.<br />
Wanneer de fi etser dan toch betrokken raakt in een ongeval, kan hij de letselernst<br />
beperken door het dragen van een fi etshelm. Aangezien in Europa en in <strong>Vlaanderen</strong><br />
geen breed draagvlak bestaat voor het verplichten van de fi etshelm, wordt<br />
geopteerd het helmgebruik te verhogen door sensibiliserende campagnes. Die<br />
dienen niet alleen te wijzen op de voordelen van de fi etshelm, maar ook op het<br />
juiste gebruik ervan. Nog te dikwijls zien we campagnebeelden waarbij de helm<br />
verkeerd wordt gedragen.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
In 2005 stierven negen fi etsers en één voetganger tussen 6 en 15 jaar in het<br />
verkeer. Voorts werden 121 fi etsers en 67 voetgangers zwaargewond en 1.299<br />
fi etsers en 309 voetgangers lichtgewond. Wanneer we ons beperken tot de ongevallen<br />
die ’s nachts of bij schemering gebeurden, zien we één dode voetganger en<br />
- 232 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
drie dode fi etsers, 25 fi etsers en 24 voetgangers die zwaargewond werden en 199<br />
fi etsers en 59 voetgangers die lichtgewond werden.<br />
Ongeveer 44 % van de fi etsers opgenomen in het ziekenhuis hadden een hoofdletsel<br />
(Elvik & Vaa, 2004, op basis van gegevens van een Noors ziekenhuis).<br />
Het effect op de verkeersveiligheid ontstaat in twee stappen. In eerste instantie is er<br />
de impact van de promotiecampagnes op het gebruik van de beschermingsmiddelen.<br />
Vervolgens is er de effectiviteit van de beschermingsmiddelen in het voorkomen<br />
van het ongeval of het beperken van de letselernst.<br />
Het gebruik van retrorefl ectieve kledij verhoogt de zichtbaarheid van de zwakke<br />
weggebruiker (Kwan & Mapstone, 2004). Over de invloed op het ongevalsrisico<br />
zijn geen studies bekend.<br />
Over de fi etshelm zijn daarentegen talloze studies uitgevoerd. Elvik & Vaa (2004)<br />
halen een aantal studies aan waaruit blijkt dat door het voeren van fi etshelmcampagnes<br />
het fi etshelmgebruik toeneemt van 12 tot 20 %.<br />
Over de effectiviteit van de fi etshelm bestaat veel onenigheid. Het individuele effect<br />
(de verlaging van de kans op hoofdletsel wanneer een individu betrokken is in<br />
een ongeval) is ontegensprekelijk positief. Wanneer de fi etser een helm met harde<br />
schaal draagt, wordt de kans op een hoofdletsel met 60 % gereduceerd (Elvik &<br />
Vaa, 2004). De kans op letsel in het aangezicht neemt met 40 % af. Met een zachte<br />
fi etshelm bedraagt dit -15 % respectievelijk -25 % (beide niet signifi cant). Andere<br />
studies liggen in dezelfde lijn (Van Hout, 2007).<br />
Er zijn echter verschillende effecten die dit individuele voordeel niet doortrekken<br />
naar populatieniveau (helmeffect, risicocompensatie en blootstellingseffect, feit dat<br />
helmdragers van nature uit voorzichtiger kunnen zijn). Bovendien is er naast een<br />
hoofdletsel ook vaak sprake van andere ernstige letsels. Elvik & Vaa (2004) komen<br />
tot een nettoresultaat van 22 % minder gewonde fi etsers bij het verplicht stellen van<br />
de helm. Andere studies vinden helemaal geen positief effect op populatieniveau.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Een helmplicht is nefast voor het fi etsgebruik. Daarom kan er geen sprake zijn van<br />
het verplicht opleggen. Door het promoten van de fi etshelm en andere beveiligingsmiddelen<br />
kunnen ouders misschien gemakkelijker overtuigd worden om hun kinderen<br />
fi etsend naar school te brengen.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
Het dragen van beveiligingsmiddelen door jonge zwakke weggebruikers is in de<br />
eerste plaats hun eigen verantwoordelijkheid en die van de ouders. De overheid en<br />
de scholen kunnen hierin een ondersteunende rol spelen door het verschaffen van<br />
informatie en het ter beschikking stellen van de beveiligingsmiddelen.<br />
HAALBAARHEID<br />
Rond de fi etshelm zijn reeds heel wat campagnes georganiseerd. Tom Boonen is zo<br />
het bekende gezicht in de recente campagne van Levenslijn. Privé-initiatief speelt<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 233 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
hier dus zeker een belangrijke rol.<br />
Zichtbaarheidscampagnes focussen zich tot op heden vooral op fi etsverlichting.<br />
Fluohesjes horen sinds kort tot de verplichte uitrusting van de automobilist. Een doortrekking<br />
naar de fi etser en de voetganger is een optie.<br />
Veel zwakke weggebruikers zien nu al het nut in van beschermingsmiddelen.<br />
Twijfelaars kunnen over de streep getrokken worden door beschermingsmiddelen<br />
tegen een voordelige prijs aan te bieden, wat mogelijk is door sponsoring door de<br />
privésector en de overheid.<br />
Een belangrijke oorzaak van hoofdletsels bij zwakke weggebruikers is terug te<br />
vinden in aanrijdingen met motorvoertuigen. Zo bekeken is het logisch dat ook<br />
bestuurders van gemotoriseerde voertuigen een bijdrage leveren, bijvoorbeeld via<br />
het Verkeersboetefonds.<br />
Het is haalbaar de maatregel op korte termijn door te voeren. Voor blijvende resultaten<br />
zijn ook blijvende inspanningen nodig.<br />
