29.08.2013 Views

Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen - Mobiel Vlaanderen

Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen - Mobiel Vlaanderen

Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen - Mobiel Vlaanderen

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong><br />

<strong>Vlaanderen</strong>


COLOFON<br />

SUPERVISIE<br />

Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken<br />

Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW)<br />

Afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid (BMV)<br />

Graaf de Ferrarisgebouw<br />

Koning Albert II-laan 20 bus 2<br />

1000 Brussel<br />

Tel: 02/553 71 24<br />

Fax: 02/553 71 08<br />

E-mail: info@mow.vlaanderen.be<br />

INHOUDELIJKE VOORBEREIDING<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid en Instituut voor Mobiliteit (IMOB) – Universiteit Hasselt<br />

ADVIES<br />

Vlaams Forum Verkeersveiligheid en MORA<br />

LAY-OUT<br />

Lidia Defossez – Digitale Drukkerij Facilitair Management Vlaamse overheid<br />

FOTOGRAFIE KAFT<br />

Joannes Swinnen – Departement Mobiliteit en Openbare Werken Vlaamse overheid<br />

REVISIE<br />

CIBE centrum voor overheidscommunicatie vzw<br />

VERANTWOORDELIJKE UITGEVER<br />

ir. Fernand Desmyter<br />

Secretaris-generaal<br />

Departement Mobiliteit en Openbare Werken<br />

DEPOTNUMMER<br />

D/2008/3241/095


VERKEERSVEILIGHEIDSPLAN VLAANDEREN


VOORWOORD<br />

Verkeersveiligheid is een thema dat de voorbije jaren heel wat emoties heeft losgeweekt.<br />

Verkeersongevallen zijn tragische gebeurtenissen die vaak onnoemelijk<br />

menselijk leed veroorzaken.<br />

Verkeer en verkeersveiligheid zijn belangrijk voor de Vlaming, dat blijkt ook uit heel<br />

wat onderzoeken: als in enquêtes gevraagd wordt naar de voornaamste bronnen<br />

van onveiligheidsgevoelens bij de bevolking blijkt verkeer keer op keer de kroon<br />

te spannen, zelfs vòòr klassieke vormen van criminaliteit zoals geweld, drugs en<br />

diefstallen.<br />

Maar verkeersveiligheid is niet enkel belangrijk omdat het in de belangstelling staat.<br />

Er zijn – helaas – nog steeds goeie redenen waarom de inspanningen die er in<br />

<strong>Vlaanderen</strong> de voorbije jaren zijn gebeurd, moeten verdergezet worden. Op 10<br />

jaar tijd hebben in <strong>Vlaanderen</strong> 7 500 mensen hun leven gelaten in het verkeer. Dat<br />

is een groot dorp. In de leeftijdsgroep van de 15 tot 65-jarigen is het aantal verloren<br />

levensjaren door verkeersongevallen nog steeds groter dan de verloren levensjaren<br />

door andere oorzaken zoals kankers of hartziekten.<br />

Critici redeneren vaak dat een zeker niveau van verkeersonveiligheid nu eenmaal<br />

onvermijdbaar is. In één adem lijken ze dan ook te zeggen dat een samenleving<br />

zich goedschiks of kwaadschiks moet neerleggen bij zoveel ongevallen die elk jaar<br />

gebeuren en bij zoveel doden en gewonden die daarbij vallen. Om twee redenen<br />

is deze stelling echter onjuist. Ten eerste is vooruitgang wel degelijk mogelijk. In<br />

2006 vielen in <strong>Vlaanderen</strong> 540 verkeersdoden. In 1990 waren er dat nog meer dan<br />

1100, in 1980 nog bijna 1400. Er is de afgelopen decennia dus wel degelijk een<br />

serieuze vooruitgang geboekt. Een aantal beleidsmaatregelen heeft daar zeker toe<br />

bijgedragen. Ten tweede is het zo dat er nog steeds landen en regio’s zijn die het<br />

op het vlak van verkeersveiligheid veel beter doen dan <strong>Vlaanderen</strong> en België. Die<br />

landen (bijvoorbeeld Nederland en het Verenigd Koninkrijk) liggen zelfs behoorlijk<br />

dicht bij ons en hebben evengoed welvarende economieën. Wat zij kunnen moeten<br />

wij, mits een aantal inspanningen, dus ook kunnen.<br />

Verkeersveiligheid is maakbaar, laat er ons dus vooral werk van maken. Dat is meteen<br />

de grondgedachte achter dit verkeersveiligheidsplan. Als alle neuzen in dezelfde<br />

richting wijzen kunnen we reële vooruitgang boeken. Als verantwoordelijk minister<br />

wil ik mij engageren om dit plan op zoveel mogelijk punten in concrete beleidsdaden<br />

om te zetten.<br />

Deze beleidsvisie is het resultaat van de inspanning van vele mensen. De voorbereidende<br />

teksten werden aangeleverd door het Steunpunt Verkeersveiligheid en de Universiteit<br />

Hasselt. Ze werden besproken in een werkgroep met ambtenaren, onderzoekers<br />

en kabinetsmedewerkers. Vervolgens werd het plan voor advies overgemaakt en<br />

besproken in het Vlaams Forum Verkeersveiligheid waarin tal van relevante actoren<br />

en middenveldorganisaties zijn opgenomen. Mijn dank gaat naar iedereen die aan<br />

het totstandkomen van dit plan heeft meegewerkt.<br />

Kathleen Van Brempt<br />

Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke kansen<br />

- 2 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Algemene inleiding


LEESWIJZER<br />

INLEIDING<br />

Het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> bestaat uit twee delen: een probleemanalyse<br />

(deel 1) en een beleidsvisie (deel 2) met bijbehorend maatregelenpakket.<br />

Deel 1 illustreert met cijfermateriaal waar de problemen op gebied van verkeersveiligheid<br />

liggen.<br />

In deel 2 wordt een beleidsvisie ontwikkeld op de gewenste evolutie van de verkeersveiligheid<br />

in de toekomst. Vervolgens wordt een aantal groepen van maatregelen<br />

geselecteerd die moeten toelaten om de gewenste doelstellingen te behalen.<br />

Op basis van een aantal criteria wordt vervolgens een aantal maatregelen geselecteerd<br />

en uitgewerkt in de vorm van maatregelfi ches die de te nemen maatregelen<br />

gedetailleerd beschrijven. Deze fi ches zijn als bijlage toegevoegd.<br />

In 2007 bleek vanuit verschillende invalshoeken nood aan een geactualiseerde<br />

probleemanalyse en beleidsvisie op gebied van verkeersveiligheid.<br />

Het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> van 2001 formuleerde verschillende doelstellingen:<br />

- beheersen van de mobiliteit;<br />

- terugdringen van milieuvervuiling en milieuhinder;<br />

- garanderen van de bereikbaarheid en de leefbaarheid van steden en dorpen;<br />

- verhogen van de verkeersveiligheid.<br />

Vijf jaar na de opmaak van het mobiliteitsplan is de situatie gewijzigd en dienen de<br />

doelstellingen van het mobiliteitsplan geëvalueerd en zo nodig bijgesteld te worden.<br />

Het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> focust zich op één van deze doelstellingen.<br />

Het Vlaams <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> bepaalt het verkeersveiligheidsbeleid in <strong>Vlaanderen</strong><br />

in de volgende jaren. Het gaat uit van de bevoegdheden van de Vlaamse<br />

overheid maar geeft ook aanzetten voor een geïntegreerde aanpak van de verkeersveiligheid,<br />

door het formuleren van een visie over aspecten zoals verkeerswetgeving<br />

waarvoor <strong>Vlaanderen</strong> niet of slechts gedeeltelijk bevoegd is.<br />

In 2001 ging het Steunpunt Verkeersveiligheid van start in het kader van het onderzoeksprogramma<br />

“Steunpunten voor beleidsrelevant onderzoek” van de Vlaamse<br />

overheid. De onderzoeksresultaten en de opgedane kennis bij het Steunpunt vormden<br />

interessante nieuwe kennis en bruikbare input bij de opmaak van het Vlaams<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong>.<br />

In 2000 werd ook het Vlaams Overlegforum Verkeersveiligheid boven de doopvont<br />

gehouden. Dit overlegforum groepeerde private en publieke actoren. Zijn<br />

taak bestond erin om reeds naar voren geschoven maatregelen te toetsen op hun<br />

haalbaarheid op het terrein. In 2002 voltooide het zijn eindverslag (VSV, 2002).<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 3 -<br />

Algemene inleiding


In 2004 werd in de schoot van de Vlaamse Stichting Verkeerskunde het Vlaams<br />

Forum Verkeersveiligheid opgericht als opvolger van het vroegere overlegforum. Het<br />

Vlaams Forum fungeerde bij de opmaak van het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> als klankbord<br />

en adviesorgaan.<br />

Dit nieuwe <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> vertrekt van de probleemanalyse van de verkeersveiligheid<br />

in <strong>Vlaanderen</strong>. Deel 1 van het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> doet verslag<br />

van de resultaten van deze analyse.<br />

Daarop voortbouwend biedt deel 2 een geactualiseerde beleidsvisie op verkeersveiligheid<br />

in <strong>Vlaanderen</strong>, met de formulering van kwantitatieve doelstellingen tot 2015.<br />

Deze beleidsvisie moet in de volgende jaren het referentiekader voor het verkeersveiligheidsbeleid<br />

worden. Voorbeelden uit binnen- en buitenland leren dat een<br />

coherent beleidskader een belangrijke voorwaarde is voor een succesvol beleid.<br />

Verkeersveiligheid is een continu proces, waar permanent onderzoek noodzakelijk<br />

is om maatregelen te onderbouwen. Dit belet niet dat we nu al maatregelen kunnen<br />

en moeten nemen, die later geëvalueerd en bijgesteld zullen worden op basis van<br />

nieuwe inzichten. Afsluitend presenteert dit plan een pakket van maatregelen.<br />

- 4 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Algemene inleiding


SAMENVATTING<br />

Het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> omvat twee delen. In het eerste deel worden<br />

de probleemvelden op het vlak van verkeersveiligheid cijfermatig aangetoond.<br />

Het tweede deel beschrijft de beleidsvisie en stelt concrete beleidsmaatregelen voor.<br />

Deel 1: probleemanalyse verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong><br />

In het eerste stuk geven we algemene evoluties, trends en prognoses. Het aantal<br />

dodelijke en zware ongevallen in <strong>Vlaanderen</strong> nam fors af sinds 1973. Hoewel deze<br />

trend zich naar verwachting ook in de komende jaren zal doorzetten, leren prognoseberekeningen<br />

dat bij ongewijzigd beleid de vooropgestelde doelstelling (maximaal<br />

375 verkeersdoden in 2010) niet bereikt zal worden. Bijkomende inspanningen<br />

zijn dus noodzakelijk.<br />

Het tweede stuk situeert het verkeersveiligheidsniveau in <strong>Vlaanderen</strong> in de wereld.<br />

Hoewel <strong>Vlaanderen</strong> goed scoort in België, blijft het een zeer middelmatige leerling<br />

in Europa. Wanneer we <strong>Vlaanderen</strong> vergelijken met beter presterende landen (in de<br />

eerste plaats Nederland, Verenigd Koninkrijk en Zweden) zien we dat het risico om<br />

het leven te laten bij een verkeersongeval in <strong>Vlaanderen</strong> toch nog steeds ongeveer<br />

twee keer hoger is dan in deze landen.<br />

Het derde stuk omvat de analyses van de verkeersveiligheid op basis van de NISgegevens.<br />

Hier worden een aantal ongevalsfactoren blootgelegd. Terwijl automobilisten<br />

in absolute termen het vaakst zijn betrokken in ongevallen, lopen motorrijders<br />

het grootste risico. Terwijl voor andere categorieën van weggebruikers de ongevallenbetrokkenheid<br />

daalt, zien we voor motorrijders en inzittenden van lichte vrachtwagens<br />

een aanzienlijke stijging. Het sterk toegenomen aantal motorrijders en lichte<br />

vrachtwagens in het verkeer speelt daarbij zeker een rol. Niettemin gaat het om een<br />

evolutie die nauwgezette opvolging vraagt.<br />

Ongeveer 20 % van alle geregistreerde ongevallen zijn eenzijdige ongevallen<br />

waarbij slechts één weggebruiker betrokken is. Deze ongevallen zijn gemiddeld<br />

ernstiger dan ongevallen waarbij meerdere weggebruikers betrokken zijn. Bij ongevallen<br />

met meerdere weggebruikers is een auto de meest waarschijnlijke tegenpartij<br />

voor elke weggebruiker.<br />

Ongeveer de helft van alle ongevallen gebeurt binnen de bebouwde kom. Nochtans<br />

valt ruim driekwart van de verkeersdoden te betreuren buiten de bebouwde kom.<br />

Binnen de bebouwde kom zijn meer dan de helft van de doden zachte weggebruikers<br />

(voetgangers en (brom)fi etsers), buiten de bebouwde kom zijn meer dan 60 %<br />

van de doden auto-inzittenden. Kruispunten stellen dan weer een bijzonder probleem<br />

voor tweewielers. Waar de overige weggebruikers vaker verongelukken op<br />

een wegvak, merken we bij fi etsers en bromfi etsers een gelijke verhouding verkeersslachtoffers<br />

op en buiten een kruispunt.<br />

Het aantal ongevallen neemt toe op autosnelwegen, in tegenstelling tot het aantal<br />

ongevallen op gemeentewegen en genummerde wegen. Deze stijging is het meest<br />

uitgesproken voor motorrijders en lichte vrachtwagens. Autosnelwegen blijven wel<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 5 -<br />

Algemene inleiding


veilige wegen in verhouding tot het aantal afgelegde kilometers.<br />

Jongeren vormen een belangrijk punt van zorg. Bijna de helft van alle verkeersdoden<br />

valt in de leeftijdscategorie tussen 16 en 34 jaar. Daarnaast merken we dat ook<br />

ouderen een verhoogd risico kennen. Dit laatste heeft te maken met de verhoogde<br />

kwetsbaarheid van deze leeftijdsgroep. Voorts valt op dat, ongeacht de vervoerswijze,<br />

beginnende bestuurders telkens een verhoogd ongevalsrisico lopen. Zeer<br />

opvallend hierbij is de hoge piek die bij jonge bromfi etsers optreedt.<br />

Het grootste aantal ongevallen gebeurt tijdens de werkweek in de avondspits, dus<br />

wanneer het verkeer het drukst is. Ook de ochtendspits is duidelijk merkbaar in de<br />

ongevallencijfers. Naast deze spitsuren vallen ook de weekendnachten op, die opvallend<br />

meer ongevallen dan de weeknachten tellen. Algemeen geldt dat ’s nachts<br />

relatief meer ernstige ongevallen gebeuren. Bovendien is het aandeel nachtelijke<br />

ongevallen ook groter op autosnelwegen.<br />

Ook weersomstandigheden oefenen een impact uit op het aantal ongevallen. Bij regen<br />

is er een verhoogd ongevalsrisico. Zeker bij eenzijdige ongevallen wordt vaker<br />

een nat, glad of vuil wegdek aangekruist als ongevalsomstandigheid.<br />

Deel 2: beleidsvisie en maatregelenpakket<br />

Zowel het Zweedse Vision Zero als het Nederlandse Duurzaam Veilig gelden<br />

internationaal als toonaangevende concepten op gebied van verkeersveiligheidsbeleid.<br />

Het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> streeft op lange termijn naar een slachtoffervrij<br />

verkeerssysteem. Elk verkeersslachtoffer is er één teveel. Dit komt overeen met het<br />

Zweedse Vision Zero-concept. <strong>Vlaanderen</strong> onderschrijft de achterliggende visies die<br />

de basis vormen van deze concepten. De prestaties op gebied van verkeersveiligheid,<br />

de beleidsorganisatie en -aanpak in Nederland en Zweden zijn sterk richtinggevend.<br />

Dit <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> neemt de doelstellingen uit het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong><br />

over en integreert ze samen met de heersende internationale verkeersveiligheidsconcepten.<br />

Het ontwikkelen van een samenhangende, duurzame visie op verkeersveiligheid<br />

in <strong>Vlaanderen</strong> zal het beleid in de komende jaren sturen.<br />

Doelstellingen en maatregelen<br />

De evolutie van de verkeersveiligheid tijdens de jongste jaren wordt vergeleken met<br />

de doelstellingen van het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> uit 2001. Een nieuwe doelstelling<br />

voor de volgende jaren (2015) wordt vooropgesteld. De doelstelling van de<br />

Federale Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid, om tegen 2015 maximum 500<br />

doden op de Belgische wegen te tellen, geldt als uitgangspunt.<br />

Een strategisch doel voor <strong>Vlaanderen</strong> is om na 2010 de achterstand ten opzichte<br />

van de veiligste landen verder te verkleinen.<br />

Op basis van een aantal criteria stelt het plan groepen van maatregelen voor die<br />

kunnen toelaten om de gestelde doelstellingen te bereiken.<br />

- 6 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Algemene inleiding


De zes geselecteerde maatregelengroepen zijn:<br />

1. Opleiding en ervaring als solide basis voor elke verkeersdeelnemer.<br />

2. Bevorderen en afdwingen van intrinsiek veilig verkeersgedrag.<br />

3. Een hoogwaardig verkeerssysteem ingebed in een duurzame ruimtelijke<br />

ordening.<br />

4. Een doeltreffend juridisch en organisatorisch kader.<br />

5. Aandacht voor bijzondere doelgroepen.<br />

6. Onderzoek en betrouwbare data als basis voor een doeltreffend beleid.<br />

Bij de uitwerking van de verschillende maatregelengroepen is de klemtoon gelegd<br />

op domeinen waarvoor de Vlaamse overheid beleidsverantwoordelijkheid draagt.<br />

In het belang van een geïntegreerde visie op verkeersveiligheid komen ook maatregelen<br />

aan bod waarvoor de Vlaamse overheid niet of maar deels bevoegd is.<br />

Als bijlage bij dit <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> wordt een aantal te nemen maatregelen<br />

gedetailleerd uitgewerkt in maatregelfi ches. Behalve een beschrijving van de maatregelen<br />

geven de fi ches informatie over aspecten zoals de verwachte effecten van<br />

de maatregel, de doelgroep, de benodigde inzet van middelen, de verantwoordelijken<br />

voor de uitvoering en de verwachte uitvoeringstermijn.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 7 -<br />

Algemene inleiding


- 8 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Algemene inleiding


VERKEERSVEILIGHEIDSPLAN VLAANDEREN<br />

DEEL 1<br />

VERKEERSVEILIGHEID IN VLAANDEREN -<br />

PROBLEEMANALYSE<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 9 -<br />

Algemene inleiding


- 10 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


INHOUDSOPGAVE<br />

INHOUDSOPGAVE ............................................................................... 11<br />

1. INLEIDING ............................................................................... 13<br />

1.1 Opbouw rapport deel 1 ............................................................ 13<br />

1.2 Beperkingen ............................................................................ 13<br />

2. KADER ..................................................................................... 14<br />

2.1 Defi nities ................................................................................. 14<br />

2.2 Verkeersveiligheid als uitdaging ................................................. 16<br />

2.3 Registratie ............................................................................... 17<br />

2.4 Het beschikbare basismateriaal: een knelpunt? ............................ 19<br />

3. HISTORISCHE EVOLUTIE VAN DE VERKEERSVEILIGHEID .............. 20<br />

4. TRENDS EN PROGNOSES ......................................................... 23<br />

4.1 Doelstellingen .......................................................................... 23<br />

4.2 De toekomst als spiegel van het verleden:<br />

wat als de trends zich doorzetten? ............................................. 24<br />

4.3 Ondergrens voor het dodelijk risico? .......................................... 27<br />

4.4 Ontwikkelingen die de trend kunnen beïnvloeden......................... 27<br />

4.4.1 Demografi e ............................................................................. 28<br />

4.4.2 Verplaatsingsgedrag .................................................................. 29<br />

4.4.3 Voertuigtechnologie ................................................................... 29<br />

4.4.4 Effi ciëntieverbeteringen overheid .................................................. 29<br />

4.5 Besluit over trends voor 2010 .................................................... 30<br />

5. VLAANDEREN IN BELGIE EN EUROPA ........................................ 31<br />

5.1 <strong>Vlaanderen</strong> in België ................................................................ 31<br />

5.2 <strong>Vlaanderen</strong> in Europa: op de breuklijn tussen<br />

Noord- en Zuid-Europa? ............................................................ 31<br />

5.2.1 Het onveiligheidsniveau ............................................................. 31<br />

5.2.2 De evolutie .............................................................................. 33<br />

6. REGIONALE VERSCHILLEN IN VLAANDEREN .............................. 35<br />

7. VERKEERSVEILIGHEID DIEPER GEANALYSEERD ........................... 37<br />

7.1 Aard weggebruiker .................................................................. 38<br />

7.1.1 Risico ..................................................................................... 38<br />

7.1.2 Betrokkenen ............................................................................. 40<br />

7.1.3 Evolutie ................................................................................... 40<br />

7.2 Aard ongeval .......................................................................... 41<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 11 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


7.2.1 Eenzijdige ongevallen ............................................................... 42<br />

7.2.2 Meerzijdige ongevallen ............................................................. 44<br />

7.3 Locatie van ongevallen ............................................................. 46<br />

7.3.1 Binnen of buiten de bebouwde kom ............................................. 46<br />

7.3.2 Kruispunt of wegvak .................................................................. 48<br />

7.3.3 Ongevalsrisico per wegtype ....................................................... 50<br />

7.3.4 Plaats van de ongevallen – “gevaarlijke punten” ............................. 54<br />

7.4 Persoonskenmerken .................................................................. 55<br />

7.4.1 Betrokkenheid per leeftijdscategorie .............................................. 55<br />

7.4.2 Betrokkenheid per geslacht ......................................................... 59<br />

7.5 Tijdstip .................................................................................... 60<br />

7.5.1 Maand van het jaar .................................................................. 60<br />

7.5.2 Dag van de week ..................................................................... 62<br />

7.5.3 Lichtgesteldheid ........................................................................ 64<br />

7.6 Ongevalsomstandigheden ......................................................... 64<br />

7.6.1 Weersomstandigheden .............................................................. 64<br />

7.6.2 Staat van de weg ..................................................................... 64<br />

7.7 Menselijk gedrag ..................................................................... 65<br />

7.7.1 Vermoeidheid ........................................................................... 65<br />

7.7.2 Gordeldracht ........................................................................... 65<br />

7.7.3 Rijden onder invloed van alcohol ................................................. 66<br />

7.7.4 Overdreven of onaangepaste snelheid .......................................... 66<br />

8. CONCLUSIES ............................................................................ 68<br />

8.1 Verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong> ............................................... 68<br />

8.2 Aandachtspunten ..................................................................... 68<br />

8.2.1 Aard weggebruiker ................................................................... 68<br />

8.2.2 Aard ongeval ........................................................................... 69<br />

8.2.3 Locatie .................................................................................... 69<br />

8.2.4 Persoonskenmerken ................................................................... 69<br />

8.2.5 Tijdstip .................................................................................... 70<br />

9. GEBRUIKTE AFKORTINGEN ....................................................... 71<br />

10. GERAADPLEEGDE LITERATUUR................................................... 72<br />

10.1 Rapporten en artikels ................................................................ 72<br />

10.2 Websites ................................................................................. 74<br />

- 12 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


1. INLEIDING<br />

1.1 Opbouw rapport deel 1<br />

In een eerste hoofdstuk brengen we een aantal defi nities en vestigen we de aandacht<br />

op een aantal beperkingen van de beschikbare data. De twee volgende<br />

hoofdstukken behandelen de evolutie van de verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

Eerst blikken we terug op de voorbije periode. Vervolgens wordt vanuit het verleden<br />

vooruitgeblikt naar de toekomst. Een prognose van het aantal verkeersdoden wordt<br />

opgesteld.<br />

<strong>Vlaanderen</strong> mag dan behoorlijk scoren binnen België, in Europa behoort het niet<br />

tot de beste van de klas. In hoofdstuk 5 bekijken we in meer detail de positie van<br />

<strong>Vlaanderen</strong> ten opzichte van andere regio’s en landen. Hoofdstuk 6 gaat in op de<br />

regionale verschillen.<br />

Hoofdstuk 7 behandelt een aantal aspecten van de verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

Wie raakt betrokken in ongevallen? Waar en wanneer gebeuren ze, onder<br />

welke omstandigheden?<br />

Hoofdstuk 8 geeft de belangrijkste bevindingen verkort weer, met vermelding van de<br />

aandachtspunten voor het beleid.<br />

1.2 Beperkingen<br />

De analyses in dit rapport zijn bijna allemaal gebaseerd op de ongevallendata die<br />

het NIS ter beschikking stelt. Dit betekent dat enkel geregistreerde letselongevallen<br />

zijn opgenomen. Het is algemeen geweten dat deze data een vertekening vertonen.<br />

Niet alle ongevalstypen worden immers even goed geregistreerd. Bovendien past<br />

het NIS vanaf 2002 een correctiefactor toe op de verschillende ongevallen. De<br />

wijze waarop deze factor berekend wordt, is vooralsnog echter nog niet tot in detail<br />

bekend. Dit maakt dat we de evolutie vanaf 2002 met de nodige voorzichtigheid<br />

moeten bekijken. Bovendien kunnen er inconsistenties optreden tussen enerzijds<br />

de algemene ongevalsgegevens (waar de correcties worden doorgevoerd) en de<br />

detailanalyses (op het niveau van het individuele ongeval wordt geen correctie<br />

toegepast).<br />

De ongevalsdata hebben bovendien een aantal beperkingen. Ongevalsoorzaken<br />

zijn bijvoorbeeld zeer moeilijk, zo niet onmogelijk, af te leiden uit de beschikbare<br />

data. Daarom legt dit rapport vooral de nadruk op de ongevalsfactoren. Dit zijn de<br />

omstandigheden waarin een ongeval gebeurt of de kenmerken van personen die<br />

erin betrokken zijn. De onderliggende oorzaken, vaak menselijk gedrag, worden<br />

hierdoor onderbelicht. Het feit dat deze menselijke oorzaken slechts summier aan<br />

bod komen, betekent niet dat ze verwaarloosbaar zouden zijn. Integendeel: menselijke<br />

fouten zijn de primaire ongevalsoorzaken. De beperkte aandacht hiervoor is<br />

volledig te wijten aan de ongeschiktheid van de NIS-data om dit na te gaan. Ook<br />

andere bronnen die het probleem voor <strong>Vlaanderen</strong> of België in kaart brengen, zijn<br />

schaars.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 13 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


2. KADER<br />

2.1 Defi nities<br />

ONGEVAL<br />

Van Dale defi nieert verkeersveilig als “waar het verkeer weinig ongelukken veroorzaakt”.<br />

Als dusdanig is verkeersveiligheid gekoppeld aan verkeersongevallen. Het<br />

is ook duidelijk gedefi nieerd als een gevolg van het verkeerssysteem. Verkeer wordt<br />

op zijn beurt omschreven als “het zich bewegen van voertuigen en personen langs<br />

de wegen, tussen plaatsen en streken onderling of binnen een plaats”. Een verkeersongeval<br />

wordt tenslotte “een ongeval in het verkeer, waarbij andere verkeersdeelnemers<br />

zijn betrokken”.<br />

Keymolen (2005) hanteert drie meer expliciete defi nities van een verkeersongeval.<br />

In het verkeersreglement wordt een verkeersongeval omschreven als “een ongeval<br />

dat zich voordoet in het verkeer op de openbare weg en bij het gebruik ervan door<br />

voetgangers, voertuigen, trek-, last- of rijdieren en vee”. Een meer recent arrest van<br />

het Hof van Cassatie omschrijft het begrip als “een wegverkeersongeval waarbij<br />

voetgangers en dieren of middelen van vervoer te land betrokken zijn, die de<br />

openbare weg gebruiken en een dergelijk ongeval dat zich heeft voorgedaan op<br />

terreinen die openstaan voor het publiek en op niet-openbare terreinen die evenwel<br />

openstaan voor een bepaald aantal personen”. Een derde defi nitie die gegeven<br />

wordt, afkomstig uit een politiecursus, stelt dat “een verkeersongeval een plotse en<br />

abnormale gebeurtenis is die schadelijke gevolgen heeft, hetzij lichamelijk, hetzij<br />

op materieel gebied, ofwel beide. Er wordt gesproken van een verkeersongeval<br />

wanneer er ten minste één voertuig in de aanrijding is betrokken”. Ook het BIVV<br />

(2003) spreekt, verwijzend naar de databank van het NIS, slechts van een ongeval<br />

wanneer minstens één voertuig betrokken is.<br />

Verkeersongevallen met lichamelijk letsel zijn ongevallen waarbij om het even welke<br />

weggebruiker is betrokken, hetzij als bestuurder, hetzij als inzittende, hetzij als<br />

voetganger en die, ten gevolge van dat ongeval, uitwendige letsels vertoont of inwendige<br />

verwondingen heeft opgelopen (Keymolen, 2005). Onder lichamelijk letsel<br />

worden verschillende ernstgraden verstaan. Een dode is elke persoon die overleed<br />

ter plaatse of vóór opname in het ziekenhuis. Een dodelijk gewonde daarentegen<br />

is elke persoon die overleed aan de gevolgen van het ongeval en dit binnen de<br />

dertig dagen na datum van dit ongeval, maar die niet is gestorven ter plaatse of<br />

vóór de opname in het ziekenhuis. In dit rapport verstaan we onder ‘doden dertig<br />

dagen’ steeds de doden zowel als de dodelijk gewonden. Een ernstig gewonde is<br />

elke persoon die in een verkeersongeval gewond wordt en wiens toestand zodanig<br />

is dat een opname voor meer dan 24 uur in een ziekenhuis noodzakelijk is. Een<br />

lichtgewonde is elke persoon die in een verkeersongeval gewond wordt en op wie<br />

de bepaling van dodelijk of ernstig gewonde niet van toepassing is.<br />

Voorgaande defi nities gaan allemaal uit van het werkelijk optreden van een ongeval.<br />

Ze handelen over de objectieve verkeersveiligheid. Mensen kunnen het verkeer<br />

ook als onveilig aanvoelen, zonder dat daarom ongevallen gebeuren. Dit is de<br />

subjectieve verkeersveiligheid. Het is het gevoel dat mensen hebben over de veiligheid<br />

ten gevolge van het wegverkeer. Zo geeft overdreven of onaangepaste snelheid<br />

dikwijls aanleiding tot een onveilig aanvoelen van de verkeersomgeving. Ook<br />

- 14 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


ingewikkelde situaties kunnen dat gevoel oproepen, hoewel weggebruikers daar net<br />

voorzichtig zijn.<br />

RISICO<br />

Naast het aantal ongevallen is in verkeersveiligheid vaak sprake van het risico. In<br />

zijn algemeenheid kan risico beschouwd worden als een normering van de onveiligheid<br />

1 . Een expositiemaat of blootstellingsmaat geldt als vergelijkingsbasis. Risico en<br />

ongevalskans worden vaak door elkaar gebruikt. In principe is de ongevalskans het<br />

aantal ongevallen per eenheid van expositie. Het risico is het product van ongevalskans<br />

en de ernst van het ongeval. Risico wordt dan een aantal letsels (doden,<br />

zwaargewonden, lichtgewonden) per eenheid van expositie.<br />

Gangbare expositiematen zijn het aantal inwoners van een regio, het aantal<br />

afgelegde kilometers (eventueel opgesplitst per vervoerswijze), het wagenpark, het<br />

aantal rijbewijshouders, de lengte van het wegennet of de tijd onderweg. Al deze<br />

expositiematen hebben hun bijzonderheden en zijn geschikt voor een bepaald doel.<br />

De gehanteerde risicomaat (of ongevalskans) zal in het verdere verloop van dit rapport<br />

steeds gespecifi ceerd worden. Belangrijk is dat de ongevalmaat en de expositiemaat<br />

op elkaar zijn afgestemd.<br />

1 Dreesen, A. & Cuyvers, R. (2003). Risicoanalyse op basis van wegkenmerken: een literatuurstudie. Steunpuntrapport RA-2003-13.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 15 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 2.1:<br />

VPJ (/1000<br />

PERSOONSJAREN)<br />

LEEFTIJDSGROEP<br />

15-64 JAAR,<br />

MANNEN EN<br />

VROUWEN,<br />

VLAAMS GEWEST,<br />

2000.<br />

Bron: Lammar &<br />

Hens (2003)<br />

2.2 Verkeersveiligheid als uitdaging<br />

In de afgelopen 10 jaar, van 1997 tot 2006, lieten in <strong>Vlaanderen</strong> in totaal 7.448<br />

mensen het leven bij verkeersongevallen. Gemiddeld waren er dat elk jaar 745.<br />

Verkeersongevallen zijn verantwoordelijk voor 1,5 % van het jaarlijkse aantal<br />

overledenen in België. Daarbij blijft het verkeer als doodsoorzaak ver achter bij<br />

de natuurlijke doodsoorzaken (zoals kankers, ziekten van de bloedsomlooporganen,<br />

ziekten van de ademhalingsorganen). Maar in tegenstelling tot die natuurlijke<br />

doodsoorzaken treft het verkeer vooral jonge en actieve mensen. In de groep van<br />

15- tot 29-jarigen is het verkeer zelfs doodsoorzaak nummer één. 2 Omdat verkeersongevallen<br />

in belangrijke mate jonge mensen treft, is het aandeel van verkeersongevallen<br />

in verloren potentiële levensjaren evenwel veel groter (fi g. 2.1).<br />

Wereldwijd vallen jaarlijks naar schatting één miljoen verkeersdoden, waarvan<br />

40.000 in Europa. Het verkeer vormt wereldwijd de 11de doodsoorzaak. De Wereldgezondheidsorganisatie<br />

verwacht dat in het jaar 2020 het verkeer globaal de<br />

derde belangrijkste doodsoorzaak zal worden. 3<br />

Eén op drie van de Europese burgers raakt eens in zijn leven betrokken bij een verkeersongeval<br />

met minstens een lichtgewonde. Niet zonder reden dus wordt verkeersveiligheid<br />

vandaag als een belangrijke uitdaging gezien door verantwoordelijken<br />

op zowat alle beleidsniveaus.<br />

Behalve het menselijke leed genereren verkeersongevallen ook een belangrijke eco-<br />

VERLOREN POTENTIËLE LEVENSJAREN<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

ZELFMOORD<br />

VERVOERSONGEVALLEN<br />

OP HET LAND<br />

LONGKANKER<br />

ISCHEMISCHE<br />

HARTZIEKTEN<br />

CEREBROVASCULAIRE<br />

AANDOENINGEN<br />

ONGEVALLEN<br />

IN DE PRIVÉSFEER<br />

2 Bron: NIS, bevolkingsstatistieken.<br />

3 Peden, M. et al. (2004).World Report on Road Traffi c Injury Prevention. Geneva: World Health Organization.<br />

CHRONISCHE<br />

LEVERLIJDEN / CIRROSE<br />

MANNEN<br />

VROUWEN<br />

BORSTKANKER<br />

- 16 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 2.2:<br />

ONGEVALLENPIRA-<br />

MIDE.<br />

Bron: NIS (<strong>Vlaanderen</strong>,<br />

2005),<br />

Mobiliteitsplan<br />

<strong>Vlaanderen</strong><br />

nomische kost. Zo wordt de economische kostprijs van een verkeersdode geraamd<br />

op bijna 500.000 euro. 4 Andere ramingen komen aan bedragen van minimaal het<br />

dubbele. De Europese Unie raamt de jaarlijkse impact van de verkeersveiligheid op<br />

het bruto nationaal product van de lidstaten op 2 %. 5<br />

2.3 Registratie<br />

Verkeersongevallen zijn slechts het tipje van de ijsberg (fi g. 2.2). Elke seconde worden<br />

ontelbaar veel handelingen verricht in het verkeer. Slechts een beperkt aantal<br />

daarvan geeft aanleiding tot confl icten. Weer een beperkt aandeel hiervan leidt ook<br />

daadwerkelijk tot een ongeval.<br />

Op 1 juli 1990 werd het “analyseformulier voor verkeersongevallen met doden en<br />

gewonden”, ook verkeersongevallenformulier (VOF) of blauw formulier genoemd, in<br />

gebruik genomen (Kinet et al., 2004). Voor ongevallen met enkel stoffelijke schade<br />

dient geen VOF ingevuld te worden. In theorie dient elk verkeersongeval met gewonden<br />

aangegeven te worden bij de politie, die dan een VOF moet opstellen. De<br />

politie vult dit formulier manueel in op basis van het proces-verbaal van het ongeval<br />

en stuurt het voor statistische verwerking naar het NIS. Sinds juli 2001 gebeurt de<br />

gegevensverzameling van de VOF’s voor zowel federale als lokale politie bij de<br />

Directie Telematica van de federale politie. De gegevens over dodelijke ongevallen<br />

566 DODEN<br />

4 437 ZWAARGEWONDEN<br />

36 827 LICHTGEWONDEN<br />

4 ETSC (1997). Transport Accident Costs and the Value of Safety. Brussels: European Transport Safety Council.<br />

5 European Commission (2001). White Paper - European transport policy for 2010: time to decide.<br />

± 500 000 ONGEVALLEN ZONDER LETSEL<br />

? BIJNA-ONGEVALLEN<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 17 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 2.3:<br />

BRONNEN VAN<br />

FOUTEN EN<br />

DATAVERLIES IN DE<br />

OFFICIËLE ONGE-<br />

VALSSTATISTIEKEN.<br />

Bron:(Elvik &<br />

Vaa, 2004)<br />

(doden 30 dagen) worden vervolledigd met een individuele fi che die het parket aan<br />

het NIS overmaakt.<br />

Algemeen wordt aangenomen dat de ongevallenregistratie in offi ciële statistieken<br />

onvolledig is. Bovendien is de onderregistratie selectief (Elvik & Vaa, 2004). Elke<br />

stap in de registratieprocedure geeft aanleiding tot dataverlies (fi g. 2.3).<br />

S TAP IN REGISTRATIEPROCEDURE VERLOREN DATA / FOUTEN<br />

Alle verkeersongevallen<br />

Te registreren ongevallen Niet te registreren ongevallen<br />

Geregistreerde ongevallen Onderregistratie van ongevallen<br />

Niet-geregistreerde data Ontbrekende data<br />

Fouten in geregistreerde data Foutieve data<br />

Niet alle ongevallen worden gemeld bij de politiediensten, enerzijds omdat het niet<br />

nodig is (ongevallen met uitsluitend materiële schade), anderzijds omdat betrokkenen<br />

dat niet nodig achten. Bij een oproep komt de politie trouwens niet altijd ter<br />

plaatse. Dit gebeurt meer naarmate het ongeval minder ernstig is. Daarnaast wordt<br />

soms nagelaten om het registratieformulier over te maken aan het NIS.<br />

Er worden niet gewoon minder ongevallen geregistreerd: de registratie hangt af van<br />

de ongevalskarakteristieken. De registratiegraad is verbonden met het type weggebruiker.<br />

Fietsers en voetgangers zijn ondervertegenwoordigd in de ongevallenstatistieken.<br />

De registratiegraad is eveneens verbonden met het ongevalstype. Eenzijdige<br />

ongevallen (ongevallen waarbij slechts één voertuig betrokken is) worden minder<br />

geregistreerd. Ook de leeftijd beïnvloedt de registratiegraad. Zo blijkt er voornamelijk<br />

een onderregistratie van het aantal kinderen die het slachtoffer worden van een<br />

verkeersongeval. De registratiegraad is ten slotte afhankelijk van de letselernst. Hoe<br />

ernstiger het letsel, des te hoger de registratiegraad.<br />

Ook bij de registratie treden soms fouten op. Zo is het onderscheid tussen lichtgewonde<br />

en zwaargewonde slachtoffers (vanaf opname van 24 uur in een ziekenhuis<br />

spreken we over een zwaargewonde) niet steeds duidelijk voor de betrokken<br />

politiemensen en is foutieve classifi catie mogelijk. Hoewel ze met omzichtigheid<br />

moeten gehanteerd worden, zijn we toch van oordeel dat de beschikbare ongevallencijfers<br />

voldoende betrouwbaar zijn om trends in verkeersveiligheid te herkennen<br />

en te beoordelen.<br />

- 18 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


2.4 Het beschikbare basismateriaal: een knelpunt?<br />

Een gedegen verkeersveiligheidsbeleid is gebaseerd op feiten en op ernstig onderzoek.<br />

Dit onderzoek kan niet zonder de juiste gegevens. Om een volledig beeld<br />

van de verkeersveiligheid te kunnen schetsen zijn zeer diverse data noodzakelijk:<br />

uiteraard ongevallendata, maar ook infrastructuurgegevens, voertuiggegevens,<br />

mobiliteitsdata, bevolkingsgegevens, handhavingsinspanningen, gedragsmetingen<br />

en de kosten die samenhangen met de verschillende maatregelen (Van Hout et al.,<br />

2004). Data zijn beschikbaar bij verschillende publieke instellingen (NIS, Ministerie<br />

van de Vlaamse Gemeenschap, FOD Mobiliteit, politiediensten, …). Globaal<br />

gezien is de kwaliteit en de beschikbaarheid van vele gegevens echter matig voor<br />

het beoogde onderzoek. Dit vormt een ernstige handicap voor het onderzoek naar<br />

de verkeersveiligheid en bemoeilijkt een adequate beleidsmonitoring. Problematisch<br />

is de laattijdige beschikbaarheid van de ongevallengegevens en de fragmentarische<br />

verzameling van infrastructuur- en andere data. Door het invoeren van een nieuw registratiesysteem<br />

voor de ongevallen zouden de ongevallendata in de toekomst sneller<br />

beschikbaar kunnen zijn. Hierdoor kan een verkeersveiligheidsbeleid ook korter<br />

op de bal spelen. Nadeel van een nieuw registratiesysteem is het optreden van een<br />

trendbreuk die niet aan de realiteit gelieerd is, maar te wijten is aan een betere registratie.<br />

Hierdoor kan het aantal geregistreerde ongevallen toenemen zonder dat het<br />

aantal reële ongevallen stijgt. Ook de politiehervorming kan een invloed uitoefenen<br />

op de registratiegraad. Bij de interpretatie van trends dient hiermee rekening gehouden<br />

te worden. Op termijn zal dit effect evenwel opnieuw uitdoven. Ziekenhuisbestanden<br />

kunnen een alternatieve gegevensbron zijn (Lammar & Hens, 2004).<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 19 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


3. HISTORISCHE EVOLUTIE VAN DE VERKEERSVEILIGHEID<br />

FIGUUR 3.1:<br />

VERKEERSDODEN<br />

IN BELGIË (1950-<br />

2005) EN VLAANDE-<br />

REN (1980-2005).<br />

Bron: NIS-BIVV<br />

In België verzamelt het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) de gegevens over<br />

verkeersongevallen aan de hand van het ‘analyseformulier voor verkeersongevallen<br />

met doden of gewonden’ (VOF). De vaststellende politiedienst moet dit invullen bij<br />

elk verkeersongeval met doden of gewonden op de openbare weg.<br />

Ondanks de beperkingen, zoals beschreven in het vorige hoofdstuk, achten we de<br />

gegevens toch voldoende betrouwbaar voor verdere analyses. Figuren 3.1 en 3.2<br />

geven de evolutie weer van het aantal verkeersdoden en zwaargewonde verkeersslachtoffers<br />

in <strong>Vlaanderen</strong> tussen 1980 en 2005. Ter vergelijking worden ook de<br />

cijfers voor België gegeven.<br />

AANTAL DODEN BINNEN 30 DAGEN<br />

3500<br />

3000<br />

2500<br />

2000<br />

1500<br />

1000<br />

500<br />

0<br />

1950 1955 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005<br />

De verkeersveiligheid, uitgedrukt in het aantal doden, nam sterk af met het groeiende<br />

wagenpark na de Tweede Wereldoorlog en bereikte een absolute piek in 1972<br />

met 3.101 doden. Met de oliecrisis kwam een trendbreuk: het aantal doden nam<br />

gestaag af. Het grote aantal ingrijpende wetswijzigingen vanaf begin jaren ‘70 is<br />

daar niet vreemd aan (snelheidsbeperkingen, gordelplicht voorin, invoeren alcohollimiet,<br />

…). Hoewel er een aantal schommelingen zijn, vertoont de curve op langere<br />

termijn een vrij stabiel dalend patroon tot een waarde in 2005 van 1.089 doden<br />

voor België. In 2001 vielen nog 1.486 doden.<br />

In <strong>Vlaanderen</strong> merken we een gelijkaardig verloop. Tegenover 1990 vielen er in<br />

2005 50, 6 % minder doden (een daling van 1.146 naar 566 doden). Tegenover<br />

1999 bedraagt de daling 29,8 %. Tussen 1990 en 2005 bedraagt de gemiddelde<br />

daling van het aantal dodelijke verkeersslachtoffers ongeveer 3,4 % per jaar. Ten<br />

- 20 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

BELGIË<br />

VLAANDEREN


FIGUUR 3.2:<br />

ZWAARGEWONDE<br />

VERKEERSSLACHTOF-<br />

FERS IN BELGIË<br />

(1950-2005)<br />

EN VLAANDEREN<br />

(1980-2005).<br />

Bron: NIS-BIVV<br />

AANTAL ZWAARGEWONDEN<br />

25000<br />

20000<br />

15000<br />

10000<br />

5000<br />

0<br />

1950 1955 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005<br />

opzichte van 1999 merken we een sterkere daling met 5,0 % per jaar.<br />

Het aantal zwaargewonde verkeersslachtoffers daalt eveneens sinds het begin van<br />

de jaren zeventig. In <strong>Vlaanderen</strong> vielen in 2005 58,3 % minder zwaargewonden<br />

dan in 1990 (of 3,9 % per jaar).Tegenover 1999 bedraagt de daling 33,9 % of<br />

5,7 % per jaar.<br />

Figuur 3.3 toont in detail de evolutie van het aantal doden en zwaargewonden in<br />

<strong>Vlaanderen</strong> tussen 1991 en 2005. We merken in die periode een sterk lineaire daling<br />

van het aantal doden en zwaargewonden.<br />

Het geven van een sluitende verklaring voor de verbeterde verkeersveiligheid is niet<br />

eenvoudig omdat heel wat effecten en beleidsmaatregelen elkaar kunnen doorkruisen<br />

of aanvullen. Zonder hun precieze impact te kunnen schatten, kunnen we stellen<br />

dat de volgende factoren in de voorbije decennia een rol gespeeld hebben:<br />

• verbeterde weginfrastructuur (fi etspaden, heringerichte doortochten, verhoogde<br />

inrichtingen, zones 30, voetgangersgebieden, omvorming drie- naar tweestrookswegen,<br />

…);<br />

• verbetering van de veiligheidsvoorzieningen in voertuigen (koetswerk, veiligheidsgordels,<br />

hoofdsteunen, remsystemen, airbags, verplichte technische keuring, …);<br />

• een grotere bewustwording bij de publieke opinie (mee onder invloed van overheidscampagnes<br />

in verband met gordeldracht, alcohol, snelheid, …);<br />

• een reeks wettelijke verplichtingen (dragen van de veiligheidsgordel voorin en<br />

achterin,<br />

invoering van de graduele snelheidslimieten 30-50-70-90-120, verlaagde alcoholpromillegrens,<br />

…);<br />

• de verhoogde handhaving van die wettelijke verplichtingen (controles op snelheid,<br />

alcohol, gordeldracht, rij- en rusttijden, onbemande camera’s, …).<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 21 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

BELGIË<br />

VLAANDEREN


FIGUUR 3.3:<br />

ZWAARGEWONDE<br />

EN GEDODE<br />

VERKEERSSLACHTOF-<br />

FERS VLAANDEREN<br />

(1991-2005).<br />

Bron: NIS<br />

DODEN 30 DAGEN EN ZWAARGEWONDEN<br />

12000<br />

10000<br />

8000<br />

6000<br />

4000<br />

2000<br />

R 2 = 0,9805<br />

0<br />

1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005<br />

- 22 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


4. TRENDS EN PROGNOSES<br />

Gezien de sterke evolutie in het verleden is het weinig waarschijnlijk dat de verkeersveiligheid<br />

in de toekomst dezelfde zal zijn als die van vandaag. Mogelijk zetten sommige<br />

trends uit het verleden zich door in de toekomst. Onder invloed van wijzigende<br />

omstandigheden is het echter ook mogelijk dat trends verzwakken, versterken of zelfs<br />

helemaal worden omgebogen. In dit hoofdstuk worden prognoses gemaakt over de<br />

toekomstige ontwikkeling van de verkeersveiligheid op twee manieren. Ten eerste<br />

worden op basis van historische data projecties gemaakt over de ontwikkeling van<br />

de veiligheid. Ten tweede worden ontwikkelingen in samenleving, verplaatsingsgedrag,<br />

technologie en overheidsoptreden beschreven die mogelijk een rechtstreekse of<br />

onrechtstreekse impact zullen hebben op de verkeersveiligheid.<br />

Hoewel de hier geschetste verwachtingen indicatief van aard zijn en een aantal onzekerheden<br />

bevatten, leveren ze een bruikbaar beeld op over te verwachten ontwikkelingen.<br />

In de toekomst kan de ontwikkeling van geavanceerde prognosemodellen<br />

een hulpmiddel bieden voor het maken van meer precieze kwantitatieve prognoses.<br />

4.1 Doelstellingen<br />

In het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> werden voor 2010 de volgende streefcijfers opgegeven:<br />

• doden + dodelijk gewonden = maximaal 375;<br />

• zwaargewonden = maximaal 3.250;<br />

• doden + dodelijk gewonden < 26 jaar = maximaal 80 à 85;<br />

• lichtgewonden per 100 miljoen voertuigkm = maximaal 57.<br />

In de beleidsnota’s van de verantwoordelijke ministers worden deze doelstellingen<br />

overgenomen.<br />

Deze algemene doelstellingen zijn verder gedetailleerd in een aantal taakstellingen.<br />

De taakstellingen zijn opgedeeld naar wegtype en locatie (binnen of buiten de bebouwde<br />

kom). Deze taakstellingen worden weergegeven in tabel 4.1.<br />

DODEN ZWAARGEWONDEN<br />

1999 2005 2005 2010 2010 1999 2005 2005 2010 2010<br />

AUTOSNELWEGEN 123 -15% 104 -25% 92 699 -15% 594 -25% 524<br />

GENUMMERDE WEGEN<br />

BIBEKO 109 -40% 65 -65% 38 999 -35% 649 -60% 399<br />

BUBEKO 320 -30% 224 -60% 128 2516 -30% 1761 -55% 1132<br />

GEMEENTEWEGEN<br />

BIBEKO 91 -40% 54 -65% 31 1164 -30% 814 -55% 523<br />

BUBEKO 163 -30% 114 -55% 73 1336 -30% 935 -55% 601<br />

TOTAAL 806 (-30%) 561 (-55%) 362 6714 (-29%) 4753 (-53%) 3179<br />

TABEL 4.1: MINIMAAL GEWENSTE REDUCTIES. Bron: Ontwerp Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong><br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 23 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


4.2 De toekomst als spiegel van het verleden: wat als de trends<br />

zich doorzetten?<br />

Nilsson (2004) onderscheidt drie dimensies in verkeersveiligheid:<br />

• blootstelling;<br />

• ongevalskans;<br />

• afl oop.<br />

Het aantal verkeersdoden is uitdrukbaar als het product van de voorgaande drie<br />

dimensies.<br />

VERKEERSDODEN = BLOOTSTELLING X ONGEVALSKANS X AFLOOP<br />

Een probleem is dat de registratiegraad van ongevallen varieert. Hierdoor geven<br />

zowel de ongevalskans als de afl oop niet noodzakelijk op afdoende wijze de verkeersveiligheid<br />

weer, maar zijn ze in belangrijke mate een uiting van de problemen<br />

verbonden aan de ongevallenregistratie. Om hieraan tegemoet te komen, kunnen<br />

de laatste twee factoren samengevoegd worden tot het letselrisico. Het aantal<br />

verkeersdoden wordt het meest nauwkeurig geregistreerd. Het aantal doden in het<br />

verkeer kan binnen deze beschouwing, enigszins vereenvoudigd, bepaald worden<br />

als het product van de blootstelling en het dodelijk risico. De ongevalskans en -ernst<br />

worden samengebracht in één term.<br />

VERKEERSDODEN = BLOOTSTELLING X DODELIJK RISICO<br />

De blootstelling of expositie is de mate waarin iemand een risico loopt. De maat<br />

hiervoor is de hoeveelheid afgelegde kilometers in het verkeer, meestal uitgedrukt<br />

als voertuig- of personenkilometer. Het aantal afgelegde voertuigkilometer in<br />

<strong>Vlaanderen</strong> is spectaculair toegenomen: van iets meer dan 30 miljard in 1985 tot<br />

ruim 50 miljard in 2005. In fi guur 4.1 vinden we een prognose van de evolutie<br />

van het aantal voertuigkilometer tot en met 2020. Uit deze prognose blijkt dat het<br />

aantal voertuigkilometer niet oneindig blijft stijgen, maar een afnemende groei kent<br />

en uiteindelijk neigt naar een bovengrens. Niettemin is deze prognose uitsluitend<br />

gebaseerd op meetwaarden uit het verleden. Indien de trend uit de periode 1985-<br />

2005 zich doorzet, mag verwacht worden dat de blootstelling omstreeks 2020 een<br />

plafond van om en bij de 60 miljard voertuigkilometer bereikt.<br />

- 24 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 4.1:<br />

VOERTUIGKILOMETER<br />

IN VLAANDEREN:<br />

PROJECTIE NAAR<br />

2010.<br />

FIGUUR 4.2:<br />

WAARGENOMEN EN<br />

VERWACHTE EVOLUTIE<br />

VAN HET DODELIJK RI-<br />

SICO IN VLAANDEREN<br />

(1985-2010).<br />

BLOOTSTELLING (MILJARD VOERTUIGKILOMETER)<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

1985 1990 1995 2000 2005 2010<br />

Het dodelijk risico staat voor de kans dat een individu overlijdt in een verkeersongeval<br />

per kilometer die hij afl egt met een bepaald vervoermiddel. Figuur 4.2 toont<br />

het dodelijk risico voor de periode 1985-2005 en extrapoleert het risico tot 2010.<br />

Het dodelijk risico in <strong>Vlaanderen</strong> bedraagt in 2004 ongeveer één op de 95 miljoen<br />

voertuigkilometer. Ook hier zien we dat de daling in het verkeersrisico niet rechtlijnig<br />

verloopt, maar na verloop van tijd steeds kleiner wordt en uiteindelijk neigt naar<br />

een ondergrens.<br />

RISICO (AANTAL DODEN PER MIA. VOERTUIGKILOMETER)<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

1985 1990 1995 2000 2005 2010<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 25 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 4.3:<br />

TRENDPROGNOSE<br />

VAN HET AANTAL<br />

VERKEERSDODEN IN<br />

2010.<br />

Het aantal verkeersdoden kan gedefi nieerd worden als het product van de blootstelling<br />

en het risico. Samenvoeging van de informatie uit fi guur 4.1 en fi guur 4.2<br />

levert dus een voorspelling op voor het aantal verkeersdoden. Deze voorspelling is<br />

weergegeven in fi guur 4.3.<br />

AANTAL VERKEERSDODEN VLAANDEREN<br />

1400<br />

1200<br />

1000<br />

800<br />

600<br />

400<br />

200<br />

0<br />

1985 1990 1995 2000 2005 2010<br />

Het voorspelde aantal doden in 2010 bedraagt 529. Dat is een daling met 37<br />

doden ten opzichte van het laatst gekende niveau, dat van 2005 (566 doden). De<br />

vooropgestelde daling tot 375 doden (op basis van een lineaire reductie) wordt<br />

volgens deze prognoses dus niet gehaald. Bijkomende inspanningen zijn absoluut<br />

noodzakelijk.<br />

- 26 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 4.4:<br />

VERKEERSDODEN PER<br />

MILJOEN INWONERS<br />

(2002).<br />

Bron: EU-CARE, NIS<br />

4.3 Ondergrens voor het dodelijk risico?<br />

De prognoses van fi guur 4.3 tonen een dalende trend van het aantal verkeersdoden<br />

in <strong>Vlaanderen</strong>. Ze vertonen soms een aanzienlijke schommeling rondom de<br />

trendlijn. Een vergelijking met de verkeersveiligste landen van Europa leert dat een<br />

verdere daling van het aantal verkeersdoden zeker mogelijk is. In fi guur 4.4 wordt<br />

het dodelijk risico van <strong>Vlaanderen</strong> vergeleken met de veiligste landen. In deze drie<br />

landen is het dodelijk risico slechts de helft van dat van <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

VERKEERSDODEN PER MILJOEN INWONERS<br />

140<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

Verenigd<br />

Koninkrijk<br />

Nederland Zweden <strong>Vlaanderen</strong><br />

4.4 Ontwikkelingen die de trend kunnen beïnvloeden<br />

Het lijdt weinig twijfel dat trends in de ontwikkeling van de verkeersveiligheid<br />

zullen beïnvloed worden door andere factoren zoals de bevolkingsevolutie, het<br />

verplaatsingsgedrag, een wijzigend economisch bestel, ruimtelijke evoluties en<br />

technologische ontwikkelingen. Ook een wijzigend overheidsoptreden zal invloed<br />

hebben. Voor zover we deze ontwikkelingen kennen, kunnen we hun impact op de<br />

verkeersveiligheid inschatten. Al deze trends kunnen op een of andere manier op<br />

één van de drie dimensies (education, enforcement en engineering) van verkeersveiligheid<br />

inspelen. Sommige ontwikkelingen hebben een effect op de ongevalskans<br />

of -ernst, zoals technologische verbeteringen op vlak van voertuigveiligheid. Andere<br />

ontwikkelingen zullen een veeleer indirect effect op de verkeersveiligheid hebben,<br />

bijvoorbeeld omdat ze de vraag naar verplaatsingen verhogen en dus een verdere<br />

toename van de mobiliteit genereren. Dat geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen<br />

zoals stadsvlucht en voor ontwikkelingen in de economie zoals een verhoging van<br />

de werkzaamheidsgraad. Van economische ontwikkelingen zoals fl exibilisering,<br />

telewerken en tertiarisering zijn de gevolgen moeilijker in te schatten.<br />

Schommelingen tegenover de trend kunnen afhangen van niet-menselijke factoren.<br />

Zo beïnvloedt het weer de blootstelling. In een jaar met veel regen kan men minder<br />

fi etsers verwachten. Ook zijn de wegen gevaarlijker door verminderde zichtbaarheid<br />

en gladheid. Algemeen zien we een verhoogd risico bij regenweer 7 .<br />

7<br />

Van den Bossche et al. (2004) vinden voor elke mm extra neerslag een toename van het aantal lichtgewonden met 0,05 %. Per extra regendag<br />

neemt het aantal ongevallen met lichtgewonden toe met 0,07 %.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 27 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 4.5:<br />

RIJBEWIJSBEZIT PER<br />

LEEFTIJDSGROEP,<br />

VLAANDEREN,<br />

2000.<br />

Bron: Zwerts &<br />

Nuyts (2002)<br />

MANNEN<br />

VROUWEN<br />

4.4.1 DEMOGRAFIE<br />

<strong>Vlaanderen</strong> ontgroent en vergrijst. Beide ontwikkelingen spelen een rol in verkeersveiligheid<br />

omdat niet elke leeftijdsgroep eenzelfde verkeersongevallenrisico heeft.<br />

Jongeren in de leeftijdscategorie van 18 tot 24 jaar hebben bijvoorbeeld drie keer<br />

meer kans op een dodelijk verkeersongeval dan mensen in de leeftijdscategorie van<br />

50 tot 59 jaar. Volgens prognoses van de Administratie Planning en Statistiek wordt<br />

de groep van de jongeren tussen de 15 en de 24 jaar in 2020 zowat 15 % kleiner<br />

dan in 2003. Een dalend aandeel jongeren in de totale bevolking zal bijgevolg ook<br />

tot een dalende verkeersveiligheid leiden wanneer de verkeersdeelname bij jongeren<br />

in de volgende 15 jaren niet fundamenteel van aard verandert. De aankomende<br />

ontgroening werkt dus positief als het gaat om verkeersveiligheid.<br />

Volgens dezelfde prognoses zal de leeftijdsgroep van de 60- tot 75-jarigen met<br />

ongeveer 30 % groeien tussen 2003 en 2020. De ongevallenstatistieken leren dat<br />

deze leeftijdsgroep een dodelijk ongevalsrisico per hoofd van de bevolking heeft<br />

dat vrij goed overeenstemt met dat van middelbare leeftijdsgroepen en zelfs iets<br />

lager. Indien de 60-plussers in 2020 zich in verhouding tot andere leeftijdsgroepen<br />

niet vaker zullen verplaatsen dan de 60-plussers van vandaag, zal het toegenomen<br />

aantal 60-plussers dus in principe geen gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid.<br />

Deze veronderstelling is echter onzeker, aangezien het rijbewijsbezit bij<br />

senioren in 2020 vermoedelijk hoger zal zijn dan vandaag. Zo lag het rijbewijsbezit<br />

voor vrouwen boven de 65 in 2000 nog onder de 40 %, terwijl dit voor de 45-<br />

54-jarigen en de 55-64-jarigen, die in 2020 grotendeels de groep van 65-plussers<br />

zullen vormen, al tussen 70 à 80 % zal liggen (fi g. 4.5). Daardoor bestaat alleszins<br />

een redelijke kans dat senioren zich vaker en verder zullen gaan verplaatsen.<br />

Hoewel het risico van senioren per hoofd van de bevolking niet hoger is dan voor<br />

andere leeftijdsgroepen, is dit wel het geval als het risico wordt afgewogen aan de<br />

verplaatsingsafstand.<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

6-12<br />

13-15<br />

16-24<br />

- 28 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

25-34<br />

35-44<br />

45-54<br />

55-64<br />

65+


4.4.2 VERPLAATSINGSGEDRAG<br />

Het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> voorziet een stijgende trend van het aantal verplaatsingen<br />

tegen 2010 van 9 %. Daarbij wordt uitgegaan van een nagenoeg ongewijzigde<br />

keuze van vervoerswijze. Maar het mobiliteitsbeleid van de Vlaamse regering<br />

wenst de groei van het autoverkeer in te perken en openbaar vervoer, fi etsen en<br />

stappen aan te moedigen. Voor verkeersveiligheid betekent elke overstap van auto<br />

naar openbaar vervoer winst, vermits de ongevallenfrequentie voor trein, tram en<br />

bus aanzienlijk lager ligt dan die van het autoverkeer. Voor fi etsgebruik ligt dit anders.<br />

Omdat, in tegenstelling tot het openbaar vervoer, fi etsen per kilometer ónveiliger<br />

is dan autorijden, moet een beleid om fi etsen te bevorderen gepaard gaan met<br />

doeltreffende investeringen in de verbetering van de verkeersveiligheid van fi etsers.<br />

Merk op dat het risico voor de vervoerswijzen ook afhankelijk is van de mate<br />

waarin een vervoermiddel gebruikt wordt. Zo gaat een hoger fi etsgebruik bijvoorbeeld<br />

vaak samen met een lager ongevalsrisico omdat ervaren fi etsers minder risico<br />

lopen per kilometer.<br />

4.4.3 VOERTUIGTECHNOLOGIE<br />

Het ligt voor de hand dat ontwikkelingen in voertuigtechnologie een belangrijke<br />

rol zullen spelen in verkeersveiligheid. Zo worden nu al systemen ontwikkeld die<br />

verkeersveiligheid kunnen beïnvloeden, zoals Intelligente SnelheidsAanpassing<br />

(ISA), waarmee in Europa uitgebreid geëxperimenteerd wordt. We verwachten dat<br />

de open, informatieve vorm van ISA de volgende jaren zal doorbreken. Nieuwe wagens<br />

zullen geleidelijk worden voorzien van apparatuur die de bestuurder informatie<br />

geeft over de toegelaten snelheid en hem de mogelijkheid biedt om zijn snelheid<br />

aan te passen. Wellicht zal een dergelijke vorm van ISA veeleer beperkte effecten<br />

hebben voor ongevallenreductie. De gesloten variant van ISA maakt het de chauffeur<br />

onmogelijk om de snelheidslimiet te overtreden. Hoewel dergelijke systemen<br />

nog niet operationeel zijn, vormen het interessante mogelijkheden voor de toekomst.<br />

Andere ontwikkelingen in voertuigtechniek zijn lopende of zullen toegepast worden<br />

in een groter deel van het voertuigenpark, zoals gordels in vrachtwagens en<br />

autobussen, gordelverklikkers in wagens, het evaluatiesysteem Euro NCAP, airbags,<br />

alcoholdetectie en vermoeidheidsdetectie. Van recente datum is de aandacht voor<br />

voetgangersvriendelijke autofronten.<br />

Van andere systemen is het maar de vraag in welke mate ze een impact zullen<br />

hebben op verkeersveiligheid. Het toenemende belang van telematica in voertuigen<br />

vergroot het risico van misbruik en aandachtsverlies door de chauffeur. Op die<br />

manier kan technologie die de veiligheid kan verbeteren, de veiligheid verlagen<br />

door foutief gebruik. Algemeen kan een hoger veiligheidsgevoel van de bestuurder<br />

aanleiding geven tot onveiliger rijgedrag (risicohomeostase). Kwetsbare weggebruikers<br />

zoals voetgangers en fi etsers kunnen hiervan het slachtoffer worden.<br />

Niettemin zijn we van mening dat de perspectieven om met behulp van technologie<br />

de verkeersveiligheid verder te verbeteren gunstig zijn en dat we vanuit deze hoek<br />

een reële bijdrage kunnen verwachten voor een verdere daling van de onveiligheid.<br />

4.4.4 EFFICIËNTIEVERBETERINGEN OVERHEID<br />

Overheden slagen er in om effi ciëntiewinst te boeken in de mate waarin ze problemen<br />

aanpakken. Dit geldt ook voor verkeersveiligheid. Er werd al fl inke vooruitgang<br />

geboekt door de inrichting van veiliger kruispunten, doortochten, centrumgebieden,<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 29 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


onbemande camera’s,enzovoort. Recent werd ook de inning van verkeersboetes effi<br />

ciënter gemaakt. Met de introductie van onbemande digitale camera’s ligt geautomatiseerde<br />

handhaving binnen bereik. In <strong>Vlaanderen</strong> is bovendien een tendens<br />

vaststelbaar om lagere snelheidslimieten op te leggen. Ook op gebied van rijopleidingen,<br />

verkeersonderricht in onderwijs en campagnes is de professionalisering<br />

merkbaar. Dit moet toelaten om nog meer vooruit te gaan en het aantal verkeersdoden<br />

verder te laten dalen.<br />

4.5 Besluit over trends voor 2010<br />

Op basis van de evoluties van het aantal verplaatsingskilometers en het ongevalsrisico<br />

zien we een verdere reductie van het aantal verkeersdoden tot 2010. Het<br />

voorspelde aantal doden zal naar verwachting echter hoger liggen dan de in het<br />

mobiliteitsplan vooropgestelde 3758 . Extra inspanningen zijn noodzakelijk om<br />

deze doelstelling te halen. De recente trend, meetbaar met de federale verkeersbarometer,<br />

evolueert veeleer naar een stagnering dan naar een verbetering van de<br />

verkeersveiligheid. De indicatoren vertrekken daarenboven van een lineaire daling<br />

in absolute aantallen. Dit impliceert dat er relatief meer winst nodig is in de laatste<br />

jaren dan in de eerste jaren, wat op zijn beurt impliceert dat er extra inspanningen<br />

vereist zijn om de huidige doelstellingen van 2010 te halen.<br />

Het aantal verkeersdoden kan nog wezenlijk omlaag, net als in het buitenland. De<br />

ontwikkeling van technologie kan een hulp bieden. Een goed functionerende overheid<br />

zal bovendien reële invloed uitoefenen. Deze denkoefening leert dat verkeersveiligheid<br />

er niet vanzelf komt, maar blijvende inspanningen vraagt. Op voorwaarde<br />

dat de aandacht voor verkeersveiligheid behouden blijft en <strong>Vlaanderen</strong> de met<br />

veiligheid gerelateerde fenomenen nauwlettend blijft opvolgen, is een wezenlijke<br />

daling van het aantal verkeersdoden tegen 2020 haalbaar.<br />

8<br />

Zowel in de rapporten van de Staten-Generaal voor de verkeersveiligheid als in het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> wordt als doelstelling gehanteerd<br />

het aantal verkeersslachtoffers tegen 2010 te halveren ten opzichte van het niveau omstreeks 1999.<br />

- 30 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


5. VLAANDEREN IN BELGIE EN EUROPA<br />

<strong>Vlaanderen</strong> heeft nog veel werk voor de boeg als het op verkeersveiligheid aankomt.<br />

Zoals fi guur 4.4 toont, ligt het ongevalsrisico in <strong>Vlaanderen</strong> ongeveer dubbel<br />

zo hoog in vergelijking met de meest verkeersveilige landen van Europa. In dit<br />

hoofdstuk gaan we dieper in op de positie die <strong>Vlaanderen</strong> inneemt in de wereld<br />

wanneer het op verkeersveiligheid aankomt. In eerste instantie blijven we kort<br />

bij huis en vergelijken we <strong>Vlaanderen</strong> met de andere Belgische gewesten. In een<br />

volgend deel wegen we <strong>Vlaanderen</strong> af tegen Europa en de rest van de geïndustrialiseerde<br />

wereld.<br />

5.1 <strong>Vlaanderen</strong> in België<br />

Tabel 5.1 geeft een overzicht van het dodelijk risico in België, opgedeeld volgens<br />

de drie gewesten.<br />

DODEN<br />

INWONERS<br />

(D.D. 1/1/2005)<br />

MIA. VOERTUIGKM<br />

(2005)<br />

DODEN PER<br />

100.000 INW.<br />

DODEN PER MIA.<br />

KM<br />

BELGIË 1.089 10.445.852 94,17 10,4 11,6<br />

VLAANDEREN 566 6.043.161 53,55 9,4 10,6<br />

WALLONIË 495 3.395.942 37,86 14,6 13,1<br />

BRUSSEL 28 1.006.749 2,76 2,8 10,1<br />

TABEL 5.1: VERGELIJKING VAN HET ONGEVALSRISICO TUSSEN DE GEWESTEN.<br />

Bron: NIS (ongevallendata 2005, inwoneraantallen), Labeeuw (2005; voertuigkm)<br />

Uit de cijfers blijkt dat <strong>Vlaanderen</strong> steeds beter scoort dan het Belgische gemiddelde.<br />

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vertoont het laagste dodelijke risico. Het<br />

feit dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een stedelijke regio is, waar de voertuigsnelheden<br />

lager liggen, heeft daar wellicht mee te maken.<br />

5.2 <strong>Vlaanderen</strong> in Europa: op de breuklijn tussen Noord- en<br />

Zuid-Europa?<br />

5.2.1 HET ONVEILIGHEIDSNIVEAU<br />

Figuur 5.1 geeft een maat voor de verkeersveiligheid in de 25 Europese lidstaten<br />

(cijfers 2005). Ook de cijfers van de 10 nieuwe EU-lidstaten, toegetreden op<br />

1 mei 2004, zijn opgenomen. De weergegeven cijfers zijn het aantal verkeersdoden<br />

per 1.000.000 inwoners. België scoort in de rangschikking 15e op een totaal<br />

van 25 landen met 106 doden per 1.000.000 inwoners. Daarmee doen we het<br />

nog steeds zwakker dan gemiddeld. In 2001 scoorde België nog een 12e plaats op<br />

de 15 toenmalige EU-landen en bleven enkel Griekenland, Portugal en Luxemburg<br />

achter. Inmiddels is ook Luxemburg België voorbij. <strong>Vlaanderen</strong> lijkt zich trouwens<br />

steeds meer in gunstige zin van het Belgische resultaat te verwijderen. Het scoort<br />

met 94 doden per miljoen inwoners in 2005 quasi identiek met het EU-gemiddelde.<br />

De nieuwe lidstaten doen het opvallend zwakker: van de 10 nieuwe lidstaten scoort<br />

enkel de dichtbevolkte ministaat Malta beter dan het EU-gemiddelde van<br />

91 verkeersdoden per miljoen inwoners. Alle andere nieuwkomers zitten ruim boven<br />

het gemiddelde.<br />

Verder valt op dat de meer noordelijk gelegen landen beter scoren in verkeersvei-<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 31 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 5.1:<br />

AANTAL VER-<br />

KEERSDODEN PER<br />

1.000.000<br />

INWONERS – EU25<br />

– 2005.<br />

Bron: EU-CARE ,<br />

Godart (2007), NIS<br />

Litouw en<br />

Letland<br />

Griekenland<br />

Polen<br />

Cyprus<br />

Slovenië<br />

Hongarije<br />

Tsjechië<br />

Estland<br />

Portugal<br />

België<br />

Spanje<br />

Slovakije<br />

Luxemburg<br />

Ierland<br />

Oostenrijk<br />

Italië<br />

<strong>Vlaanderen</strong><br />

EU25<br />

Frankrijk<br />

Finland<br />

Duitsland<br />

Denemarken<br />

Verenigd<br />

Zw eden<br />

Nederland<br />

Malta<br />

VERKEERSDODEN PER MILJOEN INWONERS (EU-25, 2005)<br />

0 50 100 150 200 250<br />

ligheid dan de Centraal-, Zuid- en Oost-Europese landen. Zo voeren, Malta buiten<br />

beschouwing gelaten, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Nederland traditioneel<br />

het lijstje aan, gevolgd door Duitsland en de twee andere Scandinavische EU-landen<br />

Denemarken en Finland.<br />

Hierboven werd het risico uitgedrukt ten opzichte van het aantal inwoners van het<br />

land of de regio. Een andere maat voor het risico is het aantal doden gerelateerd<br />

aan de expositie. Via de IRTAD-databank maken we een vergelijking van <strong>Vlaanderen</strong><br />

met een aantal andere landen met vergelijkbaar welvaartsniveau. De expositie<br />

wordt in fi guur 5.2 uitgedrukt in miljard voertuigkilometer, afgelegd in een bepaald<br />

land. <strong>Vlaanderen</strong> scoort ook volgens dit criterium zwak in vergelijking met andere<br />

westerse landen. Bij deze vergelijking dienen we wel te vermelden dat niet alle<br />

ongevals- en verplaatsingsgegevens even recent zijn. De data variëren van 1998 tot<br />

2003.<br />

- 32 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 5.2:<br />

DODELIJK RISICO.<br />

Bron: IRTAD<br />

Finland<br />

United Kingdom<br />

Netherlands<br />

Australia<br />

Norway<br />

Sweden<br />

Switzerland<br />

Canada<br />

USA<br />

Denmark<br />

Germany<br />

France<br />

Ireland<br />

Japan<br />

Austria<br />

New Zealand<br />

<strong>Vlaanderen</strong><br />

Belgium<br />

Iceland<br />

Slovenia<br />

Korea<br />

Greece<br />

Czech Republic<br />

Slovak Republic<br />

DODEN PER MIA. VOERTUIGKM<br />

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50<br />

5.2.2 DE EVOLUTIE<br />

In fi guur 5.3 wordt de evolutie van het aantal verkeersdoden tussen 1999<br />

en 2004 weergegeven voor <strong>Vlaanderen</strong>, België en een aantal buurlanden<br />

en landen die goed presteren op het gebied van verkeersveiligheid. Ook de<br />

evolutie van de Europese Unie (van de 25) wordt weergegeven. Hieruit blijkt<br />

dat <strong>Vlaanderen</strong> het niet zo slecht doet. <strong>Vlaanderen</strong> doet beter dan het Europese<br />

gemiddelde. Frankrijk toont dat het nog beter kan. Duitsland kent een<br />

iets sterkere daling dan <strong>Vlaanderen</strong>. Het Verenigd Koninkrijk kent de kleinste<br />

afname van het aantal verkeersdoden.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 33 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 5.3:<br />

EVOLUTIE VERKEERS-<br />

DODEN IN EUROPA<br />

(1999-2004).<br />

Bron: Commission<br />

of the European<br />

Communities<br />

(2006).<br />

140<br />

130<br />

120<br />

110<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

1999 2000 2001 2002 2003 2004<br />

Denemarken<br />

Duitsland<br />

Frankrijk<br />

Luxemburg<br />

Nederland<br />

Finland<br />

Zweden<br />

België<br />

<strong>Vlaanderen</strong><br />

- 34 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

UK<br />

EU


6. REGIONALE VERSCHILLEN IN VLAANDEREN<br />

In het voorgaande hoofdstuk werd <strong>Vlaanderen</strong> vergeleken met andere landen en regio’s.<br />

In dit hoofdstuk onderzoeken we regionale verschillen binnen <strong>Vlaanderen</strong>. We<br />

beperken ons hierbij tot het niveau van de provincies (zie ook Daniels & Geurts, 2004).<br />

Tabel 6.1 geeft voor elk van de vijf provincies van het Vlaamse Gewest het aantal<br />

doden en het aantal zwaargewonden, evenals het aantal ongevallen. In tabel 6.2<br />

zijn vervolgens een aantal expositiematen opgenomen. Hieruit wordt het risico berekend<br />

(ongevallen per 100.000 inwoners, tabel 6.3).<br />

TABEL 6.1:<br />

DODEN, ZWAAR-<br />

GEWONDEN EN<br />

ONGEVALLEN PER<br />

PROVINCIE (2005).<br />

Bron: NIS.<br />

PROVINCIE<br />

PROVINCIE DODEN ZWAARGEWONDEN ONGEVALLEN<br />

ANTWERPEN 140 1.303 8.923<br />

LIMBURG 105 640 4.007<br />

OOST-VLAANDEREN 114 1.032 7.826<br />

VLAAMS-BRABANT 80 565 4.281<br />

WEST-VLAANDEREN 127 897 6.386<br />

VLAANDEREN 566 4.437 31.423<br />

INWONERS PROVINCIE<br />

(1/1/06)<br />

OPPERVLAKTE [KM²]<br />

WEGLENGTE [KM]<br />

(2000)<br />

MIO. VOERTUIGKM<br />

(2000)<br />

ANTWERPEN 1.688.493 2.867 12.155 12.944<br />

LIMBURG 814.658 2.422 10.922 6.580<br />

OOST-VLAANDEREN 1.389.450 2.982 12.362 12.561<br />

VLAAMS-BRABANT 1.044.133 2.106 10.745 10.639<br />

WEST-VLAANDEREN 1.141.866 3.144 12.201 9.036<br />

VLAANDEREN 6.078.600 13.522 58.385 51.760<br />

TABEL 6.2: EXPOSITIEMATEN VAN DE PROVINCIES. Bron: NIS.<br />

PROVINCIE<br />

AANTAL PER 100.000 INWO-<br />

NERS (ONGEVALLEN 2005)<br />

AANTAL PER MIA. VOERTUIGKM<br />

(ONGEVALLEN 2000)<br />

ongevallen D+ZG ongevallen D+ZG<br />

ONGEVALLEN PER<br />

1000 KM WEG<br />

(2000)<br />

ANTWERPEN 528 85 600 141 638<br />

LIMBURG 492 91 750 217 452<br />

OOST-VLAANDEREN 563 82 621 125 631<br />

VLAAMS-BRABANT 410 62 485 83 481<br />

WEST-VLAANDEREN 559 90 815 166 604<br />

VLAANDEREN 517 82 638 139 566<br />

TABEL 6.3: ONGEVALSRISICO PER PROVINCIE.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 35 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 6.1:<br />

RISICOMATEN, RELA-<br />

TIEF T.O.V. VLAAMS<br />

GEMIDDELDE.<br />

Bron: NIS,<br />

eigen bewerking<br />

o.b.v. gegevens<br />

tabel 6.3.<br />

In fi guur 6.1 worden deze resultaten weergegeven ten opzichte van het Vlaamse<br />

gemiddelde.<br />

160<br />

150<br />

140<br />

130<br />

120<br />

110<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

RISICO (RELATIEF T.O.V VLAAMS GEMIDDELDE = 100)<br />

ANT LIM OVL VLB WVL<br />

ONGINW: ONGEVALLEN PER INWONER<br />

DZGINW: DODEN EN ZWAARGEWONDEN<br />

PER INWONER<br />

ONGKM: ONGEVALLEN PER VOERTUIGKM<br />

(VERKEERSRISICO)<br />

ONGKMW: ONGEVALLEN PER KM WEG<br />

(WEGRISICO)<br />

DZGKM: DODEN EN ZWAARGE-<br />

WONDEN PER VOERTUIGKM<br />

De kans om per afgelegde kilometer in een ongeval betrokken te raken, is het<br />

hoogst in de provincie West-<strong>Vlaanderen</strong>, gevolgd door Limburg. Vlaams-Brabant is<br />

het veiligst. Limburg telt de meeste zwaargewonde en dodelijke verkeersslachtoffers<br />

per voertuigkilometer, op afstand gevolgd door West-<strong>Vlaanderen</strong>.<br />

De kans om op een willekeurige locatie van het wegennet betrokken te raken in<br />

een ongeval is het grootst in de provincie Antwerpen, van nabij gevolgd door de<br />

provincies Oost- en West-<strong>Vlaanderen</strong>. Limburg blijkt nu de veiligste provincie te zijn,<br />

met net achter zich Vlaams-Brabant.<br />

Hoe meer mensen er wonen in de provincie, hoe meer ongevallen er ook gebeuren.<br />

Tegelijk neemt het ongevalsrisico af met toenemende dichtheid van het wegennet en<br />

met een toenemende vervoersprestatie.<br />

- 36 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


7. VERKEERSVEILIGHEID DIEPER GEANALYSEERD<br />

Intuïtief lijkt het logisch te veronderstellen dat elk verkeersongeval een uitgesproken<br />

oorzaak heeft. In de volksmond heet dat dan: “Wie is in fout?”<br />

In het verkeersveiligheidsdenken wordt klassiek geredeneerd in termen van het<br />

Mens-Voertuig-Omgevingsmodel. Ongevallen worden veroorzaakt door het falen<br />

van minstens één van de drie componenten mens, voertuig of omgeving. Vaak<br />

spelen echter meerdere factoren een rol: snelheid bijvoorbeeld veroorzaakt vaak<br />

niet als dusdanig een ongeval, maar speelt bijvoorbeeld een rol in combinatie met<br />

weersomstandigheden, rijden onder invloed en de aanwezigheid van een scherpe<br />

bocht in het traject. Vijfentwintig jaar geleden werden in de Verenigde Staten en<br />

Groot-Brittannië twee onderzoeken uitgevoerd naar de oorzaken van ongevallen. 11<br />

Hillier (2002) geeft een aantal cijfers, verwijzend naar een aantal TRL-studies (fi g.<br />

7.1). Daaruit blijkt dat falend menselijk gedrag een rol speelt in meer dan negen op<br />

tien van de ongevallen. Alhoewel de cijfers gedateerd zijn en onmogelijk representatief<br />

kunnen zijn voor België of <strong>Vlaanderen</strong>, zijn ze toch bijzonder interessant.<br />

Zo blijkt bijvoorbeeld dat de rol van het aspect ‘omgeving’ (zowel infrastructuur als<br />

weersomstandigheden) veel kleiner is dan vaak intuïtief wordt gedacht.<br />

FIGUUR 7.1:<br />

ONGEVALLEN-<br />

OORZAKEN.<br />

Bron: Hillier (2002)<br />

OMGEVING (18%)<br />

VOERTUIG (5%)<br />

2%<br />

0,1%<br />

3%<br />

0,3%<br />

16%<br />

76%<br />

Deze cijfers geven wel de oorzaken van verkeersongevallen aan, maar zeggen nog<br />

niets over de mogelijke effecten van maatregelen om de onveiligheid te verminderen.<br />

Het is niet omdat 94% van de ongevallen door falend menselijk gedrag<br />

veroorzaakt wordt, dat zoiets betekent dat de meest doeltreffende strategie om<br />

onveiligheid te verminderen erin zou bestaan om uitsluitend te werken op rechtstreekse<br />

gedragswijziging via bijvoorbeeld onderwijs, campagnes of bijscholingen.<br />

Niettemin is duidelijk dat een belangrijke reductie van verkeersslachtoffers slechts<br />

haalbaar is indien weggebruikers zelf een aangepast, veilig gedrag gaan vertonen.<br />

Ook maatregelen op gebied van handhaving, infrastructuur en voertuigtechniek kunnen<br />

een effect op het gedrag hebben. Een deel van de bevolking zal bijvoorbeeld<br />

trager rijden wanneer het een hogere pakkans ervaart. Een leefbaar ingerichte<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 37 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

2%<br />

MENS (94%)<br />

11<br />

Sabey, BE., Taylor, H. (1980) en Treat, JR. (1980), geciteerd in Evans, L. (2004). Traffi c Safety. Bloomfi eld Hills, Michigan, USA, Science<br />

Serving Society.