OUTPUTINDICATOREN<br />
Als indicator wordt het percentage kinderen genomen dat enerzijds een helm draagt<br />
(specifi ek voor fi etsers), en anderzijds een fl uohesje (fi etsers en voetgangers).<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
We zien dat de helmdracht afneemt naarmate de kinderen ouder worden. Een<br />
verhoogde helmdracht hangt dan ook in grote mate samen met de mate waarin het<br />
‘cool’ gevonden wordt om gebruik te maken van deze beveiligingsmiddelen. Een<br />
verplichting via het schoolreglement kan contraproductief werken.<br />
REFERENTIES<br />
• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The Handbook of Road Safety Measures. Elsevier.<br />
• Kwan, I. & Mapstone, J. (2004). Visibility aids for pedestrians and cyclists:<br />
a systematic review of randomised controlled trials. In: Accident Analysis and<br />
Prevention 36 (2004), pp. 305-312. Elsevier.<br />
• Van Hout, K. (2007). De risico’s van fi etsen. Feiten, cijfers en vaststellingen.<br />
Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
- 234 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
5.3 Alternatieven voor auto op risicomomenten<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Deze fi che beschrijft een aantal alternatieven voor de auto waarop jonge autobestuurders<br />
op risicomomenten een beroep kunnen doen. Deel 1 van het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong><br />
<strong>Vlaanderen</strong> maakte duidelijk dat globaal gesproken het verkeer bij<br />
jongeren één van de belangrijkste doodsoorzaken is (Van Hout et al., 2007). Vooral<br />
de beginnende bestuurders tussen 18 en 20 jaar hebben per gereden kilometer een<br />
beduidend grotere kans dan andere leeftijdscategorieën om bij een verkeersongeval<br />
om het leven te komen (Willems & Cuyvers, 2004).<br />
• Aanleiding<br />
Deel 1 van het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> maakte duidelijk dat jongeren<br />
tussen 16 en 24 jaar van alle leeftijdsgroepen het grootste risico lopen om bij een<br />
verkeersongeval gedood of zwaargewond te geraken (Van Hout et al., 2007).<br />
Eén van de verklaringen voor de hoge ongevalsbetrokkenheid van jongeren, blijkt<br />
hun grote blootstelling te zijn (Foss & Evenson, 1999; Harrison et al., 1999). Ook<br />
Vlaamse jongeren blijken proportioneel de meeste kilometers ’s nachts af te leggen<br />
(11 % van hun totaal aantal gereden kilometers). Uit analyse van de Vlaamse data<br />
bleek dan ook dat jonge Vlaamse bestuurders opvallend vaker dan bestuurders uit<br />
andere leeftijdscategorieën in ongevallen ’s nachts en tijdens het weekend betrokken<br />
zijn. Dit blijkt vooral een probleem voor jonge mannelijke bestuurders (Dreesen, Bos<br />
& Willems, 2006). Het aanbieden van alternatieven voor het rijden met de auto op<br />
dergelijke risicomomenten is een maatregel die tegemoet kan komen aan de hoge<br />
onveiligheid bij jongeren.<br />
• Doel<br />
Door het aanbieden van alternatieven voor de auto op risicomomenten proberen<br />
de hoge ongevalsbetrokkenheid en het hoge ongevalsrisico bij jongeren terug te<br />
dringen.<br />
• Doelgroep<br />
Jonge autobestuurders en hun passagiers.<br />
• Detailbeschrijving<br />
In <strong>Vlaanderen</strong> zijn er reeds een aantal voorbeelden van dergelijke alternatieven te<br />
noemen:<br />
- Nachtbussen: Antwerpen (het Antwerpse weekendnachtbusnet is intussen uitgebreid<br />
van zeven naar negen trajecten) en Brussel (nachtbuslijnen sinds april<br />
2007).<br />
- Fuifbussen: Limburg (reeds in voege vanaf 2002) (Petermans, 2006).<br />
- Bijkomend aanbod van openbaar vervoer: bij grote evenementen (bijvoorbeeld<br />
Gentse Feesten, Rock Werchter, …) voorziet De Lijn dergelijk aanbod.<br />
- Collectieve taxi’s: bij een collectieve taxi wordt niet het volledige voertuig, maar<br />
alle zitplaatsen afzonderlijk verhuurd (zie www.uitweg.be).<br />
- TOV (= Taxi + Openbaar Vervoer in combinatie): in een aantal Vlaamse steden<br />
kan er een TOV-biljet gekocht worden. Met dit biljet kan men met de bus of tram<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 235 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
heen gaan, en terugkeren met een taxi. Er wordt dan een korting gegeven op de<br />
prijs van de taxirit (voor bijkomende uitleg: zie www.uitweg.be; www.duurzameinfo.be).<br />
Ook de ‘Responsible Young Drivers’ of ‘Drive Up Safety’ zouden een rol kunnen<br />
spelen om jongeren te wijzen op mogelijke alternatieven voor de auto op risicomomenten.<br />
De taxisector kan hierin ook een belangrijke rol spelen.<br />
Het opzetten en organiseren van dergelijke alternatieven dient gepaard te gaan met<br />
de nodige sensibiliserings- en communicatie-inspanningen, zodat de jongeren ook<br />
effectief op de hoogte zijn van deze alternatieve vervoersmogelijkheden.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
• Betrokken ongevallen en effectiviteit<br />
Uit analyse van de Vlaamse data bleek duidelijk dat nachtelijk rijden een bijzonder<br />
hoog risico meebrengt voor jonge bestuurders. Als enkel naar de ernstige ongevallen<br />
gekeken wordt, blijken jongeren meer van hun ernstige ongevallen (33,62 %)<br />