TABEL 7.1:<br />

BLOOTSTELLING<br />

(OVG 2000),<br />

DODEN EN<br />

ZWAARGEWONDEN<br />

(NIS; VLAANDEREN,<br />

2000)<br />

Bron: OVG 2000<br />

NIS.<br />

doortocht remt niet alleen de snelheid af, maar verbetert ook het voorrangsgedrag<br />

ten opzichte van zwakke weggebruikers, enzovoort.<br />

7.1 Aard weggebruiker<br />

7.1.1 RISICO<br />

Het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> stelde al in 2001 dat de verkeersveiligheid vooral<br />

hoog is bij weggebonden verkeer en vervoer. Aan deze situatie is intussen niet veel<br />

veranderd. We beperken ons in het verdere verloop van dit rapport dan ook tot het<br />

wegverkeer.<br />

Binnen het wegverkeer onderscheiden we nog verschillende vervoersmodi. Het<br />

risico om gedood te worden of ernstig gewond te raken verschilt voor de verschillende<br />

modi. In tabel 7.1 wordt een overzicht gegeven van de risico’s voor de verschillende<br />

vervoersmodi. De blootstellingsgegevens zijn afkomstig van het Onderzoek<br />

VerplaatsingsGedrag (OVG) <strong>Vlaanderen</strong> 2000. De ongevallengegevens worden<br />

dan ook gegeven voor 2000. De cijfers werden zodanig bepaald dat de voertuigcategorieën<br />

optimaal overeenkomen. Zo zijn minibussen en autocars bij ‘andere’<br />

geplaatst omdat in het OVG uitgegaan werd van de lijnbus als categorie. Ook<br />

lichte vrachtwagens zijn bij ‘andere’ geplaatst omdat de vrachtwagentellingen deze<br />

categorie niet (naar behoren) meetelt.<br />

DODEN ZWAARGEWONDEN EXPOSITIE<br />

(MLN PKM)<br />

EXPOSITIE<br />

(MLN MIN.)<br />

TE VOET 82 (9,4%) 331 (5,2%) 1.069 15.608<br />

PER FIETS 122 (14,0%) 836 (13,2%) 4.061 18.506<br />

PER BROMFIETS 34 (3,9%) 795 (12,6%) 427 992<br />

PER MOTOR 65 (7,5%) 536 (8,5%) 356 399<br />

ALS AUTOBESTUURDER 373 (42,9%) 2419 (38,2%) 38.470 50.430<br />

ALS AUTOPASSAGIER 135 (15,5%) 1038 (16,4%) 16.029 21.892<br />

ALS BUSGEBRUIKER 2 (0,2%) 6 (0,1%) 1.211 3.722<br />

ALS TRAMGEBRUIKER / / 142 670<br />

PER TREIN / / 4.203 6.400<br />

ANDERE 44 (5,1%) 285 (4,5%) 5.272 10.161<br />

TOTAAL (EXCL. VRACHT) 857 (98,5%) 6.246 (98,6%) 71.241 128.779<br />

PER VRACHTWAGEN 13 (1,5%) 87 (1,4%) 5.122 /<br />

Auto-inzittenden vormen meer dan de helft van alle dode en zwaargewonde verkeersslachtoffers<br />

(55,0%), gevolgd door fi etsers (13,3%), bromfi etsers (11,5%) en<br />

motorrijders (8,3%) . Een kleiner aantal slachtoffers vinden we terug bij de voetgangers<br />

(5,7%) en inzittenden van vrachtwagens (1,4%). Niettemin is ook hier de<br />

letsellast te hoog. Een belangrijke verklarende factor is de expositie. Tabel 7.1 geeft<br />

ook twee blootstellingsmaten voor de verschillende vervoerswijzen.<br />

- 38 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


TABEL 7.2:<br />

LETSELRISICO’S VOOR<br />

DE VERSCHILLENDE<br />

VERVOERSWIJZEN,<br />

VLAANDEREN,<br />

2000.<br />

Bron: Eigen bewerking<br />

op basis<br />

van gegevens uit<br />

tabel 7.1.<br />

In 2005 is trouwens een zekere verschuiving in de relatieve aandelen vaststelbaar.<br />

Auto-inzittenden maken nog 44,9% uit van alle dodelijke of zwaargewonde verkeersslachtoffers.<br />

Voor fi etsers is het aandeel gestegen tot 18,1%. Motorrijders zijn<br />

inmiddels opgeklommen tot de derde plaats met 10,7% van het aantal slachtoffers.<br />

Ook voetgangers (9,0%) en bromfi etsers (8,5%) maken nog een aanzienlijk deel<br />

uit van de slachtoffers. Het aandeel van vrachtwageninzittenden bedraagt in 2005<br />

1,7%.<br />

In tabel 7.2 wordt vervolgens het dodelijk risico en het risico om zwaar gewond te<br />

raken weergegeven. Dit gebeurt zowel tegenover de afgelegde afstand als tegenover<br />

de tijd onderweg. Merk hierbij op dat de afstanden en tijden van de verplaatsingen<br />

toegekend zijn aan de hoofdvervoerswijzen. De expositiematen voor te voet<br />

gaan en fi etsen zullen hierdoor vrijwel zeker onderschat zijn.<br />

DODEN<br />

PER MIA PKM<br />

DODEN<br />

PER MIA MIN.<br />

ZWAAR-<br />

GEWONDEN PER<br />

MIA PKM<br />

ZWAAR-<br />

GEWONDEN PER<br />

MIA MIN.<br />

TE VOET 76,7 5,3 310 21<br />

PER FIETS 30,0 6,6 206 45<br />

PER BROMFIETS 79,6 34,3 1862 801<br />

PER MOTOR 182,6 162,9 1506 1343<br />

ALS AUTOBESTUURDER 9,7 7,4 63 48<br />

ALS AUTOPASSAGIER 8,4 6,2 65 47<br />

ALS BUSGEBRUIKER 0 0 5 2<br />

ALS TRAMGEBRUIKER / / / /<br />

PER TREIN / / / /<br />

ANDERE 8,3 4,3 54 28<br />

TOTAAL (EXCL. VRACHT) 12,0 6,7 88 49<br />

PER VRACHTWAGEN 2,5 / 17 /<br />

Uit de risicocijfers op basis van afstanden leren we dat autorijden per kilometer<br />

veel veiliger is dan de overige vervoerswijzen met uitzondering van het openbaar<br />

vervoer. Fietsen is drie keer gevaarlijker, te voet gaan vijf tot acht keer. Het risico<br />

dat bromfi etsers en motorrijders (zie ook Van Vlierden en Van Geirt, 2005) lopen, is<br />

nog vele keren groter.<br />

De Brever-wet 12 leert ons dat de tijd die dagelijks gespendeerd wordt aan verplaatsingen<br />

redelijk constant is in tijd en plaats. Ongeveer één uur per dag verplaatsen<br />

we ons. Uit de risicocijfers uitgedrukt per tijdseenheid leren we dat één uur fi etsen<br />

ongeveer even gevaarlijk is als één uur autorijden. Te voet gaan is zelfs iets veiliger.<br />

Ook nu zijn de bromfi ets en de motor weer veel onveiliger.<br />

Het is dus niet zo dat fi etsen en te voet gaan zonder meer gevaarlijker zijn dan<br />

12<br />

Behoud van reistijd en verplaatsingen. Deze wet stelt dat op een geaggregeerd niveau het reistijdbudget en het aantal verplaatsingen per<br />

persoon en per dag constant zijn. Deze stabiliteit is in 1977 door Hupkes vastgelegd (Immers & Stada, 2003).<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 39 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 7.2:<br />

EVOLUTIE VAN HET<br />

AANTAL VERKEERS-<br />

SLACHTOFFERS IN<br />

VLAANDEREN (RELA-<br />

TIEF T.O.V. 1991).<br />

Bron: NIS,<br />

eigen bewerking<br />

autorijden. Dit hangt af van de gehanteerde risicomaat. Beide voorgestelde maten<br />

hebben voor- en nadelen. De aard van de verplaatsingen verschilt namelijk volgens<br />

de vervoerswijze. Zo zullen fi etsers en voetgangers bijvoorbeeld veel vaker voorkomen<br />

in moeilijke verkeerssituaties zoals een centrum, terwijl automobilisten veel<br />

kilometers afl eggen op autosnelwegen waar de verkeerstaak relatief eenvoudig is.<br />

7.1.2 BETROKKENEN<br />

In 2005 gebeurden in totaal 31.208 letselongevallen; bij 1.846 (7,1%) daarvan<br />

was minstens één voetganger betrokken, bij 6.777 (21,7%) minstens één fi etser.<br />

Bromfi etsers waren betrokken in 4.011 ongevallen (12,9%), motorfi etsen in 2.181<br />

ongevallen (7,0%). Personenwagens zijn in 27.620 ongevallen betrokken (88,5%).<br />

Vrachtwagens tenslotte vinden we terug in 2.176 letselongevallen (7,0%). Wanneer<br />

we ook lichte vrachtwagens meetellen, loopt het aandeel van ongevallen waarin<br />

vrachtwagens betrokken zijn op tot 17,5%. Het is duidelijk dat personenwagens in<br />

het overgrote deel van de letselongevallen een rol spelen.<br />

7.1.3 EVOLUTIE<br />

Sinds 1991 en vroeger werden allerlei maatregelen genomen om de verkeersveiligheid<br />

te verhogen, soms voor specifi eke doelgroepen. Bovendien evolueerde het verplaatsingsgedrag.<br />

Dit alles maakt dat het aantal slachtoffers verschillend evolueert<br />

doorheen de tijd. Figuur 7.2 toont de evolutie van het aantal verkeersslachtoffers<br />

tussen 1991 en 2005 volgens de wijze van deelname aan het verkeer.<br />

INDEX (1991 = 100)<br />

140<br />

130<br />

120<br />

110<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

EVOLUTIE VERKEERSSLACHTOFFERS VOLGENS AARD WEGGEBRUIKER (1991-2005)<br />

1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005<br />

totaal<br />

auto<br />

vrachtw agen<br />

motor<br />

- 40 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

brom<br />

fiets<br />

voet<br />

lichte vrachtw agen


FIGUUR 7.3:<br />

VERDELING VAN HET<br />

AANTAL LETSELONGE-<br />

VALLEN VOLGENS HET<br />

AANTAL BETROKKEN<br />

WEGGEBRUIKERS.<br />

Bron: NIS,<br />

(cijfers 2005,<br />

<strong>Vlaanderen</strong>)<br />

Het globale aantal verkeersslachtoffers neemt tussen 1991 en 2005 af met bijna<br />

20%. De daling is evenwel niet even groot voor alle wijzen van verkeersdeelneming.<br />

De daling is het sterkst bij bromfi etsers (-33%) en bij auto-inzittenden (-29%).<br />

Nochtans kende het aantal gewonde bromfi etsers in de tweede helft van de jaren<br />

’90 een sterke opfl akkering. Sinds 2002 heeft zich evenwel een sterke daling<br />

ingezet. Ook voetgangers scoren nog vrij behoorlijk (-16%). Hier zien we de laatste<br />

jaren echter een niet verwaarloosbare verslechtering. Fietsers (+3%) en inzittenden<br />

van vrachtwagens (-1%) blijven status quo. Waar vrachtwageninzittenden steeds<br />

rond dezelfde waarde zijn blijven schommelen, zien we voor fi etsers een geleidelijke<br />

afname in het laatste decennium van vorige eeuw, gevolgd door een plotse<br />

toename naar 2003. De vernieuwde registratieprocedure kan hiervan de oorzaak<br />

zijn. Motorrijders (+31%) en inzittenden van lichte vrachtwagens kenden een vrij<br />

forse toename in de ongevallenstatistieken. Waar de stijging bij de motorrijders<br />

voornamelijk te situeren is in de eerste helft van de jaren ‘90, is de sterkste stijging<br />

bij de lichte vrachtwagens voornamelijk terug te vinden in de tweede helft van de<br />

jaren ‘90. De verhoogde expositie zal hieraan niet vreemd zijn.<br />

Dit globale beeld vinden we ook terug voor de verschillende wegtypen. Zowel op<br />

autosnelwegen, genummerde wegen als gemeentewegen merken we de grootste<br />

stijging voor motorrijders en lichte vrachtwagens.<br />

7.2 Aard ongeval<br />

Ongevallen kunnen op verschillende manieren gebeuren. Er kunnen meerdere<br />

weggebruikers bij betrokken zijn, of slechts één. In het eerste geval spreken we van<br />

meerzijdige ongevallen, in het andere geval van eenzijdige ongevallen.<br />

Bijna 1/5e (19% in 2005) van de geregistreerde ongevallen betreft eenzijdige ongevallen,<br />

ongevallen waarbij slechts één weggebruiker betrokken is. Bijna 3/4e van<br />

de ongevallen betreft ongevallen met twee weggebruikers. 10% van de letselongevallen<br />

betreft ongevallen met meer dan twee betrokken weggebruikers. Gemiddeld<br />

ONGEVALLEN VOLGENS AANTAL BETROKKEN WEGGEBRUIKERS<br />

8% 2%<br />

71%<br />

19%<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 41 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4+


TABEL 7.3:<br />

ERNST ONGEVALLEN<br />

VOLGENS AANTAL<br />

BETROKKEN WEG-<br />

GEBRUIKERS<br />

(VLAANDEREN).<br />

Bron: NIS,<br />

(2005), eigen<br />

bewerking<br />

TABEL 7.4:<br />

EENZIJDIGE ON-<br />

GEVALLEN (CIJFERS<br />

2003-2005,<br />

GESOMMEERD),<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS.<br />

telt een ongeval 1,9 voertuigen of voetgangers.<br />

Op autosnelwegen bedraagt het aantal eenzijdige ongevallen zelfs 40% van het<br />

totale aantal ongevallen. Dat zijn er ongeveer evenveel als het aantal tweezijdige<br />

ongevallen. Daarnaast is ook het aantal ongevallen met meer dan twee betrokken<br />

voertuigen veel groter op autosnelwegen (bijna één op vijf ongevallen).<br />

Tabel 7.3 geeft het aantal ongevallen en het aantal slachtoffers waarbij de ongevallen<br />

zijn opgedeeld volgens het aantal betrokken weggebruikers. Eenzijdige ongevallen<br />

blijken daarbij de meest ernstige te zijn. Hetzelfde beeld keert terug voor de<br />

verschillende wegtypen.<br />

AANTAL<br />

WEG-<br />

GEBRUIKERS<br />

ONGEVAL-<br />

LEN<br />

D30D ZG LG<br />

D+ZG<br />

/ O<br />

D+ZG<br />

/+ZG+LG<br />

1 5.992 212 1.303 5.534 0,25 0,21<br />

2 22.249 306 2.717 25.942 0,14 0,10<br />

3+ 2.968 48 397 5.122 0,15 0,08<br />

7.2.1 EENZIJDIGE ONGEVALLEN<br />

In 2005 vielen in de 5.992 eenzijdige ongevallen 212 doden, 1.303 zwaargewonden<br />

en 5.534 lichtgewonden.<br />

Tabel 7.4 geeft de eenzijdige ongevallen (uit de periode 2003-2005 om grotere<br />

aantallen te accentueren en schommelingen uit te vlakken) weer volgens de aard<br />

van de betrokken weggebruiker.<br />

ONGEVALLEN DODEN<br />

ZWAAR-<br />

GEWONDEN<br />

LICHT-<br />

GEWONDEN<br />

ERNST 100*<br />

(D+ZG)/O<br />

AUTO 11.799 (64%) 504 (68%) 2.700 (65%) 11.226 (67%) 27,2<br />

VRACHTWAGEN 403 (2%) 9 (1%) 66 (2%) 363 (2%) 18,6<br />

LICHTE VW 958 (5%) 22 (3%) 201 (5%) 898 (5%) 23,3<br />

MOTOR 1.369 (7%) 53 (7%) 415 (10%) 1.000 (6%) 34,2<br />

BROMFIETS 1.334 (7%) 11 (1%) 266 (6%) 1.144 (7%) 20,8<br />

FIETS 1.545 (8%) 17 (2%) 285 (7%) 1.253 (7%) 19,5<br />

VOETGANGER 173 (1%) 0 (0%) 21 (1%) 153 (1%) 12,1<br />

ANDERE/ONB. 868 (5%) 121 (16%) 174 (4%) 711 (4%) 30,3<br />

TOTAAL 18.449 737 4.128 16.747 26,5<br />

Eenzijdige ongevallen met voetgangers, fi etsers en bromfi etsers (evenals met zware<br />

vrachtwagens) zijn iets minder ernstig dan de overige eenzijdige ongevallen. Dit is<br />

te verklaren door de lagere snelheid en het feit dat er geen zwaardere en snellere<br />

weggebruiker bij betrokken is. Eenzijdige ongevallen bij gemotoriseerd verkeer<br />

gaan vaak samen met een hogere snelheid en vermoeidheid. Het hoeft niet te ver-<br />

- 42 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 7.4:<br />

EENZIJDIGE ONGE-<br />

VALLEN, AANDEEL<br />

PER WEGGEBRUIKER,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS,<br />

(cijfers 2003-2005)<br />

bazen dat eenzijdige ongevallen in sterke mate gelinkt zijn aan weekendongevallen<br />

Bovendien is de gemiddelde bezettingsgraad (inzittenden per voertuig) hoger bij<br />

personenauto’s. Dit verklaart mee de hogere ernstgraad.<br />

2%<br />

1%<br />

7%<br />

3%<br />

1%<br />

6%<br />

5%<br />

2%<br />

7%<br />

17%<br />

7%<br />

Doden<br />

Lichtgewonden<br />

5%<br />

Auto<br />

Vracht<br />

68%<br />

69%<br />

Lichte vracht<br />

Motor<br />

Zwaargewonden<br />

Het merendeel van de eenzijdige ongevallen gebeurt met personenwagens: meer<br />

dan zes ongevallen op tien. Opvallend zijn ook de grote aantallen ongevallen met<br />

motorrijders en bromfi etsers.<br />

Figuur 7.5 toont de evolutie van het aantal eenzijdige ongevallen. Terwijl het globale<br />

aantal eenzijdige ongevallen afneemt met ongeveer 10 %, neemt het aantal<br />

eenzijdige ongevallen met motorrijders en lichte vrachtwagens toe. Op autosnelwegen<br />

verdrievoudigt het aantal eenzijdige ongevallen met motorrijders zelfs. Het<br />

aantal eenzijdige ongevallen met motorrijders en lichte vrachtwagens neemt met<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 43 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

10%<br />

5%<br />

7%<br />

5%<br />

2%<br />

7%<br />

2%<br />

6%<br />

8%<br />

7% 5%<br />

Brom<br />

Fiets<br />

Ongevallen<br />

6%<br />

Andere<br />

65%<br />

65%


FIGUUR 7.5:<br />

EVOLUTIE VAN HET<br />

AANTAL EENZIJDIGE<br />

ONGEVALLEN<br />

(VLAANDEREN,<br />

1991-2005)<br />

VOLGENS AARD<br />

WEGGEBRUIKER.<br />

Bron: NIS, eigen<br />

bewerking<br />

meer dan 60 % toe tegenover 1991. Ook op de andere wegtypen zien we de<br />

sterkste stijging voor lichte vrachtwagens en motorrijders. Op autosnelwegen is er<br />

tussen 1991 en 2002 (de cijfers van 2003-2005 kunnen opgesplitst worden naar<br />

wegtype) overigens een globale stijging van het aantal eenzijdige ongevallen waar<br />

te nemen, in tegenstelling tot de overige wegtypen.<br />

INDEX (1991 = 100)<br />

180<br />

160<br />

140<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005<br />

Totaal<br />

Auto<br />

Vracht<br />

EVOLUTIE EENZIJDIGE ONGEVALLEN<br />

Lichte vracht<br />

Motor<br />

Brom<br />

Fiets<br />

7.2.2 MEERZIJDIGE ONGEVALLEN<br />

In fi guur 7.3 zagen we dat vier van de vijf geregistreerde letselongevallen meerzijdige<br />

ongevallen zijn. Dit zijn de ongevallen waarbij minstens twee weggebruikers<br />

betrokken zijn. In ongeveer 90 % hiervan betreft het ongevallen tussen twee weggebruikers.<br />

Het aantal ongevallen waarbij meer dan drie bestuurders betrokken zijn<br />

is beperkt, hoewel de tol soms zwaar kan zijn.<br />

In <strong>Vlaanderen</strong> waren er in 2005 in totaal 25.216 meerzijdige ongevallen (tegenover<br />

5.992 eenzijdige). Deze meerzijdige ongevallen gaven aanleiding tot 354<br />

doden en 3.113 zwaargewonden (komende van 7.334 in 1991).<br />

Figuur 7.6 geeft voor een aantal weggebruikers weer welke de voornaamste botspartners<br />

zijn in tweezijdige ongevallen.<br />

In 84 % van de tweezijdige ongevallen is een personenauto betrokken. Fietsers zijn<br />

goed voor 26 % en bromfi etsers voor 17% van de ongevallen. Voetgangers zijn<br />

- 44 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 7.6:<br />

TWEEZIJDIGE<br />

ONGEVALLEN, VOL-<br />

GENS BETROKKEN<br />

WEGGEBRUIKERS<br />

(VLAANDEREN,<br />

2003-2005).<br />

Bron: NIS, eigen<br />

bewerking<br />

betrokken in ongeveer 9 % van de tweezijdige ongevallen, motorrijders en vrachtwagens<br />

elk in ongeveer 7 %. Lichte vrachtwagens ten slotte vinden we terug in ongeveer<br />

één op tien tweezijdige ongevallen.<br />

Iets minder dan 1/3e van de tweezijdige ongevallen gebeurt tussen 2 personenwagens.<br />

In zelfs iets meer ongevallen is naast een auto ook een (brom)fi ets betrokken.<br />

Voor elk van de weggebruikers is de personenwagen het meest courante object om<br />

mee te botsen. Nog opvallend is dat fi etsers bijna even dikwijls botsen met bromfi etsers<br />

dan met andere fi etsers (in 2/3e van de gevallen betreft het een ongeval binnen<br />

de bebouwde kom). De maatregel bromfi etsers op de rijbaan is vanuit dit oogpunt<br />

dus zeker verantwoord.<br />

12568<br />

4040<br />

8397<br />

Auto tegen ...<br />

3034<br />

3744<br />

Moto tegen ...<br />

107 194<br />

245<br />

82<br />

101<br />

304<br />

151<br />

478<br />

107<br />

321<br />

597<br />

137<br />

19719<br />

2613<br />

3470<br />

3744<br />

Voetganger tegen ...<br />

1<br />

557<br />

4040<br />

265<br />

151<br />

348<br />

234<br />

82<br />

698<br />

265<br />

Vrachtwagen tegen ...<br />

557<br />

998<br />

256<br />

137 185<br />

Bromfiets tegen ...<br />

478 331<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 45 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

Auto<br />

Vracht<br />

8397<br />

2613<br />

Lichte vracht<br />

Motor<br />

Brom<br />

Fiets<br />

Voet<br />

Andere<br />

Lichte vrachtwagen tegen ...<br />

1029<br />

698<br />

245<br />

1029<br />

304<br />

998<br />

557<br />

321<br />

198<br />

348<br />

1189<br />

263<br />

Fiets tegen ...<br />

597<br />

846<br />

3470<br />

12568


FIGUUR 7.7:<br />

ONGEVALLEN BIN-<br />

NEN OF BUITEN DE<br />

BEBOUWDE KOM,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS (2005),<br />

eigen bewerking<br />

FIGUUR 7.8:<br />

EVOLUTIE AANTAL<br />

ONGEVALLEN EN<br />

DODEN BINNEN<br />

EN BUITEN DE<br />

BEBOUWDE KOM,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS,<br />

eigen bewerking<br />

index (1991=100)<br />

7.3 Locatie van ongevallen<br />

7.3.1 BINNEN OF BUITEN DE BEBOUWDE KOM<br />

In 2005 gebeurden 31.209 ongevallen, waarvan 15.721 of circa 50 % gebeurden<br />

binnen de bebouwde kom (fi g. 7.7). Voor de meer ernstige ongevallen ligt het<br />

aandeel binnen de bebouwde kom heel wat lager, overeenkomstig met de snelheid.<br />

De letselernst van de ongevallen is, zoals te verwachten, lager binnen de bebouwde<br />

kom. In totaal vielen in 2005 566 doden in <strong>Vlaanderen</strong> waarvan 105 (19 %) binnen<br />

de bebouwde kom. 435 doden (77 %) vielen te betreuren buiten de bebouwde<br />

kom. Van de overige 26 verkeersdoden (5 %) werd niet geregistreerd of ze binnen<br />

dan wel buiten de bebouwde kom vielen.<br />

Het aantal ongevallen op een doortocht (gewestweg binnen de bebouwde kom)<br />

hangt in belangrijke mate af van de verkeersintensiteit (Van Hout et al., 2005b).<br />

Daarnaast spelen ook specifi eke weg- en omgevingskenmerken een rol (aantal<br />

rijstroken, bebouwingsdichtheid, aard van de bebouwing, aanwezigheid van voet-<br />

en fi etspaden en parkeerstroken, de aanwezigheid van verschillende functies). De<br />

fi etsinfrastructuur is mee bepalend voor het aantal ongevallen met fi etsers.<br />

Ongevallen met doden<br />

79%<br />

21%<br />

Ongevallen met zwaargewonden<br />

61%<br />

Wanneer we de evolutie (fi g. 7.8) bekijken gedurende de laatste 15 jaar, zien we<br />

dat de daling van het aantal ongevallen meer uitgesproken is binnen de bebouwde<br />

110<br />

100<br />

90<br />

80<br />

Evolutie ongevallen bibeko-bubeko<br />

70<br />

1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005<br />

39%<br />

50%<br />

bibeko bubeko<br />

Ongevallen<br />

Evolutie doden bibeko-bubeko<br />

- 46 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

index (1991=100)<br />

100<br />

bibeko bubeko Totaal<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

50%<br />

30<br />

1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005


FIGUUR 7.9:<br />

AANDEEL DODE VER-<br />

KEERSSLACHTOFFERS<br />

VOLGENS VERVOERS-<br />

WIJZE, VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS (2005),<br />

eigen bewerking<br />

kom. Het aantal ongevallen binnen de bebouwde kom nam af met ruim 20 % ten<br />

opzichte van 1991. Het aantal ongevallen buiten de bebouwde kom blijft schommelen<br />

rond de waarde van 1991, hoewel de laatste jaren systematisch minder ongevallen<br />

voorkomen. Het aantal doden daalde zowel binnen als buiten de bebouwde<br />

kom. Binnen de bebouwde kom zien we een daling met ongeveer 65 % (met een<br />

forse daling na 2001), buiten de bebouwde kom met ongeveer 45 % ten opzichte<br />

van 1991. Het aandeel ongevallen binnen de bebouwde kom is dan ook afgenomen<br />

tegenover 1991. We merken nog op dat een klein deel van de daling te wijten<br />

is aan een toename van het aantal ongevallen (en vooral dan het aantal doden) op<br />

locaties waarvan niet bekend is of ze binnen dan wel buiten de bebouwde kom liggen.<br />

Deze onbekenden kunnen de daling echter niet verhullen.<br />

De daling van het aantal verkeersslachtoffers is niet even groot voor alle weggebruikers.<br />

Binnen de bebouwde kom is de daling het grootst voor vrachtwageninzittenden,<br />

auto-inzittenden en bromfi etsers. Het slechtst scoren motorrijders (opnieuw), fi etsers<br />

en inzittenden van lichte vrachtwagens (ook hier). Voetgangers scoren eveneens<br />

slechter dan het gemiddelde. Buiten de bebouwde kom springt de toename van het<br />

aantal slachtoffers onder motorrijders en in lichte vrachtwagens in het oog. Ook het<br />

aantal gewonden in vrachtwagens is licht toegenomen ten opzichte van 1991. Het<br />

aantal gewonde fi etsers schommelt rond het niveau van 1991. Het aantal gewonde<br />

voetgangers, bromfi etsers en auto-inzittenden is ten opzichte van 1991 gedaald met<br />

20-30 %.<br />

Binnen de bebouwde kom zijn meer dan de helft van de dodelijke slachtoffers<br />

voetgangers of (brom)fi etsers (fi g. 7.9). In 2005 waren 56 van de 105 dodelijke<br />

verkeersslachtoffers voetgangers of (brom)fi etsers (tabel 7.6). Buiten de bebouwde<br />

kom maken ze ongeveer 18 % van het aantal verkeersdoden uit. Bijna 2/3e van de<br />

verkeersslachtoffers zijn daar auto-inzittenden.<br />

28%<br />

19%<br />

Doden bibeko<br />

1%<br />

0%<br />

auto<br />

vrachtwagen<br />

7%<br />

28%<br />

16%<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 47 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

1%<br />

motor<br />

bromfiets<br />

2%<br />

11%<br />

10%<br />

7%<br />

Doden bubeko<br />

4%<br />

2%<br />

fiets<br />

voetganger<br />

1%<br />

63%<br />

andere<br />

onbekend


TABEL 7.6:<br />

DODEN 30 DAGEN<br />

NAAR AARD WEG-<br />

GEBRUIKER (CIJFERS<br />

2003-2005,<br />

VLAANDEREN).<br />

Bron: NIS<br />

FIGUUR 7.10:<br />

ONGEVALLEN OP OF<br />

BUITEN EEN KRUIS-<br />

PUNT, VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS (2005),<br />

eigen bewerking<br />

In de bebouwde kom vallen 39 % van de gedode fi etsers, 40 % van de gedode<br />

bromfi etsers en 56 % van de gedode voetgangers. Daartegenover staat dat slechts<br />

12 % van de gedode auto-inzittenden binnen de bebouwde kom vallen, 27 % van<br />

de motorrijders en 5 % van de vrachtwageninzittenden (incl. lichte vrachtwagens).<br />

Een belangrijke verklaring hiervoor is ongetwijfeld de mate van expositie. Fietsen en<br />

stappen zijn bij uitstek de verplaatsingswijzen voor korte afstanden. We zullen ze<br />

dan ook vaker terugvinden kort bij de woning, in de bebouwde kom. Er zijn evenwel<br />

geen cijfers beschikbaar die ons toelaten het risico te bepalen dat de verschillende<br />

weggebruikers lopen binnen en buiten de bebouwde kom.<br />

BIBEKO BUBEKO ONBEKEND TOTAAL<br />

AUTO 110 829 1 940<br />

FIETS 87 137 0 224<br />

VOET 83 66 0 149<br />

VRACHTWAGEN 4 80 1 85<br />

MOTOR 51 139 0 190<br />

BROMFIETS 25 37 0 62<br />

ANDERE 8 19 0 27<br />

ONBEKEND 5 23 103 131<br />

TOTAAL 373 1.330 105 1.808<br />

7.3.2 KRUISPUNT OF WEGVAK<br />

In 2005 gebeurden 31.209 ongevallen, waarvan 12.151 (39 %) op een kruispunt<br />

en 19.058 (61 %) op een wegvak. Wanneer we enkel de ongevallen met doden<br />

beschouwen (527 in 2005), komen we op een verhouding van 27 % op een kruispunt<br />

en 73 % op wegvakken. In totaal vielen daarbij in 2005 566 doden waarvan<br />

145 (26 %) op een kruispunt. De overige 421 verkeersdoden (74 %) vielen in een<br />

wegvakongeval. Wanneer we de autosnelwegen buiten beschouwing laten, krijgen<br />

we een beperkte verschuiving van de percentages. Het aandeel kruispuntongevallen<br />

neemt telkens licht toe.<br />

Ongevallen met doden<br />

73%<br />

27%<br />

Ongevallen met zwaargewonden<br />

66%<br />

- 48 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

34%<br />

61%<br />

op kruispunt buiten kruispunt<br />

Ongevallen<br />

39%


FIGUUR 7.11:<br />

EVOLUTIE AANTAL<br />

ONGEVALLEN EN<br />

DODEN OP EN<br />

BUITEN EEN<br />

KRUISPUNT,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS,<br />

eigen bewerking<br />

FIGUUR 7.12:<br />

AANDEEL DODE VER-<br />

KEERSSLACHTOFFERS<br />

VOLGENS VERVOERS-<br />

WIJZE, VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS (2005),<br />

eigen bewerking<br />

Wanneer we de evolutie bekijken gedurende het laatste decennium, zien we dat<br />

de daling van het aantal ongevallen iets meer uitgesproken is voor de kruispuntongevallen<br />

(fi g. 7.11). Het aantal kruispuntongevallen was in 2005 met ongeveer 25<br />

% gedaald ten opzichte van 1991. Het aantal ongevallen op wegvakken daalde<br />

daarentegen slechts met minder dan 10 %. Het aantal doden daalde op kruispunten<br />

met ongeveer 50 %, buiten de kruispunten met ongeveer 40 %.<br />

index (1991=100)<br />

100<br />

95<br />

90<br />

85<br />

80<br />

75<br />

Evolutie ongevallen kruispunt-wegvak<br />

70<br />

1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005<br />

Evolutie doden kruispunt-wegvak<br />

40<br />

1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005<br />

Ongeveer 1/3e van de dodelijke slachtoffers op een kruispunt zijn voetgangers of<br />

fi etsers (fi g. 7.12). Zo waren in 2005 48 van de 145 dodelijke verkeersslachtoffers<br />

voetgangers of fi etsers (tabel 7.7). Bij wegvakongevallen maken fi etsers en voetgangers<br />

slechts 15 % van het aantal verkeersdoden uit. Vooral het aandeel dodelijke<br />

fi etsongevallen is veel kleiner buiten het kruispunt. Bijna 60 % van de verkeersdoden<br />

zijn daar auto-inzittenden.<br />

13%<br />

3%<br />

10%<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 49 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

index (1991=100<br />

Kruispunt Wegvak Totaal<br />

Doden op kruispunt<br />

7%<br />

Auto<br />

Fiets<br />

2% 2%<br />

23%<br />

40%<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

6%<br />

Doden buiten kruispunt<br />

11%<br />

8%<br />

1%<br />

7%<br />

1%<br />

7%<br />

Voetganger Motor<br />

Vrachtwagen<br />

Brom<br />

59%<br />

Andere<br />

Onbekend


TABEL 7.7:<br />

DODEN 30 DAGEN<br />

NAAR AARD<br />

WEGGEBRUIKER,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS (2005)<br />

FIGUUR 7.13:<br />

ONGEVALLEN<br />

VOLGENS WEGTYPE,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS (2002),<br />

eigen bewerking<br />

Wanneer we per vervoerswijze nagaan waar de meeste dodelijke slachtoffers vallen,<br />

valt op dat enkel bij fi etsers en bromfi etsers het aantal dodelijke slachtoffers op<br />

een kruispunt veel hoger is dan buiten een kruispunt. Bij de overige weggebruikers<br />

vallen veel meer dodelijke slachtoffers buiten de kruispunten.<br />

KRUISPUNT WEGVAK TOTAAL<br />

AUTO 58 244 302<br />

FIETS 34 31 65<br />

VOET 14 33 47<br />

VRACHTWAGEN 4 27 31<br />

MOTOR 19 48 67<br />

BROMFIETS 10 6 16<br />

ANDERE 3 4 7<br />

ONBEKEND 3 28 31<br />

TOTAAL 145 421 566<br />

7.3.3 ONGEVALSRISICO PER WEGTYPE<br />

De ongevallengegevens voor 2003-2005 laten niet toe om een betrouwbare opsplitsing<br />

te maken naar wegtype. In deze sectie worden daarom de cijfers voor 2002<br />

weergegeven, tenzij anders vermeld.<br />

In 2002 vonden 30.598 ongevallen plaats: 2.406 ongevallen (8 %) gebeurden op<br />

een autosnelweg of verkeerswisselaar, 13.469 (44 %) op een genummerde weg<br />

(met kruispunten gemeentewegen of kruispunten op- en afritten autosnelwegen) en<br />

14.723 (48 %) op een gemeenteweg (met kruispunten op- en afritten autosnelwegen).<br />

Wanneer we enkel de ongevallen met doden beschouwen (671 in 2002),<br />

komen we op een verhouding van 13 % op autosnelwegen, 55 % op genummerde<br />

wegen en 32 % op gemeentewegen. In totaal vielen daarbij in 2002 707 doden<br />

waarvan 96 (14 %) op een autosnelweg. 387 doden (55 %) vielen te betreuren op<br />

de genummerde wegen. De overige 224 verkeersdoden (32 %) vielen op gemeentewegen.<br />

Ongevallen met doden<br />

32%<br />

13%<br />

55%<br />

43%<br />

Ongevallen met doden<br />

of zwaargewonden<br />

- 50 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

10%<br />

47%<br />

48%<br />

ASW NW GW<br />

Letselongevallen<br />

8%<br />

44%


TABEL 7.8:<br />

EXPOSITIEMATEN<br />

VOLGENS WEGTYPE,<br />

VLAANDEREN (CIJFERS<br />

2002).<br />

Bron: Labeeuw,<br />

2003<br />

In de jaarlijkse verkeerstellingen van de FOD Mobiliteit wordt voor de verschillende<br />

wegtypen een jaarlijkse voertuigprestatie gegeven (Labeeuw, 2003). Ook de<br />

weglengte wordt voor de verschillende wegtypen gegeven. Voor gemeentewegen<br />

beperken we ons tot de verharde wegen. Samen met de ongevallencijfers kunnen<br />

we hieruit een verkeers- en een wegrisico bepalen.<br />

SNELWEG GENUMMERD GEMEENTE<br />

MIA. VTGKM 17,96 28,89 6,01<br />

KM WEGLENGTE 849 6.060 52.120<br />

Wanneer we het verkeersrisico (aantal ongevallen per miljard voertuigkm) nemen,<br />

zien we dat het risico op genummerde wegen ruim drie keer zo hoog is als op<br />

autosnelwegen. Het verkeersrisico op gemeentewegen ligt zelfs 18 keer hoger.<br />

Deze verhoudingen zijn enigszins overschat omdat het onderliggende wegennet<br />

niet alleen gemotoriseerd verkeer kent, maar ook een aanzienlijk deel verplaatsingen<br />

te voet, met de fi ets en met de bromfi ets telt. Daardoor wordt de hoeveelheid<br />

verkeer op de genummerde en gemeentewegen in de offi ciële tellingen onderschat<br />

en lijkt het risico op deze wegen hoger dan het werkelijk is. Voor het dodelijk risico<br />

zijn de verschillen kleiner (2,5 keer hoger risico op dodelijk letsel op genummerde<br />

wegen en zeven keer hoger risico op gemeentewegen, telkens ten opzichte van de<br />

autosnelwegen). Autosnelwegen zijn dan ook aangelegd om veel verkeer over grote<br />

afstanden aan te kunnen, met een minimum aan potentiële confl icten. De snelheidsverschillen<br />

zijn beperkt en er is geen kruisend verkeer.<br />

Wanneer we daarentegen het wegrisico (ongevallen per km weglengte) nemen,<br />

merken we dat autosnelwegen nu de gevaarlijkste wegen zijn. De kans dat er een<br />

ongeval gebeurt op een bepaalde locatie is nu ruim tien keer groter dan op een<br />

locatie op een gemeenteweg. Genummerde wegen zijn ruim acht keer gevaarlijker<br />

dan gemeentewegen. De verschillen in de kans dat op een bepaalde locatie een<br />

dode valt, zijn nog meer uitgesproken (15 keer grotere kans op genummerde wegen<br />

en 26 keer grotere kans op autosnelwegen, telkens ten opzichte van gemeentewegen).<br />

Wanneer we de evolutie bekijken gedurende het laatste decennium (fi g. 7.14), zien<br />

we een daling van het aantal ongevallen op genummerde en gemeentewegen. De<br />

daling op de genummerde wegen is groter dan de daling op de gemeentewegen (-<br />

28 % tegenover -10 %). Het aantal ongevallen op autosnelwegen daarentegen nam<br />

met ongeveer 30 % toe ten opzichte van 1991 (zie ook Nuyts et al., 2004).<br />

Wanneer we ook rekening houden met de drukte op de wegen, zien we dat het<br />

ongevalsrisico (ongevallen per mia. voertuigkm) daalt zowel op de genummerde<br />

wegen (-39 %) als op de gemeentewegen (-26 %). Op autosnelwegen bevindt het<br />

risico zich in 2002 op hetzelfde niveau als in 1991. Tussenin lag het risico steeds<br />

hoger.<br />

De evolutie van het aantal doden toont een iets afwijkend beeld. Het aantal doden<br />

op autosnelwegen schommelde jarenlang rond de waarde van 1991. Sinds 2000<br />

lijkt er een daling op te treden (-20 % tegenover 1991). Het dodelijk risico daalde<br />

met zowat 30 % ten opzichte van 1991 (gemiddelde daling voor 2000-2002). Op<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 51 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 7.14:<br />

EVOLUTIE AANTAL<br />

ONGEVALLEN<br />

EN DODEN EN<br />

VERKEERSRISICO PER<br />

WEGTYPE, VLAAN-<br />

DEREN.<br />

Bron: NIS,<br />

eigen bewerking<br />

TABEL 7.9:<br />

DODEN EN<br />

ZWAARGEWONDEN<br />

VOLGENS WEGTYPE,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS,<br />

eigen bewerking<br />

Index (1991 = 100)<br />

gemeentewegen daalde het aantal doden eveneens met ongeveer 30 %. Het risico<br />

op een dodelijk letsel daalde er met ongeveer 40 %. Op genummerde wegen tenslotte<br />

is de daling van het aantal dodelijke slachtoffers met 40 % tegenover 1991 het<br />

grootst. Het risico nam er af met 50 %. Het is niet geheel duidelijk of de geconstateerde<br />

daling ook werkelijk optreedt,dan wel ze een gevolg is van een minder goede<br />

ongevallenregistratie.<br />

170<br />

160<br />

150<br />

140<br />

130<br />

120<br />

110<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

De evolutie is niet gelijk voor alle weggebruikers. Het aantal verkeersslachtoffers<br />

onder motorrijders en inzittenden van lichte vrachtwagens neemt toe op alle wegtypen.<br />

De stijging is evenwel het meest uitgesproken op de autosnelwegen waar we<br />

een verdubbeling van het aantal verkeersslachtoffers sinds 1991 vaststellen. Voor alle<br />

andere weggebruikers daalt het aantal slachtoffers op genummerde en gemeentewegen.<br />

Op autosnelwegen neemt het aantal verkeersslachtoffers echter ook toe voor<br />

automobilisten en vrachtwagenbestuurders.<br />

Wanneer we de verschillende wegtypen verder opdelen naargelang van de ligging<br />

binnen en buiten de bebouwde kom, krijgen we voor 2002 de waarden in tabel 7.9.<br />

Ter vergelijking worden ook de waarden voor het vergelijkingsjaar 1999 gegeven.<br />

DODEN ZWAARGEWONDEN<br />

1999 2002 1999 2002<br />

AUTOSNELWEGEN 123 96 699 501<br />

GENUMMERDE WEGEN<br />

BIBEKO 109 77 999 659<br />

BUBEKO 320 310 2513 1747<br />

GEMEENTEWEGEN<br />

Evolutie ongevallen<br />

1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999<br />

ASW<br />

NW<br />

2000 2001<br />

Evolutie doden<br />

BIBEKO 91 78 1164 1096<br />

BUBEKO 163 146 1336 989<br />

TOTAAL 806 707 6711 4992<br />

- 52 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

2002<br />

Index (1991 = 100)<br />

GW<br />

120<br />

110<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

Risico ASW<br />

1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002<br />

Risico NW<br />

Risico GW


FIGUUR 7.15:<br />

AANDEEL DODE<br />

VERKEERSSLACHT-<br />

OFFERS VOLGENS<br />

VERVOERSWIJZE,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS (2002),<br />

eigen bewerking<br />

TABEL 7.10:<br />

DODEN 30 DAGEN<br />

NAAR AARD<br />

WEGGEBRUIKER,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS (2002),<br />

eigen bewerking<br />

Ongeveer 1/4e van de dodelijke slachtoffers op het onderliggende wegennet<br />

(genummerde en gemeentewegen) zijn voetgangers of fi etsers (fi g. 7.15). In 2002<br />

waren 148 van de 612 dodelijke verkeersslachtoffers immers voetgangers of fi etsers<br />

(tabel 7.10).<br />

Bij ongevallen op autosnelwegen vinden we uiteraard quasi geen fi etsers en voetgangers<br />

terug. Daar zijn het vooral inzittenden van personenwagens die het leven<br />

laten. Toch is ook het aantal motorrijders en inzittenden van vrachtwagens niet te<br />

verwaarlozen. In 1/3e van de ongevallen op autosnelwegen is minstens één (lichte)<br />

vrachtwagen betrokken (Van Hout et al., 2005a). Voor dodelijke ongevallen is dit<br />

aandeel zelfs nog iets groter. Nochtans is ‘slechts’ één op acht van de dodelijke<br />

slachtoffers een inzittende van een vrachtwagen. De overige doden in ongevallen<br />

met vrachtwagens zijn dus inzittenden van personenwagens of motorrijders. Voorts<br />

geldt dat op- en afritzones signifi cant gevaarlijker zijn dan de wegvakken op autosnelwegen<br />

(Van Geirt & Nuyts, 2005).<br />

4%<br />

8%<br />

Doden op snelweg<br />

8% 5%<br />

Auto<br />

Fiets<br />

75%<br />

1%<br />

8%<br />

13%<br />

Doden op<br />

genummerde wegen<br />

11%<br />

Vrachtwagen<br />

5% 4%<br />

Bijna 2/3e van de gedode vrachtwageninzittenden vinden we op autosnelwegen<br />

(tabel 7.10). Bij een vergelijking van de genummerde wegen en de gemeentewegen<br />

zien we dat er meer slachtoffers vallen onder inzittenden van auto’s en vrachtwagens<br />

op genummerde wegen. Verkeersdoden onder tweewielers en voetgangers<br />

vinden we ongeveer evenveel terug op gemeentewegen als op genummerde wegen<br />

(N-wegen), fi etsers, motorrijders en voetgangers net iets meer op genummerde<br />

wegen, bromfi etsers net iets meer op gemeentewegen.<br />

SNELWEG GENUMMERD GEMEENTE TOTAAL<br />

AUTO 71 229 91 391<br />

FIETS 0 49 40 89<br />

VOET 4 31 28 63<br />

VRACHTWAGEN 8 3 2 13<br />

MOTOR 8 41 35 84<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 53 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

58%<br />

16%<br />

1%<br />

13%<br />

Doden op<br />

gemeentewegen<br />

10%<br />

3%<br />

17%<br />

Voetganger Motor<br />

Andere<br />

Bromfiets<br />

40%


TABEL 7.11:<br />

VERDELING ONGEVAL-<br />

LEN OP OF BUITEN<br />

EEN GEVAARLIJK<br />

PUNT, VLAANDEREN,<br />

1997-1999.<br />

Bron: Gelokaliseerde<br />

ongevallen<br />

(Mobiliteitscel)<br />

BROMFIETS 0 19 22 41<br />

ANDERE 5 15 6 26<br />

TOTAAL 96 387 224 707<br />

7.3.4 PLAATS VAN DE ONGEVALLEN – “GEVAARLIJKE PUNTEN”<br />

Op basis van de ongevallendata van 1997-1999 worden in <strong>Vlaanderen</strong> momenteel<br />

ongeveer 1.014 ongevallenlocaties op gewestwegen als gevaarlijk beschouwd<br />

(Geurts et al., 2003). Deze gevaarlijke punten werden geselecteerd op basis van<br />

de geregistreerde verkeersongevallen met lichamelijk letsel voor de periode 1997-<br />

1999. Meer bepaald wordt voor elke locatie waar in de periode 1997-1999<br />

minstens drie letselongevallen plaatsvonden een combinatie van gewichten gebruikt<br />

om de gevaarlijke ongevallenlocaties te selecteren en te rangschikken: respectievelijk<br />

1 voor elke licht gewonde, 3 voor elke zwaargewonde en 5 voor elke dode<br />

(combinatie 1-3-5). Indien de resulterende score minstens 15 bedraagt, wordt een<br />

ongevallenlocatie als een gevaarlijk punt beschouwd. Gevaarlijke fi etspunten hanteren<br />

dezelfde puntentelling, maar nu enkel voor fi etsslachtoffers. Wanneer de score<br />

minstens 5 bedraagt, hebben we te maken met een fi etsgevaarlijk punt.<br />

Tabel 7.11 geeft het aantal slachtoffers op gevaarlijke punten weer. Dit aantal wordt<br />

vergeleken met het globale aantal slachtoffers. Hieruit blijkt duidelijk dat slechts<br />

een beperkt aandeel van de slachtoffers valt op gevaarlijke punten, meer bepaald<br />

ongeveer één op zeven. Aanpak van de gevaarlijke punten behelst dus slechts een<br />

beperkt aandeel van de ongevallen. Ook daarbuiten zijn meer algemene maatregelen<br />

nodig. Door het meer diffuse karakter is de effi ciëntie van deze maatregelen<br />

mogelijk kleiner.<br />

BINNEN<br />

GEVAARLIJK PUNT<br />

DODEN<br />

ZWAAR<br />

GEWONDEN<br />

DODE<br />

FIETSERS<br />

ZWAAR-<br />

GEWONDE FIETSERS<br />

374 2.980 67 438<br />

TOTAAL 2.390 20.902 313 2.977<br />

- 54 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 7.16:<br />

AANTAL DODEN EN<br />

ZWAARGEWONDEN<br />

VOLGENS LEEFTIJD,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS<br />

(2003-2005),<br />

eigen bewerking<br />

FIGUUR 7.17:<br />

RISICO OP DODELIJK<br />

OF ERNSTIG LETSEL IN<br />

FUNCTIE VAN LEEFTIJD<br />

(CIJFERS 2000),<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS<br />

Zwerts & Nuyts<br />

(2002), APS<br />

7.4 Persoonskenmerken<br />

7.4.1 BETROKKENHEID PER LEEFTIJDSCATEGORIE<br />

180<br />

160<br />

140<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

DODEN EN ZWAAGEWONDEN (GEMIDDELDE 2003 TOT 2005)<br />

LEEFTIJDSCATEGORIE<br />

0<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

35<br />

40<br />

45<br />

50<br />

55<br />

60<br />

65<br />

70<br />

75<br />

80<br />

85<br />

90<br />

95<br />

Bijna de helft van alle dodelijke en zwaargewonde verkeersslachtoffers valt in de<br />

leeftijdscategorie 16-34 jaar (fi g. 7.16). Dit aandeel overstijgt in belangrijke mate<br />

hun aandeel in de bevolking en in de verkeersdeelname. Figuur 7.17 toont het<br />

risico op een dodelijk of ernstig letsel in relatie tot de leeftijd van het slachtoffer.<br />

RELATIEF RISICO<br />

Relatief risico<br />

3,00<br />

2,50<br />

2,00<br />

1,50<br />

1,00<br />

0,50<br />

0,00<br />

RISICO I.F.V. LEEFTIJD<br />


FIGUUR 7.18:<br />

AANTAL DODEN EN<br />

ZWAARGEWONDEN<br />

VOLGENS LEEFTIJD<br />

EN AARD VAN DE<br />

WEGGEBRUIKER,<br />

VLAANDEREN (GE-<br />

MIDDELDE 2003-<br />

2005).<br />

Bron: NIS,<br />

eigen bewerking<br />

Het risico wordt uitgedrukt ten opzichte van het bevolkingsaantal in die leeftijdscategorie<br />

en ten opzichte van de totale afstand afgelegd door die leeftijdscategorie.<br />

Omwille van de beschikbaarheid van verplaatsingsgegevens hebben de cijfers<br />

betrekking op 2000.<br />

Jongeren tussen 16 en 24 lopen het grootste risico dodelijk of ernstig gewond te<br />

raken in een verkeersongeval. In functie van de afgelegde afstand vertonen ook<br />

65-plussers een sterk verhoogd risico. Ook in de internationale literatuur vinden we<br />

deze verbanden (Willems & Cuyvers, 2004).<br />

Wanneer het aantal doden en zwaargewonden per vervoerswijze wordt vergeleken<br />

met de leeftijd van de betrokken slachtoffers (fi g. 7.18), merken we een piek(je) voor<br />

beginnende fi etsers (omstreeks 12-15 jaar), beginnende bromfi etsers (16-17 jaar) en<br />

beginnende autobestuurders (19-23 jaar). Ook autopassagiers in de leeftijdscategorie<br />

17-22 jaar worden in grote getale verkeersslachtoffer. Dode en zwaargewonde<br />

motorrijders zijn over een grotere leeftijdscategorie verdeeld. Er is dan ook een<br />

minder uitgesproken startleeftijd. Ook de curve van het aantal voetgangersslachtoffers<br />

is relatief vlak. Net als bij het aantal fi etsslachtoffers zien we dat ook het aantal<br />

voetgangersslachtoffers op latere leeftijd opnieuw iets toeneemt.<br />

Dit kan gekoppeld worden aan een grotere expositie en aan een grotere kwetsbaarheid.<br />

Zeer opvallend is de hoge piek bij de bromfi etsers. Deze is bijna even hoog<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

DODEN EN ZWAARGEWONDEN<br />

0 20 40 60 80 100<br />

AUTOBESTUURDER BROMFIETS<br />

AUTOPASSAGIER<br />

MOTOR<br />

- 56 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

FIETS<br />

VOETGANGER


FIGUUR 7.19:<br />

RELATIEF RISICO OP<br />

ERNSTIGE VERWON-<br />

DINGEN, UITGEDRUKT<br />

T.O.V. HET GEMIDDELDE<br />

RISICO VOOR ELK TYPE<br />

WEGGEBRUIKER,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS (2000).<br />

als de piek bij de jonge autobestuurders. Dit maakt jonge bromfi etsers evenals jonge<br />

autobestuurders een belangrijke aandachtsgroep. De pieken bij de andere vervoerswijzen<br />

zijn veel minder uitgesproken.<br />

Opgesplitst naar de verschillende vervoerswijzen merken we bijna steeds een<br />

verhoogd risico voor beginnende bestuurders (fi g. 7.19). Voor fi etsers is er een<br />

verhoogd risico in de leeftijdscategorie 13-15 jaar, voor autobestuurders zien we<br />

dat vooral jonge bestuurders van 18-24 jaar een groot risico lopen. Voor voetgangers<br />

is het risico groot voor de jongste leeftijdsgroep (6-12 jaar) (zie ook Lammar,<br />

2005). Voor motorrijders en bromfi etsers is er minder logica. Dit kan evenwel ook<br />

een gevolg zijn van de kwaliteit van de beschikbare data. Ze maken immers slechts<br />

een beperkt aandeel uit van de verplaatsingen in <strong>Vlaanderen</strong>. Hierdoor zal de<br />

foutenmarge dan ook groter zijn. Ook voor autopassagiers is er een verhoogd risico<br />

voor de leeftijdscategorie 18-24 jaar, waarschijnlijk omdat ze vaker meerijden met<br />

hun onervaren leeftijdsgenoten.<br />

RELATIEF RISICO<br />

9,00<br />

8,00<br />

7,00<br />

6,00<br />

5,00<br />

4,00<br />

3,00<br />

2,00<br />

1,00<br />

0,00<br />

6-12 13-15 16-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65+<br />

AUTOBESTUURDER VOETGANGER<br />

AUTOPASSAGIER<br />

FIETSER<br />

MOTORRIJDER<br />

BROMFIETSER<br />

Naast het verhoogde risico voor jonge bestuurders, zien we ook een verhoogd<br />

letselrisico bij ouderen. Ten opzichte van hun verkeersdeelname lopen ouderen vaak<br />

ernstig letsel op. Dit is waarschijnlijk gelieerd aan hun grotere kwetsbaarheid. Wanneer<br />

ze in een ongeval betrokken raken, is hun kans op een ernstig letsel groter dan<br />

voor andere leeftijdscategorieën.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 57 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 7.20:<br />

EVOLUTIE AANTAL<br />

VERKEERSDODEN<br />

BIJ JONGEREN EN<br />

OUDEREN,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS,<br />

eigen bewerking.<br />

Het Vlaams mobiliteitsplan stelt expliciet een gemiddelde jaarlijkse daling met 6 %<br />

van het aantal verkeersdoden per 1000 jongeren onder de 25 als doel. Op basis<br />

van bovenstaande beschouwingen valt eveneens op te maken dat de leeftijdscategorie<br />

vanaf 60 een kwetsbare groep vormt. We nemen deze beide groepen even<br />

nader onder de loep.<br />

Sinds 1991 nam het aantal doden bij jongeren af met 60 %, bij ouderen (60+)<br />

met 45 % (fi g. 7.20). Tussen 1997 en 2001 stagneerde het aantal jonge verkeersdoden<br />

evenwel. Het aantal oudere verkeersdoden stagneerde reeds langer. Vanaf<br />

2001 merken we opnieuw een daling en dit voor beide categorieën. Een deel van<br />

de verklaring zit zeker in het toenemende aantal ouderen en het afnemende aantal<br />

jongeren. Daarom wordt ook het dodelijk risico weergegeven (fi g. 7.21). Hieruit<br />

blijkt dat het dodelijk risico afnam voor zowel jongeren als ouderen. De daling is<br />

evenwel gesitueerd in de eerste helft van de jaren ’90. Tussen 1995 en 2001 was<br />

er een quasi gelijkblijvend dodelijk risico voor beide leeftijdsgroepen. Het dodelijk<br />

risico vertoont vanaf 2001 opnieuw een daling die iets meer uitgesproken is voor<br />

jongere verkeersdeelnemers. We merken nog op dat het dodelijk risico voor jongere<br />

en oudere verkeersdeelnemers quasi gelijk is. Voor jongeren valt dit te verklaren<br />

door de hogere ongevalskans, voor ouderen door de hogere letselernst.<br />

400<br />

350<br />

300<br />

250<br />

200<br />

150<br />

100<br />

50<br />

DODEN EN DODELIJK GEWONDEN<br />

0<br />

1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005<br />

< 25 > 59<br />

- 58 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 7.21:<br />

EVOLUTIE DODELIJK<br />

RISICO BIJ JONGEREN<br />

EN OUDEREN,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS,<br />

eigen bewerking.<br />

FIGUUR 7.22:<br />

VERKEERSSLACHTOFFERS<br />

NAAR GESLACHT,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS (2005),<br />

eigen bewerking.<br />

INDEX (1999 = 100)<br />

180<br />

160<br />

140<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

DODELIJK RISICO (DODEN PER MIO INWONERS)<br />

0<br />

1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005<br />

< 25 > 59<br />

7.4.2 BETROKKENHEID PER GESLACHT<br />

Bijna 3/4e van de verkeersdoden in <strong>Vlaanderen</strong> zijn mannen (fi g. 7.22). Rekening<br />

houdend met hun expositie (afgelegde kilometers) lopen mannen bijna twee keer<br />

zoveel risico om gedood te worden in een verkeersongeval. Het aandeel in de lichte<br />

letsels is kleiner, maar ook daar vallen meer mannen onder de slachtoffers dan<br />

vrouwen. Wanneer enkel bestuurders in ogenschouw worden genomen, worden de<br />

verschillen nog groter.<br />

48%<br />

Lichtgewonden<br />

52%<br />

36%<br />

M V<br />

Zwaargewonden<br />

Vooral jonge mannen komen vaak om in het verkeer. Ruim 1/3e van alle verkeersdoden<br />

zijn mannen tussen 16 en 34 jaar. Mannen hebben voor (bijna) alle leeftijden<br />

een groter aandeel in het aantal verkeersdoden (fi g. 7.23).<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 59 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

64%<br />

29%<br />

Doden<br />

71%


FIGUUR 7.23:<br />

AANTAL VERKEERS-<br />

DODEN VOLGENS<br />

GESLACHT EN<br />

LEEFTIJD,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS<br />

(2003 - 2005),<br />

eigen bewerking.<br />

FIGUUR 7.24<br />

LETSELONGEVALLEN<br />

PER MAAND,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS,<br />

eigen bewerking.<br />

AANTAL DODEN<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90<br />

M V<br />

7.5 Tijdstip<br />

DODEN 30 DAGEN IN FUNCTIE VAN LEEFTIJD EN GESLACHT<br />

LEEFTIJD<br />

7.5.1 MAAND VAN HET JAAR<br />

De piekmaanden wat het aantal ernstige ongevallen betreft zijn mei-juni en september-oktober<br />

(fi g. 7.24). De zomer- en vooral de wintermaanden kennen veel minder<br />

ongevallen. Opvallend is dat de daling in de zomermaanden slechts beperkt of niet<br />

geldt voor de meer ernstige ongevallen.<br />

Het verkeersrisico (ongevallen per afgelegde afstand) is dan weer het laagst in juli<br />

(fi g. 7.25).<br />

3200<br />

3000<br />

2800<br />

2600<br />

2400<br />

2200<br />

2000<br />

Letselongevallen<br />

LETSELONGEVALLEN<br />

jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec<br />

2000 2005 gemiddelde 2003-2005<br />

- 60 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


FIGUUR 7.25<br />

RISICO (UITGEDRUKT<br />

IN AANTAL DODEN<br />

PER MIA KILOMETER),<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS,<br />

OVG 2000<br />

eigen bewerking.<br />

600<br />

550<br />

500<br />

450<br />

400<br />

350<br />

300<br />

250<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

Ernstige ERNSTIGE ONGEVALLEN ongevallen<br />

jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec<br />

2000 2005 gemiddelde 2003-2005<br />

Dodelijke DODELIJKE ONGEVALLEN ongevallen<br />

jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec<br />

2000 2005 gemiddelde 2003-2005<br />

In fi guur 7.25 wordt het aantal ernstige ongevallen van de periode 2000-2002 vergeleken<br />

met de vervoersprestatie. In januari 2000 legden de Vlamingen volgens het<br />

OVG veel minder kilometers af dan in de overige maanden. Mogelijk wijst dit op<br />

100<br />

95<br />

90<br />

85<br />

80<br />

75<br />

70<br />

65<br />

RISICO OP ERNSTIG ONGEVAL<br />

jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec<br />

ONGEVAL PER MIA KM<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 61 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


uitzonderlijke (weers)omstandigheden. Als een gevolg van de lage vervoersprestatie<br />

zien we in januari het hoogste risico.<br />

FIGUUR 7.26<br />

AANTAL ONGEVALLEN NAAR TIJDSTIP VAN HET JAAR (2003-2005)<br />

AANTAL ONGEVALLEN<br />

IN FUNCTIE VAN DE<br />

PERIODE VAN HET<br />

JAAR EN HET UUR<br />

22<br />

20<br />

18<br />

VAN DE DAG,<br />

16<br />

VLAANDEREN.<br />

14<br />

12<br />

Bron: NIS,<br />

(gemiddelde 2003-<br />

2005),<br />

10<br />

8<br />

eigen bewerking.<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

1 3 5 7 9 11131517192123252729313335373941434547495153<br />

FIGUUR 7.27<br />

ONGEVALLEN<br />

NAAR TIJDSTIP<br />

VAN DE WEEK,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS,<br />

(2003-2005),<br />

eigen bewerking.<br />

28-32<br />

24-28 20-24<br />

16-20 12-16<br />

8-12<br />

WEEK VAN HET JAAR<br />

Figuur 7.26 geeft het aantal ongevallen weer naargelang van de week van het jaar<br />

en het uur van de dag. Er is geen zichtbaar verband tussen het aantal ongevallen<br />

en de lichtgesteldheid volgens het opkomen en ondergaan van de zon.<br />

7.5.2 DAG VAN DE WEEK<br />

In fi guur 7.27 wordt het aantal ongevallen gegeven volgens het tijdstip waarop ze<br />

gebeurden. Het gevaarlijkste moment is ongetwijfeld een werkdag rond 17 uur. Dit<br />

is in belangrijke mate te wijten aan een hoge expositie. In vergelijking tot de weeknachten<br />

springt ook de onveiligheid in de weekendnachten in het oog.<br />

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21<br />

Din<br />

Maa<br />

22 23<br />

440-550<br />

330-440<br />

220-330<br />

110-220 0-110<br />

- 62 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

4-8<br />

0-4<br />

ONGEVALLEN VOLGENS TIJDSTIP<br />

UUR<br />

Zon<br />

Zat<br />

Vri<br />

Don<br />

Woe<br />

DAG<br />

UUR VAN DE DAG


FIGUUR 7.28<br />

AANDEEL ERNSTIGE<br />

ONGEVALLEN IN<br />

TOTAAL AANTAL<br />

ONGEVALLEN NAAR<br />

TIJDSTIP VAN DE<br />

WEEK,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS,<br />

(2003-2005),<br />

eigen bewerking.<br />

TABEL 7.12:<br />

DODEN VOLGENS<br />

TIJDSTIP WEEK,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS (2005).<br />

In fi guur 7.28 is duidelijk af te lezen dat ’s nachts relatief meer ernstige ongevallen<br />

(met doden of zwaargewonden) gebeuren.<br />

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 Maa<br />

AANDEEL ERNSTIGE ONGEVALLEN NAAR TIJDSTIP<br />

Zon<br />

Zat<br />

Vri<br />

Don<br />

Woe<br />

Din<br />

35% - 40%<br />

30% - 35%<br />

25% - 30% 15% - 20%<br />

20% - 25% 10% - 15%<br />

Maandag en zaterdag tellen het grootste aantal dodelijke slachtoffers. In tabel<br />

7.12 wordt onderscheid gemaakt tussen 4 weekdelen: weekdag, weeknacht,<br />

weekenddag en weekendnacht. De week loopt van maandagmorgen 6.00 uur<br />

tot vrijdagavond 21.59 uur. De nacht duurt van 22.00 tot 5.59 uur, de dag van<br />

6.00 tot 21.59 uur. We merken dat ongeveer de helft van de doden valt tijdens<br />

een weekdag. In weekenddagen en –nachten valt bijna een vijfde van de dodelijke<br />

verkeersslachtoffers. De weeknachten tenslotte tellen ongeveer 13 % van de doden.<br />

Hierbij dient gesteld dat de verschillende periodes een verschillende lengte hebben:<br />

de weekdagen zijn in totaal goed voor 80 uren per week, de weekenddagen tellen<br />

evenals de weeknachten 32 uren, de weekendnachten tenslotte beslaan 24 uren.<br />

In de weekendnachten valt dus gemiddeld elke 12 uur één verkeersdode. Dit is<br />

een iets hogere frequentie ten opzichte van de weekdagen (één dode per 14 uur),<br />

aanzienlijk hoger dan de weekenddagen (ongeveer één dode per 16 uur) en vooral<br />

de weeknachten (één dode per 23 uur).<br />

WEEK WEEKEND<br />

DAG 289 103<br />

NACHT 73 101<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 63 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

UUR<br />

DAG


FIGUUR 7.29:<br />

VERDELING ONGE-<br />

VALLEN VOLGENS<br />

LICHTGESTELDHEID,<br />

VLAANDEREN.<br />

Bron: NIS (2005),<br />

eigen bewerking.<br />

7.5.3 LICHTGESTELDHEID<br />

Ruim 2/3e van alle ongevallen gebeurt overdag onder normale lichtomstandigheden<br />

(fi g. 7.29). Ongeveer 5 % gebeurt in de ochtendschemering of bij het vallen<br />

van de avond. Een kwart van de ongevallen gebeurt ’s nachts.<br />

Wanneer we ons beperken tot ongevallen waarbij doden vielen, dan valt het op dat<br />

de ongevallen bij nacht ongeveer 40 % uitmaken van het totale aantal ongevallen.<br />

Het aandeel dagongevallen valt terug op iets meer dan 50 %.<br />

5%<br />

23%<br />

Ongevallen<br />

2% 0%<br />

onbekend<br />

dag<br />

70%<br />

schemer<br />

Ongevallen met doden<br />

5% 2%<br />

Het aandeel nachtelijke ongevallen is groter op autosnelwegen. Van alle ongevallen<br />

gebeurt 1/3e op autosnelwegen tijdens de nacht. In 20 % van deze nachtelijke<br />

ongevallen brandde de straatverlichting niet. De helft van de dodelijke ongevallen<br />

op autosnelwegen gebeurt ’s nachts. Bij 35 % van deze nachtelijke ongevallen met<br />

doden brandde de verlichting niet.<br />

7.6 Ongevalsomstandigheden<br />

7.6.1 WEERSOMSTANDIGHEDEN<br />

Bij haast 90 % van de ongevallen is sprake van normale weersomstandigheden. Bij<br />

8 à 9 % van de ongevallen is er sprake van regenweer. Uit de waarnemingen van<br />

het KMI blijkt dat het in ongeveer 6% van de tijd regent. Regenweer levert bijgevolg<br />

een licht verhoogd risico op ten opzichte van de normale weersomstandigheden<br />

(merk op dat in voorgaande jaren een aandeel ongevallen bij regenweer van<br />

ongeveer 15 % bestond, wat wijst op een sterk verhoogd risico bij regenweer). De<br />

overige weersomstandigheden komen te weinig voor om conclusies te trekken.<br />

7.6.2 STAAT VAN DE WEG<br />

In 2/3e van de ongevallen is sprake van een droog wegdek. In ongeveer 1/5e van<br />

de ongevallen is het wegdek nat (op autosnelwegen is het wegdek nat in ongeveer<br />

een kwart van de ongevallen). Dit is uiteraard een groter aandeel dan bepaald op<br />

basis van regenweer. De weg blijft immers langer nat dan dat het regent. De overige<br />

waarden komen te weinig voor om uitspraken te kunnen doen. Het is niet zeker<br />

- 64 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse<br />

36%<br />

5%<br />

nacht, met straatverlichting<br />

52%<br />

nacht, geen straatverlichting


of dit te wijten is aan de werkelijke omstandigheden, dan wel de wijze van invullen<br />

van het ongevallenformulier.<br />

Relatief gebeuren de meeste ongevallen op natte wegen ’s morgens bij het krieken<br />

van de dag. Dit is zo voor gemeentewegen en genummerde wegen. Op autosnelwegen<br />

gebeuren relatief meer ongevallen bij nat wegdek op zondag.<br />

Bij eenzijdige ongevallen is er een iets kleiner aandeel van de normale omstandigheden.<br />

Een nat, glad of vuil wegdek wordt in dat geval iets vaker genoemd als<br />

ongevalsomstandigheid (36 % in plaats 27 %).<br />

7.7 Menselijk gedrag<br />

Hoewel menselijk gedrag in bijna alle ongevallen een rol speelt, is het niet steeds<br />

eenvoudig om hier degelijke cijfers over terug te vinden. Op het VOF staan wel een<br />

aantal gedragsgerelateerde gegevens opgenomen, maar de kwaliteit hiervan laat<br />

vaak te wensen over. Het betreft namelijk het gedrag waardoor het ongeval kon<br />

plaatsvinden. Dit is niet steeds eenvoudig vast te stellen door de politie ter plaatse.<br />

Toch zijn een aantal vaststellingen mogelijk.<br />

7.7.1 VERMOEIDHEID<br />

Vermoeide bestuurders vertonen gedragingen die potentieel gevaarlijk zijn (Vesentini<br />

et al., 2003). De kans is groot dat ze van hun rijstrook afwijken. Ze hebben meer<br />

moeite om een constante snelheid aan te houden en hun reactietijd neemt toe. Dit<br />

geeft vaak aanleiding tot eenzijdige en ernstige ongevallen. De ernst wordt bepaald<br />

doordat het vaker voorkomt op eentonige wegen met een hogere snelheidslimiet en<br />

doordat bestuurders die in slaap vallen vaak geen enkele rem- of bijsturingsrefl ex<br />

hebben.<br />

7.7.2 GORDELDRACHT<br />

Uit metingen van het BIVV (aangehaald in Vesentini & Cuyvers, 2003) blijkt dat in<br />

België 58 % van de bestuurders hun gordel draagt op wegen met een snelheidsbeperking<br />

van 90 km/h. Op autosnelwegen ligt dit percentage hoger (64 %) en<br />

in de stad lager (47 %). Voor passagiers voorin zijn de percentages vergelijkbaar.<br />

Voor de passagiers achterin zijn geen cijfers beschikbaar. Voor korte ritten binnen<br />

de bebouwde kom wordt de gordel het minst gedragen, hoewel hij daar het meest<br />

effectief is.<br />

Voorts stelt men vast dat er een relatie bestaat tussen ongevalsbetrokkenheid en gordeldracht:<br />

bestuurders die de gordel niet dragen, zijn vaker betrokken in ongevallen.<br />

Vermoedelijk is dit omdat zij ook andere verkeersregels minder goed naleven.<br />

De gordel wordt het minst gedragen door jongeren (< 25 jaar). Ook mannen<br />

dragen de gordel minder.<br />

Het SARTRE-onderzoek (Drevet, 2004) leert ons dat het zelfverklaarde gordelgebruik<br />

het hoogst is op autosnelwegen, gevolgd door hoofdwegen. Binnen de bebouwde<br />

kom wordt de gordel beduidend minder gedragen. Niettemin zien we dat het gordelgebruik,<br />

in vergelijking tot eerdere studies, sterker toeneemt binnen de bebouwde<br />

kom zodat de verschillen kleiner worden.<br />

Uit het SARTRE-onderzoek leren we ook dat 81 % van de Belgen die soms kinderen<br />

vervoeren, verklaren dat ze dan altijd het juiste beveiligingsmiddel (gordel, kinderzitje)<br />

gebruiken. Uit recent onderzoek (Vesentini & Willems, 2006) blijkt evenwel<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 65 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


dat meer dan de helft van de kinderen (jonger dan 12 jaar) met een ongeschikt<br />

beveiligingsmiddel meerijdt. Vooral de oudere kinderen en de kinderen op een<br />

hogere categorie van beveiligingsmiddelen worden vaker met een ongeschikt middel<br />

beveiligd. Leeftijd blijkt bij de keuze van een beveiligingsmiddel geen geschikte<br />

indicator te zijn, lengte en gewicht zijn veel betere parameters.<br />

7.7.3 RIJDEN ONDER INVLOED VAN ALCOHOL<br />

Het drinken van alcohol vermindert de rijvaardigheid (Van Vlierden et al., 2004).<br />

Alcohol leidt immers tot versuffi ng en slaperigheid. Het gedrag van een persoon<br />

wordt variabeler erdoor: op sommige momenten presteert hij zeer goed en vervolgens<br />

op dezelfde taak heel slecht. Alcohol heeft ook een groot effect op meer complexe<br />

taken waardoor de reactietijd sterk toeneemt. De effecten zijn vergelijkbaar<br />

met die van vermoeid rijden. Naast verminderde rijprestaties treedt bovendien een<br />

overschatting op van de eigen rijprestaties en tegelijkertijd een onderschatting van<br />

moeilijke verkeerssituaties.<br />

Het risico op een ongeval neemt signifi cant toe bij een bloedalcoholgehalte (BAG)<br />

tussen 0,5 en 0,8 promille. Voor jonge bestuurders neemt het ongevallenrisico<br />

reeds sterk toe vanaf een BAG tussen 0,1 en 0,5 promille (Van Vlierden, 2005). De<br />

ongevalstypen die gerelateerd worden met alcoholgebruik zijn vergelijkbaar met de<br />

ongevallen onder invloed van vermoeidheid.<br />

In 2003 werd door het BIVV een aselecte steekproef getest op alcoholgebruik (Vanlaar,<br />

2005). Van de gecontroleerde bestuurders bleek 3,31 % een te hoog alcoholgehalte<br />

te hebben. Bijna 70 % van deze bestuurders had een BAG van meer dan<br />

0,8 promille. De overigen zaten tussen 0,5 en 0,8 promille. Voorts bleek dat het<br />

aandeel dronken bestuurders signifi cant hoger ligt in weekendnachten (7,68 %). De<br />

overige momenten verschillen niet signifi cant van mekaar. Op zaterdagnacht (tussen<br />

22 en 4 uur) bedroeg het aandeel 5,4 %. In 1998 bedroeg dat aantal nog 8,9 %<br />

en in 2000 8,4 %. De grote daling tussen 2000 en 2003 is vermoedelijk deels te<br />

wijten aan de veranderde onderzoeksmethode. Het zijn niet de jongste bestuurders<br />

die het meest rijden onder invloed, maar wel de leeftijdsgroep van 40 tot 54 jaar<br />

(Vanlaar, 2005). Niettemin komen alcoholgerelateerde ongevallen het meest voor<br />

bij bestuurders tussen 20 en 30 jaar.<br />

7.7.4 OVERDREVEN OF ONAANGEPASTE SNELHEID<br />

Onaangepaste snelheid is een belangrijke ongevalsoorzaak. Het is niet gemakkelijk<br />

om hier voor <strong>Vlaanderen</strong> een cijfer op te kleven. In de Staten-Generaal en in<br />

de literatuur spreekt men over cijfers rond 30 % (Verlaak, 2003). Onaangepaste<br />

snelheid is trouwens niet alleen het overschrijden van de snelheidslimiet, maar ook<br />

sneller rijden dan de omstandigheden op een verantwoorde manier toelaten. Vooral<br />

dit tweede aspect maakt een objectieve beoordeling moeilijk.<br />

In het SARTRE-onderzoek (Drevet, 2004) werden mensen bevraagd over hun snelheidsgedrag.<br />

Daarin stelt 27 % dat ze vaak, zeer vaak of altijd te snel rijden op<br />

autosnelwegen, op hoofdwegen is dat 17 %, op landwegen nog 13 % en binnen<br />

de bebouwde kom ten slotte 12 %.<br />

Uit metingen van het BIVV blijkt dat in 2004 ongeveer 27 % (44 % in 2003) van de<br />

bestuurders minstens 10 km/u te snel reed op autosnelwegen. Op 90 km/u wegen<br />

reed nog 9 % (19 % in 2003) minstens 10 km/u te snel, 23 % (20 %) op 70 km/u<br />

wegen, 10 % (16 %) op 50 km/u wegen en 9 % (14 %) op 30 km/u wegen.<br />

- 66 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


De Fietsersbond voerde in 2003 snelheidsmetingen uit op wegen met een verschillende<br />

snelheidslimiet (www.fi etsersbond.be). De bond kwam tot de vaststelling dat<br />

ruim 40 % van de automobilisten sneller reed dan toegelaten. In een zone 30 reed<br />

zelfs 81 % van de voertuigen te snel (de gemiddelde snelheid lag op 41 km/u). Bij<br />

een snelheidsbeperking van 50 km/u reed nog 44 % van de voertuigen te snel. De<br />

Fietsersbond besloot dat hoe sneller op een weg gereden mag worden, hoe minder<br />

mensen de limiet overtreden. Dit is in tegenspraak met de bevindingen uit het<br />

SARTRE-onderzoek. In combinatie met de metingen van het BIVV lijkt de conclusie<br />

dat meer mensen de snelheid overschrijden wanneer een lagere limiet van toepassing<br />

is, maar dat ze dit dan in meer beperkte mate doen. Ze rijden dan maar een<br />

klein beetje te snel. Uiteraard is een snelheidsoverschrijding met 10 km/u relatief<br />

veel zwaarder in een bebouwde kom met een beperking tot 50 km/u dan op een<br />

autosnelweg waar 120 km/u gereden mag worden.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 67 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


8. CONCLUSIES<br />

De uitgevoerde analyses vertrekken van de beschikbare ongevallendata. Dit<br />

betekent dat we ons bewust moeten zijn van beperkingen en mogelijke fouten.<br />

De belangrijkste beperkingen zijn de laattijdige beschikbaarheid en de selectieve<br />

onderregistratie. Verschillende analyses zijn daarom beperkt tot doden en zwaargewonden.<br />

Niettemin zijn de beschikbare data accuraat genoeg om uitspraken te<br />

doen op Vlaams niveau.<br />

De uitgevoerde analyses concentreren zich voornamelijk op de omstandigheden<br />

waarin ongevallen gebeuren. Ze proberen verbanden te leggen tussen het ongeval<br />

enerzijds en locatiegebonden, persoonsgebonden en tijdsgebonden kenmerken<br />

anderzijds. Ongevalsoorzaken zijn veel moeilijker te onderzoeken op basis van de<br />

door het NIS geregistreerde gegevens. Die komen niet of slechts beperkt aan bod.<br />

Bij het uitwerken van de maatregelen zal dieper ingegaan worden op de oorzaken<br />

van de ongevalstypen.<br />

8.1 Verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong><br />

Sinds begin jaren ‘70 constateren we niet alleen in <strong>Vlaanderen</strong>, maar in heel<br />

Europa een afname van het aantal dode en zwaargewonde verkeersslachtoffers. In<br />

2005 vielen 566 verkeersdoden in <strong>Vlaanderen</strong> en werden 4.437 zwaargewonden<br />

geregistreerd. Prognoses tonen een verdere daling van het aantal verkeersdoden.<br />

Deze trend kan beïnvloed worden, niet alleen via specifi eke verkeersveiligheidsmaatregelen,<br />

maar ook door demografi sche verschuivingen, veranderend verplaatsingsgedrag,<br />

wijzigend economisch bestel, ruimtelijke evoluties, enzovoort. Een<br />

vergelijking met andere landen waar beter gescoord wordt op gebied van verkeersveiligheid<br />

leert dat een daling van het aantal verkeersslachtoffers haalbaar is.<br />

Bij een vergelijking met andere regio’s en landen blijkt dat <strong>Vlaanderen</strong> het beter<br />

doet dan Wallonië, maar desondanks een slechte Europese leerling blijft. Een gemiddelde<br />

Nederlander of Zweed loopt maar half zo veel risico als een Belg op een<br />

dodelijk verkeersongeval.<br />

8.2 Aandachtspunten<br />

8.2.1 AARD WEGGEBRUIKER<br />

In absolute aantallen vormen auto-inzittenden veruit de grootste probleemgroep.<br />

Bijna de helft van de doden en de zwaargewonden zijn auto-inzittenden. Fietsers<br />

vormen de tweede grootste groep. Een belangrijke verklarende factor voor het aantal<br />

verkeersslachtoffers is de expositie van de diverse verkeersdeelnemers. Wanneer<br />

we het risico beschouwen dat deze verkeersdeelnemers lopen, valt de grote kwetsbaarheid<br />

van bromfi etsers en motorrijders op, en in mindere mate die van fi etsers en<br />

voetgangers.<br />

Verkeersveiligheid is niet alleen het risico dat iemand loopt in het verkeer, maar<br />

ook het risico dat je een ander verwondt in een ongeval. In dat verband geldt dat<br />

in bijna 90 % van de letselongevallen minstens één personenwagen is betrokken.<br />

Vrachtwagens zijn in 7 % van alle letselongevallen betrokken. Wanneer we ook<br />

lichte vrachtwagens meetellen, loopt dit aandeel op tot 18 %. Wanneer bij deze<br />

ongevallen ook een zachte weggebruiker is betrokken, is het echter meestal deze<br />

laatste die gewond raakt. Ongevallen met lichte vrachtwagens kennen, net zoals<br />

ongevallen met motorrijders, bovendien een stijgende tendens. Deze stijging is nog<br />

- 68 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


meer uitgesproken op autosnelwegen.<br />

8.2.2 AARD ONGEVAL<br />

Bijna 1/5e van de ongevallen is een eenzijdig ongeval, waarbij slechts één weggebruiker<br />

betrokken is. Deze ongevallen vertonen bovendien een hogere ernstgraad<br />

in vergelijking met de overige ongevallen, zeker wanneer een motorrijder betrokken<br />

is. In 10 % van de ongevallen zijn meer dan twee voertuigen of voetgangers betrokken.<br />

De overige ongevallen gebeuren tussen twee weggebruikers. In bijna 85 % van<br />

deze tweezijdige ongevallen is een personenwagen betrokken. Fietsers zijn in 26<br />

% en bromfi etsers in 17 % van de tweezijdige ongevallen betrokken. Er gebeuren<br />

trouwens bijna evenveel ongevallen tussen fi etsers en bromfi etsers als tussen fi etsers<br />

onderling.<br />

8.2.3 LOCATIE<br />

Ongeveer de helft van alle ongevallen gebeurt binnen de bebouwde kom. Nochtans<br />

valt ongeveer driekwart van het aantal verkeersdoden buiten de bebouwde kom.<br />

Bovendien is de evolutie iets gunstiger op wegen binnen de bebouwde kom dan op<br />

wegen erbuiten. Binnen de bebouwde kom zijn meer dan de helft van de doden<br />

zachte weggebruikers (voetgangers en (brom)fi etsers). Ze verdienen hier dan ook<br />

voldoende aandacht. Buiten de bebouwde kom zijn meer dan 60 % van de doden<br />

auto-inzittenden. Toch maken de zachte weggebruikers ook hier nog bijna 20 % van<br />

de doden uit.<br />

Ongeveer 60 % van de ongevallen gebeurt op een wegvak en zelfs zeven op tien<br />

verkeersdoden vallen daar. Opvallend is het grote aandeel ongevallen met tweewielers<br />

op kruispunten. Aandacht voor dit probleem is aangewezen. Op wegvakken is<br />

ruim 60 % van de verkeersdoden een auto-inzittende.<br />

Minder dan 10 % van de ongevallen gebeurt op autosnelwegen. De overige ongevallen<br />

worden ongeveer gelijk verdeeld over genummerde en gemeentewegen.<br />

Nochtans valt slechts 1/3e van de verkeersdoden op gemeentewegen, 13 % op autosnelwegen<br />

en ongeveer de helft op genummerde wegen. De daling van het aantal<br />

ongevallen is het meest uitgesproken op genummerde wegen. Op autosnelwegen<br />

daarentegen constateren we een aanzienlijke toename van het aantal ongevallen.<br />

Deze stijging is het meest uitgesproken bij ongevallen met motorrijders en lichte<br />

vrachtwagens. Ten opzichte van de vervoersprestatie blijven autosnelwegen evenwel<br />

de veiligste wegen in <strong>Vlaanderen</strong>. Anderzijds is de ongevalsdichtheid (aantal ongevallen<br />

per km weglengte) het grootst op autosnelwegen.<br />

<strong>Vlaanderen</strong> telt iets meer dan 1.000 gevaarlijke punten (volgens cijfers 1997-<br />

1999). Ongeveer één op zeven doden en zwaargewonden valt op één van deze<br />

locaties, de overige slachtoffers daarbuiten. Dit toont duidelijk aan dat de verkeersveiligheidsaanpak<br />

niet beperkt kan worden tot een gevaarlijkepuntenaanpak, ook<br />

daarbuiten zijn maatregelen nodig.<br />

8.2.4 PERSOONSKENMERKEN<br />

Jongeren vormen een zeer belangrijke aandachtscategorie. Bijna de helft van alle<br />

verkeersdoden is immers tussen 16 en 34 jaar. Ten opzichte van de afgelegde kilometers<br />

zijn ook ouderen (65+) een risicogroep. Dit heeft ongetwijfeld ook te maken<br />

met hun grotere kwetsbaarheid. Voorts valt op dat, ongeacht de vervoerswijze,<br />

beginnende bestuurders telkens sterk aanwezig zijn in de ongevallenstatistieken.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 69 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


Zeer opvallend is het hoge aantal verkeersslachtoffers bij jonge bromfi etsers. De<br />

piek is bijna even hoog als deze van jonge autobestuurders, gelukkig heel wat smaller.<br />

Wanneer we rekening houden met de vervoersprestaties van de leeftijdscategorieën,<br />

vertonen ook de oudere weggebruikers voor elk van de vervoerswijzen een<br />

verhoogd risico. Niet alleen de jonge bestuurders vereisen dus aandacht.<br />

Verkeersveiligheid blijft in belangrijke mate een mannenprobleem. Meer mannen<br />

dan vrouwen worden het slachtoffer van een verkeersongeval. Bovendien neemt hun<br />

aandeel toe naarmate de letsels ernstiger zijn.<br />

8.2.5 TIJDSTIP<br />

Het aantal ongevallen vertoont duidelijke seizoensschommelingen. Er gebeuren<br />

minder ongevallen tijdens de wintermaanden en tijdens de zomervakantie. Pieken<br />

treden op in mei-juni en september-oktober, niet toevallig periodes met meer<br />

(brom)fi etsverkeer.<br />

Het grootste aantal ongevallen gebeurt tijdens de werkweek in de avondspits. Ook<br />

de ochtendspits is duidelijk herkenbaar in de ongevallencijfers. Er is geen zichtbare<br />

relatie met de lichtgesteldheid doorheen het jaar (zonsopgang en –ondergang)<br />

waar te nemen.<br />

Naast de spitsuren vallen ook de weekendnachten op. Deze tellen immers opvallend<br />

meer ongevallen dan de weeknachten. Algemeen geldt dat ’s nachts relatief meer<br />

ernstige ongevallen gebeuren. Het aandeel nachtelijke ongevallen is ook groter op<br />

de autosnelwegen.<br />

De verkeersveiligheid wordt eveneens beïnvloed door de weersomstandigheden.<br />

Hoewel het slechts ongeveer 6 % van de tijd regent, gebeuren toch 8 à 9 % van de<br />

ongevallen bij regenweer. Een vijfde van de ongevallen gebeurt bij nat wegdek. Bij<br />

eenzijdige ongevallen wordt trouwens vaker een nat, glad of vuil wegdek aangekruist<br />

als ongevalsomstandigheid.<br />

- 70 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


9. GEBRUIKTE AFKORTINGEN<br />

ASW Autosnelwegen<br />

BAG Bloedalcoholgehalte<br />

bibeko Binnen bebouwde kom<br />

BIVV Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid<br />

bubeko Buiten bebouwde kom<br />

FOD Federale Overheidsdienst<br />

GW Gemeentewegen<br />

MVG Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap<br />

NIS Nationaal Instituut voor de Statistiek<br />

NW Genummerde wegen (gewestwegen en provinciale wegen)<br />

OVG Onderzoek Verplaatsingsgedrag<br />

VOF Verkeersongevallenformulier<br />

VSV Vlaamse Stichting Verkeerskunde<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 71 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


10. GERAADPLEEGDE LITERATUUR<br />

10.1 Rapporten en artikels<br />

• BIVV (2001). Verkeersveiligheid: Statistieken 2001. Brussel, Belgisch Instituut voor<br />

de Verkeersveiligheid.<br />

• Commission of the European Communities (2006). European Road Safety Action<br />

Programme – Mid-term Review. Commission staff working document. EC, Brussel.<br />

• Daniels, S. (2004). Hoe gaat het met de verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>?, in<br />

Jaarboek Verkeersveiligheid 2004 , Mechelen, Vlaamse Stichting Verkeerskunde<br />

– Steunpunt Verkeersveiligheid, pp. 6-10.<br />

• Daniels, S., Geurts, K. (2004). Verkeersonveiligheid in de provincie Limburg.<br />

Steunpuntnota 2004-04. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Daniels, S. (2005). Verkeersonveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>: berusten of topprioriteit?,<br />

in Jaarboek Verkeersveiligheid 2005, Mechelen, Vlaamse Stichting Verkeerskunde<br />

– Steunpunt Verkeersveiligheid, pp. 6-9.<br />

• Daniels, S., Van den Bossche, F. (2005). Waar naartoe met de verkeersonveiligheid<br />

in 2020: trends, prognoses en relevante ontwikkelingen, in Toekomstboek<br />

Mobiliteit, Mechelen, Vlaamse Stichting Verkeerskunde, pp. 48-53.<br />

• Dreesen, A. & Cuyvers, R. (2003). Risicoanalyse op basis van wegkenmerken:<br />

een literatuurstudie. Steunpuntrapport RA-2003-13. Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />

Diepenbeek.<br />

• Drevet, M. (2004). Social Attitudes to Road Traffi c Risk in Europe – SARTRE: Resultaten<br />

voor België. BIVV, Brussel.<br />

• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The handbook of road safety measures. Elsevier.<br />

• Geurts, K., Wets, G. & Jacobs, T. (2003). Identifi cation and Ranking of Black<br />

Spots: Sensitivity Analysis. Steunpuntrapport RA-2003-18. Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />

Diepenbeek.<br />

• Godart, B. (2007). België: op de geode weg, maar het kan nog beter. Vergelijking<br />

van de verkeersonveiligheid binnen de EU. In: Via Secura n° 74, pp. 20-21.<br />

BIVV, Brussel.<br />

• Hillier, P. (2002). Highways liability and the investigation of road traffi c accidents.<br />

Paper op: IPWEA NSW Division Annual Conference 2002. TRL.<br />

• Immers, L.H. & Stada, J.E. (2003). Verkeers- en vervoerssystemen – Verplaatsingsgedrag,<br />

Verkeersnetwerken en Openbaar Vervoer. Cursus H111 Verkeerskunde<br />

basis. K.U.Leuven.<br />

• Kinet, S., Boets, S., Drevet, M., Scheers, M., Derweduwen, P., De Beuckeleer, E.,<br />

Keuleers, B., Wets, G., Hannes, E., Van Hout, K. & Cuyvers, R. (2004). Exploitatie<br />

van gegevens inzake verkeersveiligheid – Eindrapport.<br />

• Labeeuw (2003). Verkeerstellingen 2003. FOD Mobiliteit en Vervoer, Brussel.<br />

• Labeeuw (2004). Verkeerstellingen 2004. FOD Mobiliteit en Vervoer, Brussel.<br />

• Lammar, P. & Hens, L. (2003). Impact van de verkeersonveiligheid op de volksgezondheid.<br />

Steunpuntrapport RA-2003-10. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

- 72 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


• Lammar, P. & Hens, L. (2004). Onderzoek naar het gebruik van ziekenhuisgegevens:<br />

Minimale Klinische Gegevens. Steunpuntrapport RA-2004-20. Steunpunt<br />

Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Lammar, P. (2004). Onderregistratie van verkeersslachtoffers: een overzicht van<br />

verklarende factoren. In Jaarboek Verkeersveiligheid 2004. Mechelen, Vlaamse<br />

Stichting Verkeerskunde – Steunpunt Verkeersveiligheid, pp. 86-89.<br />

• Lammar, P. (2005). Letsels, blootstelling en risicofactoren voor kinderen als<br />

zwakke weggebruiker (fi etser of voetganger). Steunpuntrapport RA-2005-52.<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Lammar, P., Daniels, S. (2005). Verkeersveilig op weg naar, van en voor het<br />

werk, in Jaarboek Verkeersveiligheid 2005, Mechelen, Vlaamse Stichting Verkeerskunde<br />

– Steunpunt Verkeersveiligheid, pp. 21-24.<br />

• Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (2001). Ontwerp-mobiliteitsplan<br />

<strong>Vlaanderen</strong> – Naar een duurzame mobiliteit in <strong>Vlaanderen</strong>. MVG, Brussel.<br />

• Nilsson, G. (2004). Traffi c Safety Dimensions and the Power Model to Describe<br />

the Effect of Speed on Safety, Lund, Zweden.<br />

• Nuyts, E., Hannes, E. & Dreesen, A. (2004). Risicoanalyse autosnelwegen – Deel<br />

I: Literatuurstudie. Steunpuntrapport RA-2004-28. Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />

Diepenbeek.<br />

• Pelfrene, E. (2005). Ontgroening en vergrijzing in <strong>Vlaanderen</strong> 1990-2050: verkenningen<br />

op basis van de NIS-bevolkingsvooruitzichten. Stativaria 36, Brussel,<br />

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />

• Van den Bossche, F., Wets, G., Brijs, T. (2004). A Regression Model with ARIMA<br />

Errors to Investigate the Frequency and Severity of Road Traffi c Accidents. Steunpuntrapport<br />

RA-2004-35. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Van den Bossche, F., Wets, G., Brijs, T. (2005). Ontwikkeling van verkeersveiligheid<br />

in <strong>Vlaanderen</strong>, in Jaarboek Verkeersveiligheid 2005, Mechelen, Vlaamse<br />

Stichting Verkeerskunde – Steunpunt Verkeersveiligheid, pp. 97-99.<br />

• Van Geirt, F. & Nuyts, E. (2005). Risico-analyse op autosnelwegen – Deel 3: Ongevallenmodellen<br />

voor Vlaamse autosnelwegen. Steunpuntrapport RA-2005-70.<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Van Hout, K., Van den Bossche, F. & Daniels, S. (2004). Data voor verkeersveiligheidsonderzoek<br />

in <strong>Vlaanderen</strong>. Steunpuntnota 2004-03. Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />

Diepenbeek.<br />

• Van Hout, K., Nuyts, E. & Dreesen, A. (2005a). Verlaging van de snelheidslimiet<br />

voor vrachtwagens – Effecten op verkeersveiligheid. Steunpuntrapport RA-2005-<br />

73. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Van Hout, K., Hermans, E., Nuyts, E. & Brijs, T. (2005b). Doortochten in <strong>Vlaanderen</strong><br />

– Een risicoanalyse op basis van weg- en omgevingskenmerken. Steunpuntrapport<br />

RA-2005-74. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Vanlaar, W. (2005). Drink driving in Belgium: results from the third and improved<br />

roadside survey, in Accident Analysis & Prevention 37 (2005), pp. 391-397.<br />

Elsevier.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 73 -<br />

Deel 1 - Probleemanalyse


• Van Vlierden, K., Vesentini, L. & Cuyvers, R. (2004). Vooronderzoek naar alcoholgebruik<br />

in relatie tot verkeersveiligheid – Met de aanbeveling van de Europese<br />

Commissie betreffende verlaging van de wettelijke alcohollimiet naar 0,2 promille<br />

voor bepaalde doelgroepen als leidraad. Steunpuntrapport RA-2004-32. Steunpunt<br />

Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Van Vlierden, K. (2005). Jongeren en alcohol in het verkeer – Bevindingen uit<br />

internationale literatuur en uit een bevraging van gedrag en mening van Vlaamse<br />

hogeschoolstudenten. Steunpuntrapport RA-2005-57. Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />

Diepenbeek.<br />

• Van Vlierden, K. & Van Geirt, F. (2005). Steunpuntnota ‘Motorrijders’ – Risicofactoren<br />

voor motorrijders. Steunpuntnota SN-2005-05. Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />

Diepenbeek.<br />

• Verlaak, J. (2003). Voertuigtechnologie voor snelheidsregeling – Technische<br />

aspecten. Steunpuntrapport RA-2003-24. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Vesentini, L. & Cuyvers, R. (2003). Gordeldracht – Literatuurstudie over de determinanten<br />

van het gordelgebruik en mogelijke interventies. Steunpuntrapport<br />

RA-2003-12. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Vesentini, L., Van Vlierden, K. & Cuyvers, R. (2003). Vermoeidheid in het verkeer<br />

– Een internationale literatuurstudie. Steunpuntrapport RA-2003-26. Steunpunt<br />

Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Vesentini, L. & Willems, B. (2006). Gebruik van beveiligingsmiddelen voor kinderen<br />

in de wagen. Observaties in <strong>Vlaanderen</strong>. Steunpuntrapport RA-2006-82.<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Vlaamse Stichting Verkeerskunde (2002). Naar een verkeersveilig <strong>Vlaanderen</strong><br />

– Aanbevelingen van het Vlaams Overlegforum Verkeersveiligheid. VSV, Mechelen.<br />

• Willems, B. & Cuyvers, R. (2004). Ervaring en ongevalbetrokkenheid – Een<br />

literatuurstudie. Steunpuntrapport RA-2004-30. Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />

Diepenbeek.<br />

• Zwerts, E., Nuyts, E. (2004). Onderzoek Verplaatsingsgedrag <strong>Vlaanderen</strong> 2000<br />

- 2001. Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />

10.2 Websites<br />

www.bivv.be<br />

EU, CARE-databank, Europese Commissie,<br />

www.europa.eu.int/comm/transport/care/index_en.htm<br />

www.fi etsersbond.be<br />

NIS – bevolkingsstatistieken. Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand<br />

en Energie – Algemene Directie Statistiek. Beschikbaar op<br />

http://statbel.fgov.be/fi gures/population_nl.asp.<br />

NIS – ongevallenstatistieken. Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand<br />

en Energie – Algemene Directie Statistiek. Beschikbaar op<br />

http://statbel.fgov.be/port/mob_nl.asp.<br />

- 74 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


VERKEERSVEILIGHEIDSPLAN VLAANDEREN<br />

DEEL 2<br />

BELEIDSVISIE EN MAATREGELENPAKKET<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 75 -<br />

Algemene inleiding


- 76 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


INHOUDSOPGAVE<br />

1. INLEIDING DEEL 2 .................................................................. 79<br />

2. NAAR EEN SAMENHANGENDE EN DUURZAME VISIE OP<br />

VERKEERSVEILIGHEID IN VLAANDEREN ................................... 80<br />

2.1 Ordeningskader ...................................................................... 80<br />

2.2 Verkeersveiligheid als deel van een groter geheel .................... 81<br />

2.3 Leren uit sterke concepten uit het buitenland ............................... 84<br />

2.4 Synthese: stappen naar een verdere verbetering van de<br />

verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong> . .............................................. 88<br />

3. OPERATIONELE DOELSTELLINGEN VAN HET BELEID ..................... 89<br />

3.1 Vergelijking van de huidige cijfers met de doelstellingen in het<br />

Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> ....................................................... 89<br />

3.2 Geactualiseerde doelstellingen ................................................. 92<br />

4. UITWERKING BELEIDSVISIE IN MAATREGELENGROEPEN .......... 95<br />

4.1 Opleiding en ervaring als solide basis voor elke verkeersdeelnemer<br />

.............................................................................. 96<br />

4.2 Bevorderen en afdwingen van intrinsiek veilig verkeersgedrag ........ 99<br />

4.2.1. Gebruik van persoonlijke beveiligingsmiddelen ............................. 99<br />

4.2.2. Veiligheidsgordel ..................................................................... 99<br />

4.2.3. Kinderzitjes ............................................................................. 99<br />

4.2.4. Valhelm .................................................................................. 100<br />

4.2.5. Beschermende kledij ................................................................ 100<br />

4.2.6. Alcohol .................................................................................. 100<br />

4.2.7. Drugs .................................................................................... 101<br />

4.2.8. Medicijnen ............................................................................. 101<br />

4.2.9. Vermoeidheid .......................................................................... 102<br />

4.2.10. Bewustmaking voor een intrinsiek veilig verkeersgedrag .................. 102<br />

4.2.11. Snelheid ................................................................................ 103<br />

4.2.12. Doeltreffende en doelmatige handhaving van het gewenste<br />

verkeersgedrag .......................................................................... 104<br />

4.3 Een hoogwaardig verkeerssysteem ingebed in een duurzame<br />

ruimtelijke ordening ................................................................. 106<br />

4.3.1. Hoogwaardige infrastructuur als harde randvoorwaarde<br />

voor veiligheid ........................................................................ 106<br />

4.3.2. Naar een intrinsiek veilige ruimtelijke ordening .............................. 109<br />

4.3.3. Veilige voertuigen en telematica ................................................. 110<br />

4.4 Een doeltreffend juridisch en organisatorisch kader ..................... 112<br />

4.4.1. Naar een aangepast juridisch kader ........................................... 112<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 77 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


4.4.2. Een doeltreffend organisatorisch kader ......................................... 113<br />

4.5 Aandacht voor bijzondere doelgroepen ..................................... 113<br />

4.5.1. Sterke maatregelen voor zwakke weggebruikers ............................ 113<br />

4.5.2. Onveiligheid bij jongeren .......................................................... 115<br />

4.5.3. Senioren en verkeersveiligheid ................................................... 117<br />

4.5.4. Vrachtwagens ......................................................................... 117<br />

4.5.5. Motorrijders ............................................................................ 118<br />

4.6 Onderzoek en betrouwbare data als basis voor een<br />

doeltreffend beleid .................................................................. 119<br />

5. REFERENTIES .......................................................................... 121<br />

6. BIJLAGE: MAATREGELFICHES .................................................. 125<br />

- 78 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


1. INLEIDING Deel 2<br />

Het Vlaams <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> tekent het verkeersveiligheidsbeleid voor de<br />

volgende jaren uit.<br />

Bij de opmaak van het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> werd vertrokken van een probleemanalyse<br />

van de heersende fenomenen en factoren inzake verkeersveiligheid in<br />

<strong>Vlaanderen</strong>. Over deze probleemanalyse werd in deel 1 gerapporteerd.<br />

Als vervolg op de probleemanalyse biedt dit rapport een geactualiseerde, strategisch<br />

onderbouwde beleidsvisie op de verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong> en stelt<br />

het een pakket van maatregelen voor. Deze beleidsvisie moet in de volgende jaren<br />

het referentiekader voor het verkeersveiligheidsbeleid worden. Daartoe worden<br />

probleemvelden gedefi nieerd en mogelijke maatregelen naar voren geschoven.<br />

Groepen van maatregelen worden daarbij in een logisch kader geplaatst en beargumenteerd.<br />

Op basis van welbepaalde criteria wordt vervolgens een aantal maatregelen geselecteerd<br />

en uitgewerkt in de vorm van maatregelfi ches, die de te nemen maatregelen<br />

gedetailleerd beschrijven aan de hand van vaste criteria.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 79 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


2. NAAR EEN SAMENHANGENDE EN DUURZAME VISIE OP<br />

VERKEERSVEILIGHEID IN VLAANDEREN<br />

2.1 Ordeningskader<br />

Centraal in elke benadering van verkeersveiligheid staat het begrip ‘ongeval’. De<br />

fi nale doelstelling van het verkeersveiligheidsbeleid is het aantal verkeersongevallen<br />

te minimaliseren. Het minimaliseren van het aantal ongevallen kan worden uitgedrukt<br />

in drie dimensies: blootstelling, ongevalsrisico en letselernst (OECD, 1997).<br />

De blootstelling is de mate waarin mensen blootgesteld worden aan een bepaald<br />

risico. Met betrekking tot verkeersveiligheid kan dit risico best worden uitgedrukt<br />

in termen van verplaatsingsafstand of -tijd, bijvoorbeeld het aantal kilometer dat<br />

men zich gedurende een bepaalde periode met een vervoermiddel verplaatst. Het<br />

ongevalsrisico is de kans die iemand heeft op een ongeval in verhouding tot een<br />

bepaalde risicoblootstelling, bijvoorbeeld het gemiddeld aantal auto-ongevallen<br />

per 100.000 kilometer die mensen met de wagen afl eggen. De letselernst is de<br />

kans dat een ongeval tot letsels van een bepaalde ernst leidt in verhouding tot het<br />

aantal ongevallen, bijvoorbeeld het aantal dode fi etsers per 100 fi etsers die in een<br />

verkeersongeval betrokken geraken.<br />

Het is belangrijk voor ogen te houden dat het totaal aantal verkeersslachtoffers van<br />

een bepaalde ernst (bijvoorbeeld het aantal doden) het product is van de bovengenoemde<br />

drie dimensies: blootstelling, risico en letselernst. Vertaald naar beleidstermen<br />

betekent dit dat, als we het aantal doden of zwaargewonden in het verkeer willen<br />

beperken, getracht kan worden om in te grijpen op de drie mogelijke dimensies.<br />

Een voorbeeld: <strong>Vlaanderen</strong> blijft investeren in meer en beter openbaar vervoer<br />

en ook dat levert een bijdrage voor de verkeersveiligheid. Per kilometer met het<br />

openbaar vervoer in <strong>Vlaanderen</strong> is het risico op een zwaar verkeersongeval<br />

immers 10 tot 15 keer lager dan met de auto (zie deel 1). Als er dus nog meer<br />

mensen bus, tram en trein zullen nemen is dat niet alleen goed voor het milieu en<br />

de mobiliteit, maar zeker ook voor de verkeersveiligheid. Het pendelplan voor<br />

openbaar vervoer in het woonwerkverkeer heeft de ambitie om het aandeel auto’s<br />

in het woonwerkverkeer met 10 % te verlagen tegen 2010. Het aandeel van het<br />

openbaar vervoer in het pendelverkeer moet stijgen naar minstens 20 %. In 2006<br />

alleen al heeft De Lijn in 50 gemeenten in <strong>Vlaanderen</strong> extra bussen ingezet.<br />

Een doeltreffend verkeersveiligheidsbeleid vertrekt van een systematische benadering<br />

die vier componenten omvat (Peden, 2004):<br />

1) identifi catie van problemen;<br />

2) strategiebepaling;<br />

3) vastleggen van doelstellingen;<br />

4) monitoren van de resultaten.<br />

Drie factoren kunnen een rol spelen bij het gebeuren van verkeersongevallen: de<br />

mens, het voertuig en de fysieke omgeving. In deel 1 van het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong><br />

is gebleken dat in vele gevallen het samenspel van deze factoren verantwoordelijk<br />

is voor het ongeval.<br />

Uitgaande van het mens-voertuig-omgevingsmodel en van de chronologie voor-tij-<br />

- 80 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


TABEL1:<br />

DE HADDON-MATRIX:<br />

9 AANGRIJPINGS-<br />

PUNTEN VOOR<br />

VERKEERSVEILIGHEIDS-<br />

MAATREGELEN.<br />

Bron: WHO,<br />

bewerking Uhasselt-<br />

IMOB.<br />

dens-na het ongeval kan een matrix opgesteld worden van factoren die de verkeersveiligheid<br />

beïnvloeden en waarop kan ingegrepen worden (Haddon, 1968).<br />

VÓÓR HET<br />

ONGEVAL<br />

TIJDENS<br />

HET<br />

ONGEVAL<br />

NA HET<br />

ONGEVAL<br />

ONGEVAL-<br />

PREVENTIE<br />

LETSELPREVENTIE<br />

TIJDENS ONGEVAL<br />

LEVENSBEHOUD,<br />

ZORG<br />

MENS VOERTUIG EN<br />

UITRUSTING<br />

Informatie<br />

Attitudes<br />

Stoornissen<br />

Politiehandhaving<br />

…<br />

Gebruik beveiligingsmiddelen<br />

...<br />

Eerste hulp<br />

Gespecialiseerde<br />

hulp<br />

…<br />

Technische<br />

uitrusting<br />

Verlichting<br />

Remmen<br />

Bediening<br />

Snelheidscontrole<br />

…<br />

BeveiligingsmiddelenLetselvermijdende<br />

vormgeving<br />

...<br />

Toegankelijkheid<br />

Brandgevaar<br />

…<br />

OMGEVING<br />

Weginrichting<br />

Snelheidsbeperkingen<br />

Voorzieningen<br />

voor zwakke<br />

weggebruikers<br />

…<br />

Beschermende<br />

elementen in het<br />

wegontwerp<br />

...<br />

Oproepfaciliteiten<br />

hulpdiensten<br />

Congestie<br />

…<br />

Een ordeningskader voor maatregelen om de verkeersveiligheid te verbeteren<br />

vinden we terug in de eveneens klassiek geworden benadering van de drie E’s:<br />

Education, Engineering en Enforcement. De E van Education slaat daarbij zowel op<br />

educatie (vooral verkeersopvoeding in het onderwijs en diverse soorten rijopleiding)<br />

als op sensibilisatie (campagnes). Engineering heeft een belangrijke infrastructuurcomponent<br />

(het wegennet waarop het verkeer zich afspeelt) maar ook een voertuigcomponent<br />

die mogelijk nog in belang toeneemt. Enforcement ten slotte slaat op de<br />

middelen die de overheid ter beschikking heeft om het systeem te reguleren. Dit kan<br />

gebeuren via wetgeving en regelgeving (wegcode, technische controles, rijopleidingen,<br />

plaatsing van verkeerstekens, verkeersboetes enz.). Maar de E van Enforcement<br />

staat ook voor de controles op de naleving van de regelgeving, de vervolging<br />

en de bestraffi ng (meestal kortweg ‘handhaving’ genoemd) en is zeker de jongste<br />

jaren een belangrijk item geworden, niet enkel in <strong>Vlaanderen</strong> of België, maar ook in<br />

het buitenland.<br />

2.2 Verkeersveiligheid als deel van een groter geheel<br />

Het verkeer en ook het niveau van verkeersveiligheid maken deel uit van het complexe<br />

systeem van een menselijke samenleving. Verkeersongevallen zijn het gevolg<br />

van een groot aantal processen en factoren die elk een bepaalde rol spelen. De<br />

C3R3-benadering geeft de onderlinge samenhang van een aantal elementen weer<br />

(Creation, Cultivation, Conduct – Response, Recovery, Refl ection) zoals geïllustreerd<br />

in fi guur 1. Bouwstenen van de C3R3-benadering zijn de drie entiteiten (weggebruiker,<br />

voertuig en omgeving), drie pre-ongevalsfases (creatie, cultivatie en gedrag) en<br />

drie post-ongevalsfases (reactie, herstel en refl ectie). Deze benadering gaat uit van<br />

de samenhang die bestaat tussen de entiteiten, de stadia en de elementen van het<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 81 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


FIGUUR 1:<br />

C3R3-SYSTEEM-<br />

BENADERING.<br />

Bron:<br />

(Zein, 2003)<br />

verkeerssysteem (Zein, 2003). De kracht van een dergelijke benadering bestaat erin<br />

dat ze de samenhang van een aantal elementen aantoont en dat ze de complexiteit<br />

van het menselijk handelen duidelijk weergeeft.<br />

Een vergelijkbare benadering is het Nederlandse pizza-model (AVV). Het pizza-model<br />

bestaat uit een kern met daaromheen twee schillen (zie fi guur 2). Elk denkbeeldig<br />

punt in de pizza geeft een aangrijpingspunt voor beleid weer.<br />

De kern van het systeem bestaat uit de componenten mens, voertuig en omgeving.<br />

De componenten in de kern zijn ingebed in een context. De eerste schil van<br />

deze context heeft te maken met groepen waartoe het individu behoort of waarmee<br />

het zich identifi ceert, met vervoersconcepten zoals de gekozen vervoerswijze<br />

en de aard van het vervoer (goederenvervoer versus personenvervoer), met<br />

netwerken van infrastructuur (hoe zien wegen eruit?) en met expliciete (verkeersregels)<br />

en impliciete (attitudes) normen die bepalen hoe verkeersdeelnemers met<br />

elkaar in het verkeer omgaan. De elementen uit de eerste schil liggen ingebed in en<br />

vloeien voort uit factoren uit de tweede schil. Zo staan groepen en bedrijven onder<br />

invloed van maatschappelijke sectoren. Zware concurrentie in het segment<br />

van het goederenvervoer kan bijvoorbeeld een rem zetten op de bereidheid van<br />

bedrijven om veel aandacht te schenken aan de bevordering van een veiligheidscultuur<br />

binnen dat bedrijf . Achter vervoersconcept staat het begrip verplaatsings-<br />

- 82 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


FIGUUR 2:<br />

HET PIZZA-MODEL.<br />

Bron: (RWS-AVV)<br />

behoefte. De verkeersveiligheid wordt immers niet enkel meebepaald door het<br />

gekozen vervoermiddel, maar ook door het aantal verplaatsingen en de afstand<br />

van die verplaatsingen. De plaats van aanleg van infrastructuurnetwerken wordt op<br />

zijn beurt bepaald door de bestaande of gewenste ruimtelijke ordening (bv. de<br />

locatie van woongebieden, bedrijventerreinen, schoolgebouwen, …). Normen ten<br />

slotte liggen ingebed in diepere waarden zoals veiligheid, gerechtigheid, vrijheid of<br />

gezondheid.<br />

Naarmate de aangrijpingspunten verder van het middelpunt afl iggen neemt de<br />

rechtstreekse invloed ervan op de verkeersveiligheid af. Minder invloed wil echter<br />

niet automatisch zeggen dat de mogelijke effecten van maatregelen minder groot<br />

zijn. Vaak is het omgekeerde het geval: indien de achterliggende oorzaken van verkeersveiligheid<br />

kunnen beïnvloed worden, zullen de directe oorzaken eenvoudiger<br />

bij te sturen zijn.<br />

Het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> (MVG, 2001, 2003a) plaatst mobiliteit in het<br />

bredere concept van duurzame ontwikkeling. Centraal binnen dit concept staat de<br />

mens en het zoeken naar evenwicht tussen economische, sociale en ecologische<br />

belangen. De integratie van sociale, ecologische en economische bekommernissen<br />

wil een ontwikkeling waarborgen die tegelijkertijd realistisch is vanuit economisch<br />

standpunt, sociaal rechtvaardig en rationeel wat het milieu betreft. Vijf doelstellingen<br />

voor de ontwikkeling van de mobiliteit worden daarbij naar voren geschoven:<br />

• vrijwaren van de bereikbaarheid;<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 83 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


• garanderen van toegankelijkheid;<br />

• verzekeren van de veiligheid;<br />

• verbeteren van de verkeersleefbaarheid;<br />

• terugdringen van schade aan natuur en milieu.<br />

Tien richttinggevende concepten dragen de maatregelen voor een verhoging van de<br />

verkeersveiligheid :<br />

• risiconormering kan verantwoordelijkheden duidelijk stellen;<br />

• gestuurde mobiliteit op de verplaatsingsmarkt en vervoersmarkt in overeenstemming<br />

met de veiligheid;<br />

• veiligere voorzieningen voor fi etsers en voetgangers op lokaal niveau;<br />

• verscherpte inzet op gedragsbeïnvloeding op de weg;<br />

• duurzaam veilige weginrichtingen;<br />

• bredere en snellere inzet van veiliger technologie en telematica;<br />

• bijzondere aandacht voor goederenvervoer in het algemeen en van gevaarlijke<br />

stoffen in het bijzonder;<br />

• meer en zakelijker samenwerking tussen de verschillende overheden;<br />

• betrekken van andere partners in het verkeersveiligheidsbeleid;<br />

• bredere monitoring van verkeersveiligheid, ruimere kennis en gerichter gebruik<br />

ervan is noodzakelijk.<br />

2.3 Leren uit sterke concepten uit het buitenland<br />

Elke geïndustrialiseerde samenleving wordt geconfronteerd met een belangrijk verkeersveiligheidsprobleem.<br />

De vergelijking van <strong>Vlaanderen</strong> met omliggende landen<br />

en regio’s heeft geleerd dat vooral Nederland en de Scandinavische landen erin<br />

geslaagd zijn om het verkeersveiligheidsprobleem structureel beter onder controle te<br />

krijgen. Niet toevallig kennen deze landen een lange traditie van onderzoeksgebaseerde<br />

beleidsvoorbereiding en –uitoefening als het gaat over verkeersveiligheid.<br />

In Nederland werd de beleidsvisie rond verkeersveiligheid veeleer op zichzelf<br />

staand ontwikkeld en vertolkt binnen het concept Duurzaam Veilig dat in 1992<br />

werd voorgesteld en in 2005 werd vernieuwd (Wegman, 2005). Sindsdien is het<br />

de basis voor het offi ciële verkeersveiligheidsbeleid. De Duurzaam Veilig-visie heeft<br />

tot doel om ongevallen te voorkomen en, indien dit niet mogelijk is, de ernst van een<br />

ongeval zo te beperken dat de kans op (ernstig) letsel nagenoeg uitgesloten is. Deze<br />

doelen worden nagestreefd door middel van een proactieve aanpak, waarbij op<br />

voorhand wordt nagegaan in welke verkeerssituaties confl icten of ongevallen met<br />

ernstig letsel kunnen ontstaan. Vervolgens zijn er twee mogelijkheden: de omstandigheden<br />

worden zo aangepast dat óf de kans op een ongeval nagenoeg uitgesloten<br />

is, óf, als dit niet te vermijden is, de kans op ernstig letsel bij een ongeval geëlimineerd<br />

wordt. Onder ‘ernstig letsel’ worden zowel letsels verstaan die dodelijk zijn<br />

als letsels die levensbedreigend zijn of blijvende gevolgen opleveren en waarvoor<br />

een ziekenhuisopname nodig is.<br />

In Zweden werd het Vision Zero-concept ontwikkeld dat op lange termijn mikt<br />

op een verkeerssysteem waarbij niemand nog gedood of zwaargewond raakt. Het<br />

systeem accepteert dat ongevallen kunnen gebeuren, maar de gevolgen zouden<br />

nooit doden of zwaargewonden mogen veroorzaken. Het Vision Zero-concept<br />

impliceert dat wegen worden ingericht overeenkomstig de mogelijkheden en beper-<br />

- 84 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


kingen van de mens. De verantwoordelijkheid voor verkeersveiligheid ligt zowel bij<br />

de ontwerper als bij de gebruiker van het verkeerssysteem.Het systeem kan namelijk<br />

enkel veiligheid bieden aan wie de regels correct naleeft.<br />

Maatregelen moeten zoveel mogelijk wetenschappelijk gefundeerd en getest zijn:<br />

de beste oplossing moet altijd worden gebruikt. Zowel het risico als de mogelijke<br />

schadelijke effecten sturen de beslissing om een bepaalde situatie aan te passen.<br />

Die actie gaat ervan uit dat de verantwoordelijkheid voor elk sterftegeval of verlies<br />

van gezondheid bij de systeemontwerper van dat systeem ligt (Boets, 2003; Vägverket,<br />

2006).<br />

Hoewel de uitvoering van Vision Zero in bepaalde opzichten utopisch kan lijken,<br />

biedt het concept een krachtige basisfi losofi e voor het verkeersveiligheidsbeleid. Dit<br />

concept is opgenomen in het ontwerp van het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

Om een beeld te hebben over de impact van deze concepten is het belangrijk<br />

om een opsomming te maken van de gerealiseerde maatregelen in Nederland en<br />

Zweden.<br />

MAATREGELEN DUURZAAM VEILIG – NEDERLAND<br />

In 1997 werd het convenant Startprogramma Duurzaam Veilig Verkeer gesloten.<br />

Dit convenant betrof afspraken tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten<br />

(VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), het Ministerie van Verkeer en Waterstaat<br />

en de Unie van Waterschappen (UvW). Het behelsde een pakket van 24, redelijk<br />

snel uit te voeren verkeersveiligheidsmaatregelen en een intentie tot het maken van<br />

beleidsafspraken voor een volgende fase van Duurzaam Veilig, nadat het Startprogramma<br />

zou zijn afgerond (voorzien in 2001). Om de uitvoering van een aantal<br />

maatregelen af te ronden is het Startprogramma uiteindelijk verlengd tot 2003,<br />

waarna kon worden overgegaan tot de tweede fase van Duurzaam Veilig.<br />

Het pakket snel uit te voeren maatregelen van het Startprogramma bestond vooral<br />

uit maatregelen voor aanpassing van de infrastructuur en enkele gedragsregels:<br />

• onderscheid aanbrengen tussen verkeersaders en verkeersluwe gebieden;<br />

• actieplan snelheidslimiet 30 km/uur binnen de bebouwde kom;<br />

• uitbreiding zones 30 km/uur;<br />

• uitbreiding zones 60 km/uur buiten de bebouwde kom;<br />

• voorrang op verkeersaders;<br />

• uniforme voorrang op rotondes;<br />

• bromfi ets op de rijbaan;<br />

• voorrang voor langzaam verkeer van rechts.<br />

Aan het eind van het Startprogramma moest elke wegbeheerder zijn wegennet<br />

hebben gecategoriseerd volgens de CROW-eisen. Voor deze maatregelen was een<br />

gedeeltelijke rijkssubsidie beschikbaar.<br />

De bedoeling was om het aantal zones van 30 km/uur fl ink uit te breiden. Om dat<br />

te bevorderen mocht de wegbeheerder volstaan met een ‘sobere inrichting’.<br />

Het Startprogramma week op enkele punten af van de beginselen van Duurzaam<br />

Veilig. Over het algemeen laten de voorgestelde maatregelen in veel gevallen menging<br />

van motorvoertuigen en (brom)fi etsers met grote snelheidsverschillen nog toe.<br />

De tweede fase werd opgenomen in het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 85 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


(NVVP) in de vorm van een aantal specifi eke afspraken tussen bestuurlijke partijen:<br />

het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de kaderwetgebieden<br />

(SKVV), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de<br />

Unie van Waterschappen (UvW). Aangezien het NVVP echter niet door de Tweede<br />

Kamer werd goedgekeurd, heeft deze inhoud in hoofdlijnen de Nota Mobiliteit geïnspireerd.<br />

Na invoering van het Duurzaam Veilig-concept werden, om de verkeersveiligheidsdoelstellingen<br />

in Nederland te realiseren, onder meer de hierna opgesomde<br />

maatregelen genomen.<br />

GEDRAG, REGELGEVING EN HANDHAVING<br />

• Maatregelen inzake het rijbewijs, zoals gefaseerde rijopleiding en invoering van<br />

het bromfietsrijbewijs.<br />

• Invoering van 0,2 promille alcohollimiet voor beginnende bestuurders en voorbereiding<br />

invoering alcoholslot bij terugkerend alcoholgebruik.<br />

• Meerjarenplan campagnes verkeersveiligheid o.m. over gordels, alcohol, respectvol<br />

rijgedrag, fi etsverlichting en dodehoekproblematiek.<br />

• Structurele aanpak van permanente verkeerseducatie.<br />

• Beperken van het gebruik van drugs en geneesmiddelen in het verkeer.<br />

• Uitbouwen van een veiligheidscultuur bij transportondernemingen (o.m. invoering<br />

safety scan).<br />

• Verbeterde samenwerking tussen politie en lokale bestuurders bij verkeershandhaving<br />

(invoering van regionale verkeershandhavingsteams).<br />

• Maatregelen gericht op kwetsbare verkeersdeelnemers, zoals ouderen en fietsers.<br />

• Gedragsregels, zoals voorrang op verkeersaders, uniforme voorrang op rotondes,<br />

bromfi ets op de rijbaan en voorrang voor langzaam verkeer van rechts.<br />

VOERTUIG<br />

• Europese kaderprogramma’s om de ontwikkeling van nieuwe voertuigtechnologie<br />

te stimuleren.<br />

• Stimulering van de verkoop van veilige voertuigen (EuroNCAP-sterrensysteem).<br />

• Verbetering van de botsveiligheid.<br />

• Voortdurende aandacht voor het gebruik van gordels en kinderzitjes.<br />

• Ontwikkeling en invoering van systemen die de bestuurder ondersteunen bij het<br />

rijden. Speerpunten: systemen gericht op snelheid/afstand houden, koers houden<br />

en de dode hoek.<br />

• Kenteken voor bromfi etsen.<br />

INFRASTRUCTUUR<br />

• Aanleg, beheer en onderhoud van veilige wegen.<br />

• Wegencategorisering.<br />

• Inrichting en uitbreiding van zones van 30 km/u binnen de bebouwde kom en<br />

zones van 60 km/u buiten de bebouwde kom.<br />

• Herinrichting van wegen van 50 en 80 km/u tot duurzaam veilige gebiedsontsluitingswegen.<br />

• Aanbrengen van essentiële herkenbaarheidskenmerken op wegen.<br />

- 86 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


MAATREGELEN VISION ZERO – ZWEDEN<br />

Na invoering van het Vision Zero-concept werden in Zweden onder meer volgende<br />

verkeersveiligheidsmaatregelen geïdentifi ceerd:<br />

GEDRAG, REGELGEVING EN HANDHAVING<br />

• Geschikte snelheid (verlaagde snelheidslimieten om de impact van botsingen te<br />

verminderen). Nagaan van de snelheidslimieten op de nationale wegen om de<br />

snelheidslimiet aan te passen aan de veiligheidsstandaard van de weg.<br />

• Snelheidshandhaving. Handhaving van de snelheidslimieten door middel van<br />

snelheidscamera’s.<br />

• Verhoogd gebruik van fi etshelmen via campagnes.<br />

• Verkeersveiligheidscultuur in bedrijven.<br />

• Uitbreiding van de gordeldraagplicht naar taxibestuurders en inzittenden van<br />

bussen en vrachtwagens indien een veiligheidsgordel geïnstalleerd is.<br />

• Invoering wetgeving die voetgangers op zebrapaden hogere prioriteit geeft.<br />

VOERTUIG<br />

• Veiligere voertuigen. Verhoging van de passieve veiligheidsstandaarden voor<br />

voertuigen (botsveiligheid). De Swedish National Road Administration is lid van<br />

EuroNCAP.<br />

• Zweden is reeds ver gevorderd in het onderzoek naar ISA en heeft reeds duizenden<br />

met ISA uitgeruste voertuigen.<br />

• Gebruik van gordelverklikkers (‘seat belt reminders’) in de voertuigen.<br />

• Verplichting van het gebruik van winterbanden tijdens winteromstandigheden.<br />

INFRASTRUCTUUR<br />

• Veiliger verkeer in bebouwde gebieden (o.m. aanpassing ontwerp lokale straten<br />

met meer aandacht voor voetgangers en zwakke weggebruikers ten nadele van<br />

het gemotoriseerde voertuigverkeer, met voetgangersgebieden, fi etspaden, zebrapaden,<br />

verkeerseilanden).<br />

• Wegenclassifi catie, gebaseerd op de toegelaten snelheid.<br />

• Uitgebreid gebruik van rotondes op alle wegtypes.<br />

• Gebruik van vangrails en barrières om frontale botsingen en botsingen met objecten<br />

naast de weg (zoals bomen) zoveel mogelijk te vermijden.<br />

• Veiligere snelwegen.<br />

• Stijging van het aantal zones van 30 km/u omdat de lokale besturen sinds 1998<br />

hierover zelf kunnen beslissen en niet langer goedkeuring van de hogere overheid<br />

vereist is.<br />

• Verlaging van de snelheidslimieten tijdens de winter (op sommige wegen).<br />

• Vermindering van het aantal voetgangersoversteekplaatsen door betere integratie<br />

van de oversteekplaatsen in de wegomgeving.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 87 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


2.4 Synthese: stappen naar een verdere verbetering van de<br />

verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong><br />

Zowel het Zweedse Vision Zero als het Nederlandse Duurzaam Veilig gelden<br />

internationaal als toonaangevende concepten op gebied van verkeersveiligheidsbeleid.<br />

Het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> streeft op lange termijn naar een slachtoffervrij<br />

verkeerssysteem. Elk verkeersslachtoffer is er één teveel. Dit komt overeen met het<br />

Zweedse Vision Zero-concept. <strong>Vlaanderen</strong> onderschrijft de achterliggende visies die<br />

de basis vormen voor deze concepten. Zowel de prestaties op gebied van verkeersveiligheid<br />

als de beleidsorganisatie en -aanpak in Nederland en Zweden zijn sterk<br />

richtinggevend.<br />

Dit <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> neemt de doelstellingen uit het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong><br />

over en integreert ze samen met de heersende internationale verkeersveiligheidsconcepten.<br />

Een samenhangende, duurzame visie op verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong><br />

zal het beleid in de komende jaren sturen.<br />

Werken aan verkeersveiligheid moet op verschillende gebieden tegelijk gebeuren<br />

om het gedrag van de mensen te sturen en om de andere factoren die het ongevalsrisico<br />

en de letselernst bepalen te beïnvloeden. Traditioneel wordt gesproken<br />

over de drie E’s (Education, Engineering, Enforcement) die elkaar moeten versterken<br />

om sterke resultaten neer te zetten. De bevoegdheden voor educatie (onderwijs,<br />

rijopleiding, sensibiliseringscampagnes, …), infrastructuur, uitrusting van voertuigen,<br />

wetgeving en handhaving zijn verspreid over vele actoren en beleidsniveaus. Dit<br />

stelt de overheid voor de belangrijke uitdaging alles in goede banen te leiden en<br />

impliceert een reële wil tot slagen bij alle actoren: actief samenwerken is een must.<br />

- 88 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


3. OPERATIONELE DOELSTELLINGEN VAN HET BELEID<br />

3.1 Vergelijking van de huidige cijfers met de doelstellingen in<br />

het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong><br />

In het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> werden volgende concrete doelstellingen voor<br />

verkeersveiligheid geformuleerd:<br />

“Een operationele vertaling van de hoger geformuleerde ambities, namelijk de<br />

Vlaamse achterstand tegen 2010 m.b.t. verkeersveiligheid t.a.v. de Europese<br />

koplopers tot de helft terug te brengen, rekening houdend met de ambities die deze<br />

landen zelf t.a.v. de ontwikkeling van hun verkeersveiligheid stellen, betekent bijgevolg<br />

concreet:<br />

• Maximaal nog 375 doden en dodelijk gewonden in 2010 of een reductie met<br />

meer dan 50 % t.o.v. 1999.<br />

• Maximaal nog 3.250 zwaar gewonden in 2010 of een reductie met meer dan<br />

50 % t.o.v. 1999.<br />

Aanvullend worden nog volgende doelstellingen gesteld:<br />

• Maximaal nog 55 doden en dodelijk gewonden per 1.000.000 jongeren onder<br />

de 26 jaar i.p.v. 143,5 in 1999.<br />

• Maximaal nog 57 lichtgewonden per 100 miljoen voertuigkilometer i.p.v.<br />

78,4 in 1999.<br />

Dit betekent concreet:<br />

• een gemiddelde jaarlijkse daling van het aantal doden en dodelijk gewonden<br />

met ongeveer 5 %;<br />

• een gemiddelde jaarlijkse daling van het aantal zwaargewonden met ongeveer<br />

5 %;<br />

• een gemiddelde jaarlijkse daling van het aantal doden en dodelijk gewonden<br />

per 1.000 jongeren onder de 26 jaar met ongeveer 6 % (van 248 doden en<br />

dodelijk gewonden in 1999 naar 80 à 85 in 2010);<br />

• een gemiddelde jaarlijkse daling van het aantal licht gewonden per 100 miljoen<br />

voertuigkilometer met ongeveer 2,5 %.”<br />

Momenteel zijn globale ongevallencijfers voor <strong>Vlaanderen</strong> en België bekend tot en<br />

met het jaar 2005. Ze worden achtereenvolgens weergegeven en vergeleken met<br />

de vier verkeersveiligheidsdoelstellingen in het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong>:<br />

DOELSTELLING 1: MAXIMAAL NOG 375 DODEN EN DODELIJK GEWONDEN IN 2010 OF EEN<br />

REDUCTIE MET MEER DAN 50 % T.O.V. 1999.<br />

In fi guur 3 wordt de evolutie van het aantal doden en dodelijk gewonden sinds het<br />

referentiejaar 1999 weergegeven. Het aantal verkeersdoden is in deze periode<br />

gedaald van 806 in 1999 tot 566 in 2005. Het cijfer voor 2005 ligt daarmee op<br />

de gewenste koers die moet leiden naar een daling met minimaal 50 % in 2010 ten<br />

opzichte van 1999. In de jaren 2000 en 2001 was niettemin nog sprake van een<br />

lichte stijging van het aantal verkeersdoden ten opzichte van het niveau van 1999.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 89 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


FIGUUR 3:<br />

EVOLUTIE VERKEERS-<br />

DODEN – VLAAN-<br />

DEREN – 1999-<br />

2005 T.O.V.<br />

DOELSTELLING<br />

MOBILITEITSPLAN.<br />

Bron: (MVG,<br />

2001; NIS,<br />

2006b),<br />

verwerking<br />

Uhasselt-IMOB<br />

FIGUUR 4:<br />

EVOLUTIE ZWAAR-<br />

GEWONDEN<br />

– VLAANDEREN<br />

– 1999-2005<br />

T.O.V. DOELSTEL-<br />

LING MOBILITEITS-<br />

PLAN.<br />

Bron: (MVG,<br />

2001; NIS,<br />

2006b),<br />

verwerking<br />

Uhasselt-IMOB<br />

aantal doden 30d - <strong>Vlaanderen</strong><br />

1000<br />

900<br />

800<br />

700<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010<br />

werkelijke cijfers doelstelling mobiliteitsplan<br />

Figuur 4 toont de evolutie van het aantal zwaargewonden ten opzichte van 1999.<br />

Het aantal zwaargewonden evolueert gunstig en is in 2005 gedaald tot 4.437<br />

(6.714 in 1999). Opvallend is het vrijwel rechtlijnig dalende verloop van de curve<br />

tot 2004. In 2005 lijkt er een stijging te zijn geweest van het aantal zwaargewonden.<br />

Omwille van de invoering van een geautomatiseerd registratiesysteem (zie<br />

verder) is het echter mogelijk dat achter de ogenschijnlijk stijgende trend in wer-<br />

aantal zwaargewonden<br />

DOELSTELLING 2: MAXIMAAL NOG 3.250 ZWAAR GEWONDEN IN 2010 OF EEN REDUCTIE<br />

MET MEER DAN 50 %T.O.V. 1999.<br />

8000<br />

7000<br />

6000<br />

5000<br />

4000<br />

3000<br />

2000<br />

1000<br />

0<br />

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010<br />

aantal zwaargewonden doelstelling ZG<br />

- 90 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


FIGUUR 5:<br />

EVOLUTIE AANTAL<br />

VERKEERSDODEN<br />

– 26 J PER MIL-<br />

JOEN INWONERS<br />

– VLAANDEREN.<br />

Bron: (MVG,<br />

2001; NIS,<br />

2006a; Studiedienst,<br />

2006b),<br />

verwerking<br />

Uhasselt-IMOB<br />

kelijkheid vooral een verbeterde registratie schuilgaat. De volgende jaren zullen<br />

moeten uitwijzen of het gaat om een structureel dan wel een eenmalig fenomeen.<br />

Het aantal zwaargewonden is voor elk jaar in de periode 2000-2004 lager dan het<br />

vooropgestelde maximumaantal in het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

DOELSTELLING 3: MAXIMAAL NOG 55 DODEN EN DODELIJK GEWONDEN PER 1.000.000 JON-<br />

GEREN ONDER DE 26 JAAR I.P.V. 143,5 IN 1999.<br />

Figuur 5 toont de evolutie van het aantal doden en dodelijk gewonden bij jongeren<br />

onder de 26 jaar in de periode 1999-2005. De fi guur toont een stijging in de jaren<br />

2000 en 2001 ten opzichte van het niveau van 1999. In 2002 daalt ook het aantal<br />

verkeersdoden bij jongeren onder de 26. Het geplande evolutietraject wordt in<br />

2002 voor het eerst bereikt en ook in de daaropvolgende jaren telkens gehaald.<br />

doden 30d -26j per miljoen inwoners<br />

180<br />

160<br />

140<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010<br />

werkelijke cijfers doelstelling mobiliteitsplan<br />

DOELSTELLING 4: MAXIMAAL NOG 57 LICHT GEWONDEN PER 100 MILJOEN VOERTUIGKILOMETER<br />

I.P.V. 78,4 IN 1999.<br />

Figuur 6 toont de evolutie van het aantal lichtgewonden in verhouding tot de<br />

afgelegde verplaatsingsafstand, uitgedrukt in miljoen voertuigkilometers. Het aantal<br />

lichtgewonden per 100 miljoen voertuigkilometer is teruggelopen van 78,4 in 1999<br />

tot 68,6 in 2005. Deze evolutie loopt daarmee ongeveer gelijk met het vooropgestelde<br />

evolutietraject in het mobiliteitsplan.<br />

Mogelijk nadeel van deze risicomaat is de gevoeligheid voor mogelijke evoluties<br />

in de registratiegraad van de verkeersongevallen. Meer nog dan bij ongevallen<br />

met doden en zwaargewonden blijkt een groot deel van de ongevallen met lichtge-<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 91 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


FIGUUR 6:<br />

EVOLUTIE AANTAL<br />

LICHTGEWONDEN<br />

PER 100 MILJOEN<br />

VOERTUIGKILOMETER<br />

- VLAANDEREN<br />

Bron:<br />

(MVG, 2001;<br />

Studiedienst,<br />

2006a),<br />

verwerking Uhasselt-IMOB<br />

wonden niet terecht te komen in de ongevallenstatistieken (Evans, 2004; Lammar,<br />

2006a, b). Indien de registratiegraad (d.i. de verhouding tussen geregistreerde<br />

en niet-geregistreerde ongevallen) in de loop van de tijd ongewijzigd blijft, mag<br />

verondersteld worden dat de cijfers uit de statistieken ook de evolutie in werkelijkheid<br />

goed weergeven. Hoewel de jaarlijkse cijfers een aanzienlijke onderschatting<br />

inhouden van de werkelijke ongevallencijfers, is de waargenomen evolutie in dergelijk<br />

geval correct, aangezien de onderregistratie in elk jaar dezelfde is. Indien de<br />

registratiegraad echter eveneens wijzigt in de loop van de tijd (bijvoorbeeld omwille<br />

van gewijzigde vattings- of rapporteringssystemen bij de politie) wordt de interpretatie<br />

van cijfers veel moeilijker. Aangezien in de periode 2002-2004 gradueel werd<br />

overgegaan op een nieuw en uniform systeem voor ongevallenregistratie en gegevensverwerking<br />

bij de lokale en federale politie, is het geenszins uitgesloten dat<br />

daardoor ook de registratiegraad beïnvloed is of nog zal worden in de volgende<br />

jaren. Bij de ingebruikname van een performanter systeem mag a priori verwacht<br />

worden dat de registratiegraad toeneemt.<br />

lichtgewonden per 100 miljoen vtgkm<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010<br />

risico doelstelling<br />

3.2 Geactualiseerde doelstellingen<br />

Zoals uit de bovenstaande fi guren blijkt, evolueert de verkeersveiligheid, uitgedrukt<br />

aan de hand van de vier indicatoren in het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong>, globaal<br />

gunstig. Alle vier de indicatoren lijken het vooropgestelde traject te volgen dat moet<br />

leiden tot de gewenste verbetering tegen 2010. De recente trend, meetbaar met<br />

de federale verkeersbarometer, evolueert veeleer naar een stagnering dan naar<br />

een verbetering van de verkeersveiligheid. De indicatoren vertrekken daarenboven<br />

van een lineaire daling in absolute aantallen. Dit impliceert dat er relatief meer<br />

winst moet geboekt worden in de laatste jaren dan in de eerste jaren, wat op zijn<br />

beurt impliceert dat er extra inspanningen nodig zijn om de huidige doelstellingen<br />

van 2010 te halen. Bij de indicatoren waarvoor de absolute aantallen kleiner zijn<br />

(bijvoorbeeld het aantal doden bij jongeren), zijn de schommelingen wat sterker. Dit<br />

- 92 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


kan waarschijnlijk verklaard worden door de factor toeval: een kleine wijziging van<br />

het absolute aantal leidt tot een relatief grote wijziging van het relatieve aantal.<br />

Op basis van de evolutie in de eerste helft van de planperiode is het mogelijk de<br />

oorspronkelijke doelstellingen voor 2010 aan te houden en een beleid te volgen dat<br />

zich nadrukkelijk richt op het behalen ervan. Om de doelstellingen voor 2010 te bereiken<br />

is hoe dan ook nog een aanzienlijke vermindering van het aantal slachtoffers<br />

noodzakelijk, ongeacht welke van de verschillende indicatoren worden beschouwd.<br />

Aangezien de literatuur ter zake aangeeft dat fl uctuaties in het aantal ongevallen<br />

met lichtgewonden, los van de context van één bepaald land, veeleer het gevolg<br />

zijn van wijzigingen in de rapporteringsgraad dan van reële wijzigingen in het aantal<br />

ongevallen (Evans, 2004), kan de doelstelling in het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong><br />

met betrekking tot het aantal lichtgewonden (doelstelling 4) beschouwd worden als<br />

de minst relevante.<br />

Aangezien 2010 nog slechts enkele jaren verwijderd is, is het noodzakelijk ook<br />

verder te kijken.Vele maatregelen die in de komende jaren voorbereid of geprogrammeerd<br />

zullen worden (bijvoorbeeld aanpassingen aan de weginfrastructuur,<br />

implementatie van nieuwe voertuigtechnologie, ruimtelijke ontwikkelingen) kennen<br />

een aanzienlijke voorbereidings- en doorlooptijd en zullen bijgevolg pas in het<br />

volgende decennium een effect hebben op de verkeersveiligheid. Dat betekent dat<br />

we vandaag moeten starten met de planning van maatregelen die na 2010 de<br />

verkeersveiligheid positief kunnen beïnvloeden.<br />

In dat verband is het nuttig om te kijken welke resultaten andere landen reeds bereiken.<br />

Figuur 7 toont de prestatie van buurregio Wallonië, de veiligste landen Zweden,<br />

Nederland en het Verenigd Koninkrijk en de buurlanden Frankrijk en Duitsland.<br />

De fi guur toont de eenvoudigste en best vergelijkbare ratio voor de maatschappelijke<br />

impact van verkeersveiligheid, namelijk het aantal doden binnen de 30 dagen<br />

na het verkeersongeval in verhouding tot het bevolkingsaantal.<br />

Het valt op dat de evolutie voor de verschillende landen en regio’s parallel verloopt.<br />

Het aantal verkeersdoden is overal beduidend gedaald tijdens het afgelopen decennium.<br />

Van de in de fi guur opgenomen landen is de evolutie van <strong>Vlaanderen</strong> tijdens<br />

de jongste vijf jaar de gunstigste. Het relatieve verschil met Wallonië is doorheen de<br />

vergelijkingsperiode toegenomen, vooral sinds 2001. De achterstand ten opzichte<br />

van de veiligste landen is afgenomen, maar blijft toch bestaan.<br />

De drie veiligste landen scoorden in het begin van de jaren ‘90 reeds beter dan<br />

<strong>Vlaanderen</strong> in 2005. Indien <strong>Vlaanderen</strong> de gestelde doelstelling in 2010 bereikt,<br />

zit het op het niveau (61 doden per miljoen inwoners) waarop de veiligste landen<br />

zaten aan het eind van de jaren ‘90.<br />

Een strategisch doel voor <strong>Vlaanderen</strong> is om na 2010 de achterstand<br />

ten opzichte van de veiligste landen verder te verkleinen.<br />

Daarbij mag niet uit het oog verloren worden dat ook de veiligste landen nog<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 93 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


FIGUUR 7:<br />

AANTAL DODEN<br />

PER MILJOEN<br />

INWONERS<br />

- VLAANDEREN IN<br />

VERGELIJKING MET<br />

ANDERE LANDEN<br />

EN REGIO’S<br />

- EVOLUTIE<br />

1991-2005.<br />

Bron:<br />

NIS, EU-CARE<br />

belangrijke mogelijkheden zien om de verkeersveiligheid verder te verbeteren en<br />

zelf ambitieuze doelstellingen nastreven. Zo verscherpt Nederland na de gunstige<br />

resultaten van de voorbije jaren de doelstelling en stelt een cijfer van maximaal 500<br />

doden voorop als doelstelling voor 2020 (Eurlings, 2007), of 30 doden per miljoen<br />

inwoners.<br />

Naar aanleiding van de Federale Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid is het<br />

wenselijk om de Vlaamse doelstelling hierop af te stemmen. Tegen 2015 zouden<br />

er in België maximaal 500 doden mogen vallen. Vanuit dit uitgangspunt<br />

is het ambitieniveau om tegen 2015 maximaal 250 doden en<br />

dodelijk gewonden en maximaal 2.000 zwaargewonden te tellen in<br />

<strong>Vlaanderen</strong>. Dit komt neer op een lineaire daling van 25 doden en<br />

250 zwaargewonden per jaar ten opzichte van de cijfers 2005.<br />

Het moge duidelijk zijn dat het nastreven van deze doelstelling ambitieus is. Ze<br />

impliceert een verdere daling van het aantal verkeersdoden met een derde ten<br />

opzichte van het gewenste niveau van 2010. Niettemin is de doelstelling gerechtvaardigd<br />

en haalbaar, zeker omdat dit in het buitenland reeds bewezen is. De<br />

doden 30 d /miljoen inwoners<br />

250<br />

200<br />

150<br />

100<br />

50<br />

0<br />

1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005<br />

<strong>Vlaanderen</strong> Nederland Verenigd Koninkrijk Zweden<br />

Frankrijk Duitsland Wallonië<br />

consequentie bij het stellen van de doelstelling moet dan ook zijn dat de gepaste<br />

maatregelen worden genomen om ze te bereiken.<br />

- 94 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


4. UITWERKING BELEIDSVISIE IN MAATREGELENGROEPEN<br />

Dit <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> neemt de doelstellingen uit het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong><br />

over en integreert ze met de heersende internationale verkeersveiligheidsconcepten.<br />

Op die manier streeft het naar een permanent gunstige ontwikkeling van de<br />

verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

De Vlaamse overheid schaart zich onverkort achter de uitgangspunten die de basis<br />

hebben gevormd voor het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong>. Inspanningen om de verkeersveiligheid<br />

te verhogen mogen daarom geen fundamentele afbreuk doen aan de<br />

vier overige uitgangspunten van het Mobiliteitsplan (vrijwaren van de bereikbaarheid,<br />

garanderen van toegankelijkheid, verbeteren van de verkeersleefbaarheid,<br />

terugdringen van schade aan natuur en milieu). Idealiter dragen ze zelfs ook voor<br />

een deel bij tot de realisatie van de doelstellingen in verband met bereikbaarheid,<br />

toegankelijkheid, verkeersleefbaarheid en terugdringen van schade aan natuur en<br />

milieu.<br />

Maatregelen die de keuze van vervoerswijze beïnvloeden, kunnen op hun beurt ook<br />

een invloed hebben op de verkeersveiligheid, aangezien het ongevalsrisico sterk<br />

verschilt volgens vervoerswijze. Een goed voorbeeld daarvan zijn de investeringen<br />

in het openbaar vervoer. Uit de probleemanalyse is gebleken dat het risico op een<br />

zwaar verkeersongeval met het openbaar vervoer per kilometer 10 tot 15 keer<br />

lager is dan met de auto. Dat betekent dat naarmate minder verplaatsingen met de<br />

auto plaatsvinden en méér met het openbaar vervoer, het verkeer intrinsiek veiliger<br />

wordt. In dat geval is een verbeterde verkeersveiligheid een gunstig secundair effect<br />

van een algemenere mobiliteitsmaatregel. Het betekent een versterking van het<br />

openbaar vervoer als maatregel om de bereikbaarheid van locaties te verbeteren<br />

en de toegankelijkheid van het vervoerssysteem te waarborgen voor zoveel mogelijk<br />

verkeersdeelnemers.<br />

In het eerste deel van het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> werd een analyse uitgevoerd van<br />

de belangrijkste probleemvelden inzake verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>. Op basis<br />

van deze analyse en de hierboven geschetste beleidsvisie kan vervolgens een aantal<br />

maatregelen uitgewerkt worden die zich opdringen om de doelstellingen voor de<br />

toekomst te behalen.<br />

Op basis van hun inhoudelijke overeenkomsten kunnen de maatregelen gegroepeerd<br />

worden in zes maatregelengroepen. De maatregelengroepen werden afgebakend<br />

op basis van de probleemanalyse die werd uitgevoerd in deel 1 van het<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> en de specifi eke invalshoek die ze bieden voor het verkeersveiligheidsbeleid.<br />

De maatregelengroepen zijn zeer divers van aard en slaan op de<br />

klassieke componenten van het verkeersveiligheidsbeleid (de drie E’s, Education-Engineering-Enforcement),<br />

op de verschillende leeftijdsgroepen, op de groepen weggebruikers<br />

(automobilisten, motorrijders, bromfi etsers, voetgangers, fi etsers, vrachtwagenbestuurders<br />

enzovoort) en op belangrijke ongevalsoorzaken en –factoren. Er zijn<br />

tal van combinaties van deze elementen mogelijk, die elk een mogelijk vertrekpunt<br />

voor beleidsacties vormen.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 95 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


De zes geselecteerde maatregelengroepen zijn:<br />

1. Opleiding en ervaring als solide basis voor elke verkeersdeelnemer.<br />

2. Bevorderen en afdwingen van intrinsiek veilig verkeersgedrag.<br />

3. Een hoogwaardig verkeerssysteem ingebed in een duurzame ruimtelijke<br />

ordening.<br />

4. Een doeltreffend juridisch en organisatorisch kader.<br />

5. Aandacht voor bijzondere doelgroepen.<br />

6. Onderzoek en betrouwbare data als basis voor een doeltreffend beleid.<br />

In deze maatregelengroepen past een hele reeks afzonderlijke maatregelen die<br />

vaak een belangrijke onderlinge samenhang vertonen. We lichten deze maatregelengroepen<br />

toe en beschrijven een aantal maatregelen in detail. Voor elk van deze<br />

maatregelengroepen wordt aangegeven welke problemen primeren en wat mogelijke<br />

maatregelen zijn. Ter illustratie worden een aantal veelbelovende maatregelen<br />

of interessante voorbeeldprojecten behandeld in kaderstukken.<br />

Bij de uitwerking van de verschillende maatregelengroepen is de klemtoon gelegd<br />

op domeinen waarvoor de Vlaamse overheid beleidsverantwoordelijkheid draagt.<br />

In het belang van een geïntegreerde visie op verkeersveiligheid worden echter ook<br />

maatregelen besproken die niet of slechts gedeeltelijk door toedoen van de Vlaamse<br />

overheid kunnen genomen worden.<br />

Als bijlage bij dit <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> wordt een aantal te nemen maatregelen<br />

verder in detail uitgewerkt in de vorm van maatregelfi ches. Behalve een gedetailleerde<br />

beschrijving van de te nemen maatregel geven de fi ches bijkomende informatie<br />

over een aantal aspecten zoals de verwachte effecten van de maatregel, de doelgroep,<br />

de benodigde inzet van middelen, de verantwoordelijken voor de uitvoering<br />

en de verwachte uitvoeringstermijn.<br />

4.1 Opleiding en ervaring als solide basis voor elke<br />

verkeersdeelnemer<br />

Elke weggebruiker dient over een hoeveelheid kennis en een aantal vaardigheden<br />

te beschikken om volwaardig aan het verkeer deel te nemen. Die kennis en vaardigheden<br />

moeten op één of andere manier aangeleerd worden. Verkeerseducatie laat<br />

zich defi niëren als enerzijds het bevorderen van kennis, bijvoorbeeld kennis van<br />

de wegcode en anderzijds het aanleren van vaardigheden – zoals het besturen<br />

van een auto of het beoordelen van risico’s – die nodig zijn om aan het verkeer deel<br />

te nemen. Het ontwikkelen van kennis en vaardigheden is een noodzakelijke, maar<br />

nog steeds onvoldoende voorwaarde, om op een veilige manier aan het verkeer te<br />

kunnen deelnemen. Behalve de componenten ‘kennen’ en ‘kunnen’ is immers ook de<br />

component ‘willen’ van belang. Deze component slaat vooral op de attitude die<br />

mensen ontwikkelen ten aanzien van bepaalde gedragingen in het verkeer.<br />

Verkeers- en mobiliteitseducatie zijn opgenomen in de ontwikkelingsdoelen en<br />

eindtermen van het onderwijs in <strong>Vlaanderen</strong>. Voor kleuters houden deze ontwikke-<br />

- 96 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


lingsdoelen in dat ze leren op welke plaatsen ze veilig kunnen spelen en op welke<br />

niet, dat hen het besef wordt bijgebracht dat het verkeer risico’s inhoudt en dat ze<br />

leren onder begeleiding elementaire verkeersregels toe te passen, zoals stoppen bij<br />

verkeerslichten, veilig oversteken, aan de kant van het voetpad uit een auto stappen<br />

en op het voetpad blijven.<br />

De eindtermen voor lagereschoolkinderen geven aan dat deze kinderen gevaarlijke<br />

verkeerssituaties in de ruimere schoolomgeving moeten kunnen lokaliseren,<br />

over voldoende vaardigheden en kennis moeten beschikken om zich zelfstandig en<br />

veilig te kunnen verplaatsen langs een vertrouwde route, zich bereid moeten tonen<br />

in hun gedrag rekening te houden met andere weggebruikers, de belangrijkste gevolgen<br />

moeten kennen van het groeiende autogebruik, mogelijke alternatieven voor<br />

de auto moeten kennen en een eenvoudige route moeten kunnen uitstippelen met het<br />

openbaar vervoer.<br />

In het secundair onderwijs ten slotte zijn er vakoverschrijdende eindtermen<br />

verkeer en mobiliteit. Op het einde van het secundair onderwijs moeten jongeren<br />

onder andere veilig gebruik kunnen maken van eigen en openbaar vervoer, de<br />

voor- en nadelen van verschillende vervoerswijzen kunnen afwegen en motiveren,<br />

standpunten innemen over ruimtelijke inrichting en vervoersplannen en het beleid<br />

ter zake kennen. Aan het eind van het secundair onderwijs dienen jongeren ook<br />

over de kennis te beschikken die moet volstaan als voorbereiding op het theoretisch<br />

rijexamen categorie B. Een steekproef van de Vlaamse Automobilistenbond (VAB)<br />

wees uit dat de kennis van de wegcode bij middelbare scholieren matig is en vooral<br />

werd verworven tijdens de lagereschoolperiode (VAB, 2006). Een andere steekproef<br />

van de VAB en de Vlaamse Stichting Verkeerskunde toonde aan dat de meeste<br />

secundaire scholen onvoldoende aandacht besteden aan verkeers- en mobiliteitseducatie<br />

(Henau, 2007).<br />

De Vlaamse regering stelt via de Vlaamse Stichting Verkeerskunde lespakketten<br />

ter beschikking aan leerkrachten om hun lessen af te stemmen op de ontwikkelingsdoelen<br />

en eindtermen. Een permanente evaluatie en aanvulling van het aanbod is<br />

noodzakelijk. Specifi ek voor het secundair onderwijs zal nagegaan worden<br />

op welke wijze de eindtermen invulbaar zijn en welke knelpunten momenteel nog<br />

bestaan in het aanbod van lesmateriaal en de overname ervan door de scholen.<br />

De Vlaamse Stichting Verkeerskunde heeft de taak om met de fi nanciële<br />

steun van de Vlaamse overheid opleidingen en educatieve projecten aan te bieden<br />

aan verschillende doelgroepen: van kleuters over scholieren en studenten tot ouders,<br />

maar ook aan professionelen bij de politie, bij gemeentebesturen, bij ambtenaren<br />

van de Vlaamse overheid en de provinciebesturen.<br />

De meeste jongeren komen op een nieuwe manier in contact met verkeerseducatie<br />

als ze het theoretisch en praktisch examen moeten afl eggen voor het behalen van<br />

een rijbewijs voor bromfi ets, motorfi ets of auto. Veilig zelf een motorvoertuig<br />

besturen vereist een goede kennis, goede vaardigheden, een goed begrip van<br />

risico en de juiste denkprocessen. Kennis wordt opgedaan door het leren van de<br />

verkeersregels waaraan bestuurders van motorvoertuigen zich moeten houden en<br />

van elementaire technische eigenschappen van het voertuig. De vaardigheden en<br />

denkprocessen kunnen evenwel niet uitsluitend verworven worden door opleiding,<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 97 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


maar worden deels opgedaan door voortdurende en gevarieerde blootstelling aan<br />

het verkeer, dit wil zeggen door het opdoen van rijervaring.<br />

Basisrijopleidingen moeten als doel hebben om nieuwe bestuurders de nodige<br />

basisvaardigheden bij te brengen voor de bediening en besturing van een motorvoertuig,<br />

en deze op een gestructureerde en correcte wijze te leren toepassen bij<br />

de uitvoering van de basisrijbewegingen. Daarbij wordt een eerste referentiekader<br />

(het zogenaamde verkeersgeheugen) gecreëerd voor een veilige verkeersdeelname.<br />

Deze opleidingen kunnen plaatsvinden op een formele manier – in een rijschool – of<br />

op informele manier – onder begeleiding van een familielid of een andere bestuurder.<br />

Een geïntegreerde rijopleiding is een combinatie van een formele en informele<br />

opleiding. Wetenschappers onderscheiden in rijgedrag vier hiërarchische niveaus:<br />

het controleren van het voertuig, het beheersen van verkeerssituaties, doelen en<br />

context van de verplaatsing, en globale levensdoelen die het rijgedrag beïnvloeden.<br />

Een rijopleiding kan elk van deze niveaus op verschillende manieren benaderen.<br />

Men kan streven naar basisvaardigheden en –kennis op de verschillende niveaus,<br />

naar bewustheid van de risicofactoren en naar zelf-evaluatie over de vier niveaus<br />

van rijgedrag. Vooral het rijgedrag op de hoogste hiërarchische niveaus is bepalend<br />

voor de verkeersveiligheid. Op deze niveaus is het gedrag echter het moeilijkst<br />

aan te leren.<br />

De wetgeving over de rijopleiding is in België vooralsnog een federale bevoegdheid.<br />

De Vlaamse regering beschouwt de wetgeving als een minimaal kader en zal<br />

daarbovenop specifi eke initiatieven ontwikkelen. Aangezien uit de analyse van de<br />

ongevallengegevens is gebleken dat jonge, onervaren bestuurders een belangrijke<br />

risicogroep vormen, zal hier bijzondere aandacht aan gegeven worden. Pilootprojecten<br />

zullen ontwikkeld en ondersteund worden die de rijvaardigheid en het wenselijke<br />

rijgedrag ondersteunen van zowel de leerling-bestuurders als de bestuurders<br />

die pas een rijbewijs hebben behaald. Deze projecten dienen tegemoet te komen<br />

aan de specifi eke veiligheidsproblematiek bij onervaren bestuurders. De invoering<br />

van een getrapt rijbewijs (een rijbewijs met een proefperiode) biedt interessante<br />

perspectieven.<br />

Ook vrijwillige vormen van rijopleiding verdienen aandacht. Zo zullen via de<br />

Vlaamse Stichting Verkeerskunde opleidingen bij bedrijven gestimuleerd worden.<br />

Die opleidingen schenken aandacht aan veilig en milieuvriendelijk rijgedrag, zowel<br />

bij bestuurders van personenwagens als bij vrachtwagenchauffeurs.<br />

- 98 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


4.2 Bevorderen en afdwingen van intrinsiek veilig<br />

verkeersgedrag<br />

4.2.1 GEBRUIK VAN PERSOONLIJKE BEVEILIGINGSMIDDELEN<br />

Beveiligingsmiddelen voorkomen als dusdanig geen ongevallen, maar beperken de<br />

ernst van de afl oop ervan. We rekenen ze daarom bij de passieve veiligheidsmaatregelen,<br />

in tegenstelling tot de actieve veiligheidsmaatregelen die erop gericht zijn<br />

om ongevallen te voorkomen.<br />

Aangezien er steeds een bepaald ongevallenrisico zal blijven bestaan, is het belangrijk<br />

om het gebruik van geschikte beveiligingsmiddelen te bevorderen.<br />

Eén van de meest courante beveiligingsmiddelen is de veiligheidsgordel. Andere<br />

beveiligingsmiddelen zijn helmen voor (brom)fi etsers en motorrijders en veiligheidskledij.<br />

4.2.2 VEILIGHEIDSGORDEL<br />

Het dragen van de veiligheidsgordel is in België sinds 1975 verplicht voor de<br />

bestuurder en de passagier vooraan in personenwagens. Sinds 1991 is het dragen<br />

van de gordel ook achteraan verplicht. Sinds april 2003 moet ook in alle nieuw ingeschreven<br />

autocars een veiligheidsgordel voorzien en gedragen worden door elke<br />

inzittende. Ook in nieuwe vrachtwagens en schoolbussen moet de gordel voorzien<br />

en gedragen worden.<br />

Niettemin dragen Belgen en Vlamingen de gordel minder dan inwoners uit andere<br />

Europese landen, vooral dan in vergelijking met de verkeersveiligste landen. Zo verklaart<br />

slechts 73 % van de Belgen de gordel altijd te dragen op snelwegen tegenover<br />

90 % van de Nederlanders en 95 % van de Duitsers (Goldenbeld, 2003).<br />

Het dragen van de veiligheidsgordel is een eenvoudige, goedkope en effectieve<br />

maatregel. Het risico om gedood te worden bij een verkeersongeval daalt met om<br />

en bij de 40 % door het dragen van de veiligheidsgordel. Het Steunpunt Verkeersveiligheid<br />

rekende uit dat jaarlijks ongeveer 8 % minder verkeersdoden zouden<br />

vallen indien de Vlamingen de gordel net zo vaak zouden dragen als de Duitsers of<br />

de Britten (Daniels, 2004).<br />

Inspanningen om het gebruik van de veiligheidsgordel te verhogen zijn alleszins<br />

aangewezen. Doelstelling moet zijn om het percentage gordelgebruik te verhogen<br />

tot dat van de beste Europese landen. Een regelmatige handhaving is onontbeerlijk.<br />

Voor een belangrijk deel van de weggebruikers blijkt de schrik voor controles immers<br />

het belangrijkste motief te zijn om de gordel te dragen. Verhoogde handhaving<br />

zonder bijkomende sensibilisatie schiet zijn doel echter voorbij. Vanuit gedragswetenschappelijke<br />

hoek wordt het belang beklemtoond van een sterke bewustwording<br />

over het nut van de gordeldracht. Via campagnes en via verkeersopvoeding in het<br />

onderwijs zal gewerkt worden aan bewustwording. Daarbij moet ook doelgroepgericht<br />

(zakelijk verkeer, jongeren, …) worden gewerkt. Bovendien strekt de installatie<br />

van gordelverkliksystemen in personenwagens tot aanbeveling.<br />

4.2.3 KINDERZITJES<br />

Uit een ruime steekproef van het Steunpunt Verkeersveiligheid in 2005 bleek dat<br />

ruim één op drie kinderen volledig onbeveiligd in de auto wordt vervoerd (Vesentini,<br />

2006) . Van de kinderen die wel beveiligd zijn (door middel van de autogordel,<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 99 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


een kinderzitje of een combinatie van beide), wordt meer dan de helft niet met een<br />

aan de lengte en het gewicht van het kind aangepast beveiligingsmiddel vervoerd.<br />

Sinds 1 september 2006 is het gebruik van een kinderzitje in de wagen verplicht<br />

in België. Hoewel daardoor kan verwacht worden dat het gebruik van kinderzitjes<br />

zal stijgen, blijft de kans op foutief gebruik reëel. Daarom is het wenselijk bijkomende<br />

communicatie te verspreiden over correct gebruik en technische uniformiteit<br />

van kinderzitjes en de ouders bewust te maken voor de risico’s die het niet-gebruik<br />

of foutief gebruik van beveiligingsmiddelen kunnen veroorzaken.<br />

4.2.4 VALHELM<br />

Onderzoeken tonen aan dat het dragen van een valhelm door gebruikers van<br />

tweewielige motorvoertuigen het risico van dodelijk of ernstig schedelletsel met<br />

de helft verkleint (EC, 2003). Voor bromfi etsers en motorrijders is het dragen van<br />

de valhelm verplicht. Vooral bij bromfi etsers is deze gewoonte echter nog niet bij<br />

iedereen ingeburgerd. Een recent onderzoek bij jonge bromfi etsers gaf aan dat<br />

één op twee niet steeds de valhelm draagt (Gysen, 2006b). Selectieve handhaving,<br />

gekoppeld aan een duidelijke bewustmaking van risico’s, dringt zich op.<br />

Ook voor fi etsers, zeker in bepaalde risicogroepen, kan het dragen van een helm<br />

het risico op een ernstig letsel bij een ongeval aanzienlijk verminderen. Inspanningen<br />

zullen geleverd worden om het dragen van een valhelm bij bepaalde doelgroepen<br />

te bevorderen zoals bij kinderen en senioren (omwille van hun kwetsbaarheid)<br />

en ook bij sportfi etsers (omwille van hun hogere snelheid en het daarmee samenhangende<br />

risico).<br />

4.2.5 BESCHERMENDE KLEDIJ<br />

Beschermende kledij is vooral relevant voor motorrijders. Onderzoek toont aan dat<br />

het gebruik van beschermende kledij de ernst van verwondingen aan handen, voeten,<br />

benen en armen reduceert met 33 tot 50 % (Van Vlierden, 2005). Toch blijkt uit<br />

een steekproef bij 1.000 Vlaamse motorrijders dat de helft niet altijd de volledige<br />

veiligheidskledij draagt (Gysen, 2006a). Omwille van het hogere ongevallenrisico<br />

en de grote kwetsbaarheid bij motorrijders, zoals deze zijn gebleken uit deel 1,<br />

zijn inspanningen aangewezen om motorrijders ertoe aan te zetten steeds geschikte<br />

veiligheidskledij te dragen.<br />

4.2.6 ALCOHOL<br />

Er bestaat een sterke relatie tussen de hoeveelheid alcohol in het bloed en het ongevallenrisico<br />

bij deelname aan het verkeer (Van Vlierden, 2004). In België wordt bij<br />

8,4 % (2001) van de ongevallen met doden of gewonden door de politie alcoholintoxicatie<br />

bij één van de betrokkenen vastgesteld. Aangezien alcoholtesten niet bij<br />

elk ongeval gebeuren, is dit cijfer hoogstwaarschijnlijk een onderschatting.<br />

De wettelijk toegelaten alcohollimiet bedraagt 0,5 gram per liter bloed (0,5 promille<br />

BAC). Deze limiet stemt overeen met de aanbeveling die daartoe in Europees<br />

verband werd gedaan (EC, 2001). Voor enkele afgebakende doelgroepen beveelt<br />

de Europese Commissie evenwel aan om de toegelaten limiet te verlagen tot 0,2<br />

promille. Het gaat daarbij om onervaren bestuurders, gemotoriseerde tweewielers<br />