tijdens nachturen te hebben dan bestuurders uit andere leeftijdscategorieën. Het<br />
risico van jonge mannen op een ernstig ongeval tijdens de nacht blijkt bovendien<br />
dubbel zo hoog te zijn als dat van jonge vrouwelijke bestuurders (Dreesen et al.,<br />
2006). Het aanbieden van alternatieven voor de auto op dergelijke risicomomenten<br />
aan deze doelgroep van bestuurders, kan tegemoet helpen komen aan de hoge<br />
ongevalsbetrokkenheid en het ongevalsrisico van jongeren.<br />
• Berekening potentieel van de maatregel<br />
Het potentieel van deze maatregelenfi che hangt af van de mate waarin jongeren<br />
effectief gebruikmaken van de aangeboden alternatieven. Het is dan ook belangrijk<br />
dat er voldoende communicatie is over deze alternatieven, zodat de jongeren beseffen<br />
dat er andere mogelijkheden zijn om zich op risicomomenten te verplaatsen.<br />
Het potentieel van deze maatregelenfi che zit in feite vooral in het reduceren van<br />
gedragsfenomenen zoals het rijden onder invloed van alcohol en drugs.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Door het aanbieden van alternatieven kunnen jonge bestuurders kennismaken met<br />
meer duurzame mogelijkheden om zich te verplaatsen (met name het openbaar<br />
vervoer). Bovendien zou de aanwezigheid van dergelijke alternatieve vervoersmiddelen<br />
bij belangrijke manifestaties bijvoorbeeld tot minder fi les kunnen leiden.<br />
VERANTWOORDELIJKEN EN HAALBAARHEID<br />
Het spreekt voor zich dat onder andere de taxisector, De Lijn, de provinciebesturen<br />
en de Vlaamse overheid, departement Mobiliteit en Openbare Werken, betrokken<br />
partij zijn bij het opzetten en organiseren van deze alternatieve vervoersmogelijkheden.<br />
De haalbaarheid om deze alternatieven voor de auto op risicomomenten effec-<br />
- 236 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
tief aan te kunnen bieden, is onder andere afhankelijk van het budget dat hiervoor<br />
vrijgemaakt wordt.<br />
OUTPUTINDICATOR(EN)<br />
- Beschikbaarheid en bezettingsgraad van de diverse beschikbare alternatieve<br />
vervoermiddelen.<br />
- Het aantal jongeren dat in plaats van zich met de auto te verplaatsen, kiest voor<br />
een verplaatsing met een alternatief vervoermiddel.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
- Communicatie omtrent het bestaan en de beschikbaarheid van alternatieven voor<br />
de auto op risicomomenten.<br />
- Beschikbaarheid van de betreffende alternatieven: voor de nachtbussen zou er<br />
bijvoorbeeld nagedacht kunnen worden om de uurregelingen ’s nachts verder uit<br />
te breiden. Nu stopt de fuifbus bijvoorbeeld meestal om 2 uur met rijden.<br />
- Evaluatie van de bezettingsgraad van de verschillende beschikbare alternatieve<br />
vervoermiddelen.<br />
LITERATUUR<br />
• Dreesen, A., Bos, K. & Willems, B. (2006). Ongevalbetrokkenheid van jonge<br />
autobestuurders. Deel II: analyse van Vlaamse data. Diepenbeek: Steunpunt<br />
Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
• Foss, R. & Evenson, K. (1999). Effectiveness of graduated driver licensing in reducing<br />
motor vehicle crashes. American Journal of Preventive Medicine, 16, 47-56.<br />
• Harrison, W., Triggs, T. & Pronk, N. (1999). Speed and young drivers: Developing<br />
countermeasures to target excessive speed behaviours amongst young<br />
drivers. Monash University Accident Research Centre, Victoria, Australia.<br />
• Petermans, A. (2006). Acties voor jongeren - Evaluatie en voorstel tot optimalisatie<br />
actieprogramma verkeersveiligheid Provincie Limburg. Diepenbeek: Onderzoeksinstituut<br />
ArcK, Provinciale Hogeschool Limburg.<br />
• Van Hout, K., Daniels, S. & Hermans, E. (2007). Verkeersonveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Een probleemanalyse. Diepenbeek: Instituut voor Mobiliteit.<br />
• Willems, B. & Cuyvers, R. (2004). Ervaring en ongevalbetrokkenheid: een literatuurstudie.<br />
Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 237 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
5.4 Maatregelen ter voorkoming van dodehoekongevallen<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
In België verplicht het K.B. van 20 december 2002 alle voertuigen in België ingeschreven<br />
met een toegelaten gewicht van meer dan 3,5 ton om uitgerust te zijn met<br />
een antidodehoeksysteem.<br />
<strong>Vlaanderen</strong> ondersteunt een verhoogd gebruik van dodehoekspiegels en –camera’s.<br />
Via sensibilisering worden alle betrokkenen aangespoord hun verantwoordelijkheid<br />
op te nemen.<br />
• Aanleiding<br />
De dode hoek van vrachtwagens komt geregeld in het nieuws via de melding van<br />
alweer een dodelijk of zwaargewond slachtoffer, vaak een fi etser.<br />
• Doel<br />
Het doel van de maatregel is het terugdringen van het aantal dodehoekongevallen.<br />
• Doelgroep<br />
De maatregel richt zich enerzijds op de eigenaars, bestuurders en fabrikanten van<br />
vrachtwagens, anderzijds op wegbeheerders. De slachtoffers zijn vooral te betreuren<br />
bij de fi etsers en bromfi etsers. Ook zij worden aangespoord hun gedrag af te<br />
stemmen op het gevaar van de dode hoek.<br />
• Detailbeschrijving<br />
De dode hoek van vrachtwagens is jaarlijks een echte dodenhoek voor zwakke<br />
weggebruikers. Er zijn verschillende manieren om de gevaren van de dode hoek in<br />
te perken. In eerste instantie denken we aan het verplichten van dodehoekspiegels<br />
of –camera’s. Vanaf 1/1/2011 moeten alle vrachtwagens (zwaarder dan 3,5 ton)<br />
in de EU uitgerust zijn met een dodehoekspiegel.<br />
Vaak stelt men evenwel vast dat de spiegels verkeerd zijn afgesteld waardoor hun<br />
effectiviteit afneemt. Via sensibilisering wordt het belang van een juiste afstelling<br />
duidelijk gemaakt. Om een juiste afstelling van de spiegels te verzekeren worden<br />
op een aantal locaties zones ingericht waar vrachtwagenbestuurders de spiegels<br />
correct kunnen afstellen.<br />
SWOV-onderzoek (Schoon, 2006) toont aan dat het meest voorkomende botspunt<br />
(rechterkant vooraan) grotendeels buiten de zone afgedekt door de meest gangbare<br />
systemen valt. Nieuwe Europese eisen (vanaf 1/1/2007) verruimen het gezichtsveld,<br />
maar bieden geen garantie dat dit voldoende is bij rechtsafongevallen. De<br />
voorliggende regels zouden onvoldoende kunnen zijn en bijkomende maatregelen<br />
moeten overwogen worden (scheiding in tijd en ruimte van fi etsers en vrachtwagens<br />
(door aparte groenfase, vooruitgeschoven stopstreep, …), spiegels op kruispunten,<br />
elektronische detectie fi etsers, voorlichting kwetsbare weggebruikers, grotere<br />
voor- en zijruiten, weren van vrachtwagens in binnenstad). Bijkomend onderzoek is<br />
hiervoor nodig.<br />
In afwachting is het van belang dat alle betrokkenen op de hoogte zijn van de<br />
probleempunten. Bij deze maatregel horen dus ook een aantal educatieve aspecten.<br />
- 238 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
Voor vrachtwagenbestuurders moet het duidelijk zijn hoe zij de spiegels moeten<br />
afstellen om een zo goed mogelijk zicht te hebben. Bovendien kunnen zij door een<br />
verbeterd anticiperend kijkgedrag ook heel wat problemen voorkomen. De zwakke<br />
weggebruikers moeten van hun kant beter in staat zijn om de dode hoek te herkennen.<br />
De bestaande initiatieven krijgen daarom verdere ondersteuning.<br />
3VO bepleit in Nederland de uitbreiding van deze verplichting naar andere voertuigen<br />
(zoals bestelwagens). Ook voor <strong>Vlaanderen</strong> (België) wordt deze mogelijkheid<br />
onderzocht.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
Het invoeren van antidodehoeksystemen heeft in het verleden alleszins een signifi -<br />
cant gunstig effect gehad op de verkeersveiligheid. Het installeren van DOBLI-spiegels<br />
op vrachtwagens (en zeker op vrachtwagens die instaan voor de distributie<br />
binnen de bebouwde kom) is volgens de SWOV één van de meest rendabele<br />
veiligheidsmaatregelen voor vrachtwagens (van Kampen & Schoon, 1999).<br />
De verzekeringsmaatschappij TVM meldde een daling van het aantal ongevallen<br />
met rechtsafslaande vrachtwagens met 40 % na het verplichten van de dodehoekspiegel<br />
op vrachtwagens in Nederland.<br />
Aangezien de meeste vrachtwagens die in België rijden inmiddels zijn uitgerust met<br />
zulke systemen is de te verwachten winst hier zeer beperkt. Een aanzienlijk deel van<br />
de spiegels blijkt wel verkeerd afgesteld te zijn: hier valt nog wat vooruitgang te<br />
boeken.<br />
De maatregel voorkomt met name ongevallen met een rechtsafslaande vrachtwagen<br />
en (brom)fi etsers. In de periode 1991-2001 gebeurden jaarlijks meer dan 200<br />
ongevallen met een fi etser en een vrachtwagen (Van Hout, 2007). Hoewel ze slechts<br />
4 % van alle ongevallen met fi etsers uitmaken, staan ze toch voor een kwart van<br />
alle fi etsdoden. Uit de NIS-data is het trouwens zo goed als onmogelijk om een juist<br />
beeld te krijgen van de exacte aard van het ongeval. Het aantal typische dodehoekongevallen<br />
is dan ook bijna niet te bepalen.<br />
In de toekomst wordt een sterke toename van het aantal vrachtwagens verwacht.<br />
Het risico op dodehoekongevallen zal dus opnieuw toenemen, zelfs met de aanwezigheid<br />
van de verschillende systemen. Aanvullende maatregelen zijn en blijven dus<br />
aangewezen.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Niet van toepassing.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
Het probleem van de dodehoekongevallen blijft in de eerste plaats een gedeelde<br />
verantwoordelijkheid. Naast de vrachtwagensector is ook de zwakke weggebruiker<br />
verantwoordelijk. Een verplichting voor een specifi eke voertuiguitrusting wordt<br />
opgelegd op Europees niveau. De Vlaamse overheid heeft een rol te spelen bij de<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 239 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
educatie en sensibilisering van bestuurders en zwakke weggebruikers. Bovendien<br />
kan de overheid ook door kleine ingrepen op kruispunten (spiegels, een andere<br />
kruispunt-layout, een andere verkeerslichtenregeling) het aantal ongevallen terugdringen.<br />
Transportorganisaties en eventueel verzekeringsmaatschappijen evenals<br />
organisaties die de belangen van de zwakke weggebruikers behartigen hebben een<br />