- 100 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


(bromfi etsers en motorrijders) en bestuurders van grote voertuigen (bussen, vrachtwagens<br />

en gevaarlijk transport).<br />

Andere mogelijke maatregelen om het rijden onder invloed van alcohol te verminderen<br />

zijn publieke getuigenissen van slachtoffers in het secundair onderwijs, het<br />

aanduiden van een ‘bob’, aanbieden van alternatieve vervoermiddelen tijdens<br />

weekends (taxi, openbaar of collectief vervoer) en het stimuleren van verantwoordelijke<br />

bedieningspraktijken in de horeca. De kans op politiecontroles dient voldoende<br />

hoog te zijn, het ganse jaar door. Aangezien dronken rijden in weekendnachten<br />

een groter probleem vormt dan op andere tijdstippen (Vanlaar, 2005), moet een<br />

voldoende groot percentage van de controles ook dan gebeuren.<br />

Voor recidivisten en zware overtreders is de verplichte installatie aangewezen van<br />

een alcoholslot, een systeem in de wagen dat het rijden onder invloed onmogelijk<br />

maakt (Verlaak, 2004).<br />

4.2.7 DRUGS<br />

De Belgische wetgeving verbiedt het rijden onder invloed van drugs. De controles<br />

op het naleven van deze wetgeving zijn echter om technische redenen vrij omslachtig<br />

13 en gebeuren slechts sporadisch. Mede daardoor zijn weinig gegevens bekend<br />

over de reële omvang van het probleem. Bij een onderzoek in de regio Tilburg in<br />

Nederland bleek een hoger percentage bestuurders te rijden onder invloed van<br />

drugs dan onder invloed van alcohol (Mathijssen, 2005). Het druggebruik concentreert<br />

zich bij mannen in de leeftijdsgroep 18-24 jaar.<br />

Van de mogelijke maatregelen tegen het gebruik van drugs in het verkeer is een<br />

forse verhoging van het aantal controles de voornaamste. Voorlichting aan potentiële<br />

gebruikers over de specifi eke gevaren van het gecombineerde gebruik van drugs<br />

en alcohol is eveneens wenselijk.<br />

4.2.8 MEDICIJNEN<br />

Wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat het gebruik van sommige medicijnen<br />

zoals slaap- en kalmeermiddelen (benzodiazepines), pijnstillers (analgetica)<br />

en antidepressiva een duidelijk risico inhoudt voor de rijvaardigheid (Van Vlierden,<br />

2007).<br />

Op Europees vlak gebeurt momenteel onderzoek om na te gaan of, zoals dat het<br />

geval is voor alcohol, het nuttig is om wettelijke limieten op te leggen voor het gebruik<br />

van medicijnen in het verkeer. Volgehouden informatie en campagnes – zowel<br />

voor het grote publiek als voor artsen en apothekers – die wijzen op de mogelijke<br />

gevaren van (al dan niet gecombineerd) medicijngebruik en rijden blijven alleszins<br />

noodzakelijk.<br />

13 Het gaat om een controle in drie fasen: in een eerste fase worden aan de hand van een testbatterij (= een lijst met een aantal symptomen en<br />

een viertal psychofysische tests) uiterlijke kenmerken van recent druggebruik gecontroleerd. Indien de testbatterij positief is (= minstens twee<br />

parameters van de lijst) wordt een urinetest afgenomen. Indien deze test opnieuw positief is, volgt een bloedproef. Het bloedstaal dient te<br />

worden onderzocht door een erkend laboratorium (Wet van 16 maart 1968, art. 61bis en 63).<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 101 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


4.2.9 VERMOEIDHEID<br />

Eén tot zeven procent van alle verkeersongevallen wordt minstens gedeeltelijk toegeschreven<br />

aan vermoeidheid. Dit percentage is hoger voor typisch vermoeidheidsgerelateerde<br />

ongevallen zoals eenzijdige ongevallen, voor ongevallen op wegen<br />

met een hoge toegelaten snelheid zoals snelwegen en voor ongevallen ’s nachts.<br />

Factoren die het risico op vermoeidheid verhogen, zijn vaak en lang rijden, lange<br />

werkdagen en onvoldoende of slecht slapen. Ook het tijdstip van de verplaatsing<br />

en de wegomgeving spelen een rol (Vesentini, 2003). Maatregelen om vermoeidheid<br />

tijdens het rijden te bestrijden kunnen verschillende vormen aannemen zoals<br />

het geven van praktische tips aan automobilisten en vrachtwagenchauffeurs om<br />

slaperigheid te voorkomen, het gebruik van ribbelstroken langs autosnelwegen, het<br />

stimuleren van een veiligheidscultuur bij bedrijven en politietoezicht op de naleving<br />

van rij- en rusttijden. Onderzoekscentra ontwikkelen momenteel technieken om op<br />

basis van oogbewegingen bij chauffeurs symptomen van vermoeidheid objectief te<br />

meten (Verlaak, 2004).<br />

4.2.10 BEWUSTMAKING VOOR EEN INTRINSIEK VEILIG VERKEERSGEDRAG<br />

Negen op tien van de verkeersongevallen heeft op één of andere manier te maken<br />

met falend menselijk gedrag (Hillier, 2002). Een belangrijke vraag is vervolgens<br />

op welke manier dit gedrag kan bijgestuurd worden zodat het aantal ongevallen<br />

verkleint. Het gedrag van mensen in het verkeer is de resultante van een complexe<br />

interactie tussen attitudes, sociale normen, ervaren controle over het gedrag en intenties.<br />

Daarbij mag vooral de fout niet gemaakt worden om attitude en gedrag met<br />

elkaar te vereenzelvigen (Huguenin, 2005). Het is bijvoorbeeld niet omdat mensen<br />

weten dat rijden onder invloed gevaarlijk is en er daardoor eerder negatief tegenover<br />

staan dat ze ook meteen hun gedrag zullen aanpassen. Andere omstandigheden<br />

of prikkels (bv. sociale druk, gewoontegedrag, gemoedstoestand, …) kunnen<br />

ervoor zorgen dat ondanks een negatieve attitude, het gewenste gedrag toch niet<br />

bekomen wordt. Dit verklaart waarom (succesvolle) sensibilisering niet altijd leidt tot<br />

het gewenste gedrag en bijgevolg tot minder (ernstige) ongevallen.<br />

Sensibiliseringsacties zijn vooral zinvol rond gedragsaspecten waarvan onderzoek<br />

heeft aangetoond dat ze het ongeval of letselrisico in de hand werken. De belangrijkste<br />

voorbeelden zijn rijden onder invloed, gebruik van beveiligingsmiddelen<br />

zoals de veiligheidsgordel en overdreven snelheid. Maar ook het gebruik van faciliteiten<br />

en comfortfuncties in voertuigen zoals mobiele telefoons en navigatiesystemen<br />

leiden potentieel de aandacht van de bestuurder af.<br />

Ervaringen uit het verleden en uit andere sectoren zoals gezondheidsvoorlichting<br />

(campagnes rond voeding, roken, …) leren dat het beïnvloeden van het gedrag<br />

van mensen geen gemakkelijke taak is. Bestaande wetenschappelijke inzichten<br />

en ervaringen in binnen- en buitenland moeten daarom zo goed mogelijk benut worden<br />

zodat thema’s, doelgroepen en boodschappen zorgvuldig worden afgewogen<br />

en geselecteerd. Acties en campagnes die reeds succesvol zijn gebleken in andere<br />

landen genieten de voorkeur.<br />

In het kader van de bevoegdheden en de activiteiten rond gezondheidsvoorlichting<br />

kan <strong>Vlaanderen</strong> specifi eke initiatieven ontwikkelen rond campagnes en gedragsbe-<br />

- 102 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


invloeding. Daarbij zal een gerichte aanpak naar doelgroepen ontwikkeld worden<br />

(fi etsers, motorrijders, jonge bestuurders, …). Aangezien een passende handhaving<br />

het effect van verkeersveiligheidscampagnes versterkt, is er nood aan permanent<br />

overleg met de minister bevoegd voor Justitie en met politiediensten en parketten.<br />

Essentieel is dat sensibiliseren zelden op zichzelf kan staan. Vooral in combinatie<br />

met handhaving en/of beloning lijkt sensibiliseren effectief. De meerwaarde van<br />

een veranderde intentie (t.g.v. sensibiliseren) ligt, naast een mogelijke gedragsverandering,<br />

ook in een verhoogd draagvlak voor bijvoorbeeld handhavingacties.<br />

Door middel van sensibilisatie kan een item op de maatschappelijke agenda gezet<br />

worden, en ontstaat er hiervoor begrip.<br />

De Vlaamse overheid kan een coördinerende rol spelen in het ontwikkelen en<br />

aanbieden van campagneconcepten aan lokale besturen (provincies, gemeenten,<br />

politiezones). De Vlaamse Stichting Verkeerskunde vormt hiertoe een aangewezen<br />

kanaal.<br />

Behalve massamediacampagnes dient ook waarde gehecht te worden aan kleinschalige,<br />

lokale projecten. Gemeentebesturen, maar ook bedrijven, scholen of verenigingen<br />

moeten gebruik kunnen maken van bruikbare concepten en hulpmiddelen<br />

voor het opzetten van lokale verkeersveiligheidscampagnes. De Vlaamse overheid<br />

zal deze hulpmiddelen ontwikkelen en ter beschikking stellen in de vorm van steun<br />

aan de ontwikkeling van draaiboeken, theaterproducties, demonstratieactiviteiten<br />

enzovoort. De recent uitgewerkte gordelcampagne van het Vlaams Gewest is hier<br />

tevens een voorbeeld van.<br />

Eén van de instrumenten om het verkeer voor jongeren veiliger te maken is een<br />

schoolbereikbaarheidsplan. Dit is een eenvoudig en makkelijk te gebruiken plan<br />

met uitgestippelde routes om de scholen in een gemeente op een veilige manier<br />

te bereiken. De nadruk ligt daarbij op fi etsen maar er gaat evenzeer aandacht<br />

uit naar wandelen of het gebruik van het openbaar vervoer. De Vlaamse overheid<br />

heeft een draaiboek schoolbereikbaarheidsplannen ontwikkeld. Dat draaiboek<br />

is een praktisch en toegankelijk naslagwerk dat lokale overheden helpt bij<br />

het realiseren van een eigen schoolbereikbaarheidsplan.<br />

4.2.11 SNELHEID<br />

Blijvende aandacht is nodig voor het aspect snelheid. Onaangepaste snelheid is<br />

niet alleen het overschrijden van een snelheidslimiet, maar ook sneller rijden dan de<br />

omstandigheden op een bepaald ogenblik toelaten. Geschat wordt dat een te hoge<br />

snelheid een rol speelt bij één op drie van de dodelijke ongevallen (Elvik, 2004).<br />

De snelheid speelt zowel een rol bij het optreden van een verkeersongeval als bij de<br />

afl oop ervan, de letselernst. Empirische studies vinden een sterk verband tussen hogere<br />

snelheden en een toenemend aantal ongevallen (Aarts, 2006). Maar niet enkel<br />

de absolute snelheid van voertuigen speelt een rol. Ook grotere snelheidsverschillen<br />

tussen voertuigen leiden tot een hogere onveiligheid. Uit metingen van het Belgisch<br />

Instituut voor de Verkeersveiligheid blijkt dat op de meeste wegvakken om en bij de<br />

10 % van de bestuurders te snel rijdt. Enkel op wegvakken met een snelheidsbeper-<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 103 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


king tot 70 km/u is dit aantal beduidend groter met ongeveer 20 %.<br />

Experts en internationale organisaties zijn het erover eens dat snelheidsbeheersing<br />

één van de belangrijkste en meest effectieve maatregelen is om verdere<br />

vooruitgang te boeken in de verkeersveiligheid (EC, 2003; Peden, 2004; Wegman,<br />

2005). Het matigen van de snelheid omvat een aantal operationele aspecten: vastleggen<br />

van verantwoorde snelheidslimieten, geven van duidelijke informatie over de<br />

geldende limieten aan weggebruikers, aanleggen van infrastructuur die het gewenste<br />

snelheidsregime zo veel mogelijk afdwingt (concept van de ‘leesbare weg’) en het<br />

toezien op de naleving van de geldende regels. Het betreft hier in belangrijke mate<br />

beleidsbevoegdheden van de Vlaamse overheid.<br />

Op veel Vlaamse wegen is sinds enkele jaren een gehele of gedeeltelijke<br />

snelheidsbeperking tot 70 km/u buiten de bebouwde kom van toepassing.<br />

Deze snelheidsbeperking werd ingevoerd om veiligheidsredenen. Voor de<br />

weggebruiker is het evenwel niet steeds duidelijk of een bepaalde snelheidsbeperking<br />

van toepassing is. Juridisch is het systeem weliswaar sluitend, maar<br />

vermoedelijk is het voor vele weggebruikers vaak niet duidelijk welke snelheid<br />

toegelaten is. Op eenzelfde wegvak kan het voorkomen dat nu eens 90 km/u,<br />

dan 70 km/u, dan 50 km/u of 30 km/u mag gereden worden. Een uniforme<br />

regeling van 70 km/h buiten de bebouwde kom en 90 km/h als uitzondering<br />

is aangewezen om meer duidelijkheid te scheppen in de geldende snelheidsregimes.<br />

Op lange termijn is het streefdoel om de wegen zodanig in te richten dat de<br />

gewenste snelheid gekend is en door bijna alle weggebruikers ook aangenomen<br />

wordt, gebruikmakend van inrichtingselementen in de infrastructuur zoals<br />

rijwegbreedte, bochtstralen, asverschuivingen, verticale elementen enzovoort.<br />

Het zal echter tientallen jaren duren vooraleer het volledige wegennet op deze<br />

wijze kan ingericht worden. In afwachting van wat op langere termijn kan<br />

gebeuren, onderzoekt de Vlaamse overheid of er reeds op korte termijn via<br />

extra wegmarkeringen een visuele ondersteuning voor het heersende snelheidsregime<br />

kan ontwikkeld worden. Een eerste experiment op enkele wegen van<br />

70km/u wordt momenteel geëvalueerd.<br />

4.2.12 DOELTREFFENDE EN DOELMATIGE HANDHAVING VAN HET GEWENSTE VERKEERSGEDRAG<br />

Regelgeving vormt de basis voor het veilig afwikkelen van verkeersprocessen, het<br />

minimaliseren van latente fouten in het systeem en het inperken van risicofactoren<br />

(Wegman, 2005). In de ideale wereld houden alle mensen zich spontaan aan de<br />

regels zonder dat ze dit als een onredelijke last ervaren. De werkelijkheid is echter<br />

anders.<br />

Verkeershandhaving als sluitstuk van het verkeersveiligheidsbeleid is bijgevolg een<br />

noodzakelijk gegeven. Verkeershandhaving omvat het geheel van maatregelen en<br />

middelen bedoeld om de naleving van de verkeersregels af te dwingen of om te<br />

voorkomen dat verkeersregels worden overtreden (Vlaminck, 2004). In principe<br />

bestaat handhaving dus uit veel meer dan alleen politietoezicht. Ook educatie en<br />

sensibilisatie zijn belangrijke pijlers in een geïntegreerd verkeershandhavingsbeleid,<br />

- 104 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


evenals een doeltreffende bestraffi ng voor delinquenten.<br />

Om op een doeltreffende en effi ciënte wijze veilig verkeersgedrag te bevorderen,<br />

moet verkeershandhaving aan een aantal voorwaarden voldoen (BIVV, 2004). Deze<br />

voorwaarden zijn:<br />

• aanvaarde en gekende regels;<br />

• preventie primeert op repressie;<br />

• een voldoende hoge objectieve pakkans;<br />

• een gelijktijdige verhoging van de subjectieve pakkans;<br />

• combinatie met communicatie;<br />

• strafkans volgt pakkans.<br />

Om te kunnen spreken van een effectief handhavingsbeleid is een planmatige<br />

handhavingsaanpak van primordiaal belang. Planmatig handhaven veronderstelt<br />

het blootleggen van verkeersveiligheidsproblemen, het formuleren van doelstellingen,<br />

het vooropstellen van een aanpak, het uitvoeren van de plannen en tot slot de<br />

terugkoppeling van de resultaten en eventuele bijsturing van de handhavingsplannen<br />

(BIVV, 2004).<br />

In het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> (MVG, 2001, 2003a) was de conclusie nog dat<br />

de gebrekkige verkeersveiligheidssituatie in <strong>Vlaanderen</strong> voornamelijk te wijten was<br />

aan gebrek aan een planmatige en systematische aanpak van het verkeersveiligheidsbeleid.<br />

Eén van de dragende maatregelen was dan ook meer en effectiever<br />

verkeerstoezicht met een centrale rol voor de objectieve en subjectieve pakkans.<br />

In de nabije toekomst moet de handhaving centraal staan van die verkeersregels<br />

waarvan de niet-naleving belangrijke ongevals- en letselrisico’s inhoudt zoals overdreven<br />

snelheid, rijden onder invloed en het gebruik van beveiligingsmiddelen.<br />

Aangezien de bevoegdheden in verband met verkeershandhaving en –vervolging<br />

zich op het federale niveau bevinden, heeft <strong>Vlaanderen</strong> hierin relatief weinig sturingsmogelijkheden.<br />

Een middel dat wel gedeeltelijk tot het bevoegdheidspakket behoort en zijn effectiviteit<br />

bewezen heeft, zijn de onbemande camera’s (Nuyts, 2006). In de volgende<br />

jaren zullen, op plaatsen waar dat aangewezen is, bijkomende onbemande camera’s<br />

geïnstalleerd worden, zowel op kruispunten als op doorlopende wegvakken<br />

en snelwegen. De mogelijkheid van digitale onbemande camera’s zal tevens de<br />

mogelijkheid van handhaving vereenvoudigen.<br />

In ondergeschikte orde worden samenwerkingsverbanden met de federale overheid,<br />

met politiediensten en parketten opgezet rond de integratie van handhaving, sensibilisatie<br />

en educatie. Een voorbeeld hiervan zijn de projecten i.v.m. verkeersklassen<br />

in het kader van een alternatieve sanctionering. Een verkeersklas is een alternatieve<br />

sanctie voor jongeren in de vorm van een verkeersles.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 105 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


4.3 Een hoogwaardig verkeerssysteem ingebed in een<br />

duurzame ruimtelijke ordening<br />

Met het verkeerssysteem wordt de fysieke omgeving bedoeld waarbinnen het verkeer<br />

zich afspeelt. Tot die omgeving behoren zowel het voertuig waarin of waarmee<br />

de weggebruiker zich verplaatst zoals de auto, fi ets, vrachtwagen of motorfi ets als<br />

de weginfrastructuur waarvan de weggebruiker gebruikmaakt. De weginfrastructuur<br />

staat op zijn beurt niet op zichzelf maar maakt deel uit van een ruimtelijke context<br />

die een belangrijke invloed heeft op het functioneren van de weginfrastructuur.<br />

Zo zal de gemiddelde bestuurder een andere snelheid aanhouden in een dichtbebouwde<br />

woonwijk dan op een landelijke weg zonder bebouwing, zelfs al zou de<br />

toegelaten snelheid op beide wegvakken dezelfde zijn.<br />

4.3.1 HOOGWAARDIGE INFRASTRUCTUUR ALS HARDE RANDVOORWAARDE VOOR VEILIGHEID<br />

Hoewel de infrastructuur slechts in minder dan één op vijf gevallen als oorzaak<br />

kan worden beschouwd van een verkeersongeval, zijn ingrepen in de infrastructuur<br />

één van de belangrijkste mogelijkheden die de overheid heeft om verkeersveiligheid<br />

in positieve zin te sturen. De weg en de omgeving zijn dan ook belangrijke aangrijpingspunten<br />

voor het verkeersveiligheidsbeleid.<br />

Ingrepen in de weginfrastructuur kunnen niet alleen een bijdrage leveren tot een<br />

verhoogde verkeersveiligheid, maar dragen tevens bij tot de realisatie van de<br />

verschillende doelstellingen met betrekking tot duurzame mobiliteit. Behalve een<br />

verhoging van de verkeersveiligheid, zijn dit een verbeterde bereikbaarheid van<br />

voorzieningen, een gegarandeerde toegankelijkheid voor iedereen tot het vervoerssysteem,<br />

een grotere verkeersleefbaarheid en een reductie van de schade aan natuur<br />

en milieu die het verkeer veroorzaakt. In de praktijk kunnen deze doelstellingen<br />

niet steeds in even grote mate verwezenlijkt worden of kunnen ze zelfs onderling<br />

confl icteren. Niettemin geldt verkeersveiligheid als een belangrijke randvoorwaarde<br />

voor alle mogelijke infrastructuurmaatregelen die zullen worden genomen.<br />

In het geactualiseerde Nederlandse Duurzaam-Veilig-concept (Wegman, 2005)<br />

staan vier principes ten aanzien van de weginrichting centraal: functionaliteit,<br />

homogeen gebruik, voorspelbaar gebruik en vergevingsgezindheid.<br />

Het principe van de functionaliteit houdt in dat aan elke weg idealiter slechts één<br />

functie (verbinden, ontsluiten of toegang geven) wordt toegekend, de zogenaamde<br />

monofunctionaliteit. Dat minimaliseert het aantal potentiële confl icten met een mogelijk<br />

ernstige afl oop. Het homogeen gebruik houdt in dat ontmoetingen met grote<br />

verschillen in snelheid, richting en massa moeten worden vermeden waardoor de afloop<br />

van botsingen, indien deze niet meer voorkomen kunnen worden, veel minder<br />

ernstig is. Het derde principe, voorspelbaar gebruik, is gericht op het voorkomen<br />

van menselijke fouten door een wegomgeving aan de verkeersdeelnemer aan<br />

te bieden die herkenbaar is. Hierdoor wordt het wegverloop en het gedrag van alle<br />

verkeersdeelnemers duidelijk. Het principe van de vergevingsgezindheid houdt<br />

in dat, indien een verkeersongeval zich voordoet, de omgeving zodanig wordt ingericht<br />

dat de letselernst zoveel mogelijk beperkt wordt. Als voorbeeld kunnen hier de<br />

kreukelpalen om verkeersborden aan te bevestigen vernoemd worden.<br />

- 106 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


Hoewel de beginsituatie in <strong>Vlaanderen</strong> op een aantal punten fundamenteel verschilt<br />

van die in Nederland, kan <strong>Vlaanderen</strong> baat vinden bij de Duurzaam-Veilig-aanpak.<br />

De vier principes die gelden voor de weginrichting kunnen in grote mate gelden en<br />

moeten mee aan de basis liggen van het infrastructuurbeleid dat in <strong>Vlaanderen</strong> de<br />

volgende jaren zal gevoerd worden.<br />

De Duurzaam-Veilig-principes werden reeds overgenomen in het Mobiliteitsplan<br />

<strong>Vlaanderen</strong> en in het Ruimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong>. In de volgende jaren zal<br />

gewerkt worden aan de operationalisering van dit concept. Een belangrijke doelstelling<br />

is om vorm, functie en gebruik van wegen in overeenstemming te brengen.<br />

Dat betekent dat de inrichting van de wegen moet aangepast worden aan de functie<br />

die ze hebben en aan het verkeer dat ze moeten verwerken. Maar aangezien de<br />

bestaande situatie vaak nog ver af staat van de gewenste toestand, en de budgettaire<br />

middelen ontbreken om massaal wegen om te bouwen, zullen keuzes moeten<br />

gemaakt worden en prioriteiten gesteld worden. Alleszins mag de wegencategorisering<br />

geen theoretische oefening blijven. Aan de wegencategorisering zullen<br />

aspecten worden gekoppeld zoals bewegwijzering, geometrie, bouwvoorschriften,<br />

snelheidsbeperkingen, hiërarchie en vormgeving van kruispunten, erftoegangen,<br />

parkeervoorzieningen, openbaar vervoerhaltes, fi etspaden en voetgangersvoorzieningen.<br />

Om dit op een consequente manier te kunnen doen dienen essentiële<br />

herkenbaarheidskenmerken te worden ontwikkeld voor de verschillende<br />

wegtypes. Dergelijke essentiële herkenbaarheidskenmerken zijn ontwerpprincipes<br />

die systematisch worden toegepast voor bepaalde wegtypes en een voor de weggebruiker<br />

duidelijk waarneembaar onderscheid inhouden tussen de verschillende<br />

wegcategorieën.<br />

Voor belangrijke en complexe wegvakken zullen streefbeelden 14 worden ontwikkeld<br />

die de gewenste situatie op lange termijn vastleggen. De opmaak van streefbeelden<br />

moet binnen een redelijke termijn kunnen gevolgd worden door zichtbare<br />

aanpassingen op het terrein.<br />

Aangezien de gewenste infrastructuuraanpassingen in het kader van een duurzame<br />

veilige weginrichting slechts over enkele tientallen jaren voor het gehele wegennet<br />

kunnen gerealiseerd worden, zal een aanpak van specifi eke, lokale probleemsituaties<br />

noodzakelijk blijven. In de voorbije jaren werd een budget vrijgemaakt van 550<br />

miljoen EUR voor de infrastructurele herinrichting van 800 gevaarlijke punten<br />

op gewestwegen in <strong>Vlaanderen</strong>. Na uitvoering van deze werken zullen de resultaten<br />

wetenschappelijk geëvalueerd worden. De Vlaamse administratie zal op basis<br />

van haar opgedane ervaring met dit programma, een vademecum “gevaarlijke<br />

punten” opstellen dat als handleiding door lokale besturen kan gebruikt worden.<br />

Naast de aanpak van de gevaarlijkste punten op het Vlaamse wegennet zal de<br />

aandacht verschuiven naar de aanpak van grotere wegsegmenten. Met het<br />

14 Een streefbeeld is een langetermijn-inrichtingsconcept voor een bepaald wegvak (Daniels, S., Leys, F., 2001. De verkeerskundige aspecten<br />

van een streefbeeld. Verkeersspecialist). Het werken met streefbeelden biedt een handige systematiek voor het omzetten van vele vragen en<br />

behoeften in verband met een bepaalde lijninfrastructuur tot een min of meer kant-en-klaar (her)inrichtingsconcept. Het streefbeeld positioneert<br />

zich tussen de ruimtelijke structuurplanning en het concrete infrastructuurontwerp. Het streefbeeld past de inrichtingsprincipes (‘ontwikkelingsperspectieven’)<br />

die in beleidsdocumenten zoals het Ruimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong> worden vooropgesteld, toe op een praktische situatie<br />

en formuleert vanuit deze toets van de theorie aan de praktijk, een concreet inrichtingsvoorstel.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 107 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


doortochtenprogramma en de herinrichting van veilige schoolomgevingen werd<br />

reeds succes geboekt omdat aspecten van veiligheid, leefbaarheid en bereikbaarheid<br />

voor de verschillende vervoersmodi werden geïntegreerd. Een gelijkaardig<br />

concept zal ontwikkeld worden voor wegen buiten de bebouwde kom. Daardoor<br />

kan het gewenste verkeersgedrag ook op wegen van 90 km/u en 70 km/u maximaal<br />

worden uitgelokt (principe van het voorspelbaar gebruik). Andere infrastructurele<br />

maatregelen hebben betrekking op het ontwerp van wegvakken, ontwerp en<br />

regeling van kruispunten, alignement, verlichting en signalisatie, wegenaanleg en<br />

onderhoud, obstakels langs de weg, verkeersbeheersing en management, snelheid<br />

en snelheidslimieten, en aanpassingen voor kwetsbare weggebruikers.<br />

Technologische innovaties bieden een aantal perspectieven voor de verkeersafwikkeling<br />

in de toekomst. Dynamische signalisatie biedt de mogelijkheid om het<br />

verkeer te reguleren in functie van tijdstip (dag, nacht, schooltijd, …) en omstandigheden<br />

zoals het weer, verkeersdrukte of wegenwerken. Een belangrijk voordeel<br />

is dat de acceptatiegraad (en dus ook de nalevingsgraad) bij weggebruikers voor<br />

bepaalde beperkingen (bv. snelheid, inhaalverbod, …) beduidend hoger kan zijn<br />

indien deze slechts geldig zijn omwille van bijzondere omstandigheden (bv. schooluren,<br />

spits, regenweer, …).<br />

In het infrastructuurbeleid zal bijzondere aandacht uitgaan naar de kwetsbare<br />

weggebruikers aangezien de probleemanalyse in deel 1 van het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong><br />

heeft uitgewezen dat deze doelgroep oververtegenwoordigd is in de<br />

ongevallenstatistieken. In de volgende jaren zal aanzienlijk geïnvesteerd worden in<br />

de uitbouw van het bovenlokaal functioneel fi etsroutenetwerk. De investeringen voor<br />

de gemeentewegen zullen gedragen worden via het Fietsfonds waaraan gewest,<br />

provincies en gemeenten bijdragen.<br />

Voor de gewestwegen zal het gewest zelf de prioritaire fi etspadprojecten uitvoeren<br />

en kunnen de lokale besturen via module 13 (aanleg of verbetering van fi etspaden<br />

langs gewestwegen door de lokale overheid) zelf het initiatief nemen. In de bebouwde<br />

kommen is vaak nog specifi eke aandacht nodig voor de aanleg en de beschikbaarheid<br />

van voetgangersvoorzieningen.<br />

Ook het onderhoud van de infrastructuur (borstelen en sneeuwvrij maken van<br />

voet- en fi etspaden, reinigen waterslokkers, vervangen defecte verlichting, kleine<br />

herstellingen), bepaalt in belangrijke mate de kwaliteit van het netwerk voor kwetsbare<br />

weggebruikers, niet alleen voetgangers en fi etsers maar ook motorrijders en<br />

bromfi etsers.<br />

Bijzondere aandacht moet uitgaan naar de problematiek van ongevallen bij wegenwerken,<br />

zowel vanuit het standpunt van de passerende weggebruikers als van dat<br />

van de aanwezige wegenwerkers.<br />

Infrastructurele maatregelen brengen vaak erg hoge kosten mee, zowel wat betreft<br />

aanleg als onderhoud. Bovendien vereist de uitvoering een belangrijke doorlooptijd.<br />

Daarom passen ze vooral in een strategie op langere termijn. Niettemin kan het<br />

effect van dergelijke ingrepen erg hoog zijn zoals blijkt uit wetenschappelijke literatuur<br />

(Elvik, 2004). Ook hebben deze maatregelen een lange levensduur.<br />

- 108 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


Bij de aanleg of omvorming van infrastructuur dient het aspect verkeersveiligheid<br />

als een absolute randvoorwaarde en toetssteen te gelden. Dit moet gebeuren zowel<br />

tijdens het ontwerp, de uitvoering als tijdens de gebruiksperiode van nieuwe wegen.<br />

Verkeersveiligheidsaudits vormen hiertoe een aangewezen instrument. Uitgevoerde<br />

projecten moeten bovendien worden geëvalueerd en uit deze evaluaties dienen lessen<br />

getrokken te worden.<br />

4.3.2 NAAR EEN INTRINSIEK VEILIGE RUIMTELIJKE ORDENING<br />

De toepassing van de principes van Duurzaam-Veilig, vooral dan de monofunctionaliteit,<br />

stelt belangrijke eisen aan de ruimtelijke ordening. Rechtstreekse erfaansluitingen<br />

(toegangen tot winkels, bedrijven; kantoren, woningen, …) zijn op wegen met<br />

een stroomfunctie uit den boze en worden best zo veel mogelijk beperkt op wegen<br />

met een ontsluitingsfunctie. Erftoegangen zouden zo veel mogelijk moeten kunnen<br />

verlopen via wegen met een loutere erftoegangsfunctie.<br />

In het Ruimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong> (RSV, 1997) wordt, behalve de afnemende<br />

bereikbaarheid en leefbaarheid, ook de verkeersveiligheid als een belangrijk<br />

gevolg van de bestaande ruimtelijke ordening beschreven. Vooral het voorkomen<br />

van talrijke confl ictpunten (vooral op kruispunten) tussen vele soorten verkeersdeelnemers<br />

(lokaal en doorgaand verkeer, fi etsers, voetgangers en gemotoriseerd verkeer,<br />

parkerend verkeer, terugdraaiend verkeer, …) en de toegenomen intensiteit van het<br />

wegverkeer worden als problematisch aanzien.<br />

Het Ruimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong> selecteert vier wegcategorieën: hoofdwegen,<br />

primaire wegen, secundaire wegen en lokale wegen. Aan elk van deze categorieën<br />

zijn bepaalde hoofdfuncties en aanvullende functies verbonden (verbinden,<br />

verzamelen en toegang geven) en worden enkele principes naar voren geschoven<br />

met betrekking tot de inrichting van deze wegen.<br />

In het bindend gedeelte van het Ruimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong> werden de<br />

hoofdwegen en de primaire wegen geselecteerd. Later werden in de provinciale<br />

ruimtelijke structuurplannen de secundaire wegen geselecteerd. Alle andere wegen<br />

hebben een lokale functie. In de gemeentelijke structuurplannen en mobiliteitsplannen<br />

wordt de categorisering van het lokale wegennet geëxpliciteerd.<br />

Vandaag kan vastgesteld worden dat de principes van wegencategorisering zijn<br />

doorgevoerd in de beleidsplanning op gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk<br />

niveau, zowel via de mobiliteitsplannen als via de ruimtelijke structuurplanning. De<br />

operationalisering van deze principes verloopt echter moeizaam. In de toekomst zijn<br />

daarom inspanningen noodzakelijk zoals het defi niëren van uniforme ontwerpprincipes<br />

(bijvoorbeeld in de vorm van vademeca) voor de verschillende wegcategorieën<br />

en het vastleggen van een aantal bepalingen in ruimtelijke uitvoeringsplannen. Zo<br />

zullen op bepaalde types wegen eisen moeten gesteld worden zoals het afbouwen<br />

of elimineren van rechtstreekse erftoegangen, het scheiden van verkeerssoorten en<br />

rijrichtingen en het omvormen van kruispunten.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 109 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


Een voorbeeld: een aangepaste wegencategorisering en routering kunnen<br />

belangrijke gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid. Een vergelijking tussen<br />

Vlaamse autosnelwegen en gewestwegen leert dat autosnelwegen een veel lager<br />

aantal ongevallen per afgelegde voertuigkilometer kennen dan gewestwegen<br />

of gemeentewegen. Het ongevalsrisico (aantal ongevallen per miljard voertuigkilometer)<br />

is op genummerde wegen ruim drie keer zo hoog als op autosnelwegen.<br />

Het ongevalsrisico op gemeentewegen ligt zelfs 15 keer zo hoog.<br />

Op wegvakken waar de gewenste monofunctionaliteit en homogeniteit van de<br />

verkeersstromen niet op korte termijn kunnen gerealiseerd worden, zijn bijkomende<br />

maatregelen noodzakelijk. In vele gevallen betekent dit dat de toegelaten snelheid<br />

voldoende laag dient te zijn zodat het verhoogde risico ten gevolge van het diffuse<br />

wegbeeld wordt gecompenseerd door een lagere snelheid.<br />

4.3.3 VEILIGE VOERTUIGEN EN TELEMATICA<br />

Hoewel mankementen aan het voertuig slechts in ongeveer 5 % van de ongevallen<br />

oorzaak of medeoorzaak van een verkeersongeval (Hillier, 2002) zijn, kan een<br />

aantal kenmerken van voertuigen in het verkeer een belangrijke rol spelen in de<br />

verkeersveiligheid. Zo is de massa en de omvang van een voertuig de factor die de<br />

grootste invloed heeft op het dodelijke risico wanneer een ongeval gebeurt (Evans,<br />

2004).<br />

Een aantal voertuigtechnologische ontwikkelingen bieden perspectieven om het<br />

ongevallenrisico en vooral de letselernst bij aanrijdingen te verkleinen. Voertuigtechnologie<br />

kan op twee manieren de verkeersveiligheid vergroten: enerzijds kan de<br />

actieve veiligheid verbeterd worden, en anderzijds kunnen technische ingrepen de<br />

passieve veiligheid verhogen. Actieve veiligheid is gericht op het voorkomen van<br />

een ongeval. Eén van de meest bekende voorbeelden van een dergelijke technologie<br />

is ABS, het antiblokkeersysteem voor de remmen. Tegenwoordig zijn bijna alle<br />

voertuigen standaard hiermee uitgerust. Passieve veiligheid daarentegen heeft tot<br />

doel de gevolgen van een ongeval voor de betrokkenen te verminderen. De bekendste<br />

voorbeelden hiervan zijn de gordel en de airbag.<br />

Voertuigtechniek is zeer sterk gereglementeerd. De reglementering legt enerzijds<br />

minimale kwaliteits- en veiligheidseisen op, en zorgt daarnaast voor een vergaande<br />

harmonisering van de nationale vereisten. Actueel situeert de voertuigreglementering<br />

zich op Europese schaal (EU-richtlijnen) of zelfs nog ruimer (UN/ECE-reglementen<br />

15 ). De nationale overheden hebben in deze materie sedert lang bevoegdheden<br />

afgestaan. Deze tendens gaat ook vandaag nog verder en is bovendien onomkeerbaar.<br />

Het is bijgevolg noodzakelijk om verdere evoluties van de technologie en<br />

reglementering in dit Europese of zelfs internationale kader te blijven zien.<br />

De sterke toename van de passieve veiligheid van personenwagens heeft mee<br />

gezorgd voor een spectaculaire daling van het aantal doden en gewonden uitgedrukt<br />

per afgelegde kilometer of per ongeval. Met name de veiligheidsgordel is een<br />

15 UN/ECE (United Nations Economic Commission for Europe) is een deelorganisatie van de Verenigde Naties die zetelt in Genève en waarin<br />

de meer technische aspecten van voertuigregelgeving worden overeengekomen tussen 56 lidstaten, waaronder de meeste Europese landen<br />

en de Verenigde Staten.<br />

- 110 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


ontwikkeling die een grote impact heeft gehad op het aantal verkeersslachtoffers.<br />

Na de invoering van de gordeldraagplicht is het aantal slachtoffers in het verkeer<br />

wezenlijk gedaald (Verlaak, 2003). Dit verschijnsel deed zich voor in geheel Europa.<br />

Hoewel de gordeldracht verplicht is in de Europese Unie, wordt dit niet door<br />

iedereen rigoureus toegepast. Uit onderzoek blijkt dat een groot deel van de nietgordelgebruikers<br />

aangeeft dat ze de gordel uit vergetelheid niet hebben omgedaan<br />

(Verlaak, 2003). Hieruit blijkt dat een systeem dat de bestuurder en/of de inzittenden<br />

eraan herinnert de gordel om te doen (gordelverklikker), een effi ciënt middel<br />

kan zijn om het gordelgebruik te verhogen.<br />

De resultaten van het Europese crashtestprogramma EuroNCAP bevestigen de<br />

algemene toename in passieve veiligheid. Dit programma beoordeelt sinds 1996<br />

voertuigen op vlak van passieve veiligheid, en dit door het uitvoeren van verschillende<br />

soorten van crashtesten. Op basis van de bekomen resultaten kent EuroNCAP<br />

vervolgens een score toe op gebied van veiligheid voor inzittenden en voetgangers.<br />

Verschillende studies en organisaties stellen dat dankzij EuroNCAP de passieve veiligheid<br />

van personenwagens in de Europese Unie in niet eens 10 jaar tijd zeer sterk<br />

is toegenomen (EC, 2003; ETSC, 2001; Lie, 2000).<br />

De Vlaamse regering wenst een actief beleid te voeren dat onderzoek en ontwikkeling<br />

van veiligheidsverhogende technologieën stimuleert. Mogelijke maatregelen zijn<br />

het fi nancieren van pilootprojecten en het ter beschikking stellen van kredieten voor<br />

wetenschappelijk onderzoek. Technologieën met een bewezen gunstig effect op de<br />

verkeersveiligheid moeten in zoveel mogelijk voertuigen worden ingebouwd.<br />

De Vlaamse regering zal bij de federale regering aandringen op de stipte omzetting<br />

van Europese richtlijnen in verband met voertuigtechnologie naar Belgisch recht.<br />

Waar nodig zullen ondersteunende maatregelen ingezet worden om de mogelijke<br />

invoering van technologische maatregelen te begeleiden. Een voorbeeld is de opmaak<br />

van een databank met heersende snelheidsregimes die de invoering van een<br />

systeem van intelligente snelheidsaanpassing (ISA) zou kunnen ondersteunen. In de<br />

toekomst worden vanuit de hoek van de voertuigtechnologie eveneens verbeteringen<br />

verwacht op gebied van voetgangersbescherming bij aanrijdingen door personenwagens<br />

(bv. zachte bumpers en meegevende motorkappen).<br />

Belangrijke perspectieven in verband met de interactie weg-voertuig-bestuurder zijn<br />

te verwachten van ontwikkelingen in de telematica of Intelligente Transport Systemen<br />

(ITS). Voorbeelden van ITS-systemen zijn radars en systemen in voertuigen om<br />

potentiële ongevalssituaties te detecteren, systemen voor stabiliteitscontrole, systemen<br />

voor snelheidsaanpassing in functie van de locatie of de omstandigheden (ISA)<br />

en beslissingsondersteunende systemen voor bestuurders (ADAS – Advanced Driver<br />

Assistance Systems).<br />

Om de mogelijke invoering van ISA (intelligente snelheidsaanpassing) voor te<br />

bereiden werd het afgelopen jaar een studie uitgevoerd die de mogelijkheden<br />

voor het opstellen van een snelheidsdatabank diende na te gaan. Deze studie<br />

heeft de variabelen in kaart gebracht die moeten opgenomen worden in deze<br />

snelheidsdatabank. Eveneens werden beslissingsprocessen, regelgeving en<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 111 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


procedures met het oog op wijziging van de bovenstaande gegevens geïnventariseerd.<br />

Mogelijke problemen die kunnen optreden bij het verzamelen van de<br />

data en bij het invoeren van wijzigingen in de databank, werden verzameld en<br />

de weg naar oplossingen werd aangegeven. Deze studie zal als basis dienen<br />

voor de effectieve bouw van een snelheidsdatabank voor <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

4.4 Een doeltreffend juridisch en organisatorisch kader<br />

4.4.1 NAAR EEN AANGEPAST JURIDISCH KADER<br />

De wetgeving die van toepassing is op verkeersveiligheid omvat een aantal wetten<br />

en koninklijke besluiten met als voornaamste het K.B. van 1 december 1975 en zijn<br />

wijzigende besluiten (Wegcode) en de Wet van 16 maart 1968 en zijn wijzigende<br />

besluiten (Verkeerswet). Andere relevante wetten en koninklijke besluiten regelen de<br />

technische eisen waaraan voertuigen dienen te voldoen, rijopleiding, verzekeringen,<br />

wegbeheer, wegvervoer, wegenwerken, inschrijving van voertuigen.<br />

Het grootste deel van de verkeersveiligheidswetgeving is tot heden een federale<br />

bevoegdheid. De gewesten verlenen formeel advies over elke wijziging.<br />

Door stimulerende maatregelen wil de Vlaamse regering prioritair inspanningen<br />

leveren om de verkeersveiligheid te verhogen. Om de positieve tendens in verkeersveiligheid<br />

te kunnen versterken is het wenselijk een integraal en doeltreffend beleid<br />

te kunnen voeren. Daartoe is het wenselijk te beschikken over een samenhangend<br />

pakket aan bevoegdheden.<br />

Om de ambities die <strong>Vlaanderen</strong> stelt ten aanzien van de verkeersveiligheid in te<br />

vullen is een uitbreiding van de wetgevende bevoegdheden op een aantal vlakken<br />

noodzakelijk.<br />

Vanaf 1 januari 2008 worden de gewesten verantwoordelijk voor het toezicht op<br />

de aanvullende verkeersreglementen die door de wegbeheerders worden opgesteld.<br />

<strong>Vlaanderen</strong> zal van deze nieuwe bevoegdheid gebruikmaken om de samenwerking<br />

tussen gemeenten bij het uittekenen van hun mobiliteitsbeleid te stimuleren.<br />

Vrij recent staat in België de algemene verlaging van de snelheidslimiet voor<br />

wegen van 90 km/u naar 70 km/u ter discussie. De Vlaamse overheid heeft<br />

niet gewacht op een eventuele federale wetswijziging en heeft de snelheidslimiet<br />

op veel gewestwegen al verlaagd. In de gemeentelijke mobiliteitsplannen<br />

wordt bovendien voor de lokale wegen in de meeste gevallen een gewenst<br />

snelheidsregime van 70 km/u voor wegen buiten de bebouwde kom voorzien.<br />

Met andere woorden: 90 km/u wordt in <strong>Vlaanderen</strong> stilaan de uitzondering,<br />

70 km/u de regel. Omwille van de bestuurlijke effi ciëntie (plaatsen van grote<br />

aantallen verkeersborden), maar ook omwille van de logica voor de weggebruiker<br />

is het debat aangewezen om de toegelaten snelheid buiten de bebouwde<br />

kom in de wegcode te beperken tot 70 km/u. Het plaatselijk toelaten van<br />

een snelheid van 90 km/u blijft dan mogelijk, mits de plaatsing van de reglementaire<br />

borden.<br />

- 112 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


4.4.2 EEN DOELTREFFEND ORGANISATORISCH KADER<br />

Uit het voorgaande is gebleken dat een doeltreffend verkeersveiligheidsbeleid de<br />

resultante is van een geïntegreerde aanpak over verschillende beleidsdomeinen.<br />

Deze geïntegreerde aanpak plaatst de overheid voor een complexe managementopdracht,<br />

zeker in een federaal land als België.<br />

De recente reorganisatie van de Vlaamse administratie in het kader van de operatie<br />

Beter Bestuurlijk Beleid versterkt de beleidsvoorbereidende capaciteit van de Vlaamse<br />

administratie en biedt een kader waarin de eventuele toekomstige overdracht van<br />

nieuwe bevoegdheden kan worden geïntegreerd.<br />

Het Vlaamse Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken zal op strategisch<br />

niveau worden geadviseerd door de MobiliteitsRaad <strong>Vlaanderen</strong> (MORA).<br />

De Vlaamse Stichting Verkeerskunde en het Steunpunt Verkeersveiligheid organiseren<br />

jaarlijks het Vlaams Congres Verkeersveiligheid. Dit biedt een jaarlijks<br />

forum voor al wie professioneel betrokken is bij verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

Een dergelijk initiatief is belangrijk omdat het interessante nieuwe initiatieven<br />

aan bod laat komen, een klankbord biedt aan diverse actoren en een forum<br />

vormt om wetenschappelijke onderzoeksresultaten te laten doorstromen naar<br />

de praktijk.<br />

Een hoeksteen in de ontwikkeling van initiatieven om de verkeersveiligheid te bevorderen<br />

is de betrokkenheid en actieve inspraak van allerhande actoren in het beleid.<br />

Deze actoren zullen worden geconsulteerd bij diverse beleidsinitiatieven. Bovendien<br />

zullen sensibiliseringsinitiatieven worden opgezet in samenwerking met de betrokken<br />

belangen- en beroepsorganisaties. Een groot aantal representatieve organisaties<br />

is reeds opgenomen in het Vlaams Forum Verkeersveiligheid.<br />

Het Vlaams Forum Verkeersveiligheid, opgericht in 2004, is een ontmoetingsplaats<br />

voor overheid, onderzoekswereld en belangengroepen, waar<br />

ideeën en standpunten worden uitgewisseld en besproken. Het forum biedt de<br />

mogelijkheid om de verschillende partners bij het beleid nauw te betrekken.<br />

Verkeersveiligheid is immers een collectieve verantwoordelijkheid van vele<br />

actoren.<br />

Ook de samenwerking met andere beleidsniveaus (gemeenten, provincies, federale<br />

niveau en Europa) is belangrijk en is een blijvend punt van aandacht.<br />

4.5 Aandacht voor bijzondere doelgroepen<br />

4.5.1 STERKE MAATREGELEN VOOR ZWAKKE WEGGEBRUIKERS<br />

Een verkeersdeelnemer is kwetsbaar als hij of zij een grotere kans dan gemiddeld<br />

heeft om per verplaatsing, per kilometer of per uur slachtoffer te worden van een<br />

verkeersongeval. Weggebruikers die aan deze defi nitie voldoen zijn voetgangers,<br />

fi etsers, bromfi etsers en motorrijders. Maar ook jongeren, senioren en mensen met<br />

een handicap lopen om verschillende redenen een hoger risico.<br />

De meeste kwetsbare weggebruikers vormen zelf geen of nauwelijks een bedrei-<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 113 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


ging voor andere verkeersdeelnemers. Daarom worden ze ook wel vaak zwakke<br />

weggebruikers genoemd.<br />

13 % van alle doden en zwaargewonden in het verkeer in <strong>Vlaanderen</strong> zijn fi etsers,<br />

6 % is voetganger, 11 % bromfi etser, samen 30 % van alle verkeersdoden. Deze<br />

percentages zijn in verhouding veel hoger dan de deelname van fi etsers, bromfi etsers<br />

en voetgangers in het verkeer. Het risico op een dodelijk verkeersongeval als<br />

fi etser in <strong>Vlaanderen</strong> is nog steeds drie keer hoger dan voor een autobestuurder of<br />

auto-inzittende die dezelfde afstand afl egt. Voor voetgangers en bromfi etser is dit<br />

een factor 8 (zie deel 1).<br />

Een belangrijke component van een beleid dat gericht is op zwakke en kwetsbare<br />

weggebruikers is het veralgemeend toepassen van het Design for All-principe.<br />

Design for All is een benadering waarbij de omgeving zodanig wordt ontworpen<br />

dat zo weinig mogelijk mensen uitgesloten worden van het gebruik ervan. Dit<br />

voorkomt verkeersconfl icten, verhoogt het gebruiksgemak en de mogelijkheid tot<br />

maatschappelijke participatie voor iedereen. Een operationele defi nitie zou kunnen<br />

inhouden dat minstens 95 % van de bevolking probleemloos kan functioneren in een<br />

bepaalde omgeving. Het gaat daarbij niet alleen om het ontwerp van de tastbare<br />

omgeving, maar ook om de sociale en juridische omgeving. Design for All betreft<br />

zowel de loutere weginrichting als alle ontwerpactiviteiten zoals industrieel ontwerp,<br />

ruimtelijke ordening, landschapsarchitectuur en voertuigontwerp (KPVV, 2006).<br />

Concrete toepassingen van dit principe zijn heldere bewegwijzering op wegen,<br />

eenvoudige besturing van voertuigen en bediening van comfortfuncties, eenvoudige<br />

en gekende snelheids- en parkeerreglementeringen.<br />

Bij de uitvoering van een beleid voor zwakke weggebruikers is het belangrijk niet<br />

alleen te kijken naar verkeersveiligheid. Ook sociale veiligheid, bereikbaarheid van<br />

bestemmingen, keuze van vervoerswijze en toegankelijkheid tot vervoermiddelen<br />

spelen een belangrijke rol. Al deze factoren zorgen ervoor dat aan een doeltreffend<br />

beleid een belangrijke kostencomponent hangt. Dat betekent ook dat een dergelijk<br />

beleid een proces is van vele jaren, waarbij echter ook op korte termijn bevredigende<br />

oplossingen moeten kunnen geboden worden.<br />

Het fi etsbeleid is de jongste jaren uitgegroeid tot een volwaardig onderdeel van<br />

het mobiliteitsbeleid van de Vlaamse overheid. Het totaalplan Fiets (MVG, 2002)<br />

blijft in de volgende jaren het geldende beleidskader voor het fi etsbeleid. Samen<br />

met het Vademecum Fietsvoorzieningen (MVG, 2006) heeft het de basis gelegd<br />

voor een planmatige aanpak en een gecoördineerde strategie inzake fi etsbeleid.<br />

Het Vlaamse fi etsbeleid vertrekt vanuit de expliciete premisse dat investeren in veiligheid<br />

de belangrijkste voorwaarde is voor een verhoogd fi etsgebruik (MVG, 2002).<br />

Strategische elementen met betrekking tot veiligheid zijn de aanpak van gevaarlijke<br />

punten, snelheidsvermindering en verkeersmanagement, het verhogen van de passieve<br />

veiligheid van voertuigen (auto’s en fi etsen), scheiden van verkeersstromen en<br />

verkeershandhaving. Om deze doelstellingen te bereiken is het wenselijk de inspanningen<br />

voor de aanleg van kwalitatief hoogstaande fi etsvoorzieningen minstens te<br />

behouden en zelfs op te voeren. Bovendien dienen een aantal organisatorische en<br />

juridische knelpunten weggewerkt te worden (bv. in verband met onteigeningen)<br />

- 114 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


zodat de doorlooptijd voor de aanleg van fi etspaden aanzienlijk kan verkorten. Andere<br />

dragende maatregelen die een bijdrage leveren tot de verkeersveiligheid voor<br />

zwakke weggebruikers zijn de herwaardering en heraanleg van ‘trage wegen’,<br />

snelheidsverlaging op een aantal wegen (vooral indien geen vrijliggende fi etsinfrastructuur<br />

aanwezig is) en een doelgerichte handhaving van parkeerovertredingen.<br />

Ook bijzondere aandacht voor de voorzieningen voor fi etsers op kruispunten is<br />

aangewezen.<br />

Een doelgroep die nogal eens over het hoofd wordt gezien, zijn de bromfi etsers.<br />

Uit de ongevallencijfers en een recente steekproef blijkt dat de ongevallenbetrokkenheid<br />

van jonge bromfi etsers behoorlijk hoog is (Gysen, 2006b). Risicogedrag is<br />

expliciet aanwezig als het gaat over het opdrijven van de bromfi ets, het niet-dragen<br />

van de helm en het rijden met een passagier achterop. Het beleid zal zich dan ook<br />

nadrukkelijk op deze aspecten richten. Maatregelen zullen gezocht worden in de<br />

sfeer van educatie (rijopleiding en verkeersonderricht op school), bewustmaking van<br />

de risico’s en de mogelijke gevolgen van ongewenst rijgedrag, ingrepen in de weginfrastructuur,<br />

technische uitrusting van de bromfi etsen en een gerichte handhaving.<br />

In de probleemanalyse is gebleken dat de voetgangers weliswaar oververtegenwoordigd<br />

zijn in de ongevallenstatistieken als de verplaatsingsafstand in rekening<br />

wordt gebracht, maar dat ze een gelijkaardig risico kennen als auto-inzittenden als<br />

de vergelijking wordt gemaakt op basis van tijd die aan de respectieve vormen van<br />

verplaatsing wordt besteed. Medebetrokkenen bij verkeersongevallen met voetgangers<br />

zijn vooral auto’s (twee op drie van de ongevallen), maar ook fi etsers en<br />

bromfi ets (ongeveer één vijfde van de ongevallen). Eén van de bijzondere eigenschappen<br />

van de populatie voetgangers is dat bijna iedereen er deel van uitmaakt.<br />

Dat betekent ook dat het gaat om een bijzonder heterogene doelgroep. Meer nog<br />

dan voor andere weggebruikers moet bijgevolg het Design for All–principe worden<br />

toegepast als het gaat over de aanleg van voetpaden, pleinen en oversteekplaatsen.<br />

Belangrijke elementen in het beleid ten aanzien van voetgangers zijn het aanleggen<br />

en verbeteren van voetpaden, beveiligen van oversteekplaatsen en zeker ook een<br />

doelgerichte handhaving van parkeerovertredingen en tijdelijke vergunningen (terrassen,<br />

werven, …). Ten aanzien van het infrastructuurbeleid voor voetgangers ligt<br />

het grootste deel van de bevoegdheden bij de gemeentebesturen. Sinds enkele jaren<br />

vormt het Vademecum Voetgangersvoorzieningen een bruikbare leidraad (MVG,<br />

2003b). Op technologisch vlak zijn er verbeteringen te verwachten in de passieve<br />

veiligheid van voertuigen (vrachtwagens en auto’s).<br />

4.5.2 ONVEILIGHEID BIJ JONGEREN<br />

In de probleemanalyse is de hoge onveiligheid bij jongeren gebleken. Van alle<br />

leeftijdsgroepen heeft de groep van 16- tot 24-jarigen veruit de grootste kans om<br />

bij een verkeersongeval gedood of zwaargewond te geraken. Vooral de groep<br />

beginnende autobestuurders tussen 18 en 20 jaar loopt per gereden kilometer een<br />

beduidend hogere kans om het leven te komen bij een verkeersongeval dan andere<br />

leeftijdscategorieën (Willems, 2004). Bij de 16- tot 17-jarigen doet zich een enorme<br />

piek voor bij het aantal slachtoffers onder bromfi etsers. Vooral jongens lopen een<br />

hoog risico. Jonge bestuurders blijken ook vaker betrokken te zijn in eenzijdige<br />

ongevallen. Ook de ernst van de ongevallen bij jongeren ligt hoger (Bos, 2006b).<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 115 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


Globaal is het verkeer bij jongeren één van de belangrijkste doodsoorzaken. In de<br />

leeftijdsgroep van 15- tot 29-jarigen is het zelfs doodsoorzaak nummer één.<br />

Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat voornamelijk twee aspecten een<br />

rol spelen bij de verhoogde onveiligheid. Enerzijds is er de geringe rijervaring,<br />

anderzijds zijn er leeftijdsgerelateerde factoren zoals een sterkere neiging<br />

tot risicogedrag en een grotere verkeersdeelname tijdens risicomomenten<br />

(Willems, 2004). Alcohol en drugs als factor blijken eveneens een bijdrage te<br />

leveren. Zo blijken jongeren in verhouding met mensen in de hogere leeftijdscategorieën<br />

een hoger risico te lopen na het drinken van alcohol (Bos, 2006a).<br />

Ook sociale factoren, zoals de aanwezigheid van passagiers in een voertuig, zijn<br />

belangrijk. Jongeren blijken een hoger risico te lopen indien passagiers in het voertuig<br />

aanwezig zijn, terwijl dit voor oudere bestuurders net omgekeerd is.<br />

Tot slot speelt ook het tijdstip een rol: vooral nachten en weekends zijn gevaarlijk<br />

voor de jonge bestuurder (Bos, 2006a, b).<br />

De onveiligheid van jongeren is parallel met de algemene onveiligheid afgenomen<br />

tijdens de jongste jaren. Zoals fi guur 5 op pagina 91 aantoont, blijft de doelstelling<br />

van het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> ten aanzien van de ongevallen met jongeren<br />

(maximaal nog 55 doden en dodelijk gewonden per 1.000.000 jongeren onder de<br />

26 jaar i.p.v. 143,5 in 1999) in 2010 binnen bereik.<br />

Maatregelen die kunnen genomen worden om de onveiligheid bij jongeren verder<br />

terug te dringen liggen in de sfeer van rijopleiding, wetgeving, handhaving en<br />

sensibilisering. De mogelijkheden om, bijvoorbeeld via de rijopleiding, jongeren<br />

ervaring te laten opdoen, mogen niet overschat worden: een beginnende automobilist<br />

moet een leertraject van enkele honderden, zoniet duizenden uren doorlopen<br />

vooraleer een behoorlijk veiligheidsniveau kan bereikt worden (Wegman, 2005).<br />

Het is onrealistisch om een dergelijk traject volledig tijdens de rijopleiding te laten<br />

doorlopen. Een combinatie van de rijopleiding met andere maatregelen dringt zich<br />

dus op. In België bestaan nu reeds een aantal wettelijke beperkingen in verband<br />

met het rijden tijdens het weekend en het meenemen van passagiers voor jonge,<br />

beginnende bestuurders 16 . Het verdient aanbeveling om de wetgeving met betrekking<br />

tot de rijopleiding permanent te evalueren op haar doeltreffendheid. Het is aangewezen<br />

projecten uit te werken in de vorm van een voortgezette rijopleiding voor<br />

beginnende chauffeurs.<br />

Andere maatregelen kunnen erop gericht zijn om jongeren een alternatief (openbaar<br />

of collectief vervoer, al dan niet gecombineerd met taxi, …) te bieden voor het<br />

rijden met de wagen op risicomomenten. Ook educatie in het secundair onderwijs<br />

is een middel om jongeren te bereiken. Via de Vlaamse Stichting Verkeerskunde zal<br />

de Vlaamse regering hiertoe initiatieven ontwikkelen.<br />

16 De kandidaat van minder dan 24 jaar mag niet rijden van tweeëntwintig uur tot zes uur ‘s anderendaags op vrijdag, zaterdag, zondag,<br />

de vooravond van de wettelijke feestdagen en de wettelijke feestdagen. De houder van een voorlopig rijbewijs mag, naast de begeleider,<br />

vergezeld zijn van één andere persoon (K.B. 23/03/1998, Koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, B.S. 30 april<br />

1998).<br />

- 116 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


Niet alleen in het kader van de bereikbaarheid, maar ook in functie van meer<br />

verkeersveiligheid, voorziet De Lijn waar mogelijk bijkomend aanbod bij grote<br />

evenementen (Gentse Feesten, Pukkelpop, Rock Werchter, Marktrock, kustevenementen,<br />

…). Dat extra aanbod wordt op een speciale pagina op de<br />

website van De Lijn – ‘Evenementen’ – geaffi cheerd en ook via andere kanalen<br />

kenbaar gemaakt. Er wordt ook gestreefd naar structurele samenwerking met<br />

evenementenorganisatoren, waar mogelijk met klantvriendelijke prijs- en ticketformules.<br />

Ook de samenwerking met de taxisector, zoals bij het TOV-biljet (Taxi - Openbaar<br />

Vervoer), kan een belangrijke bijdrage leveren.<br />

4.5.3 SENIOREN EN VERKEERSVEILIGHEID<br />

Senioren vormen een groeiende groep in de samenleving. In 2020 zullen de 65plussers<br />

bijna één vierde van de bevolking in <strong>Vlaanderen</strong> uitmaken (22 %) terwijl<br />

hun aandeel in 2005 slechts om en bij de 18 % bedroeg (NIS, 2006a). Ook voor<br />

de samenstelling van het verkeer en voor de verkeersveiligheid zou dit gevolgen<br />

kunnen hebben. Uit de probleemanalyse is gebleken dat 65-plussers minder dan<br />

andere leeftijdsgroepen gedood of zwaargewond geraken bij verkeersongevallen.<br />

Dat heeft echter vooral te maken met het feit dat senioren zich minder vaak<br />

en minder ver verplaatsen dan mensen uit andere leeftijdscategorieën. Immers, de<br />

cijfers geven ook aan dat senioren, per kilometer dat ze zich verplaatsen, gemiddeld<br />

een beduidend hogere kans hebben om gedood of gewond te worden bij een<br />

verkeersongeval. De verklaring voor de relatieve oververtegenwoordiging van senioren<br />

in de ongevallenstatistieken moet echter vooral gezocht worden in hun grotere<br />

kwetsbaarheid: wanneer ze in een ongeval betrokken geraken, is hun kans op letsel<br />

groter omwille van verschillende redenen (Tay, 2006).<br />

Indien we ervan uit gaan dat het verplaatsingsgedrag van senioren in 2020<br />

ongewijzigd zal zijn ten opzichte van het verplaatsingsgedrag van de senioren<br />

van vandaag, zal hun toegenomen aantal globaal geen gevolgen hebben voor de<br />

verkeersveiligheid (Daniels, 2005). Het hogere rijbewijsbezit van de toekomstige<br />

senioren zal hoogstwaarschijnlijk een invloed hebben op hun verplaatsingsgedrag.<br />

In dat opzicht is het voor <strong>Vlaanderen</strong> belangrijk om inspanningen te leveren voor de<br />

verdere uitbouw van het (openbaar) collectief vervoer als volwaardig vervoermiddel<br />

voor senioren. Andere maatregelen die een bijdrage kunnen leveren tot een<br />

verhoogde verkeersveiligheid voor senioren zijn het aangepaste ontwerp van verkeersinfrastructuur,<br />

met inbegrip van de toepassing van het Design for All-principe<br />

(zie hoger) en, gezien de grotere kwetsbaarheid van ouderen, het verbeteren van<br />

passieve veiligheidsvoorzieningen in voertuigen (Davidse, 2000).<br />

4.5.4 VRACHTWAGENS<br />

De verkeersveiligheidssituatie voor vrachtwagens is enigszins paradoxaal. Terwijl<br />

vrachtwagens voor hun inzittenden het veiligste vervoermiddel over de weg zijn<br />

(2,5 doden per miljard kilometer), leiden ongevallen die met vrachtwagens gebeuren<br />

vaak tot zware gevolgen. Vrachtwagens zijn betrokken in 15 % van alle<br />

verkeersongevallen met lichamelijk letsel terwijl ze betrokken zijn in 23 % van de<br />

zwaarste ongevallen, namelijk die met doden (Van Hout, 2005).<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 117 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


Het goederenvervoer over de weg neemt nog steeds toe. Sinds 1990 steeg het<br />

aantal tonkilometer op de Vlaamse wegen met 75 %. Het aantal voertuigkilometer<br />

voor vrachtwagens groeide in mindere mate, met 32 % , omwille van de stijgende<br />

beladingsgraad van vrachtwagens (VRIND, 2006).<br />

Op termijn is een harmonisatie van snelheidslimieten voor vrachtwagens op Europees<br />

vlak wenselijk.<br />

De discussie over de verkeersveiligheid voor vrachtwagens kan niet los gezien worden<br />

van de meer fundamentele verhouding tussen de verschillende transportmodi in<br />

het goederenvervoer. Het Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> spitst zich toe op een modal<br />

shift van het wegvervoer naar het vervoer per trein en binnenvaart (MVG, 2001).<br />

Toepassing van de principes van functionaliteit en homogeniteit van het wegennetwerk<br />

moet ervoor zorgen dat goederenstromen over de weg zoveel mogelijk<br />

afgewikkeld worden op wegen die daartoe goed uitgerust zijn. Het gaat dan in<br />

het bijzonder om autosnelwegen en primaire wegen. Initiatieven bij bedrijven en<br />

bedrijfssectoren ter bevordering van een veiligheidscultuur bij het goederenvervoer<br />

zullen verder ondersteund worden. Tot slot mag ook heil verwacht worden van<br />

verdere technologische vernieuwingen bij vrachtwagens zoals zichtveldverbeterende<br />

systemen (bv. dodehoekcamera’s) en in de toekomst toepassingen die de rijsnelheid<br />

beheersen als Intelligente Snelheidsaanpassing, Intelligent Cruise Control, antibotssystemen<br />

en hulpmiddelen voor koers houden (ETSC, 2006; Heijer, 1996; Verlaak,<br />

2005).<br />

4.5.5 MOTORRIJDERS<br />

Van alle vervoerwijzen is motorrijden de gevaarlijkste. Het risico voor een motorrijder<br />

om gedood te worden per afgelegde kilometer is zowat 18 keer groter dan<br />

voor een automobilist en zelfs meer dan 70 keer groter dan voor een vrachtwagenbestuurder<br />

(zie deel 1). Dit gegeven vormt een belangrijke uitdaging voor het<br />

beleid. Dat is trouwens niet alleen het geval in <strong>Vlaanderen</strong>, maar overal ter wereld<br />

(Van Vlierden, 2005). Motorrijden wint niettemin aan populariteit: het jaarlijks<br />

aantal afgelegde kilometer met motoren in België is op iets meer dan tien jaar tijd<br />

verdrievoudigd: van 350 miljoen kilometer in 1990 tot meer dan 1 miljard kilometer<br />

in 2004 (NIS, 2006b). In 2004 werden in België 25.007 nieuwe motorfi etsen<br />

ingeschreven, bijna drie keer meer dan in 1990 (9.276) (NIS-ECODATA, 2006). Uit<br />

een bevraging van 1.000 Vlaamse motorrijders is gebleken dat één op drie van de<br />

ondervraagde motorrijders in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de bevraging<br />

met de motor in een verkeersongeval betrokken was (Gysen, 2006a).<br />

Een serieuze risicoverlaging voor motorrijders (bijvoorbeeld tot op het niveau van<br />

het risico van fi etsers of autobestuurders) wordt niet voor mogelijk gehouden zonder<br />

draconische maatregelen (Wegman, 2005). En het draagvlak voor echt ingrijpende<br />

maatregelen (bijvoorbeeld een systematische snelheidsverlaging) lijkt niet voorhanden<br />

te zijn.<br />

Maatregelen dienen dus elders gezocht, bijvoorbeeld in het bevorderen van een<br />

correct rijgedrag, het verhogen van de rijvaardigheid bij beginnende en occasionele<br />

rijders en het veralgemeend dragen van de veiligheidskledij. Ook verbete-<br />

- 118 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


ingen en aanpassingen aan de weginfrastructuur kunnen een bijdrage leveren:<br />

obstakelvrije zones in buitenbochten, vermijden van gladde wegmarkeringen en het<br />

voorzien van motorvriendelijke beveiligingsconstructies.<br />

4.6 Onderzoek en betrouwbare data als basis voor een<br />

doeltreffend beleid<br />

In verschillende recente beleidsdocumenten zoals de beleidsnota Mobiliteit (Van<br />

Brempt, 2004), het Pact van Vilvoorde (SERV, 2005) en in het recente sociaaleconomisch<br />

beleidsplan (VlReg, 2006) heeft de Vlaamse regering het belang<br />

van objectieve indicatoren als basis voor het beleid beklemtoond. Het succes van<br />

genomen beleidsinitiatieven wordt zoveel mogelijk afgemeten aan de hand van<br />

indicatoren en internationale benchmarking. Op termijn moet het mogelijk zijn om<br />

de verschillende objectieven zo kwantitatief mogelijk te vertalen, en om vervolgens<br />

het al dan niet succesvolle verloop ervan cijfermatig op te volgen aan de hand van<br />

een scorebord.<br />

Eén van de dragende maatregelen voor de ontwikkeling, de uitvoering en de<br />

evaluatie van het verkeersveiligheidsbeleid is de ontwikkeling van betrouwbare<br />

indicatoren en de uitvoering van beleidsondersteunend wetenschappelijk<br />

onderzoek.<br />

België heeft jarenlang te kampen gehad met een uiterst moeizame registratie van<br />

verkeersongevallen waardoor ongevallencijfers slechts zeer onvolledig en laattijdig<br />

beschikbaar waren. Sinds korte tijd is daarin verbetering opgetreden, met name<br />

door de graduele invoering van een vernieuwd informatieverwerkingssysteem bij de<br />

politiediensten. Daarbij verloopt de verwerking van gegevens grotendeels geautomatiseerd<br />

en werd de zogenaamde eenmalige vatting geïntroduceerd 17 . In de<br />

toekomst is het wenselijk dat de verschillende gebruikers (politiediensten, wegbeheerders,<br />

onderzoeksinstellingen, parketten, …) zo direct en volledig mogelijk over<br />

deze ongevallengegevens kunnen beschikken. Langs de kant van de wegbeheerders<br />

zijn nieuwe inspanningen nodig in verband met de fysieke aanduiding van hectometerpunten<br />

op de genummerde wegen. Experimenten met de locatiebepaling op<br />

basis van gps zijn nodig zodat op termijn alle plaatsbepalingen uitsluitend digitaal<br />

kunnen gebeuren.<br />

Het verkeersveiligheidsbeleid dient wetenschappelijk ondersteund te worden op een<br />

aantal vlakken: detectie en analyse van probleemvelden, uitvoeren van trendprognoses,<br />

ex ante- en ex post-evaluatie van beleidsmaatregelen. Binnen de Vlaamse<br />

administratie zal een kenniscel verkeersveiligheid worden opgericht. In samenhang<br />

daarmee wordt het beleidsrelevant wetenschappelijk onderzoek over verkeersveiligheid<br />

aan Vlaamse hogescholen en universiteiten gestimuleerd. Handboeken<br />

en codes van goede praktijk zullen worden ontwikkeld zodat kennis kan worden<br />

17 De eenmalige vatting houdt in dat gegevens slechts eenmaal worden verzameld. Concreet betekent dit dat de informatie die in het procesverbaal<br />

wordt opgenomen ook wordt gebruikt voor de statistische informatieverwerking. Bij elk verkeersongeval met gewonden komt de politie<br />

ter plaatse en wordt een proces-verbaal opgemaakt. Door de eenmalige vatting worden de nodige verwerkingstijd en werklast gevoelig<br />

verminderd ten opziche van het vroegere systeem waarbij het proces-verbaal en het verkeersongevallenformulier (voluit: analyseformulier voor<br />

verkeersongevallen met doden of gewonden) los van elkaar werden ingevuld. Ook de kwaliteit van de gegevensverzameling verbetert. Een<br />

ander gevolg is dat de registratiegraad (aantal ongevallen dat wordt geregistreerd ten opzichte van het totaal aantal ongevallen) van de<br />

verkeersongevallen verhoogt.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 119 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


overgedragen en een noodzakelijke uniformiteit in de aanpak van problemen kan<br />

groeien. Voortgezette opleiding voor professionelen is noodzakelijk om de snel<br />

groeiende kennis in een dynamisch beleidsdomein zoals de verkeerskunde effi ciënt<br />

in te kunnen zetten in de dagelijkse praktijk.<br />

Behalve de ongevallendata zijn ook betrouwbare basisgegevens noodzakelijk over<br />

andere aspecten zoals de samenstelling van het verkeer, verplaatsingsgedrag, intensiteiten,<br />

maar ook over infrastructuur (uitrusting wegen, fi etspaden, veiligheidsvoorzieningen,<br />

…), gedrag en attitude (rijden onder invloed, snelheid, gebruik beveiligingsmiddelen),<br />

handhaving (controleacties, processen-verbaal en hun afhandeling,<br />

sanctioneringen, …). Initiatieven zullen genomen worden om betrouwbare basisdata<br />

in te zamelen, te analyseren en beschikbaar te stellen voor analyse en onderzoek.<br />

Zo zal nieuw onderzoek worden uitgevoerd m.b.t. het verplaatsingsgedrag van de<br />

Vlamingen en zal een datacentrum m.b.t. infrastructuur- en verkeersgegevens binnen<br />

de Vlaamse administratie worden uitgebouwd. Tevens zal nagegaan worden in<br />

welke mate diepteanalytisch onderzoek van verkeersongevallen kan opgezet worden<br />

en benut kan worden voor het verkeersveiligheidsbeleid.<br />

Beleidsondersteunend wetenschappelijk onderzoek naar verkeersveiligheid zal verder<br />

uitgevoerd worden in het spoor ‘verkeersveiligheid’ van het Steunpunt Beleidsrelevant<br />

Onderzoek voor het thema Mobiliteit en Openbare Werken dat in 2007 van<br />

start is gegaan.<br />

- 120 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


5. REFERENTIES<br />

• K.B. 23/03/1998, Koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.,<br />

B.S. 30.04.1998.<br />

• Aarts, L., van Schagen, I., 2006. Driving Speed and the risk of road crashes:<br />

a review. Accident Analysis and Prevention, 38(2), 215-224.<br />

• AVV, Het pizza-model. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Adviesdienst Verkeer<br />

en Vervoer.<br />

• BIVV, 2004, Handboek voor het opstellen van de actieplannen verkeersveiligheid<br />

- het verkeershandhavingsplan als voorbeeld. Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid,<br />

Brussel.<br />

• Boets, S., Vanlaar, W., 2003. Aanpak verkeersonveiligheid in de bestpresterende<br />

landen: aanbevelingen aan de Vlaamse overheid en het Steunpunt Verkeersveiligheid<br />

bij Stijgende Mobiliteit op basis van een beschrijvend onderzoek, Steunpunt<br />

Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Bos, K., Dreesen, A., Willems, B., 2006a. Ongevalbetrokkenheid van jongeren<br />

- deel 1: Internationale literatuurstudie naar oorzakelijke en/of bijdragende<br />

factoren. RA-2006-91, Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Bos, K., Dreesen, A., Willems, B., 2006b. Ongevalbetrokkenheid van jongeren<br />

- deel 2: Analyse van Vlaamse data. RA-2006-92, Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />

Diepenbeek.<br />

• Daniels, S., Deben, L., De Brabander; B., Verlaak, J., Vesentini, L., 2004. De<br />

veiligheidsgordel: een eenvoudig, goedkoop en doeltreffend middel voor méér<br />

verkeersveiligheid. SN-2004-01, Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Daniels, S., Leys, F., 2001. De verkeerskundige aspecten van een streefbeeld.<br />

Verkeersspecialist.<br />

• Daniels, S., Vanden Bossche, F., 2005. Waar naartoe met de verkeersonveiligheid<br />

in 2020: trends, prognoses en relevante ontwikkelingen, Toekomstboek<br />

Mobiliteit. Vlaamse Stichting Verkeerskunde, Mechelen, pp. 48-53.<br />

• Davidse, R.J., 2000. Ouderen achter het stuur: identifi catie van aandachtspunten<br />

voor onderzoek. D-2000-5, Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid,<br />

Leidschendam, Nederland.<br />

• EC, 2001. Aanbeveling van de Commissie van 17 januari 2001 betreffende de<br />

maximaal toegestane alcoholconcentratie in het bloed bij bestuurders van motorvoertuigen,<br />

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.<br />

• EC, 2003. Europees actieprogramma voor verkeersveiligheid. COM(2003) 311<br />

defi nitief, Commissie van de Europese Gemeenschappen.<br />

• Elvik, R., Vaa, T., 2004. The handbook of road safety measures. Elsevier, Oxford.<br />

• ETSC, 2001. Priorities for EU motor vehicle safety design, European Transport<br />

Safety Council, Brussels.<br />

• ETSC, 2006. Intelligent Speed Assistance: Myths and Reality, European Transport<br />

Safety Council, Brussel.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 121 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


• Eurlings, C., 2007. Presentatie van de verkeersveiligheidscijfers 2006. Ministerie<br />

van Verkeer en Waterstaat, Den Haag.<br />

• Evans, L., 2004. Traffi c Safety. Science Serving Society, Bloomfi eld Hills,<br />

Michigan, USA.<br />

• Goldenbeld, C., 2003. Meningen, voorkeuren en verkeersgedrag van Nederlandse<br />

automobilisten. R-2003-25, Stichting Wetenschappelijk Onderzoek<br />

Verkeersveiligheid, Leidschendam, Nederland.<br />

• Gysen, G., Daniels, S., 2006a. Profi el, rijgedrag en ongevallenbetrokkenheid<br />

van motorrijders in <strong>Vlaanderen</strong>: analyse op basis van interviews met 1000 motorrijders.<br />

Rapport in opdracht van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap,<br />

Mobiliteitscel, Universiteit Hasselt, Instituut voor de Mobiliteit, Diepenbeek.<br />

• Gysen, G., Daniels, S., 2006b. Rijgedrag en ongevallenbetrokkenheid van jonge<br />

bromfi etsers in <strong>Vlaanderen</strong>: analyse op basis van een bevraging van 200 middelbare<br />

scholieren, Universiteit Hasselt, Diepenbeek.<br />

• Haddon, W., 1968. The changing approach to the epidemiology, prevention and<br />

amelioration of trauma: the transition to approaches etiologically rather than descriptively.<br />

American Journal of Public Health, 58, 1431-1438, geciteerd in World<br />

Report On Road Traffi c Injury Prevention, WHO, Genève, 2004.<br />

• Heijer, T., Wouters, P., 1996. In-car elektronica zwaar verkeer. R-96-46, Stichting<br />

Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid, Leidschendam, Nederland.<br />

• Henau, L., 2007. Verkeers- en mobiliteitseducatie in het secundair onderwijs: tijd<br />

voor actie!, Jaarboek Verkeersveiligheid 2007. Vlaamse Stichting Verkeerskunde<br />

- Steunpunt Verkeersveiligheid, Mechelen, pp. 12-16.<br />

• Hillier, P., 2002. Highways liability and the investigation of road traffi c accidents,<br />

IPWEA NSW Division Annual Conference. Transportation Research Laboratory.<br />

• Huguenin, R.D., 2005. Traffi c Psychology in a (new) social setting. In: G. Underwood<br />

(Ed.), Traffi c and Transport Psychology: Theory and Application. Elsevier,<br />

Amsterdam, pp. 3-14.<br />

• KPVV, 2006. Veiligheid voor iedereen: aandacht voor kwetsbare verkeersdeelnemers<br />

levert iets op!, Kennisplatform Verkeer en Vervoer, Rotterdam.<br />

• Lammar, P., 2006a. Casestudies onderregistratie van ernstig gewonde verkeersslachtoffers:<br />

offi ciële ongevallengegevens versus ziekenhuisgegevens. RA-2006-<br />

83, Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Lammar, P., 2006b. Haalbaarheidsstudie voor de correctie van de ongevallengegevens:<br />

eindrapport. RA-2006-94, Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Lie, A., Tingvall, C., 2000. How does EuroNCAP results correlate to real life injury<br />

risks - a paired comparison study of car-to-car crashes, IRCOBI conference,<br />

Montpellier, France.<br />

• Mathijssen, R., Houwing, S., 2005. The prevalence and relative risk of drink and<br />

drug driving in the Netherlands: a case-control study in the Tilburg police district,<br />

Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid, Leidschendam.<br />

• MVG, 2001. Ontwerp-mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> - naar een duurzame mobiliteit<br />

in <strong>Vlaanderen</strong>, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel.<br />

- 122 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


• MVG, 2002. Ontwerp Vlaams Totaalplan Fiets, Ministerie van de Vlaamse<br />

Gemeenschap - Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Brussel.<br />

• MVG, 2003a. Mobiliteitsplan <strong>Vlaanderen</strong> - versie oktober 2003: beleidsvoornemens,<br />

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel.<br />

• MVG, 2003b. Vademecum voetgangersvoorzieningen, Ministerie van de<br />

Vlaamse Gemeenschap - afdeling Verkeerskunde, Brussel.<br />

• MVG, 2006. Vademecum fi etsvoorzieningen, Ministerie van de Vlaamse<br />

Gemeenschap - afdeling Verkeerskunde, Brussel.<br />

• NIS, 2006a. Bevolkingsstatistieken: structuur van de bevolking en mathematische<br />

demografi e. FOD Economie – Algemene Directie Statistiek, Brussel.<br />

• NIS, 2006b. Mobiliteitsportaal. FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie,<br />

Brussel.<br />

• NIS-ECODATA, 2006. Mobiliteitsportaal. FOD Economie, KMO, Middenstand en<br />

Energie, Brussel.<br />

• Nuyts, E., 2006. Effectiviteit van onbemande camera’s: data uit 5 politiezones,<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• OECD, 1997. Road Safety Principles and models: review of descriptive, predictive,<br />

risk and accident consequence models, Organisation for Economic Co-operation<br />

and Development, Paris.<br />

• Peden, M. et al., 2004. World report on road traffi c injury prevention, World<br />

Health Organisation, Geneva.<br />

• RSV, 1997. Ruimtelijk Structuurplan <strong>Vlaanderen</strong>. Integrale versie, Ministerie van<br />

de Vlaamse Gemeenschap, Brussel.<br />

• SERV, 2005. Pact van Vilvoorde 2001-2010: geactualiseerde versie na mid-termreview<br />

2005, Brussel.<br />

• Studiedienst, 2006a. Aantal voertuigkilometer afgelegd door het wegverkeer,<br />

België en gewesten. Studiedienst van de Vlaamse Regering, Brussel.<br />

• Studiedienst, 2006b. Bevolkingskubussen. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />

Studiedienst van de Vlaamse Regering, Brussel.<br />

• Tay, R., 2006. Ageing drivers: Storm in a teacup? Accident Analysis & Prevention,<br />

38(1), 112-121.<br />

• VAB, 2006. VAB-dossier “Verkeerseducatie in het secundair onderwijs”,<br />

Zwijndrecht.<br />

• Vägverket, 2006. Safe traffi c: Vision Zero on the move, Swedish Road Administration,<br />

Borlänge, Sweden.<br />

• Van Brempt, K., 2004. Beleidsnota Mobiliteit 2004-2009, Vlaamse regering,<br />

Brussel.<br />

• Van Hout, K., Nuyts, E., Dreesen, A., 2005. Verlaging van de snelheidslimiet<br />

voor vrachtwagens: effecten op verkeersveiligheid. RA-2005-73, Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />

Diepenbeek.<br />

• Van Vlierden, K., Lammar, P., 2007. Drugs en medicijnen in het verkeer: literatuurstudie.<br />

RA-2007-107, Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 123 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


• Van Vlierden, K., Lammar, P. Drugs en medicijnen in het verkeer: literatuurstudie.<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Van Vlierden, K., Van Geirt, F., 2005. Steunpuntnota motorrijders: risicofactoren<br />

voor motorrijders. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek, pp. 68.<br />

• Van Vlierden, K., Vesentini, L., Cuyvers, R., 2004. Vooronderzoek naar alcoholgebruik<br />

in relatie tot verkeersveiligheid. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Vanlaar, W., 2005. Drink driving in Belgium: results from the third and improved<br />

roadside survey. Accident Analysis & Prevention, 37, 391-397.<br />

• Verlaak, J., 2003. De veiligheidsgordel: technische aspecten en effectiviteit. RA-<br />