belangrijke rol te spelen bij de doorstroming van de informatie naar hun achterban.<br />
Ten slotte kunnen vrachtwagenconstructeurs een bijdrage leveren door aanpassingen<br />
in het vrachtwagenontwerp. Doorzichtige deuren kunnen bijvoorbeeld een<br />
verbetering van het zichtveld opleveren voor de chauffeur. De overheid kan deze<br />
ontwikkelingen ondersteunen door een aantal voorwaarden op te nemen in door<br />
hen uitgeschreven bestekken.<br />
De politieke wereld moet bepalen of een verdere uitbreiding van de verplichting<br />
naar bestelwagens nodig en nuttig is. Bijkomend onderzoek is hier nodig.<br />
HAALBAARHEID<br />
De Belgische vrachtwagens zijn inmiddels uitgerust met een dodehoekspiegel of<br />
–camera. De overige maatregelen zijn relatief kleine ingrepen die technisch niet zo<br />
veeleisend zijn. De kosten voor een dodehoekspiegel bedragen ongeveer 300 euro,<br />
een dodehoekcamera 1.200 à 2.000 euro.<br />
De uitwerking van een spiegelafstelplaats vraagt verder onderzoek. De creatie van<br />
een dergelijke afstelplaats voor spiegels is afhankelijk van de beschikbaarheid van<br />
terreinen.<br />
De technische maatregelen worden pas echt effectief als ze ondersteund worden<br />
door educatie. Er bestaan momenteel reeds verschillende educatieve initiatieven die<br />
de dode hoek bekendmaken bij vooral schoolkinderen. Sensibiliserende projecten<br />
hebben nood aan verdere ondersteuning.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
De toename van het aantal vrachtwagens op de wegen is een uitdaging voor het<br />
beleid. Door een toename van het vrachtverkeer verwachten we een toename van<br />
het aantal dodehoekongevallen. De uitdaging bestaat erin om de toename van het<br />
aantal ongevallen te beperken. Bijkomende maatregelen zijn een absolute vereiste.<br />
REFERENTIES<br />
• Schoon, C.C (2006). Problematiek rechts afslaande vrachtauto’s. Leidschendam:<br />
SWOV.<br />
• Van Hout (2007). De risico’s van fi etsen. Feiten, cijfers en vaststellingen. Diepenbeek:<br />
Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
• Van Kampen, L. & Schoon, C. (1999). De veiligheid van vrachtauto’s. Een ongevals-<br />
en maatregelanalyse in opdracht van Transport en Logistiek Nederland.<br />
Leidschendam: SWOV.<br />
• Verlaak, J. (2005). Systemen ter verbetering van het zicht van de bestuurder.<br />
Technische beschrijving en effect op de verkeersveiligheid. Diepenbeek: Steunpunt<br />
Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />
- 240 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
6.1 Onderzoek<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
De Vlaamse overheid blijft investeren in verkeersveiligheidsonderzoek.<br />
• Aanleiding<br />
Verkeersveiligheidsonderzoek laat toe om de probleemvelden duidelijker te defi niëren.<br />
Bovendien biedt het onderzoek ondersteuning bij de opmaak van een effectief<br />
en effi ciënt maatregelenpakket. Hierdoor biedt het onderzoek een bijdrage tot een<br />
veiliger verkeer.<br />
• Doel<br />
Het doel van de maatregel is om een toegepaste wetenschappelijke ondersteuning<br />
te leveren aan het verkeersveiligheidsbeleid.<br />
• Doelgroep<br />
De maatregel is gericht op de academische wereld als uitvoerders van onderzoek<br />
en op de beleidsverantwoordelijken voor de facilitering van het onderzoek.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Het Programma Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek werd in 2001 opgestart<br />
om het beleid wetenschappelijk te ondersteunen. Eind 2006 werden de nieuwe<br />
beheersovereenkomsten goedgekeurd door de Vlaamse overheid. Het Steunpuntenprogramma<br />
zorgt voor een structurele fi nanciering van onderzoek in een aantal<br />
door het beleid gekozen domeinen. Verkeersveiligheid was en is sinds 2001 één<br />
van de thema’s.<br />
De Vlaamse overheid blijft investeren in verkeersveiligheidsonderzoek. Het Steunpunt<br />
Verkeersveiligheid wordt verlengd en krijgt opnieuw de opdracht om fundamenteel<br />
en beleidsrelevant onderzoek te verrichten op het gebied van verkeersveiligheid.<br />
Naast dit Steunpuntenprogramma wordt ook binnen de Afdeling Beleid Mobiliteit<br />
en Verkeersveiligheid gewerkt aan het opstellen van methodes, ondersteund door<br />
studiebureaus en onderzoekscentra.<br />
<strong>Vlaanderen</strong> doet bijna niet aan ongevalsanalyse, wat nochtans interessante gegevens<br />
kan opleveren over de ware oorzaak van een ongeval. Het structureel uitvoeren<br />
van dergelijk onderzoek is aangewezen.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
De maatregel beoogt een ondersteuning van het beleid en heeft geen rechtstreekse<br />
invloed op de verkeersveiligheid. Door betere gegevens kan de overheid de<br />
verkeersveiligheidsproblemen beter duiden, wat toelaat maatregelen beter af te<br />
stemmen op problemen. Op die manier heeft de maatregel een gunstig effect op de<br />
verkeersveiligheid.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 241 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Niet van toepassing.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
Het Steunpunt Verkeersveiligheid bestaat in het kader van het Steunpuntenprogramma.<br />
De bevoegde Minister van Mobiliteit staat in voor de inhoudelijke opvolging en<br />
stelt jaarlijks extra middelen ter beschikking van het steunpunt. Daarnaast is ook de<br />
Minister van Wetenschap en Innovatie betrokken die deels de middelen ter beschikking<br />
stelt.<br />
Als uitvoerder van het onderzoek is ook de academische wereld betrokken partij.<br />
HAALBAARHEID<br />
Subsidie voor het Steunpunt Verkeersveiligheid wordt telkens voor vijf jaar toegekend.<br />
Het Steunpunt Verkeersveiligheid is opgestart in 2001 en is nu bezig aan zijn<br />
tweede werkingsperiode onder de nieuwe naam Steunpunt Mobiliteit en Openbare<br />
Werken – spoor verkeersveiligheid.<br />
Door de initiële investering in verkeersveiligheidsonderzoek bouwt <strong>Vlaanderen</strong><br />
expertise op, wat het eenvoudiger maakt om bijkomende fondsen aan te boren voor<br />
extra verkeersveiligheidsonderzoek. Het totale budget voor verkeersveiligheidsonderzoek<br />
is dan ook groter dan het budget voor het Steunpunt. Deze gelden zijn zowel<br />
afkomstig van de Vlaamse overheid (Steunpuntenprogramma, IWT), de federale<br />
overheid (DWTC), provincies, gemeenten als van Europa.<br />
Op basis van het onderzoek kunnen de ontwerpprincipes aangepast worden en de<br />
juiste prioriteiten gelegd worden in het beleid. Dit laat toe met de beschikbare middelen<br />
een hoger rendement te behalen bij het verbeteren van de verkeersveiligheid.<br />
OUTPUTINDICATOREN<br />
Als indicator kan het aantal publicaties over verkeersveiligheid genomen worden.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
Degelijk onderzoek staat of valt vaak met de beschikbaarheid van goede gegevens.<br />
Daarom kan deze fi che niet los gezien worden van de volgende fi che ‘Data’ (fi che<br />
6.2).<br />
- 242 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
6.2 Data<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
De dataverzameling wordt gestructureerd. Een datacenter voor infrastructuurgegevens<br />
wordt opgericht. Blootstellingsgegevens en omstandigheden van ongevallen<br />
worden op een meer systematische manier verzameld.<br />
• Aanleiding<br />
Goede data zijn essentieel voor gedegen verkeersveiligheidsonderzoek. Er zijn in<br />
<strong>Vlaanderen</strong> en België diverse data over verkeersveiligheid en verwante domeinen<br />
beschikbaar. Deze data worden in hoofdzaak beheerd door publieke instellingen<br />
(NIS, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, FOD Mobiliteit, …), maar ook door<br />
private instellingen (Febiac, verzekeringsmaatschappijen, …).<br />
Globaal gezien is de kwaliteit en de beschikbaarheid van vele gegevens erg matig<br />
voor verkeersveiligheidsonderzoek. Dit gegeven vormt een ernstige handicap voor<br />
het onderzoek en bemoeilijkt een adequate beleidsmonitoring.<br />
• Doel<br />
Het doel van de maatregel is om de kwaliteit van de data te verhogen en de beschikbaarheid<br />
te vergemakkelijken.<br />
• Doelgroep<br />
De maatregel richt zich tot beleidsverantwoordelijken, in de eerste plaats inzake<br />
Mobiliteit, Openbare Werken en statistiek.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Binnen de administratie wordt een cel opgericht die alle data in verband met infrastructuur<br />
beheert en de dataverzameling structureert en coördineert. Daarbij gaat<br />
het zowel over de infrastructuur van de gewestwegen als de provincie- en gemeentewegen.<br />
Een dergelijk datacenter zou voldoende ondersteuning moeten kunnen<br />
genieten op gebied van statistische verwerking, informatica en verkeerskunde. In de<br />
organisatiestructuur moet het voldoende functionele leidinggevende bevoegdheden<br />
krijgen voor een doeltreffende organisatie van de dataverzameling. Het datacenter<br />
staat mee in voor het opstellen en opvolgen van vaste procedures voor het verzamelen<br />
en publiceren van de data.<br />
Onmisbaar voor verkeersveiligheidsonderzoek zijn goede blootstellingsgegevens.<br />
Daarom wordt jaarlijks een representatief onderzoek naar het verplaatsingsgedrag<br />
van de Vlamingen uitgevoerd. Dit onderzoek levert mobiliteitsindicatoren en evoluties<br />
doorheen de tijd.<br />
Daarnaast is specifi ek onderzoek betreffende ongevalsanalyse noodzakelijk.<br />
Ten slotte ijvert de Vlaamse overheid bij de federale collega’s voor een betere toegankelijkheid<br />
van de op dat niveau beschikbare data.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
De maatregel beoogt een ondersteuning van het beleid en heeft als dusdanig geen<br />
rechtstreekse invloed op de verkeersveiligheid. Door betere gegevens kan de over-<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 243 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
heid de verkeersveiligheidsproblemen beter duiden wat toelaat maatregelen beter af<br />
te stemmen op problemen. Zo heeft de maatregel een gunstig effect op de verkeersveiligheid.<br />
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Niet alleen het verkeersveiligheidsonderzoek heeft nood aan data. Ook andere<br />
departementen hebben baat bij een gestructureerde dataverzameling. Het datacenter<br />
kan toelaten waardevolle verbanden te leggen op basis van gegevens uit andere<br />