2003-14, Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Verlaak, J., 2004. Bestuurderscontrolesystemen voor vermoeidheid en rijden<br />

onder invloed. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Verlaak, J., 2005. Systemen ter verbetering van het zicht van de bestuurder:<br />

Technische beschrijving en effect op de verkeersveiligheid. RA-2005-65, Steunpunt<br />

Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Vesentini, L., Van Vlierden, K., Cuyvers, R., 2003. Vermoeidheid in het verkeer:<br />

een internationale literatuurstudie. RA-2003-26, Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />

Diepenbeek.<br />

• Vesentini, L., Willems, B., 2006. Gebruik van beveiligingsmiddelen voor kinderen<br />

in de wagen: observaties in <strong>Vlaanderen</strong>. RA-2006-82, Steunpunt Verkeersveiligheid,<br />

Diepenbeek.<br />

• Vlaminck, F., 2004. Cursus verkeershandhaving. Vlaamse Stichting Verkeerskunde.<br />

VlReg, 2006. <strong>Vlaanderen</strong> in actie: een sociaal-economische impuls voor<br />

<strong>Vlaanderen</strong>. Vlaamse Regering, Brussel.<br />

• VRIND, 2006. VRIND 2006: Vlaamse Regionale Indicatoren, Studiedienst van de<br />

Vlaamse Regering, Brussel.<br />

• Wegman, F., Aarts, L., 2005. Door met Duurzaam Veilig: nationale verkeersveiligheidsverkenning<br />

voor de jaren 2005-2020. Stichting Wetenschappelijk Onderzoek<br />

Verkeersveiligheid, Leidschendam - Nederland.<br />

• Willems, B., Cuyvers, R., 2004. Ervaring en ongevalbetrokkenheid: een literatuurstudie.<br />

RA-2004-30, Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek.<br />

• Zein, S., Navin, F., 2003. Improving Traffi c Safety: A New Systems Approach.<br />

Transportation Research Record, 1830.<br />

• Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer,<br />

www.wegcode.be.<br />

- 124 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


6. BIJLAGE: MAATREGELFICHES<br />

Als bijlage bij dit <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> wordt een aantal te nemen maatregelen<br />

verder in detail uitgewerkt in de vorm van maatregelfi ches. Naast een gedetailleerde<br />

beschrijving van de te nemen maatregel geven de fi ches aanvullende informatie<br />

over aspecten zoals de verwachte effecten van de maatregel, de doelgroep, de<br />

benodigde inzet van middelen, de verantwoordelijken voor de uitvoering en de<br />

verwachte uitvoeringstermijn. De fi ches verwijzen telkens naar de maatregelgroep<br />

waarin de maatregel kadert zodat de samenhang van een aantal maatregelen<br />

duidelijk blijkt.<br />

Voor de selectie van de maatregelen werd een aantal beslissingscriteria gehanteerd<br />

en werden die maatregelen geselecteerd die voor de verschillende criteria de gunstigste<br />

score behaalden. Deze beslissingscriteria hebben te maken met:<br />

1) De verwachte gunstige effecten op de verkeersveiligheid (aantal ongevallen<br />

waarop de maatregel betrekking kan hebben en verwacht effect op dat<br />

aantal). Een maatregel met gunstigere effecten geniet om evidente redenen de<br />

voorkeur op een maatregel met minder gunstige effecten.<br />

2) Uitvoeringstermijn. Daarbij geldt de stelregel dat maatregelen die sneller<br />

uitvoerbaar zijn de voorkeur genieten op maatregelen die een langere<br />

uitvoeringstermijn vereisen bij gelijkblijvende omstandigheden in verband met<br />

verwachte effecten, kostprijs en dergelijke. Dit betekent ook dat een maatregel<br />

waarvan de verwachte effecten uitgesproken gunstig zijn, zelfs indien hij een<br />

langere uitvoeringstermijn kent, eveneens geselecteerd zal worden en dat de<br />

uitvoering ervan zal starten.<br />

3) De mate waarin de maatregel gericht is op problemen die met de tijd toenemen<br />

(zoals bijvoorbeeld ongevallen met vrachtwagens of ongevallen met<br />

motorrijders).<br />

4) De mate waarin de maatregel impact heeft op de ernstigste ongevallen<br />

(ongevallen met doden of zwaargewonden). Maatregelen die een grotere<br />

impact hebben op de zwaarste ongevallen genieten de voorkeur omdat deze<br />

ongevallen onbetwist de grootste maatschappelijke en menselijke tol eisen.<br />

5) De verwachte effecten van de maatregel op de verkeersveiligheidssituatie<br />

voor zwakke weggebruikers. Aangezien de zwakke weggebruikers (vooral<br />

fi etsers en voetgangers) een belangrijk risico in het verkeer lopen, veeleer dan<br />

het te veroorzaken, moet er voldoende aandacht gaan naar maatregelen die<br />

de positie van de zwakke weggebruiker versterken.<br />

6) Verwachte secundaire effecten van de maatregel. Sommige maatregelen kunnen,<br />

behalve op de verkeersveiligheid, ook nog andere effecten genereren,<br />

bijvoorbeeld op de emissies van uitlaatgassen of op de verkeersdoorstroming<br />

op kruispunten. Deze effecten kunnen zowel positief als negatief zijn. Afweging<br />

van deze effecten is nodig bij het nemen van beleidsbeslissingen.<br />

7) Kostprijs van de maatregel.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 125 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


- 126 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


VERKEERSVEILIGHEIDSPLAN VLAANDEREN<br />

MAATREGELENFICHES<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 127 -<br />

Algemene inleiding


- 128 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 1 - Probleemanalyse


Volgende maatregelfi ches werden opgenomen:<br />

1 OPLEIDING EN ERVARING ALS SOLIDE BASIS VOOR ELKE VERKEERS-<br />

DEELNEMER<br />

1.1. Verkeersveiligheid in het secundair onderwijs ............................. 131<br />

1.2. Vanuit levenslang leren in het verkeer naar<br />

een rijopleiding in stappen . ...................................................... 136<br />

1.3. Vervolmaking motorrijders ........................................................ 140<br />

1.4. Verkeersgetuigen ..................................................................... 144<br />

1.5. Veiligheidscultuur bedrijven ...................................................... 147<br />

2 BEVORDEREN EN AFDWINGEN VAN INTRINSIEK VEILIG<br />

VERKEERSGEDRAG<br />

2.1. Gordel ................................................................................... 150<br />

2.2. Beschermingskledij .................................................................. 155<br />

2.3. Uitbreiding alcohol- en drugcontroles ......................................... 158<br />

2.4. Stimuleren verantwoordelijke bediening horeca .......................... 166<br />

2.5. Handhaving zwaar vervoer ...................................................... 169<br />

2.6. Snelheidscontroles ................................................................... 173<br />

3 EEN HOOGWAARDIG VERKEERSSYSTEEM INGEBED IN EEN DUUR-<br />

ZAME RUIMTELIJKE ORDENING<br />

3.1. Uitbouw van een veilig fi etsroutenetwerk .................................... 177<br />

3.2. Herkenbaarheid snelheidsregimes ............................................. 182<br />

3.3. Wegencategorisering .............................................................. 186<br />

3.4. Verkeersveiligheidsaudits ......................................................... 190<br />

3.5. Aangepaste infrastructuur voor motorrijders ................................ 194<br />

3.6. ISA-snelheidskaart ................................................................... 196<br />

3.7. Dynamische signalisatie ........................................................... 199<br />

3.8. Technologische vernieuwing ..................................................... 203<br />

3.9. Design for All ......................................................................... 206<br />

4 EEN DOELTREFFEND JURIDISCH EN ORGANISATORISCH KADER<br />

4.1. Aangepaste snelheden in verblijfsgebieden ................................ 208<br />

4.2. Daytime running lights ............................................................. 212<br />

4.3. Administratieve afhandeling boetes ........................................... 215<br />

4.4. Aanvullende reglementen ......................................................... 218<br />

4.5. Horizontale inbedding verkeersveiligheid ................................... 222<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 129 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


4.6. Doorvoeren maatregelen gemeentelijke mobiliteitsplannen ........... 225<br />

5 AANDACHT VOOR BIJZONDERE DOELGROEPEN<br />

5.1. Verplicht kenteken bromfi etsers ................................................. 229<br />

5.2. Fietshelm en hesjes voor kinderen ............................................. 232<br />

5.3. Alternatieven voor auto op risicomomenten ................................ 235<br />

5.4. Dodehoekspiegels of –camera’s ................................................ 238<br />

6 ONDERZOEK EN BETROUWBARE DATA ALS BASIS VOOR EEN<br />

DOELTREFFEND BELEID<br />

6.1. Onderzoek ............................................................................. 241<br />

6.2. Data ...................................................................................... 243<br />

6.3. Monitoring aan de hand van indicatoren ................................... 245<br />

- 130 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


1.1 Verkeersveiligheid in het secundair onderwijs<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Deze maatregelenfi che beschrijft de invulling die verkeers- en mobiliteitseducatie<br />

momenteel in het secundair onderwijs krijgt en op welke manier dit thema in de toekomst<br />

georganiseerd kan worden. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat er nood<br />

is aan meer verkeerseducatie in het secundair onderwijs (VSV & VAB, 2007). Tevens<br />

moet er aandacht uitgaan naar de opleiding en de sensibilisering van groepen<br />

zoals jeugdbewegingen en wielertoeristen.<br />

• Aanleiding<br />

Het blijkt moeilijk verkeerseducatie te integreren in het lessenpakket van het secundair<br />

onderwijs. Recent onderzoek heeft aangetoond dat verkeerseducatie slechts in<br />

één op vijf secundaire scholen een permanent aandachtspunt is. Binnen de school<br />

moet dit thema strijden om tijd en aandacht. Verkeers- en mobiliteitseducatie blijkt in<br />

het secundair onderwijs dan ook vooral via eenmalige projecten aan bod te komen.<br />

Via fi etscontroles, zichtbaarheidsacties en dergelijke, waarvoor meestal een beroep<br />

gedaan wordt op externe organisaties zoals de lokale politie proberen scholen invulling<br />

te geven aan de vakoverschrijdende eindtermen die nu gelden (VSV & VAB,<br />

2007).<br />

Het belang van verkeerseducatie in het secundair onderwijs wordt echter niet betwist<br />

(Wegman & Aarts, 2005). Deelnemen aan het verkeer is immers een complexe<br />

zaak die een juiste toepassing van de regels vereist, het kunnen herkennen en oplossen<br />

van gevaarlijke situaties, en het kunnen anticiperen op het gedrag van anderen.<br />

De vaardigheden die hiervoor nodig zijn, dienen aangeleerd te worden, en dat<br />

kan onder andere door veel te oefenen (VSV & VAB, 2007). Bovendien blijken<br />

gevaarlijke gedragingen, zoals te snel rijden, vaak niet ‘voelbaar gevaarlijk’ te zijn,<br />

hoewel de kans om door dergelijke gedragingen betrokken te raken in een ongeval<br />

wel degelijk toeneemt (Dragutinovic & Twisk, 2006; Van Hout et al., 2007). Verder<br />

toont onderzoek ook aan dat jongeren vaak een foutief beeld hebben van hun<br />

eigen capaciteiten: ze kunnen hun eigen vaardigheden overschatten en de complexiteit<br />

van het verkeer onderschatten. Jongeren uit het secundair onderwijs zijn<br />

ook in toenemende mate mobiel; ze verplaatsen zich meer en meer zelfstandig en<br />

de gemiddelde afstanden van verplaatsing worden groter (Zwerts & Nuyts, 2003;<br />

Petermans & Zwerts, 2006).<br />

Dit toont aan dat educatie een belangrijk instrument is om verkeersdeelnemers, met<br />

name jonge verkeersdeelnemers, te informeren, te overtuigen en te trainen (Dragutinovic<br />

& Twisk, 2006). Het belang van verkeerseducatie bij jongeren van deze<br />

leeftijdsgroep wordt bovendien gestaafd door de meest recente Vlaamse ongevallencijfers:<br />

in 2005 raakten 567 jongeren tussen 15 en 20 jaar zwaargewond in<br />

het verkeer, en 52 jongeren van deze leeftijdsgroep lieten het leven in een ongeval.<br />

Er is met andere woorden nood aan permanente verkeerseducatie in het secundair<br />

onderwijs.<br />

Leiders en begeleiders van groepen zwakke weggebruikers (zoals groepen amateur-<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 131 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


wielrenners, groepen fi etsers die op trektocht gaan bij jeugdbewegingen, groepen<br />

jongeren langs de weg, enzovoort) hebben een belangrijke verantwoordelijkheid<br />

aangaande het verkeersveilig verplaatsen van deze groepen weggebruikers.<br />

• Doel<br />

Verkeersveiligheid en verkeerseducatie een permanent aandachtspunt maken in<br />

secundaire scholen en andere organisaties .<br />

• Doelgroep<br />

Alle leerlingen in het Vlaamse secundair onderwijs, dus jongeren van 12 tot ongeveer<br />

18 jaar, evenals leiders en begeleiders van groepen zachte weggebruikers.<br />

• Detailbeschrijving<br />

De thema’s waarrond scholen moeten werken, zijn door de overheid vastgelegd in<br />

eindtermen. Verkeersopvoeding in het secundair onderwijs is momenteel één van de<br />

zogenaamde ‘vakoverschrijdende eindtermen’. Rond vakoverschrijdende eindtermen<br />

hebben scholen momenteel een inspannings-, maar geen resultaatsverbintenis. De<br />

school wordt met andere woorden geacht een werking op te zetten rond thema’s,<br />

maar leerlingen worden er niet op geëvalueerd. In het Vlaamse basisonderwijs is<br />

verkeerseducatie wél als ‘leergebied-gebonden eindterm’ (als onderdeel van het vak<br />

Wereldoriëntatie) vastgelegd (auteur niet bekend, n.d.).<br />

Recent onderzoek (VSV & VAB, 2007) heeft bovendien aangetoond dat veel secundaire<br />

scholen zeggen niet over voldoende middelen te beschikken om verkeers- en<br />

mobiliteitseducatie te organiseren. Zowel gebrek aan ruimte in het lestijdenpakket,<br />

gebrek aan fi nanciële middelen als gebrek aan educatief materiaal zijn hiervoor de<br />

opgegeven redenen. Verkeersveiligheid vraagt echter een permanent leerproces.<br />

Deze maatregelenfi che beveelt daarom aan om verkeers- en mobiliteitseducatie in<br />

het secundair onderwijs in de toekomst resultaatsgebonden te maken, en het op die<br />

manier structureel te verankeren in het lessenpakket van het secundair onderwijs.<br />

De doelstellingen van een meer permanente verkeerseducatie in het secundair onderwijs<br />

zijn niet enkel terug te voeren op de kennis van het verkeersreglement, maar<br />

situeren zich hoofdzakelijk binnen de volgende topics:<br />

- verkeer als onderdeel van een ruimere visie op mobiliteit;<br />

- de ‘werking’ van het verkeerssysteem, met onder andere aandacht voor de training<br />

van vaardigheden eigen aan verschillende vervoersmodi;<br />

- sociaal gedrag in verkeer (rekening houden met alle verkeersdeelnemers, hoffelijk<br />

verkeersgedrag, ...);<br />

- gevaarherkenning en –risicoacceptatie, herkennen en respecteren van eigen en<br />

andermans grenzen;<br />

- risicoperceptie, vooral het aanscherpen van verantwoordelijkheidszin.<br />

(Staten-Generaal Verkeersveiligheid, 2002; Wegman & Aarts, 2005)<br />

Tal van organisaties hebben in het verleden materiaal aangemaakt dat scholen kunnen<br />

gebruiken voor verkeerseducatie. Het komt erop aan dit materiaal gebundeld<br />

en overzichtelijk aan de scholen aan te bieden (persmededeling kabinet Kathleen<br />

Van Brempt, 23 april 2007). Verder dient het aanbod aan verkeerseducatie voor<br />

- 132 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


jongeren versterkt te worden, om zo de oververtegenwoordiging van jongeren in de<br />

ongevallenstatistieken te verkleinen.<br />

In het kader van de verhoging van de verkeersveiligheid bij verplaatsingen door<br />

groepen zwakke weggebruikers wordt voorgesteld om de leiders en/of begeleiders<br />

van deze groepen een opleiding te laten volgen (theorie en praktijk) zodat ze op de<br />

hoogte zijn van de geldende regelgeving en zich verkeersveilig kunnen verplaatsen.<br />

Deze opleiding zou verplicht en jaarlijks herhaald moeten worden.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

• Betrokken ongevallen<br />

Tot nu toe spitste verkeerseducatie in het basisonderwijs en in het secundair onderwijs<br />

zich vooral toe op het overdragen van kennis en verkeersvaardigheden. Kennis<br />

van verkeer en van het verkeersreglement zijn uitermate belangrijk, maar educatie<br />

zou ook aandacht moeten hebben voor het confronteren van de verkeersdeelnemer<br />

met wat kan en niet kan in het verkeerssysteem, wat acceptabel is en wat niet. Het<br />

trainen van dergelijke verkeersvaardigheden zou continu in het volledige leertraject<br />

moeten gebeuren.<br />

Er werd geen cijfermatige informatie gevonden over hoe verkeerseducatie in het<br />

secundair onderwijs op zich een bijdrage kan leveren tot het verminderen van de<br />

ongevallen waarin jongeren betrokken zijn of raken.<br />

• Effectiviteit<br />

Dragutinovic & Twisk (2006) geven aan dat een goede effectenstudie zo is opgezet<br />

dat er een grote zekerheid bestaat over het causale verband tussen maatregel en<br />

effect. Het effect van verkeerseducatie op ongevallen blijkt echter zelden onderzocht<br />

te zijn. Dit is niet verwonderlijk aangezien voor educatieprogramma’s een evaluatiecriterium<br />

nodig is dat direct verband heeft met het aan te leren gedrag. Daarom<br />

worden de effecten van educatie vaak afgemeten aan tussenliggende variabelen en<br />

niet aan ongevallen. Die meting gebeurt op basis van uitspraken over het eigen gedrag<br />

of het gedrag zelf. Opdat educatie effectief zou zijn, is met andere woorden<br />

een logische samenhang nodig tussen een verkeersveiligheidsprobleem, het gedrag<br />

en de didactische methode.<br />

• Berekening potentieel van de maatregel<br />

Risicovol verkeersgedrag is bij jongeren nadrukkelijk aanwezig (Van Hout et al.,<br />

2007). Verder geven de meest recente Vlaamse ongevallencijfers (2005) duidelijk<br />

aan dat jongeren oververtegenwoordigd zijn in de cijfers. Van alle leeftijdsgroepen<br />

hebben jongeren van 16 tot 24 jaar het grootste risico om gedood of zwaargewond<br />

te raken bij een verkeersongeval. Het potentieel van deze maatregel huist<br />

vooral in het reduceren van de oververtegenwoordiging van jongeren in de ongevallenstatistieken,<br />

onder andere door in de verkeerseducatie in te spelen op allerlei<br />

vormen van risicovol verkeersgedrag en hun gevolgen.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 133 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Niet van toepassing.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

• Uitvoerder<br />

Vlaamse overheid, departement Onderwijs en Vorming in samenwerking met het<br />

departement Mobiliteit en Openbare Werken van de Vlaamse overheid.<br />

• Betrokkenen<br />

Vlaamse Stichting Verkeerskunde, koepelorganisaties onderwijs, secundaire scholen,<br />

verenigingsleven.<br />

Voor de uitvoering wordt gestreefd naar nauwe samenwerking met het departement<br />

Onderwijs en Vorming van de Vlaamse overheid, en met de Vlaamse Stichting Verkeerskunde<br />

waarin ook het onderwijsveld vertegenwoordigd is.<br />

HAALBAARHEID<br />

• Doorlooptijd en realisatietermijn<br />

Nader te bepalen.<br />

• Omvang<br />

Alle secundaire scholen en verenigingen in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

• Kosten en fi nanciering<br />

Jaarlijks wordt er momenteel reeds 1.300.000 euro geïnvesteerd in verkeerseducatie<br />

op school. Hierbovenop is in de begroting voor 2008 1.500.000 euro aan extra<br />

middelen voor verkeersveiligheid van jongeren opgenomen. Dit extra budget wordt<br />

in 2009 opgetrokken naar 2.000.000 euro.<br />

OUTPUTINDICATOR(EN)<br />

• Aantal scholen die activiteiten organiseren in het kader van verkeers- en mobiliteitseducatie<br />

in de eerste, tweede, respectievelijk derde graad van het secundair<br />

onderwijs.<br />

• Soorten verkeers- en mobiliteitseducatie die scholen organiseren voor de eerste,<br />

tweede, respectievelijk derde graad van het secundair onderwijs.<br />

• Aantal scholen die gebruikmaken van de beschikbare lessenpakketten.<br />

• Aantal leerlingen die bereikt worden met de beschikbare lessenpakketten.<br />

• Aantal leiders/begeleiders van groepen zachte weggebruikers die een opleiding<br />

volgen.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

- Snelheid (tijd) waarin het reeds bestaande lesmateriaal betreffende verkeerseducatie<br />

in het secundair onderwijs, ontwikkeld door verschillende organisaties,<br />

gebundeld aan scholen wordt aangeboden.<br />

- 134 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


- Communicatie van koepelorganisaties onderwijs gericht op secundaire scholen<br />

over de beschikbare lessenpakketten.<br />

- Snelheid (tijd) waarin het aangekondigde verhoogde budget voor verkeerseducatie<br />

en –sensibilisering effectief beschikbaar zal zijn voor de ontwikkeling van<br />

nieuw lesmateriaal over verkeerseducatie en –sensibilisering voor het secundair<br />

onderwijs.<br />

- Snelheid (tijd) waarin de aangekondigde nieuwe lessenpakketten over verkeerseducatie<br />

en –sensibilisering ontwikkeld worden en er hierover gecommuniceerd<br />

wordt. Hoe sneller de pakketten in de scholen worden gebruikt, hoe sneller we<br />

resultaat kunnen bekomen.<br />

LITERATUUR<br />

• Departement Onderwijs. Lager onderwijs: eindtermen Wereldoriëntatie. Document<br />

beschikbaar via URL:<br />

http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/basisonderwijs/lager/eindtermen/wereldorientatie.htm.<br />

• Dragutinovic, N. & Twisk, D. (2006). The effectiveness of road safety education.<br />

Leidschendam: SWOV.<br />

• Kabinet Vlaams Minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen,<br />

(2007). Nood aan meer verkeerseducatie in het secundair onderwijs. Van Brempt<br />

verhoogt budget naar 1,3 miljoen euro. Persmededeling kabinet Vlaams Minister<br />

van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, 23 april 2007.<br />

• Petermans, A. & Zwerts, E. (2006). Vervoersafhankelijkheid en –autonomie van<br />

kinderen tussen 10 en 13 jaar. Rapport kwantitatief onderzoek. Opdracht van<br />

de Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid, in het kader van het Tweede<br />

Plan voor wetenschappelijke Ondersteuning van een beleid gericht op Duurzame<br />

Ontwikkeling (PODO II), Deel I: duurzame consumptie- en productiepatronen<br />

(netwerkproject CP/61).<br />

• Staten-Generaal Verkeersveiligheid (2002). Dossier 4: rijopleiding (nieuwe bestuurders).<br />

• Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) (2006).<br />

Inhoud en evaluatie van verkeerseducatieprogramma’s. Factsheet (gebaseerd op<br />

studie van Dragutinovic & Twisk, 2006). Leidschendam, SWOV.<br />

• Van Hout, K., Daniels, S. & Hermans, E. (2007). Verkeersonveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

Een probleemanalyse. Diepenbeek: Instituut voor Mobiliteit.<br />

• Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) & Vlaamse Toeristenbond–Vlaamse Automobilistenbond<br />

(VTB-VAB) (2007). Verkeers- en mobiliteitseducatie in het secundair<br />

onderwijs. Enquêteresultaten voorjaar 2007. Mechelen: Vlaamse Stichting<br />

Verkeerskunde.<br />

• Wegman, F. & Aarts, L. (2005). Door met duurzaam veilig. Nationale verkeersveiligheidsverkenning<br />

voor de jaren 2005-2020. Leidschendam, SWOV.<br />

• Zwerts, E. & Nuyts, E. (2003). Onderzoek verplaatsingsgedrag <strong>Vlaanderen</strong> (januari<br />

2000-januari 2001) – 2e, herwerkte uitgave. Deel 3A: Analyse personenvragenlijst.<br />

Diepenbeek, Provinciale Hogeschool Limburg.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 135 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


1.2 Vanuit levenslang leren in het verkeer naar een<br />

‘Rijopleiding in Stappen’<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Deze maatregelenfi che gaat na op welke manier de opleiding voor het behalen<br />

van het rijbewijs uitgebreid kan worden naar de opleidingsmethode ‘Rijopleiding<br />

in Stappen’, kortweg RIS. Dit moet toelaten het hogere ongevalsrisico van jonge<br />

bestuurders te verlagen en past in het traject ‘levenslang leren’.<br />

• Aanleiding<br />

Op basis van de meest recente Vlaamse ongevallencijfers (2005) blijkt dat jonge<br />

bestuurders een hogere kans maken op een letselongeval: in 2005 werden in de<br />

leeftijdsgroep van 18- tot en met 24-jarigen 76 inzittenden van personenauto’s<br />

gedood in een verkeersongeval. Voor de leeftijdsgroep 25- tot en met 34-jarigen<br />

bedroeg dit cijfer 63. Analyse van de ongevallencijfers leert dat bij gelijke verkeersdeelname,<br />

de kans op een ongeval voor jonge mannelijke bestuurders meer dan<br />

vier keer groter is dan voor de mannelijke bestuurders van 25 tot 60 jaar. Het risico<br />

op een ernstig ongeval is voor jongeren meer dan drie keer zo hoog als voor de<br />

andere bestuurders (Dreesen, Bos & Willems, 2006).<br />

Onderzoek geeft aan dat de combinatie van leeftijds- en ervaringsgerelateerde<br />

factoren een belangrijke verklaring kan bieden voor de verhoogde ongevalsbetrokkenheid<br />

van jongeren (Willems & Cuyvers, 2004; Vlakveld, 2005). Onderzoek dat<br />

gepoogd heeft de invloed van rijervaring op het ongevalsrisico vast te stellen, toont<br />

dat ongeveer 60 % van het ongevalsrisico van beginnende bestuurders te verklaren<br />

is door gebrek aan rijervaring (Wegman & Aarts, 2005). De hervorming van de<br />

opleiding in het kader van het rijbewijs kan dan ook een middel zijn om te werken<br />

aan de verhoogde ongevalsbetrokkenheid van jonge bestuurders.<br />

• Doel<br />

Uitwerken en evalueren van proefprojecten voor jonge bestuurders. Deze projecten<br />

kunnen een plaats krijgen in de opleidingsmethode ‘Rijopleiding in Stappen’ om zo<br />

te kunnen werken aan het verhoogde ongevalsrisico van jonge bestuurders.<br />

• Doelgroep<br />

Beginnende autobestuurders.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Zoals vermeld vormen vooral leeftijd en het gebrek aan vaardigheden twee grote<br />

clusters van oorzaken voor het hoge ongevalsrisico van jonge beginnende automobilisten.<br />

Vlakveld (2005) geeft aan dat de leeftijdsspecifi eke factoren te maken<br />

hebben met de ontwikkelingsfase waarin jongeren verkeren. Het gebrek aan<br />

vaardigheden blijkt vooral te maken te hebben met een gebrek aan zogenaamde<br />

‘hogere ordevaardigheden’, vaardigheden die beschreven worden in de ‘Goals of<br />

Driver Education’ (GDE)-matrix (Siegrist, 1999). Deze matrix wordt in Europa meer<br />

en meer gebruikt als maatstaf voor wat in rijopleidingen aan bod dient te komen<br />

(SWOV¹, 2006). Wanneer we de opleidingsmethode ‘Rijopleiding in Stappen’ (RIS)<br />

- 136 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


toepassen op de GDE-matrix, blijkt het RIS verder te gaan dan de traditionele rijopleidingen.<br />

Het RIS wil namelijk meer zijn dan een effi ciënte manier om een rijbewijs<br />

te behalen. De doelstelling van deze opleidingsmethode is de veilige en verantwoorde<br />

verkeersdeelname van jonge bestuurders, waardoor het hoge ongevalsrisico van<br />

deze doelgroep zou moeten dalen (SWOV¹, 2006; SWOV², 2006). Tijdens de<br />

opleiding komen daarom zaken aan bod die niet getoetst worden op het rijexamen.<br />

Het RIS stelt vier duidelijke leerdoelen voorop, die gebundeld zijn in vier modules.<br />

De modules lopen op van gemakkelijk naar moeilijk:<br />

- module 1: voertuigbediening en –beheersing;<br />

- module 2: beheersing van eenvoudige verkeersmanoeuvres en verkeerssituaties;<br />

- module 3: complexe voertuigbediening, en beheersing van complexe verkeersmanoeuvres<br />

en verkeerssituaties;<br />

- module 4: veilige en verantwoorde verkeersdeelname.<br />

Na afronding van elke module volgt een toets. Pas als blijkt dat de bestuurder in opleiding<br />

de leerdoelen van de betreffende module beheerst, mag begonnen worden<br />

met een nieuwe module. In de lessen wordt gewerkt met handelingsscripts, en de<br />

vorderingen van de cursisten worden systematisch bijgehouden op een opleidingskaart.<br />

Het RIS sluit af met het gewone rijexamen.<br />

Het systeem van het RIS sluit niet uit dat kandidaat-bestuurders zich via vrije begeleiding<br />

voorbereiden. Het is wel belangrijk dat de begeleiders op de hoogte zijn van<br />

de aangewezen stappen van de RIS-methode. Het rijbewijs is een federale materie.<br />

Vanuit <strong>Vlaanderen</strong> wensen we proefprojecten op te starten als aanzet naar het rijbewijs<br />

in stappen. Een rijvaardigheidscursus gericht op het aanleren en verbeteren<br />

van een preventief rijgedrag voor jongeren is aangewezen. De nadruk moet op het<br />

voorkomen van gevaarlijke situaties liggen.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

• Betrokken ongevallen en effectiviteit<br />

Het meten van de effectiviteit van een rijopleidingsmethode kan volgens Vlakveld<br />

(2005) op vier manieren gebeuren: kijken naar de opleidingsinhoud, het slaagpercentage,<br />

de ongevalsbetrokkenheid, en het gedrag van bestuurders die een bepaalde<br />

opleiding volgden. Een groot probleem bij onderzoek naar de verkeersveiligheidseffecten<br />

van een rijopleiding is zelfselectie: leerlingen kiezen namelijk nog<br />

steeds zelf voor een bepaalde opleidingsvorm. Deze factor maakt evaluatieonderzoek<br />

naar de eventuele effecten van het RIS moeilijk. Toch is een aantal gegevens<br />

bekend.<br />

Wat opleidingsinhoud betreft, blijkt het RIS te voldoen aan de meeste criteria en<br />

aanbevelingen die in het BASIC-project werden geformuleerd. In het Europese BA-<br />

SIC-project naar rijopleidingmodellen (Hatakka et al., 2004) werden aanbevelingen<br />

gedaan over de kenmerken van de ‘ideale rijopleiding’. Een belangrijke aanbeveling<br />

was dat rijopleidingen meer moeten omvatten dan voertuigbeheersing en reguliere<br />

verkeersdeelname, of de ‘lagere ordevaardigheden’ uit de zogenaamde GDE-<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 137 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


matrix (Siegrist, 1999). Het RIS speelt ook in op de onderwerpen die bij de ‘hogere<br />

ordevaardigheden’ uit de GDE-matrix horen. Wat het slaagpercentage betreft, zijn<br />

er proeven geweest om na te gaan of RIS-cursisten een hoger slaagpercentage<br />

hebben dan cursisten die niet het RIS volgden (Nägele & Vissers, 2001; Nägele &<br />

Vissers, 2003). Het slaagpercentage van RIS-cursisten bleek hoog, maar het bleek<br />

erg moeilijk om bij de verklaring hiervoor de factor zelfselectie uit te kunnen sluiten.<br />

Het gedrag van beginnende bestuurders, die het RIS gevolgd hadden, bleek op heel<br />

wat punten beter dan dat van bestuurders die niet het RIS gevolgd hadden. Maar<br />

opnieuw kan ook op dit punt door de factor zelfselectie niet de conclusie getrokken<br />

worden dat de veiligheidswaarde van het RIS groter is dan die van de traditionele<br />

opleiding (Vissers et al., 2004). Ook bij effectiviteitsonderzoek aan de hand van de<br />

betrokken ongevallen speelt zelfselectie een rol, maar na invoering van het RIS op<br />

grote schaal zou ook de veiligheidswaarde van de opleidingsmethode onderzocht<br />

kunnen worden. In Nederland, waar het RIS in het begin van deze eeuw werd ingevoerd,<br />

zou dergelijk onderzoek niet lang meer op zich laten wachten.<br />

• Berekening potentieel van de maatregel<br />

Jongeren zijn oververtegenwoordigd in de ongevallenstatistieken (zie Van Hout et<br />

al., 2007). Het potentieel van deze maatregel bevindt zich dan ook vooral in het<br />

reduceren van deze oververtegenwoordiging in de ongevallendata door het aanbieden<br />

van een opleidingsmethode die verder gaat dan de traditionele rijopleidingen.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

In de praktijk kan de ‘Rijopleiding in Stappen’ zowel door rijscholen als via vrije<br />

begeleiding georganiseerd worden. Om deze opleidingsmethode echter effectief te<br />

kunnen implementeren, is een akkoord nodig van de federale Minister van Mobiliteit,<br />

aangezien de wetgeving over de rijopleiding op dit moment een federale<br />

bevoegdheid is. Daarnaast kunnen vanuit <strong>Vlaanderen</strong> wel proefprojecten opgesteld<br />

worden op vrijwillige basis.<br />

Voor de vrije begeleiding is het noodzakelijk om voor voldoende communicatie te<br />

zorgen voor de begeleiders.<br />

HAALBAARHEID<br />

De ‘Rijopleiding in Stappen’ wordt momenteel onder andere in Nederland aangeboden<br />

aan bestuurders in opleiding. Om deze opleidingsmethode ook in <strong>Vlaanderen</strong><br />

aan te kunnen bieden, is een akkoord vereist van de federale Minister van Mobiliteit.<br />

De Vlaamse Stichting Verkeerskunde is in september reeds gestart met een<br />

proefproject ‘On the road’, waarbij 1.000 jongeren een vervolmakingcursus kunnen<br />

volgen.<br />

OUTPUTINDICATOR(EN)<br />

- Aantal bestuurders in opleiding die kiezen voor het volgen van een ‘Rijbewijs in<br />

- 138 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


stappen’;<br />

- slaagpercentage van bestuurders die het vervolgtraject doorliepen;<br />

- gedrag van bestuurders die het vervolgtraject doorliepen;<br />

- ongevalsbetrokkenheid van bestuurders die het vervolgtraject doorliepen.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

De wetgeving over de rijopleiding is op dit moment een federale bevoegdheid.<br />

REFERENTIES<br />

• Dreesen, A., Bos, K. & Willems, B. (2006). Ongevalbetrokkenheid van jongeren.<br />

Deel I: Internationale literatuurstudie naar oorzakelijke en / of bijdragende factoren.<br />

Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

• Dreesen, A., Bos, K. & Willems, B. (2006). Ongevalbetrokkenheid van jonge<br />

autobestuurders. Deel II: Analyse van Vlaamse data. Diepenbeek: Steunpunt<br />

Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

• Hatakka, M., Keskinen, E., Baughan, C., Goldenbeld, C., Gregersen, N., Groot,<br />

H., Siegrist, S., Wilmes-Lenz, G. & Winkelbauer, M. (2004). BASIC driver training;<br />

New models. Final-report. Finland: University of Turku.<br />

• Nägele, R. & Vissers, J. (2001). Rijopleiding in Stappen (RIS); Evaluatie van een<br />

proef in de provincie Gelderland. Veenendaal: Traffi c Test.<br />

• Nägele, R. & Vissers, J. (2003). Rijopleiding in Stappen (RIS); Evaluatie van de<br />

vervolgproef in de provincie Gelderland 2002-2003. Veenendaal: Traffi c Test.<br />

• Siegrist, S. (red.) (1999). Driver training, testing and licensing - towards theorybased<br />

management of young drivers’ injury risk in road traffi c; Results of EU-project<br />

GADGET. Work Package 3. BfU-Report 40. Berne: Schweizerische Beratungsstelle<br />

für Unfallverhütung BfU.<br />

• SWOV ¹ (2006). Rijopleiding in Stappen (RIS). Factsheet. Leidschendam: SWOV.<br />

• SWOV ² (2006). Jonge beginnende automobilisten. Factsheet. Leidschendam:<br />

SWOV.<br />

• Vissers, J., de Craen, S., Houtenbos, M., Kooistra, A. & Twisk, D. (2004).<br />

Tweede Fase opleidingsprogramma beginnende bestuurders; Resultaten van de<br />

Nederlandse proef. Arnhem: Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Gelderland<br />

ROVG.<br />

• Vlakveld, W. (2005). Jonge beginnende automobilisten, hun ongevalsrisico en<br />

maatregelen om dit terug te dringen: een literatuurstudie. Leidschendam: SWOV.<br />

• Wegman, F. & Aarts, L. (2005). Door met duurzaam veilig. Nationale verkeersveiligheidsverkenning<br />

voor de jaren 2005-2020. Leidschendam: SWOV.<br />

• Willems, B. & Cuyvers, R. (2004). Ervaring en ongevalbetrokkenheid. Diepenbeek:<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 139 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


1.3 Vervolmaking motorrijders<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Deze maatregelenfi che beschrijft de manier waarop een bijkomende rijopleiding of<br />

training voor motorrijders in de praktijk georganiseerd kan worden.<br />

• Aanleiding<br />

Motorrijders zijn bij de meest kwetsbare weggebruikers. In 2005 werden in <strong>Vlaanderen</strong><br />

maar liefst 535 motorrijders (bestuurders en passagiers) en 411 bromfi etsers<br />

(bestuurders en passagiers) ernstig gewond of gedood in het verkeer. Of de kans op<br />

een ongeval voor motorrijders hoger is dan voor andere weggebruikers, lopen de<br />

meningen uiteen. Als het echter gaat over de ernst van ongevallen, is er unanimiteit:<br />

internationale statistieken bewijzen dat motorrijders een grotere kans hebben om bij<br />

een ongeval ernstig gewond of gedood te worden.<br />

De mortaliteit bij ongevallen is in <strong>Vlaanderen</strong> voor motorrijders de op één na hoogste<br />

van alle weggebruikers (Van Vlierden & Van Geirt, 2005). Motorrijdersorganisaties<br />

stellen dat veel van de ongevallen bij motorrijders zouden kunnen vermeden<br />

worden indien de motorrijders betere technieken zouden beheersen (Stokmans,<br />

2004). Uit Brits onderzoek (aangehaald in Wegman & Aarts, 2005) blijkt dat motorrijders<br />

vaak geen juiste risicoperceptie en risicobewustzijn hebben.<br />

Voor <strong>Vlaanderen</strong> zijn er geen cijfers beschikbaar van aantallen motorrijders die<br />

rijdereducatie en trainingsprogramma’s volgen of gevolgd hebben (Van Vlierden &<br />

Van Geirt, 2005).<br />

• Doel<br />

Een doelgericht verkeersveiligheidsbeleid voor motorrijders dient de nodige aandacht<br />

te besteden aan de vervolmaking van motorrijders door het aanbieden van<br />

een aangepaste bijkomende rijopleiding of training.<br />

• Doelgroep<br />

Motorrijders op het gehele Vlaamse grondgebied – en niet enkel beginnende<br />

motorrijders, maar zeker ook de motorrijders die vandaag nog steeds met een ‘oud<br />

autorijbewijs’ een motor mogen besturen zonder daarvoor een opleiding gehad te<br />

hebben.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Een aangepaste training of bijkomende rijopleiding voor motorrijders kan zich<br />

richten op het verbeteren en verfi jnen van de rijvaardigheid (waardoor motorrijders<br />

leren om in kritieke situaties de juiste noodmanoeuvres correct uit te voeren, bijvoorbeeld<br />

een noodstop maken, plots uitwijken, …) maar ook op het creëren van een<br />

sterker bewustzijn van de risico’s van bepaalde gedragingen. Dergelijke trainingen<br />

zouden ook aandacht kunnen geven aan meer cognitieve aspecten zoals gevarenperceptie,<br />

scannen, aandacht, het nemen van beslissingen, beoordelingen, risico<br />

nemen en anticiperen (Haworth et al., 1999). Verder zijn ook het herkennen van de<br />

eigen beperkingen en die van andere weggebruikers (de Rome et al., 2002), het<br />

gebruik van beschermende kledij (Bednar et al., 1999) en defensieve rijtechnieken<br />

- 140 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


(CROW, 2003) onderwerpen die zich goed lenen voor bijkomende trainingen. Het<br />

volgen van een dergelijke opleiding maakt motorrijders bewuster van hun mogelijkheden<br />

en beperkingen (Gysen & Daniels, 2006; Landuyt, 2006).<br />

Concreet zou dergelijke bijkomende opleiding of training er als volgt kunnen uitzien:<br />

1. Rijscholen organiseren elk jaar een grote motordag naar aanleiding van het begin<br />

van het seizoen. Hierover wordt ruim gecommuniceerd. Op deze motordag is<br />

het mogelijk de motorrijder gratis screenings aan te bieden, wat toelaat bijvoorbeeld<br />

een bijscholing van een dag te adviseren.<br />

2. Om van deze motordag echt een motorrijdersevent te maken zouden hier alle<br />

mogelijke aspecten van ‘veiligheid en motorrijden’ aan bod kunnen komen, zoals<br />

tests met motoren met ABS, informatie over het belang van beschermende kledij,<br />

…<br />

3. Om de kosten voor de bijscholing voor de kandidaat zo laag mogelijk te houden<br />

(en dus toegankelijk voor zoveel mogelijk motorrijders) zou een deel van de<br />

opleiding met opleidingscheques gefi nancierd kunnen worden, wat momenteel<br />

reeds mogelijk is. Bovendien zou de Vlaamse overheid een deel van de kosten<br />

kunnen dekken, zodat de prijs voor de kandidaat beperkt blijft.<br />

4. Gezien opleidingscheques deel uitmaken van de fi nancieringswijze, zullen enkel<br />

opleidingscentra die dergelijke cheques aanvaarden, ingeschakeld kunnen worden<br />

voor het verzorgen van deze bijscholingscursussen.<br />

5. De VSV kan instaan voor de samenwerking tussen de verschillende partners. De<br />

opleidingscentra kunnen ingeschakeld worden voor de logistieke uitwerking van<br />

het project.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

• Betrokken ongevallen<br />

In verschillende evaluatiestudies bleek training van motorrijders effectief voor het<br />

verhogen van de vaardigheid, het verminderen van ongevalsbetrokkenheid en het<br />

inzicht in verkeerssituaties bij gevorderde rijders (de Rome et al., 2002).<br />

• Effectiviteit<br />

Volgens Noordzij et al. (2001) zijn er voor de voortgezette trainingen voor motorrijders<br />

geen of alleen kleine positieve effecten te vinden. Veel vervolmakingsopleidingen<br />

voor motorrijders focussen volgens hen op het verfi jnen van essentiële rijvaardigheden<br />

(bv. omslaan van een hoek), maar hebben weinig of geen aandacht voor<br />

attitude en allerlei cognitieve vaardigheden (zoals gevarenperceptie, het nemen van<br />

beslissingen, beoordeling, risico nemen, anticipatie, herkennen eigen beperkingen<br />

en die van andere weggebruikers, …). Van Vlierden & Van Geirt (2005) merken<br />

op dat het niet-opnemen van dergelijke componenten in voortgezette motorrijderstrainingen<br />

misschien het niet (of het zeer beperkt) vinden van positieve effecten van<br />

zulke trainingen op de verkeersveiligheid van de rijders kan verklaren.<br />

• Berekening potentieel van de maatregel<br />

Het potentieel van deze maatregel behelst voornamelijk het reduceren van de hoge<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 141 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


ongevalsbetrokkenheid van de motorrijders: in 2005 bleek immers 8,3 % van het<br />

aantal dode en zwaargewonde verkeersslachtoffers motorrijders te zijn (Van Hout et<br />

al., 2007).<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

• Uitvoerder & betrokkenen<br />

Vlaamse Stichting Verkeerskunde, opleidingscentra, Vlaamse overheid departement<br />

Mobiliteit en Openbare Werken, belangenverenigingen motorrijders.<br />

HAALBAARHEID<br />

Bij het organiseren van dergelijke motordagen met vervolmakingsopleidingen<br />

komen kosten kijken zoals personeels- en werkingskosten. De Vlaamse overheid kan<br />

zich engageren om voor een nader te bepalen aantal personen (momenteel worden<br />

voor 1.000 motorrijders screenings georganiseerd) cofi nanciering te voorzien. Op<br />

deze manier worden deze vervolmakingsopleidingen tevens toegankelijker.<br />

OUTPUTINDICATOR(EN)<br />

- Totaal aantal motorrijders die deelnemen aan vervolmakingsopleiding.<br />

- Aantal georganiseerde vervolmakingsopleidingen op motordagen.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

- Bijkomende opleidingen voor motorrijders moeten betaalbaar en beschikbaar<br />

zijn voor alle geïnteresseerden (NHTSA & MSF, 2000). De in deze fi che voorgestelde<br />

opzet van dergelijke bijkomende rijopleiding voor motorrijders komt hieraan<br />

tegemoet. Door de combinatie van opleidingscheques met een tussenkomst<br />

van de Vlaamse overheid kan de kostprijs voor de kandidaat zo laag mogelijk<br />

blijven.<br />

- Om maatregelen voor motorfi etsveiligheid in te kunnen voeren is het nodig inzicht<br />

te hebben in motorfi etsgebruik in het algemeen en in motorfi etsongevallen en<br />

hun oorzaken. Het aanleggen van een centrale databank waarin gegevens over<br />

motorfi etsongevallen systematisch verzameld worden, zou een belangrijke stap<br />

voorwaarts kunnen betekenen.<br />

LITERATUUR<br />

• Bednar, F., Billheimer, J., Mc Rae, K., Sabol, S., Syner, J. & Thom, D. (1999).<br />

Motorcycle safety. Washington DC, USA: Transportation Research Board. Document<br />

beschikbaar via URL:<br />

http://gulliver.trb.org/publications/millennium/00075.pdf<br />

• Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw<br />

en de Verkeerstechniek CROW (2003). Handboek gemotoriseerde tweewielers.<br />

Een handreiking voor veilig wegontwerp, wegonderhoud en wegbeheer. Nederland:<br />

Ede.<br />

- 142 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


• de Rome, L., Stanford, G. & Wood, B. (2002). MCC survey of motorcyclists,<br />

2001. Colyton: Australia: motorcycle council of New South Wales. Document<br />

beschikbaar via URL: http://www.roadsafety.mccofnsw.org.au/a/63.html.<br />

• Gysen, G. & Daniels, S. (2006). Profi el, rijgedrag en ongevallenbetrokkenheid<br />

van motorrijders in <strong>Vlaanderen</strong>. Analyse op basis van interviews met 1000 motorrijders.<br />

Diepenbeek: Instituut voor Mobiliteit.<br />

• Haworth, N., Smith, R. & Kowadlo, N. (1999). Evaluation of rider training<br />

curriculum in Victoria. Clayton, Australia: Monash University Accident Research<br />

Centre. Document beschikbaar via URL:<br />

http://www.monash.edu.au/muarc/reports/muarc165.html.<br />

• Landuyt, R. (2006). Voorstelling van de campagne “verlies motorrijders niet uit<br />

het oog”. Persconferentie 24 april 2006.<br />

• National Highway Traffi c Safety Administration & Motorcycle Safety Foundation<br />

(2000). National agenda for motorcycle safety. Washington DC, U.S.A. Document<br />

beschikbaar via URL:<br />

http://www.nhtsa.dot.gov/people/injury/pedbimot/motorcycle/00-NHT-212motorcycle/toc.html.<br />

• Noordzij, P., Forke, E., Brendicke, R. & Chinn, B. (2001). Integration of needs of<br />

moped and motorcycle riders into safety measures. Review and statistical analysis<br />

in the framework of the European Research project PROMISING, Workpackage 3.<br />

Leidschendam: SWOV. Document beschikbaar via URL:<br />

http://www.swov.nl/nl/publicaties/index.htm.<br />

• Stokmans, V. (2004). België wil meer veiligheid voor motorrijders. Document<br />

gevonden via URL:<br />

http://www.motorfreaks.nl/index.php?mod=news&id=1988&replypage=2, op<br />

9/1/2007.<br />

• Van Hout, K., Daniels, S. & Hermans, E. (2007). Verkeersonveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

Een probleemanalyse. Diepenbeek: Instituut voor Mobiliteit.<br />

• Van Vlierden, K. & Van Geirt, F (2005). Steunpuntnota ‘Motorrijders’. Risicofactoren<br />

voor motorrijders (rapport No. SN-2005-05). Diepenbeek: Steunpunt<br />

verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

• Wegman, F. & Aarts, L. (2005). Door met duurzaam veilig. Nationale verkeersveiligheidsverkenning<br />

voor de jaren 2005-2020. Leidschendam: SWOV.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 143 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


1.4 Getuigenissen van verkeersslachtoffers als preventieinstrument<br />

in het secundair onderwijs (‘Verkeersgetuigen’)<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

‘Verkeersgetuigen’ is een project dat jonge verkeersdeelnemers uit het vijfde en<br />

zesde jaar van het secundair onderwijs confronteert met het verhaal van een persoon<br />

die als jongvolwassene slachtoffer geworden is van een verkeersongeval. Dit<br />

project streeft ernaar om bij jongeren een attitude voor een verkeersveiliger gedrag<br />

te vormen.<br />

• Aanleiding<br />

De meest recente Vlaamse ongevallencijfers (2005) hebben duidelijk gemaakt dat<br />

jongeren een erg kwetsbare groep zijn in het verkeer: 567 jongeren tussen 15 en<br />

20 jaar raakten zwaargewond en 52 jongeren van dezelfde leeftijdsgroep lieten<br />

het leven bij een verkeersongeval.<br />

Het is nodig actie te ondernemen om jongeren te sensibiliseren en bewust te maken<br />

van de risico’s op de weg. Jongeren tussen 16 en 18 jaar zijn geen gemakkelijke<br />

groep om te bereiken. Ze zijn te oud om als kinderen te worden behandeld, maar<br />

soms nog te jong om te begrijpen welke verantwoordelijkheid zij dragen en welke<br />

risico’s er bestaan als zij aan het verkeer deelnemen. Zij nemen nu nog als voetganger,<br />

fi etser of bromfi etser deel aan het verkeer maar zijn de potentiële motor- of<br />

autobestuurders van de toekomst.<br />

• Doel<br />

Het project stelt volgende doelstellingen voorop:<br />

- sensibilisering van de jonge verkeersdeelnemers tot het aannemen van informatie<br />

over een veilig verkeersgedrag;<br />

- bewustmaking van risicogedrag in het verkeer, van de gevolgen van een verkeersongeval<br />

voor de slachtoffers en hun omgeving (familie, school- en klasgenoten,<br />

vrienden, …) en vooral voor zichzelf;<br />

- indirecte beïnvloeding van de mentaliteitsvorming bij jongeren met het gewenst<br />

gevolg van een attitudeaanpassing van de jonge weggebruikers ten aanzien van<br />

een veilig verkeersgedrag.<br />

Daarnaast streeft het project ook naar de integratie en acceptatie van verkeersslachtoffers<br />

en personen met een handicap.<br />

• Doelgroep<br />

Leerlingen van de derde graad secundair onderwijs in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

• Detailbeschrijving<br />

De opzet van het project is om jongeren uit de derde graad van het secundair<br />

onderwijs in klasverband te confronteren met getuigenissen van verkeersslachtoffers.<br />

Deze verkeersslachtoffers komen vertellen over de oorzaak en verwerking van<br />

hun ongeval en alles wat daar rechtstreeks en onrechtstreeks uit voortvloeide, zoals<br />

hun revalidatie en reïntegratie in de maatschappij. In de provincie Limburg heeft<br />

tijdens het schooljaar 2005-2006 een proefproject ‘Verkeersgetuigen’ gelopen. Er<br />

waren vier verkeersgetuigen betrokken bij het project. In het schooljaar 2005-2006<br />

- 144 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


werden in totaal 4.483 leerlingen in 38 secundaire scholen bereikt.<br />

Het is de bedoeling dit project verder uit te breiden naar andere provincies voor<br />

toepassing in het secundair onderwijs in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

• Betrokken ongevallen<br />

Een van de doelstellingen van het project is om jongeren bewust te maken van<br />

risicogedrag in het verkeer, zoals bijvoorbeeld rijden onder invloed en overdreven<br />

snelheid, en van de gevolgen die een verkeersongeval voor de slachtoffers en hun<br />

omgeving kunnen hebben. De actie sensibiliseert met name over ongevallen die<br />

voortkomen uit risicovol gedrag.<br />

• Effectiviteit<br />

Tijdens de uitvoering van het pilootproject in Limburg is er een beperkte kwantitatieve<br />

voor- en nameting gebeurd, onder andere om na te gaan of er bij de jongeren<br />

iets van de presentatie was blijven hangen (Petermans & Gysen, 2006). Statistische<br />

analyses op deze beperkte dataset wezen echter uit dat er op basis van de antwoorden<br />

statistisch niet aangetoond kon worden dat de antwoorden van de voor- en<br />

nameting signifi cant verschillend waren. Naast de beperkte kwantitatieve metingen<br />

bestond het belangrijkste deel van het evaluatieonderzoek echter uit een kwalitatieve<br />

studie bij de verschillende groepen mensen die bij het project betrokken waren.<br />

Voor deze fi che zijn de reacties van de doelgroep leerlingen het meest vermeldenswaardig:<br />

zij hebben het project gunstig onthaald.<br />

• Potentieel van de maatregel<br />

Risicovol verkeersgedrag is bij jongeren nadrukkelijk aanwezig (zie o.a. Van Hout<br />

et al., 2007). Het potentieel van de maatregel zit voornamelijk in de bewustmaking<br />

over risicogedrag en zijn gevolgen. Daardoor kunnen jongeren gedrag als overdreven<br />

snelheid en rijden onder invloed van alcohol en drugs als gevaarlijk herkennen.<br />

De attitudevorming werkt in drie stappen. Eerst leren de jongeren het probleem te<br />

zien, vervolgens krijgen ze inzicht in de problematiek, en in de derde plaats kunnen<br />

ze hun eigen gedrag duiden en zo nodig aanpassen.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Het project streeft naar de integratie en acceptatie van verkeersslachtoffers en personen<br />

met een handicap en kadert op die manier in de beleidsdoelstellingen voor<br />

gelijke kansen in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

De Vlaamse overheid, departement Mobiliteit en Openbare Werken, zal het project<br />

initiëren en fi nancieren. Voor de uitvoering wordt gestreefd naar samenwerking met<br />

de provinciebesturen en de Vlaamse Stichting Verkeerskunde waarbinnen ook het<br />

onderwijsveld vertegenwoordigd is.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 145 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


HAALBAARHEID<br />

• Doorlooptijd en realisatietermijn: één schooljaar voorbereiding (rekruteren verkeersgetuigen,<br />

voorzien opleiding en begeleiding), één schooljaar realisatietermijn.<br />

Indien succesvol, is het streefdoel om de maatregel jaarlijks te herhalen.<br />

• Omvang: zoveel mogelijk secundaire scholen, rekening houdend met de beschikbaarheid<br />

en taakbelasting van de ingezette verkeersgetuigen.<br />

• Gerealiseerd: in de provincie Limburg werd reeds een pilootproject uitgevoerd in<br />

het schooljaar 2005-2006 én een vervolg van hetzelfde project in het schooljaar<br />

2006-2007.<br />

• Kosten en fi nanciering: Voor de organisatie van het pilootproject in Limburg werden<br />

de kosten geraamd op 20.000 à 25.000 euro per schooljaar (Wyckmans,<br />

2006). Deze kosten omvatten personeelskosten voor de verkeersgetuigen en hun<br />

omkadering (rekrutering, begeleiding en opleiding verkeersgetuigen), kosten<br />

verbonden aan de opstart en coördinatie van het project en werkingskosten.<br />

OUTPUTINDICATOR(EN)<br />

• Aantal deelnemende scholen.<br />

• Aantal uitgevoerde sessies.<br />

• Aantal bereikte leerlingen.<br />

Om na te gaan of de presentaties van verkeersgetuigen effectief invloed uitoefenen<br />

op gedragsdeterminanten van jongeren, wordt overwogen om - in aanvulling op<br />

de beperkte kwantitatieve evaluatiestudie in de provincie Limburg - een kwantitatief<br />

effectenmetingsonderzoek op te zetten. In het kader van dergelijk onderzoek zou<br />

dan één voor- en meerdere nametingen gepland kunnen worden, met bevraging<br />

over gedragsdeterminanten zoals attitudes op verschillende tijdstippen vóór en na<br />

de presentatie.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

- Rekrutering verkeersgetuigen.<br />

- Omkadering verkeersgetuigen (opvang, vorming, netwerking, vergoeding, …).<br />

- Pedagogische omkadering project in de scholen (indien mogelijk kan de aanmaak<br />

van een volledig afgerond lespakket rond dit thema en met de verkeersgetuigen<br />

als centraal thema of als vertrekpunt een duidelijke meerwaarde voor dit<br />

project betekenen).<br />

LITERATUUR<br />

• Wyckmans, D. (2006). Verkeersgetuigen. Bijdrage in Jaarboek Verkeersveiligheid<br />

2006, Vlaamse Stichting Verkeerskunde.<br />

• Petermans, A. & Gysen, G. (2006). Verkeersgetuigen. Evaluatie pilootproject provincie<br />

Limburg. Diepenbeek: Onderzoeksinstituut ArcK & Instituut voor Mobiliteit.<br />

• Van Vlierden, K. (2006). Verkeersgetuigen. Literatuurstudie over confronterende<br />

voorlichting. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

• Van Hout, K., Daniels, S. & Hermans, E. (2007). Verkeersonveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

Een probleemanalyse. Diepenbeek: Instituut voor Mobiliteit.<br />

- 146 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


1.5 Veiligheidscultuur bedrijven<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Voor de Richtlijn 2003/59 moet een kader gecreëerd worden. Door een intensieve<br />

en constructieve samenwerking met preferentiële opleidingspartners is het mogelijk<br />

een wildgroei aan vormingen tegen te gaan en een algemene kwaliteitsstandaard te<br />

creëren voor de veiligheidsopleiding (zowel basisopleiding als bijscholing) van de<br />

beroepschauffeurs C, CE, D en DE.<br />

Door certifi cering worden transportbedrijven en potentiële opdrachtgevers aangespoord<br />

in dit kader te stappen en een veiligheidscultuur te ontwikkelen.<br />

• Aanleiding<br />

De provincie Vlaams-Brabant reikt jaarlijks het label ‘Wijs op Weg’ uit aan bedrijven<br />

die uitdrukkelijk verklaren de aandachtspunten van het veiligheidscharter (van<br />

de provincie en FEBETRA) te onderschrijven en die zich ertoe verbinden permanent<br />

aandacht te besteden aan en bij te dragen tot de verbetering van de verkeersveiligheid<br />

in hun onderneming en bij hun chauffeurs. Het label is één jaar geldig.<br />

Verkeersveiligheid is bij de vele bedrijven evenwel nog niet ingebed in de bedrijfscultuur.<br />

Er wordt wel aandacht aan besteed, maar het is verre van de eerste prioriteit.<br />

Bij het vervoer per spoor is ‘intrinsieke’ veiligheid het verst doorgevoerd door<br />

het gebruik van geautomatiseerde veiligheidssystemen. Ook het vervoer over water<br />

is wat veiligheid betreft goed georganiseerd.<br />

De beroepschauffeurs C, C1, C1+E, D, DE, D1, D1+E dienen in de nabije toekomst<br />

te beschikken over een basisvakbekwaamheid en tevens een permanente bijscholing<br />

te genieten a rato van 35 uur op 5 jaar.<br />

• Doel<br />

Het doel van de maatregel is om het aantal ongevallen waarbij vrachtwagens (maar<br />

ook bestelwagens) betrokken zijn terug te dringen. Bij uitbreiding beoogt de maatregel<br />

een verhoogd verkeersveiligheidsbewustzijn bij alle bedrijven.<br />

• Doelgroep<br />

De doelgroep van de maatregel is de bedrijfswereld: iedere bestuurder en eigenaar<br />

van een vrachtwagen, bestelwagen of bedrijfsvoertuig die het voertuig gebruikt voor<br />

beroepsdoeleinden.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Het label ‘Wijs op Weg’ van de provincie Vlaams-Brabant is gericht op de transportsector.<br />

De maatregel beoogt in eerste instantie een uitbreiding van het label naar<br />

heel <strong>Vlaanderen</strong>. De transportbedrijven kunnen zich in de zeer concurrentiële markt<br />

onderscheiden door certifi cering.<br />

Een belangrijke hinderpaal voor een meer uitgesproken verkeersveilig gedrag in de<br />

transportsector is de bikkelharde concurrentie, dikwijls van Oost-Europese bedrijven.<br />

Daardoor staan chauffeurs onder een grote tijdsdruk. Verkeersveiligheid in de<br />

transportsector is dus ook een zaak van de opdrachtgevers. Door veiligheidseisen<br />

als evenwaardig beslissingscriterium op te nemen, zullen verkeersveilige transportbedrijven<br />

een streepje voor hebben. De Vlaamse overheid is goed geplaatst om<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 147 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


hierbij het voortouw te nemen. Ook kunnen verladers veiligheidseisen opleggen aan<br />

transportbedrijven, wat de norm is bij het vervoer van gevaarlijke stoffen.<br />

Naast de transportsector zijn nog veel bedrijven betrokken partij: bedrijven die hun<br />

eigen transport verzorgen, bedrijven met een eigen wagenpark of bedrijven die<br />

bedrijfswagens ter beschikking stellen aan de personeelsleden. De maatregel hoopt<br />

veilig gedrag te belonen.<br />

Daarnaast is het tevens de bedoeling om met de verzekeringssector na te gaan in<br />

welke mate de veiligheidscultuur een impact kan hebben op de verzekeringspremies.<br />

In de meest uitgebreide variant zijn alle bedrijven betrokken. Alle bedrijven genereren<br />

immers woonwerkverkeer.<br />

De permanente bijscholing die verplicht wordt voor beroepschauffeurs is een belangrijke<br />

opportuniteit.<br />

Mogelijkheden om de veiligheidscultuur te verbeteren zijn de uitvoering van schade-<br />

en ongevallenanalyses en het opstellen van schadepreventieplannen. Deze acties<br />

kunnen bedrijven zelf ondernemen, maar ook met behulp van hun verzekeringsmaatschappij.<br />

De verzekeringsmaatschappijen beschikken over zeer veel data die<br />

bruikbaar zijn voor de schade- en ongevallenanalyse. Ook met de Safety Scan, een<br />

hulpmiddel dat door wegvervoersorganisaties samen met het Nederlandse Ministerie<br />

van Verkeer en Waterstaat is ontwikkeld, kunnen bedrijven bepalen op welke wijze<br />

ze schade en ongevallen kunnen reduceren. Het is wenselijk om een haalbaarheidsstudie<br />

uit te voeren naar de oprichting van een instituut voor ongevallenanalyse.<br />

Daarnaast kunnen boordcomputers en crashrecorders, mits in een veiligheidscultuur<br />

ingebed, het aantal ongevallen reduceren (met ongeveer 20 %). Daar vrachtauto’s<br />

reeds met elektronische tachografen zijn uitgerust, ligt het voor de hand deze in een<br />

boordcomputer te integreren. Hierbij is toezicht ook noodzakelijk. Dit is voorlopig<br />

nog niet toegelaten door de EU.<br />

Aanvullend op de toekenning van het label is er nood aan veiligheidsplanning<br />

in logistieke opleidingen, zodat ook bij de instroom van nieuwe werkkrachten de<br />

veiligheidsidee ingebakken is. De verschillende instrumenten om de veiligheid op te<br />

volgen kunnen in deze opleiding aan bod komen.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

De inschatting van de effectiviteit van deze maatregel is moeilijk. Het effect is immers<br />

in grote mate afhankelijk van hoe de veiligheidscultuur wordt ingebed en hoe de<br />

bijscholing zal ingebed worden in de bedrijven. Toch zijn er aanwijzingen dat een<br />

gunstig effect optreedt bij een betere veiligheidscultuur in de bedrijven. Een metaanalyse<br />

(Elvik & Vaa, 2004) gaf een reductie van 18 % van het aantal ongevallen<br />

(voornamelijk ongevallen met uitsluitend materiële schade waren opgenomen). Het is<br />

niet duidelijk welke maatregelen juist omvat waren, maar ze behelsden onder meer<br />

groepsdiscussies tussen de chauffeurs. Deze bleken het grootste effect te hebben. De<br />

betrokkenheid van de hele hiërarchie lijkt belangrijk.<br />

- 148 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Het stellen van veiligheidseisen kan het binnenlandse vervoer een concurrentieel<br />

voordeel opleveren. Buitenlandse transporteurs hebben immers een veel kleiner<br />

aandeel in het transport van Belgische goederen en zullen dan ook minder geneigd<br />

zijn de aanpassingen door te voeren. Wanneer vervolgens de veiligheidseisen<br />

uitbreiding vinden naar Europa hebben de Belgische bedrijven een voorsprong<br />

opgebouwd.<br />

Daarnaast geeft de uitreiking van de titel ‘Verkeersveilig bedrijf van het jaar’ de<br />

transportsector de gelegenheid om positief in het nieuws te komen.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

De uitreiking van het label en de voorwaarden voor de toekenning ervan, behoren<br />

tot de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap, al dan niet in samenwerking<br />

met de Vlaamse provincies, de beroepsorganisaties en eventueel de verzekeringssector.<br />

Verder zijn uiteraard ook de betrokken bedrijven verantwoordelijk voor het creëren<br />

van de veiligheidscultuur binnen het bedrijf. Tenslotte zal ook het onderwijs een rol<br />

spelen door aandacht voor veiligheid in de logistieke opleidingen op te nemen.<br />

HAALBAARHEID<br />

In de provincie Vlaams-Brabant bestaat het label reeds. Ook andere transportbedrijven<br />

maken nu al werk van verkeersveiligheid. De maatregel kan op korte termijn<br />

uitgebreid worden naar heel <strong>Vlaanderen</strong>. De nodige middelen zijn beperkt tot<br />

eventuele subsidies om de introductie van veilige maatregelen te ondersteunen. Aan<br />

het label zou ook een prijs kunnen verbonden worden voor ‘Veiligste onderneming<br />

van het jaar’, of voor het beste initiatief ter zake.<br />

Het is belangrijk dat de transportsector bereid is om het principe van de veiligheidscultuur<br />

in te bedden in de nieuwe bijscholing.<br />

OUTPUTINDICATOREN<br />

Als indicator kan het aantal bedrijven tellen dat het charter getekend heeft, dat<br />

instapt in het kader van de bijscholing, of dat het label ontvangen heeft.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

Omdat bepaalde investeringen in de veiligheid wel maatschappelijk rendabel zijn,<br />

maar bedrijfseconomisch niet, investeren bedrijven minder zelf. Door de felle concurrentie<br />

investeren bedrijven pas in veiligheid als dit de eigen concurrentiepositie in<br />

de markt niet verslechtert maar verbetert.<br />

Voor het invoeren van het charter is het belangrijk dat iedereen meewerkt.<br />

REFERENTIES<br />

• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The Handbook of Road Safety Measures. Elsevier.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 149 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


2.1 Gordel en kinderzitjes<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Deze maatregelenfi che beoogt een verhoging van het draagpercentage van de<br />

gordel en van het gebruik van aangepaste kinderbeveiligingsmiddelen tot dat van<br />

de beste Europese landen, om op die manier te komen tot een vermindering van het<br />

aantal verkeersslachtoffers. Om dit doel te bereiken, wordt in deze fi che een combinatie<br />

van sensibilisering en handhaving voorgesteld.<br />

• Aanleiding<br />

Volgens de meest recente gordeltellingen van het BIVV werd in België in 2006<br />

de gordel door 76,9 % van de bestuurders en 72,5 % van de passagiers voorin<br />

de wagen gedragen. Vrouwelijke bestuurders blijken zich vaker dan mannelijke<br />

bestuurders vast te klikken (81,5 % vrouwen versus 75,1 % mannen) (BIVV, 2006).<br />

Meer mensen blijken zich vast te klikken naarmate de snelheidslimieten hoger liggen,<br />

hoewel de gordel ook een betere bescherming geeft bij lage en gemiddelde<br />

snelheden. Uit diverse onderzoeken blijkt dat er een relatie is tussen ongevalsbetrokkenheid<br />

en gordeldracht: bestuurders die de gordel niet dragen, zijn vaker betrokken<br />

bij ongevallen (Vesentini & Cuyvers, 2003).<br />

Wat het gebruik van kinderzitjes betreft, is het bekend dat verkeersongevallen een<br />

erg belangrijke doodsoorzaak zijn bij kinderen: uit de Vlaamse ongevallencijfers<br />

van 2005 blijkt dat er dat jaar 36 kinderen tussen 0 en 4 jaar gedood of ernstig<br />

gewond geraakten als passagier in een personenauto. Bij de 5- tot 9-jarigen ging<br />

het over 18 kinderen. Om het aantal dodelijk gewonde kinderen in het verkeer te<br />

verminderen is het belangrijk dat kinderen in geschikte beveiligingsmiddelen worden<br />

vervoerd. Recent onderzoek (Vesentini & Willems, 2006) toonde aan dat bijna<br />

37 % van de kinderen tussen 0 en 12 jaar los in de wagen zit, en meer dan de<br />

helft van de kinderen die wel beveiligd zijn, met een ongeschikt beveiligingsmiddel<br />

worden vervoerd. Het is dan ook dringend nodig actie te ondernemen.<br />

• Doel<br />

Percentage gordeldracht en gebruik van aangepaste kinderbeveiligingsmiddelen<br />

verhogen.<br />

• Doelgroep<br />

Hoewel het belangrijk is om gordelgebruik en het gebruik van aangepaste kinderbeveiligingsmiddelen<br />

te stimuleren bij alle bestuurders en passagiers van gemotoriseerde<br />

voertuigen in heel <strong>Vlaanderen</strong>, is het vanuit communicatieoogpunt ten zeerste<br />

aangewezen om te starten met het afbakenen van duidelijke doelgroepen, waarop<br />

de sensibilisering gericht kan worden:<br />

- voor gordelgebruik is het aanbevolen de sensibilisering in eerste plaats op jongeren<br />

en mannen te richten, aangezien in België de gordel minder wordt gedragen<br />

door deze doelgroepen (Vesentini & Cuyvers, 2003);<br />

- betreffende het gebruik van aangepaste kinderbeveiligingsmiddelen spreekt het<br />

voor zich dat aanbevolen wordt dergelijke sensibilisering in eerste instantie te<br />

richten op de ouders en familie van gezinnen met kinderen die zich regelmatig<br />

inzetten voor het vervoeren van kinderen.<br />

- 150 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


• Detailbeschrijving<br />

Door het percentage mensen die zich vastklikken in de wagen en het percentage<br />

kinderen die op een correcte manier beveiligd worden in de auto te verhogen,<br />

streeft men ernaar het aantal verkeersslachtoffers in te perken. De gordel is één<br />

van de goedkoopste en eenvoudigste manieren om dit doel te bereiken. Tijdens de<br />

meest recente Federale Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid (2007) werd aanbevolen<br />

de huidige gedragsdoelstellingen inzake gordeldracht te verhogen, om er<br />

op die manier naar te streven dat België tegen 2010 de percentages gordeldracht<br />

van de best presterende landen evenaart. Concreet werd er voorgesteld tegen 2010<br />

te streven naar 95 % gordeldracht bij bestuurders en passagiers voorin, en 80 %<br />

gordeldracht bij passagiers achterin de wagen.<br />

Om deze doelstelling te realiseren lijkt het dan ook noodzakelijk de inspanningen<br />

die gedaan worden om de verkeersdeelnemers te informeren, te sensibiliseren en<br />

op die manier proberen aan te leren voortaan altijd de gordel te dragen, voor- en<br />

achterin de wagen, zowel als bestuurder of als passagier, te continueren.<br />

Als voorbeeld van ‘good practice’ in dit verband kan een actie rond gordeldracht in<br />

de provincie Vlaams-Brabant, in samenwerking met het Vlaamse Gewest, vermeld<br />

worden. In oktober 2006 werd in deze provincie een actie opgezet met de bedoeling<br />

via ‘enhanced enforcement’ (combinatie handhaving en communicatie naar<br />

verschillende doelgroepen in enkele campagneperiodes) tegen eind 2007 gewoontegedrag<br />

te creëren betreffende gordelgebruik, zodat de inzittenden van voertuigen<br />

er op alle mogelijke manieren (herinneren, aanmoedigen, bestraffen) aan herinnerd<br />

worden dat ze zich moeten vastklikken (VSV, 2006).<br />

Ook voor beveiligingsmiddelen voor kinderen is bewezen dat zij effectief zijn in het<br />

voorkomen van dood en letsels bij deze doelgroep (Vesentini & Willems, 2006),<br />

en lijkt het noodzakelijk om net zoals voor het gordelgebruik een combinatie van<br />

sensibiliserende communicatie en handhaving op te starten.<br />

Tijdens de meest recente Federale Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid (2007)<br />

werd door de werkgroep die actief was rond de ‘veiligheidsgordel en kinderbeveiliging’<br />

voorgesteld om bij geïntegreerde controleacties jaarlijks één op drie voertuigen<br />

te controleren op gordeldracht en het gebruik van kinderbeveiligingsmiddelen.<br />

Er werd eveneens aanbevolen om het niet-gebruiken van de gordel of van aangepaste<br />

kinderbeveiligingsmiddelen als een belangrijke overtreding te beschouwen,<br />

die een ‘gepast gevolg’ rechtvaardigt.<br />

Tenslotte wil deze maatregelenfi che, in navolging van de meest recente Federale<br />

Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid (2007), ook aanbevelen om het aanbrengen/integreren<br />

van gordelverkliksystemen in nieuwe wagens verder te onderzoeken.<br />

Dergelijk systeem laat toe zowel de bestuurder als de passagier(s) via een geluidssignaal<br />

erop te wijzen dat ze hun gordel niet dragen (zie ook Daniels et al., 2004).<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

• Betrokken ongevallen<br />

De veiligheidsgordel, en hierbij aansluitend aangepaste kinderbeveiligingsmid-<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 151 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


delen, worden algemeen beschouwd als één van de goedkoopste en eenvoudigste<br />

manieren om het aantal verkeersslachtoffers in te perken.<br />

• Effectiviteit<br />

Effectiviteit wordt gedefi nieerd als de mate waarin de kans op een dodelijk of<br />

ernstig letsel vermindert voor personen die de gordel dragen, in vergelijking met<br />

personen die de gordel niet dragen. Het blijkt echter moeilijk te zijn het veiligheidseffect<br />

van de gordel eenduidig te bepalen. Het verwachte veiligheidseffect van<br />

de gordel kan immers door verschillende factoren beïnvloed worden (Vesentini &<br />

Cuyvers, 2003).<br />

Globaal gesproken blijkt de gordel bij een ongeval het risico op schedelletsel met<br />

41 % en het risico op overlijden of letsels met gemiddeld 50 % te verminderen<br />

(Scheers, 2006). Wat kinderbeveiligingsmiddelen betreft, is bewezen dat die effectief<br />

zijn in het voorkomen van dood en letsels bij kinderen. De effectiviteit van<br />

beveiligingsmiddelen blijkt wel afhankelijk van de zitplaats (voor- of achterin),<br />

de ernst van het ongeval en de richting van aanrijding. Ook incorrect gebruik,<br />

niet geschikt gebruik (te vroeg in volgend beveiligingsmiddel) en het type van het<br />

beveiligingsmiddel hebben een invloed op de effectiviteit. Zo blijkt bijvoorbeeld een<br />

achterwaarts kinderzitje de meeste veiligheid (80-90 %) te bieden en de gordel de<br />

minste (30-60 %). Het verhogingskussen zonder rugsteun (30-60 %) biedt ook meer<br />

beveiliging dan de gordel, maar in vergelijking met de andere types van beveiligingsmiddelen<br />

is dit veeleer beperkt. Ook het ontwerp van verhogingskussen zonder<br />

rugsteun bepaalt de effectiviteit (Brown et al., 2002 en Arbogast et al., 2004,<br />

besproken in Vesentini & Willems, 2006).<br />

• Berekening potentieel van de maatregel<br />

Elk verkeersslachtoffer, jong of oud, is er een te veel. Door een combinatie van<br />

sensibilisering en handhaving dient ernaar gestreefd te worden om het gebruik van<br />

de gordel en het correcte gebruik van aangepaste kinderbeveiligingsmiddelen te<br />

bevorderen en af te dwingen.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

De handhaving van het dragen van de gordel voor- en achterin de wagen en<br />

het correcte gebruik van kinderbeveiligingsmiddelen zullen in de praktijk moeten<br />

gebeuren door politiediensten. Voor de concrete bestraffi ng van overtreders dienen<br />

de parketten en de politiediensten (bij wijze van onmiddellijke inning) (overeenkomstig<br />

de richtlijnen van het Openbaar Ministerie) ingeschakeld te worden. Wat de<br />

praktische organisatie van de handhaving betreft, is uiteraard voorafgaand overleg<br />

noodzakelijk met de federale Minister van Binnenlandse Zaken, aangezien de<br />

politiediensten onder zijn bevoegdheid vallen. Ook overleg met de federale Minister<br />

van Justitie en het Openbaar Ministerie zijn noodzakelijk, aangezien zij de prioriteiten<br />

voor de opsporing en vervolging van verkeersmisdrijven bepalen.<br />

Voor sensibilisering lijkt het aangewezen om de VSV in te schakelen, aangezien zij<br />

een belangrijke bijdrage kunnen leveren voor de ontwikkeling van acties om mensen<br />

te informeren en te sensibiliseren over het belang van het dragen van de gordel<br />

en over het correcte gebruik van kinderbeveiligingsmiddelen. Ook overleg met het<br />

- 152 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


BIVV lijkt hierbij aangewezen, aangezien dit al heel wat materiaal rond gordelgebruik<br />

en aangepaste kinderbeveiligingsmiddelen uitgewerkt heeft.<br />

HAALBAARHEID<br />

Wat handhaving betreft, is de uitbreiding van het aantal politionele controles op<br />

gordeldracht en het correcte gebruik van kinderbeveiligingsmiddelen niet alleen<br />

afhankelijk van de hoeveelheid beschikbare medewerkers, maar ook van de verwerkingscapaciteit<br />

van bijvoorbeeld de parketten en de procedures van toepassing.<br />

Omdat de richtlijnen voor de politiediensten voorschrijven steeds tot onmiddellijke<br />

inning van 50 euro over te gaan bij het niet-dragen van de gordel, beperkt de werklast<br />

voor de parketten zich tot de voor deze overtreding niet-betaalde onmiddellijke<br />

inningen. Wat sensibilisering betreft, lijkt het aangewezen om de VSV in te schakelen<br />

en overleg met het BIVV te organiseren.<br />

OUTPUTINDICATOR(EN)<br />

- Percentage bestuurders en passagiers voor- en achterin de wagen dat de gordel<br />

correct draagt.<br />

- Percentage kinderen dat correct beveiligd vervoerd wordt.<br />

- Aantal voertuigen op jaarbasis die op gordeldracht en het correcte gebruik van<br />

kinderbeveiligingsmiddelen gecontroleerd worden.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

- Effi ciënte bestraffi ng bij vaststelling van het niet-dragen van de gordel of het nietcorrecte<br />

gebruik van aangepaste kinderbeveiligingsmiddelen.<br />

- Hanteren van eenduidige manier betreffende dataverzameling rond gordelgebruik<br />

en het gebruik van kinderbeveiligingsmiddelen (tellingen).<br />

- Samenwerking federale overheid en samenwerking met het Openbaar Ministerie.<br />

LITERATUUR<br />

• BIVV (Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid) (2001). Verkeersveiligheid<br />

Statistieken. Brussel: BIVV.<br />

• BIVV (Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid) (2006). Jaarverslag verkeersveiligheid.<br />

Brussel: BIVV.<br />

• Daniels, S., Deben, L., De Brabander, B., Verlaak, J. & Vesentini, L. (2004).<br />

De veiligheidsgordel: een eenvoudig, goedkoop en doeltreffend middel voor<br />

méér verkeersveiligheid. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende<br />

Mobiliteit.<br />

• Scheers, M. (2006). Evaluatie van het verkeersveiligheidsbeleid in België. Presentatie<br />

voor VVBB-studiedag beleidsevaluatie op 9 juni 2006, beschikbaar via URL:<br />

http://soc.kuleuven.be/sw/.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 153 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


• Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid (2007). Dossier veiligheidsgordel en<br />

kinderbeveiliging. Beschikbaar via URL:<br />

http://www.fcvv.be/Docs/Groups/FCVV%20WG%20veiligheidsgordel%20DEF.<br />

pdf.<br />

• Vesentini, L. & Cuyvers, R. (2003). Gordeldracht. Literatuurstudie over de determinanten<br />

van het gordelgebruik en mogelijke interventies. Diepenbeek: Steunpunt<br />

Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

• Vesentini, L. & Willems, B. (2006). Gebruik van beveiligingsmiddelen voor kinderen<br />

in de wagen. Observaties in <strong>Vlaanderen</strong>. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid<br />

bij Stijgende Mobiliteit.<br />

• Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) (2006). Projectvraag campagne gordeldracht<br />

in Vlaams-Brabant. Presentatie voor Strategisch Overleg Verkeersveiligheid<br />

op 23 maart 2006.<br />

- 154 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


2.2 Beschermingskledij<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Deze maatregelenfi che beoogt het stimuleren van het dragen van beschermende<br />

kledij door motorrijders en bestuurders en passagiers van andere gemotoriseerde<br />

tweewielers. Recent onderzoek bij 1.000 motorrijders in <strong>Vlaanderen</strong> toonde immers<br />

aan dat ongeveer de helft van de respondenten antwoordde ‘niet altijd’ de volledige<br />

veiligheidskledij te dragen (Gysen & Daniels, 2006). Niettemin hebben studies<br />

aangetoond dat het gebruik van beschermende kledij de ernst van verwondingen<br />

aan handen, voeten, benen en armen met 33 tot 50 % reduceert (Van Vlierden &<br />

Van Geirt, 2005).<br />

• Aanleiding<br />

De bescherming die bestuurders en passagiers van gemotoriseerde tweewielers hebben,<br />

is een helm, kleding (vest en broek), handschoenen en schoeisel. Het dragen<br />

van de helm voor bestuurders en passagiers is verplicht in België. Onderzoek in<br />

Groot-Brittannië heeft uitgewezen dat het dragen van een valhelm het aantal fatale<br />

hoofdletsels met ongeveer 50 % vermindert (TRL, 1997 – geciteerd in ROSPA,<br />

2001). De helm is dus een uiterst belangrijk beschermingsmiddel, zeker omdat<br />

hoofdletsels de belangrijkste doodsoorzaak zijn bij ongevallen. Ook het dragen van<br />

beschermingskledij is nuttig: ze heeft een letselvoorkomend of –reducerend effect<br />

(Staten-Generaal Verkeersveiligheid, 2002). Algemeen geldt dat beschermende<br />

kledij niet in staat is een motorrijder te beschermen tegen letsels die het gevolg zijn<br />

van hoge-impactongevallen, maar dergelijke kledij kan wel kleinere kwetsuren voorkomen<br />

of in ernst reduceren (Denys, 2005).<br />

Onderzoek heeft uitgewezen dat de meeste bestuurders in Noord-Europese landen<br />

beschermende vesten dragen, maar dat slechts de helft ervan beschermende<br />

broeken en handschoenen draagt. Onderzoek wees eveneens uit dat bestuurders<br />

van kleinere gemotoriseerde tweewielers, zoals scooters en bromfi etsen, de neiging<br />

vertonen geen enkele vorm van beschermende kledij te dragen, behalve een helm<br />

(RoSPA, 2001; Elliot et al., 2003 – geciteerd in Denys, 2005). Motorrijders halen<br />

meestal een aantal redenen aan waarom ze niet steeds de volledige beschermingskledij<br />

dragen (weeromstandigheden blijken bijvoorbeeld een rol te spelen, zie ook<br />

Wick et al., 1998, besproken in Van Vlierden & Van Geirt, 2005). Ulleberg (2003)<br />

geeft aan dat verschillende studies aantonen dat er een groot potentieel is voor het<br />

verhogen van de draagratio van beschermende kledij bij motorrijders. Naast de<br />

directe bescherming kan een fl uorescerende vest tevens de veiligheid verhogen door<br />

de grotere zichtbaarheid.<br />

• Doel<br />

het dragen van beschermende kledij (helm én veiligheidsuitrusting) via sensibiliseringsacties<br />

stimuleren bij bestuurders en passagiers van gemotoriseerde tweewielers<br />

in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

• Doelgroep<br />

bestuurders en passagiers van gemotoriseerde tweewielers.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 155 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


• Detailbeschrijving<br />

door het organiseren van sensibiliseringsacties het dragen van beschermende kledij<br />

stimuleren bij bestuurders en passagiers van gemotoriseerde tweewielers.<br />

- Voor helmgebruik kan de communicatie focussen op het correcte gebruik, de<br />

juiste keuze en het regelmatig vervangen van de helm (Staten-Generaal, 2002).<br />

- Voor het dragen van beschermingskledij kan de communicatie inspelen op het<br />

‘professionele aspect’, een boodschap in de zin van “echte motorrijders zijn<br />

behoorlijk uitgerust” (Staten-Generaal, 2002).<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

• Betrokken ongevallen<br />

Algemeen kunnen we stellen dat het dragen van beschermende kledij niet in staat<br />

is een motorrijder te beschermen tegen ongevalsbetrokkenheid en bovendien<br />

beschermt het een motorrijder ook niet tegen letsels die het gevolg zijn van hogeimpactongevallen.<br />

Het dragen van beschermende kledij kan wel kleinere verwondingen<br />

voorkomen of in ernst reduceren (Denys, 2005). Studies tonen aan dat het<br />

gebruik van beschermende kledij de ernst van letsels aan handen, voeten, benen en<br />

armen met 33 tot 50 % reduceert (Van Vlierden & Van Geirt, 2005).<br />

• Effectiviteit<br />

Wat het dragen van een helm betreft, hebben diverse onderzoeken uitgewezen dat<br />

door het dragen van de helm het risico op een fatale afl oop van een ongeval sterk<br />

vermindert. De meningen verschillen over hoe sterk het risico precies vermindert.<br />

Wat het dragen van beschermende kledij betreft, werden geen specifi eke effectiviteitsgegevens<br />

gevonden.<br />

• Berekening potentieel van de maatregel<br />

Het potentieel van deze maatregel betreft het stimuleren van het dragen van<br />

beschermende kledij door motorrijders met behulp van sensibiliseringsacties, om<br />

op die manier motorrijders bewust te maken van het belang van het dragen van<br />

dergelijke kledij. Internationale statistieken geven aan dat motorrijders een grotere<br />

kans hebben om bij een ongeval ernstig gewond of gedood te worden in vergelijking<br />

met andere weggebruikers. De mortaliteit bij ongevallen blijkt in <strong>Vlaanderen</strong><br />

voor motorrijders de op één na hoogste van alle weggebruikers (Van Vlierden &<br />

Van Geirt, 2005).<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

Aangezien deze fi che via sensibiliseringsacties en -campagnes motorrijders wil<br />

stimuleren tot het dragen van beschermende kledij, is het aangewezen het VSV in te<br />

schakelen. Zij kunnen een belangrijke bijdrage leveren voor de ontwikkeling van acties<br />

en campagnes om deze doelgroep hierover te sensibiliseren. Ook overleg met<br />

het BIVV kan waardevol zijn omdat dit al materiaal rond deze thematiek uitgewerkt<br />

heeft. Het is tenslotte ook aangewezen belangenorganisaties van motorrijders te<br />

betrekken in dit overleg. Zij maken deel uit van de doelgroep of staan er heel dicht<br />

bij en kunnen zorgen voor de verspreiding van de sensibiliseringsacties en –campagnes.<br />

- 156 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


HAALBAARHEID<br />

Om de nodige sensibiliseringsacties en –campagnes te kunnen ontwikkelen en op te<br />

kunnen zetten dient de nodige tijd uitgetrokken te worden om de betrokken actoren<br />

samen te brengen.<br />

OUTPUTINDICATOR(EN)<br />

- Aantal sensibiliseringsacties en –campagnes die opgezet worden betreffende<br />

beschermingskledij.<br />

- Aantal belangenorganisaties van motorrijders die zich engageren om mee te<br />

stappen in de voorbereiding en realisatie van dergelijke sensibiliseringsacties en<br />

–campagnes.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

- Samenwerking met belangenorganisaties van motorrijders om sensibiliseringsacties<br />

en –campagnes op te zetten.<br />

- Voor- en nametingen over het dragen van beschermingskledij door bestuurders van<br />

gemotoriseerde tweewielers, om na te gaan hoeveel mensen uit de betreffende<br />

doelgroep met de acties en campagnes werden bereikt.<br />

LITERATUUR<br />

• Denys, T. (2005). Veiligheidsverhogende voertuigtechnologie voor gemotoriseerde<br />

tweewielers. Overzicht, beschrijving en technische aspecten van voertuigtechnologie<br />

die de veiligheid van bestuurders van gemotoriseerde tweewielers verhoogt.<br />

Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

• Gysen, G. & Daniels, S. (2006). Profi el, rijgedrag en ongevalbetrokkenheid van<br />

motorrijders in <strong>Vlaanderen</strong>. Analyse op basis van interviews met 1000 motorrijders.<br />

Diepenbeek: Instituut voor Mobiliteit.<br />

• Huang, B. & Preston, J. (2004). A literature review on motorcycle collisions, fi nal<br />

report. Transport Studies Unit, Oxford University, United Kingdom. Beschikbaar via<br />

volgende URL: http://www.tsu.ox.ac.uk/research/motorcycles_fi nal_report.pdf.<br />

• NHTSA & MSF, National Highway Traffi c Safety Administration & Motorcycle<br />

Safety Foundation (2000). National agenda for motorcycle safety. Washington<br />

DC, U.S.A. Beschikbaar via volgende URL:<br />

http://www.nhtsa.dot.gov/people/injury/pedbimot/motorcycle/00-NHT-212- motorcycle/toc.html.<br />

• Staten-Generaal Verkeersveiligheid (2002). Dossier 7: gordel, kinderzitjes, helm.<br />

• The Royal Society for the Prevention of Accidents (ROSPA) (2001). Motorcycling<br />

safety. Position paper. U.K. Beschikbaar via volgende URL:<br />

http://www.rospa.com/roadsafety/info/motorcycle_position.pdf.<br />

• Ulleberg, P. (2003). Motorcycle safety – a literature review and meta-analysis<br />

(summary of report no. 681/2003). Oslo, Norway: Institute of Transport Economics.<br />

Beschikbaar via volgende URL:<br />

http://www.vv.se/fi ler/35555/motorcykelsakerhet.pdf.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 157 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


2.3 Uitbreiding alcohol- en drugscontroles<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Om het rijden onder invloed van alcohol en drugs te verminderen, beoogt deze<br />

maatregelenfi che een uitbreiding van de alcohol- en drugscontroles door de politiediensten,<br />

en dit in combinatie met sensibilisering en communicatie rond de gevaren<br />

van rijden onder invloed van alcohol en drugs.<br />

• Aanleiding<br />

Rijden onder invloed van alcohol verhoogt het risico op een verkeersongeval<br />

waarschijnlijk meer dan enige andere overtreding van de verkeerswet (Elvik & Vaa,<br />

2004). Verschillende onderzoeken hebben een relatie gevonden tussen de hoeveelheid<br />

alcohol in het bloed en het ongevallenrisico bij deelname aan het verkeer: het<br />

risico op een ongeval neemt signifi cant toe bij een bloedalcoholgehalte tussen de<br />

0,5 en 0,8 promille (Borkenstein et al., 1974 – geciteerd in Mathijssen et al., 2002;<br />

Van Vlierden, Vesentini & Cuyvers, 2004). Uit de Belgische ongevallenstatistieken<br />

van 2001 bleek in 8,4 % van de verkeersongevallen één of meerdere bestuurders<br />

onder invloed van alcohol te zijn. Bij ongevallen met doden of zwaargewonden<br />

bedroeg dit percentage 10 %. Omdat niet alle ongevallen in de offi ciële statistieken<br />

terechtkomen (De Mol, 1999 – geciteerd in Vanlaar, 2001) en omdat betrokkenen<br />

in een ongeval niet altijd moeten of kunnen blazen - bijvoorbeeld omdat zij reeds<br />

zijn afgevoerd naar een ziekenhuis - zijn de weergegeven ongevallencijfers zeer<br />

waarschijnlijk een onderschatting van de werkelijke omvang van het probleem (Van<br />

Vlierden, Vesentini & Cuyvers, 2004). Rijden onder invloed van drugs wordt het<br />

meest vastgesteld bij jonge mannen, zware druggebruikers, bezoekers van dansgelegenheden<br />

en fuiven, cannabisgebruikers, in vergelijking met gebruikers van<br />

andere drugs, vrachtwagen- en busbestuurders. Bestuurders die geloven dat drugs<br />

of medicijnen hun rijvaardigheid niet negatief beïnvloeden of die het naleven van<br />

de wetgeving ter zake niet belangrijk vinden, zijn meer geneigd te rijden na gebruik<br />

van deze middelen. De gepercipieerde pakkans voor het rijden onder invloed van<br />

drugs en medicijnen speelt een heel belangrijke rol in het stellen van dit gedrag. Er<br />

bestaat echter geen twijfel over het feit dat drugs en medicijnen de rijvaardigheid<br />

negatief kunnen beïnvloeden (Van Vlierden & Lammar, 2007).<br />

Wat het rijden onder invloed van alcohol betreft, laat de Belgische wetgeving<br />

momenteel een maximale bloedalcoholconcentratie van 0,5 promille toe. Het rijden<br />

onder invloed van drugs is in België momenteel verboden, maar controles op het<br />

naleven van de wet zijn nog omslachtig en gebeuren slechts sporadisch.<br />

Een forse verhoging van het aantal controles op alcohol- en druggebruik, in combinatie<br />

met sensibilisering en communicatie rond de gevaren van rijden onder invloed<br />

van alcohol en drugs, is daarom een erg belangrijke maatregel om rijden onder<br />

invloed van alcohol en drugs tegen te gaan.<br />

• Doel<br />

Met deze maatregel wordt een verlaging beoogd van het aantal bestuurders dat<br />

rijdt onder de invloed van alcohol en drugs, en daarmee het aantal ongevallen<br />

- 158 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


waarin bestuurders onder invloed van alcohol en/of drugs betrokken zijn.<br />

• Doelgroep<br />

De maatregel richt zich tot bestuurders van gemotoriseerde voertuigen.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Hoewel er de laatste tijd heel wat aandacht is voor het rijden onder invloed van<br />

drugs en de gevolgen hiervan op de rijvaardigheid, mag niet uit het oog verloren<br />

worden dat rijden onder invloed van alcohol ook nog steeds een belangrijk probleem<br />

blijft. Het is nodig om zowel via handhaving als via sensibilisering en communicatie<br />

het rijden onder invloed van alcohol en drugs te blijven bestrijden, en een<br />

goed doordacht beleid op te zetten voor de verdeling van mensen en middelen in<br />

dit verband.<br />

a) In België ligt het percentage ongevallen met doden of zwaargewonden waarbij<br />

één of meerdere bestuurders onder invloed van alcohol was rond de 10 %. Dit<br />

cijfer ligt aanzienlijk lager dan schattingen in het buitenland betreffende deze<br />

problematiek, maar ook de ‘Belgian Toxicology and Trauma Study’ schatte het<br />

betreffende percentage bestuurders hoger in. De belangrijkste reden van deze<br />

onderschatting blijkt het feit dat slechts in 30 à 35 % van de ongevallen met<br />

doden of ernstig gewonden een ademtest wordt afgenomen, waardoor 65 à<br />

70 % van de ongevallen met doden of gewonden sowieso in de ongevallen ‘zonder<br />

alcohol’ terechtkomen (BIVV, 2004). Daarom wordt er hier eerst en vooral<br />

aanbevolen om, in navolging van de werkgroep rond ‘rijden onder invloed van<br />

alcohol’ van de Federale Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid 2007, de<br />

politiediensten wettelijk te verplichten het alcoholgehalte te bepalen van elke<br />

betrokkene in een ongeval 20 .<br />

Het percentage ernstige ongevallen (met doden of ernstig gewonden) met alcoholgebruik<br />

blijkt bovendien sterk te variëren volgens de periode van de week en<br />

het uur van de dag. Het document van de Federale Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid<br />

(2007) maakt duidelijk dat tijdens weekendnachten het percentage<br />

ongevallen met alcohol in de periode van 2000 tot 2002 rond 25 % lag, op<br />

weeknachten rond 18 à 21 %, op weekenddagen rond 10 % en op weekdagen<br />

rond 5 à 6 %. In de nationale gedragsmeting die het BIVV in 2000 uitvoerde om<br />

te kunnen inschatten hoeveel personen rijden onder invloed van alcohol, werd<br />

ook nagegaan welke bestuurders het grootste risico liepen om onder invloed van<br />

alcohol te rijden. Hieruit bleek dat de risicogroep van bestuurders die met een<br />

UAL 21 > 0,35 mg/l achter het stuur zaten voornamelijk bestond uit mannen tussen<br />

de 26 en 54 jaar, zonder passagiers. Uit cijfers van het NIS, verzameld van<br />

1991 tot en met 2000, blijkt echter dat de leeftijdsgroep van 21- tot 23-jarigen<br />

het meest betrokken was bij alcoholgerelateerde ongevallen in <strong>Vlaanderen</strong>, in<br />

alle gradaties van ernst en voor alle weggebruikers samen. Hoewel deze leeftijds-<br />

20 Dit blijkt bovendien reeds lang in dienstbrieven van de procureur-generaal te Gent en de gouverneurs van Oost- en West-<strong>Vlaanderen</strong> en voor<br />

alle politiediensten over heel België bij gemeenschappelijke omzendbrief van de Minister van Justitie en van het College van Procureurs-Generaal<br />

van 30 maart 2006, verspreid bij Omzendbrief COL8/2006.<br />

21 UAL = Uitgeademde Alveolaire Lucht. Alveolaire lucht is lucht die uit de longblaasjes komt. Bij een ademanalyse dient men te blazen in een<br />

toestel dat de alcoholconcentratie in de uitgeademde alveolaire lucht meet. Bij een ademtest dient men te blazen in een toestel dat het niveau<br />

van de alcoholopname in de uitgeademde alveolaire lucht aangeeft.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 159 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


groep dus niet de grootste risicogroep is van mensen die meer drinken dan wettelijk<br />

is toegelaten, blijkt uit literatuur dat zij bij een laag alcoholgehalte wel een<br />

verhoogde kans op een ongeval heeft in vergelijking met oudere leeftijdsgroepen.<br />

Ook internationaal onderzoek gaf reeds aan dat onervaren bestuurders meer<br />

negatief beïnvloed worden door alcohol (en op lagere BAG-niveaus) dan ervaren<br />

bestuurders (zie o.a. Department for Transport, 1998 en Bernhoft & Behrensdorff,<br />

2003, besproken in Van Vlierden et al., 2004). Het lijkt dan ook aangewezen<br />

de Europese aanbeveling van 2001, betreffende een verlaging van de wettelijke<br />

alcohollimiet van 0,5 naar 0,2 promille voor onervaren bestuurders, te vertalen<br />

naar de Belgische wetgeving. De defi nitie van onervaren bestuurder zou dan wel<br />

verder uitgewerkt moeten worden.<br />

Deze Europese aanbeveling van 2001 raadde ook aan de wettelijke alcohollimiet<br />

van 0,5 naar 0,2 promille te verlagen voor professionele chauffeurs,<br />

zoals vrachtwagen- en busbestuurders. Onderzoek heeft immers uitgewezen dat<br />

zelfs een laag BAG de vaardigheden van de meeste professionele bestuurders<br />

vermindert en het risico op een ongeval vergroot (Perrine et al., 1987). Vrachtwagen-<br />

en busbestuurders maken vaak lange ritten, rijden vele uren per dag en<br />

rapporteren vaak vermoeid te zijn. De frequentie van in slaap vallen achter het<br />

stuur is bovendien al bij een laag BAG verhoogd. Als er ongevallen met vrachtwagens<br />

en bussen gebeuren is de letselernst vele malen groter dan bij ongevallen<br />

met personenwagens (Van Vlierden et al., 2004). Bovendien kunnen ongevallen<br />

met grote voertuigen ernstige schade, ontwrichting van het verkeer, vertragingen<br />

en opstoppingen veroorzaken (Europese Commissie, 2001). Aangezien het<br />

vrachtverkeer en het vervoer van passagiers via bussen de laatste jaren sterk is<br />

toegenomen, heeft de Europese Commissie dan ook aanbevolen de wettelijke<br />

alcohollimiet van deze ‘professionele bestuurders’ te verlagen. Het lijkt aangewezen<br />

ook deze Europese aanbeveling te vertalen naar de Belgische wetgeving.<br />

In navolging van de werkgroep rond ‘rijden onder invloed van alcohol’ van de<br />

Federale Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid 2007 is het aanbevolen om<br />

voortaan jaarlijks één bestuurder op drie aan een ademtest te onderwerpen, en<br />

om de alcoholcontroles niet te beperken tot specifi ek gerichte acties, maar ze gedurende<br />

het hele jaar uit te voeren. Hierbij dient de nadruk te liggen op aselecte<br />

controles, om op die manier de bevolking duidelijk te maken dat niemand kan<br />

ontsnappen aan alcoholcontroles.<br />

Voor de aanpak van recidivisten en zware overtreders betreffende het rijden<br />

onder invloed van alcohol ten slotte, wordt de installatie van een alcoholslot aanbevolen.<br />

Dit moet dan gekaderd worden in een totaalprogramma op gebied van<br />

bestrijding van rijden onder invloed van alcohol, waaraan alle betrokkenen hun<br />

medewerking verlenen (Verlaak, 2004). De juridische implicaties en de ontwikkeling<br />

van een Belgisch alcoholslotprogramma vragen verder onderzoek (Scheers et<br />

al., 2006).<br />

Naast deze handhavingsmaatregelen dienen de communicatie- en sensibiliseringsinspanningen<br />

die reeds geleverd worden, voortgezet in de toekomst. De<br />

combinatie van beide vormen van aanpak blijkt immers een doeltreffende manier<br />

van gedragsbeïnvloeding.<br />

- 160 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


) Eén van de belangrijkste determinanten van het rijden onder invloed van drugs<br />

(en medicijnen) blijkt het besef van bestuurders dat hun pakkans relatief klein is,<br />

aangezien momenteel controles op druggebruik om technische redenen meestal<br />

slechts sporadisch gebeuren (Silverans, Drevet & Vanlaar, 2005). De politie organiseert<br />

weinig controles omdat er te weinig politiemensen opgeleid zijn en de<br />

controles ingewikkeld en tijdrovend zijn. Bovendien zijn de meningen verdeeld<br />

over de betrouwbaarheid van de zogenaamde ‘testbatterij’ die momenteel deel<br />

uitmaakt van de procedure (Federale Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid,<br />

2007).<br />

Momenteel wordt de volgende procedure gevolgd:<br />

1) aan de hand van een zogenaamde ‘testbatterij’ (een geheel van fysieke<br />

tekenen en psychomotorische testen) worden uiterlijke kenmerken van recent,<br />

vermoedelijk, druggebruik gecontroleerd;<br />

2) wanneer de testbatterij positief is, wordt een urinemonster afgenomen;<br />

3) wanneer deze test positief is, volgt een bloedproef.<br />

(Verstraete & Walsh in TRB, 2006; Willekens et al., 2002; Godart, 2005;<br />

BIVV, 1999)<br />

De huidige procedure wordt als te tijdrovend en ingewikkeld ervaren. Sterke<br />

vereenvoudiging is mogelijk als nieuwe betrouwbare, gebruiksvriendelijke en<br />

snellere testen beschikbaar zouden zijn, zoals speeksel- of zweettesten. Op dit<br />

moment gebeurt er heel wat onderzoek in Europa naar methoden of toestellen<br />

die wetenschappelijk als voldoende betrouwbaar worden beschouwd. Zodra<br />

dergelijke methoden of toestellen ter beschikking komen, is het wenselijk dat<br />

ze ook in België onmiddellijk kunnen worden gebruikt (Scheers et al., 2006).<br />

Uiteraard dient op dat moment de politie ook de nodige opleiding te krijgen om<br />

hiermee op een correcte manier om te gaan. Een additioneel voordeel van meer<br />

controles is dat dit zou toelaten dat er op systematische wijze data verzameld<br />

kunnen worden over het aantal ongevallen die onder invloed van drugs gebeuren.<br />

Op dit moment zijn er in België immers geen cijfers beschikbaar (Scheers et<br />

al., 2006). Het ROPS-rapport (Scheers et al., 2006) raadt bovendien aan om bij<br />

alle bestuurders, die bij een dodelijk ongeval betrokken zijn, een toxicologische<br />

analyse uit te voeren. Ook dergelijke data zouden vervolgens statistisch verwerkt<br />

kunnen worden.<br />

In Belgisch onderzoek (Silverans, Drevet & Vanlaar, 2005) vond 70,6 % van de<br />

ondervraagden de pakkans voor het rijden onder invloed van drugs klein; slechts<br />

7,7 % vond deze groot of zeer groot. Om de subjectieve pakkans te verhogen<br />

wordt aangeraden om aselecte drugstesten uit te voeren, en deze vooral toe te<br />

passen op tijdstippen en locaties waar er een hoog risico bestaat voor rijden<br />

onder invloed van drugs (Swann et al., besproken in Van Vlierden & Lammar,<br />

2007).<br />

De hierboven genoemde maatregelen op gebied van handhaving van rijden onder<br />

invloed van drugs gaan best gepaard met communicatie en sensibilisering aan<br />

potentiële gebruikers over de gevaren van het gecombineerd gebruik van alcohol<br />

en drugs en de gevaren van rijden onder invloed van drugs an sich. Aangezien de<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 161 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


gepercipieerde ernst van rijden onder invloed van drugs een signifi cante voorspeller<br />

is van dit gedrag, zijn preventieve maatregelen die ingaan op het verhogen van<br />

het bewustzijn dat druggebruik een aanzienlijk gevaar voor de verkeersveiligheid<br />

oplevert, nog altijd zinvol (Jonah et al., 2004). Buiten het overdragen van kennis<br />

over de gevaren van het rijden onder invloed van drugs, moeten dergelijke sensibiliseringsacties<br />

echter ook inspelen op attitudes en allerlei andere aspecten, zoals<br />

het gegeven dat sommige bestuurders toch het risico nemen om onder invloed van<br />

drugs achter het stuur te kruipen ‘omwille van de kick’ of omwille van de sociale<br />

norm die dergelijk gedrag goedkeurt of aanmoedigt (Widera & Krueger, 1992).<br />

Assailly (2002 – besproken in Van Vlierden & Lammar, 2007) geeft aan dat het<br />

best is dergelijke voorlichting zo vroeg mogelijk te laten plaatsvinden. Hierbij kan<br />

gedacht worden aan lespakketten voor scholen, acties zoals die van de Responsible<br />

Young Drivers, enzovoort. Verder gaf Neale (2001, besproken in Van Vlierden<br />

& Lammar, 2007) aan dat het voelbaar maken van de effecten van verschillende<br />

drugs en combinaties in een rijsimulator, en programma’s die de sociale norm van<br />

rijden onder invloed in vraag stellen en die jongeren leren neen te zeggen, wellicht<br />

ook mogelijk zijn. Ook preventie-interventies, gericht op de betekenisvolle relaties<br />

(vriend/vriendin, ouders) in het leven van jongeren kunnen belangrijk zijn (Lewis<br />

et al., 2005, besproken in Van Vlierden & Lammar, 2007). Bestuurders, die in het<br />

verleden zelf reden onder invloed van drugs maar omwille van veiligheidsredenen<br />

hun gedrag veranderden, kunnen aan dit soort preventie een onschatbare bijdrage<br />

leveren (Neale, 2001, besproken in Van Vlierden & Lammar, 2007).<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

• Betrokken ongevallen<br />

Om effectief het rijden onder invloed van alcohol en drugs te verminderen, dient de<br />

kans op politiecontroles voldoende hoog te zijn, het hele jaar door. Bovendien dient<br />

de strafkans de pakkans ook te volgen: dit betekent dat er de komende jaren naast<br />

investeringen in communicatie en sensibilisering ook extra investeringen nodig zijn<br />

in een adequate en aangepaste bestraffi ng en een sluitende strafuitvoering (Federale<br />

Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid, 2007).<br />

• Betrokken ongevallen<br />

Verschillende buitenlandse studies, besproken in Van Vlierden & Lammar (2007),<br />

hebben aangetoond dat een verlaging van de maximaal toegelaten alcohollimiet<br />

bij beginnende autobestuurders leidde tot een afname van ongevalsbetrokkenheid<br />

van deze bestuurders bij ernstige ongevallen en van het aantal alcoholgerelateerde<br />

ongevallen waarbij doden vielen.<br />

• Effectiviteit<br />

De SWOV heeft berekend dat, onder bepaalde voorwaarden - waarbij de landelijke<br />

intensifi ëring van alcoholcontroles zeer belangrijk is – het aantal slachtoffers<br />

van alcoholgerelateerde ongevallen met 25 % kan verminderen (Schoon, 2000).<br />

Elvik & Vaa (2004) menen dat ‘drink-driving enforcement’ het percentage dodelijke<br />

ongevallen met 9 % kan doen dalen, en het percentage letselongevallen met 7 %.<br />

- 162 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


• Berekening potentieel van de maatregel<br />

Het potentieel van deze maatregel zit in het reduceren van de gedragsfenomenen<br />

van rijden onder invloed van alcohol en drugs.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

• Handhaving<br />

Alcohol- en drugscontroles zijn een taak voor politiemedewerkers. Met andere woorden:<br />

voor de praktische organisatie van handhaving dient overleg georganiseerd te<br />

worden met de federale Minister van Binnenlandse Zaken omdat de politiediensten<br />

onder zijn bevoegdheid vallen. Voor de concrete bestraffi ng is inschakeling van de<br />

parketten en de politiediensten nodig. Dit vereist dus ook overleg met de federale<br />

Minister van Justitie en het Openbaar Ministerie, aangezien deze de prioriteiten<br />

voor de opsporing en vervolging van verkeersmisdrijven bepalen.<br />

Door prioriteiten te leggen op Vlaams niveau kan ernaar gestreefd worden ook de<br />

prioriteiten op federaal en lokaal niveau te beïnvloeden.<br />

• Sensibilisering/communicatie<br />

Het lijkt aangewezen om voor de uitwerking van dit luik het VSV in te schakelen,<br />

aangezien zij een belangrijke bijdrage kunnen leveren voor de ontwikkeling van<br />

acties, campagnes, lesmateriaal en dergelijke om mensen te informeren en te sensibiliseren<br />

over de gevaren die rijden onder invloed van alcohol en drugs met zich<br />

meebrengen. Overleg met het BIVV lijkt hierbij aangewezen, aangezien het al heel<br />

wat materiaal rond deze thematiek uitgewerkt heeft.<br />

HAALBAARHEID<br />

Een uitbreiding van het aantal alcohol- en drugscontroles is afhankelijk van de hoeveelheid<br />

beschikbare manschappen en toestellen, maar ook van de verwerkingscapaciteit<br />

van de parketten en de procedures die van toepassing zijn. Uiteraard is het<br />

belangrijk te weten wat de mogelijkheden zijn om bijvoorbeeld via de opbrengsten<br />

van het verkeersveiligheidsfonds de nodige effi ciënte en gebruiksvriendelijke toestellen<br />

voor controles te kunnen aankopen.<br />

OUTPUTINDICATOR(EN)<br />

- Aantal voertuigen op jaarbasis waarvan de bestuurders op het gebruik van<br />

alcohol en/of drugs gecontroleerd worden.<br />

- Registratie van periodes/tijdstippen in het jaar wanneer alcohol- en/of drugscontroles<br />

georganiseerd worden.<br />

- Aantal bestuurders die bij een dodelijk ongeval betrokken zijn, bij wie een<br />

toxicologische analyse wordt uitgevoerd.<br />

- Aantal betrokkenen in een ongeval bij wie het alcoholgehalte bepaald wordt.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

- Samenwerking met de federale overheid en met het Openbaar Ministerie.<br />

- Aanpassing van wetgeving om verlaging maximaal toegelaten alcohollimiet voor<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 163 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


onervaren bestuurders en vrachtwagen- en buschauffeurs te kunnen realiseren<br />

(omzetting Europese aanbeveling naar Belgische wetgeving).<br />

- Om de motivatie te behouden, is ook een effi ciënte bestraffi ng nodig bij vaststelling<br />

van alcohol– of drugsgebruik.<br />

- Om voldoende draagvlak te creëren en te behouden zijn ondersteunende, sensibiliserende<br />

acties noodzakelijk. De combinatie van sensibiliserende communicatie<br />

en handhaving is een doeltreffend middel tot gedragsbeïnvloeding.<br />

- Nieuwe drugs en de invloed ervan op de rijvaardigheid verdienen goede<br />

opvolging.<br />

- Hanteren van eenduidige manier om op systematische wijze data te kunnen<br />

verzamelen over het aantal ongevallen die onder invloed van alcohol en drugs<br />

gebeuren.<br />

- Opvolgen van testen met methoden of toestellen voor het controleren van druggebruik,<br />

zodanig dat dergelijke methoden of toestellen, van zodra ze als voldoende<br />

betrouwbaar en gebruiksvriendelijk beschouwd worden, ook in België gebruikt<br />

kunnen worden.<br />

LITERATUUR<br />

• Belgisch Instituut voor de VerkeersVeiligheid (1999). Drugs in het verkeer. Via<br />

Secura, 46, 7.<br />

• Belgisch Instituut voor de VerkeersVeiligheid (2004). Opvolging van de maatregelen<br />

voorgesteld door het begeleidingscomité van de Staten-Generaal van de<br />

verkeersveiligheid. Dossier 2: alcohol en illegale drugs.<br />

• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The handbook of road safety measures. Amsterdam:<br />

Elsevier.<br />

• European Commission (2001). Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen,<br />

L 43, 14.02.2001, 31-36. Aanbeveling van de Commissie van 17 januari<br />

2001 betreffende de maximaal toegestane alcoholconcentratie in het bloed bij<br />

bestuurders van motorvoertuigen. Beschikbaar via volgende URL:<br />

http://europa.eu.int.<br />

• Godart, B. (2005). Vermijd de laatste trip… Studie over de ongevalsrisico’s voor<br />

bestuurders onder invloed van alcohol en/of drugs. Via Secura, 70, 11-13.<br />

• Jonah, B., Thiffault, P., Beirness, D. & Boase, P. (2004). The Road Safety Monitor<br />

– Tracking public opinion regarding alcohol and drug impairment. Proceedings of<br />

the 17th International Conference on Alcohol, Drugs and Traffi c Safety, Glasgow,<br />

U.K.<br />

• Mathijssen, M., Koornstra, M. & Commandeur, J. (2002). Het effect van alcohol-,<br />

drugs- en geneesmiddelengebruik op het letselrisico van automobilisten. Leidschendam:<br />

SWOV.<br />

• Perrine, M., Beard, J., Forman, R., Forney, R., Friedman, G., Majerus, L., Maull,<br />

K., Nargelanas, L., Pendleton, O., Reeder, R., Rockwell, T., Smiley, A., Soldon,<br />

S. & Voas, R. (1987). Zero alcohol and other options. Limits for truck and bus<br />

drivers (Special Report 216). Washington DC, U.S.A.: Transportation Research<br />

Board.<br />

- 164 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


• Scheers, M., Verstraete, A., Adriaensen, M., Raes, E. & Tant, M. (2006). ROPS.<br />

Rijden onder invloed van psychoactieve stoffen. Uitgebreide samenvatting. Brussel:<br />

Federaal Wetenschapsbeleid.<br />

• Schoon, C. (2000). Verkeersveiligheidsanalyse van het concept-NVVP. Deel 1:<br />

effectiviteit van maatregelen. Leidschendam: SWOV.<br />

• Silverans, P., Drevet, M. & Vanlaar, W. (2005). Attitudemeting verkeersveiligheid<br />

2003-2004. Brussel: Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid. Beschikbaar via<br />

URL: http://www.bivv.be/dispatch.wcs?uri=717556362&action=viewStream&la<br />

nguage=nl.<br />

• Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid (2007). Dossier rijden onder invloed<br />

van alcohol. Beschikbaar via URL:<br />

http://www.fcvv.be/Docs/Groups/FCVV%20WG%20alcohol%20DEF.pdf.<br />

• Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid (2007). Dossier rijden onder invloed<br />

van drugs. Beschikbaar via URL:<br />

http://www.fcvv.be/Docs/Groups/FCVV%20WG%20Drugs%20DEF.pdf.<br />

• Transportation Research Board (Ed.) (2006). Drugs and traffi c. A symposium.<br />

June 20-21, 2005 Woods Hole, Massachusetts (Circular No. E-C096). Washington<br />

D.C., U.S.A.: National Research Council. Document beschikbaar via URL:<br />

http://onlinepubs.trb.org/onlinepubs/circulars/ec096.pdf.<br />

• Van Vlierden, K., Vesentini, L. & Cuyvers, R. (2004). Vooronderzoek naar alcoholgebruik<br />

in relatie tot verkeersveiligheid. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid<br />

bij Stijgende Mobiliteit.<br />

• Van Vlierden, K. & Lammar, P. (2007). Drugs en medicijnen in het verkeer. Diepenbeek:<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

• Vanlaar, W. (2001). Rijden onder invloed van alcohol in België. Resultaten van<br />

de tweede gedragsmeting, uitgevoerd in 2000. Brussel: Belgisch Instituut voor de<br />

Verkeersveiligheid.<br />

• Verbokkem, C., Dikker, E., Scheffers, P. & Lindeloof, M (in samenwerking met de<br />

Klankbordgroep EKoV) (2002). Effecten en kosten van verkeersveiligheidsmaatregelen.<br />

De Bilt: Grontmij Verkeer & Infrastructuur bv.<br />

• Verlaak, J. (2004). Bestuurderscontrolesystemen voor vermoeidheid en rijden<br />

onder invloed. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

• Wegman, F. & Aarts, L. (2005). Door met duurzaam veilig. Nationale verkeersveiligheidsverkenning<br />

voor de jaren 2005-2020. Leidschendam: SWOV.<br />

• Widera, T. & Krueger, H.-P. (1992). Social infl uences on driving under psychoactive<br />

substances. Proceedings of the 16th International Conference on Alcohol,<br />

Drugs and Traffi c Safety, Montréal, Canada, 1177.<br />

• Willekens, M., Samyn, N., De Boeck, G., Maes, V. & Verstraete, A. (2002). First<br />

experiences with the new law on DUID in Belgium: fi eld results and plasma levels<br />

of illicit drugs. Proceedings of the 16th International Conference on Alcohol,<br />

Drugs and Traffi c Safety, Montréal, Canada, 205-211.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 165 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


2.4 Stimuleren verantwoordelijke bediening horeca<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Deze maatregelenfi che gaat na in hoeverre bedienend horecapersoneel gestimuleerd<br />

kan worden om het geven van alcoholische dranken aan klanten die onder<br />

invloed raken te beperken en om te voorkomen dat die onder invloed willen rijden.<br />

• Aanleiding<br />

Naast buitenlands onderzoek geeft ook Belgisch onderzoek zeer hoge percentages<br />

op voor het aantal bestuurders onder invloed die een publieke drankgelegenheid<br />

verlaten hebben. Van alle bestuurders die in de gedragsmeting van 2000 een BAG<br />

(Bloed Alcohol Gehalte) van minstens 0,5 promille hadden, kwam 44,9 % uit een<br />

restaurant, café, pub of bar en 14,5 % uit een discotheek, dancing of fuif (Vanlaar,<br />

2001).<br />

In deze fi che wordt het stimuleren van de verantwoordelijken voor bediening in<br />

de horeca beschreven als een manier om rijden onder invloed van alcohol te<br />

vermijden. Ook de werkgroep die tijdens de meest recente Federale Staten-Generaal<br />

van de Verkeersveiligheid (2007) werkte rond ‘jonge bestuurders’ gaf deze<br />

aanbeveling mee.<br />

• Doel<br />

Uitbaters en bedienend personeel in horecazaken stimuleren tot het aannemen van<br />

‘verantwoordelijke bedieningspraktijken’, om op die manier:<br />

- de consumptie van alcoholische dranken door klanten te monitoren en zwaardere<br />

drinkers proberen te doen ophouden indien nodig, om te voorkomen dat deze<br />

mensen onder invloed geraken;<br />

- te voorkomen dat klanten onder invloed rijden.<br />

• Doelgroep<br />

Uitbaters en bedienend personeel van horecazaken in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Om deze maatregel effectief te organiseren, is het nodig om trainingsprogramma’s<br />

voor het bedienend personeel te organiseren. Literatuuronderzoek (McKnight,<br />

1993) heeft uitgewezen dat dergelijke programma’s vaak uit een aantal onderdelen<br />

bestaan:<br />

- achtergrond van bedieningspraktijken (veiligheid, gezondheid, sociale, economische,<br />

wetgevende en gerechtelijke overwegingen);<br />

- preventieprocedures (bijvoorbeeld aanbieden van alternatieve dranken);<br />

- interventieprocedures (bijvoorbeeld weigeren van bediening, opmerken van<br />

tekenen van dronkenschap);<br />

- beleid van drankbediening (bijvoorbeeld vermijden van promotieacties die<br />

overmatig drinken bevorderen).<br />

- 166 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

• Betrokken ongevallen en effectiviteit<br />

Er zijn reeds evaluaties gedaan van dergelijke trainingsprogramma’s, maar deze leveren<br />

gemengde resultaten op. Trainingsprogramma’s opzetten voor de verantwoordelijken<br />

voor de bediening in de horeca is een bemoedigend initiatief. Uiteindelijk<br />

evenwel is het de manier waarop klanten reageren op het bedienend personeel die<br />

zal bepalen wat het effect is van het volgen van de training als preventiemaatregel<br />

voor rijden onder invloed van alcohol, en daarmee voor de aantallen en soorten<br />

ongevallen en verwondingen (Van Vlierden, 2005). Indien de klanten op andere<br />

manieren toch aan alcohol kunnen geraken, en toch dronken worden, haalt de<br />

cursus van het bedienend personeel op zich niet echt veel uit (Mc Knight, 1993).<br />

Bovendien leeft de horecasector voor een stuk van alcoholische dranken. Mogelijke<br />

interventies van bedienend personeel (om zwaar drinken en de effecten hiervan te<br />

reduceren) zijn dan ook vaak niet in overeenstemming met de oorspronkelijke doelstelling<br />

van de uitbater (Van Vlierden, 2005). Bovendien kunnen dergelijke acties<br />

ook invloed uitoefenen op de fooien die het bedienend personeel krijgt (Berger &<br />

Snortum, 1985 – geciteerd in Liang et al., 2004).<br />

Het lijkt dan ook onwaarschijnlijk dat veel drankgelegenheden dergelijke programma’s<br />

zullen opzetten of promoten, tenzij ze hiertoe gedwongen worden door economisch<br />

zelfbelang, door strenge handhaving van wetten tegen het bedienen van<br />

dronken klanten of door het succesvol opvolgen van schadeclaims tegen uitbaters<br />

van drankgelegenheden (NHTSA, 1996).<br />

Hoe dan ook heeft onderzoek wel uitgewezen dat de publieke opinie enige verantwoordelijkheid<br />

voor bedienend personeel erkent (Wagenaar et al., 2001). Tot slot<br />

moet opgemerkt worden dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor onverantwoorde<br />

consumptie uiteraard bij de bestuurders onder invloed zelf blijft liggen. In<br />

die zin is deze maatregel aanvullend bij fi che 2.3 ‘Uitbreiding alcohol- en drugscontroles’.<br />

Pogingen om verantwoordelijke bedieningspraktijken op te zetten mogen<br />

dan ook niet gepaard gaan met een verslapping van de educatieve en handhavingsinspanningen<br />

die het gedrag van bestuurders kunnen veranderen (Mc Knight,<br />

1993).<br />

• Berekening potentieel van de maatregel<br />

Het potentieel van deze maatregel heeft vooral te maken met het reduceren van<br />

gedragsfenomenen zoals het rijden onder invloed van alcohol.<br />

VERANTWOORDELIJKEN EN HAALBAARHEID<br />

Het lijkt aangewezen om de VSV in te schakelen voor de ontwikkeling van dergelijke<br />

trainingsprogramma’s voor bedienend personeel, in samenwerking met het BIVV.<br />

Uiteraard spreekt het voor zich dat ook de horecasector en belangenverenigingen<br />

van deze sector ingeschakeld worden in het overleg over, en de ontwikkeling van,<br />

dergelijke programma’s.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 167 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


OUTPUTINDICATOR(EN)<br />

- Aantal trainingsprogramma’s die effectief opgezet worden.<br />

- Aantal horecazaken in <strong>Vlaanderen</strong> die het bedienend personeel laten deelnemen<br />

aan de betreffende trainingsprogramma’s.<br />

- Aantallen bedienende personeelsleden die deelnemen aan de betreffende trainingsprogramma’s.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

Het opzetten van dergelijke stimuleringsacties voor verantwoordelijken voor bediening<br />

in de horeca mag niet gepaard gaan met een verslapping van educatieve en<br />

handhavingsacties die het gedrag van bestuurders kunnen beïnvloeden (Mc Knight,<br />

1993) (zie ook fi che 2.3 ‘Uitbreiding alcohol- en drugscontroles’).<br />

LITERATUUR<br />

• Liang, L., Sloan, F. A. & Stout, E. M. (2004). Precaution, compensation, and<br />

threats of sanction: the case of alcohol servers. International Review of Law and<br />

Economics, 24(1), 49-70.<br />

• McKnight, A. J. (1993). Server intervention: accomplishments and needs. Alcohol<br />

Health and Research World, 17 (1), 76-83.<br />

• National Highway Traffi c Safety Administration (NHTSA) (1996). The use of<br />

sobriety checkpoints for impaired driving enforcement. Washington D.C., U.S.A.<br />

• Van Vlierden, K. (2005). Jongeren en alcohol in het verkeer. Bevindingen uit<br />

internationale literatuur en uit een bevraging van gedrag en mening van Vlaamse<br />

hogeschoolstudenten. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende<br />

Mobiliteit.<br />

• Vanlaar, W. (2001). Rijden onder invloed van alcohol in België. Resultaten van<br />

de tweede gedragsmeting, uitgevoerd in 2000. Brussel: Belgisch Instituut voor<br />

Verkeersveiligheid.<br />

• Wagenaar, A., Denk, C., Hannan, P., Chen, H. & Harwood, E. (2001). Liability<br />

of commercial and social hosts for alcohol-related injuries. A national survey of<br />

accountability norms and judgments. Public Opinion Quarterly, 65 (3), 344-368.<br />

- 168 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


2.5 Handhaving zwaar vervoer<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Er worden meer controles uitgevoerd op gevaarlijke overtredingen door vrachtwagenbestuurders.<br />

Om deze controles te vergemakkelijken bepleit de overheid de<br />

invoering van een aantal technologische vernieuwingen.<br />

• Aanleiding<br />

In tegenstelling tot de meeste andere weggebruikers, zien we bij lichte vrachtwagens<br />

een toename van het aantal ongevallen, vooral op autosnelwegen. Een<br />

belangrijke verklaring ligt ongetwijfeld in de sterke groei van dit vervoermiddel. Als<br />

belangrijkste ongevalsoorzaken worden aangegeven (Staten-Generaal):<br />

- de rechts afslaande beweging, manoeuvres en onvoldoende afstand houden;<br />

- ladingverlies en meer algemeen de rol van de belading op het rijgedrag;<br />

- wegwerkzaamheden, slechte zichtomstandigheden;<br />

- buitenlanders die minder vertrouwd zijn met de Vlaamse situatie;<br />

- gebruik van cruisecontrol.<br />

Bovendien vormen vrachtwagens, door hun massa, voornamelijk voor derden een<br />

gevaar. Tenslotte werd vastgesteld dat het huidige gordelgebruik bij vrachtwagenbestuurders<br />

in Europa zeer laag is. Ook rijden bij vermoeidheid en overgewicht stellen<br />

een probleem voor verkeersveiligheid.<br />

• Doel<br />

Het doel van de maatregel is te komen tot een veiliger vrachtverkeer.<br />

• Doelgroep<br />

De maatregel is in de eerste plaats gericht op de vrachtwagenbestuurders. Dit betekent<br />

evenwel niet dat zij de enige verantwoordelijken zijn voor het ontstaan van de<br />

vrachtwagenongevallen.<br />

• Detailbeschrijving<br />

De maatregels beschreven in deze fi che omvatten een reeks voorstellen die elk een<br />

bijdrage leveren aan de gestelde problematiek door het aanpakken van de voornaamste<br />

ongevalsoorzaken zoals geformuleerd in de Staten-Generaal.<br />

De maatregelenfi che houdt extra controles in van risicovolle overtredingen. Deze<br />

overtredingen omvatten het niet-respecteren van rij- en rusttijden, negeren van het inhaalverbod,<br />

onvoldoende afstand houden, het niet dragen van de gordel, afl eiding<br />

achter het stuur, een foutieve belading, overdreven snelheid.<br />

Voor deze controles staan een aantal middelen ter beschikking. Via mobiele<br />

weegassen kan de belading op meer locaties nagegaan worden (overbelading).<br />

Onbemande camera’s zijn geschikt voor het controleren op snelheid en het negeren<br />

van het inhaalverbod. De digitale tachograaf laat een inspectie van de rij- en rusttijden<br />

toe. Een verdere uitbreiding tot een blackbox laat ook toe om andere overtredingen<br />

te registreren (gordel, …). Controleacties kunnen in combinatie gebeuren<br />

met douane en accijnzen, arbeidsinspectie en de wegeninspecteurs van de Vlaamse<br />

overheid. Gezien het grote aandeel van de lichte vrachtwagens in de ongevallen,<br />

moet, in overleg met de sector, onderzocht worden in welke mate bepaalde eisen<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 169 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


waaraan zware vrachtwagens moeten voldoen, ook kunnen gelden (na aanpassing)<br />

voor lichte vrachtwagens.<br />

De voornaamste maatregel omvat dus een verhoogde controle, waarbij deze<br />

vergemakkelijkt wordt door een aantal technologische vernieuwingen. De Vlaamse<br />

overheid zal daarom de invoering van deze technologie bepleiten bij de Europese<br />

autoriteiten. Het Agentschap Wegen en Verkeer kan tevens instaan voor voldoende<br />

vaste of mobiele weegbruggen om de controle op het overladen te vergemakkelijken.<br />

Daarnaast voorzien digitale camera’s bijkomende mogelijkheden voor handhaving.<br />

Verder onderzoek naar de ongevalsoorzaken van vrachtwagenongevallen blijft<br />

eveneens noodzakelijk. Het is wenselijk om een haalbaarheidsstudie uit te voeren<br />

over de mogelijke oprichting van een instituut voor ongevallenanalyse.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

In 2005 gebeurden in <strong>Vlaanderen</strong> 2.176 ongevallen met zware vrachtwagens.<br />

In 2.773 ongevallen was een lichte vrachtwagen betrokken. De ongevallen met<br />

vrachtwagens zijn doorgaans veel ernstiger en meestal valt het slachtoffer buiten de<br />

vrachtwagen. Bij 96 dodelijke ongevallen met vrachtwagens vielen ‘slechts’ negen<br />

doden bij de inzittenden van de vrachtwagen. In de andere ongevallen was het<br />

slachtoffer de andere weggebruiker. De laatste jaren is het aantal verkeersslachtoffers<br />

bij lichte vrachtwagens, in tegenstelling tot de meeste andere soorten van weggebruikers,<br />

fors toegenomen. Zij vormen dan ook een belangrijke doelgroep voor<br />

de maatregelen, zeker voor snelheid en belading.<br />

Studies rond het verband tussen rijtijd bij beroepschauffeurs en ongevalsrisico<br />

wijzen uit dat het risico begint toe te nemen vanaf een onafgebroken rijtijd van zes<br />

uur. Voor een rijtijd tot tien uur neemt het risico toe met 10 tot 80 %. Vanaf 10 u<br />

bedraagt de toename 100 tot 250 % (Elvik & Vaa, p. 377). Het risico neemt toe<br />

naarmate er langer onafgebroken gereden wordt (Elvik & Vaa, p. 902).<br />

Snelheid is en blijft een zeer belangrijke ongevalsoorzaak. Door het uitvoeren van<br />

extra snelheidscontroles kan de snelheid van vrachtwagens (vooral dan van lichte<br />

vrachtwagens) verlaagd worden. Hierdoor neemt het aantal ongevallen af<br />

(Van Hout et al., 2005).<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Concurrentievervalsing door het overtreden van regels wordt tegengegaan (vooral<br />

bij controles op rijtijden). Door de Europese afstemming wordt ook een harmonisatie<br />

van de arbeidsvoorwaarden nagestreefd.<br />

Extra controles op overlading beogen een betere naleving van de reglementering<br />

ter zake. Hierdoor vermindert de slijtage aan de wegverharding en verkleint het<br />

risico op spoorvorming. Minder onderhoudswerken zijn het gevolg waardoor ook<br />

verkeersproblemen tijdens werken afnemen. Een verminderde spoorvorming draagt<br />

op haar beurt eveneens bij tot een verbeterde verkeersveiligheid.<br />

- 170 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


VERANTWOORDELIJKEN<br />

Controleactiviteiten zijn bij uitstek de kernactiviteiten van de politiediensten. Ook de<br />

parketten spelen evenwel een belangrijke rol in de vervolging van de overtredingen.<br />

De invoering van voertuigtechnologie is een Europese materie, terwijl de plaatsing<br />

van digitale camera’s tot de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder behoort.<br />

De homologatie van de toestellen is dan weer een federale bevoegdheid.<br />

HAALBAARHEID<br />

Recent gaf de federale Minister van Mobiliteit de aanzet tot een verstrengde controle<br />

van vrachtwagens. De maatregel voorziet voornamelijk in het verder uitbouwen<br />

en perfectioneren van reeds bestaande systemen voor handhaving. Als dusdanig<br />

zijn geen onoverkomelijke technische problemen te verwachten. De controleactiviteiten<br />

worden geleidelijk opgevoerd naar een optimaal aantal uren, conform de<br />

Europese Richtlijn 2006/22. Bijkomende controles vergen uiteraard bijkomende<br />

personeelsinzet, hoewel door een effi ciëntere controle per tijdseenheid meer voertuigen<br />

gecontroleerd kunnen worden. De invoering van de technologieën is dus<br />

noodzakelijk om de controleactiviteit betaalbaar te houden.<br />

Via het verkeersveiligheidsfonds kan bijkomend materiaal voor de controles aangekocht<br />

worden. Deze middelen worden uitgebreid in functie van het aantal controleuren.<br />

OUTPUTINDICATOREN<br />

Als indicator wordt het aantal gecontroleerde vrachtwagens gehanteerd, opgesplitst<br />

naar controleactiviteit.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

Vaak wordt een effi ciënte controle bemoeilijkt door een gebrek aan de juiste apparatuur.<br />

Ook de procedures kunnen beter afgestemd worden op de beschikbare<br />

apparatuur. De meest effi ciënte apparatuur moet bruikbaar zijn. Eventueel moeten<br />

procedures aangepast worden. Controles moeten snel en effi ciënt uitgevoerd kunnen<br />

worden, ook om het oponthoud voor het vrachtverkeer maximaal te beperken.<br />

De vervolgingscapaciteit moet uitgebreid worden in functie van de controleactiviteiten.<br />

Handhaving zonder vervolging verliest immers veel van zijn slagkracht. Een<br />

administratieve afhandeling van de meeste overtredingen, zoals momenteel geregeld<br />

via het aslastendecreet, kan de druk op de parketten verlichten.<br />

Een duidelijke wetgeving en reglementering zijn noodzakelijk voor een effi ciënte<br />

handhaving. Controles die op het terrein moeilijk uitvoerbaar zijn, zullen niet uitgevoerd<br />

worden.<br />

De bepaling van de prioriteiten naar controle toe dient verder onderbouwd te worden<br />

door wetenschappelijk onderzoek naar de voornaamste oorzaken van ernstige<br />

vrachtwagenongevallen.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 171 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


REFERENTIES<br />

• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The Handbook of Road Safety Measures. Elsevier.<br />

• EU (2006). Richtlijn 2006/22/EG van het Europese Parlement en de Raad van 15<br />

maart 2006.<br />

• Staten-Generaal voor de Verkeersveiligheid (2002). Dossier 5 – Maatregelen voor<br />

veiliger verkeer met vrachtauto’s. SGVV, Brussel.<br />

• Staten-Generaal voor de Verkeersveiligheid (2007). Dossier: Wegvervoer van<br />

personen en van goederen. SGVV, Brussel.<br />

• Van Hout, K., Nuyts, E. & Dreesen, A. (2005). Verlaging van de snelheidslimiet<br />

voor vrachtwagens. Effecten op verkeersveiligheid. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid<br />

bij Stijgende Mobiliteit.<br />

- 172 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


2.6 Snelheidscontroles<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Om het aantal snelheidsovertredingen te verminderen, beoogt deze maatregelenfi<br />

che een uitbreiding van effi ciëntere, gerichte snelheidscontroles. Om effectief<br />

snelheidsovertredingen te verminderen, dient de kans op politiecontroles en bestraffi<br />

ng voldoende hoog te zijn, het hele jaar door. Dit moet gepaard gaan met een<br />

duidelijke communicatie voor de weggebruikers om een draagvlak te creëren.<br />

• Aanleiding<br />

Snelheid is een belangrijke risicofactor (Elvik & Vaa, 2004). Snelheid beïnvloedt<br />

zowel de ongevalskans als de ongevalsernst (Van Hout et al., 2005). De rijsnelheid<br />

wordt op haar beurt weer beïnvloed door de snelheidslimiet die van toepassing is,<br />

door persoonlijke kenmerken (risicovoorkeur, perceptie van de veiligheid, socio-economische<br />

redenen), door het handhavingsniveau, door kenmerken van het voertuig,<br />

van de weg en van de verkeersstroom (Princen, 2004).<br />

Uit metingen van het BIVV blijkt dat in 2005 ongeveer 20 % (30 % in 2003) van de<br />

bestuurders minstens 10 km/u te snel reed op wegen van 90 km/u, 29 % (39 %)<br />

op wegen van 70 km/u, 17 % (27 %) op wegen van 50 km/u en 36 % (44 %) op<br />

wegen van 30 km/u (SGVV, 2007). Voor autosnelwegen zijn geen meetresultaten<br />

beschikbaar.<br />

Volgens verschillende studies zou overdreven of onaangepaste snelheid aan de basis<br />

liggen van ongeveer 20-35 % van de verkeersongevallen (Staten-Generaal van<br />

de Verkeersveiligheid, 2007).<br />

Bovendien levert onaangepaste snelheid de belangrijkste bijdrage tot het onveiligheidsgevoel.<br />

• Doel<br />

Met deze maatregel wordt een verlaging beoogd van het aantal snelheidsovertredingen<br />

en daarmee van het aantal ongevallen waarin overdreven snelheid een rol<br />

speelt. Deze maatregel heeft betrekking op het volledige grondgebied en op alle<br />

wegen.<br />

• Doelgroep<br />

De maatregel grijpt in op bestuurders van gemotoriseerde voertuigen.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Snelheidscontroles worden ook nu reeds uitgevoerd. Deze maatregel houdt een uitbreiding<br />

van het aantal controles in, waardoor de pakkans vergroot. Hierbij wordt<br />

een zo effi ciënt mogelijke aanpak gehanteerd (een combinatie van controles op<br />

gevaarlijke locaties en controles op willekeurig uitgekozen plaatsen, zichtbare en<br />

onzichtbare controles, bemande en onbemande controles).<br />

Digitale camera’s maken een effi ciënte afwikkeling van de vaststellingen mogelijk en<br />

bieden mogelijkheden om gedifferentieerde snelheidslimieten (in functie van de aard<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 173 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


van de weggebruiker) te controleren. De modaliteiten voor de invoering van deze<br />

camera’s worden verder onderzocht.<br />

Het publieke draagvlak wordt vergroot door snelheidscontroles te laten samengaan<br />

met publiciteitscampagnes vóór en tijdens de controles.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

Volgens verschillende studies ligt overdreven of onaangepaste snelheid aan de basis<br />

van ongeveer 20 tot 35 % van de verkeersongevallen (Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid,<br />

2002). In 2005 gebeurden in <strong>Vlaanderen</strong> 31.423 letselongevallen.<br />

Dit betekent dat in ongeveer 6.300 tot 11.000 ongevallen overdreven of onaangepaste<br />

snelheid een rol speelt.<br />

Snelheidshandhaving heeft een aanzienlijke impact op het ongevalrisico. Nuyts<br />

(2006) vond bij de plaatsing van onbemande camera’s een reductie van de letselongevallen<br />

met 7 tot 9 % (ongeacht de ongevalsoorzaak). Verschillende internationale<br />

studies vinden reductiecijfers van 4 tot 28 %.<br />

Ook bemande controles hebben een positief effect. Elvik & Vaa (2004) vonden reductiepercentages<br />

van 5 % en 6 % voor snelheidscontroles vanop een vaste plaats.<br />

Patrouilles verminderen het aantal letselongevallen met 16 %.<br />

Het potentieel van de maatregel is afhankelijk van de mate van handhaving. Hoe<br />

meer camera’s geplaatst worden en hoe meer controles worden uitgevoerd, hoe<br />

groter de kans dat bestuurders geneigd zijn om zich overal aan de heersende snelheidslimieten<br />

te houden.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Lagere snelheden geven aanleiding tot een lager emissieniveau en een lager geluidsniveau.<br />

Bovendien verhoogt het veiligheidsgevoel bij de zwakke weggebruikers<br />

waardoor die zich gemakkelijker kunnen verplaatsen.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

Snelheidscontroles zijn in de eerste plaats een taak voor de politiediensten (die<br />

onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken vallen). Verkeershandhaving is een<br />

onderdeel van het strafrechtelijk beleid dat toegewezen werd aan het Ministerie van<br />

Justitie. Daardoor is dit ministerie de eerste verantwoordelijke en de voornaamste<br />

overlegpartner. Door prioriteiten te leggen op Vlaams niveau kunnen ook de prioriteiten<br />

op lokaal niveau beïnvloed worden. Ook de homologatie van de toestellen is<br />

een federale bevoegdheid.<br />

Daarnaast is ook inzet nodig van de parketten (voor de bestraffi ng van de overtreders).<br />

HAALBAARHEID<br />

De laatste jaren werden steeds meer voertuigen gecontroleerd, voornamelijk door<br />

de inzet van meer onbemande camera’s. Om het aantal controles te verhogen<br />

- 174 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


zonder al te grote repercussies op de uitgaven zijn effi ciënte controletoestellen<br />

nodig. Toestellen kunnen aangekocht worden via de opbrengsten van het verkeersveiligheidsfonds.<br />

<strong>Vlaanderen</strong> investeert in de verdere uitbouw van een onbemand<br />

snelheidsmeetnet. De mogelijkheden van digitale camera’s worden daarbij maximaal<br />

benut.<br />

De uitbreiding van het aantal snelheidscontroles is niet alleen afhankelijk van de<br />

hoeveelheid beschikbare manschappen en toestellen, maar ook van de verwerkingscapaciteit<br />

van de parketten en de procedures die van toepassing zijn. Door een effi -<br />

ciëntere afhandeling kan eenzelfde hoeveelheid magistraten meer zaken verwerken.<br />

De meest effi ciënte vorm van snelheidscontrole bestaat uit een combinatie van bemande<br />

en onbemande controles. Bemande snelheidscontroles vereisen een grotere<br />

inzet van de politie voor controle en verwerking (opstellen pv’s). Effi ciënte procedures<br />

zijn daarbij noodzakelijk.<br />

OUTPUTINDICATOREN<br />

Als indicator wordt het aantal gecontroleerde voertuigen gehanteerd.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

De wetgeving moet toelaten om op een effi ciënte manier te controleren. Daarom<br />

verdienen snel werkende toestellen die juridisch sluitende resultaten opleveren de<br />

voorkeur. Hierdoor kunnen veel meer controles uitgevoerd worden met dezelfde<br />

personeelsinzet. Digitale camera’s bieden aantrekkelijke perspectieven, ook voor de<br />

controle van andere overtredingen.<br />

Om de motivatie te behouden, is ook een effi ciënte bestraffi ng nodig. De invoering<br />

van een administratieve afhandeling dient hierbij overwogen te worden. Een optimalisering<br />

van het bestaande systeem is hiervoor een alternatief.<br />

Om voldoende draagvlak te creëren en te behouden zijn ondersteunende, sensibiliserende<br />

acties noodzakelijk. In dergelijke acties kan ingespeeld worden op de intensifi<br />

ëring van het toezicht en de resultaten van het geïntensiveerde toezicht. Hierdoor<br />

kan de subjectieve pakkans toenemen. Ook de herkenbaarheid van snelheidsregimes,<br />

met geloofwaardige snelheidslimieten, speelt hierbij een niet te onderschatten<br />

rol.<br />

REFERENTIES<br />

• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The Handbook of Road Safety Measures. Elsevier.<br />

• Nuyts, E. (2004). Effectiviteit van onbemande camera’s. Een case study uit het<br />

stadsgewest Antwerpen. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende<br />

Mobiliteit.<br />

• Nuyts, E. (2006). Effectiviteit van onbemande camera’s. Data uit vijf politiezones.<br />

Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 175 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


• Princen, P. (2004). Literatuurstudie naar de effecten op de verkeersveiligheid van<br />

een verlaging van de snelheidslimiet van 90 km/u naar 70 km/u op wegen in<br />

<strong>Vlaanderen</strong>. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

• Schoon, C. (2000). Verkeersveiligheidsanalyse van het concept-NVVP. Deel 1:<br />

effectiviteit van maatregelen. Leidschendam: Stichting Wetenschappelijk Onderzoek<br />

Verkeersveiligheid SWOV.<br />

• Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid, (2007). Dossier – Overdreven en<br />

onaangepaste snelheid. BIVV, Brussel.<br />

• Van Geirt, F. (2006). Effecten van infrastructurele verkeersveiligheidsmaatregelen:<br />

effectiviteit van de zichtbaarheid van snelheidscontroles op autosnelwegen.<br />

Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

• Van Hout, K., Nuyts, E. & Dreesen, A. (2005). Verlaging van de snelheidslimiet<br />

voor vrachtwagens. Effecten op verkeersveiligheid. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid<br />

bij Stijgende Mobiliteit.<br />

- 176 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


3.1 Uitbouw van een veilig fi etsroutenetwerk<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

De uitbouw van het bovenlokale functionele fi etsroutenetwerk wordt voortgezet,<br />

zowel op gewestelijk, provinciaal als gemeentelijk niveau.<br />

• Aanleiding<br />

Het Vlaams totaalplan Fiets stelt dat het aandeel fi etsverplaatsingen moet toenemen<br />

van 15 % tot 19 % om tegemoet te komen aan de doelstellingen van het mobiliteitsplan<br />

dat meer duurzame verplaatsingen vooropstelt. Een belangrijke voorwaarde<br />

om het fi etsgebruik te verhogen is een verbetering van de verkeersveiligheid voor de<br />

fi etsers. Het risico voor fi etsers ligt per afgelegde kilometer twee tot drie keer hoger<br />

dan voor automobilisten.<br />

• Doel<br />

De maatregelen beogen een verhoogde veiligheid voor fi etsers en in tweede instantie<br />

bromfi etsers op dit fi etsroutenetwerk.<br />

• Doelgroep<br />

Het fi etsroutenetwerk wordt in de eerste plaats uitgebouwd voor de fi etsers. Ook<br />

bromfi etsers kunnen evenwel gebruikmaken van een gedeelte van het fi etsroutenetwerk.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Het verder uit te bouwen bovenlokale fi etsroutenetwerk zal zich uitstrekken over<br />

zowel gewest-, provincie- als gemeentewegen. De maatregel omvat de aanleg van<br />

fi etsinfrastructuur langs gewestwegen en de ondersteuning van de andere wegbeheerders<br />

bij de uitbouw van het fi etsroutenetwerk langs hun wegen.<br />

De uitbouw van een fi etsroutenetwerk staat niet gelijk met de aanleg van fi etspaden.<br />

Een netwerk bestaat uit knooppunten en verbindingen. Om de veiligheid van het netwerk<br />

te verhogen kan en moet worden ingegrepen op elk van de deelelementen. Bij<br />

de uitwerking van de plannen dient het Vademecum Fietsvoorzieningen als leidraad.<br />

Soms is menging daarbij een betere oplossing dan de aanleg van fi etspaden.<br />

Om het gebruik van het fi etsroutenetwerk te bevorderen zal ook aandacht moeten<br />

uitgaan naar de bewegwijzering en de voorzieningen op de bestemmingen (veilige<br />

stallingen, wasfaciliteiten, …).<br />

Om de uitbouw van het fi etsroutenetwerk op de gemeentewegen te stimuleren<br />

worden subsidies gegeven voor de uitbouw van gemeentelijke fi etsinfrastructuur.<br />

Kwaliteitseisen worden eveneens afgeleid uit het Vademecum Fietsvoorzieningen.<br />

Om de kosten te drukken is het belangrijk dat maximaal meegelift wordt met andere<br />

projecten. Projecten uit het doortochten- en zwartepuntenprogramma worden getoetst<br />

op hun fi etsvriendelijkheid. De uitbouw van het fi etsroutenetwerk wordt expliciet<br />

opgenomen in de objectieve behoefteanalyse. Daarnaast worden projecten ook<br />

afgestemd op de rioleringsprojecten. Hierdoor wordt optimaal gebruikgemaakt van<br />

de middelen en blijft de hinder minimaal. Aansluitend daarbij is het belangrijk om<br />

gemeentelijke, provinciale en gewestelijke projecten op elkaar af te stemmen. Een<br />

fi etsroute is maar zo goed als zijn zwakste schakel. Missing links moeten daarom<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 177 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


vermeden worden. De Vlaamse fi etsmanager (eventueel de Stuurgroep Fietsbeleid)<br />

ziet toe op een optimale afstemming van de verschillende projecten.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

• Betrokken ongevallen<br />

De maatregel beoogt een verbetering van de verkeersveiligheid voor fi etsers op<br />

het bovenlokale fi etsroutenetwerk. In 20 % van de letselongevallen is minstens één<br />

fi etser betrokken. Van alle verkeersdoden in <strong>Vlaanderen</strong> maken fi etsers 13 % uit.<br />

Het aandeel zwaar- en lichtgewonde fi etsers ligt nog iets hoger. In 2005 vielen<br />

in <strong>Vlaanderen</strong> nog 65 fi etsdoden te betreuren. Vooral op kruispunten zijn fi etsers<br />

bovenmatig betrokken. Zo zijn 23 % van de doden in kruispuntongevallen fi etsers<br />

terwijl op wegvakken dit aandeel 7 % bedraagt (cijfers 2005). Algemeen gebeuren<br />

ongeveer 50 % van de fi etsongevallen op kruispunten. De andere helft gebeurt op<br />

wegvakken. Bijzondere aandacht is dus nodig voor de kruispuntoplossingen.<br />

Er gebeuren meer fi etsongevallen binnen de bebouwde kom, maar de ongevallen<br />

buiten de bebouwde kom zijn gemiddeld heel wat ernstiger. Ten slotte valt op dat<br />

60 % van de fi etsdoden te betreuren valt op genummerde wegen (die bijna alle tot<br />

het fi etsroutenetwerk behoren), terwijl 2/3e van het aantal lichtgewonde fi etsers op<br />

gemeentewegen valt. We kunnen dus stellen dat een zeer groot aandeel (geschat<br />

op 85 %) van de fi etsdoden op het uitgetekende fi etsroutenetwerk te betreuren valt.<br />

Walter et al. (2005) schatten de effectiviteit van de maatregel op 50 %. Dit betekent<br />

dat op de gedeelten waar het fi etsroutenetwerk nog moet worden gerealiseerd,<br />

50 % minder fi etsdoden kan worden verwacht na realisatie. We weten vooralsnog<br />

echter niet waar de fi etsdoden vallen. Een berekening van de verwachte daling van<br />

het aantal fi etsdoden is dus niet mogelijk. Verder onderzoek naar de effectiviteit van<br />

specifi eke maatregelen blijft nodig.<br />

De verhoogde blootstelling verhoogt de kans dat een fi etser betrokken raakt in een<br />

ongeval. Het aantal fi etsongevallen zal evenwel minder snel stijgen dan het fi etsgebruik<br />

zodat het individuele risico daalt.<br />

Een tweede effect van de uitbouw van het fi etsroutenetwerk zou een concentratie<br />

van fi etsersstromen kunnen zijn op de uitgebouwde routes. Dit is globaal gunstig<br />

voor de veiligheid.<br />

Het uiteindelijke effect op het aantal ongevallen en slachtoffers is bijgevolg niet<br />

eenduidig te bepalen. Het risico voor de fi etser zal evenwel afnemen.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Door de uitbouw van het fi etsroutenetwerk hoopt men mensen die voordien de auto<br />

gebruikten meer op de fi ets te krijgen. Uit een studie (Nuyts, 2005) blijkt dat ongeveer<br />

17 % van alle autoverplaatsingen zonder veel problemen met de fi ets kunnen<br />

afgelegd worden. Een lagere uitstoot is het positieve gevolg. Aangezien fi etsers minder<br />

plaats innemen dan auto’s, komt er ook meer ruimte in de steden en worden ze<br />

beter toegankelijk voor alle weggebruikers. Meer kansen voor de fi ets betekent ook<br />

een grotere autonomie voor kinderen en andere groepen zonder auto, die daardoor<br />

vlotter en veiliger kunnen deelnemen aan het sociale leven. Bovendien verbetert<br />

- 178 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


fi etsen de conditie en vermindert het een aantal welvaartsziekten.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

De uitvoering valt onder de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder (gewest,<br />

provincies en gemeenten). Het Vlaamse Gewest beheert 3.601 km (31 %) van het<br />

fi etsroutenetwerk, 574 km (5 %) valt onder het beheer van de provincies en de resterende<br />

7.558 km (64 %) valt onder de bevoegdheid van de gemeenten.<br />

Via het convenantenbeleid en het Fietsfonds kunnen het gewest en de provincie ook<br />

de uitbouw van het gemeentelijke deel stimuleren. De coördinatiecel laat toe andere<br />

beleidsactoren te betrekken.<br />

HAALBAARHEID<br />

De eerste aanzet voor het bovenlokale fi etsroutenetwerk werd gegeven in 2000 met<br />

de opmaak van de verschillende plannen. Het fi etsroutenetwerk werd vastgelegd in<br />

2001 en omvat een totale lengte van 11.733 km.<br />

In september 2005 was ongeveer 43 % van het fi etsroutenetwerk langs genummerde<br />

wegen gerealiseerd; op gemeentewegen bedroeg de realisatiegraad toen 19 %.<br />

Naast de aanleg is het belangrijk dat de infrastructuur goed onderhouden wordt.<br />

Het Vlaams Gewest investeert momenteel jaarlijks 60 miljoen euro per jaar in de<br />

aanleg van fi etspaden. Minimum 30 miljoen euro hiervan is bestemd voor subsidies<br />

bij de aanleg van nieuwe of verbeterde fi etspaden langs gewestwegen via de<br />

gezamenlijke budgetten binnen het mobiliteitsconvenant. Daarnaast is 20 miljoen<br />

euro voorzien voor een verbeterde fi etsinfrastructuur bij infrastructuurprojecten van<br />

het gewest.<br />

Recent werd het Fietsfonds opgericht. Het Vlaams Gewest spijst dit fonds jaarlijks<br />

met 10.000.000 euro en de provincies leveren samen hetzelfde bedrag. Dit fonds<br />

is voorzien ter ondersteuning van de uitbouw van het bovenlokale fi etsroutenetwerk<br />

op gemeentewegen. De gemeenten moeten dan nog voor 20 % zelf instaan, wat<br />

neerkomt op 5 miljoen euro.<br />

Naast de investeringsmiddelen is er ook nood aan middelen voor het onderhoud<br />

van de fi etsinfrastructuur. Onderhoud is noodzakelijk want slecht onderhouden fi etsinfrastructuur<br />

kan fi etsers aanzetten tot fi etsen naast het pad (Koninckx et al., 2006),<br />

wat lastig is voor automobilisten.<br />

Bij deze inspanningen van het gewest dienen ook de inspanningen van gemeenten<br />

en provincies geteld te worden. Voor de gemeenten moeten we hierbij in het achterhoofd<br />

houden dat zij ook verder moeten investeren in het lokale fi etsroutenet.<br />

Bij de realisatie van het fi etsroutenetwerk mogen we niet uit het oog verliezen dat<br />

infrastructuurprojecten zoals de aanleg van fi etspaden al vlug een doorlooptijd van<br />

enkele jaren kennen tussen ontwerp en uitvoering. Niet onbelangrijk hierbij is de<br />

onteigeningsprocedure.<br />

OUTPUTINDICATOREN<br />

Als indicator wordt de realisatiegraad van het fi etsroutenetwerk gehanteerd. Een<br />

verbinding is gerealiseerd wanneer ze voldoet aan de eisen opgelegd in het Vade-<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 179 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


mecum Fietsvoorzieningen. Dit betekent dus niet noodzakelijk dat er een fi etspad<br />

moet aangelegd zijn. Door een snelheidsverlaging voor het autoverkeer of het<br />

terugdringen van de verkeersdrukte kan een menging immers een even goede, zo<br />

niet betere, oplossing bieden voor de fi etser.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

Vaak lopen projecten vertragingen op door een omslachtige onteigeningsprocedure.<br />

Een soepeler onteigeningsprocedure kan de doorlooptijd van de projecten in belangrijke<br />

mate verkorten zodat de resultaten sneller zichtbaar worden op het terrein.<br />

Goede afspraken met het aankoopcomité van het federale Ministerie van Financiën<br />

(of een overheveling van de bevoegdheid) zijn daarom noodzakelijk. Vanaf 2007,<br />

bij de inwerkingtreding van de nieuwe convenantenmodules, neemt <strong>Vlaanderen</strong> de<br />

onteigeningen langs gewestwegen opnieuw zelf voor eigen rekening. Bij onteigeningen<br />

kunnen de noodzakelijke bestemmingswijzigingen van de gronden de realisatietermijn<br />

enorm beïnvloeden.<br />

Bij de afstemming van projecten uit verschillende programma’s moet vermeden worden<br />

dat projecten vertraging oplopen. Hierin speelt de coördinatiecel een belangrijke<br />

rol.<br />

De aanleg van fi etsinfrastructuur mag niet ten koste gaan van de ruimte die beschikbaar<br />

is voor voetgangers. Voetgangers en fi etsers dienen immers in grote mate<br />

hetzelfde doel.<br />

Een continue evaluatie is nodig om te leren uit de fouten en moet tevens een effi<br />

ciënte besteding van de schaarse middelen mogelijk maken.<br />

Er is nog geen prioriteitsvolgorde bepaald voor de fi etspaden uit het netwerk gelegen<br />

langs gemeentewegen.<br />

REFERENTIES<br />

• Walter, E., Cavegn, M., Allenbach, R. & Scaramuzza, G. (2005).<br />

Fahrradverkehr. Unfallgeschehen, Risikofaktoren und Prävention. Bfu, Bern.<br />

• Vademecum Fietsvoorzieningen.<br />

• CROW (1993). Tekenen voor de fi ets. Ontwerpwijzer voor fi etsvriendelijke<br />

infrastructuur. CROW, Ede.<br />

• Jensen, S.U., Andersen, T., Hansen, W., Kjaergaerd, E., Krag, T., Larsen,<br />

J.E., la Cour Lund, B. & Thost, P. (2000). Collection of Cycle Concepts. Danish<br />

Road Directorate, Kopenhagen.<br />

• Koninckx, E., Meugens, P. & Pauwels, J. (2006). Onderzoek naar de kwaliteit<br />

van de fi etspaden in <strong>Vlaanderen</strong>. KULeuven, Leuven.<br />

• Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (2001). Ontwerp Mobiliteitsplan<br />

<strong>Vlaanderen</strong>. Naar een duurzame mobiliteit in <strong>Vlaanderen</strong>. Ministerie van de<br />

Vlaamse Gemeenschap, Brussel.<br />

• Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (2002). Vademecum Fietsvoorzieningen.<br />

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel.<br />

• Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (2002). Ontwerp Vlaams Totaalplan<br />

- 180 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


Fiets. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel.<br />

• Nuyts, E. (2005). Substitueerbaarheid van autoverplaatsingen door fi etsverplaatsingen.<br />

Berekeningen op basis van het OVG <strong>Vlaanderen</strong> 2000-2001. Provinciale<br />

Hogeschool Limburg, Diepenbeek.<br />

• Van Hout, K. (2007). De risico’s van fi etsen. Feiten, cijfers en vaststellingen.<br />

Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 181 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


3.2 Herkenbaarheid snelheidsregimes<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

De snelheidsregimes kunnen zichtbaar gemaakt worden langs de weg, op korte<br />

termijn door een aantal goedkope maar essentiële herkenbaarheidskenmerken aan<br />

te brengen, op lange termijn door de volledige weginrichting. Ook technologische<br />

toepassingen zoals de gps kunnen een zeer belangrijke rol spelen in de herkenbaarheid<br />

van snelheidsregimes.<br />

• Aanleiding<br />

Overdreven en onaangepaste snelheid blijven een belangrijk probleem in het kader<br />

van verkeersveiligheid. Snelheidsovertredingen zijn schering en inslag (ongeveer<br />

20 tot 35 % van de bestuurders rijdt sneller dan toegelaten: SGVV, 2007). Naast<br />

bewuste snelheidsovertredingen zijn veel snelheidsovertredingen te wijten aan het<br />

feit dat de bestuurder niet weet wat het geldende snelheidsregime is. De onduidelijke<br />

afstemming van het wegbeeld op de heersende snelheidslimiet is hiervan deels<br />

de oorzaak. De weggebruiker weet niet steeds wat van hem verwacht wordt.<br />

• Doel<br />

Het doel van de maatregel is het terugdringen van de snelheidsovertredingen en het<br />

daarmee gepaard gaande verkeersveiligheidsrisico die het gevolg zijn van eerder<br />

onbewuste overtredingen (een verkeersbord niet gezien, onachtzaamheid, …) en<br />

het beter afstemmen van de rijsnelheid op de geaffi cheerde snelheidslimiet waardoor<br />

een homogenere snelheid ontstaat.<br />

• Doelgroep<br />

Als doelgroep wordt die groep bestuurders beschouwd die zich in principe wel op<br />

een veilige manier willen verplaatsen. De maatregel helpt hen om te allen tijde de<br />

van hen verwachte snelheid te herkennen. Voor bewuste snelheidsovertreders blijft<br />

handhaving meer aangewezen.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Het spreekt voor zich dat de weggebruiker een grote verantwoordelijkheid draagt<br />

bij het naleven van de snelheidslimieten. De weggebruiker dient altijd duidelijk te<br />

weten wat de limiet is. Borden met de maximumsnelheid zijn niet altijd voldoende.<br />

Ook hectometerpaaltjes, bebakening of markering zijn nuttige instrumenten. In<br />

2006 werd in <strong>Vlaanderen</strong> reeds een proef gedaan met markeringen op wegvakken<br />

met een limiet van 70 km/u. De informatie kan ook via het voertuig aan de bestuurder<br />

gegeven worden door intelligente informatiesystemen, eventueel te koppelen<br />

aan een navigatiesysteem. De tijd lijkt hiervoor rijp te zijn (Brookhuis, 2005). Een<br />

stapje verder is ISA. Een snelheidskaart die up-to-date is, is hierbij onontbeerlijk (zie<br />

ook fi che 3.6).<br />

Op korte termijn wordt geopteerd om een aantal goedkope maar essentiële herkenbaarheidskenmerken<br />

aan te brengen op of langs de rijweg. Dit kan via verschillende<br />

markeringen, afgestemd op het snelheidsregime of op kleine lokale maatregelen.<br />

Deze sobere inrichting laat toe om veel sneller de wegencategorisering (zie ook<br />

- 182 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


fi che 3.3) op het terrein duidelijk te maken.<br />

Steeds meer voertuigen zijn inmiddels uitgerust met gps. Deze toestellen kunnen<br />

ongetwijfeld een rol spelen bij het informeren van bestuurders over de heersende<br />

snelheidslimiet. Op middellange termijn wordt gestreefd naar een maximale inbedding<br />

van deze technologie in alle voertuigen. Deze technologie zal zeker belangrijk<br />

worden in relatie tot de invoering van een meer dynamische snelheidsaanduiding.<br />

Een veranderlijke snelheidslimiet is immers moeilijk af te stemmen op de starre verschijning<br />

van de infrastructuur.<br />

Op lange termijn is het noodzakelijk dat de veilige snelheidslimiet ook een logische<br />

snelheidslimiet is. De sobere inrichting is daarom maar een overgangssituatie. Waar<br />

nodig zal aanpassing van de weginfrastructuur nodig zijn in overeenstemming met<br />

de functie en het gebruik van de weg. Waar dit niet kan, zal het snelheidsregime<br />

in overeenstemming moeten gebracht worden met de wegomgeving. Voor een<br />

maximaal effect is het aangewezen om dezelfde inrichtingsprincipes te hanteren<br />

voor zoveel mogelijk wegen. Hierdoor wordt een weg meer leesbaar. De maatregel<br />

wordt dan ook best ingevoerd op Vlaams niveau en dit ongeacht de wegbeheerder.<br />

De inrichtingsprincipes die geformuleerd worden bij de wegencategorisering (fi che<br />

3.3) worden daarom ook gespecifi ceerd voor de snelheidsregimes.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

Een lagere snelheid heeft ontegensprekelijk een positieve invloed op de verkeersveiligheid.<br />

De SWOV heeft berekend dat er in Nederland jaarlijks 25 % minder<br />

ernstige verkeersslachtoffers zouden vallen als 90 % van de automobilisten zich aan<br />

de snelheidslimieten zouden houden (Oei, 2001). De machtsmodellen van Nilsson<br />

en Elvik geven aan dat het aantal letselongevallen evenredig is met de snelheid²,<br />

het aantal ernstige ongevallen evenredig is met de snelheid³ en het aantal dodelijke<br />

ongevallen evenredig is met de snelheid4 .<br />

Het effect op het aantal ongevallen is dus afhankelijk van de gerealiseerde snelheidsverlaging.<br />

Er zijn evenwel geen studies gevonden die het effect van de<br />

herkenbaarheid van snelheidsregimes op de snelheid of op het aantal ongevallen<br />

geven. Een kleinschalige proefstudie naar het effect van het aanbrengen van een bijzondere<br />

markering op het snelheidsgedrag leverde geen duidelijk effect op. Verder<br />

onderzoek blijft nodig. Uit het onderzoek kan evenmin afgeleid worden of er een<br />

homogenere snelheidsverdeling ontstaat.<br />

Onderzoek in Nederland naar het effect van een herinrichting tot zone 30 leert ons<br />

wel dat de snelheid veel meer gereduceerd wordt bij een grondige herinrichting<br />

in vergelijking tot de sobere herinrichting. Hieruit volgt nog eens duidelijk dat de<br />

sobere herinrichting slechts een tussenoplossing is.<br />

Een studie naar informatieve ISA-systemen (zoals de gps met snelheidsaanduiding)<br />

toonde aan dat de aanwezigheid ervan voldoende is om de bestuurder aan te zetten<br />

zich aan de geldende snelheidslimiet te houden (Gogaert et al., 2005).<br />

Herkenbare snelheidsregimes hebben ook een indirect effect op de verkeersveiligheid.<br />

Doordat snelheidsregimes duidelijker worden aangegeven, verhoogt ook het<br />

draagvlak voor bijkomende snelheidscontroles (fi che 2.6) die gunstig zijn voor de<br />

verkeersveiligheid. Anderzijds moet men er op toezien geen overdaad aan infor-<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 183 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


matie te verstrekken. Hierdoor zou de aandacht voor de eigenlijke rijtaak in het<br />

gedrang kunnen komen.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Een lagere snelheid geeft doorgaans aanleiding tot een lagere uitstoot. Ook het<br />

geluidsniveau zal dalen. Er is dus ook milieuwinst te behalen.<br />

Snelheid is een belangrijke factor bij de subjectieve veiligheid. Door een betere<br />

naleving van de snelheidslimieten kan de subjectieve veiligheid verhogen waardoor<br />

bepaalde mensen gemakkelijker aan activiteiten buitenshuis kunnen deelnemen.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

De herinrichting van wegen behoort tot de bevoegdheid van de respectieve wegbeheerders:<br />

gewest, provincies en gemeenten. De Vlaamse overheid is verantwoordelijk<br />

voor het uitwerken van de vereiste ontwerpnormen (zie fi che 3.3) in samenwerking<br />

met de wetenschappelijke instellingen.<br />

De promotie van voertuigtechnologische ingrepen kan op Vlaams niveau gerealiseerd<br />

worden; een eventuele verplichting behoort tot de Europese bevoegdheden.<br />

<strong>Vlaanderen</strong> kan tevens actief meewerken aan het verzamelen van noodzakelijke<br />

informatie.<br />

HAALBAARHEID<br />

Omdat de fi nanciële middelen ontbreken om op korte termijn de wegen op een<br />

structurele manier aan te passen aan de categoriestatus en het snelheidsregime dat<br />

daarmee samenhangt, wordt op korte termijn de herkenbaarheid van de snelheidsregimes<br />

verbeterd door kleine en goedkope ingrepen om de heersende snelheidsregimes<br />

duidelijk te maken aan de bestuurders.<br />

De ingrijpende infrastructurele maatregelen worden gerealiseerd binnen het normale<br />

investeringstempo. Dit betekent een termijn van enkele tientallen jaren. Bij het opstellen<br />

van de inrichtingseisen moet ook rekening gehouden worden met de bestaande<br />

toestand om het aantal aanpassingen te beperken.<br />

De administratie heeft in samenwerking met het Steunpunt Verkeersveiligheid en de<br />

VAB een testonderzoek opgesteld over de impact van wegmarkeringen op het snelheidsgedrag.<br />

De resultaten van dit beperkte onderzoek zijn niet eenduidig en geven<br />

geen signifi cant resultaat.<br />

OUTPUTINDICATOREN<br />

Het aantal gerealiseerde kilometers weg geldt als indicator op voorwaarde dat een<br />

duidelijke en eenduidige defi nitie gehanteerd wordt. Idealiter zou deze lengte gelijk<br />

moeten zijn aan de totale lengte van wegenwerken.<br />

Voor het invoeren van voertuigtechnologie wordt het aandeel voertuigen dat is uitgerust<br />

met informatieverstrekking over de snelheidslimiet als indicator genomen.<br />

- 184 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

De inrichtingskenmerken moeten zo uniform mogelijk zijn binnen de wegcategorie,<br />

maar zo verschillend mogelijk tussen de categorieën onderling.<br />

De veilige limieten moeten ook geloofwaardig zijn. De automobilisten moeten deze<br />

limiet als geloofwaardig zien in de desbetreffende omstandigheden. Dit betekent dat<br />

op sommige locaties de snelheid verlaagd zal moeten worden, terwijl op andere<br />

locaties een snelheidsverhoging, eventueel op bepaalde momenten, tot de mogelijkheden<br />

behoort. De exacte criteria met betrekking tot een geloofwaardige limiet<br />

moeten nog verder bepaald worden. Wanneer de limiet niet geloofwaardig is, zijn<br />

er drie mogelijkheden: ofwel wordt het wegbeeld aangepast, ofwel wordt de limiet<br />

aangepast, ofwel moet er extra gehandhaafd worden om de opgelegde limiet af<br />

te dwingen. Dynamische snelheidsaanduiding (fi che 3.7) lijkt in dit opzicht een<br />

belangrijke troef.<br />

REFERENTIES<br />

• Brookhuis, K.A. (2005). Duurzaam Veilig in Intelligente Transportsystemen. In:<br />

Denkend over Duurzaam Veilig.<br />

• Gogaert, S., Lavrysen, A., Meugens, P. & Pauwels, J. (2005). Effect van ISA-systemen<br />

op het rijgedrag. Leuven: KULeuven.<br />

• Oei, H. (2001). Veiligheidsconsequenties van intelligente snelheidsadaptatie ISA:<br />

SWOV-rapport R-2001-11. Leidschendam: SWOV.<br />

• Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid (2007). Dossier – Overdreven en<br />

onaangepaste snelheid. Brussel: BIVV.<br />

• Wegman & Aarts (2005). Door met Duurzaam Veilig. Nationale Verkeersveiligheidsverkenning<br />

voor de jaren 2005-2020. Leidschendam: SWOV.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 185 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


3.3 Wegencategorisering<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Een categoriseringsdatabank en een richtlijnenhandboek met ontwerprichtlijnen per<br />

categorie rond de inrichting van wegen volgens categorie worden opgemaakt.<br />

• Aanleiding<br />

De wegeninfrastructuur beïnvloedt in belangrijke mate het verkeersgedrag. De infrastructuur<br />

moet de weggebruiker informeren over de te verwachten verkeerssituaties<br />

en confl icten en aanzetten tot gewenst verkeersgedrag. De vormgeving moet ook<br />

rekening houden met de beperkingen van het menselijke vermogen.<br />

De overeenkomst tussen rijgedrag en weginrichting zal optimaal zijn waar de weginrichting<br />

een duidelijke boodschap geeft aan de weggebruiker in verband met de<br />

functie of categorie van de weg en de te verwachten risico’s.<br />

Een duidelijke functionele hiërarchie op het terrein is de belangrijkste voorwaarde<br />

om een veiligere verkeersverdeling en verkeersafwikkeling te bekomen.<br />

De categorisering van de wegen hoort bij de opmaak van de ruimtelijke structuurplannen<br />

en is gebaseerd op hun gewenste gebruik. In de praktijk blijkt dat ze bij<br />

herinrichting soms uiteenlopende bestemmingen krijgen. Daardoor is de categorisering<br />

en het verwachte gedrag in de praktijk vaak onduidelijk.<br />

Gebruikelijk worden drie functies onderscheiden: een stroomfunctie, een verdeelfunctie<br />

en een toegangsfunctie. Zeker de Vlaamse situatie laat niet steeds een<br />

duidelijk onderscheid toe. Naast de drie functies zijn er ook nog de verschillende<br />

schaalniveaus in <strong>Vlaanderen</strong>: primair, secundair en lokaal, en daarboven nog de<br />

hoofdwegen. Zo komen we tot tien verschillende wegcategorieën. De categorisering<br />

wordt nog complexer door het onderscheid binnen en buiten de bebouwde kom,<br />

met name voor secundaire en lokale wegen. Bovendien kunnen wegen een verschillende<br />

functie hebben voor autoverkeer dan wel voor het fi ets- en voetgangersverkeer.<br />

• Doel<br />

Door het vastleggen van inrichtingsprincipes wil <strong>Vlaanderen</strong> meer uniformiteit<br />

bekomen in het wegennet. Door vorm, functie - samengevat in de categorisering- en<br />

gedrag op elkaar af te stemmen moet het wegennet veiliger worden.<br />

Gemiddeld zijn er grote verschillen in het risico voor de verschillende wegtypes. De<br />

globale ongevallencijfers kunnen gereduceerd worden door weggebruikers over de<br />

juiste weg te sturen volgens hun verplaatsingswijze en de weginrichting daarop af<br />

te stemmen.<br />

• Doelgroep<br />

Alle weggebruikers.<br />

• Detailbeschrijving<br />

We onderscheiden twee deelmaatregelen: de inventarisatie van de voorgestelde<br />

categorisering en bestaande infrastructuur enerzijds, en de opmaak van een richtlijnenboek<br />

anderzijds.<br />

- 186 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


In de eerste plaats wordt een Vlaams Wegencategoriseringsplan opgemaakt. Dit<br />

plan brengt de (in de structuur- en mobiliteitsplannen) doorgevoerde categorisering<br />

van alle Vlaamse wegen, inclusief gemeente- en provinciewegen, in kaart. Naast de<br />

wegcategorie worden in de databank ook een aantal weg- en omgevingskenmerken<br />

opgenomen. Gemeenten kunnen gemotiveerd worden om hieraan mee te werken<br />

via een ‘data-voor-data’-overeenkomst. Gemeenten voeren data in en in ruil krijgen<br />

zij de voor hen relevante data, bijvoorbeeld over gewestwegen op hun grondgebied<br />

ter beschikking (zie ook fi che 3.6). Idealiter worden hier ook de trage wegen<br />

ingestopt zodat ook deze netwerken in kaart kunnen worden gebracht.<br />

De vergelijking van deze kenmerken met een aantal inrichtingsvereisten (deelmaatregel<br />

2) laat toe functie, vorm en gedrag maximaal op elkaar af te stemmen. Zo zal<br />

het plan helpen bij het leggen van prioriteiten en het opstellen van investeringsprogramma’s.<br />

Het zal ook toelaten om de stand van zaken op te volgen.<br />

De tweede deelmaatregel houdt de opmaak in van een handboek voor de inrichting<br />

van de wegen volgens wegcategorie (functie) en gebruik. Deze richtlijnen worden<br />

opgedeeld naargelang de aanpassingen op relatief korte termijn kunnen worden<br />

doorgevoerd dan wel op lange termijn.<br />

Voor de bepaling van de inrichtingsvereisten is verder onderzoek nodig. Een goede<br />

aanzet werd al gegeven door Tritel & Iris (1999). Het aanmaken van ontwerprichtlijnen<br />

wordt centraal aangestuurd, zowel procesmatig als vaktechnisch. Het installeren<br />

van een ‘Richtlijnencommissie’ binnen MOW in nauwe samenwerking met AWV en<br />

VVSG wordt daarom als een kritische succesfactor beschouwd om tot een gecoördineerd<br />

pakket van richtlijnen te komen. Ook een horizontale vertegenwoordiging<br />

vanuit verschillende betrokken sectoren is aangewezen.<br />

Het is belangrijk om hierbij de veiligheid van zwakke weggebruikers te benadrukken.<br />

Een aangepaste snelheid die ook de veiligheid van deze categorie weggebruikers<br />

waarborgt, is onontbeerlijk. Dit zal in verschillende gevallen aanleiding geven<br />

tot lagere snelheidslimieten. Waar lagere snelheden niet gewenst zijn omwille van<br />

de functie van de weg, zijn infrastructurele aanpassingen aangewezen zodat zwakke<br />

weggebruikers toch op een veilige manier kunnen deelnemen aan het verkeer.<br />

Ten slotte dienen de inrichtingsvereisten ook op het terrein ingang te vinden. De<br />

richtlijnen moeten daarom beschikbaar zijn voor alle wegbeheerders, ongeacht het<br />

beleidsniveau.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

De wegencategorisering op zich heeft geen effect op de verkeersveiligheid. De<br />

maatregel vormt wel de basis voor de implementatie van een hele reeks maatregelen<br />

op het terrein. De maatregel zal dan ook pas een effect hebben naarmate de<br />

maatregelen op het terrein uitgevoerd worden volgens de principes vastgelegd in<br />

deze maatregel.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

De uitwerking van het totaalplan biedt tevens een kader voor gegevensverzameling<br />

voor wetenschappelijk onderzoek en evaluatie van maatregelen ten aanzien van de<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 187 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


gestelde doelen.<br />

Verder kan het plan ook als input dienen voor het ruimtelijk beleid. Het ruimtelijk<br />

beleid zal immers ook gericht moeten worden op de functie van de weg. Nieuwe<br />

ontwikkelingen mogen de functie van de weg niet in gevaar brengen.<br />

Bij het opstellen van het programma van eisen kunnen ook milieueisen worden<br />

opgenomen (zoals maximale geluidsproductie, uitstootbeperking bij woongebieden<br />

- zie de snelheidsbeperkingen op een aantal Nederlandse ringwegen) die mogelijk<br />

aanleiding geven tot bepaalde beperkingen. Daarnaast kunnen de gegevens dienen<br />

als input voor effectenberekeningen.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

Het Vlaamse Gewest is verantwoordelijk voor de opmaak van het plan, de bijbehorende<br />

databank en de bepaling van de inrichtingsvereisten. Hiervoor dienen het<br />

Ministerie van Mobiliteit, het Ministerie van Ruimtelijke Ordening en een aantal<br />

andere betrokkenen onderling te overleggen.<br />

Verder onderzoek is nodig met betrekking tot de inrichtingsvereisten van de verschillende<br />

wegcategorieën. Hierdoor wordt ook de onderzoekswereld betrokken partij.<br />

De wegbeheerders zijn verantwoordelijk voor de implementatie van de wegencategorisering<br />

op het terrein.<br />

HAALBAARHEID<br />

Het categoriseringsplan kan – zeker in een beperkte vorm – op relatief korte termijn<br />

(vóór 2010) samengesteld worden omdat veel gemeenten reeds ver gevorderd zijn<br />

met hun ruimtelijk structuurplan waarin de lokale categorisering is opgenomen.<br />

Hoofdwegen en primaire wegen werden aangeduid in het Ruimtelijk Structuurplan<br />

<strong>Vlaanderen</strong>, secundaire wegen in de provinciale structuurplannen. Het invoeren van<br />

kenmerken omvat een interactief deel waarop ook gemeenten kunnen inloggen. De<br />

technische haalbaarheid hiervan is geen probleem. Er bestaan verschillende voorbeelden.<br />

De betrokkenheid van de lokale besturen is absoluut noodzakelijk.<br />

Om de inrichtingsvereisten vast te leggen is verder onderzoek nodig, maar voor een<br />

aantal basisprincipes kan dit snel. De realisatie op het terrein vergt een lange periode,<br />

in overeenstemming met het normale onderhoud. Om toch al sneller resultaten<br />

te bekomen, is het mogelijk een aantal essentiële herkenbaarheidskenmerken sneller<br />

in te voeren (zie ook fi che 3.2), zoals snelheidsregimes en wegmarkeringen.<br />

Voor het programma van eisen en de inrichtingsvoorschriften werd al een uitvoerige<br />

aanzet gegeven door Tritel en Iris Consulting (1999). Dit document kan zeker<br />

als basis dienen voor een verdere verfi jning. Deze studie toont tegelijk aan dat het<br />

opstellen van richtlijnen niet steeds gemakkelijk verloopt, zeker als het richtlijnen<br />

voor gemeentewegen betreft. Hier speelt de autonomie van de gemeenten een belangrijke<br />

rol. De gemeenten zullen overtuigd moeten worden van het nut van deze<br />

gecoördineerde aanpak.<br />

OUTPUTINDICATOREN<br />

Als outputindicator kan de al dan niet beschikbaarheid (of de voortgang: zoals het<br />

- 188 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


aantal gemeenten dat meewerkt aan de uitbouw van de databank, of het aantal<br />

kilometer wegen waarvan de voornaamste gegevens gekend zijn) van het categoriseringsplan<br />

en de richtlijnen gehanteerd worden.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

In tegenstelling tot Nederland is er op Vlaamse wegen veel meer sprake van functiemenging.<br />

Dit betekent dat er ook overgangstypologieën zullen bestaan. Deze functiemenging<br />

is strijdig met de principes van Duurzaam Veilig, maar in de Vlaamse<br />

praktijk niet te vermijden. De ruimtelijke ordening is hier dan ook belangrijk om de<br />

situatie niet verder uit de hand te laten lopen.<br />

Afweging met andere belangen en prioriteiten kan aanleiding geven tot afwijkingen<br />

van de inrichtingseisen, die opgesteld zijn op basis van veiligheid. Soms laten de<br />

randvoorwaarden (beschikbare ruimte, …) ook gewoon niet toe om te voldoen aan<br />

de vooropgestelde inrichtingsvereisten. Een procedure om afwijkingen te verantwoorden<br />

is dan aangewezen. Bij afwijking van de richtlijnen moet alleszins nagedacht<br />

worden over het effect op de verkeersveiligheid.<br />

Terugkoppeling naar hogere overheidsniveaus is noodzakelijk zodat een logisch<br />

geheel ontstaat in <strong>Vlaanderen</strong>. Er is daarom nood aan een effi ciënt georganiseerd<br />

overlegproces.<br />

De directe vertaling van de categorisering van het RSV houdt het gevaar in dat het<br />

autoverkeer maatgevend wordt voor het ontwerp en dat de andere vervoerswijzen<br />

te veel uit beeld verdwijnen. De netwerkfuncties voor het openbaar vervoer en het<br />

langzaam verkeer zijn niet opgenomen in de categorisering. Ook openbaar vervoer<br />

en langzaam verkeer moeten structureel ingepast worden in de categorisering en de<br />

ontwerprichtlijnen.<br />

REFERENTIES<br />

• Tritel en Iris (1999). Implementatie van de wegencategorisering. Ontwerpproces<br />

– Programma van eisen – Ontwerprichtlijnen secundaire wegen. Ministerie van<br />

de Vlaamse Gemeenschap, Brussel.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 189 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


3.4 Verkeersveiligheidsaudit/-toets<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

De verkeersveiligheidsaudit wordt ingebed in het ontwerpproces.<br />

• Aanleiding<br />

Vele infrastructuurmaatregelen zijn gericht op een curatieve aanpak. Die locaties<br />

waar verkeersveiligheidsproblemen worden vastgesteld, worden aangepast. Deze<br />

maatregelen hebben doorgaans een lange levensduur en kosten vaak veel. Een<br />

doordacht ontwerp is dan ook van essentieel belang. In het buitenland worden vaak<br />

verkeersveiligheidsaudits (VVA’s) gehanteerd voor wegeninfrastructuurwerken. Ook<br />

in eigen land bestaat al een systeem van voorafgaande audits bij stedenbouwkundige<br />

en bouwkundige projecten, maar dan op het gebied van water (de watertoets).<br />

Ook de MER-plicht is duidelijk geregeld. Wat tot op heden ontbreekt, zijn geïntegreerde<br />

verkeersveiligheidstoetsen voor grotere stedenbouwkundige en bouwkundige<br />

projecten. Nochtans begint veiligheid bij de ruimtelijke aanleg van grootschalige<br />

projecten.<br />

• Doel<br />

Het doel van de VVA is te verzekeren dat foutjes niet terechtkomen in de planvorming.<br />

Voorkomen is beter dan genezen. Door het uitvoeren van een VVA in de<br />

ontwerpfase kunnen tekortkomingen op gebied van verkeersveiligheid tijdig en<br />

goedkoop opgespoord en verholpen worden. Een VVA kan zo bijdragen aan het<br />

voorkomen van ongevallen of het verminderen van de gevolgen ervan. Een VVA<br />

moet gezien worden als een onderdeel van het ontwerp, en niet als een aparte<br />

audit. De planlast laat zich op deze manier tot een minimum beperken.<br />

• Doelgroep<br />

De VVA is op verschillende projecttypes toepasbaar. Zo komen VVA’s alle weggebruikers<br />

ten goede.<br />

• Detailbeschrijving<br />

De VVA is een formeel proces dat de verkeersveiligheidsaspecten van een nieuw<br />

project of een bestaande weg bestudeert. De auditoren maken gebruik van checklists,<br />

maar hun kennis en ervaring zijn van doorslaggevend belang.<br />

De maatregel bestaat uit een aantal deelmaatregelen:<br />

- het opstellen van een protocol voor VVA’s. Dit houdt in dat bepaald wordt (1)<br />

welke projecten auditplichtig zijn (en in welke fasen van het ontwerpproces), (2)<br />

hoe de audit georganiseerd wordt in <strong>Vlaanderen</strong> (inclusief de relatie met PCV en<br />

PAC en de Vlaamse overlegcultuur) en (3) wat de audit inhoudt. Een afstemming<br />

en integratie met andere audits (MER, MOBER) is hierbij noodzakelijk;<br />

- een juridische verankering van de VVA (in relatie tot MER en MOBER);<br />

- opleiding en bijscholing (van auditoren);<br />

- voor de audits wordt gewerkt met externe auditoren (geïntegreerd in de werking<br />

rond mobiliteit), dit weliswaar enkel voor projecten met een zeer grote impact.<br />

- 190 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


Om ook projecten van gemeenten en provincies aan een audit te onderwerpen, kunnen<br />

de mogelijkheden van het convenantenbeleid verder uitgebreid worden.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

De VVA heeft een gunstige invloed op de verkeersveiligheid doordat ontwerpfouten<br />

al in de ontwerpfase worden aangepast. Potentieel onveilige situaties worden hierdoor<br />

bij voorbaat zoveel mogelijk voorkomen. Het potentieel van de maatregel is<br />

afhankelijk van de mate waarin de VVA wordt ingezet en voor welke projecttypes.<br />

Idealiter is een audit voor elk project van wegherinrichting voordelig. Deze audit<br />

kan voor kleinere projecten door de ontwerper zelf gebeuren.<br />

Prioritair zijn de projecten met een lange levensduur en met een grote impact.<br />

De aard van de betrokken ongevallen is afhankelijk van het project en van de geformuleerde<br />

aanbevelingen (en dus de kwaliteit van de auditoren).<br />

In een aantal studies werd het rendement van VVA onderzocht. De audits blijken<br />

volgens deze studies zeer rendabel te zijn (vooral ook omdat het om langlopende<br />

investeringen gaat). Specifi eke ongevallenreducties per project zijn niet teruggevonden.<br />

Een analyse van het programma ‘gevaarlijke punten’ kan bijkomende informatie<br />

verschaffen.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

De invoering van de VVA, en de daarbij horende terugkoppeling van de resultaten,<br />

leidt tot meer kennis over verkeersveiligheid. Via de auditoren wordt deze kennis<br />

ingebracht in de Vlaamse administratie.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

De verantwoordelijkheid ligt in de eerste plaats bij de verschillende wegbeheerders<br />

(gewest, provincie en gemeenten). Via het convenantenbeleid kan het gewest<br />

invloed uitoefenen op de lagere overheden.<br />

Om te veel bijkomende lasten te vermijden wordt overlegd met de Minister van<br />

Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu hoe de MER/MOBER/VVA best geïntegreerd<br />

wordt.<br />

Naast de wegbeheerder als opdrachtgever, zijn ook de ontwerper en de auditoren<br />

betrokken partijen. Naarmate meer projecten geaudit worden, zullen meer auditoren<br />

beschikbaar moeten zijn. De auditoren dienen onafhankelijk van de opdrachtgever<br />

en de ontwerper te kunnen oordelen over het ontwerp, voor wat betreft projecten<br />

met een grote impact.<br />

HAALBAARHEID<br />

Afhankelijk van de omvang en complexiteit van het project varieert de gespendeerde<br />

tijd van acht tot ruim 100 uur, met een gemiddelde van ongeveer 60 uur.<br />

Audits verricht door lokale overheden zelf nemen twee tot 80 uur in beslag, met een<br />

gemiddelde van 21 uur. De doorlooptijd is afhankelijk van de procedure, die nog<br />

vast te leggen is.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 191 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


In <strong>Vlaanderen</strong> wordt jaarlijks een groot aantal infrastructuurprojecten uitgevoerd<br />

(herinrichting, onderhoud, bebording, …) door de Vlaamse overheid, provincies en<br />

gemeenten.<br />

In eerste instantie is het niet realistisch om alle projecten aan een VVA te onderwerpen.<br />

Daarvoor zijn er te weinig auditoren. In een eerste fase wordt daarom het<br />

aantal te auditen projecten beperkt tot deze projecten met een lange levensduur of<br />

een omvangrijke impact. De selectie van de projecten gebeurt bij voorkeur onafhankelijk<br />

van de wegbeheerder. In een latere fase is toevoeging van andere projecten<br />

mogelijk.<br />

Een aantal projecten van de Vlaamse overheid doorloopt nu reeds een auditprocedure,<br />

hetzij via de PCV, hetzij via de PAC. Het nieuwe auditprotocol beoogt een<br />

maximale integratie van deze overlegstructuren.<br />

Het Steunpunt Verkeersveiligheid maakte een literatuuroverzicht van VVA’s. Aandachtspunten<br />

voor implementatie werden hierbij naar voren geschoven. Een tweede<br />

onderzoeksrapport ging dieper in op de inhoud van de audit. Deze rapporten<br />

dienen als input voor de opmaak van het protocol.<br />

Aanvullend daarop worden binnen het Vlaams Forum Verkeersveiligheid twee<br />

discussierondes gepland. De eerste gaat na waar de grenzen voor een dergelijke<br />

veiligheidstoets moeten liggen (welke schaal, welk soort projecten). De tweede zal<br />

nagaan hoe deze toets mogelijk is in bestaande vergunningskaders, zonder extra<br />

planlast.<br />

In het pendelplan is als ruimtelijke stimulus de verplichtstelling van de MOBER bij<br />

projecten met belangrijke mobiliteitsconsequenties geformuleerd. Analoog kan de<br />

verplichtstelling van de VVA bij projecten met belangrijke verkeersveiligheidsconsequenties<br />

(en dus zeker bij de MOBER-plichtige) behandeld worden.<br />

De kosten voor de VVA zijn beperkt in het totaal van de realisatiekosten. De kosten<br />

voor de VVA bedragen meestal ongeveer 4 % van de totale ontwerpkosten (dit kan<br />

hoger zijn bij kleine projecten). De totale ontwerpkosten zijn bovendien slechts 5 %<br />

tot 6 % van de totale implementatiekosten. Dit betekent dat de kosten van de audit<br />

slechts ongeveer 0,2 % van de totale implementatiekosten uitmaken. Dit percentage<br />

is uiteraard afhankelijk van de gehanteerde procedure.<br />

Bovendien wordt op termijn bespaard op kosten voor uitvoering van corrigerende<br />

maatregelen. De corrigerende maatregelen die uit een VVA naar voren komen, vallen<br />

vaak in de categorie van de goedkope maatregelen en de kosten zijn alleszins<br />

lager dan de kosten voor herstellende behandelingen na afronding van het project.<br />

Elvik & Vaa (2004) stellen dat de aanvullende maatregelen iets meer dan 1 % van<br />

de totale implementatiekosten uitmaken.<br />

OUTPUTINDICATOREN<br />

Als outputindicator kan het aantal geaudite projecten worden opgenomen.<br />

- 192 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

De invoering van de VVA’s mag de administratieve werklast niet te veel verhogen.<br />

Hierdoor zou het draagvlak immers kunnen verkleinen. De gemakkelijkste manier<br />

om de audit in te voeren is door hem op te nemen in de bestaande procedures<br />

(PAC, PCV, MER, …).<br />

Het verdient aanbeveling om niet alleen wegeninfrastructuurprojecten te onderwerpen<br />

aan een audit, maar ook RUP’s en andere projecten van ruimtelijke ordening<br />

te toetsen aan de verkeersveiligheidsimpact. Een overleg met de administratie voor<br />

ruimtelijke ordening is dan ook noodzakelijk.<br />

Er is bovendien een afstemming nodig van de verschillende soorten audits. De afbakening<br />

van en afstemming tussen MER-plichtige, MOBER-plichtige en VVA-plichtige<br />

projecten wordt hierbij best geïntegreerd behandeld.<br />

REFERENTIES<br />

• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The Handbook of Road Safety Measures. Elsevier.<br />

• Princen, P. (2007). Inhoudelijke aspecten van de verkeersveiligheidsaudit: literatuurstudie.<br />

Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

• Van Hout, K. & Kemperman, M. (2004). Verkeersveiligheidsaudits. Een studie<br />

van de internationale literatuur. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij<br />

Stijgende Mobiliteit.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 193 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


3.5 Aangepaste infrastructuur voor motorrijders<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Een Vademecum Motorrijders moet dienen als uitgangspunt voor infrastructuuraanpassingen<br />

op het gewestwegennet.<br />

• Aanleiding<br />

Het Design for All-principe stelt dat de weginrichting voor alle weggebruikers geschikt<br />

en veilig moet zijn. Uiteraard geldt dit ook voor motorrijders.<br />

Ongeveer 20 % van de ongevallen, inclusief valpartijen, met motorrijders vinden<br />

hun oorzaak in het wegdek door bijvoorbeeld onvoldoende stroefheid of een slecht<br />

wegdek (Gysen & Daniels 2006). Daarnaast wordt de uitkomst van een ongeval,<br />

dat niet te wijten is aan de staat van het wegdek, soms verergerd door de aanwezigheid<br />

van obstakels langs de weg.<br />

De motorrijders blijven voorts een categorie weggebruikers om in het oog te houden.<br />

Ze hebben een zeer hoog risico en zijn zeer kwetsbaar. Het aantal ongevallen<br />

met motorrijders stijgt, in tegenstelling tot de meeste andere weggebruikers.<br />

• Doel<br />

Het doel van de maatregel is om de verkeersveiligheid van motorrijders te verhogen.<br />

• Doelgroep<br />

De doelgroep van deze maatregel zijn de motorrijders.<br />

• Detailbeschrijving<br />

<strong>Vlaanderen</strong> werkt momenteel aan een Vademecum Motorrijders. Dit Vademecum zal<br />

dienen als uitgangspunt voor infrastructuuraanpassingen op het gewestwegennet.<br />

Het Vademecum kan eveneens als leidraad dienen voor het ontwerp van gemeente-<br />

en provinciewegen.<br />

Bijzondere aandacht zal gaan naar een voldoende stroefheid van het wegdek<br />

(markeringen), het wegwerken van ongeregeldheden in het wegdek (putten, spleten,<br />

ribbels) en het vermijden van onnodige obstakels.<br />

De NIS-cijfers geven geen volledig beeld van de ongevalsoorzaken. Een diepteanalyse<br />

van motorongevallen zal deze oorzaken op een duidelijker manier blootleggen.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

Eerst wordt beoogd om eenzijdige ongevallen met motorrijders te voorkomen<br />

(19 % van de ongevallen met motorrijders volgens de NIS-gegevens: Van Vlierden &<br />

Van Geirt, 2005). Daarnaast wordt ook beoogd om de ernst van deze schuivers in<br />

te perken.<br />

Van de motorfi etsongevallen doet 32 % zich voor in een scherpe bocht, 21 % heeft<br />

te maken met slechte zichtbaarheid, 18 % is te wijten aan een slecht wegdek,<br />

15 % gebeurt naar aanleiding van fi les of opstoppingen, 8 % gebeurt bij werken,<br />

3 % ten gevolge van een gebrekkige signalisatie, 2 % bij een defecte of onvoldoen-<br />

- 194 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


de verlichting en 1 % in een sterke afdaling (Van Vlierden & Van Geirt, 2005).<br />

De helft van de eenzijdige ongevallen houdt een aanrijding met een obstakel buiten<br />

de rijbaan in.<br />

Onvoldoende stroefheid en onverwachte gebeurtenissen dienen dus vermeden te<br />

worden. Ook een voldoende ruime obstakelvrije zone is wenselijk. Het spreekt voor<br />

zich dat, ook bij aangepaste infrastructuur, de motorrijder zijn snelheidsgedrag<br />

dient aan te passen.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Niet van toepassing.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

De verschillende wegbeheerders zijn verantwoordelijk voor de uitbouw en het onderhoud<br />

van een veilig wegennet. Als dusdanig zijn zij de eerste verantwoordelijke<br />

uitvoerders. De Vlaamse overheid is samen met de belangengroeperingen verantwoordelijk<br />

voor de verspreiding van relevante informatie.<br />

HAALBAARHEID<br />

Er bestaat reeds een dienstorder over wegmarkeringen, vangrails en betonnen trottoirbanden<br />

(d.d. 8/4/2004).<br />

Er wordt momenteel eveneens gewerkt aan een Vademecum Motorrijders.<br />

Gevaarlijke locaties worden versneld aangepakt. De overige worden ingebed in<br />

het normale investerings- en onderhoudsritme. De maatregel lift maximaal mee met<br />

andere aanpassingen zodat de meerkost beperkt blijft.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

Het vinden van de prioritaire locaties is niet eenvoudig, voornamelijk door het relatief<br />

lage aantal motorrijders en daarmee het kleine aantal ongevallen per locatie.<br />

Het is belangrijk om geen nieuwe gevaarlijke locaties te creëren door ondoordachte<br />

ontwerpen. In de verkeersveiligheidsaudit moet daarom ook de motorrijder voldoende<br />

aandacht krijgen. Ook het Design for All-principe zorgt ervoor dat de motorrijder<br />

bij het ontwerp steeds aan bod komt.<br />

REFERENTIES<br />

• BIVV (2005). Aandacht voor motorrijders in de weginfrastructuur. Brussel: BIVV.<br />

• Gysen, G. & Daniels, S. (2006). De Vlaamse motorrijder in kaart gebracht.<br />

Enquête bij 1000 motorrijders. Diepenbeek: Instituut voor Mobiliteit.<br />

• Van Vlierden, K. en Van Geirt, F. (2005). Steunpuntnota ‘Motorrijders’. Risicofactoren<br />

voor motorrijders. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende<br />

Mobiliteit.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 195 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


3.6 ISA-snelheidskaart<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Een snelheidskaart wordt opgemaakt voor het Vlaamse wegennet.<br />

• Aanleiding<br />

Snelheid blijft het belangrijkste verkeersveiligheidsprobleem. ISA, een voertuigsysteem<br />

dat de bestuurder de geldende snelheidslimiet aangeeft (of oplegt), kan<br />

bestuurders helpen om zich beter aan de snelheidslimiet te houden. ISA heeft nood<br />

aan een nauwkeurige positiebepaling van het voertuig en nauwkeurige informatie<br />

omtrent de snelheidslimiet op die locatie. Een combinatie van gps en digitale wegenatlassen<br />

levert deze informatie.<br />

• Doel<br />

De snelheidskaart is onontbeerlijk voor de invoering van ISA op grote schaal.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Een digitale wegenatlas is onontbeerlijk voor het slagen van ISA als verkeersveiligheidsmaatregel.<br />

De heersende snelheidslimiet moet immers op elk moment gekend<br />

zijn opdat de rijsnelheid hieraan kan aangepast worden.<br />

In aansluiting op de opgeleverde haalbaarheidsstudie (De Mol & Vlassenroot,<br />

2006) moet worden bepaald hoe de databank wordt opgebouwd, wie ze zal<br />

onderhouden en wie ze zal beheren. Aandacht is daarbij nodig voor de Europese<br />

standaardisering, de bestaande procedures en wat op het terrein haalbaar is. Dit alles<br />

zal moeten leiden tot het stroomlijnen van bepaalde processen, dataverzameling<br />

en het up-to-date houden van de snelheidsdatabank. De kwaliteitseisen die aan de<br />

kaart gesteld worden, verschillen naargelang men een open of gesloten ISA-systeem<br />

beoogt.<br />

Volgens de haalbaarheidsstudie (De Mol & Vlassenroot, 2006) wordt best gestart<br />

met de opbouw van samenwerkingsverbanden. Uit de landen waarin de snelheidsdatabank<br />

al opgebouwd of in opbouw is, kan men de nodige en nuttige ervaring<br />

halen. In Finland werd een beperkte, specifi eke wettelijke regeling opgesteld waardoor<br />

de basis werd gelegd voor het afsluiten van contracten met de wegbeheerders.<br />

Daarenboven bepaalde deze wetgeving het statuut van de databank, de fi nanciële<br />

regelingen, de vorm en procedures voor de datacollectie en updating, copyrightafspraken,<br />

de toepassingsvoorwaarden van de databank en een duidelijke omschrijving<br />

van de rechten en plichten van de partners.<br />

Hierbij dient de nodige aandacht te gaan naar optimalisaties, in samenhang met de<br />

verschuivingen rond het administratieve en inhoudelijke toezicht van de aanvullende<br />

reglementen dat het gewest vanaf 2008 uitvoert. Op basis hiervan is het de bedoeling<br />

een integrale verkeersbordendatabank uit te bouwen, waar tevens de snelheidsborden<br />

in opgenomen zijn.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

Overdreven of onaangepaste snelheid is bij 20 tot 35 % van de ongevallen de oorzaak<br />

of medeoorzaak (SGVV, 2007). ISA is een krachtig hulpmiddel om ongevallen<br />

- 196 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


door overdreven snelheid terug te dringen, zeker in combinatie met een variabele<br />

signalisatie die de snelheid aanpast volgens de omstandigheden.<br />

De snelheidskaart op zich heeft geen effect op de verkeersveiligheid. Het is echter<br />

noodzakelijk als onderdeel van ISA. ISA heeft wel een groot reductiepotentieel. De<br />

effectiviteit van ISA is het grootst voor de verplichte systemen die altijd de snelheid<br />

afdwingen. Een nadeel van de verplichte systemen is het kleine draagvlak. Dat laatste<br />

is dan weer groter bij de informatieve ISA-systemen. Ook deze open systemen<br />

hebben een gunstige invloed op de verkeersveiligheid (Gogaert et al., 2005).<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

De invoering van ISA geeft aanleiding tot een rustigere rijstijl met een verminderde<br />

uitstoot tot gevolg. Uit een aantal testen blijkt bovendien dat bestuurders zich minder<br />

gestresseerd voelen.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

De Vlaamse overheid staat in voor de ontwikkeling van de verkeersbordenkaart<br />

(inclusief snelheid). De implementatie van de kaart in ISA- en navigatiesystemen valt<br />

onder de verantwoordelijkheid van de gps- en autofabrikanten.<br />

HAALBAARHEID<br />

Recent werd een studie uitgevoerd die de mogelijkheden van een snelheidsdatabank<br />

moest nagaan (De Mol & Vlassenroot, 2006). De studie heeft de variabelen<br />

in kaart gebracht die aanwezig moeten zijn in zo’n snelheidsdatabank. Ook beslissingsprocessen,<br />

regelgeving en procedures ter wijziging van de gegevens zijn<br />

geïnventariseerd. Mogelijke problemen bij de data-inzameling of bij de invoering<br />

van wijzigingen in de databank zijn verzameld en oplossingen zijn aangegeven.<br />

Deze studie zal als basis dienen voor de effectieve bouw van een snelheidsdatabank<br />

voor <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

Bovendien is bij bijna alle grote autoconstructeurs nu al een open ISA-systeem in<br />

werking. Het ontbrekende deel is de snelheidskaart. Van zodra deze kaart beschikbaar<br />

is, zal ze daarom snel ingang vinden op de markt.<br />

Vooraleer de invoering van ISA op grote schaal mogelijk is, dient een aantal technische<br />

en organisatorische problemen overwonnen te worden. De praktische oefening<br />

kan op korte termijn van start gaan. Open systemen hebben inmiddels hun deugdelijkheid<br />

bewezen. Fouten in de snelheidsaanduiding geven hier trouwens minder<br />

aanleiding tot problemen, in tegenstelling tot de dwingende variant. De uiteindelijke<br />

realisatie van een informatieve ISA moet op de middellange termijn gezien worden.<br />

OUTPUTINDICATOREN<br />

In eerste instantie wordt de al dan niet beschikbaarheid van de kaart genomen als<br />

indicator. Bijkomend kan het aantal voertuigen uitgerust met een ISA- of navigatietoestel<br />

met snelheidsaanduiding functioneren als indicator.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 197 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

De ISA-snelheidskaart moet overweg kunnen met variabele snelheidslimieten. De<br />

kaart dient bijgevolg zeer dynamisch opgevat te zijn. Bovendien zijn er procedures<br />

nodig die instaan voor een vlotte doorstroming van de updates naar de gebruiker.<br />

REFERENTIES<br />

• De Mol, J. & Vlassenroot, S. (2006). Managementsnota: Krachtlijnen voor het<br />

leveren van snelheidsinformatie in functie van het toekomstig opstellen van een<br />

snelheidsdatabank. Gent: CDO.<br />

• Gogaert, S., Lavrysen, A., Meugens, P. & Pauwels, J. (2005). Effect van ISAsystemen<br />

op het rijgedrag. Leuven: K.U.Leuven.<br />

• Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid (2007). Dossier – Overdreven en<br />

onaangepaste snelheid. Brussel: BIVV.<br />

- 198 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


3.7 Dynamische signalisatie<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

De impact van een variabele snelheidsaanduiding op de ontwikkeling van ISA<br />

wordt onderzocht, evenals de wisselwerking van variabele snelheidsaanduiding met<br />

de herkenbaarheid van snelheidsregimes. Er moeten eenduidige scripts uitgewerkt<br />

worden om via dynamische signalisatie correct in te spelen op actuele en veranderende<br />

omstandigheden.<br />

• Aanleiding<br />

Door middel van verkeerstekens kan de overheid het verkeersgedrag sturen en<br />

informatie verstrekken aan de weggebruikers. De gewone verkeerstekens hebben<br />

een aantal beperkingen. De meeste verkeerstekens zijn permanent en geven steeds<br />

dezelfde boodschap, ongeacht de heersende omstandigheden. Variabele (of dynamische)<br />

signalisatie kan hieraan tegemoetkomen.<br />

• Doel<br />

Het doel van de maatregel is in de eerste plaats te komen tot een logischer (en dus<br />

voor bestuurders meer aanvaardbare) snelheidsaanduiding. Een betere naleving<br />

van de snelheidslimieten wordt hiermee beoogd.<br />

• Doelgroep<br />

De maatregel is gericht op de bestuurders van gemotoriseerd vervoer.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Dynamische signalisatie is in principe inzetbaar voor verschillende doeleinden<br />

(schoolomgevingen, Incident Management, dynamische route-informatie, variabele<br />

snelheidsaanduiding, smog, …). Variabele verkeersinformatie wordt voornamelijk<br />

gebruikt om bestuurders te informeren. De informatie is daarbij aangepast aan de<br />

actuele situatie op de weg. De aanpassing van de boodschap kan gebeuren van op<br />

afstand door de verkeerscontrole of automatisch op basis van metingen. Gezien de<br />

kostprijs van de plaatsing van de borden, wordt dynamische signalisatie prioritair<br />

toegepast op die wegvakken waar de grootste verkeersproblemen heersen zoals de<br />

ringwegen rond Brussel, Antwerpen en Gent en de autosnelwegen.<br />

De variabele snelheidsaanduiding heeft een impact op de ontwikkeling van intelligente<br />

snelheidsinformatiesystemen (informatieve ISA). <strong>Vlaanderen</strong> zal daarom<br />

onderzoeken wat de mogelijkheden van de technologie zijn met betrekking tot de<br />

opmaak van een dynamische snelheidskaart die inzetbaar is in een informatief ISAsysteem.<br />

Voorts wordt nagegaan hoe variabele snelheidsaanduiding kan samengaan met de<br />

herkenbaarheid van snelheidsregimes.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

De maatregel omvat in eerste instantie het onderzoek naar de mogelijkheden van<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 199 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


variabele snelheidsaanduiding en heeft als dusdanig geen effect op de verkeersveiligheid.<br />

Het is pas bij implementatie dat de gunstige effecten optreden.<br />

Dynamische signalisatie kan op verschillende verkeersregels met borden ingrijpen.<br />

De maatregel heeft een potentiële impact op alle ongevallen op die locaties waar<br />

hij toegepast wordt.<br />

De maatregel wordt in de eerste plaats toegespitst op variabele snelheidsaanduiding<br />

en heeft een impact op de ongevallen die gebeuren ten gevolge van overdreven<br />

of onaangepaste snelheid.<br />

Een betere naleving van de snelheidslimieten levert een rustiger verkeersbeeld en<br />

daardoor een lager ongevalsrisico op. De effecten van variabele snelheidsaanduiding<br />

variëren van 10 tot 30 % minder ongevallen (Sisiopiku, 2001).<br />

Ook andere toepassingen zijn mogelijk met variabele signalisatie. Dynamische<br />

route-informatie heeft een verwaarloosbaar effect op het aantal ongevallen.<br />

Algoritmes die de kortste routetijd kiezen voor het bepalen van de route leveren de<br />

meeste ongevallen op. De keuze van het algoritme is dus zeker van belang.<br />

De sociale kosten en baten moeten mee in rekening worden gebracht.<br />

Studies tonen dat variabele signalering die waarschuwt voor bepaalde omstandigheden<br />

zeer effectief is in het reduceren van ongevallen. Waarschuwingen voor<br />

ongevallen reduceren het aantal ongevallen op snelwegen met 44 %, mistwaarschuwingen<br />

zijn goed voor een reductie van 84 % van de mistongevallen,<br />

fi lewaarschuwingen verminderen het aantal aanrijdingen langs achter met letsel<br />

met 16 %. Feedbacksignalisatie geeft een tendens weer naar ongevallenreductie,<br />

maar de gevonden resultaten zijn niet signifi cant.<br />

De mate van ongevallenreductie is sterk afhankelijk van de uitgebreidheid van het<br />

systeem. In 2002 gebeurden 2.406 ongevallen op autosnelwegen. Bij toepassing<br />

op het gehele autosnelwegennet kan bij invoering van een variabele snelheidsaanduiding<br />

een reductie van het aantal ongevallen met 240 tot 720 ongevallen<br />

bewerkstelligd worden.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Er is pas sprake van secundaire effecten wanneer de dynamische signalisatie ook<br />

effectief geplaatst is. Met betrekking tot het onderzoek naar een aantal elementen<br />

die samenhangen met dynamische signalisatie zijn er geen secundaire effecten<br />

vaststelbaar.<br />

Dynamische route-informatie beoogt het vermijden van overbodige verplaatsingen.<br />

Doorgaans kiezen bestuurders voor de route met de kortste reistijd. Dit betekent niet<br />

noodzakelijk de kortste route in kilometers. Het effect op emissies is niet bekend.<br />

Het wegennet wordt vollediger gebruikt. Dit betekent ook dat meer verkeer gestuurd<br />

wordt via wegen die minder geschikt zijn, met een verminderde leefbaarheid op die<br />

wegen tot gevolg. De congestie op de hoofdstraten kan wel afnemen. Een goede<br />

afweging tussen gewenste en ongewenste route-effecten is alleszins noodzakelijk.<br />

Daarnaast zouden deze systemen ook multimodaal kunnen toegepast worden.<br />

- 200 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


Zo kunnen autobestuurders verwezen worden naar de dichtste P&R op het moment<br />

van ongevallen.<br />

Incident Management is vooral ontworpen als middel van fi lebestrijding: de verwachte<br />

impact op congestie is dan ook belangrijker. Niettemin kunnen er ook veiligheidseffecten<br />

optreden. Voorts kan een dynamische snelheidsaanduiding gebaseerd<br />

zijn op de verkeersdrukte op een bepaald moment. De snelheid kan dan zodanig<br />

gekozen worden dat de doorstroming optimaal is. De capaciteit van het wegennet<br />

vergroot hierdoor. Een betere doorstroming op autosnelwegen vermindert bovendien<br />

de neiging om alternatieve routes over het onderliggende wegennet op te zoeken;<br />

deze wegen zijn minder geschikt om de stroomfunctie te vervullen. Hierdoor verhoogt<br />

de verkeersveiligheid en de leefbaarheid ook langs deze routes.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

In de eerste plaats is de onderzoekswereld verantwoordelijk voor de onderzoeksresultaten.<br />

Het Steunpunt Mobiliteit en Openbare Werken - spoor verkeersveiligheid<br />

kan hierin een belangrijke rol spelen.<br />

De invoering van variabele snelheidsaanduiding op zich is een zaak voor de wegbeheerder.<br />

Aangezien het voornamelijk de belangrijke stroomwegen betreft, zal dit<br />

dan ook voornamelijk het Vlaams Gewest zijn met het Vlaams Verkeerscentrum. Een<br />

eventuele invoering wordt ondersteund door wetenschappelijk onderzoek.<br />

HAALBAARHEID<br />

Dynamische signalisatie is voornamelijk geschikt voor die wegen waar de omstandigheden<br />

vrij sterk kunnen variëren. In eerste instantie worden het hoofdwegennet<br />

en de primaire wegen hiermee uitgerust. De bepaling van de uiteindelijke omvang<br />

en de prioriteiten worden bepaald na onderzoek terzake. De eigenlijke invoering<br />

op het terrein op voldoende grote schaal zal daarom nog ettelijke jaren in beslag<br />

nemen. De realisatie op het autosnelwegennet is voorzien op middellange termijn.<br />

De primaire wegen kunnen daarna volgen.<br />

In Antwerpen is reeds een verkeerscentrum ingericht dat de verkeersafwikkeling op<br />

de Antwerpse ring en de toevoerwegen opvolgt. Dit is voornamelijk op Incident<br />

Management gericht, maar het is mogelijk variabele snelheidslimieten op te leggen.<br />

OUTPUTINDICATOREN<br />

Als primaire indicator geldt de stand van zaken van het onderzoekswerk.<br />

Als indicator voor de realisatie op het terrein kan het aantal kilometer wegen uitgerust<br />

met een dynamische signalisatie gebruikt worden.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

Er bestaat een vrij brede consensus over het nut van dynamische signalisatie, zowel<br />

wat betreft de verkeersveiligheid als de doorstroming. Voorts is er in <strong>Vlaanderen</strong> al<br />

heel wat onderzoek uitgevoerd naar onder andere ISA en Incident Management.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 201 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


Ook vanuit de onderzoekswereld wordt het belang van verder onderzoek ondersteund.<br />

Het belangrijkste knelpunt voor de invoering op het terrein blijft daarmee het<br />

vinden van de nodige budgetten.<br />

REFERENTIES<br />

• Sisiopiku (2001). Variable Speed Control: Technologies and Practice. In: Proceedings<br />

of the 11th Annual Meeting of ITS America.<br />

- 202 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


22<br />

ESP= = Electronic Stability Program.<br />

23<br />

ABS = AntiBlokkeerSysteem.<br />

24<br />

ICC : Intelligent Cruise Control.<br />

3.8 Technologische vernieuwing<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Nieuwe (potentieel) veiligheidsbevorderende technologie in auto’s wordt actief<br />

opgevolgd en onderzocht.<br />

• Aanleiding<br />

De gordel heeft in het verleden een zeer belangrijk aandeel gehad in het terugdringen<br />

van het aantal verkeersslachtoffers. Sindsdien zijn een aanzienlijk aantal<br />

beschermende maatregelen in voertuigen toegepast. Ook in de toekomst wordt<br />

voertuigveiligheid naar voren geschoven als belangrijke maatregel met een hoog<br />

potentieel voor slachtofferreductie. Diverse constructeurs hebben de voorbije jaren<br />

veiligheidssystemen ontwikkeld, los van enige regulering door een overheid. Veiligheid<br />

van inzittenden is een verkoopsargument geworden.<br />

• Doel<br />

Het doel van de maatregel is het faciliteren van beschermende voertuigmaatregelen<br />

zodat veiligere voertuigen gemakkelijker toegang tot de markt krijgen.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Autofabrikanten blijven innoveren op het gebied van veiligheidsbevorderende<br />

technologie (ESP 22 , ABS 23 , ICC 24 , gordelverklikker, alcolocks, …). <strong>Vlaanderen</strong> zal<br />

deze ontwikkelingen actief blijven volgen. Dit laat toe om tijdig de impact van<br />

interessante ontwikkelingen te onderzoeken vooraleer ondersteuning gegeven wordt<br />

voor deze technologie. De impact van de technologie is niet steeds eenduidig. Het<br />

probleem van risicocompensatie loert steeds om de hoek en verdient aandacht. Het<br />

onderzoek behelst daarom vragen over acceptatie, risicocompensatie en reactie van<br />

de bestuurder in aanwezigheid van het systeem.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

De aard van de technologische vernieuwingen is zeer divers. Zo zijn er toepassingen<br />

gericht op de passieve veiligheid van de betrokkenen (beveiligingsmiddelen<br />

zoals airbags, autogordel, …) en toepassingen die actief ingrijpen om ongevallen<br />

te voorkomen (ISA, Adaptive Cruise Control, Crash Avoidance, lane departure warning,<br />

…). De passieve systemen hebben voornamelijk een invloed op de inzittenden,<br />

terwijl de actieve systemen ook een potentiële invloed op de andere weggebruikers<br />

hebben.<br />

De aard van de betrokken ongevallen is afhankelijk van het type technologische vernieuwing.<br />

Zo hebben alcolocks een invloed op het aantal ongevallen met chauffeurs<br />

onder invloed. ICC heeft dan weer voornamelijk een invloed op kop-staartaanrijdingen.<br />

Detectiesystemen kunnen het aantal aanrijdingen met andere weggebruikers<br />

terugdringen. Elk heeft ook een verschillende effectiviteit.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 203 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


Daarom een aantal effectiviteitscijfers (ERSO, 2006):<br />

o Verbeterde koplampen: afhankelijk van het systeem van -29 % tot +6 %.<br />

o ICC: 49 % minder kop-staartbotsingen en 6 % minder ongevallen.<br />

o Een hoorbare gordelverklikker heeft een kosten-batenverhouding van 1:6.<br />

o ISA: hoe meer het systeem tussenkomt, hoe groter de effectiviteit. Verplichte installatie<br />

van informatief of ondersteunend systeem leidt tot -20 % letselongevallen;<br />

een verplichtend systeem in combinatie met dynamische snelheidsaanduiding<br />

heeft een potentieel van -36 % letselongevallen, ernstige en dodelijke ongevallen<br />

-48 % en dodelijke ongevallen -59 %. In een Nederlandse studie is sprake van<br />

-15 % ziekenhuisopnames en -21 % doden.<br />

o Zwarte dozen kunnen het rijgedrag in behoorlijke mate beïnvloeden met een<br />

ongevalsreductie van 20 tot 30 %.<br />

o ABS: onderzoekt stelt dat ABS een klein, maar signifi cante reductie van het aantal<br />

ongevallen heeft. 5 % minder letselongevallen, maar wel 6 % meer dodelijke<br />

ongevallen. Het aantal rollovers en eenzijdige ongevallen (al dan niet tegen obstakel)<br />

neemt toe. Ongevallen met voetgangers, fi etsers, dieren en ongevallen met<br />

afslaande voertuigen nemen af. Er lijkt geen effect te zijn op kop-staartbotsingen.<br />

Risicocompensatie in de vorm van hogere snelheden en agressiever rijgedrag<br />

komen voor. De kennis van ABS is eerder beperkt (de beperkingen zijn onvoldoende<br />

gekend).<br />

o Remondersteuning: voor een auto die remt aan 100 km/u zou de remafstand afnemen<br />

met 45 %. De slachtofferreductie is nog niet wetenschappelijk vastgesteld.<br />

o Alcolock: Wanneer alcolock deel uitmaakt van een omvattende maatregel, zijn<br />

reducties van 40 tot 95 % van herhaalde overtredingen vastgesteld.<br />

o Collision Avoidance Systems hebben een groot reductiepotentieel in laboratoriumsituaties.<br />

De werkelijke ongevallenreductie moet nog bepaald worden.<br />

o Gordels: gordelverklikkers verhogen het gordelgebruik en daardoor wordt het<br />

letselrisico verlaagd met ongeveer 20 % bij voertuiginzittenden. Ze reduceren het<br />

risico op ernstig of dodelijk letsel met 40 tot 65 %.<br />

o En andere zoals airbags, structuur voertuig, …<br />

De voorgestelde maatregel omvat enkel de opvolging van nieuwe systemen en onderzoek<br />

daarrond. Er is geen rechtstreekse impact op de verkeersveiligheid. Tevens<br />

is onderzoek nodig naar de impact van een versnelde invoering van systemen die<br />

een signifi cant positief effect hebben op de verkeersveiligheid.<br />

De invoering van de systemen heeft daarentegen wel een potentieel effect op de<br />

verkeersveiligheid. De Europese Commissie stelt dat, wanneer alle voertuigen zijn<br />

uitgerust met letselbeperkende voorzieningen van het beste voertuig uit hun klasse,<br />

de helft van alle dodelijke en ernstige ongevallen vermeden zou worden. Er is een<br />

groot potentieel in slachtofferreductie door actieve en passieve veiligheidsvoorzieningen<br />

als technologische ontwikkeling wordt geprioritiseerd.<br />

Systemen die het letselrisico van de inzittenden verminderen, worden door de fabrikanten<br />

gehanteerd als verkoopsargument. Daarbij dient echter opgelet te worden<br />

dat het ongevals- en letselrisico van partijen buiten het voertuig niet verhoogd wordt,<br />

zoals door risicocompensatie. Het onderzoek dient hieraan de nodige aandacht te<br />

besteden.<br />

- 204 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Een aantal systemen beïnvloedt de afhandeling van het verkeer; een vlotter verkeer<br />

is het gevolg (als de ingestelde volgafstand goed gekozen is). Als dusdanig kan de<br />

maatregel een invloed hebben op de congestiekans en de uitstoot.<br />

De invoering van zwarte dozen biedt veel mogelijkheden voor nader onderzoek van<br />

impactsnelheden, ongevalsomstandigheden en reacties voor een ongeval. Een beter<br />

inzicht in ongevalsoorzaken ontstaat waardoor nieuwe maatregelen kunnen ontwikkeld<br />

worden.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

Productnormering is een Europese bevoegdheid. Niettemin beschikken de federale<br />

overheid (via fi scale maatregelen) en de Vlaamse overheid (via charters en gebruikersinformatie)<br />

over mogelijkheden om de markt te sturen.<br />

Het opvolgen van de ontwikkelingen gebeurt binnen de Vlaamse bevoegdheden.<br />

HAALBAARHEID<br />

De Vlaamse overheid volgt de ontwikkelingen permanent op. Het ondersteunend<br />

onderzoek gebeurt binnen de relevante wetenschappelijke instellingen.<br />

OUTPUTINDICATOREN<br />

Niet van toepassing.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

Beschermende maatregelen voor voertuiginzittenden zullen gemakkelijk opgenomen<br />

worden door constructeurs; bescherming van derden moet mogelijk gestuurd<br />

en opgelegd worden (op Europees niveau). Onderzoek is noodzakelijk om dit te<br />

onderbouwen.<br />

REFERENTIES<br />

• ERSO (2006). Vehicle Safety – webtext of the European Road Safety Observatory.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 205 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


3.9 Design for All<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Het Design for All-principe wordt ingebed in het ontwerpproces van wegeninfrastructuur,<br />

inclusief de openbare ruimte, via een toegankelijkheidsaudit.<br />

• Aanleiding<br />

Het huidige ontwerp van openbare ruimten focust nog te veel op de auto als<br />

dominante weggebruiker, en soms ook vrachtwagens en bussen. Kwetsbare weggebruikers<br />

moeten het stellen met de restruimte. Het gevolg zijn vaak lapmiddeltjes<br />

om toch iets aan de veiligheid van deze weggebruikers te doen, vaak ten koste van<br />

het comfort, en zonder rekening te houden met hun specifi eke vereisten. Het STOPprincipe<br />

(Stappers, dan Trappers, dan Openbaar en tot slot Privévervoer) moet als<br />

ontwerprichtlijn gelden.<br />

• Doel<br />

Het doel van de maatregel is om van bij het ontwerp van openbare ruimten meer<br />

aandacht te hebben voor alle soorten weggebruikers en hun verkeersveiligheid.<br />

• Doelgroep<br />

De maatregel beoogt een verbeterde positie voor de kwetsbare weggebruikers in<br />

het verkeer. Deze kwetsbare weggebruikers zijn niet enkel fi etsers en voetgangers,<br />

maar ook bromfi etsers, motorrijders en personen met een beperking (kinderen,<br />

senioren, personen met een motorische of verstandelijke beperking, personen met<br />

een kinderwagen, …).<br />

• Detailbeschrijving<br />

Bij het ontwerp van verkeersinfrastructuur, voertuigen en mobiliteitssystemen dienen<br />

de belangen en beperkingen van alle weggebruikers die kunnen verwacht worden<br />

op een bepaald type infrastructuur in rekening te worden gebracht. De infrastructuur<br />

moet iedereen toelaten om zich veilig en comfortabel te verplaatsen. Voertuigen<br />

moeten niet alleen de inzittenden beschermen, maar ook een voldoende hoog<br />

veiligheidsniveau garanderen voor de kwetsbare weggebruikers waar ze mee in<br />

confl ict komen.<br />

Design for All heeft niet alleen aandacht voor de zwakke weggebruiker, het houdt<br />

ook in dat het vrachtwagens niet onmogelijk wordt gemaakt gebruik te maken van<br />

wegen waar ze toegelaten zijn. En ook motorrijders hebben recht op een veilige<br />

wegomgeving.<br />

Daarom zal een instrument ontwikkeld worden dat toelaat ontwerpen te toetsen op<br />

hun Design for All-gehalte: de toegankelijkheidsaudit. Dit instrument krijgt een vaste<br />

plaats in het geheel van toetsingsinstrumenten (MER, MOBER, VVA). Waar confl icten<br />

optreden tussen ontwerpvereisten, zal maximaal het STOP-principe gehanteerd<br />

worden.<br />

Ook opleidingen moeten voldoende aandacht besteden aan alle types weggebruikers.<br />

Hierdoor zal het Design for All-principe op termijn vanzelfsprekend worden.<br />

- 206 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

Design for All is een ontwerpprincipe. Het heeft geen rechtstreekse impact op de<br />

verkeersveiligheid. Het principe beoogt onder andere het terugdringen van het aantal<br />

ongevallen, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbare groepen.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Naast een verhoogde veiligheid wordt ook een verhoogd comfort nagestreefd voor<br />

alle weggebruikers. Bijkomend moet er voldoende aandacht zijn voor de leesbaarheid<br />

en mogelijk oneigenlijk gebruik van de infrastructuur.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

De ontwikkeling van het toetsingsinstrument valt onder de bevoegdheid van de<br />

Vlaamse overheid, net als de inpassing ervan in de planopmaak.<br />

Naast de overheid is elke opdrachtgever en elke ontwerper van openbare ruimten<br />

verantwoordelijk voor het uitvoeren van de toetsing. Verschillende sectoren (mobiliteit,<br />

Agentschap Wegen en Verkeer en ruimtelijke ordening) zijn hierbij betrokken.<br />

HAALBAARHEID<br />

Design for All is een ontwerpprincipe dat moet doordringen in de gehele hiërarchie.<br />

Door het op te nemen in de verschillende opleidingen wordt deze doorstroming versterkt.<br />

Design for All is op alle ontwerpprocessen toepasbaar. Alle projecten zouden<br />

dan ook op dit principe getest moeten worden.<br />

Het Design for All-principe wordt toegepast in de ontwerpfase. Een beperkte verhoging<br />

van de ontwerptermijn is mogelijk, maar wanneer het principe ingeburgerd is,<br />

is dit waarschijnlijk verwaarloosbaar.<br />

De ontwikkeling op korte termijn van het toetsingsinstrument is mogelijk.<br />

OUTPUTINDICATOREN<br />

In eerste instantie is de indicator het al dan niet beschikbaar zijn van het toetsingsinstrument.<br />

Op langere termijn wordt het aantal getoetste projecten aangenomen als<br />

indicator.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

Design for All is een ontwerpprincipe dat moet doordringen in de gehele hiërarchie.<br />

Aandacht hiervoor in de opleiding van ontwerpers en wegbeheerders is daartoe<br />

onontbeerlijk.<br />

Het toetsingsinstrument dient een vaste plaats te krijgen in het geheel van de toetsingsinstrumenten.<br />

Design for All is van toepassing op elke realisatie. Het principe<br />

moet ook terugkomen in elk van de andere toetsingsinstrumenten (MER, MOBER,<br />

VVA).<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 207 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


4.1 Aangepaste snelheden in verblijfsgebieden<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Het verlagen van de toegelaten snelheid in gebieden die voornamelijk een verblijfsfunctie<br />

hebben en waar zwakke weggebruikers prominent aanwezig zijn. Dit moet<br />

geval per geval bekeken worden in overeenstemming met de lokale omstandigheden.<br />

• Aanleiding<br />

Snelheid vormt de kern van het verkeersveiligheidsprobleem. Een hogere snelheid<br />

betekent een hoger ongevalsrisico en een hogere letselernst. Bovendien zijn overdreven<br />

en onaangepaste snelheid veel voorkomend.<br />

Lopen en fi etsen zijn vervoerswijzen waarbij men zich onbeschermd en met geringe<br />

snelheid en massa door het verkeer beweegt. Dit maakt fi etsers en voetgangers<br />

kwetsbaar. Ontmoetingen met gemotoriseerde weggebruikers hebben voor hen<br />

de ernstigste consequenties. Fietsers en voetgangers dienen dan ook beschermd<br />

te worden tegen dit gevaar, zonder hun eigen verantwoordelijkheid uit het oog te<br />

verliezen.<br />

• Doel<br />

De maatregel beoogt een verlaging van het aantal ongevallen in het algemeen en in<br />

het bijzonder deze tussen zachte weggebruikers en gemotoriseerd verkeer.<br />

• Doelgroep<br />

De maatregel grijpt in op bestuurders van gemotoriseerde voertuigen, in de eerste<br />

plaats autobestuurders. De verwachte winst is voornamelijk terug te vinden bij de<br />

zwakke weggebruikers.<br />

• Detailbeschrijving<br />

In een typische residentiële omgeving zijn ongevallen doorgaans vrij willekeurig<br />

verspreid. De gevaarlijke-puntenaanpak is daar dan ook niet toepasbaar. Nochtans<br />

kan het verkeersrisico er vrij hoog liggen (ongevallen per afgelegde voertuigkm).<br />

Maatregelen die de snelheid verlagen zijn soms noodzakelijk op locaties waar zich<br />

veel confl icten tussen meerdere modi aanbieden. Dit moet geval per geval bekeken<br />

worden om het aantal ongevallen terug te dringen.<br />

De maatregel houdt een mogelijke uitbreiding in van de zones 30 in de gebieden<br />

die voornamelijk een verblijfsfunctie hebben en waar zwakke weggebruikers een<br />

prominente plaats innemen. Dit moet geval per geval bekeken worden in overeenstemming<br />

met de lokale omstandigheden. De gebiedsontsluitingswegen blijven in<br />

hoofdzaak bij het huidige regime van 50 km/u.<br />

‘Traffi c calming’ is een combinatie van voornamelijk infrastructurele maatregelen met<br />

als doel de negatieve effecten van autoverkeer terug te dringen, het aanpassen van<br />

het gedrag van de bestuurder en het verbeteren van de omstandigheden voor de<br />

zachte weggebruiker. Mogelijke maatregelen zijn drempels en plateaus, gebiedsgerichte<br />

snelheidsverlaging, wegversmallingen, … Doorgaand verkeer moet geweerd<br />

worden in dergelijke gebieden.<br />

De hoofdstraten worden als doortocht heringericht.<br />

- 208 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


Toch is snelheidsverlaging meer dan het plaatsen van borden (dit noemen we<br />

de sobere inrichting). Ook aanpassingen aan weginfrastructuur, handhaving en<br />

sensibilisering zijn belangrijk en nodig zodat ook een effectieve snelheidsverlaging<br />

gerealiseerd wordt (de duurzame inrichting). Bovendien moeten de snelheidsbeperkingen<br />

logisch zijn zodat ze ook aanvaardbaar zijn voor de modale weggebruiker<br />

(zie hiervoor ook de fi ches 3.2 en 3.3).<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

Een snelheidsverlaging heeft een gunstige invloed op zowel de ongevalskans als op<br />

de letselernst.<br />

In 2001-2002 gebeurden 17.454 letselongevallen op gemeentewegen binnen<br />

de bebouwde kom met een snelheidsbeperking van 50 km/u. Daarvan waren er<br />

1.987 ernstige ongevallen en 168 ongevallen kenden een dodelijke afl oop.<br />

Met een fi etser en een motorvoertuig (auto, vrachtwagen of motor) gebeurden<br />

23 dodelijke ongevallen, 375 ernstige ongevallen en 3.889 letselongevallen.<br />

Voetgangers waren betrokken in 34 dodelijke ongevallen met een motorvoertuig,<br />

in 287 ernstige ongevallen en in 1.463 letselongevallen. De ongevallencijfers zijn<br />

deze van de periode 2001-2002, verzameld bij het NIS.<br />

Uit de NIS-data is evenwel niet af te leiden hoeveel van deze ongevallen gebeuren<br />

in woonstraten. Uit een detailstudie in Antwerpen blijkt dat 60 % van de fi etsslachtoffers<br />

op gemeentewegen vallen (Van Hout & de Jong, 2006). Bovendien vallen 25<br />

% van de fi etsslachtoffers in woonstraten. Hieruit kunnen we afl eiden dat ongeveer<br />

40 % van de slachtoffers op gemeentewegen vallen in woonstraten. Voorts gebeurden<br />

21 % van alle ongevallen waarbij een fi etser ernstig gewond of gedood werd<br />

in een woonstraat met een snelheidsregime van 50 km/u.<br />

Voor voetgangers vinden we 2/3e van de slachtoffers op gemeentewegen.<br />

Ongeveer 40 % van de voetgangerslachtoffers vallen te betreuren in hoofd- of<br />

woonstraten. We concluderen dat ongeveer 60 % van de voetgangersslachtoffers<br />

op gemeentewegen vallen in woon- of hoofdstraten. Ruim 20 % van de ongevallen<br />

waarbij een voetganger ernstig gewond raakt, gebeuren in woonstraten met een<br />

snelheidsregime van 50 km/u.<br />

Gebiedsgerichte maatregelen geven aanleiding tot een reductie van het aantal<br />

letselongevallen met 15 % (Elvik & Vaa, 2004). In woonstraten is de reductie groter<br />

(-24 %), op de hoofdstraten wat kleiner (-8 %). Het grootste deel van de reductie in<br />

de woonstraten is het gevolg van de afname van het verkeer.<br />

Een reductie van de limiet van 60 naar 40 en van 50 naar 30 geeft aanleiding tot<br />

67 % minder letselongevallen (Elvik & Vaa, 2004). Het instellen van snelheidszones<br />

30 in woongebieden is goed voor een reductie van het aantal letselongevallen met<br />

27 %.<br />

De herinrichting tot ‘environmental streets’ (een concept vergelijkbaar met onze<br />

doortochten) is goed voor een reductie van het aantal letselongevallen met 38 %.<br />

De reductie is gerelateerd aan de omvang van de gerealiseerde snelheidsreductie.<br />

Wanneer geen snelheidsreductie gerealiseerd wordt, is er ook geen afname van het<br />

aantal ongevallen, integendeel.<br />

Globaal komen we dus tot een ongevallenreductie van 15 tot 65 %.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 209 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


Wanneer alle woonstraten waar momenteel nog een snelheidsregime van 50 km/u<br />

van toepassing is, teruggebracht worden tot 30 km/u is het potentieel van de maatregel<br />

als volgt: 17.454/2 letselongevallen/jaar * 40 % ongevallen op gemeentelijke<br />

woonstraten * 15 % = jaarlijks 524 letselongevallen minder op gemeentelijke<br />

woonstraten bij een sobere herinrichting. Met een meer grondige herinrichting<br />

(reductie met 50 %) wordt dit een jaarlijkse besparing van 1.745 letselongevallen.<br />

Een sobere herinrichting is dan wel goedkoper, maar ze vereist meer handhaving<br />

om toch een vergelijkbaar effect te bekomen.<br />

Voor fi etsers vinden we bij benadering een reductie met een kwart van de ongevallen<br />

met fi etsers en motorvoertuigen in gemeentelijke woonstraten (of in totaal bijna<br />

500 letselongevallen per jaar). Voor voetgangers loopt dit op tot ongeveer 40 %<br />

(ongeveer 300 letselongevallen per jaar).<br />

Fietsers lopen vooral een groot risico ter hoogte van kruispunten, voetgangers vooral<br />

bij het oversteken op wegvakken. De inspanningen worden bij voorkeur dan ook<br />

gericht op deze locaties.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Een lagere snelheid is ook gunstig voor de uitstoot van voertuigen. Hiermee levert<br />

de maatregel eveneens een bijdrage tot het behalen van de Kyoto-norm.<br />

Gebiedsgerichte maatregelen zorgen voor een duidelijke afname van het aantal<br />

woningen blootgesteld aan verkeerslawaai wat de verkeersleefbaarheid verhoogt.<br />

Bestuurders zijn meer geneigd om de stroomwegen te gebruiken wanneer de te<br />

behalen tijdswinst verkleint. Om het niveau van 55 dBa te halen mogen maximaal<br />

50 voertuigen per dag passeren.<br />

Fietsers en voetgangers voelen zich veiliger wanneer voertuigen trager rijden.<br />

Hierdoor kunnen mensen vaker geneigd zijn om toch de fi ets te nemen of te wandelen.<br />

Zo krijgen meer mensen de kans om deel te nemen aan het sociale leven in de<br />

buurt.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

De beslissing om woongebieden om te vormen tot zone 30 valt onder de bevoegdheid<br />

van de wegbeheerder, veelal de gemeente. De gemeente is ook verantwoordelijk<br />

voor de herinrichting van de gemeentewegen. Deze dienen daarvoor een<br />

aanvullend reglement op te stellen.<br />

Bij handhaving en sensibilisering zijn ook andere diensten betrokken waaronder de<br />

lokale politie.<br />

HAALBAARHEID<br />

Veel gemeenten zijn inmiddels begonnen met het invoeren van zones 30, ook<br />

buiten schoolomgevingen. Andere gemeenten tonen minder animo om zones 30<br />

in te voeren. Een sobere herinrichting (plaatsen van borden en beperkte ingrepen<br />

t.h.v. de toegang tot het verblijfsgebied) kan op relatief korte termijn gerealiseerd<br />

worden. Voor een meer uitgebreide herinrichting wordt het normale onderhoudstempo<br />

gevolgd. De klemtoon wordt in eerste instantie gelegd op de toegang tot het<br />

woongebied.<br />

- 210 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


OUTPUTINDICATOREN<br />

Als indicator kan het aantal gerealiseerde kilometers zone 30 in verblijfsgebieden<br />

gehanteerd worden.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

Gelijkvormigheid tussen gemeenten onderling en tussen gewest- en gemeentewegen<br />

is noodzakelijk zodat een uniform snelheidsbeeld ontstaat.<br />

De negatieve gevolgen van hogere snelheden (milieu en veiligheid) doen zich voor<br />

op een geaggregeerd niveau, terwijl de voordelen (kortere aangevoelde reistijd, de<br />

kick en het rijplezier) zich op individueel niveau laten gevoelen. De invoering van<br />

zones 30 dient daarom samen te gaan met sensibilisering en informatieverstrekking,<br />

maar ook met handhaving.<br />

De maatregel heeft waarschijnlijk ook een invloed op de spreiding van het verkeer.<br />

Dit kan gunstig of ongunstig zijn. Netwerkeffecten zijn vooralsnog niet te bepalen.<br />

REFERENTIES<br />

• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The Handbook of Road Safety Measures. Elsevier.<br />

• Princen, P. (2004). Literatuurstudie naar de effecten van een verlaging van de<br />

snelheidslimiet van 90 km/u naar 70 km/u op wegen in <strong>Vlaanderen</strong>. Diepenbeek:<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

• Princen, P. (2005). Literatuurstudie naar de effecten van een verlaging van de<br />

snelheidslimiet van 50 km/u naar 30 km/u. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid<br />

bij Stijgende Mobiliteit.<br />

• Van Hout, K. & de Jong, M. (2006). Ernstige ongevallen met fi etsers en voetgangers<br />

– Een diepte-analyse. Diepenbeek: Instituut voor Mobiliteit.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 211 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


4.2 Daytime Running Lights (DRL)<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Onderzoek naar de effecten van DRL op de verkeersveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>, met<br />

bijzondere aandacht voor de kwetsbare weggebruikers.<br />

• Aanleiding<br />

Motorrijders zijn volgens de wegcode reeds verplicht om ook overdag verlichting<br />

te voeren. Een Europese aanbeveling stelt voor dit voor alle voertuigen in te voeren<br />

(EC, 2006).<br />

Veel ongevallen gebeuren omdat weggebruikers elkaar niet tijdig opmerken. Dit<br />

geldt zowel voor ongevallen bij nacht als overdag. Voertuigzichtbaarheid is daarom<br />

één van de factoren die het aantal ongevallen beïnvloedt.<br />

Niet iedereen is echter overtuigd dat DRL voor alle weggebruikers goed is. Vooral<br />

een verminderde zichtbaarheid van zwakke weggebruikers en motorrijders wordt<br />

vaak aangehaald als tegenargument.<br />

• Doel<br />

Het primaire doel van DRL is een verhoging van de zichtbaarheid en daarmee een<br />

vermindering van het aantal ongevallen overdag waarbij verkeersdeelnemers elkaar<br />

niet opmerken. Het onderzoek moet klaarheid brengen in de effecten van DRL op de<br />

verschillende weggebruikers.<br />

• Doelgroep<br />

De maatregel heeft een rechtstreekse impact op de bestuurders van auto’s en vrachtwagens.<br />

Indirect zijn ook de andere weggebruikers betrokken omdat zij mogelijk<br />

minder zichtbaar worden. Dat is alvast de opvatting van motorrijders en fi etsers.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Twee manieren zijn mogelijk. De eerste is het wettelijk verplicht maken van verlichting<br />

vooraan en/of achteraan. De tweede houdt in dat alle nieuwe voertuigen<br />

worden uitgerust met een voorziening die de verlichting automatisch ontsteekt bij het<br />

starten van het voertuig. We kunnen aannemen dat fabrikanten zullen overgaan tot<br />

een dergelijk systeem wanneer DRL verplicht wordt.<br />

Bijkomend onderzoek is nodig naar de effecten op kwetsbare weggebruikers.<br />

Er mag dan globaal een vermindering van het aantal ongevallen verwacht worden,<br />

maar in hoeverre geldt dit ook voor de kwetsbare weggebruikers (fi etsers, bromfi<br />

etsers, voetgangers, motorrijders)? Wordt het comfort van deze kwetsbare weggebruikers<br />

verminderd (bv. langere wachttijden vooraleer over te steken, grotere<br />

dreiging, …)? Bovendien is veel van het onderzoek afkomstig uit Scandinavische<br />

landen. Het onderzoek dient dan ook na te gaan in hoeverre de resultaten die daar<br />

gevonden werden, ook opgaan voor <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

Een autobestuurder die gebruikmaakt van DRL heeft 13 % minder kans op een ongeval<br />

tussen meerdere weggebruikers (Elvik & Vaa, 2004).<br />

- 212 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


De verplichting tot DRL gaf volgende resultaten: 15 % minder voetgangers aangereden<br />

door auto’s, 10 % minder fi etsers aangereden door auto’s, 10 % minder ‘front<br />

or side’-aanrijdingen, 9 % meer kop-staartbotsingen en 8 % minder meervoudige<br />

ongevallen overdag. Deze cijfers gelden voor een toename van het gebruik van DRL<br />

van 35-40 % tot 85-90 %, zoals gevonden in de Scandinavische landen. De baten<br />

van de maatregel worden drie keer hoger geschat dan de kosten.<br />

De introductie van DRL in de EU-landen zou goed zijn voor een jaarlijkse reductie<br />

van 2.800 doden. De kosten-batenverhouding bedraagt 1:4,4 (of 1:6,4 bij het<br />

voorzien van speciale lampjes).<br />

Onderzoek toont aan dat DRL een positieve bijdrage levert aan de ongevalsreductie,<br />

reductie van letsels bij auto-inzittenden en kwetsbare weggebruikers, ongeacht<br />

de breedtegraad van het onderzochte land. Bij de verplichtstelling van DRL werden<br />

8 tot 15% minder meerzijdige ongevallen vastgesteld. Een Noorse meta-analyse gaf<br />

5 tot 10 % minder meerzijdige ongevallen. Een Nederlandse review vond<br />

12 % minder meerzijdige ongevallen overdag, 25 % minder doden en 20 % minder<br />

gewonden. Er is geen empirisch bewijs dat motorrijders minder zichtbaar zouden<br />

worden bij DRL voor alle weggebruikers. Het is wel mogelijk dat weggebruikers<br />

zich meer gaan richten op verlichting. Al wie verlichting voert, wordt dan opgemerkt.<br />

Weggebruikers zonder verlichting (fi etsers en voetgangers vooral) worden in<br />

dat geval minder snel opgemerkt. Het is dus goed mogelijk dat de geconstateerde<br />

vermindering van het aantal slachtoffers bij fi etsers en voetgangers een gevolg is<br />

van zwakke weggebruikers die voorzichtiger zijn en vlugger geneigd zijn om auto’s<br />

te laten passeren.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Zachte weggebruikers worden mogelijk meer afgeschrikt door de koplampen en<br />

zullen daardoor vlugger geneigd zijn hun voorrang af te staan. De maatregel is in<br />

dat geval wel voordelig vanuit verkeersveiligheid, maar niet vanuit het comfort van<br />

de zachte weggebruiker.<br />

Bijkomend brandstofverbruik (1 tot 2 %) is nadelig in het kader van de milieudoelstellingen<br />

in het algemeen en de Kyoto-doelstellingen in het bijzonder. Vooral de<br />

NOx-uitstoot neemt toe (+14 %). Door het gebruik van specifi eke lampen kan dit<br />

nadeel beperkt worden.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

De invoering van DRL is vooralsnog een federale materie, waar Europa een sterk<br />

sturende rol speelt. De automobielnijverheid kan hier bovendien snel op inspringen.<br />

Een eventuele sensibilisering hieromtrent is een Vlaamse bevoegdheid.<br />

HAALBAARHEID<br />

Momenteel is DRL voor auto’s verplicht in negen Europese landen. De EU overweegt<br />

een invoering in alle EU-landen.<br />

Invoering van de maatregel op korte termijn is mogelijk tegen een minieme meerkost<br />

voor de autobezitter voor zover er politieke consensus is. De maatregel is wel<br />

gecontesteerd door verschillende gebruikersorganisaties (motorrijders, fi etsers).<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 213 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


Daarom wordt een eventuele invoering best voorafgegaan door een gedegen onderzoek<br />

naar de gevolgen voor andere weggebruikers.<br />

Op basis van het onderzoek kan <strong>Vlaanderen</strong> een duidelijk standpunt innemen ten<br />

opzichte van de federale overheid.<br />

OUTPUTINDICATOREN<br />

Als indicator wordt de stand van zaken met betrekking tot de invoering (of de verwerping<br />

ervan) van DRL gehanteerd.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

Eventuele secundaire effecten (naar zwakke weggebruikers toe) moeten eerst uitgeklaard<br />

worden om ook bij hen voldoende draagvlak te creëren.<br />

REFERENTIES<br />

• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The Handbook of Road Safety Measures. Elsevier.<br />

• European Commission (2006). Saving lives with Daytime Running Lights (DRL)<br />

– A consultation Paper. EC, Brussel.<br />

- 214 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


4.3 Administratieve afhandeling boetes<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Aanleiding<br />

Een administratieve afhandeling van de boetes maakt het mogelijk de werklast van<br />

politie en parketten te verlichten door een snellere afhandeling van verkeersovertredingen.<br />

• Doel<br />

Via een administratieve afhandeling van verkeersboetes kan men het aantal controles<br />

verhogen zonder de politiediensten en parketten extra te belasten.<br />

• Doelgroep<br />

De maatregel is gericht op weggebruikers die verkeersovertredingen begaan en<br />

hiervoor via een administratieve boete gestraft kunnen worden.<br />

• Detailbeschrijving<br />

De meeste verkeersovertredingen worden momenteel nog strafrechtelijk bestraft.<br />

Voor sommige verkeersovertredingen is afhandeling via een administratieve boete<br />

mogelijk, zonder voorafgaande tussenkomst van een rechter.<br />

De mogelijkheid tot het opleggen van administratieve geldboetes wordt in <strong>Vlaanderen</strong><br />

steeds meer gebruikt door controleurs of wegeninspecteurs in te schakelen. Dit<br />

vloeit voort uit het artikel 11 van de Bijzondere Wet tot Hervorming der Instellingen<br />

van 8 augustus 1980. Op grond van dit artikel zijn de gewesten immers bevoegd<br />

om de niet-naleving van hun decreten strafbaar te stellen en de straffen wegens<br />

niet-naleving te bepalen. De gewesten hebben daarbij de keuze tussen strafsancties<br />

of administratiefrechtelijke sancties (Arbitragehof, nr. 127/2000 van 6 december<br />

2000, B 13.5). De decreten kunnen op grond van hetzelfde artikel de Vlaamse<br />

ambtenaren de hoedanigheid van agent of offi cier van gerechtelijke politie toekennen.<br />