bronnen.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
De beleidsverantwoordelijke inzake mobiliteit (mobiliteitsgegevens), openbare werken<br />
(infrastructuurgegegevens) en statistiek. De eigenlijke uitwerking van het datacenter<br />
is de gezamenlijke taak van de betrokken administraties. Op langere termijn<br />
kan het datacenter beschikking krijgen over een bredere waaier van gegevens.<br />
HAALBAARHEID<br />
De laatste jaren hebben we op federaal niveau een inhaaloperatie gezien bij het ter<br />
beschikking stellen van de ongevallengegevens. Bovendien werd een nieuw registratiesysteem<br />
ingevoerd bij de verschillende politiezones. Verkeersveiligheidsonderzoek<br />
heeft echter nood aan diverse data. In eerste instantie ligt de nadruk op infrastructuur-<br />
en mobiliteitsgegevens.<br />
Op korte termijn wordt werk gemaakt van een datacenter voor infrastructuur- en<br />
mobiliteitsgegevens. Op langere termijn komen andere gegevens in aanmerking.<br />
OUTPUTINDICATOREN<br />
Niet van toepassing.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
De strikte interpretatie van de wet op de privacy maakt het zeer moeilijk om nog<br />
grootschalige enquêtes uit te voeren. Hierdoor wordt onderzoek (o.a. het OVG)<br />
ernstig belemmerd.<br />
REFERENTIES<br />
Van Hout, K., Van den Bossche, F. & Daniels, S. (2004). Data voor verkeersveiligheidsonderzoek<br />
in <strong>Vlaanderen</strong>. Steunpuntnota. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid<br />
bij Stijgende Mobiliteit.<br />
- 244 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
6.3. Monitoring aan de hand van indicatoren<br />
OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />
• Korte inhoud<br />
Met monitoren wordt het meten van verkeersveiligheid in de ruime zin bedoeld.<br />
Meer bepaald wordt een verzameling van relevante kengetallen of indicatoren opgesteld<br />
die toelaat het verkeersveiligheidsbeleid op te volgen en bij te sturen. Goed<br />
verkeersveiligheidsbeleid vergt immers een grote dosis relevante informatie.<br />
• Aanleiding<br />
In verschillende recente beleidsdocumenten zoals de beleidsnota Mobiliteit, het Pact<br />
van Vilvoorde (SERV, 2005) en in het sociaal-economisch beleidsplan (VlReg, 2006)<br />
heeft de Vlaamse regering het belang van objectieve indicatoren als basis voor<br />
het beleid beklemtoond. Het succes van genomen beleidsinitiatieven wordt zoveel<br />
mogelijk afgemeten aan de hand van indicatoren en internationale benchmarking.<br />
Op termijn moet het mogelijk zijn om de verschillende objectieven zo kwantitatief<br />
mogelijk te vertalen en om vervolgens het al dan niet succesvolle verloop ervan<br />
cijfermatig op te volgen aan de hand van een scorebord.<br />
Eén van de dragende maatregelen voor de ontwikkeling, de uitvoering en de evaluatie<br />
van het verkeersveiligheidsbeleid is de ontwikkeling van betrouwbare indicatoren<br />
en de uitvoering van beleidsondersteunend wetenschappelijk onderzoek.<br />
Indicatoren moeten verder verbeterd worden om een snel, accuraat en representatief<br />
beeld te krijgen van de evolutie in verkeersveiligheid om het beleid daarop te kunnen<br />
afstemmen.<br />
• Doel<br />
Voor specifi eke verkeersveiligheidsaspecten (zie de voorgaande maatregelenfi ches,<br />
bijvoorbeeld gordel en kinderzitjes, handhaving zwaar vervoer, uitbouw van een<br />
veilig fi etsroutenetwerk, enz.) is het mogelijk op basis van bestaande cijfers en de<br />
algemene en specifi eke verkeersveiligheidsdoelstellingen, realistische maar ook<br />
ambitieuze doelstellingen te formuleren waarvan de realisatie op geregelde tijdstippen<br />
meetbaar is.<br />
• Doelgroep<br />
De maatregel is gericht op alle instanties die betrokken zijn bij het voorbereiden,<br />
het uitvoeren en het monitoren van het beleid omtrent verkeersveiligheid zoals de<br />
beleidsverantwoordelijken en de diensten van de Vlaamse overheid, lokale en provinciale<br />
besturen, politiediensten en onderzoeksinstellingen.<br />
• Detailbeschrijving<br />
Verkeersveiligheid is een zeer ruim begrip en heeft daarom nood aan monitoring op<br />
vier niveaus.<br />
Ten eerste focussen we op letselongevallen. Op basis van het verkeersongevallenformulier<br />
is de volgende informatie beschikbaar: locatie, tijdstip, info over betrokken<br />
weggebruikers (aantal, leeftijd, geslacht, modus, ernst van verwonding, …), weersomstandigheden,<br />
type ongeval, enzovoort.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 245 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
Ten tweede kijken we naar de risicofactoren die kunnen leiden tot ongevallen en/of<br />
slachtoffers. Dit noemen we verkeersveiligheidsindicatoren. In de internationale<br />
literatuur (WHO, 2004; SafetyNet, 2005) worden de volgende domeinen als voornaamste<br />
risico’s aangeduid: alcohol en drugs; snelheid; beschermende uitrusting<br />
(bv. gordel); voertuig; infrastructuur en nazorg. Elk domein wordt gemeten aan de<br />
hand van een aantal specifi eke indicatoren. Voor beschermende uitrusting bijvoorbeeld<br />
zijn dit het percentage inzittenden dat de gordel draagt voorin, achterin, het<br />