In het kader van het aslastendecreet kunnen door de Vlaamse regering aangewezen<br />

ambtenaren een administratieve geldboete opleggen wanneer schade aan het<br />

wegdek wordt veroorzaakt door overlading. De wegeninspecteur brengt de wegeninspecteur-controleur<br />

op de hoogte van de vastgestelde misdrijven en de eventuele<br />

onmiddellijke inningen. Daarna deelt de wegeninspecteur-controleur de beslissing<br />

tot onmiddellijke inning of, bij gebreke hiervan, zijn voornemen om een administratieve<br />

geldboete op te leggen na ontvangst van het proces-verbaal mee aan de<br />

procureur des Konings. De procureur des Konings deelt vervolgens zijn voornemen<br />

om strafvervolging in te stellen mee aan de wegeninspecteur-controleur. Wanneer de<br />

procureur des Konings meedeelt te vervolgen, vervalt de mogelijkheid tot het opleggen<br />

van een administratieve geldboete. Als de administratieve geldboete onmiddellijk<br />

werd geïnd, dan wordt deze terugbetaald. De overtreder kan tegen de beslissing<br />

in beroep gaan. Als de overtreder de administratieve geldboete niet betaalt,<br />

wordt die geldboete bij dwangbevel ingevorderd bij gerechtsdeurwaardersexploot.<br />

In het decreet betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en<br />

tot oprichting van de Mobiliteitsraad van <strong>Vlaanderen</strong> is een soortgelijke regeling<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 215 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


van administratieve geldboetes bij inbreuken op of niet-naleving van bepaalde<br />

regels voorzien.<br />

Het controlepersoneel van De Lijn is bevoegd om alle vervoerbewijzen en verminderingskaarten<br />

te controleren en om inbreuken vast te stellen. Bij overtreding wordt<br />

proces-verbaal opgemaakt en een administratieve geldboete opgelegd. Wanneer<br />

niet akkoord wordt gegaan, dient gereageerd te worden bij de Dienst Administratieve<br />

Boetes van De Lijn en kan in beroep gegaan worden. Bij niet-betaling van de<br />

defi nitief opgelegde boete wordt het dossier voor uitvoering aan de gerechtsdeurwaarder<br />

overgemaakt.<br />

Bepaalde parkeerovertredingen zijn gedepenaliseerd, zoals gesteld in de Wet van<br />

7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid. In<br />

de wijziging van 20 juli 2005 van de verkeerswet (Wet van 16 maart 1968 betreffende<br />

de politie over het wegverkeer) schiep de wetgever meer duidelijkheid over<br />

de problematiek van de gedepenaliseerde parkeerovertredingen. Het betreft met<br />

name parkeren met beperkte parkeertijd, betalend parkeren en parkeren op plaatsen<br />

voorbehouden aan bewoners. Dankzij de depenalisering moet de controle op<br />

deze parkeerinbreuken niet langer gebeuren door hulpagenten. Deze parkeerovertredingen<br />

kunnen door parkeerwachters (beëdigde gemeenteambtenaren of bedienden<br />

van een privémaatschappij) worden vastgesteld met het oog op de vestiging<br />

van een parkeerretributie of –belasting. De parkeerovertredingen m.b.t. halfmaandelijks<br />

beurtelings parkeren, beperking van het langdurig parkeren, en bedrog met de<br />

parkeerschijf worden nog wel strafrechtelijk bestraft.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

Administratieve afhandeling van verkeersboetes maakt de procedure lichter, waardoor<br />

meer controles mogelijk zijn. Verhoging van het aantal controles leidt tot een<br />

hogere pakkans bij de weggebruikers. Hierdoor zullen weggebruikers meer geneigd<br />

zijn om de verkeersregels na te leven, wat de verkeersveiligheid ten goede<br />

komt. De effecten op de verkeersveiligheid hangen echter in sterke mate af van de<br />

beschikbaarheid van voldoende personeel en de mate van toezicht op naleving van<br />

de verkeersregels.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Een uitbreiding van de administratieve afhandeling van de gewone verkeersovertredingen<br />

geeft politie en parket meer ruimte om de zwaardere overtredingen te<br />

vervolgen.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

Controleactiviteiten en beboeting zijn belangrijke activiteiten van de politiediensten.<br />

Aangezien de politie echter een uitgebreid takenpakket heeft, is verhoging van het<br />

aantal verkeerscontroles niet altijd even evident. De administratieve afhandeling van<br />

verkeersboetes laat een lichtere procedure toe en in het kader van de decretale regelingen<br />

is bovendien inschakeling van gewestambtenaren mogelijk. Parkeerwach-<br />

- 216 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


ters (gemeenteambtenaren of bedienden van privémaatschappijen) kunnen instaan<br />

voor de controle van gedepenaliseerde parkeerovertredingen.<br />

De verschillende overheden kunnen via wet- en regelgeving de mogelijkheid tot<br />

administratieve afhandeling van verkeersboetes verder verruimen.<br />

HAALBAARHEID<br />

Recente wet- en regelgeving biedt de mogelijkheid tot administratieve afhandeling<br />

van bepaalde verkeersovertredingen. Dit toont aan dat deze maatregel haalbaar is.<br />

De inschakeling van gewestambtenaren in het kader van een decretale regeling<br />

betekent een fi nanciële meerkost door hogere personeelskosten, die gecompenseerd<br />

wordt door de inning van de administratieve geldboetes. De ambtenaren dienen wel<br />

de nodige opleiding gekregen te hebben, vooraleer ze op het terrein aan de slag<br />

kunnen.<br />

OUTPUTINDICATOR(EN)<br />

Als indicator kan het aantal overtredingen die aanleiding geven tot administratieve<br />

geldboetes gehanteerd worden.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

Een duidelijk wetgevend kader is een vereiste zodat alle actoren op het terrein<br />

steeds weten waarvoor ze bevoegd zijn en welke overtredingen op welke wijze<br />

afgehandeld dienen te worden. Dit is rechtstreeks gerelateerd met het verschaffen<br />

van een goede opleiding aan deze actoren.<br />

REFERENTIES<br />

Wetgeving<br />

• Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer (B.S.<br />

27.03.1968).<br />

• Bijzondere Wet tot Hervorming der Instellingen van 8 augustus 1980 (B.S.<br />

15.08.1980).<br />

• Decreet van 19 december 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de<br />

begroting 1999 (B.S. 31.12.1998).<br />

• Decreet van 24 juni 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing<br />

van de begroting 2005 (B.S. 24.08.2005).<br />

• Decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer<br />

over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van <strong>Vlaanderen</strong> (B.S.<br />

21.08.2001).<br />

• Wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid<br />

(B.S. 25.02.2003).<br />

• Wet van 20 juli 2005 tot wijziging van de gecoördineerde wetten van 16 maart<br />

1968 betreffende de politie over het wegverkeer (B.S. 11.08.2005).<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 217 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


4.4 Aanvullende reglementen<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Aanleiding<br />

Sinds de staatshervorming ligt de bevoegdheid op gebied van de aanvullende<br />

verkeersreglementen bij de gewesten. Dit werd uitdrukkelijk vastgesteld door het Arbitragehof<br />

in het arrest van 3 november 2004. Het Vlaamse Gewest is dus bevoegd<br />

een regeling te creëren voor de aanvullende reglementen. Vanaf 1 januari 2008<br />

zal bovendien het toezicht op de aanvullende reglementen van de federale overheid<br />

overgedragen worden aan de gewesten. <strong>Vlaanderen</strong> kan via de aanvullende<br />

reglementen een eigen beleid voeren op het vlak van verkeersveiligheid.<br />

• Doel<br />

Aanvullende reglementen hebben tot doel de verkeersreglementering aan te passen<br />

aan de plaatselijke of bijzondere omstandigheden ter verzekering van de veiligheid<br />

en de vlotheid van het verkeer op de openbare wegen.<br />

• Doelgroep<br />

Wegbeheerders en weggebruikers.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Verkeerstekens die blijvende of periodieke verplichtingen opleggen aan de weggebruikers<br />

mogen slechts worden geplaatst nadat een aanvullend reglement werd<br />

genomen. Het gebruik en de plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens zijn<br />

vastgelegd in het Ministerieel Besluit van 11 oktober 1976 houdende de minimumafmetingen<br />

en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens. De<br />

waarde en bindende kracht van de verkeerstekens, evenals de verschillende types<br />

verkeerstekens worden behandeld in het koninklijk besluit houdende algemeen reglement<br />

op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.<br />

De procedure voor het opstellen van aanvullende reglementen die gevolgd dient<br />

te worden door gemeenten is vastgelegd in de wet betreffende de politie over het<br />

wegverkeer. Tot op heden als volgt. De gemeenten stellen via de gemeenteraad<br />

aanvullende reglementen vast betreffende de op het grondgebied van hun gemeente<br />

gelegen openbare wegen. Deze aanvullende reglementen dienen overgemaakt<br />

te worden aan de minister tot wiens bevoegdheid het wegverkeer behoort, die<br />

de ingediende aanvullende reglementen goed- of afkeurt. Indien de minister geen<br />

uitspraak heeft gedaan binnen een termijn van zestig dagen nadat het aanvullende<br />

reglement is binnengekomen, dan kan het in werking gesteld worden.<br />

In de praktijk verloopt de wettelijke regeling als volgt:<br />

- Op de gemeente- en provinciewegen stellen de gemeenteraden de aanvullende<br />

reglementen vast. Zij maken deze aanvullende reglementen ter goedkeuring over<br />

aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.<br />

- Op de gewestwegen worden de aanvullende reglementen in eerste instantie<br />

vastgesteld door de gewesten. Het betrokken aanvullend reglement wordt ter<br />

advies overgemaakt aan de gemeente. Daarnaast kunnen ook de gemeenteraden<br />

- 218 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


aanvullende reglementen betreffende de gewestwegen (met uitzondering van de<br />

autosnelwegen) opstellen. Deze aanvullende reglementen worden ter goedkeuring<br />

overgemaakt aan de gewesten.<br />

- Indien een aanvullend reglement betrekking heeft op een zone waarin zich zowel<br />

gewest- als gemeente- en/of provinciewegen bevinden, wordt het aanvullend reglement<br />

genomen door de gemeente na goedkeuring door de federale overheid<br />

en met advies van het Vlaams Gewest.<br />

Vanaf 1 januari 2008 zal het toezicht op de aanvullende reglementen van de federale<br />

overheid overgedragen worden aan de gewesten en verdwijnt het federale toezicht.<br />

Momenteel is een decreet in opmaak om een eigen regeling voor het Vlaams<br />

Gewest uit te werken. De opmaak van een gegevensbank wordt voorzien waarin<br />

alle aanvullende reglementen worden verzameld en in een GIS-omgeving gevisualiseerd,<br />

zodat steeds de meest recente reglementering op de verschillende wegen<br />

gekend is. Deze gegevensbank zal tevens de nodige informatie aanleveren voor het<br />

opstellen van een snelheidsdatabank die in navigatiesystemen verdere toepassing<br />

kan kennen en in de toekomst eventueel bruikbaar zal zijn voor ISA.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

Aanvullende reglementen zijn op zich geen verkeersveiligheidsmaatregel. Ze kunnen<br />

wel de uitgangsbasis verbeteren voor het nemen van diverse verkeersveiligheidsmaatregelen.<br />

Zo kunnen aanvullende reglementen via het aanbrengen van verkeerstekens op of<br />

langs de openbare weg direct of indirect een invloed hebben op de verkeersveiligheid.<br />

Dit kan bijvoorbeeld gaan om ongevallen tussen vrachtwagens en zwakke<br />

weggebruikers doordat het vrachtvervoer gestuurd wordt langs een weg die niet of<br />

minder geschikt is voor vrachtvervoer, het hanteren van een plaatselijk snelheidsregime<br />

dat niet afgestemd is op het gebruik ervan door de verschillende types<br />

weggebruikers. Het kan ook onder meer ongevallen betreffen ten gevolge van slecht<br />

zichtbare, slecht geplaatste, ontbrekende of onduidelijke signalisatie.<br />

Het opstellen van een gegevensbank van de aanvullende reglementen biedt vele<br />

mogelijkheden om via een duidelijk beeld van de aanwezige signalisatie een<br />

gericht(er) verkeersbeleid te voeren. Zo biedt dit de mogelijkheid aan de gemeenten<br />

om de afstemming van de signalisatie sterk te verbeteren. Het is zo dat momenteel<br />

de signalisatie over de gemeentegrenzen heen niet altijd homogeen en op elkaar<br />

afgestemd is. Er zal ook een duidelijk beeld gevormd kunnen worden van de overbodige<br />

signalisatie. Wegname van deze overbodige signalisatie zal ertoe leiden<br />

dat enerzijds de aandacht van de weggebruiker op de weg verhoogt en anderzijds<br />

dat de resterende ‘belangrijke’ signalisatie door de weggebruikers beter opgemerkt<br />

wordt.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Een duidelijk overzicht van de bestaande signalisatie via de te ontwikkelen gegevensbank<br />

zal de onderzoeksmogelijkheden doen toenemen. Opname van de<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 219 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


verkeersongevallengegevens vergroot het potentieel nog verder en kan aanleiding<br />

geven tot nuttige input voor het verkeersveiligheidsbeleid. Zo kan bijvoorbeeld<br />

onderzoek verricht worden naar verbanden tussen enerzijds snelheidsregimes of<br />

vrachtwagenroutes en anderzijds verkeersongevallen.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

Het Vlaams Gewest is bevoegd een eigen regeling tot stand te brengen inzake de<br />

aanvullende reglementen en is dus verantwoordelijk voor het gevoerde beleid ter<br />

zake. De specifi eke bevoegdheden van de verschillende wegbeheerders inzake het<br />

opstellen van de aanvullende reglementen en het plaatsen of aanbrengen van de<br />

respectieve verkeerstekens worden in het decreet geregeld.<br />

HAALBAARHEID<br />

De nieuwe regeling kan op relatief korte termijn ingevoerd worden in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

Op dit moment is het decreet in opmaak. Na goedkeuring van het ontwerpdecreet<br />

is er een juridische basis voor de nieuwe regeling. Ook het opstellen van de gegevensbank<br />

voor de aanvullende reglementen wordt op relatief korte termijn voorzien.<br />

De kosten, ten laste van de Vlaamse overheid, voor de te ontwikkelen gegevensbank<br />

voor de aanvullende reglementen worden geschat op 5.000.000 euro (1.000.000<br />

euro voor de ontwikkeling van een databank en 4.000.000 euro voor de inventarisatie<br />

van de verkeersborden).<br />

Momenteel worden jaarlijks tussen de 1.800 en 2.600 gemeentelijke aanvullende<br />

reglementen voor het Vlaams Gewest behandeld door de FOD Mobiliteit en Vervoer.<br />

Het aantal aanvullende reglementen op gewestwegen wordt geschat op een<br />

400-tal jaarlijks. Aangezien in het verleden niet steeds een aanvullend reglement<br />

werd opgesteld, zullen de werkelijke aantallen aanvullende reglementen die dienen<br />

vastgesteld te worden hoger liggen.<br />

OUTPUTINDICATOR(EN)<br />

Als indicator kan de beschikbaarheid van de gegevensbank van de aanvullende<br />

reglementen gehanteerd worden, evenals de beschikbaarheid van de reglementeringen<br />

in een GIS-omgeving.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

Kritische succesfactoren voor een goed beleid inzake de aanvullende reglementen<br />

zijn voornamelijk het beschikken over een duidelijk wetgevend kader, zorgen voor<br />

een goede en constructieve samenwerking tussen lokale overheden en het Vlaams<br />

Gewest, en het opmaken van een goede inventarisatie van de huidige toestand inzake<br />

reglementering. Op basis hiervan kan nagegaan worden waar de bestaande<br />

signalisatie niet gereglementeerd is of afwijkt. Op basis van de reglementering kan<br />

gecontroleerd worden of gevolg gegeven wordt aan het uitgestippelde beleid, de<br />

nieuwe wetgeving, dienstorders van de Vlaamse overheid en ministeriële rondzend-<br />

- 220 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


ieven. Een gegevensbank binnen een GIS-omgeving laat toe de logica van de getroffen<br />

maatregelen beter te evalueren t.o.v. aanliggende wegvakken en gemeentes.<br />

REFERENTIES<br />

Wet- en regelgeving<br />

• Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer (B.S.<br />

27.03.1968).<br />

• Koninklijk Besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op<br />

de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg (B.S.<br />

09.12.1975).<br />

• Ministerieel rondschrijven van 14 november 1977 betreffende de aanvullende<br />

reglementen en de plaatsing van de verkeerstekens (B.S. 17.12.1977).<br />

• Omzendbrief van 12 december 1968 betreffende de aanvullende reglementen<br />

op de politie over het wegverkeer en de plaatsing der verkeerssignalisatie.<br />

• Ministerieel Besluit van 11 oktober 1976 houdende de minimumafmetingen en<br />

de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens (B.S. 14.10.1976).<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 221 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


4.5 Horizontale inbedding verkeersveiligheid<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Verkeersveiligheid wordt ingebed in de andere beleidssectoren.<br />

• Aanleiding<br />

Het verkeersveiligheidsbeleid staat niet los van de andere beleidsdomeinen. Verkeersveiligheid<br />

wordt in belangrijke mate beïnvloed door maatregelen in andere<br />

beleidsdomeinen. Bovendien is verkeersveiligheid slechts één van de aspecten van<br />

het mobiliteitsbeleid. Ten slotte hebben maatregelen op het gebied van verkeersveiligheid<br />

ook gevolgen op andere beleidsdomeinen.<br />

• Doel<br />

Het doel van de maatregel is om de raakvlakken tussen verschillende beleidsdomeinen<br />

te benutten en een synergie te bewerkstelligen bij het nemen van maatregelen.<br />

Voorts moet de maatregel de afweging van de effecten van een maatregel op<br />

verschillende beleidsdomeinen mogelijk maken.<br />

• Doelgroep<br />

De verschillende beleidsverantwoordelijken en -voorbereiders.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Om de verkeersveiligheid op een duurzame manier te blijven verbeteren, zijn<br />

inspanningen nodig van verscheidene beleidsdomeinen. De link met Ruimtelijke<br />

Ordening en Openbare Werken is duidelijk, maar ook het gelijkekansenbeleid,<br />

het economisch beleid, onderwijs, … hebben een invloed op de verkeersveiligheid.<br />

Omgekeerd beïnvloeden verkeersveiligheidsproblemen ook deze sectoren.<br />

Coördinatie is dus noodzakelijk. Verkeersveiligheidsbeleid heeft nood aan een<br />

veiligheidscultuur, ook binnen de overheid. Er bestaat een gedeelde verantwoordelijkheid<br />

voor verkeersveiligheid: aandacht voor verkeersveiligheid in het onderwijs,<br />

de verkeersveiligheidsaudit voor ruimtelijke ontwikkelingen, armoedebestrijding als<br />

bijdrage aan een verhoogde verkeersveiligheid. Verkeersveiligheid is een belangrijk<br />

probleem van volksgezondheid en ook het stimuleren van alternatieve vervoerswijzen<br />

heeft een positief effect op de volksgezondheid, maar dat moet dan veilig kunnen.<br />

Het zijn maar enkele voorbeelden van de onderlinge verwevenheid.<br />

Organisatorische maatregelen moeten rekening houden met deze werkelijkheid.<br />

De MORA wordt dan ook gezien als een multisectoraal instrument. Naast de horizontale<br />

integratie, mag trouwens ook de verticale integratie (over de verschillende<br />

beleidsniveaus) niet uit het oog verloren worden. Analoog met de Kafka-toets kunnen<br />

diverse beleidsmaatregelen met een potentiële impact op de verkeersveiligheid<br />

ook onderworpen worden aan een verkeersveiligheidstoets.<br />

Ook beeldvorming via de media kan een belangrijke impact hebben op de (attitudes<br />

tegenover) verkeersveiligheid. Door overeenkomsten met de audiovisuele media<br />

kan de beeldvorming beïnvloed worden in de richting van meer verkeersveiligheid.<br />

- 222 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


Wetenschappelijk onderzoek kan helpen om de verschillende effecten van maatregelen<br />

op de diverse beleidsdomeinen in kaart te brengen.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

De effecten van de maatregel op de verkeersveiligheid zijn ook hier onrechtstreeks.<br />

De maatregel beoogt een effi ciënter verkeersveiligheidsbeleid door een betere afstemming<br />

van de verschillende maatregelen. Het is evenwel zeer moeilijk om de kosten<br />

en baten van organisatorische maatregelen in te schatten (Elvik & Vaa, 2004).<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Door een multisectorale benadering en de synergetische effecten die ontstaan, profi<br />

teren ook andere beleidsdomeinen van de maatregelen ten behoeve van verkeersveiligheid.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

De horizontale inbedding van verkeersveiligheid is een gedeelde verantwoordelijkheid.<br />

De Minister van Mobiliteit dient hier evenwel de trekkersrol te spelen.<br />

HAALBAARHEID<br />

Tussen de Ministeries van Mobiliteit en Openbare Werken bestaat reeds een intense<br />

samenwerking (onder meer via de MORA). Een deel van hun budgetten wordt gezamenlijk<br />

beheerd.<br />

Idealiter zijn alle beleidssectoren betrokken partij. Belangrijke departementen zijn<br />

zeker Mobiliteit, Openbare Werken, Volksgezondheid, Onderwijs, Ruimtelijke<br />

Ordening en Stedenbeleid. Toch hebben ook andere departementen zeker een rol<br />

te spelen. Door een bundeling van krachten is effi ciënter gebruik van de bestaande<br />

budgetten mogelijk.<br />

OUTPUTINDICATOREN<br />

Niet van toepassing.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

De gedeelde verantwoordelijkheid vereist dat alle partners op dezelfde golfl engte<br />

zitten. Waar dit niet mogelijk blijkt (België is een federale staat waar de verschillende<br />

gemeenschappen soms tegenstrijdige visies hebben), is de afbakening van<br />

consistente bevoegdheidspakketten aangewezen.<br />

De grootste kosten voor verkeersveiligheidsmaatregelen worden niet steeds gedragen<br />

door de departementen of betrokkenen die het meest te winnen hebben bij een<br />

verbeterde verkeersveiligheid. De sector van de volksgezondheid heeft bijvoorbeeld<br />

veel baat bij minder verkeersslachtoffers, terwijl Openbare Werken vooral veel<br />

investeert in verkeersveiligheid.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 223 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


REFERENTIES<br />

• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The Handbook of Road Safety Measures. Elsevier.<br />

- 224 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


4.6 Doorvoeren maatregelen gemeentelijke mobiliteitsplannen<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Gemeenten engageren zich voor een verhoogde verkeersveiligheid.<br />

• Aanleiding<br />

Werken aan de verkeersveiligheid is een zaak van alle bestuurlijke niveaus. In de<br />

ruimtelijke structuurplannen en de mobiliteitsplannen zijn heel wat projecten opgenomen<br />

die de verkeersveiligheid gunstig kunnen beïnvloeden. Deze maatregelen<br />

moeten echter ook op het terrein uitgevoerd worden.<br />

• Doel<br />

Het doel van de maatregel is te komen tot een meer effi ciënte opvolging van het<br />

verkeersveiligheidsbeleid op de verschillende beleidsniveaus en het vastleggen van<br />

de verantwoordelijkheid van de verschillende betrokken beleidsactoren.<br />

• Doelgroep<br />

De maatregel is in eerste instantie gericht naar de beleidsverantwoordelijken op de<br />

verschillende niveaus.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Het convenantbeleid werd verankerd door het decreet van 20 april 2001 betreffende<br />

de mobiliteitsconvenants, aangevuld met omzendbrieven en voorbeelden van<br />

goede praktijk. De standaardteksten van de modules zijn vastgelegd bij Ministerieel<br />

Besluit van 21 december 2001, en zoals later gewijzigd. Het regeerakkoord 2004-<br />

2009 stelt dat het instrument van het mobiliteitsconvenant regelmatig geëvalueerd<br />

en verfi jnd moet worden voor de toekomst.<br />

De grondige evaluatie van het convenantinstrument is gestart in het najaar van<br />

2005, uitgaande van de voorstellen en standpunten van de verschillende partners<br />

en van de vastgestelde politieke beleidslijnen. De gewijzigde moduleteksten werden<br />

vastgelegd in het Ministerieel Besluit betreffende de mobiliteitsconvenants van 22<br />

februari 2007 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 5 april 2007.<br />

Hierbij werd een vernieuwde methodiek voor de evaluatie met sneltoets en bijsturing<br />

van het gemeentelijk mobiliteitsplan ingevoerd. De bepalingen zijn vastgelegd in<br />

de Omzendbrief MOW/2007/3. De procedure sneltoets vervangt de vijfjaarlijkse<br />

bijsturing zoals die beschreven was in de Omzendbrief OW 2001/4. De sneltoets<br />

staat voor een korte, relatief eenvoudige evaluatie van het conform verklaarde<br />

mobiliteitsplan en wordt uitgevoerd bij een mobiliteitsplan van minstens vijf jaar oud<br />

en/of bij de start van een nieuwe gemeentelijke legislatuur. Tegelijkertijd werden de<br />

lokale overheden ontheven van de vraag nog jaarlijks te rapporteren over de uitvoering<br />

van hun actieprogramma. Het blijft wel aangewezen dat zij minstens één keer,<br />

bijvoorbeeld halfweg de legislatuur, een balans zouden opmaken van de acties en<br />

projecten uit hun mobiliteitsplan die in de praktijk werden gebracht en daarover rapporteren<br />

aan de Vlaamse overheid. Daarnaast wordt via de nog lopende herziening<br />

van de Omzendbrief OW 2002/1 over het werken met start- en projectnota’s ook<br />

de evaluatienota geïntroduceerd.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 225 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


De sneltoets wordt uitgevoerd in de Gemeentelijke Begeleidingscommissie (GBC) en<br />

hanteert drie vragen:<br />

1. Hoe is de planningscontext veranderd sinds de conformverklaring van het mobiliteitsplan?<br />

Zijn er andere beleidsdomeinen/-plannen (van de lokale én hogere<br />

overheden) waarop moet worden afgestemd?<br />

2. Kunnen de actoren zich nog vinden in de doelstellingen van het beleidsplan?<br />

Staan ze nog nadrukkelijk en onverdeeld achter de realisatie van dat plan?<br />

3. Zo ja, zijn er dan thema’s, deelaspecten die in het bestaande mobiliteitsplan<br />

onbehandeld gebleven zijn en/of onvoldoende zijn uitgewerkt? Welke?<br />

De sneltoets probeert te detecteren wat precies moet gebeuren met het gemeentelijk<br />

mobiliteitsplan. Er zijn drie sporen mogelijk: kan het mobiliteitsplan worden<br />

bevestigd zodat de uitvoering kan worden voortgezet met het actualiseren van het<br />

actieprogramma, dient het plan te worden aangevuld met meer thema’s en/of het<br />

verdiepen van de thema’s of is er een nood aan vernieuwen?<br />

Het doel van het gemeentelijk mobiliteitsplan is te komen tot een duurzaam mobiliteitsbeleid<br />

voor de komende tien jaar. Het doel van de sneltoets (met uitwerking<br />

van het te volgen spoor) is te komen tot een evaluatie van het bestaande mobiliteitsplan<br />

en tot het formuleren van een nieuwe langetermijnvisie aan de hand van een<br />

(ver)nieuw(d) duurzaam langetermijnscenario. Verwacht wordt dat het gemeentelijk<br />

mobiliteitsplan meer nog dan vroeger de lokale visie uitwerkt en ondersteunt. Dat<br />

betekent dat in de tweede (en volgende) generatie mobiliteitsplannen er moet naar<br />

worden gestreefd om ook de subdomeinen waarin net het lokale bestuur zelf een<br />

sterke invulling kan geven, zoals verkeersveiligheid, aandacht te geven.<br />

Verkeersveiligheid is één van de duurzame doelstellingen. Vaak echter zijn ze vaag<br />

geformuleerd. Daarom worden, in het kader van het mobiliteitsconvenant, concrete<br />

doelstellingen geformuleerd op het gebied van verkeersveiligheid. Naast algemene<br />

verkeersveiligheidsdoelstellingen worden dus ook specifi eke doelstellingen ontwikkeld<br />

voor de verschillende beleidsniveaus. Deze doelstellingen worden vastgelegd<br />

in een overeenkomst tussen het gewest, de provincies en de gemeenten. Gemeenten<br />

engageren zich om de verkeersveiligheid met een vastgelegd percentage terug te<br />

dringen, terwijl het gewest zich engageert om de gemeenten daarbij te ondersteunen<br />

(door de uitvoering van projecten op gewestwegen, door het ter beschikking<br />

stellen van kennis, …). Deze methode heeft als bijkomend voordeel dat er een<br />

grotere uniformiteit ontstaat in verkeersveiligheidsmaatregelen. Bovendien kunnen<br />

goede oplossingen gemakkelijker doorgang vinden naar andere gemeenten met<br />

gelijkaardige problemen.<br />

Deze doelstellingen moeten ook opgevolgd worden en de resultaten geëvalueerd.<br />

Deze evaluatie gebeurt via de bestaande procedures via de evaluatie van concrete<br />

maatregelen en projecten (cf. evaluatienota) en via de evaluatie van het mobiliteitsplan<br />

met de sneltoets. Hiervoor zullen indicatoren worden ontwikkeld.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

In 2002 gebeurden 13.469 letselongevallen op gemeentewegen. Hierbij vielen<br />

224 verkeersdoden. De maatregel beoogt ook dit aantal verder te reduceren.<br />

- 226 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


De effectiviteit van organisatorische maatregelen is zeer moeilijk te bepalen (Elvik &<br />

Vaa, 2004). Er is evenwel een tendens die een kleine verbetering van de verkeersveiligheid<br />

geeft wanneer specifi eke doelstellingen gehanteerd worden. Het effect<br />

is het grootst bij ambitieuze langetermijndoelstellingen gesteld door nationale of<br />

gewestelijke overheden.<br />

Los van de doelstellingen zal ook de betere planning door gemeenten een positief<br />

effect hebben op de verkeersveiligheid.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Een verbeterde opvolging van de verkeersveiligheidsdoelstellingen kan een gunstige<br />

invloed uitoefenen op de kwaliteit van de verzamelde ongevallendata.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

De overeenkomst wordt gesloten tussen de Vlaamse overheid en de gemeentebesturen.<br />

Het zijn de gemeenten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de<br />

projecten (tenzij anders bepaald in de mobiliteitsplannen). Naast de gemeente en<br />

de Vlaamse overheid kunnen ook vervoersmaatschappij De Lijn en de provincie<br />

betrokken worden. In functie van de specifi citeit van het project kan het ook aangewezen<br />

zijn om andere partijen op te nemen in de overeenkomst.<br />

HAALBAARHEID<br />

Meer dan 90 % van de Vlaamse gemeenten heeft reeds een mobiliteitsplan (d.d.<br />

2/2007). Bijna alle gemeenten hebben een oriëntatienota. Gezien de planningshorizon<br />

van tien jaar is er geopteerd om na vijf jaar een grondige evaluatie van<br />

het mobiliteitsplan te maken om zo tot een meer diepgaande invulling van de<br />

langetermijnplanning te komen. De modaliteiten voor de evaluatie en bijsturing<br />

van de gemeentelijke mobiliteitsplannen worden beschreven in de Omzendbrief<br />

MOW/2007/3.<br />

Daarnaast is er eveneens een toetsing van de gemeentelijke mobiliteitsplannen aan<br />

het gemeentelijk milieubeleid mogelijk (in het kader van het thema mobiliteit binnen<br />

de nieuwe samenwerkingsovereenkomst). Dit past in de horizontale inbedding van<br />

verkeersveiligheid.<br />

De spelregels kunnen op korte termijn ingevoerd worden. Bij voorkeur worden alle<br />

gemeenten betrokken. Een meer doorgedreven opvolging van de gemeentelijke<br />

plannen vergt middelen voor extra personeel, zowel voor de Vlaamse overheid als<br />

voor de gemeenten. De hoeveelheid hangt af van de omvang van de gemeenten<br />

en de omvang van de huidige inspanningen. De inspanningen die de gemeenten<br />

moeten leveren, dienen nog vastgelegd te worden.<br />

OUTPUTINDICATOREN<br />

Als outputindicator kan het aantal gemeenten worden genomen dat de overeenkomst<br />

getekend heeft.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 227 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

Een probleem met evaluatie is vaak de onbeschikbaarheid of ontoereikendheid<br />

van de ongevallendata. Een eenvoudige ongevallenregistratie met een snelle<br />

beschikbaarheid van de gegevens is onontbeerlijk voor snelle bijsturingen. In de<br />

overeenkomst wordt daarom ook best de aard en herkomst van de ongevallendata<br />

vastgelegd. Gemeenten moeten worden aangespoord om zelf hun ongevallendata<br />

te beheren. Dit kan via de lokale politiezones.<br />

Gemeenten die de vastgelegde doelstellingen bereiken, kunnen beloond worden<br />

door bijvoorbeeld hogere projectsubsidies of een verhoogd aandeel middelen uit<br />

het Verkeersveiligheidsfonds.<br />

REFERENTIES<br />

• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The Handbook of Road Safety Measures. Elsevier.<br />

• Omzendbrief MOW/2007/3.<br />

- 228 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


5.1 Verplicht kenteken voor bromfi etsers<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Het onderzoeken van de impact van een verplicht kenteken voor bromfi etsers op de<br />

verkeersveiligheid.<br />

• Aanleiding<br />

Bromfi etsers lopen een hoog ongevalsrisico. Niet zelden is dit een gevolg van<br />

risicogedrag en het niet-naleven van de verkeersregels. Meer dan de helft van de<br />

bromfi etsers rijdt met een opgedreven voertuig (Gysen & Daniels, 2006), ongeveer<br />

de helft van de bromfi etsers draagt niet steeds de helm en ook het meenemen van<br />

passagiers gebeurt niet steeds volgens de regels.<br />

Een gerichte handhaving op deze overtredingen zal zeker bijdragen tot een verhoogde<br />

verkeersveiligheid voor deze groep weggebruikers. Handhaving gericht op<br />

bromfi etsers is echter niet eenvoudig door het ontbreken van een kenteken.<br />

• Doel<br />

Het doel van de maatregel is om het aantal ongevallen met bromfi etsers terug te<br />

dringen met vlotter verlopende, effi ciënte handhaving.<br />

• Doelgroep<br />

De maatregel richt zich tot bromfi etsers.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Een gerichte handhaving wordt veel gemakkelijker door de invoering van een<br />

verplicht kenteken voor bromfi etsen. Zonder kenteken is beboeting immers enkel mogelijk<br />

door staandehouding. Met kenteken is dit niet langer nodig, het noteren van<br />

het kenteken volstaat bij de vaststelling van een aantal overtredingen. Een controle<br />

aan de schoolpoorten heeft ook wel een zekere impact, maar de reikwijdte ervan is<br />

beperkt.<br />

Om de invoering van een verplicht kenteken te ondersteunen, zal <strong>Vlaanderen</strong> de impact<br />

van de invoering van een verplicht kenteken voor bromfi etsers op de verkeersveiligheid<br />

onderzoeken. Ook de invoeringsmodaliteiten worden verder onderzocht.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

De maatregel heeft een invloed op ongevallen met bromfi etsers. In 2005 waren<br />

bromfi etsers betrokken in 3.746 ongevallen. Daarbij vielen meer dan 4.100 slachtoffers<br />

bij de bromfi etsers waarvan 424 dodelijk of ernstig gewonden.<br />

Invoering van een verplicht kenteken maakt handhaving gemakkelijker. Het is vooral<br />

deze handhaving die het grootste effect op de verkeersveiligheid zal opleveren.<br />

Bovendien zal het kenteken ook het gevoel van herkenbaarheid verhogen waardoor<br />

bromfi etsers zich mogelijk voorzichtiger gaan gedragen. Zo heeft het kenteken een<br />

preventief verkeersveiligheidseffect. Ze hoeven nu niet meer staande te worden<br />

gehouden, het kenteken kan gewoon genoteerd worden. Ook onbemande camera’s<br />

kunnen bromfi etsers betrappen bij snelheidsovertredingen en roodlichtnegatie.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 229 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


Er zijn geen cijfers bekend over de effectiviteit van de invoering van een verplicht<br />

kenteken op de verkeersveiligheid van bromfi etsers. Een verhoogd politietoezicht en<br />

de mogelijkheid om onbemande camera’s in te zetten hebben alleszins een positief<br />

effect op de verkeersveiligheid. Een goede schatting zou 10 tot 20 % minder slachtoffers<br />

zijn ten gevolge van verhoogd politietoezicht.<br />

Op basis van de effectiviteit en het aantal betrokken ongevallen komen we uit op<br />

ongeveer 400 tot 800 minder slachtoffers bij ongevallen met bromfi etsers.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

De betere controlemogelijkheid zal leiden tot het terugdringen van het aantal opgevoerde<br />

bromfi etsen, waardoor er ook milieuwinst behaald wordt door de verminderde<br />

uitstoot.<br />

De invoering van de maatregel heeft mogelijk consequenties op het aantal bromfi etsers.<br />

Een aantal van hen zal waarschijnlijk afhaken. Hierover zijn echter geen cijfers<br />

beschikbaar.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

Het verplicht maken van een kenteken voor bromfi etsers is alsnog een federale<br />

bevoegdheid. De Vlaamse Minister van Mobiliteit kan het voorstel voorlopig enkel<br />

bepleiten bij haar federale collega. Nadat de politieke wereld de wet heeft aangepast,<br />

wordt ook de verantwoordelijke administratie betrokken bij de implementatie<br />

ervan in de praktijk. Het uitreiken van de kentekens wordt bij voorkeur toegewezen<br />

aan de DIV, die dit nu ook doet voor nummerplaten van auto’s. Het zou ook via de<br />

verzekeringssector kunnen gebeuren.<br />

HAALBAARHEID<br />

Voor deze maatregel bestaat er een aanzienlijk draagvlak bij de politiediensten,<br />

maar ook bij de verzekeringsmaatschappijen. De invoering is dus voornamelijk<br />

afhankelijk van de politieke besluitvorming op het federale niveau.<br />

De implementatie op het terrein is analoog aan deze van de registratie voor auto’s<br />

en motorfi etsen. Ook technisch zijn geen echte problemen te verwachten. De kosten<br />

die nodig zijn voor de invoering van het kenteken zijn verhaalbaar op de bromfi etser.<br />

Een verplicht kenteken voor bromfi etsers is daarom haalbaar op relatief korte<br />

termijn.<br />

De kosten voor politiehandhaving kunnen omlaag of het is mogelijk voor hetzelfde<br />

geld meer controles uit te voeren waardoor het effect van de handhavingsacties<br />

vergroot.<br />

OUTPUTINDICATOREN<br />

Als indicator wordt in eerste instantie de invoering van de verplichting gehanteerd.<br />

Na verplichting kan het aantal gecontroleerde bromfi etsen als indicator gelden.<br />

- 230 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


REFERENTIES<br />

• Gysen, G. & Daniels, S. (2006). Rijgedrag en ongevallenbetrokkenheid van<br />

jonge bromfi etsers in <strong>Vlaanderen</strong>. Analyse op basis van een bevraging van 200<br />

middelbare scholieren. Diepenbeek: Instituut voor Mobiliteit.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 231 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


5.2 Fietshelm en hesjes voor kinderen<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

<strong>Vlaanderen</strong> zal campagnes voeren en ondersteunen die beschermingsmiddelen<br />

(fl uohesjes, fi etsverlichting, fi etshelm) voor jonge zwakke weggebruikers promoten.<br />

• Aanleiding<br />

Kinderen zijn kwetsbaar in het verkeer. Zichtbaarheid enerzijds en het ontbreken<br />

van een beschermend omhulsel anderzijds spelen hierin een belangrijke rol.<br />

• Doel<br />

Het doel van de maatregel is het terugdringen van het aantal letsels bij kinderen als<br />

zwakke weggebruiker. Dit kan door ongevallen te voorkomen door een verbeterde<br />

zichtbaarheid en door de letselernst te beperken wanneer toch een ongeval optreedt<br />

door het gebruik van bescherming, in casu de fi etshelm.<br />

• Doelgroep<br />

De beoogde doelgroep bestaat uit kinderen die zich als zwakke weggebruiker<br />

verplaatsen in het verkeer.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Er bestaan vele manieren om de zichtbaarheid van zwakke weggebruikers te verhogen.<br />

Zowel de zwakke weggebruiker als de andere weggebruikers dragen hier<br />

een verantwoordelijkheid, evenals de wegbeheerders (Van Hout, 2007). De zwakke<br />

weggebruiker dient er voor te zorgen dat hij optimaal zichtbaar is door het gebruik<br />

van fi etsverlichting en door het dragen van lichtgekleurde of retrorefl ectieve kledij.<br />

<strong>Vlaanderen</strong> zal promotiecampagnes ondersteunen die het gebruik van retrorefl ectieve<br />

materialen aanprijzen. Met kledijfabrikanten kunnen charters afgesloten worden<br />

die het gebruik van deze retrorefl ectieve materialen in kinderjassen stimuleren.<br />

De zichtbaarheid kan ook verhoogd worden door plaatsen waar veel fi etsers en<br />

voetgangers komen, functioneel te verlichten. Het is mogelijk straatverlichting zo te<br />

plaatsen dat fi etsers en voetgangers beter opvallen. Straatverlichting in een bebouwde<br />

omgeving met fi etsers en voetgangers moet ook lang genoeg blijven branden.<br />

Wanneer de fi etser dan toch betrokken raakt in een ongeval, kan hij de letselernst<br />

beperken door het dragen van een fi etshelm. Aangezien in Europa en in <strong>Vlaanderen</strong><br />

geen breed draagvlak bestaat voor het verplichten van de fi etshelm, wordt<br />

geopteerd het helmgebruik te verhogen door sensibiliserende campagnes. Die<br />

dienen niet alleen te wijzen op de voordelen van de fi etshelm, maar ook op het<br />

juiste gebruik ervan. Nog te dikwijls zien we campagnebeelden waarbij de helm<br />

verkeerd wordt gedragen.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

In 2005 stierven negen fi etsers en één voetganger tussen 6 en 15 jaar in het<br />

verkeer. Voorts werden 121 fi etsers en 67 voetgangers zwaargewond en 1.299<br />

fi etsers en 309 voetgangers lichtgewond. Wanneer we ons beperken tot de ongevallen<br />

die ’s nachts of bij schemering gebeurden, zien we één dode voetganger en<br />

- 232 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


drie dode fi etsers, 25 fi etsers en 24 voetgangers die zwaargewond werden en 199<br />

fi etsers en 59 voetgangers die lichtgewond werden.<br />

Ongeveer 44 % van de fi etsers opgenomen in het ziekenhuis hadden een hoofdletsel<br />

(Elvik & Vaa, 2004, op basis van gegevens van een Noors ziekenhuis).<br />

Het effect op de verkeersveiligheid ontstaat in twee stappen. In eerste instantie is er<br />

de impact van de promotiecampagnes op het gebruik van de beschermingsmiddelen.<br />

Vervolgens is er de effectiviteit van de beschermingsmiddelen in het voorkomen<br />

van het ongeval of het beperken van de letselernst.<br />

Het gebruik van retrorefl ectieve kledij verhoogt de zichtbaarheid van de zwakke<br />

weggebruiker (Kwan & Mapstone, 2004). Over de invloed op het ongevalsrisico<br />

zijn geen studies bekend.<br />

Over de fi etshelm zijn daarentegen talloze studies uitgevoerd. Elvik & Vaa (2004)<br />

halen een aantal studies aan waaruit blijkt dat door het voeren van fi etshelmcampagnes<br />

het fi etshelmgebruik toeneemt van 12 tot 20 %.<br />

Over de effectiviteit van de fi etshelm bestaat veel onenigheid. Het individuele effect<br />

(de verlaging van de kans op hoofdletsel wanneer een individu betrokken is in<br />

een ongeval) is ontegensprekelijk positief. Wanneer de fi etser een helm met harde<br />

schaal draagt, wordt de kans op een hoofdletsel met 60 % gereduceerd (Elvik &<br />

Vaa, 2004). De kans op letsel in het aangezicht neemt met 40 % af. Met een zachte<br />

fi etshelm bedraagt dit -15 % respectievelijk -25 % (beide niet signifi cant). Andere<br />

studies liggen in dezelfde lijn (Van Hout, 2007).<br />

Er zijn echter verschillende effecten die dit individuele voordeel niet doortrekken<br />

naar populatieniveau (helmeffect, risicocompensatie en blootstellingseffect, feit dat<br />

helmdragers van nature uit voorzichtiger kunnen zijn). Bovendien is er naast een<br />

hoofdletsel ook vaak sprake van andere ernstige letsels. Elvik & Vaa (2004) komen<br />

tot een nettoresultaat van 22 % minder gewonde fi etsers bij het verplicht stellen van<br />

de helm. Andere studies vinden helemaal geen positief effect op populatieniveau.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Een helmplicht is nefast voor het fi etsgebruik. Daarom kan er geen sprake zijn van<br />

het verplicht opleggen. Door het promoten van de fi etshelm en andere beveiligingsmiddelen<br />

kunnen ouders misschien gemakkelijker overtuigd worden om hun kinderen<br />

fi etsend naar school te brengen.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

Het dragen van beveiligingsmiddelen door jonge zwakke weggebruikers is in de<br />

eerste plaats hun eigen verantwoordelijkheid en die van de ouders. De overheid en<br />

de scholen kunnen hierin een ondersteunende rol spelen door het verschaffen van<br />

informatie en het ter beschikking stellen van de beveiligingsmiddelen.<br />

HAALBAARHEID<br />

Rond de fi etshelm zijn reeds heel wat campagnes georganiseerd. Tom Boonen is zo<br />

het bekende gezicht in de recente campagne van Levenslijn. Privé-initiatief speelt<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 233 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


hier dus zeker een belangrijke rol.<br />

Zichtbaarheidscampagnes focussen zich tot op heden vooral op fi etsverlichting.<br />

Fluohesjes horen sinds kort tot de verplichte uitrusting van de automobilist. Een doortrekking<br />

naar de fi etser en de voetganger is een optie.<br />

Veel zwakke weggebruikers zien nu al het nut in van beschermingsmiddelen.<br />

Twijfelaars kunnen over de streep getrokken worden door beschermingsmiddelen<br />

tegen een voordelige prijs aan te bieden, wat mogelijk is door sponsoring door de<br />

privésector en de overheid.<br />

Een belangrijke oorzaak van hoofdletsels bij zwakke weggebruikers is terug te<br />

vinden in aanrijdingen met motorvoertuigen. Zo bekeken is het logisch dat ook<br />

bestuurders van gemotoriseerde voertuigen een bijdrage leveren, bijvoorbeeld via<br />

het Verkeersboetefonds.<br />

Het is haalbaar de maatregel op korte termijn door te voeren. Voor blijvende resultaten<br />

zijn ook blijvende inspanningen nodig.<br />

OUTPUTINDICATOREN<br />

Als indicator wordt het percentage kinderen genomen dat enerzijds een helm draagt<br />

(specifi ek voor fi etsers), en anderzijds een fl uohesje (fi etsers en voetgangers).<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

We zien dat de helmdracht afneemt naarmate de kinderen ouder worden. Een<br />

verhoogde helmdracht hangt dan ook in grote mate samen met de mate waarin het<br />

‘cool’ gevonden wordt om gebruik te maken van deze beveiligingsmiddelen. Een<br />

verplichting via het schoolreglement kan contraproductief werken.<br />

REFERENTIES<br />

• Elvik, R. & Vaa, T. (2004). The Handbook of Road Safety Measures. Elsevier.<br />

• Kwan, I. & Mapstone, J. (2004). Visibility aids for pedestrians and cyclists:<br />

a systematic review of randomised controlled trials. In: Accident Analysis and<br />

Prevention 36 (2004), pp. 305-312. Elsevier.<br />

• Van Hout, K. (2007). De risico’s van fi etsen. Feiten, cijfers en vaststellingen.<br />

Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

- 234 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


5.3 Alternatieven voor auto op risicomomenten<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Deze fi che beschrijft een aantal alternatieven voor de auto waarop jonge autobestuurders<br />

op risicomomenten een beroep kunnen doen. Deel 1 van het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong><br />

<strong>Vlaanderen</strong> maakte duidelijk dat globaal gesproken het verkeer bij<br />

jongeren één van de belangrijkste doodsoorzaken is (Van Hout et al., 2007). Vooral<br />

de beginnende bestuurders tussen 18 en 20 jaar hebben per gereden kilometer een<br />

beduidend grotere kans dan andere leeftijdscategorieën om bij een verkeersongeval<br />

om het leven te komen (Willems & Cuyvers, 2004).<br />

• Aanleiding<br />

Deel 1 van het <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> maakte duidelijk dat jongeren<br />

tussen 16 en 24 jaar van alle leeftijdsgroepen het grootste risico lopen om bij een<br />

verkeersongeval gedood of zwaargewond te geraken (Van Hout et al., 2007).<br />

Eén van de verklaringen voor de hoge ongevalsbetrokkenheid van jongeren, blijkt<br />

hun grote blootstelling te zijn (Foss & Evenson, 1999; Harrison et al., 1999). Ook<br />

Vlaamse jongeren blijken proportioneel de meeste kilometers ’s nachts af te leggen<br />

(11 % van hun totaal aantal gereden kilometers). Uit analyse van de Vlaamse data<br />

bleek dan ook dat jonge Vlaamse bestuurders opvallend vaker dan bestuurders uit<br />

andere leeftijdscategorieën in ongevallen ’s nachts en tijdens het weekend betrokken<br />

zijn. Dit blijkt vooral een probleem voor jonge mannelijke bestuurders (Dreesen, Bos<br />

& Willems, 2006). Het aanbieden van alternatieven voor het rijden met de auto op<br />

dergelijke risicomomenten is een maatregel die tegemoet kan komen aan de hoge<br />

onveiligheid bij jongeren.<br />

• Doel<br />

Door het aanbieden van alternatieven voor de auto op risicomomenten proberen<br />

de hoge ongevalsbetrokkenheid en het hoge ongevalsrisico bij jongeren terug te<br />

dringen.<br />

• Doelgroep<br />

Jonge autobestuurders en hun passagiers.<br />

• Detailbeschrijving<br />

In <strong>Vlaanderen</strong> zijn er reeds een aantal voorbeelden van dergelijke alternatieven te<br />

noemen:<br />

- Nachtbussen: Antwerpen (het Antwerpse weekendnachtbusnet is intussen uitgebreid<br />

van zeven naar negen trajecten) en Brussel (nachtbuslijnen sinds april<br />

2007).<br />

- Fuifbussen: Limburg (reeds in voege vanaf 2002) (Petermans, 2006).<br />

- Bijkomend aanbod van openbaar vervoer: bij grote evenementen (bijvoorbeeld<br />

Gentse Feesten, Rock Werchter, …) voorziet De Lijn dergelijk aanbod.<br />

- Collectieve taxi’s: bij een collectieve taxi wordt niet het volledige voertuig, maar<br />

alle zitplaatsen afzonderlijk verhuurd (zie www.uitweg.be).<br />

- TOV (= Taxi + Openbaar Vervoer in combinatie): in een aantal Vlaamse steden<br />

kan er een TOV-biljet gekocht worden. Met dit biljet kan men met de bus of tram<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 235 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


heen gaan, en terugkeren met een taxi. Er wordt dan een korting gegeven op de<br />

prijs van de taxirit (voor bijkomende uitleg: zie www.uitweg.be; www.duurzameinfo.be).<br />

Ook de ‘Responsible Young Drivers’ of ‘Drive Up Safety’ zouden een rol kunnen<br />

spelen om jongeren te wijzen op mogelijke alternatieven voor de auto op risicomomenten.<br />

De taxisector kan hierin ook een belangrijke rol spelen.<br />

Het opzetten en organiseren van dergelijke alternatieven dient gepaard te gaan met<br />

de nodige sensibiliserings- en communicatie-inspanningen, zodat de jongeren ook<br />

effectief op de hoogte zijn van deze alternatieve vervoersmogelijkheden.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

• Betrokken ongevallen en effectiviteit<br />

Uit analyse van de Vlaamse data bleek duidelijk dat nachtelijk rijden een bijzonder<br />

hoog risico meebrengt voor jonge bestuurders. Als enkel naar de ernstige ongevallen<br />

gekeken wordt, blijken jongeren meer van hun ernstige ongevallen (33,62 %)<br />

tijdens nachturen te hebben dan bestuurders uit andere leeftijdscategorieën. Het<br />

risico van jonge mannen op een ernstig ongeval tijdens de nacht blijkt bovendien<br />

dubbel zo hoog te zijn als dat van jonge vrouwelijke bestuurders (Dreesen et al.,<br />

2006). Het aanbieden van alternatieven voor de auto op dergelijke risicomomenten<br />

aan deze doelgroep van bestuurders, kan tegemoet helpen komen aan de hoge<br />

ongevalsbetrokkenheid en het ongevalsrisico van jongeren.<br />

• Berekening potentieel van de maatregel<br />

Het potentieel van deze maatregelenfi che hangt af van de mate waarin jongeren<br />

effectief gebruikmaken van de aangeboden alternatieven. Het is dan ook belangrijk<br />

dat er voldoende communicatie is over deze alternatieven, zodat de jongeren beseffen<br />

dat er andere mogelijkheden zijn om zich op risicomomenten te verplaatsen.<br />

Het potentieel van deze maatregelenfi che zit in feite vooral in het reduceren van<br />

gedragsfenomenen zoals het rijden onder invloed van alcohol en drugs.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Door het aanbieden van alternatieven kunnen jonge bestuurders kennismaken met<br />

meer duurzame mogelijkheden om zich te verplaatsen (met name het openbaar<br />

vervoer). Bovendien zou de aanwezigheid van dergelijke alternatieve vervoersmiddelen<br />

bij belangrijke manifestaties bijvoorbeeld tot minder fi les kunnen leiden.<br />

VERANTWOORDELIJKEN EN HAALBAARHEID<br />

Het spreekt voor zich dat onder andere de taxisector, De Lijn, de provinciebesturen<br />

en de Vlaamse overheid, departement Mobiliteit en Openbare Werken, betrokken<br />

partij zijn bij het opzetten en organiseren van deze alternatieve vervoersmogelijkheden.<br />

De haalbaarheid om deze alternatieven voor de auto op risicomomenten effec-<br />

- 236 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


tief aan te kunnen bieden, is onder andere afhankelijk van het budget dat hiervoor<br />

vrijgemaakt wordt.<br />

OUTPUTINDICATOR(EN)<br />

- Beschikbaarheid en bezettingsgraad van de diverse beschikbare alternatieve<br />

vervoermiddelen.<br />

- Het aantal jongeren dat in plaats van zich met de auto te verplaatsen, kiest voor<br />

een verplaatsing met een alternatief vervoermiddel.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

- Communicatie omtrent het bestaan en de beschikbaarheid van alternatieven voor<br />

de auto op risicomomenten.<br />

- Beschikbaarheid van de betreffende alternatieven: voor de nachtbussen zou er<br />

bijvoorbeeld nagedacht kunnen worden om de uurregelingen ’s nachts verder uit<br />

te breiden. Nu stopt de fuifbus bijvoorbeeld meestal om 2 uur met rijden.<br />

- Evaluatie van de bezettingsgraad van de verschillende beschikbare alternatieve<br />

vervoermiddelen.<br />

LITERATUUR<br />

• Dreesen, A., Bos, K. & Willems, B. (2006). Ongevalbetrokkenheid van jonge<br />

autobestuurders. Deel II: analyse van Vlaamse data. Diepenbeek: Steunpunt<br />

Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

• Foss, R. & Evenson, K. (1999). Effectiveness of graduated driver licensing in reducing<br />

motor vehicle crashes. American Journal of Preventive Medicine, 16, 47-56.<br />

• Harrison, W., Triggs, T. & Pronk, N. (1999). Speed and young drivers: Developing<br />

countermeasures to target excessive speed behaviours amongst young<br />

drivers. Monash University Accident Research Centre, Victoria, Australia.<br />

• Petermans, A. (2006). Acties voor jongeren - Evaluatie en voorstel tot optimalisatie<br />

actieprogramma verkeersveiligheid Provincie Limburg. Diepenbeek: Onderzoeksinstituut<br />

ArcK, Provinciale Hogeschool Limburg.<br />

• Van Hout, K., Daniels, S. & Hermans, E. (2007). Verkeersonveiligheid in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />

Een probleemanalyse. Diepenbeek: Instituut voor Mobiliteit.<br />

• Willems, B. & Cuyvers, R. (2004). Ervaring en ongevalbetrokkenheid: een literatuurstudie.<br />

Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 237 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


5.4 Maatregelen ter voorkoming van dodehoekongevallen<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

In België verplicht het K.B. van 20 december 2002 alle voertuigen in België ingeschreven<br />

met een toegelaten gewicht van meer dan 3,5 ton om uitgerust te zijn met<br />

een antidodehoeksysteem.<br />

<strong>Vlaanderen</strong> ondersteunt een verhoogd gebruik van dodehoekspiegels en –camera’s.<br />

Via sensibilisering worden alle betrokkenen aangespoord hun verantwoordelijkheid<br />

op te nemen.<br />

• Aanleiding<br />

De dode hoek van vrachtwagens komt geregeld in het nieuws via de melding van<br />

alweer een dodelijk of zwaargewond slachtoffer, vaak een fi etser.<br />

• Doel<br />

Het doel van de maatregel is het terugdringen van het aantal dodehoekongevallen.<br />

• Doelgroep<br />

De maatregel richt zich enerzijds op de eigenaars, bestuurders en fabrikanten van<br />

vrachtwagens, anderzijds op wegbeheerders. De slachtoffers zijn vooral te betreuren<br />

bij de fi etsers en bromfi etsers. Ook zij worden aangespoord hun gedrag af te<br />

stemmen op het gevaar van de dode hoek.<br />

• Detailbeschrijving<br />

De dode hoek van vrachtwagens is jaarlijks een echte dodenhoek voor zwakke<br />

weggebruikers. Er zijn verschillende manieren om de gevaren van de dode hoek in<br />

te perken. In eerste instantie denken we aan het verplichten van dodehoekspiegels<br />

of –camera’s. Vanaf 1/1/2011 moeten alle vrachtwagens (zwaarder dan 3,5 ton)<br />

in de EU uitgerust zijn met een dodehoekspiegel.<br />

Vaak stelt men evenwel vast dat de spiegels verkeerd zijn afgesteld waardoor hun<br />

effectiviteit afneemt. Via sensibilisering wordt het belang van een juiste afstelling<br />

duidelijk gemaakt. Om een juiste afstelling van de spiegels te verzekeren worden<br />

op een aantal locaties zones ingericht waar vrachtwagenbestuurders de spiegels<br />

correct kunnen afstellen.<br />

SWOV-onderzoek (Schoon, 2006) toont aan dat het meest voorkomende botspunt<br />

(rechterkant vooraan) grotendeels buiten de zone afgedekt door de meest gangbare<br />

systemen valt. Nieuwe Europese eisen (vanaf 1/1/2007) verruimen het gezichtsveld,<br />

maar bieden geen garantie dat dit voldoende is bij rechtsafongevallen. De<br />

voorliggende regels zouden onvoldoende kunnen zijn en bijkomende maatregelen<br />

moeten overwogen worden (scheiding in tijd en ruimte van fi etsers en vrachtwagens<br />

(door aparte groenfase, vooruitgeschoven stopstreep, …), spiegels op kruispunten,<br />

elektronische detectie fi etsers, voorlichting kwetsbare weggebruikers, grotere<br />

voor- en zijruiten, weren van vrachtwagens in binnenstad). Bijkomend onderzoek is<br />

hiervoor nodig.<br />

In afwachting is het van belang dat alle betrokkenen op de hoogte zijn van de<br />

probleempunten. Bij deze maatregel horen dus ook een aantal educatieve aspecten.<br />

- 238 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


Voor vrachtwagenbestuurders moet het duidelijk zijn hoe zij de spiegels moeten<br />

afstellen om een zo goed mogelijk zicht te hebben. Bovendien kunnen zij door een<br />

verbeterd anticiperend kijkgedrag ook heel wat problemen voorkomen. De zwakke<br />

weggebruikers moeten van hun kant beter in staat zijn om de dode hoek te herkennen.<br />

De bestaande initiatieven krijgen daarom verdere ondersteuning.<br />

3VO bepleit in Nederland de uitbreiding van deze verplichting naar andere voertuigen<br />

(zoals bestelwagens). Ook voor <strong>Vlaanderen</strong> (België) wordt deze mogelijkheid<br />

onderzocht.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

Het invoeren van antidodehoeksystemen heeft in het verleden alleszins een signifi -<br />

cant gunstig effect gehad op de verkeersveiligheid. Het installeren van DOBLI-spiegels<br />

op vrachtwagens (en zeker op vrachtwagens die instaan voor de distributie<br />

binnen de bebouwde kom) is volgens de SWOV één van de meest rendabele<br />

veiligheidsmaatregelen voor vrachtwagens (van Kampen & Schoon, 1999).<br />

De verzekeringsmaatschappij TVM meldde een daling van het aantal ongevallen<br />

met rechtsafslaande vrachtwagens met 40 % na het verplichten van de dodehoekspiegel<br />

op vrachtwagens in Nederland.<br />

Aangezien de meeste vrachtwagens die in België rijden inmiddels zijn uitgerust met<br />

zulke systemen is de te verwachten winst hier zeer beperkt. Een aanzienlijk deel van<br />

de spiegels blijkt wel verkeerd afgesteld te zijn: hier valt nog wat vooruitgang te<br />

boeken.<br />

De maatregel voorkomt met name ongevallen met een rechtsafslaande vrachtwagen<br />

en (brom)fi etsers. In de periode 1991-2001 gebeurden jaarlijks meer dan 200<br />

ongevallen met een fi etser en een vrachtwagen (Van Hout, 2007). Hoewel ze slechts<br />

4 % van alle ongevallen met fi etsers uitmaken, staan ze toch voor een kwart van<br />

alle fi etsdoden. Uit de NIS-data is het trouwens zo goed als onmogelijk om een juist<br />

beeld te krijgen van de exacte aard van het ongeval. Het aantal typische dodehoekongevallen<br />

is dan ook bijna niet te bepalen.<br />

In de toekomst wordt een sterke toename van het aantal vrachtwagens verwacht.<br />

Het risico op dodehoekongevallen zal dus opnieuw toenemen, zelfs met de aanwezigheid<br />

van de verschillende systemen. Aanvullende maatregelen zijn en blijven dus<br />

aangewezen.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Niet van toepassing.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

Het probleem van de dodehoekongevallen blijft in de eerste plaats een gedeelde<br />

verantwoordelijkheid. Naast de vrachtwagensector is ook de zwakke weggebruiker<br />

verantwoordelijk. Een verplichting voor een specifi eke voertuiguitrusting wordt<br />

opgelegd op Europees niveau. De Vlaamse overheid heeft een rol te spelen bij de<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 239 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


educatie en sensibilisering van bestuurders en zwakke weggebruikers. Bovendien<br />

kan de overheid ook door kleine ingrepen op kruispunten (spiegels, een andere<br />

kruispunt-layout, een andere verkeerslichtenregeling) het aantal ongevallen terugdringen.<br />

Transportorganisaties en eventueel verzekeringsmaatschappijen evenals<br />

organisaties die de belangen van de zwakke weggebruikers behartigen hebben een<br />

belangrijke rol te spelen bij de doorstroming van de informatie naar hun achterban.<br />

Ten slotte kunnen vrachtwagenconstructeurs een bijdrage leveren door aanpassingen<br />

in het vrachtwagenontwerp. Doorzichtige deuren kunnen bijvoorbeeld een<br />

verbetering van het zichtveld opleveren voor de chauffeur. De overheid kan deze<br />

ontwikkelingen ondersteunen door een aantal voorwaarden op te nemen in door<br />

hen uitgeschreven bestekken.<br />

De politieke wereld moet bepalen of een verdere uitbreiding van de verplichting<br />

naar bestelwagens nodig en nuttig is. Bijkomend onderzoek is hier nodig.<br />

HAALBAARHEID<br />

De Belgische vrachtwagens zijn inmiddels uitgerust met een dodehoekspiegel of<br />

–camera. De overige maatregelen zijn relatief kleine ingrepen die technisch niet zo<br />

veeleisend zijn. De kosten voor een dodehoekspiegel bedragen ongeveer 300 euro,<br />

een dodehoekcamera 1.200 à 2.000 euro.<br />

De uitwerking van een spiegelafstelplaats vraagt verder onderzoek. De creatie van<br />

een dergelijke afstelplaats voor spiegels is afhankelijk van de beschikbaarheid van<br />

terreinen.<br />

De technische maatregelen worden pas echt effectief als ze ondersteund worden<br />

door educatie. Er bestaan momenteel reeds verschillende educatieve initiatieven die<br />

de dode hoek bekendmaken bij vooral schoolkinderen. Sensibiliserende projecten<br />

hebben nood aan verdere ondersteuning.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

De toename van het aantal vrachtwagens op de wegen is een uitdaging voor het<br />

beleid. Door een toename van het vrachtverkeer verwachten we een toename van<br />

het aantal dodehoekongevallen. De uitdaging bestaat erin om de toename van het<br />

aantal ongevallen te beperken. Bijkomende maatregelen zijn een absolute vereiste.<br />

REFERENTIES<br />

• Schoon, C.C (2006). Problematiek rechts afslaande vrachtauto’s. Leidschendam:<br />

SWOV.<br />

• Van Hout (2007). De risico’s van fi etsen. Feiten, cijfers en vaststellingen. Diepenbeek:<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

• Van Kampen, L. & Schoon, C. (1999). De veiligheid van vrachtauto’s. Een ongevals-<br />

en maatregelanalyse in opdracht van Transport en Logistiek Nederland.<br />

Leidschendam: SWOV.<br />

• Verlaak, J. (2005). Systemen ter verbetering van het zicht van de bestuurder.<br />

Technische beschrijving en effect op de verkeersveiligheid. Diepenbeek: Steunpunt<br />

Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit.<br />

- 240 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


6.1 Onderzoek<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

De Vlaamse overheid blijft investeren in verkeersveiligheidsonderzoek.<br />

• Aanleiding<br />

Verkeersveiligheidsonderzoek laat toe om de probleemvelden duidelijker te defi niëren.<br />

Bovendien biedt het onderzoek ondersteuning bij de opmaak van een effectief<br />

en effi ciënt maatregelenpakket. Hierdoor biedt het onderzoek een bijdrage tot een<br />

veiliger verkeer.<br />

• Doel<br />

Het doel van de maatregel is om een toegepaste wetenschappelijke ondersteuning<br />

te leveren aan het verkeersveiligheidsbeleid.<br />

• Doelgroep<br />

De maatregel is gericht op de academische wereld als uitvoerders van onderzoek<br />

en op de beleidsverantwoordelijken voor de facilitering van het onderzoek.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Het Programma Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek werd in 2001 opgestart<br />

om het beleid wetenschappelijk te ondersteunen. Eind 2006 werden de nieuwe<br />

beheersovereenkomsten goedgekeurd door de Vlaamse overheid. Het Steunpuntenprogramma<br />

zorgt voor een structurele fi nanciering van onderzoek in een aantal<br />

door het beleid gekozen domeinen. Verkeersveiligheid was en is sinds 2001 één<br />

van de thema’s.<br />

De Vlaamse overheid blijft investeren in verkeersveiligheidsonderzoek. Het Steunpunt<br />

Verkeersveiligheid wordt verlengd en krijgt opnieuw de opdracht om fundamenteel<br />

en beleidsrelevant onderzoek te verrichten op het gebied van verkeersveiligheid.<br />

Naast dit Steunpuntenprogramma wordt ook binnen de Afdeling Beleid Mobiliteit<br />

en Verkeersveiligheid gewerkt aan het opstellen van methodes, ondersteund door<br />

studiebureaus en onderzoekscentra.<br />

<strong>Vlaanderen</strong> doet bijna niet aan ongevalsanalyse, wat nochtans interessante gegevens<br />

kan opleveren over de ware oorzaak van een ongeval. Het structureel uitvoeren<br />

van dergelijk onderzoek is aangewezen.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

De maatregel beoogt een ondersteuning van het beleid en heeft geen rechtstreekse<br />

invloed op de verkeersveiligheid. Door betere gegevens kan de overheid de<br />

verkeersveiligheidsproblemen beter duiden, wat toelaat maatregelen beter af te<br />

stemmen op problemen. Op die manier heeft de maatregel een gunstig effect op de<br />

verkeersveiligheid.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 241 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Niet van toepassing.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

Het Steunpunt Verkeersveiligheid bestaat in het kader van het Steunpuntenprogramma.<br />

De bevoegde Minister van Mobiliteit staat in voor de inhoudelijke opvolging en<br />

stelt jaarlijks extra middelen ter beschikking van het steunpunt. Daarnaast is ook de<br />

Minister van Wetenschap en Innovatie betrokken die deels de middelen ter beschikking<br />

stelt.<br />

Als uitvoerder van het onderzoek is ook de academische wereld betrokken partij.<br />

HAALBAARHEID<br />

Subsidie voor het Steunpunt Verkeersveiligheid wordt telkens voor vijf jaar toegekend.<br />

Het Steunpunt Verkeersveiligheid is opgestart in 2001 en is nu bezig aan zijn<br />

tweede werkingsperiode onder de nieuwe naam Steunpunt Mobiliteit en Openbare<br />

Werken – spoor verkeersveiligheid.<br />

Door de initiële investering in verkeersveiligheidsonderzoek bouwt <strong>Vlaanderen</strong><br />

expertise op, wat het eenvoudiger maakt om bijkomende fondsen aan te boren voor<br />

extra verkeersveiligheidsonderzoek. Het totale budget voor verkeersveiligheidsonderzoek<br />

is dan ook groter dan het budget voor het Steunpunt. Deze gelden zijn zowel<br />

afkomstig van de Vlaamse overheid (Steunpuntenprogramma, IWT), de federale<br />

overheid (DWTC), provincies, gemeenten als van Europa.<br />

Op basis van het onderzoek kunnen de ontwerpprincipes aangepast worden en de<br />

juiste prioriteiten gelegd worden in het beleid. Dit laat toe met de beschikbare middelen<br />

een hoger rendement te behalen bij het verbeteren van de verkeersveiligheid.<br />

OUTPUTINDICATOREN<br />

Als indicator kan het aantal publicaties over verkeersveiligheid genomen worden.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

Degelijk onderzoek staat of valt vaak met de beschikbaarheid van goede gegevens.<br />

Daarom kan deze fi che niet los gezien worden van de volgende fi che ‘Data’ (fi che<br />

6.2).<br />

- 242 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


6.2 Data<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

De dataverzameling wordt gestructureerd. Een datacenter voor infrastructuurgegevens<br />

wordt opgericht. Blootstellingsgegevens en omstandigheden van ongevallen<br />

worden op een meer systematische manier verzameld.<br />

• Aanleiding<br />

Goede data zijn essentieel voor gedegen verkeersveiligheidsonderzoek. Er zijn in<br />

<strong>Vlaanderen</strong> en België diverse data over verkeersveiligheid en verwante domeinen<br />

beschikbaar. Deze data worden in hoofdzaak beheerd door publieke instellingen<br />

(NIS, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, FOD Mobiliteit, …), maar ook door<br />

private instellingen (Febiac, verzekeringsmaatschappijen, …).<br />

Globaal gezien is de kwaliteit en de beschikbaarheid van vele gegevens erg matig<br />

voor verkeersveiligheidsonderzoek. Dit gegeven vormt een ernstige handicap voor<br />

het onderzoek en bemoeilijkt een adequate beleidsmonitoring.<br />

• Doel<br />

Het doel van de maatregel is om de kwaliteit van de data te verhogen en de beschikbaarheid<br />

te vergemakkelijken.<br />

• Doelgroep<br />

De maatregel richt zich tot beleidsverantwoordelijken, in de eerste plaats inzake<br />

Mobiliteit, Openbare Werken en statistiek.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Binnen de administratie wordt een cel opgericht die alle data in verband met infrastructuur<br />

beheert en de dataverzameling structureert en coördineert. Daarbij gaat<br />

het zowel over de infrastructuur van de gewestwegen als de provincie- en gemeentewegen.<br />

Een dergelijk datacenter zou voldoende ondersteuning moeten kunnen<br />

genieten op gebied van statistische verwerking, informatica en verkeerskunde. In de<br />

organisatiestructuur moet het voldoende functionele leidinggevende bevoegdheden<br />

krijgen voor een doeltreffende organisatie van de dataverzameling. Het datacenter<br />

staat mee in voor het opstellen en opvolgen van vaste procedures voor het verzamelen<br />

en publiceren van de data.<br />

Onmisbaar voor verkeersveiligheidsonderzoek zijn goede blootstellingsgegevens.<br />

Daarom wordt jaarlijks een representatief onderzoek naar het verplaatsingsgedrag<br />

van de Vlamingen uitgevoerd. Dit onderzoek levert mobiliteitsindicatoren en evoluties<br />

doorheen de tijd.<br />

Daarnaast is specifi ek onderzoek betreffende ongevalsanalyse noodzakelijk.<br />

Ten slotte ijvert de Vlaamse overheid bij de federale collega’s voor een betere toegankelijkheid<br />

van de op dat niveau beschikbare data.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

De maatregel beoogt een ondersteuning van het beleid en heeft als dusdanig geen<br />

rechtstreekse invloed op de verkeersveiligheid. Door betere gegevens kan de over-<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 243 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


heid de verkeersveiligheidsproblemen beter duiden wat toelaat maatregelen beter af<br />

te stemmen op problemen. Zo heeft de maatregel een gunstig effect op de verkeersveiligheid.<br />

SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Niet alleen het verkeersveiligheidsonderzoek heeft nood aan data. Ook andere<br />

departementen hebben baat bij een gestructureerde dataverzameling. Het datacenter<br />

kan toelaten waardevolle verbanden te leggen op basis van gegevens uit andere<br />

bronnen.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

De beleidsverantwoordelijke inzake mobiliteit (mobiliteitsgegevens), openbare werken<br />

(infrastructuurgegegevens) en statistiek. De eigenlijke uitwerking van het datacenter<br />

is de gezamenlijke taak van de betrokken administraties. Op langere termijn<br />

kan het datacenter beschikking krijgen over een bredere waaier van gegevens.<br />

HAALBAARHEID<br />

De laatste jaren hebben we op federaal niveau een inhaaloperatie gezien bij het ter<br />

beschikking stellen van de ongevallengegevens. Bovendien werd een nieuw registratiesysteem<br />

ingevoerd bij de verschillende politiezones. Verkeersveiligheidsonderzoek<br />

heeft echter nood aan diverse data. In eerste instantie ligt de nadruk op infrastructuur-<br />

en mobiliteitsgegevens.<br />

Op korte termijn wordt werk gemaakt van een datacenter voor infrastructuur- en<br />

mobiliteitsgegevens. Op langere termijn komen andere gegevens in aanmerking.<br />

OUTPUTINDICATOREN<br />

Niet van toepassing.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

De strikte interpretatie van de wet op de privacy maakt het zeer moeilijk om nog<br />

grootschalige enquêtes uit te voeren. Hierdoor wordt onderzoek (o.a. het OVG)<br />

ernstig belemmerd.<br />

REFERENTIES<br />

Van Hout, K., Van den Bossche, F. & Daniels, S. (2004). Data voor verkeersveiligheidsonderzoek<br />

in <strong>Vlaanderen</strong>. Steunpuntnota. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid<br />

bij Stijgende Mobiliteit.<br />

- 244 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


6.3. Monitoring aan de hand van indicatoren<br />

OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL<br />

• Korte inhoud<br />

Met monitoren wordt het meten van verkeersveiligheid in de ruime zin bedoeld.<br />

Meer bepaald wordt een verzameling van relevante kengetallen of indicatoren opgesteld<br />

die toelaat het verkeersveiligheidsbeleid op te volgen en bij te sturen. Goed<br />

verkeersveiligheidsbeleid vergt immers een grote dosis relevante informatie.<br />

• Aanleiding<br />

In verschillende recente beleidsdocumenten zoals de beleidsnota Mobiliteit, het Pact<br />

van Vilvoorde (SERV, 2005) en in het sociaal-economisch beleidsplan (VlReg, 2006)<br />

heeft de Vlaamse regering het belang van objectieve indicatoren als basis voor<br />

het beleid beklemtoond. Het succes van genomen beleidsinitiatieven wordt zoveel<br />

mogelijk afgemeten aan de hand van indicatoren en internationale benchmarking.<br />

Op termijn moet het mogelijk zijn om de verschillende objectieven zo kwantitatief<br />

mogelijk te vertalen en om vervolgens het al dan niet succesvolle verloop ervan<br />

cijfermatig op te volgen aan de hand van een scorebord.<br />

Eén van de dragende maatregelen voor de ontwikkeling, de uitvoering en de evaluatie<br />

van het verkeersveiligheidsbeleid is de ontwikkeling van betrouwbare indicatoren<br />

en de uitvoering van beleidsondersteunend wetenschappelijk onderzoek.<br />

Indicatoren moeten verder verbeterd worden om een snel, accuraat en representatief<br />

beeld te krijgen van de evolutie in verkeersveiligheid om het beleid daarop te kunnen<br />

afstemmen.<br />

• Doel<br />

Voor specifi eke verkeersveiligheidsaspecten (zie de voorgaande maatregelenfi ches,<br />

bijvoorbeeld gordel en kinderzitjes, handhaving zwaar vervoer, uitbouw van een<br />

veilig fi etsroutenetwerk, enz.) is het mogelijk op basis van bestaande cijfers en de<br />

algemene en specifi eke verkeersveiligheidsdoelstellingen, realistische maar ook<br />

ambitieuze doelstellingen te formuleren waarvan de realisatie op geregelde tijdstippen<br />

meetbaar is.<br />

• Doelgroep<br />

De maatregel is gericht op alle instanties die betrokken zijn bij het voorbereiden,<br />

het uitvoeren en het monitoren van het beleid omtrent verkeersveiligheid zoals de<br />

beleidsverantwoordelijken en de diensten van de Vlaamse overheid, lokale en provinciale<br />

besturen, politiediensten en onderzoeksinstellingen.<br />

• Detailbeschrijving<br />

Verkeersveiligheid is een zeer ruim begrip en heeft daarom nood aan monitoring op<br />

vier niveaus.<br />

Ten eerste focussen we op letselongevallen. Op basis van het verkeersongevallenformulier<br />

is de volgende informatie beschikbaar: locatie, tijdstip, info over betrokken<br />

weggebruikers (aantal, leeftijd, geslacht, modus, ernst van verwonding, …), weersomstandigheden,<br />

type ongeval, enzovoort.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 245 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


Ten tweede kijken we naar de risicofactoren die kunnen leiden tot ongevallen en/of<br />

slachtoffers. Dit noemen we verkeersveiligheidsindicatoren. In de internationale<br />

literatuur (WHO, 2004; SafetyNet, 2005) worden de volgende domeinen als voornaamste<br />

risico’s aangeduid: alcohol en drugs; snelheid; beschermende uitrusting<br />

(bv. gordel); voertuig; infrastructuur en nazorg. Elk domein wordt gemeten aan de<br />

hand van een aantal specifi eke indicatoren. Voor beschermende uitrusting bijvoorbeeld<br />

zijn dit het percentage inzittenden dat de gordel draagt voorin, achterin, het<br />

correct gebruik van kinderzitjes, ... Het monitoren van verkeersveiligheidsindicatoren<br />

toont bij herhaalde metingen de trendevoluties op een bepaald risiconiveau, geeft<br />

beter inzicht in de verschillen in verkeersveiligheid wanneer cijfers tussen regio’s<br />

worden vergeleken en kan de impact van maatregelen voor specifi eke risicofactoren<br />

bepalen. Andere voorbeelden van indicatoren zijn het percentage positieve<br />

ademanalyseresultaten en het aantal snelheidsovertredingen van meer dan 10 km/u<br />

boven de limiet.<br />

Ten derde willen we onder andere gegevens verzamelen over handhaving, zoals<br />

controles inzake gordeldracht of van zwaar vervoer. Hierbij moet gestreefd worden<br />

naar een gedetailleerde registratie (gelijkaardig aan het ongevallenformulier). Meer<br />

bepaald moet het volgende geregistreerd worden: tijdstip, duur, aantal manuren,<br />

locatie, thema (alcohol, drugs, snelheid, gordel, gsm, zwaar vervoer, ...), preventieve<br />

actie of gerichte controle, type controle, aantal gecontroleerde voertuigen,<br />

aantal pv’s, aantal alcoholademtesten, … Deze informatie kan dan gebruikt worden<br />

als indicatie van beleidsinspanningen, voor vergelijkingen in de tijd, om na te gaan<br />

of de beoogde doelstellingen (qua aantallen) worden behaald en of dit zich vertaalt<br />

naar resultaten (link leggen met indicatoren en ongevallen).<br />

Ten vierde vervolledigen blootstellingsdata het verhaal. De mate van deelname aan<br />

het verkeer en meer bepaald een opsplitsing tussen de verschillende modi dient op<br />

regelmatige basis gemeten te worden. Voorbeelden zijn het aantal gebruikers van<br />

het fi etsroutenetwerk, het aantal personenwagenkilometers en het aantal reizigerkilometers<br />

afgelegd met het openbaar vervoer.<br />

Wanneer de bovenstaande informatie gemonitord wordt, is het mogelijk de impact<br />

van maatregelen na te gaan, de haalbaarheid van doelstellingen te meten en het<br />

beleid – zodra dit nodig is –bij te sturen.<br />

EFFECTEN OP VERKEERSVEILIGHEID<br />

De maatregel beoogt een ondersteuning van het beleid met betrekking tot verkeersveiligheid.<br />

Er zijn veel voordelen verbonden aan het monitoren van de verschillende<br />

verkeersveiligheidsaspecten zoals het stellen van realistische en specifi eke doelstellingen<br />

en prioriteiten, het meten van verandering in tijd en ruimte, het nagaan van<br />

de impact van maatregelen en het in verband brengen van verschillende aspecten<br />

(handhaving – blootstelling – indicatoren – ongevallen). Mits een goede identifi catie<br />

en overzicht van relevante data in een gecoördineerde dataset, vormt deze maatregel<br />

een nuttig middel om de evolutie van de verkeersveiligheid op te volgen.<br />

- 246 - <strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket


SECUNDAIRE EFFECTEN<br />

Niet van toepassing.<br />

VERANTWOORDELIJKEN<br />

Bij deze maatregel zijn verschillende instanties betrokken, meer bepaald beleidsverantwoordelijken,<br />

politiediensten, overheidsdiensten en onderzoeksinstellingen. Het<br />

Steunpunt Mobiliteit en Openbare Werken - Spoor Verkeersveiligheid zal instaan<br />

voor de verwerking van de aangeleverde basisgegevens en binnen het kader van<br />

het vastgelegde meerjarenprogramma een set van relevante indicatoren ontwikkelen.<br />

HAALBAARHEID<br />

Betrouwbare indicatoren kunnen enkel opgesteld worden indien de benodigde<br />

basisdata voldoende actueel en accuraat zijn. In die zin is het bekomen van deze<br />

basisdata zoals beschreven in de maatregelenfi che 6.2 in verband met data een<br />

belangrijke randvoorwaarde.<br />

OUTPUTINDICATOR(EN)<br />

Voor een bepaald type ongeval (met betrekking tot ernst of een bepaalde modus),<br />

voor bepaalde verkeersveiligheidsindicatoren (bijvoorbeeld het percentage dat te<br />

snel rijdt), voor bepaalde handhavingsactiviteiten (bijvoorbeeld het aantal alcoholcontroles)<br />

en voor blootstelling (bijvoorbeeld het aantal personenwagens per<br />

inwoner) dient monitoring te gebeuren. Er kan nagegaan worden of er herhaalde<br />

metingen gebeuren op verantwoorde wijze, of de verandering te verwachten is op<br />

basis van genomen maatregelen, enzovoort.<br />

KRITISCHE SUCCESFACTOREN<br />

De data dienen zo snel mogelijk beschikbaar te zijn (zie fi che 6.2 i.v.m. data).<br />

Bovendien is het van belang dat de verschillende aspecten geïntegreerd worden en<br />

niet los van elkaar bekeken worden.<br />

LITERATUUR<br />

• SafetyNet (2005). State of the art report on road safety performance indicators.<br />

Brussel, onderzoeksproject in opdracht van de Europese Commissie.<br />

• SERV, 2005. Pact van Vilvoorde 2001-2010: geactualiseerde versie na mid-termreview<br />

2005, Brussel.<br />

• VlReg, 2006. <strong>Vlaanderen</strong> in actie: een sociaal-economische impuls voor <strong>Vlaanderen</strong>,<br />

Vlaamse Regering, Brussel.<br />

• World Health Organization (2004). World report on road traffi c injury prevention.<br />

http://www.who.int/world-health-day/2004/infomaterials/world_report/en.<br />

<strong>Verkeersveiligheidsplan</strong> <strong>Vlaanderen</strong> - 247 -<br />

Deel 2 - Beleidsvisie en maatregelenpakket

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!