correct gebruik van kinderzitjes, ... Het monitoren van verkeersveiligheidsindicatoren<br />
toont bij herhaalde metingen de trendevoluties op een bepaald risiconiveau, geeft<br />
beter inzicht in de verschillen in verkeersveiligheid wanneer cijfers tussen regio’s<br />
worden vergeleken en kan de impact van maatregelen voor specifi eke risicofactoren<br />
bepalen. Andere voorbeelden van indicatoren zijn het percentage positieve<br />
ademanalyseresultaten en het aantal snelheidsovertredingen van meer dan 10 km/u<br />
boven de limiet.<br />
Ten derde willen we onder andere gegevens verzamelen over handhaving, zoals<br />
controles inzake gordeldracht of van zwaar vervoer. Hierbij moet gestreefd worden<br />
naar een gedetailleerde registratie (gelijkaardig aan het ongevallenformulier). Meer<br />
bepaald moet het volgende geregistreerd worden: tijdstip, duur, aantal manuren,<br />
locatie, thema (alcohol, drugs, snelheid, gordel, gsm, zwaar vervoer, ...), preventieve<br />
actie of gerichte controle, type controle, aantal gecontroleerde voertuigen,<br />
aantal pv’s, aantal alcoholademtesten, … Deze informatie kan dan gebruikt worden<br />
als indicatie van beleidsinspanningen, voor vergelijkingen in de tijd, om na te gaan<br />
of de beoogde doelstellingen (qua aantallen) worden behaald en of dit zich vertaalt<br />
naar resultaten (link leggen met indicatoren en ongevallen).<br />
Ten vierde vervolledigen blootstellingsdata het verhaal. De mate van deelname aan<br />
het verkeer en meer bepaald een opsplitsing tussen de verschillende modi dient op<br />
regelmatige basis gemeten te worden. Voorbeelden zijn het aantal gebruikers van<br />
het fi etsroutenetwerk, het aantal personenwagenkilometers en het aantal reizigerkilometers<br />
afgelegd met het openbaar vervoer.<br />
Wanneer de bovenstaande informatie gemonitord wordt, is het mogelijk de impact<br />
van maatregelen na te gaan, de haalbaarheid van doelstellingen te meten en het<br />
beleid – zodra dit nodig is –bij te sturen.<br />
EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />
De maatregel beoogt een ondersteuning van het beleid met betrekking tot verkeersveiligheid.<br />
Er zijn veel voordelen verbonden aan het monitoren van de verschillende<br />
verkeersveiligheidsaspecten zoals het stellen van realistische en specifi eke doelstellingen<br />
en prioriteiten, het meten van verandering in tijd en ruimte, het nagaan van<br />
de impact van maatregelen en het in verband brengen van verschillende aspecten<br />
(handhaving – blootstelling – indicatoren – ongevallen). Mits een goede identifi catie<br />
en overzicht van relevante data in een gecoördineerde dataset, vormt deze maatregel<br />
een nuttig middel om de evolutie van de verkeersveiligheid op te volgen.<br />
- 246 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket
SECUNDAIRE EFFECTEN<br />
Niet van toepassing.<br />
VERANTWOORDELIJKEN<br />
Bij deze maatregel zijn verschillende instanties betrokken, meer bepaald beleidsverantwoordelijken,<br />
politiediensten, overheidsdiensten en onderzoeksinstellingen. Het<br />
Steunpunt Mobiliteit en Openbare Werken - Spoor Verkeersveiligheid zal instaan<br />
voor de verwerking van de aangeleverde basisgegevens en binnen het kader van<br />
het vastgelegde meerjarenprogramma een set van relevante indicatoren ontwikkelen.<br />
HAALBAARHEID<br />
Betrouwbare indicatoren kunnen enkel opgesteld worden indien de benodigde<br />
basisdata voldoende actueel en accuraat zijn. In die zin is het bekomen van deze<br />
basisdata zoals beschreven in de maatregelenfi che 6.2 in verband met data een<br />
belangrijke randvoorwaarde.<br />
OUTPUTINDICATOR(EN)<br />
Voor een bepaald type ongeval (met betrekking tot ernst of een bepaalde modus),<br />
voor bepaalde verkeersveiligheidsindicatoren (bijvoorbeeld het percentage dat te<br />
snel rijdt), voor bepaalde handhavingsactiviteiten (bijvoorbeeld het aantal alcoholcontroles)<br />
en voor blootstelling (bijvoorbeeld het aantal personenwagens per<br />
inwoner) dient monitoring te gebeuren. Er kan nagegaan worden of er herhaalde<br />
metingen gebeuren op verantwoorde wijze, of de verandering te verwachten is op<br />
basis van genomen maatregelen, enzovoort.<br />
KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />
De data dienen zo snel mogelijk beschikbaar te zijn (zie fi che 6.2 i.v.m. data).<br />
Bovendien is het van belang dat de verschillende aspecten geïntegreerd worden en<br />
niet los van elkaar bekeken worden.<br />
LITERATUUR<br />
• SafetyNet (2005). State of the art report on road safety performance indicators.<br />
Brussel, onderzoeksproject in opdracht van de Europese Commissie.<br />
• SERV, 2005. Pact van Vilvoorde 2001-2010: geactualiseerde versie na mid-termreview<br />
2005, Brussel.<br />
• VlReg, 2006. <strong>Vlaanderen</strong> in actie: een sociaal-economische impuls voor <strong>Vlaanderen</strong>,<br />
Vlaamse Regering, Brussel.<br />
• World Health Organization (2004). World report on road traffi c injury prevention.<br />
http://www.who.int/world-health-day/2004/infomaterials/world_report/en.<br />
<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 247 -<br />
Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket